Concilie vormde collectieve retraite en bijscholing - Interview Leo Declerck in Tertio
-
Upload
volg-concilie -
Category
Documents
-
view
214 -
download
0
description
Transcript of Concilie vormde collectieve retraite en bijscholing - Interview Leo Declerck in Tertio
14 15 mei 2013 TERTIO
Brugs kanunnik Leo Declerck ontvangt eredoctoraat in Mainz
‘Concilie vormde collectieve retraite en bijscholing’
De katholieke theologische faculteit van de Johannes Gutenberg Universiteit
van Mainz reikt dinsdag een eredoctoraat uit aan Leo Declerck voor zijn
onschatbare bijdragen aan de wetenschappelijke bestudering van het
Tweede Vaticaans Concilie. Van diverse concilietenoren wist hij de archieven
te ontsluiten en hun dagboeken te publiceren. Onmisbaar materiaal voor
een juist begrip van de slotdocumenten van Vaticanum II.
Emmanuel Van Lierde | Doctor honoris causa worden, is dat geen mooi cadeau voor zijn 75ste verjaardag? Bescheiden als hij is, voelt Leo Declerck er zich veeleer ongemakkelijk bij. Hij vindt het teveel eer en omschrijft zichzelf als een “amateur” die zijn diensten heeft aan-geboden aan het Leuvense Centrum voor Con-ciliestudie Vaticanum II.
De promotor van zijn eredoctoraat, Leonhard Hell, kijkt daar anders naar: “Je kunt alleen ver-baasd zijn over zijn wetenschappelijke oeuvre, zeker als je beseft dat hij pas vanaf zijn pensi-oen begon met inventariseren, archiveren en publiceren. Toegang tot de nalatenschap van de actoren van het Concilie is cruciaal voor het huidige onderzoek. Declerck wist de dagboe-ken en de archieven te ontsluiten van enkele van de meest invloedrijke zoals kardinaal Leo Jozef Suenens – een van de vier conciliemode-ratoren –, Nederlands kardinaal Jo Willebrands en Brugs bisschop Emiel-Jozef De Smedt – bei-den sterkhouders van het Secretariaat voor de Eenheid – en theoloog Gerard Philips.”
Hell schreef een biografie van Albert Stohr (1890-1961). Die bisschop van Mainz zette zich als lid van de theologische commissie die het Concilie voorbereidde, in voor de oecumene. Daardoor stootte de hoogleraar geregeld op de naam van Willebrands. Omdat zijn archief bij de Brugse kanunnik lag, deed de Duitse theoloog op hem een beroep. “Als een raadge-ver en detective maakte hij me wegwijs in de benodigde documenten. Ook vele andere aca-demici konden op zijn hulp rekenen. Hij heeft zo de wetenschap vele diensten bewezen, zonder zelf enige academische graad of posi-tie na te streven. Zijn eredoctoraten niet juist bedoeld om zulke persoonlijkheden te eren en te danken voor hun werk? De vijftigste verjaar-dag van het Concilie is bovendien het passende moment om dat te doen”, verklaart Hell. Met-een ook het goede moment om de gehuldigde te interviewen.
Uw onderzoek focuste vooral op de rol van de Belgen tijdens het Concilie. Een hoofdrolspeler was kardinaal Suenens. Waarop zette hij zijn stempel?“Dat staat uitvoerig te lezen in het boek The Belgian Contribution to the Second Vatican Coun-cil (Peeters, 2008). Meer een man van de daad dan van de theologie oefende hij vooral door zijn interventies tijdens de zittingen en de vele audiënties bij de paus een grote invloed uit op het verloop van het Concilie. Hij was een tacti-cus en een redenaar. Met goedkeuring van Jo-hannes XXIII lichtte hij op 4 december 1962 zijn programma voor het Concilie Ecclesia ad intra et ad extra (Kerk naar binnen – over haar identiteit –
en naar buiten – de dialoog met de wereld, nvdr) toe in de aula. Dat leidde tot het verwerpen van de vooral door de Curie voorbereide schemata, waarna Suenens werd opgenomen in de co-ordinatiecommissie die de nieuwe ontwerpen moest stroomlijnen.”
“Op zijn verzoek schreef Philips toen een nieuw voorstel voor het schema De ecclesia dat aan de basis lag van de dogmatische consti-tutie over de kerk Lumen gentium en zelf werd Suenens de inspirator en verdediger van de pastorale constitutie Gaudium et spes, dankzij hem een van de vier fundamentele documen-ten en niet een decreet of verklaring van lagere orde. Hij hoopte daarin de geboortebeper-king te behandelen en openingen te creëren in de traditionele moraaltheologie. Dat is niet gelukt, maar Gaudium et spes houdt die vraag voor verdere discussie open.”
“Hij forceerde ook een stemming over vijf stel-lingen rond de sacramentaliteit en de collegi-aliteit van het bisschopsambt toen het debat daarover al tien dagen aansleepte en het door de vele interventies niet meer duidelijk was wat de bisschoppen nu eigenlijk wilden. Hij ijverde tot slot voor de erkenning van de cha-risma’s van de leek en de herinvoering van het permanente diaconaat.”
Kunt u ons geheugen opfrissen over de bijdrage van Waalse bisschoppen?“André-Marie Charue van Namen was de be-langrijkste. Hij was lid van de theologische commissie en werd er tot zijn verbazing eind 1963 de tweede ondervoorzitter van. Charue was een bescheiden en hoffelijke man, maar tegelijk koppig. Yves Congar beschreef hem als een infanterist die nooit terrein prijsgeeft. Als exegeet behoorde hij tot de wegbereiders van de constitutie over de openbaring Dei verbum en herhaaldelijk riep Paulus VI hem bij zich om zijn mening te horen over bijvoorbeeld de his-toriciteit van de evangeliën of het middelaar-schap van Maria. Suenens was als lid van het Marialegioen voorstander van de titel ‘media-
trix’, maar Charue en Paulus VI waren ertegen vanuit het unieke middelaarschap van Chris-tus. De bisschop van Namen wist met om-schrijvingen een compromis te vinden.”
“Charles-Marie Himmer van Doornik was een heilige man die de beweging ‘kerk der armen’ steunde. In zijn bisdom waren er priesterarbei-ders en hij was sterk verbonden met de arbei-dersbeweging van Jozef Cardijn. Aan het einde van het Concilie behoorden toch een honderd bisschoppen onder wie Helder Câmara tot die informele groep. Door Himmer kwamen ze veelvuldig samen op het Belgisch college, maar omdat ze onvoldoende tactiek of struc-tuur hadden, droegen ze weinig bij aan de con-cilieteksten. Ze wensten de luxe te bannen en verkozen een sobere levensstijl. Paulus VI was daar gevoelig voor en volgde hun voorbeeld. Hij vereenvoudigde de hofhouding en het pro-tocol en liet de tiara achterwege. Zonder die nadruk tijdens het Concilie op een kerk voor de armen, hadden we nu wellicht geen paus Franciscus.”
Waarom was het zo belangrijk notities, brieven en dagboeken van de deelnemers te bewaren en te ontsluiten?“Wil je Vaticanum II begrijpen, dan vergt dat een minutieuze studie, niet alleen van de eind-teksten, maar ook van hun contexten en ont-staansgeschiedenis. Urenlang hebben bis-schoppen en theologen gediscussieerd om tot die compromisteksten te komen. Het is dus lo-gisch dat die vol nuances zitten, maar die wor-den al te vaak uit het oog verloren omdat er geen aandacht wordt besteed aan de genese. Het archiefmateriaal helpt bij dat bronnenon-derzoek en het zoeken naar de betekenis van sommige woorden en zinnen. Weten wat de eindtekst niet haalde, is beslist even leerrijk.”
Waarom beklemtoont u dat het Concilie allereerst een spiritueel gebeuren was?“Wie nu het Tweede Vaticaans Concilie bestu-deert, krijgt uit de publicaties misschien de in-druk dat het vooral tegenstrijdige kampen wa-ren die hun visie wensten door te drukken en dat het Concilie vooral uit discussies bestond. Uiteraard waren er spanningen, maar toch was er ook een grote unanimiteit. Door alle de-tailstudies over het ontstaan van de slotdocu-menten dreig je het geheel uit het oog te verlie-zen. Vaticanum II was allereerst een ‘event’, een spiritueel gebeuren, een ‘nieuw Pinksteren’.”
“Van groot belang was dat bisschoppen uit de hele wereld daar elkaar voor het eerst ont-moetten en leerden kennen. Het samen le-ven, bidden, elkaar beluisteren, maakten dat er een grote solidariteit ontstond, bijvoor-beeld met de christenen in het Oostblok of de missiegebieden. De eigen problemen bleken plots relatief in vergelijking met wat anderen te verduren hadden. Ik zie het Concilie vooral als een collectieve retraite en een theolo-gische bijscholing. Het was niet alleen een overleg, het was ook een ‘celebratio’ en een sterke ervaring van eenheid rondom de bis-schop van Rome.”
Toch gaan veel discussies nu over de interpretatie van het Concilie. Lag het in lijn met de traditie of brak het ermee?“Vaak zijn het polemische debatten, maar we moeten die steriele opposities overstijgen. Va-ticanum II was een hervormingsconcilie. Er was zeker continuïteit met de traditie, anders spraken we over een revolutie. Maar er was ook discontinuïteit, anders was er geen her-vorming. Sommige teksten zijn meer vernieu-wend dan andere, denk aan de verklaringen over de godsdienstvrijheid en over de andere godsdiensten.”
“Wat opvalt, is dat de hervormingen meestal teruggrijpen naar de traditie van de vroege kerk. Het herontdekken van de collegialiteit, de Schrift en de kerkvaders betekent een te-rugkeer naar een meer authentieke en evange-lische geloofsbeleving. De tridentijnse en 19de-eeuwse liturgie en formuleringen worden ach-terwege gelaten om veel oudere tradities te herontdekken. In essentie is de hervorming dus een herbronning en daarom gaat het de-bat over continuïteit of discontinuïteit in mijn ogen over een vals dilemma.”
De meesten zijn ervan overtuigd dat het werk dat met het Concilie begon, niet is afgerond. Waar is er nog werk voor de boeg?“De collegialiteit kan ernstiger worden geno-men en de rol van de bisschoppensynodes kan worden opgewaardeerd. Waarom moet al-les zo vanuit Rome worden gestuurd? En toch moeten we niet alleen met het vingertje naar Rome wijzen. Ook wij moeten ons voortdu-rend bekeren om authentieker het geloof te beleven. Er is nog altijd een weg af te leggen om onze pretentie te laten varen, want De Smedts waarschuwing tegen juridisme, klerikalisme en triomfalisme blijft geldig en actueel.”
“Daarnaast vergeten we wel eens hoeveel het Concilie heeft veranderd omdat we de jaren 1950 niet meer kennen. Vooral Paulus VI her-vormde veel, ook in de Curie. Zo stelde hij voor bisschoppen en curiekardinalen de pensioen-leeftijd van 75 jaar in, al blijven velen nu weer op post tot ze 78 à 80 jaar zijn. Zo worden her-vormingen van het Concilie teruggeschroefd.”
Bijna vijftig jaar geleden, op 3 juni 1963, overleed Johannes XXIII waarna Paulus VI zijn opvolger werd. In uw antwoorden verwijst u meer naar die tweede, hoewel de eerste toch vooral als paus van het Concilie te boek staat. Hoe komt dat?“Je moest het karakter hebben van een Johan-nes XXIII om een Concilie samen te roepen en
‘Wil je Vaticanum II begrijpen, bestudeer dan niet alleen de eindteksten, maar ook hun contexten en ontstaans geschiedenis.’
‘Zonder nadruk op een kerk voor de armen, hadden we nu wellicht geen paus Franciscus.’
15 mei 2013 15TERTIO
het advies van de bisschoppen te vragen. Hij was geen groot theoloog en had geen plan voor het Concilie, maar hij had een aangeboren op-timisme en een gezond boerenverstand. Maar je moest een Paulus VI zijn om zo’n Concilie tot een goed einde te brengen. Zelf zou hij het nooit hebben samengeroepen, maar hij wist waar te landen en nam de touwtjes sterk in handen.”
“In het dossier voor zijn zaligverklaring schreef ik veertig pagina’s rond zijn encycliek Humanae vitae. Daardoor bezit ik een kopie van die vijf lijvige volumes (toont ze trots). Het priesterce-libaat en de geboortebeperking had Paulus VI naar zich toegetrokken. Het Concilie mocht er zich niet over uitspreken, ook omdat de paus een aparte commissie met de thema’s van overbevolking en geboorteregeling had belast. Nochtans diende hij bij de bespreking van het huwelijk zelf vier conservatieve ‘modi’ (tekstwij-
zigingen, nvdr) in over de geboortebeperking. De verontwaardiging was groot en de hulpbis-schop van Luik, Jozef Maria Heusschen, wist als commissielid ervoor te zorgen dat die modi ‘onschadelijk’ werden gemaakt en het Concilie geen beslissing over die kwestie nam.”
“Paulus VI besefte de eenzaamheid van zijn ambt en vond dat hij in eer en geweten zelf knopen moest doorhakken. Hij wou zijn ver-antwoordelijkheid niet ontlopen. Paulus VI
was de mening toegedaan dat de problemen van een humane seksualiteitsbeleving niet alleen konden worden opgelost door ‘techni-sche’ middelen. Er is ook ascese nodig en het leven van de christen vraagt altijd inspanning. Aanvankelijk zou Humanae vitae als onfeilbaar leergezag worden gepresenteerd, maar dat liet de paus er zelf uit schrappen.”
Smoorde die encycliek niet het enthousiasme van het Concilie?“Dat alles zo snel zou evolueren in de maat-schappij, kon het Concilie niet voorzien. De God-is-dood-theologie was nog niet tot in Rome doorgedrongen en de contestatiebe-wegingen van mei ’68 kondigden zich nog niet aan. De postconciliaire jaren waren moeilijk. Humanae vitae maakte het niet eenvoudiger, al legden onze bisschoppen een moedige ver-klaring af. In die tijd waren er ook de splitsing
van de Leuvense universiteit en de vele uittre-dingen van priesters. Dat alles woog zwaar op onze bisschoppen en leidde bij velen tot ont-goochelingen en frustraties.”
“Tegelijk was het de tijd waarin we de besluiten van het Concilie omzetten naar de realiteit: we werkten aan de vertalingen en de vernieuwin-gen in de liturgie, de diaconaatswerking werd opgezet en de inspraakorganen zoals het In-terdiocesaan Pastoraal Beraad kwamen tot stand. Er gebeurde ook veel goeds.”
Leven in dienst van
Belgische kerk
Leo Declerck werd op 22 april 1938 in Oos-
tende geboren. Hij trok naar het grootse-
minarie in Brugge, maar zou al snel zijn
studies filosofie en theologie voortzetten
aan de Gregoriana universiteit in Rome. In
1962 werd hij tot priester gewijd en in zijn
laatste studiejaar begon het Tweede Va-
ticaans Concilie. Plots verbleven niet al-
leen de priesterstudenten in het Belgisch
college, maar ook de diocesane bisschop-
pen en de theologen die aan het Concilie
deelnamen. Om rector Albert Prignon bij
te staan, werd Declerck tot het einde van
het Concilie vice-rector van het Belgisch
college.
Nadien werd hij secretaris van bisschop
Emiel-Jozef De Smedt en gaf hij les aan
het seminarie, maar een jaar later volgde
de benoeming tot directeur van het secre-
tariaat van de Belgische bisschoppencon-
ferentie. In november 1972 keerde hij naar
Brugge terug en werd er vicaris-generaal.
Sinds 1992 is Declerck kanunnik van de
Sint-Salvatorkathedraal en rector van het
Brugse begijnhof. Om gezondheidsrede-
nen legde hij in 1996 zijn taak als vicaris-
generaal neer en keerde van dan af terug
naar zijn conciliaire verleden. Met een
enorme passie en gedrevenheid zet hij
zich als vrijwillig wetenschappelijk mede-
werker van de Leuvense theologiefacul-
teit in voor de studie van Vaticanum II.
Tal van boeken en artikels heeft hij on-
dertussen op zijn naam staan. Zonet gaf
Declerck bij Peeters de inventaris van de
persoonlijke archieven van kardinaal Jo
Willibrands uit en als de tijd hem wordt
gegund, blijft hij graag doorgaan met in-
ventariseren, archiveren en publiceren.
“Er is in het bisdom Namen het goed bijge-
houden, maar niet geïnventariseerde ar-
chief van André-Marie Charue”, oppert hij
een mogelijk volgend project. “Interessant
is verder het vele materiaal van onze mis-
siebisschoppen. Er is weinig geweten over
hoe zij aankeken tegen het Concilie en
welke thema’s hen ter harte gingen. Daar
ligt veel onontgonnen terrein voor jonge
onderzoekers”, besluit Declerck. (EVL)
Herlees vorige artikels over de rol van kardinaal Jo Willebrands en de Belgen
op het Concilie via www.tertio.be en herbeleef het Concilie via www.volgconcilie.be en www.facebook.
com/volgconcilie
Leo Declerck bij een schilderij van Emiel-Jozef De Smedt, de Brugse bisschop die op het Concilie fulmineerde tegen juridisme, klerikalisme en triomfalisme.
© Michel Vanneuville
‘Vaticanum II was allereerst spiritueel gebeuren, een nieuw Pinksteren.’