Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in...

65
Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Oost-Europese Talen en Culturen Academiejaar 2015-2016 Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in drie werken van Ivo Andrić Leander Papagianneas Master in de Oost-Europese Talen en Culturen Masterscriptie mei 2016 Promotor: Ben Dhooge

Transcript of Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in...

Page 1: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

Universiteit Gent

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Vakgroep Oost-Europese Talen en Culturen

Academiejaar 2015-2016

Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in drie werken van

Ivo Andrić

Leander Papagianneas

Master in de Oost-Europese Talen en Culturen

Masterscriptie mei 2016

Promotor: Ben Dhooge

Page 2: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

Woord vooraf

Na het schrijven van mijn bachelorpaper in 2015 was een vervolgonderzoek een logische

keuze. In die eerste grondige analyse van Na Drini ćuprija werd het potentiëel van het

werk van Ivo Andrić mij al snel duidelijk. Het mens- en wereldbeeld dat ik impliciet

aanwezig zag in de bespreking van enkele existentialistische aspecten was een aanleiding

tot verdere filosofische bedenkingen. Nu, ik had echter al veel materiaal uit Na Drini

ćuprija gehaald (waarmee ik niet beweer alles te hebben gevonden). Het was bijgevolg

noodzakelijk om mijn onderzoeksveld uit te breiden. Ik dank mevrouw Spomenka Brasić

om mij in de juiste richting te sturen en de nodige boeken aan te leveren.

De keuze van het tweede boek Travnička hronika, tevens beschouwd als het vervolg

op Na Drini ćuprija, leek initiëel een zeer logische stap. Deze twee romans hebben zowel

zeer gelijkaardige als sterk verschillende eigenschappen. Het was echter niet voor de hand

liggend om een rode draad te vinden in een mogelijke filosofische vergelijking. Op

aanraden van mevrouw Brasić zocht ik naar aanwijzingen in Prokleta avlija, een op

zichzelf staande novelle die op het eerste gezicht weinig verband heeft met de andere twee

werken. Na twee lezingen van de novelle en een introductie van Celia Hawkesworth te

hebben gelezen, werd me duidelijk dat het werk van Andrić een zekere filosofische

consistentie vertoonde. Na vele denkpistes te hebben overwogen, is deze masterscriptie

uiteindelijk een zoektocht geworden naar de mate van filosofische consistentie doorheen

deze drie werken.

Net als in mijn bachelorpaper ben ik ook dit jaar zeer erkentelijk voor de grote hulp

die de technische expertise van prof. dr. Ben Dhooge bleek te zijn. Het inzicht in

literatuurwetenschappelijke en structurele details waren van onontbeerlijke waarde. Verder

neem ik de gelegenheid mijn vader te bedanken die mij dankzij zijn natuurlijke

bezorgdheid de nodige druk gaf om verder te schrijven. Ook mijn moeder ben ik enkele

dankwoorden verschuldigd. Voor het lezen van deze scriptie en de comfortabele

omstandigheden waarin ik kon schrijven. Vervolgens gaat een speciale erkentelijkheid uit

naar mijn goede vriendin uit Sarajevo, Aldijana Okerić, die mijn band met Bosnië en haar

taal levend houdt. Ten slotte mag ik één van de belangrijkste personen in mijn leven niet

vergeten. Ik dank mijn rots in de branding (als men al op zo’n jonge leeftijd van zoiets kan

spreken) Stefania Leonardi: om mijn verwarrende filosofische kronkels tot diep in de nacht

en onder de meest onmogelijke omstandigheden aan te horen; om mijn circulaire

denkpatronen te doorbreken en nieuwe pistes te belichten; en voor de professionele

verbetering van dit werk.

Page 3: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

Inhoudstafel

1. Inleiding 1

1.1. Vraagstelling 1

1.2. Opbouw, status quaestionis en theoretisch kader 3

2. Algemene situering 6

2.1. Ivo Andrić en zijn werk 6

2.2. Historische situering van de romans 7

2.2.1. De islamisering van Bosnië en andere gemeenschappen 7

2.2.2. Bosnië tussen twee vuren: als niemandsland tussen Oost en West 9

2.3. Structuur van de romans 11

2.3.1. Na Drini ćuprija 11

2.3.2. Travnička Hronika 12

2.3.3. Prokleta Avlija 13

3. Communicatie als utopie 14

3.1. Filosofisch kader: een voorbereidende denkpiste 14

3.2. Inhoudelijke aanwezigheid van de idee 15

3.2.1. Botsende waarheden: communicatie en onbegrip tussen personages 15

3.2.2. Botsende werelden: het individu als onbeduidende pion 33

3.3. Structurele aanwezigheid van de idee 51

4. Conclusie 56

Bibliografie 61

Page 4: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 1 -

1. Inleiding

1.1. Vraagstelling

Ivo Andrić publiceerde zijn bekendste werken, Na Drini ćuprija (De Brug over de Drina,

Belgrado, 1945), Travnička hronika (De Kroniek van Travnik, Belgrado, 1945) en

Gosdpođica (De hospita, Belgrado, 1945), aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. De

derde novelle, die centraal staat in deze scriptie, is Prokleta Avlija (De Hellehof, Belgrado,

1954). Andrić begon zijn literaire carrière in 1914 en combineerde dat vanaf de jaren

twintig tot de Tweede Wereldoorlog met een diplomatieke carrière. Het hoogtepunt, na

reeds vele vertalingen waaronder in het Pools en het Duits, kwam er in 1961 met de

toekenning van de Nobelprijs voor Literatuur voor zijn triologie uit de oorlogsperiode,

omwille van de “epische kracht waarmee hij thema’s van het menselijk lot uit de

geschiedenis van zijn land heeft beschreven” (Österling 1961). Nadien werd zijn opus in

meer dan dertig talen vertaald, van het Fins tot het Japans, en kreeg hij verdere

internationale erkenning. In de jaren negentig kregen voornamelijk Na Drini ćuprija en

Travnička hronika hernieuwde aandacht. Het regionale politieke misbruik van Andrić wou

de etnische gemeenschappen in Bosnië tegen elkaar uitspelen. Voor het westen was Andrić

een middel om het conflict in ex-Joegoslavië te kunnen begrijpen (zie Papagianneas 2015).

Beide romans hebben hun wortels in de geschiedenis van Bosnië en Herzegovina en

haar rol in de wereldpolitiek, alsook in de mythes, volksverhalen en legendes van het land.

In Na Drini ćuprija vertelt Andrić het verhaal van Višegrad en diens brug over de Drina.

Meer dan een kroniek of een geschiedenis is de roman een weergave van persoonlijke

gebeurtenissen die zich rond de brug afspelen. De schrijver beschrijft vanuit een heel breed

perspectief de nefaste invloed van de wereldpolitiek op het leven van de gewone mens, die

zowel afzonderlijk als collectief aan bod komen, in een afgelegen stadje. Niet enkel omvat

de roman het hele bestaan van de brug, een tijdspanne van vijfhonderd jaar, Andrić vertelt

ook hoe Višegrad als een pion in een groot radarwerk van politeke spelletjes de gevolgen

draagt. In Travnička hronika vertelt Andrić het verhaal van de multiculturele vizierstad

Travnik in het begin van de negentiende eeuw en herhaalt hij tot op zekere hoogte zijn

vorige roman. Deze keer doet de schrijver dat echter vanuit het perspectief van

buitenlandse vertegenwoordigers. De roman heeft hierin aandacht voor de confrontatie

tussen verschillende werelden. Op chronologische wijze beschrijft Andrić de spanningen

tussen de religieuze gemeenschappen, tussen de consuls, tussen de burgers en hoe deze

relaties zich ontwikkelen binnen de specifieke context van de wereldpolitiek. De roman

omvat de glorie- en eindjaren van Napoleon en geeft weer hoe Bosnië zich keer op keer als

een “ontembare wildernis” presenteert aan zijn buitenlandse onderdrukkers. In Gospođica,

de derde roman van de cyclus, vernauwt Andrić zijn perspectief tot het leven van één

individu en hoe die reageert op de omstandigheden van het menselijk bestaan. Rajka

Page 5: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 2 -

Radaković is een jonge vrouw uit Sarajevo die op het moment van schrijven in Belgrado

woont. Haar verleden, dat via flashbacks aan bod komt, is het centraal uitgangspunt van

het werk. De zeer nauwe invalshoek staat Andrić toe om de historische condities van het

personage gedetailleerd te beschrijven en uit te beelden hoe alle aspecten van het leven met

elkaar verbonden zijn. Het personage zelf en haar verhaal weerspiegelen echter een

universele menselijke waarheid die tijdloos is. De latere novelle Prokleta avlija vertelt een

heel ander verhaal, namelijk dat van een overleden pater die twee maanden in een zwaar

bewaakte gevangenis in Istanbul zat. De schrijver geeft de herinneringen van de overleden

pater gefragmenteerd weer, wat doet denken aan Oosterse sprookjes.

Het voornaamste onderwerp van het werk van Andrić is de focus op sociale interactie in

de chaotische, vervreemdende context van het menselijk bestaan dat verstoord wordt door

allerlei onafhankelijke, onbeïnvloedbare factoren. Het individu komt vaak aan bod als een

weerloze pion die de zee van tijd moet doorstaan en zich laat meeslepen door irrationiële

gedachten, bespeeld door hogere krachten, zij het politieke of religieuze. Relaties tussen

personages ontwikkelen zich tegen de achtergrond van grote of kleine politieke

omwentelingen en lijken telkens op conflict of onbegrip uit te komen. Andrić weet vanuit

een sterk gecontextualiseerd perspectief de veelzijdigheid van het menselijk karakter weer

te geven en vult dat op een universele manier in. Volgens Andrić is het menselijk bestaan

iets wat ons overkomt. Iedereen probeert zin te scheppen in de wereld waarmee hij

geconfronteerd wordt en die hij eigenlijk niet begrijpt (Andrić 1961). De schrijver brengt

dit gevoel naar voren vanuit de veronderstelling dat communicatie an sich een utopie is, en

mensen elkaar niet kunnen begrijpen in de eerste plaats omwille van deze tegenstelling

tussen het individu en de wereld. Andrić is hierin echter niet fatalistisch: de schrijver

gelooft namelijk in de kracht van verhalen vertellen als een manier om de realiteit te

begrijpen, zonder dat dit afbreuk doet aan de échte realiteit (Hawkesworth 1992: vi). In

zijn werk is ieder verhaal, en bijgevolg iedere realiteit, de moeite waard om naar te

luisteren omdat overal een menselijke waarheid inzit.

Vanuit dit opzicht is communicatie een belangrijk onderdeel van het werk van Andrić.

Volgende vragen dringen zich op: op welke manier komt de idee van communicatie als

utopie aan bod en hoe evolueert dit in de twee romans en de novelle? Is die houding

tegenover menselijke interactie enkel een inhoudelijk thema, is het ook op vormelijk vlak

aanwezig, of is er sprake van een zekere verhouding tussen inhoud en vorm? Is de visie

van Andrić op het menselijk bestaan een existentiële houding en dus een constante in de

werken, of komt deze enkel op specifieke momenten naar boven? De ervaring van de lezer

wordt in grote mate bepaald door de narratologische methodes van de schrijver. De

voornaamste vraag heeft dan ook betrekking op de technieken waarmee de schrijver die

onmogelijkheid tot communicatie gestalte geeft in de tekst en hoe hij de existentiële

vervreemding van het menselijk bestaan weet over te brengen op de lezer. Met andere

Page 6: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 3 -

woorden, hoe geeft de narratologische methode in taal en tekst de idee van communicatie

als utopie weer en kan men spreken van een zekere evolutie binnen het werk van Andrić?

De keuze van deze drie verhalen lijkt op het eerste gezicht willekeurig. Na Drini ćuprija

en Travnička hronika zijn deel van een zogenaamde triologie geschreven tijdens de

Tweede Wereldoorlog, terwijl Prokleta avlija negen jaar later gepubliceerd werd.

Bovendien is deze laatste een kleine novelle van ongeveer honderdtwintig bladzijden,

terwijl beide andere romans net geen vierhonderd bladzijden beslaan. Het vertrekpunt van

de keuze komt voort uit Prokleta avlija, dat Andrić’s levensfilosofie op essentiële wijze

naar voren brengt. Volgens Hawkesworth (1992: v-ix) geldt dit voor het merendeel van de

kortverhalen van Andrić. De vraag is maar in welke mate dit geldt voor Andrić’s twee

bekendste romans Na Drini ćuprija en Travnička hronika, waarvan de essentie verloren is

gegaan in de jarenlange politisering. Bijgevolg is het uiterst belangrijk om opnieuw de

essentie van deze werken te erkennen. Vergelijkend onderzoek, zoals wordt ondernomen in

deze scriptie, kan het kennisprobleem niet enkel verhelpen, maar kan ook verdere

gepolitiseerde interpretaties vermijden. Bijkomend onderzoek zou na kunnen gaan wat de

positie is van Gospođica in de evolutie van Na Drini ćurpija naar Prokleta avlija. Deze

analyse kan de filosofische consistentie van Andrić verder onderbouwen.

De romans Na Drini ćuprija en Travnička hronika en de novelle Prokleta Avlija zijn

moeilijk in te delen in een bepaalde literaire traditie omdat Andrić op zeer unieke wijze

met universele aspecten van het menselijke bestaan omgaat. Echter, wanneer we de

confrontatie tussen personages, hun levenspositie en hun relatie tot wereldlijke

gebeurtenissen in beschouwing nemen, kunnen we Andrić in hetzelfde rijtje plaatsen als

Sartre, Camus en Kafka. De constante nadruk bij Andrić op de machteloosheid en

onbeduidendheid van zijn personages binnen de absurde context van het menselijk bestaan

geeft een gelijkaardige overtuiging weer die we ook terugvinden in bijvoorbeeld La

Nausée, L’Etranger of Der Prozess. Verschillende verhaalvormen en verteltechnieken

werden gebruikt om het menselijk bestaan zo geloofwaardig mogelijk op papier te zetten.

Een bijkomstig doel van deze masterscriptie is een aanzet te zijn tot verder onderzoek

waarbij dezelfde vraagstelling kan worden gebruikt om andere existentialistische werken te

analyseren.

1.2. Opbouw, status quaestionis en theoretisch kader

Het eerste deel van de masterscriptie bestaat uit een algemene situering van de romans,

waarbij zowel het oeuvre van de schrijver als de specifieke context waarin zijn werk

geschreven is, wordt besproken. Biografische gegevens zijn weinig relevant voor dit

onderzoek en werden reeds in de bachelorsriptie besproken (zie Papagianneas 2015).

Aangezien het werk van Andrić geworteld is in de geschiedenis en cultuur van Bosnië, van

Page 7: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 4 -

waaruit hij universele filosofische ideeën behandelt, is het belangrijk om eerst en vooral

inzicht te krijgen in de historische context en in de oorsprong van het multicultureel

karakter van het land. Deze historische situering betreft de islamisering van Bosnië en de

grote aanwezigheid van andere geloofsgemeenschappen enerzijds, en de rol van Bosnië in

de wereldpolitiek anderzijds. Op die manier wordt een groot deel van de geschiedenis van

Bosnië en Herzegovina behandeld, wat noodzakelijk is voor het begrip van de romans.

Vervolgens behandelt de scriptie de structuur van de drie romans, wat de basis vormt voor

het daaropvolgende deel, het eigenlijke onderzoek. Dit bestaat uit een tweeledige analyse:

inhoudelijk en vormelijk. In twee hoofdstukken gaat de scriptie op zoek naar hoe botsende

waarheden en werelden de idee van communicatie als utopie ondersteunen. In een derde

hoofdstuk komt de evolutie van de filosofie aan bod. De analyse moet de volgende vraag

onderbouwen: materialiseert de idee van communicatie als utopie doorheen de drie werken

steeds meer in de tekst? Deze hoofdstukken worden voorafgegaan door een uitgebreider

filosofisch-theoretisch kader over het concept van communicatie.

De kern van deze masterscriptie omvat de analyse van drie romans, Na Drini ćuprija,

Travnička hronika en Prokleta Avlija, waar slechts beperkt onderzoek naar gedaan is.

Andrić was in het westen voor lange tijd namelijk enkel bekend bij Slavisten. Pas na de

jaren negentig kreeg Andrić in het westen nieuwe aandacht. Het werk van Celia

Hawkesworth (1984) Ivo Andrić: Bridge Between East and West is nog steeds dé referentie

voor een uitgebreide studie van Andrić’s oeuvre. Tevens vormt dit werk de eerste

gedetailleerde inleiding tot de schrijver in de Angelsaksische wereld en leidde het tot een

grotere intresse en meerdere publicaties over Andrić en zijn werk. In de jaren negentig

verschenen heel wat artikels over de auteur, zowel uit de regio als uit het Westen (zie

Papagianneas 2015). Echter, de meerwaarde van deze literatuur is beperkt omdat ze zich

schuldig maakt aan politisering en zo het werk verkeerd interpreteert. Literaire aspecten

worden grotendeels genegeerd. Naast publicaties uit de regio die Andrić volledig buiten

context plaatsen en zijn werk (zeker Na Drini ćuprija) behandelen als van politieke aard,

werd er in het westen voornamelijk receptie-onderzoek naar Andrić gedaan. Twee

toonaangevende artikels die hier een overzicht van geven, zijn Ivo Andrić as Red Rag and

Political Football van Celia Hawkesworth (2002) en Ivo Andrić as an object of hate:

reception of Ivo Andrić’s works in the post-Yugoslav context van Kim S. Hun (2011).

Verder dateren kritische behandelingen over literaire aspecten van het werk van Andrić uit

het tweede deel van de twintigste eeuw. Voorbeelden zijn het artikel van Alan Ferguson

(1975) Public and Private Worlds in “Travnik Chronicle”, van Henry Cooper Jr. (1983)

The Structure of the Bridge on the Drina, of van Eduard Goy (1963) The Work of Ivo

Andrić. Recente publicaties dateren van minstens tien jaar terug, zoals het artikel van

Zoran Milutinović (2008) Misunderstanding Is a Rule, Understanding Is a Miracle: Ivo

Andrić’s “Bosnian Chronicle”. Deze publicaties geven een beter inzicht in de algemene

Page 8: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 5 -

structuur en betekenis van de romans en vormen tot op zekere hoogte de basis voor het

methodologisch kader. De scriptie beoogt voort te bouwen op een oudere generatie

literatuur en een bescheiden inzet te zijn voor verdere alternatieve analyses van Andrić.

In zijn analyse legt Milutinović (2008: 446-447) uit dat Andrić via een specifieke

narratieve methode verschillende ideologische wereldbeelden weergeeft: ieder personage

drukt zich op zijn eigen manier uit. Al deze uitspraken worden gerelativeerd door de stem

van de verteller die zo op gelijke hoogte blijft. Travnička hronika is dus in de eerste plaats

een roman over onbegrip tussen mensen in het algemeen (idem: 446). Met die theoretische

bevinding in het achterhoofd, personages en hun communicatie als indicatoren voor

botsende waarheden, gaat deze scriptie verder. In welke mate is communicatie in het werk

van Andrić een weerspiegeling van botsende perspectieven en onbegrip? Het andere aspect

van deze masterscriptie, de analyse van botsende werelden, baseert zich op het artikel van

Ferguson (1975) (zie hieronder). Een uitgebreidere methodologische omkadering komt aan

bod bij het begin van het eigenlijke onderzoek.

De achtergrondduiding van de romans over hun historische context is gebaseerd op het

hooggewaardeerde werk van Noel Malcolm (1994) Bosnia: A Short History, dat in detail

de oorsprong van het multi-etnisch karakter van Bosnië beschrijft; en op het naslagwerk

van Raymond Detrez (1996) De sloop van Joegoslavië: relaas van een boedelscheiding,

dat inzicht biedt in de positie van Bosnië binnen de Balkan-context. Het boek van Celia

Hawkesworth (1984) Ivo Andrić: Bridge Between East and West vormt de basis voor de

bibliografische situering van de romans.

Het eigenlijke onderzoek onderneem ik op basis van de originele Servo-Kroatische

versie. Voor Na Drini ćuprija en Prokleta avlija gebruik ik een versie uit 1981; voor

Travnička hronika een versie uit 2004 omdat een andere niet voorhanden was. Voor de

vertalingen uit het BKS doe ik een beroep op de Nederlandse versie van de romans: De

Brug over de Drina (Amsterdam, 1994) en De Kroniek van Travnik (Amsterdam, 1995).

Voor Prokleta Avlija gebruik ik mijn eigen vertaling.

Page 9: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 6 -

2. Algemene situering

2.1. Ivo Andrić en zijn werk

Oost en West komen samen in Bosnië en Herzegovina, het land dat eeuwenlang de grens

vormde tussen het Ottomaanse Rijk en Oostenrijk-Hongarije met een sterk gemengde

bevolking van verschillende geloofsgemeenschappen. Vanuit die context ontstond de

belangrijkste metafoor die gebruikt wordt voor het land: de brug tussen het Oosten en het

Westen, of een ontmoetingsplaats tussen twee werelden (Hawkesworth 1984: 3). Geboren

in 1892 te Travnik als kind van een Katholiek gezin is Ivo Andrić een kind van zijn tijd,

beïnvloed door die sfeer van multiculturaliteit. Het werk en leven van Andrić belichaamt

deze combinatie van verschillende culturen (Hawkesworth 1984: 1). Door de integratie van

beide werelden probeert hij recht te doen aan het veelzijdige karakter van zijn land, iets

wat een constante vormt in zijn werk. Andrić toont een grote interesse voor de

geschiedenis van zijn land en heeft bijzondere aandacht voor de manier waarop die

overgebracht wordt in verhalen, legendes en mythes (Hawkesworth 1984: 5). Mythes en

legendes vormen dan ook grote invloeden in zijn werk. Op zoek naar het universele

concentreert Andrić zich op eigenschappen van de Bosnische cultuur en geschiedenis

(Hawkesworth 1984: 1), want het is in de specifieke uitdrukking van een mensenleven

binnen een historische context dat de betekenis van het menselijk bestaan aan het licht

komt. In zijn banketspeech bij de ontvangst van de Nobelprijs voor Literatuur in 1961

benadrukt Andrić dat de betekenis van de menselijke geschiedenis in het vertellen van

verhalen ligt (Andrić 1961). Een andere invloed in het werk van Andrić is zijn Katholieke

opvoeding. Zo zijn abstracte begrippen als goed en kwaad een duidelijk referentiepunt in

zijn beschrijving van de menselijke ervaring. Een volgende invloed is de “Oriëntaalse

levensstijl”, iets wat neerkomt op een passieve aanvaarding van het leven met respect voor

zijn concrete expressievormen (Hawkesworth 1984: 9).

Ivo Andrić begint zijn literaire carrière als dichter in 1914. Met zijn gedichten draagt

hij geregeld bij aan verschillende tijdschriften in Zagreb. Daarnaast schrijft hij ook

recenties over exposities, theater enzovoort. Na enkele jaren van ziekte wordt Andrić een

volwaardig lid van het literaire milieu. In 1918 starten hij en enkele gelijkgezinden een

tijdschrift op: Književni Jug (Het Literaire Zuiden). De publicatie van het eerste werk van

de schrijver, Ex Ponto, volgt datzelfde jaar nog. Twee jaar later publiceert hij een

gelijkaardige bundel van prozagedichten, Nemiri (Onrusten). Hawkesworth (1984: 19)

beschouwt deze publicatie als de definitieve doorbraak van de schrijver. Het is echter in de

novelle Put Alije Đerzeleza (De reis van Alija Djerzelez, 1920) dat Andrić zijn ware

talenten laat zien: via lokale gebeurtenissen geeft hij universele menselijke problemen

weer. Verder in de jaren twintig en dertig volgen er nog enkele bundels van korte verhalen.

Page 10: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 7 -

Het absolute meesterwerk van de schrijver komt er tijdens de Tweede Wereldoorlog, en

wel in drievoud. In 1945 worden gelijktijdig Na Drini ćuprija, Travnička hronika en

Gospođica gepubliceerd, wat hem in 1961 de Nobelprijs voor Literatuur oplevert. In 1954

publiceert hij nog een novelle, Prokleta Avlija. Andere werken van hem bestaan

voornamelijk uit bundels van korte verhalen.1

2.2. Historische context van de romans

2.2.1. De islamisering van Bosnië en andere (etnische)

geloofsgemeenschappen

Het veelzijdige en multiculturele karakter van Bosnië en Herzegovina en haar

dubbelzinnige positie binnen de Balkan heeft het land de vaak gebruikte vergelijking met

een brug opgeleverd, of met een kruispunt tussen twee werelden waar Oost en West elkaar

ontmoeten. Deze metafoor is voor velen het denkkader waarin men Bosnië en haar rol

binnen de wereldpolitiek beter kan begrijpen (zie Todorova 1996, Said 2003).

Logischerwijze werd haar lot grotendeels bepaald door deze perceptie. Ivo Andrić had een

uitstekend inzicht in het karakter van zijn geboorteland en kon dat perfect weergeven in

zijn literaire producties. Het is dan ook niet toevallig dat zijn meesterwerk De Brug over de

Drina heet, maar ook in Travnička hronika raakt de schrijver het concept van het kruispunt

aan. Om tot een beter begrip te komen van de romans in kwestie is het noodzakelijk om stil

te staan bij deze metafoor en meer bepaald bij de oorsprong ervan: de geschiedenis van

Bosnië en Herzegovina en haar multi-etnische karakter.

De Balkan is een regio met een overwegend Slavische bevolking wiens geschiedenis

grotendeels geschreven werd binnen de context van het Ottomaanse Rijk, dat de

Balkanlanden vanaf de vijftiende eeuw één voor één begon te veroveren (Malcolm 1994:

44). Dit verklaart de aanwezigheid van een grote moslimbevolking, waarvan het overgrote

merendeel zich in Bosnië en Albanië bevindt. De islamisering van Bosnië begon in 1463

toen Sultan Mehmed II de laatste christelijke koning van het Bosnische Koninkrijk

Stefanus Tomašević vermoordde. Ten tijde van de Ottomanen, en tegenwoordig nog

steeds, noemden de bekeerde Bosniërs zichzelf ‘Turken’ (idem: 54). In werkelijkheid

hadden deze moslims weinig te maken met de Turken uit Constantinopel en was hun

religieuze loyaliteit tot de Sultan voornamelijk door praktische overwegingen gemotiveerd

(idem: 48). De Bosnische moslims zijn wat betreft hun etnische afkomst evenzeer van

Slavische oorsprong als hun christelijke landgenoten. Bovendien spreken ze allemaal

1 Voor een volledige bibliografie van het werk van Andrić, zie

http://www.nobelprize.org/nobel_prizes/literature/laureates/1961/andric-bibl.html. Geraadpleegd 16 januari

2016.

Page 11: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 8 -

dezelfde taal: het Servo-Kroatisch. Tegen het begin van de zeventiende eeuw was de

meerderheid van de bevolking moslim geworden (idem: 54).

Doorheen de geschiedenis ontstonden er vele mythes rond de snelle en gemakkelijke

bekering van het land. In zijn boek bespreekt Malcolm er enkelen van en weerlegt ze met

behulp van historische documenten. Zo is de graduele toename van moslims over de

tijdspanne van honderdvijftig jaar een bewijs dat er geen massale Turkse immigratie heeft

plaatsgevonden, noch dat er een massale, opgedrongen bekeringspolitiek werd gevoerd

(Malcolm 1994: 54-55). Aangezien de Bosnische Kerk, een vertakking van het

christendom die zich in 1253 afscheidde van Rome, al lang voor de Turkse verovering

nauwelijks nog functioneerde, weerlegt dat ook de veronderstelling dat de islamisering zijn

wortels in het ketters karakter van Bosnië kent (idem: 56). In de plaats daarvan

argumenteert Malcolm (1994: 57-59) dat er een hevige concurrentie in Bosnië bestond

tussen de Katholieke en de Orthodoxe Kerk, waarvan geen van beide ondersteund werd

door het staatsbeleid van het Koninkrijk Bosnië. De islamisering in Bosnië was in de eerste

plaats mogelijk door een gebrekkige ondersteuning van andere religies. Bovendien was het

geloof in Bosnië juist door de afwezigheid van een georganiseerde religie in de praktijk

beperkt tot enkele folklorische tradities en rituelen die zowel in het christendom als de

islam grote gelijkenissen vertonen, wat de overgang vergemakkelijkte. Ook de verklaring

dat mensen zich makkelijker bekeerden tot de islam om belastingen te vermijden, wordt

weerlegd: moslims moesten meer verschillende soorten belastingen betalen en werden ook

opgeroepen voor militaire dienst, terwijl christenen hiervan gevrijwaard bleven (idem: 65).

Wat de islamisering in Bosnië dan wel aanzienlijk bevorderde waren de sociale

voordelen. Men diende moslim te zijn om carrière te maken in het Ottomaans militair

systeem2. Bovendien hadden moslims een bevoordeelde rechtspositie, zo kon een christen

geen rechtzaak aanspannen tegen een moslim (Malcolm 1994: 66). Een andere socio-

economische reden was de mogelijkheid voor gevangen genomen slaven uit veroverde

gebieden om hun vrijheid terug te krijgen indien ze zich tot de islam bekeerden (idem: 66-

67). Verder kenden grote steden zoals Sarajevo en Mostar hun voornaamste ontwikkeling

tijdens de Ottomaanse overheersing en verspreidde die invloed zich in hun directe

administratieve omgeving (idem: 67). Overigens werd de islamisering van Bosnië versterkt

door de toevloed van andere, reeds geïslamiseerde, volkeren uit delen van het Ottomaanse

Rijk dat het gradueel verloor (idem: 68-69).

Hoewel de joodse aanwezigheid in de Balkan reeds dateert van de derde en vierde

eeuw, werd die in Bosnië pas expliciet vanaf de zestiende eeuw. Na de Spaanse Inquisitie

vonden de Sefardische Joden een veilig onderkomen in Bosnië onder het tolerante bewind

van de Ottomanen. Velen daarvan vestigden zich in Sarajevo, dat zich steeds meer

2 Het Ottomaanse leger haalde zijn manschappen uit bezette Europese dorpen door jaarlijks kinderen mee te

nemen en op te voeden aan het hof van de Sultan. De voordelen daarvan waren duidelijk voor de Bosnische

moslims, die 1000 kinderen naar de militaire opleiding stuurden in 1515 (Malcolm 1994: 46).

Page 12: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 9 -

ontwikkelde als handelsstad (Malcolm 1994: 107-108). Opmerkelijk is dat de behandeling

van de Joodse gemeenschap ten tijde van de Ottomaanse bezetting nooit zo discriminerend

was als in het Westen: relaties tussen joden en moslims waren aanzienlijk beter dan tussen

christenen en joden (idem: 110-112).

Ten slotte maakt de zigeunersgemeenschap, reeds sinds de veertiende eeuw aanwezig

in Herzegovina, tevens deel uit van de Bosnische bevolking. Ook zij werden tijdens de

Ottomaanse overheersing betrekkelijk goed behandeld en genoten dezelfde basisrechten als

christenen en moslims (Malcolm 1994: 115-116).

2.2.2. Bosnië tussen twee vuren: als brug, of als niemandsland tussen Oost

en West

De mengelmoes van moslims, katholieken, orthodoxen, joden en zigeuners leidde tot een

zeer heterogene Bosnische samenleving waarin verschillende gemeenschappen jarenlang in

betrekkelijke vrede met elkaar leefden. Bovendien behoorde Bosnië op haar beurt tot een

multicultureel rijk, met onder andere Serven, Bulgaren, Grieken en Albanen. Tijdens het

Ottomaanse bewind, dat Detrez (1996: 15) als “federaal avant-la-lettre” beschrijft, kregen

relgieuze gemeenschappen dankzij het millet-systeem “een vergaande maar niet

geterritorialiseerde vorm van autonomie” (ibid.). Zo werden administratieve bevoegdheden

verdeeld volgens religie waardoor mensen van dezelfde gemeenschap onafhankelijk van

hun woonplaats op dezelfde manier behandeld werden. Op die manier leek samenleven het

grootste deel van de Osmaanse bezetting mogelijk, wat hun historische ervaring

betrekkelijk postief maakte. Naarmate het Ottomaanse Rijk echter desintegreerde en

nationalistische bewegingen meer en meer navolging kregen bij de bevolking, getuige

daarvan de Servische opstanden in de negentiende eeuw, namen ook onderlinge

spanningen toe. Hierdoor “werd het religieuze gemeenschapsgevoel geleidelijk vervangen

door een etno-cultureel en later nationaal gemeenschapsgevoel” (idem: 17).3

In navolging van het Congres van Berlijn werd Bosnië en Herzegovina in 1878 een de

facto kolonie van Oostenrijk-Hongarije, tot grote onvrede van de Servische nationalisten

die hun expansieplannen gedwarsboomd zagen (Detrez 1996: 59). Doorheen de

negentiende eeuw werd nationale identiteit een makkelijk hanteerbaar politiek instrument:

de Duitse en Italiaanse eenmaking hadden de Balkanlanden geïnspireerd. Oostenrijk-

Hongarije plaatste zo de Servisch-Kroatische tegenstelling, de “Bosnische kwestie” (idem:

67), nog scherper op de voorgrond: “van wie” was Bosnië? Dit speelde de ontwikkeling

van een Bosnjak-identiteit in de hand, de Bosnische moslims beschouwden zichzelf

namelijk als de rechtmatige “eigenaars” van het land. Uiteindelijk werd Bosnië in 1908

door het keizerrijk geannexeerd, wat de zaak enkel verergerde: het idee van een

3 Een proces dat Andrić op subtiele wijze naar voren brengt in Na Drini ćuprija en Travnička hronika.

Page 13: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 10 -

onafhankelijke Joegoslavische staat vond alsmaar meer weerklank bij de bevolking. Na de

Balkanoorlog van 1912-1913 zag Servië zichzelf als de voortrekker van dit idee. Bosnië

bleef echter onder Oostenrijks bewind, wat frustraties deed culmineren in 1914 (idem: 68).

Na de Eerste Wereldoorlog vormden de Slovenen, Serven en Kroaten een koninkrijk,

waar ook Bosnië bijhoorde en dat later het Koninkrijk Joegoslavië werd.4 Bosnië, met zijn

verschillende etnische gemeenschappen, leek van iedereen en toch van niemand tegelijk.

Zo bleef het land doorheen zijn geschiedenis onderhevig aan externe invloeden, waaronder

ook het Duits fascisme (Detrez 1996: 83). In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog

kende het nationalisme in de Balkan een tweede heropleving. In Kroatië ontstond in 1933

namelijk een ultranationalistische beweging, de Ustaša, die later zou collaboreren met

Nazi-Duitsland. Ook de Bosnische moslims werden verleid door de nationalistische

retoriek en zoektocht naar meer autonomie (idem: 89). Joseph Broz Tito bracht hier na de

Tweede Wereldoorlog met de creatie van de Socialistische Federale Republiek van

Joegoslavië echter een einde aan. Hij verenigde Slovenië, Servië, Kroatië, Macedonië,

Bosnië en Albanië (tot 1961 lid van de federatie) onder een communistisch bewind dat

weinig ruimte liet voor de ontwikkeling van nationalistische ideeën. Een overkoepelende

Joegoslavische identiteit werd algemeen gepromoot met de mogelijkheid om zich vanaf

1961 als “Joegoslaaf” te registreren (idem: 106).

Begin jaren negentig kwam er echter een einde aan deze eenheid.5 Hoewel deze

gebeurtenissen zich afspelen twintig jaar na het overlijden van Andrić, blijft deze periode

relevant tot zijn werk omdat de rol van Bosnië in essentie dezelfde blijft. In hun wanhopige

streven naar machtsbehoud gebruikten de Servische en Kroatische heersende elite uit de

communistische nomenklatuur het concept van etnisch-nationale identiteit teneinde de

oppositie en hun roep naar socio-politieke en economische hervormingen onschadelijk te

maken.6 Zo leidden ze hun landen in een bloederige oorlog die de regio opdeelde in een

lappendeken van onafhankelijk etnisch-nationale staten, met alle gevolgen van dien

(Detrez 1996: 208-209). Kroatië, met zijn voornaamste invloeden uit Oostenrijk-Hongarije

en het katholicisme, profileerde zich als exclusief westers. Servië daarentegen, met zijn

orthodoxie en cyrillisch alfabet, vertoonde meer affiniteit met Rusland.7

Bosnië echter lag daar tussenin en leek noch bij het Westen, noch bij het Oosten te

horen. Het land stond in het oog van de storm: zowel Servië als Kroatië deden aanspraak

op Bosnisch grondgebied (Detrez 1996: 204-205) en werd in 1995 in Dayton volgens die

aanspraken opgedeeld. Dit terwijl Bosnië een complexe demografische samenstelling kent,

4 Voor een gedetailleerde uitleg over deze periode, zie Detrez 1996: 77-91. 5 Voor een gedetailleerd historisch inzicht in de gebeurtenissen, zie Detrez 1996: 191-202. 6 Voor een gedetailleerde studie van hoe dit precies gebeurde, zie Gagnon, V.P. (2004). The Myth of Ethnic War:

Serbia and Croatia in the 1990s. London: Cornell University Press. 7 Voor een uitstekende analyse van deze Kroaat/katholieke – Serf/orthodoxe tegenstelling, zie Subotić, Jelena

(2011). “Europe is a State of Mind: Identity and Europeanization in the Balkans,” International Studies

Quarterly, 55/2: 309-330.

Page 14: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 11 -

die het praktisch onmogelijk maakt het land op te delen volgens etnische lijnen. Etnisch-

culturele tolerantie is altijd de enige sociale realiteit geweest. Ook vandaag blijft de

metafoor van Bosnië als een ontmoetingsplaats tussen verschillende werelden toepasbaar:

het land draagt zowel duidelijke kenmerken van een westers (in dit geval Oostenrijk-

Hongaars) als een oosters (Ottomaans) verleden. Het maakt deel uit van beide werelden en

slaat een brug tussen hun tegengestelde eigenschappen. Dit beïnvloedde haar lot in de

wereldpolitiek: Bosnië stond altijd tussen twee vuren en werd meegesleurd door

ontwikkelingen uit het buitenland.

2.3. Structuur van de romans

2.3.1. Na Drini ćuprija

Enkele publicaties (zie Leovac 1979; Bandić 1963) beschouwen Na Drini ćuprija omwille

van haar historische inbedding als een kroniek. Zonder in te gaan op de implicaties van een

dergelijke omschrijving, is één van de opmerkelijkste eigenschappen van de roman

inderdaad de persoonlijke invalshoek tegen de achtergrond van historische gebeurtenissen.

In vierentwintig hoofdstukken vertelt Andrić op chronologische wijze het hele verhaal van

het ontstaan en vergaan van de brug, die centraal staat in de roman.

In zijn artikel The Structure of the Bridge on the Drina suggereert Henry Cooper Jr.

(1983) dat er drie andere, subtielere structurerende principes in Na Drini ćuprija zijn die

het verhaal tot één geheel maken. Aanwezig doorheen de roman is een impliciet bewustzijn

van het voorbijgaan van de tijd, chronologisch in al zijn opzichten. Volgens Cooper lijkt

tijd zich te ontwikkelen als de stroom van een rivier: soms zeer snel en wild, soms heel

traag en behoedzaam (1983: 367-368). Andrić wijzigt namelijk zijn “chronologische

focus” naargelang de betekenis van gebeurtenissen. Zo beschrijft de schrijver in twee

hoofdstukken de conceptie en bouw van de brug (1566-1571), terwijl hij later in de roman

vier hele hoofdstukken aan het jaar 1878 wijdt.

Het tweede organiserende principe van Na Drini ćuprija is karakterisering (idem: 386-

370). Naarmate het leven van de brug vordert, van onstaan tot ‘adolescentie’ tot ouderdom

en vernietiging, concentreert het verhaal zich respectievelijk op kinderen, mensen van

huwbare leeftijd en tenslotte oude mensen. Naargelang verschillende personages aan bod

komen die ouder en ouder worden, verandert ook de rol van de brug ten opzichte van hen.

Het derde structurerende principe van de roman heeft betrekking op de perceptie van

de verteller (Cooper 1983: 370-371). Naarmate het verhaal vordert, ontwikkelt het

perspectief van de verteller van een algemeen, allesomvattend naar een specifieker en

beperkter gezichtsveld. De verteller blijft echter altijd alwetend en verschuift continu

tussen zijn eigen vertelniveau en dat van personages.

Page 15: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 12 -

2.3.2. Travnička hronika

Net zoals in Na Drini ćuprija gebruikt Andrić ook in Travnička hronika een historisch

kader als achtergrond waartegen hij het leven van gewone mensen beschrijft. De kroniek

speelt zich af tussen 1807 en 1814 ten tijde van de Napoleontische oorlogen, wanneer eerst

een Franse en dan een Oostenrijkse Consul zich in de vizierstad Travnik vestigen. De

gebeurtenissen worden chronologisch weergegeven door middel van een alwetende

verteller die moeiteloos tussen verschillende perspectieven wisselt. De focalisatie gebeurt

vanuit de personages zelf terwijl de verteller levensbeschouwelijke opmerkingen maakt.

Meningen, wereldbeelden en persoonlijke ideologieën botsen om de haverklap in

Travnička hronika, zonder dat de verteller enig oordeel vormt.

De botsing tussen personages past binnen het overkoepelend kader van de Oost-West

tegenstelling, het basisprincipe waarrond de roman is opgebouwd. Daarnaast komt ook de

botsing van tegengestelde belangen tussen Frankrijk en Oostenrijk aan bod. Andrić geeft in

deze roman echter geen historische realiteit8 weer, maar een menselijke realiteit: hoe

historische omstandigheden, waarop het individu geen vat heeft, de voorwaarden van

persoonlijke omstandigheden beïnvloedt en hoe dit leidt tot frustraties.

In zijn artikel Public and Private Worlds in “Travnik Chronicle” argumenteert Alan

Ferguson (1975) dat geschiedenis voor Andrić een middel is om bepaalde

levensbeschouwelijke kwesties te behandelen (Ferguson 1975: 831). Dit wordt volgens

hem benadrukt door de manier waarop Andrić een onderscheid maakt tussen de publieke

wereld (historische condities) en de private (de persoonlijke overtuigingen van het

individu), die continu met elkaar botsen. Ze botsen in die zin dat er op persoonlijk vlak

veel overeenkomsten tussen de personages bestaan, zowel uit het Westen als het Oosten,

maar dat ze belet worden door hun functie om tot een wederzijdse verstandhouding te

komen (idem: 831-832), waardoor onbegrip en conflict de enige uitkomst is. Andrić toont

hierin de overtuiging van een dualistische filosofie, die de persoonlijke wereld als de echte

maatstaf van geluk beschouwd en de publieke wereld als een ongelukkig toeval (idem:

832). Dit wordt benadrukt door de manier waarop personages de gevolgen dragen van de

botsing tussen deze twee werelden, en dus het slachtoffer zijn van historische

omstandigheden (idem: 834). De roman is voornamelijk op deze confrontaties

gestructureerd, die als “motor” van het verhaal dienen.

8 Integendeel, volgens Radmila J. Gorup (2001: 227-228) is de vraag naar historische correctheid volledig

misplaats omdat het hier om een werk van fictie gaat.

Page 16: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 13 -

2.3.3. Prokleta avlija

De structuur van Prokleta avlija ziet er anders uit dan de vorige twee romans, maar

dezelfde filosofische instelling is evengoed aanwezig. De novelle is gestructureerd volgens

het principe van de raamvertelling. Het kaderverhaal betreft pater Ratislav die als jonge

broeder belast wordt met het inventariseren van de eigendommen van de overleden pater

Fetar. Tijdens deze saaie administratieve opdracht herinnert Ratislav zich de verhalen van

pater Fetar, die zich dan voor de lezer ontwikkelen. Het tweede kader, de twee maanden

durende gevangenschap van Fetar in een Instanbulse gevangenis, vertelt de dagelijkse

gebeurtenissen in de gevangenis. De pater ontmoet verschillende intrigerende personages

wiens verhalen hij aanhoort. Samen vormen deze anekdotes het derde kader. Onder andere

het verhaal van Ćamil Effendi komt aan bod. Dit vormt de de aanleiding tot het centrale

verhaal, het vierde kader: de historische gebeurtenissen in 1481 en de machtsstrijd tussen

twee broers na de dood van hun vader, Sultan Mehmed de Veroveraar.

De novelle lijkt geen centrale, overkoepelende verteller te hebben of de verteller lijkt

zich te verstoppen achter een hele reeks secundaire vertellers. De focalisatie verspringt

namelijk bij elk nieuw personage dat zijn verhaal vertelt. De essentie van de novelle komt

dus via omwegen tot de lezer. De verschillende verhalen die verteld worden in de eerste

drie kaders ontwikkelen zich laag na laag, cirkelmatig naar het middelpunt van de novelle,

het vierde kader, om daarna stapsgewijs naar het eerste kader terug te keren.

Vanuit dit opzicht bestaat er volgens Hawkesworth (1992: vi) een bepaalde hiërarchie

in Prokleta avlija. Sommige vertellers vertegenwoordigen populaire literatuur en andere,

professionele, vertellers uit het verhaal vertegenwoordigen dan weer non-fictie. Doordat

Andrić als hoogste verteller zelf echter niet expliciet aanwezig is, lijkt hij hiermee te

suggereren dat ieder verhaal de moeite is om naar te luisteren.

Page 17: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 14 -

3. Communicatie als utopie: onbegrip en confrontatie

3.1. Filosofisch kader: een voorbereidende denkpiste

Naast de algemene situering van het werk binnen de geschiedenis en cultuur van Bosnië is

het noodzakelijk om de denkpiste, gebaseerd op enkele specifieke kenmerken van het

werk, uit te breiden. Dit laat een beter begrip van de onderzoeksvraag toe. Bosnië is de

voornaamste invloed in het werk van Andrić. De schrijver is boven alles een meester in het

vertellen van verhalen. Andrić probeert de eigenschappen van een orale cultuur weer te

geven in zijn werk: duidelijk aanwezig is de overtuiging dat de menselijke geschiedenis in

zijn ware, veelzijdige vorm naar boven komt precies in het vertellen van verhalen. Via de

specifieke context van zijn verhalen, komt de schrijver tot universeel geldende

levensbeschouwelijke inzichten. Deze inzichten tonen blijk van een achterliggende

filosofische houding.

Aan de ene kant bestaat er de instelling van Andrić dat alle verhalen de moeite waard

zijn om naar te luisteren, ongeacht hun overeenkomst met de realiteit. De realiteit wordt

namelijk bepaald door het perspectief van de verteller dat beïnvloed wordt door zijn mens-

en wereldbeeld: iedere realiteit is persoonlijk. Aan de andere kant bestaat het inzicht dat

het individu een weerloze pion is in het voorbijrazende leven, waarin politieke

omwentelingen botsen met het privéleven en tot frustraties leiden. Met andere woorden, de

leefwereld van het individu botst met de wereld die daarbuiten ligt en verhalen dienen om

hier betekenis aan te geven. Een dergelijke kijk op de wereld en de rol van het individu

heeft bepaalde gevolgen: dé waarheid bestaat niet. Communicatie wordt onmogelijk

gemaakt door botsende werelden en perspectieven enerzijds en de manipulatieve neigingen

van het individu anderzijds. Verhalen botsen met elkaar omdat ze vanuit persoonlijk

perspectief verteld worden en toch gelijkwaardig zijn. Bijgevolg leidt deze botsing tot

onbegrip en confrontatie. Mensen kunnen juist omwille van die uiterst persoonlijke

invalshoek waarmee ze communiceren niet tot een wederzijdse verstandhouding komen.

Dit wordt versterkt door de botsing tussen de innerlijke leefwereld en de publieke wereld

omdat communicatie tussen beide nutteloos is: het individu heeft geen vat op de

gebeurtenissen die zich buiten zijn leefwereld afspelen en ziet zichzelf telkens opzijgezet

door grotere machten. In die zin is communicatie, als middel om een verband te slaan

tussen twee existentiële entiteiten, een utopie: mensen begrijpen elkaar en de wereld niet.

Het is vanuit deze invalshoek dat Na Drini ćuprija, Travnička hronika en Prokleta avlija

benaderd worden: op welke manier komt de idee van botsende waarheden en werelden (als

vertegenwoordiging van Andrić’ filosofie) aan bod; en is er sprake van een constistente

aanwezigheid of eerder van een evolutie?

Page 18: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 15 -

3.2. Inhoudelijke aanwezigheid van de idee

3.2.1. Botsende waarheden: communicatie en onbegrip tussen personages

Interactie tussen personages staat centraal in de drie werken, waarbij verschillende

wereldbeelden, perspectieven en meningen met elkaar botsen. Deze botsingen maken

communicatie moeilijk, al dan niet onmogelijk, waardoor onbegrip en confrontatie het

logische gevolg lijken. Vanuit dit opzicht is het belangrijk om personages een bepaalde

autonomie toe te kennen en hen onafhankelijk te stellen van de auteur. Op die manier kan

men communicatie analyseren zonder het gevaar van actualisering of politisering. Dit

onderdeel behandelt de communicatie tussen personages, welke functie communicatie

heeft en hoe dat Andrić’ filosofie weergeeft.

Eerst echter enkele woorden over het concept van communicatie. In het werk van

Andrić lijkt het merendeel van de personages elkaar niet te begrijpen en blijkt

communicatie nutteloos, al dan niet onmogelijk (zie ook Milutinović 2008). Wederzijds

begrip is gebaseerd op oprechte communicatie, maar oprechte communicatie staat niet

meteen garant voor wederzijds begrip. Begrip geeft namelijk erkenning aan de ander als

existentiëel wezen en geeft betekenis aan zijn eigen bestaan, terwijl oprechte communicatie

ook kan betekenen dat men aandachtig luistert. Begrip is gebaseerd op de mate waarin een

persoon zijn hele zijn kan blootstellen aan de ander en een echo van zichzelf vindt in deze

interactie. Pas wanneer er werkelijk een resonantie optreedt tussen twee existentiële

entiteiten, waarin de ene een deel van zichzelf terugvindt in de ander, kunnen we spreken

van echte communicatie. De drie romans lijken ieder op hun eigen manier te impliceren dat

communicatie in zijn existentiële waarde utopisch blijft: er is namelijk altijd de notie dat

mensen, individueel en collectief, elkaar niet begrijpen. In sommige gevallen echter bestaat

er een vorm van verstandhouding waar men kan spreken van wederzijds begrip.

Communicatie wordt dan niet zozeer verstoord of onmogelijk gemaakt door botsende

waarheden, maar door botsende werelden (cfr. infra).

Na Drini ćuprija is een roman waarin een hele reeks personages aan bod komt die niet

allemaal even uitgewerkt zijn. Directe dialogen tussen twee personages zijn schaars en

komen pas halverwege in de roman aan bod. Wat echter meer aandacht krijgt, is de

algemene communicatie tussen het volk. Dit onderdeel behandelt eerst de vorm van

communicatie (hoe komt communicatie aan bod en wat is haar functie), vervolgens de

communicatie tussen afzonderlijke personages en hoe dat Andrić’ filosofie weergeeft.

De roman geeft communicatie op verschillende manieren weer en samen met het

verloop van het verhaal, evolueert ook de communicatie in snelheid, kwaliteit en

kwantiteit. Na Drini ćuprija legt in de eerste hoofdstukken de nadruk op communicatie in

Page 19: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 16 -

de vorm van legendes, mythes en verhalen over het ontstaan van de brug. Ze worden van

generatie op generatie doorgegeven, waarmee gebeurtenissen verklaard worden in “reči

kojima umanjuju i nipodaštavaju značaj toga događaja” (Andrić 1981: 112)9. De roman

plaatst deze mythes en legendes binnen hun historische context en maakt zo het

onderscheid tussen waarheid en fictie. Het volk, de zender en ontvanger van de

communicatie, is een op zichzelf staande entiteit dat toegankelijk is voor halve waarheden,

bijgeloof en verzinsels. Hierin vinden zij een verklaring voor gebeurtenissen die initiëel

onoverzichtelijk lijken. “Narod lako izmišlja priče i brzo ih širi, a stvarnost se čudno i

nerazdeljivo meša i prepliće sa pričama” (idem: 37)10 Later in de roman wordt hiervoor een

verklaring gegeven: “Ali naši su doživljaji često tako zamršeni i teški da nije čudo što ih

ljudi pravdaju učešćem samog Satane, nastojeći tako da ih objasne ili bar učine lakše

podnošljivim” (idem: 182)11. Ieder verhaal draagt een menselijke waarheid in zich omdat

het een poging is de wereld rondom te begrijpen.

Het volk communiceert in de vorm van roddels en geruchten. Een voorbeeld is het

gerucht dat Radisav en zijn trawanten tijdens de bouw van de brug verspreiden: een

waternimf uit de Drina zou de bouwwerken verstoren om de Turkse ondernemers te

ontmoedigen (Andrić 1981: 36-37)12. Het gerucht verspreidt zich en vervormt tot een vast

geloof dat mensen met leedvermaak aan elkaar doorgeven. Bovendien voegt iedere nieuwe

spreker er zijn eigen verzinsels aan toe: waarheid en leugen vermengen zich. Zo wordt het

fabeltje van de waternimf aangevuld met het gerucht dat er twee kinderoffers nodig zijn

om haar tevreden te stellen. Realiteit en fictie bestaan naast elkaar zonder enige voorkeur

te genieten: “Sve se to splelo i brzo proširilo u svet” (idem: 37)13. Communicatie komt in

de eerste plaats aan bod als een fragiel, manipuleerbaar medium dat mensen alsmaar

vervormen. Het volk stelt zich ten dienst van het verhaal, ongeacht het geloof dat het er aan

geeft: “Jedni su verovali u nju, drugi nisu, ali su je svi ponavljali i prenosili” (idem: 39)14.

Communicatie tussen het volk is een mengelmoes van leugen en waarheid: “Svašta se

verovalo i šaputalo” (Andrić 1981: 66)15. Mensen zijn er op uit zichzelf beter voor te doen

dan ze zijn (doordat ze bijvoorbeeld extra informatie veinzen te weten); elkaar te bespotten

(Andrić 1981: 57, 126, 230)16. Hun communicatie is nooit oprecht (idem: 89, 137, 154,

9 “[...] woorden, om de betekenis van de gebeurtenissen te verkleinen en in andere proporties te zien” (Andrić

1994: 91). 10 “Het volk verzint makkelijk verhalen en als een lopend vuurtje verspreiden die zich. Maar de werkelijheid

wordt op een wonderlijke manier onafscheidelijk met zo’n verzinsel verweven” (idem: 31). 11 “Maar wat wij beleven is dikwijls zo gecompliceerd en moeilijk te begrijpen, dat het geen wonder is, dat

mensen trachten zich te rechtvaardigen met het ingrijpen van de Boze zelf, wanneer zij proberen daarmee iets te

verklaren of althans draaglijker te maken” (idem: 149). 12 (Andrić 1994: 30-31). 13 “Al die verhalen liepen door elkaar heen en deden snel de ronde” (idem: 31). 14 “Sommigen geloofden het, anderen niet, maar iedereen bracht het over en hielp het verspreiden” (idem: 32). 15 “Er werd van alles gefluisterd en geloofd” (idem: 54). 16 (idem: 47, 102-103, 187).

Page 20: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 17 -

188)17, en dient als tijdsverdrijf (idem: 90, 238, 255, 367) 18, of om er voordeel uit te halen

(idem: 61-62, 117-118, 332-335)19. Een voorbeeld dat deze aspecten samenbrengt, is het

geval van de eenogige klaploper, Salko Corkan, die uit verveling het mikpunt van

beledigende spotternijen wordt. Dertien pagina’s lang maken dronkelui Corkan wijs dat hij

de bastaardzoon is van een rijke prins en zijn erfenis dient op te eisen. Enkel met dat geld

kan hij het hart van zijn verloren geliefde terugwinnen. Corkan gelooft er zelf in en begint

stunten uit te halen. De dronkemannen hitsen hem op en beginnen te wedden op zijn

stomiteiten (idem: 230-243)20. Deze voorbeelden tonen hoe communicatie in haar

utopische vorm vrijwel onmogelijk en zelfs onbestaande is. Communicatie is namelijk

altijd onderhevig aan de manipulatieve neigingen van het individu, gesprekken zijn

doorspekt van “[...] reči koje same po sebi ništa ne znače i koje izgledaju potpuno izlišne,

gotovo besmislene” (idem: 333)21.

Wat Na Drini ćuprija blootlegt zijn de kenmerken van een orale cultuur waarin de

boodschap in zijn proces van zender naar ontvanger storing ondervindt. Dit wordt

bijvoorbeeld benadrukt door de manier waarop de inhoud van de gedenkplaat op de brug

zich verspreidt: “A svaki od slušalaca pamtio je one stihove koji su njegovom uhu i

njegovoj ćudi najbolje odgovarali. Tako se ono što je bilo tu, naočigled celog sveta,

urezano u tvrdi kamen, ponavljalo od usta do usta na razne načine, često izmenjeno i

iskvareno do nesmisla” (Andrić 1981: 77)22. De roman heeft aandacht voor de rol van de

zender in het communicatieproces, die de boodschap naargelang zijn eigen normen en

waarden interpreteert en volgens zijn eigen betekenis doorgeeft, “[...] jer čovek često misli

da čuje ono čega se boji ili čemu se nada [...]” (idem: 96)23. Het tweede kenmerk van de

orale cultuur is naast de vervorming ook de tijdsduur waarmee berichten uit de

buitenwereld in het dorpje toekomen: “Meseci i meseci su prošli dok je i do kasabe došla

vest o vezirovoj pogibiji, i to ne kao jasna i određena činjenica, nego kao skriveno

govorkanje koje može i biti i ne biti tačno” (idem: 80)24. Naarmate een boodschap door tijd

en ruimte reist, is het uiteindelijk “dalek i nejasan odjek svega toga [...]” (idem: 82)25.

17 (idem: 73, 111, 125, 152). 18 (idem: 74, 193, 207, 297). 19 (idem: 51, 96-97, 268-269). 20 (idem: 187-197). 21 “[...] woorden, die op zichzelf niets betekenen en volmaakt overvloedig en zelfs zinloos lijken” (idem: 268). 22 “En ieder, die het hoorde, onthield die verzen die hem het meest in het gehoor lagen en bij zijn geaardheid

pasten. Zo ging wat daar voor de ogen van de hele wereld in harde steen was gebeiteld, van mond tot mond op

de meest uiteenlopende wijzen en het werd telkens gewijzigd en tot in het absurde verminkt, weergegeven”

(Andrić 1994: 63-64). 23 “[...] want een mens is maar al te licht geneigd, te horen, waar hij bang voor is of waar hij op hoopt [...]”

(idem: 78). 24 “Maanden en maanden verliepen eer het bericht van de moord op de viezier ook tot het stadje doordrong, en

toen nog niet eens als een duidelijk omlijnd feit, maar als een heimelijk gerucht, dat al of niet waar kon zijn”

(idem: 66). 25 “[e]en verre en vage echo van dit alles [...]” (idem: 67).

Page 21: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 18 -

De roman heeft aandacht voor de manier waarop communicatie evolueert onder

invloed van mensen. Het volk wordt weergegeven als praatgraag dat vreugde kent in het

vertellen (Andrić 1981: 87)26, maar enkel als ijdele bezigheid want het houdt niet van “[...]

ozbiljne i brižne razgovore [...]” (idem: 112)27; als beïnvloedbaar door sensatiezucht.

Bijvoorbeeld bij de zelfdoding van Fata: “[...] jer ljudi vole takve razgovore o padu i

poniženju onih koji se suviše visoko izdignu i polete” (idem: 127)28. Bovendien ligt de

nadruk op het menselijk falen van het geheugen. De notie “nezapamćeno” (idem: 87)29

contextualiseert de verhalen die de roman vertelt: alles speelt zich af binnen het collectief

geheugen van het volk. Vervolgens is er ook aandacht voor de manier waarop

herinneringen aan gebeurtenissen veranderen in liedjes, spreekwoorden, legendes, mythes

of volksverhalen. Zo worden de mythes en legendes die er rond de brug bestaan in het

eerste hoofdstuk verteld, terwijl in de volgende hoofdstukken duidelijk wordt waar ze

vandaan komen. Het collectief geheugen wordt benadrukt tijdens de overstroming van de

vallei. De prominente kooplieden die slachtoffers uit de vallei onderdak bieden proberen

de catastrofe te relativeren door verhalen over het verleden te vertellen: “[...] sećanja

jednoličnog, lepog i teškog kasabalijskog života, njihovog života” (idem: 92)30.

Doorheen de roman komen er enkele gebeurtenissen aan bod die, zoals de

overstromingen, deel worden van het collectief geheugen. Zo met de onthoofdingen die

tijdens de eerste Servische opstanden op de kapija van de brug plaatsvinden. De beul,

Hairuddin, wordt vereeuwigd in het spreekwoord “Dabogda ti Hajrudin perčin raščešljao!

Na kapiji te majka poznala!” (Andrić 1981: 108)31. Zo met de zelfdoding van Fata, die van

de brug springt omdat ze wordt uitgehuwelijkt: “Ostala je samo pesma o devojci koja

lepotom i mudrošću sja iznad svega, kao da je neprozlazna” (idem: 133)32. Zo wordt de

vriendschap tussen pater Nikola en Mula Ibrahim een referentiepunt om de relatie tussen

mensen te beschrijven: “Paze se kao pop i hodža” (idem: 155)33. Zo horen ze, net als de

zelfdoding van de jonge Streifkorpssoldaat, “među one događaje za koje svet u kasabi ima

mnogo razumevanja i dugo ih pamti i ponavlja”(idem: 206)34. Communicatie komt aan bod

als een instrument dat toegang biedt tot het collectief geheugen, een gemeenschappelijk

verhaal dat de mensen met elkaar verbindt, doch onderhevig aan persoonlijke behoeftes.

26 (idem: 71). 27 “[...] ernstige en sombere gesprekken [...]” (idem: 91). 28 “Want de mensen houden van zulke praatjes over de val en de vernedering van wie zich hoog verhieven”

(idem: 104). 29 “mensenheugenis” (idem: 72). 30 “[...] herinneringen aan een leven dat van hen samen is, het eentonige, mooie, moeilijke leven van dit stadje,

hun leven” (idem: 75). 31 “’God geve, dat Hairuddin je je haar mag kammen! Dan kan je moeder je op de kapija herkennen’” (idem: 89). 32 “Er bleef alleen een lied over van het meisje, dat door haar schoonheid en wijsheid over alles heenstraalt, alsof

zij onvergankelijk is” (idem: 108). 33 “’Zij zijn met elkaar als de pope en de hodja’” (Andrić 1994: 127). 34 “tot de gebeurtenissen, waarvoor de mensen in het stadje veel begrip hebben en ze lang onthouden en

oververtellen”(idem: 167).

Page 22: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 19 -

Naast communicatie als collectieve onderneming komen de praktische eigenschappen

van communicatie die wederzijds begrip bemoeilijken ook aan bod. Aan de ene kant

gebeurt dat in de taalbarrières die bestaan. De roman benadrukt de storing die een vertaler

en zijn vertaling kunnen hebben op de eigenlijke boodschap. Zo kan de Servisch-Turkse

tolk Cefko nauwelijke de abstractie van Jelisije’s boodschap vertalen wanneer die laatste

het doel van zijn reis moet verantwoorden aan een Turkse commandant. Bovendien is de

tolk van kwade wil en wil hij de Servische geestelijke zo bezwarend mogelijk laten klinken

(Andrić 1981: 100-101)35. Taalbarrières zijn ook het probleem in het proces tegen drie

Servische collaborateurs die worden terechtgesteld door de Oostenrijkse bezetter. De

beschuldigden kunnen zich niet verdedigen omdat ze geen woord Duits spreken en zijn het

slachtoffer van een (in dit geval letterlijke) onmogelijkheid tot communicatie (idem:

356)36. Zo ook in het geval van Ali-hodja Mutevelic, die in de algemene consternatie van

de oprukkende Oostenrijkers met zijn oor aan de kapija van de brug wordt vastgenageld.

Ali-hodja probeert al kreunend zijn situatie te verklaren, maar de Hongaarse soldaten

begrijpen niet wat de man wil (idem: 144)37.

Aan de andere kant komt de moeilijkheid aan bod om een raakvlak tussen individuele

perspectieven te vinden. De onrechtvaardige straf van Ali-hodja is het gevolg van een

expliciete confrontatie tussen hem en Osman-efendi Karamanli. Vanuit hun beperkt

individueel perspectief stuiten zij bij elkaar enkel op onbegrip (Andrić 1981: 137-143)38.

Osman-efendi wil de dorpelingen van Višegrad overtuigen om zich te verzetten tegen de

oprukkende Oostenrijkers en gebruikt daarvoor een opruiende oorlogsretoriek, beïnvloed

door mythes en legenden. Ali-hodja probeert hem tot inzicht te brengen: vanuit een

rationele logica weerlegt hij de mogelijkheden tot verzet. Osman-efendi is echter als

verdoofd voor deze logica en houdt koppig vast aan zijn harstocht. Communicatie tussen

de twee is nutteloos en kan de kloof niet overbruggen, hoewel beiden diep bevreesd zijn

voor het naderende gevaar. Oprechte communicatie wordt onmogelijk gemaakt door de

botsende perspectieven van de sprekers en hun gebrek aan empathie.

Een tweede confrontatie tussen tegenstrijdige perspectieven is het gesprek tussen Ali-

hodja en Muhammed-beg (Andrić 1981: 272-274)39. Wanneer het leger de brug ondermijnt

als voorbereiding op een nakende oorlog, wil Ali-hodja de betekenis ervan weten. Volgens

hem is de brug het nalatenschap van de vizier Mehmed-pasja. Iedere schending van het

bouwwerk is bijgevolg een ernstige zonde. Bovendien begrijpt hij niet wat de brug met de

Oostenrijkse oorlogsvoering te maken heeft. Tegenover het bijgelovige en culturele

perspectief van Ali-hodja staat het militair-pragmatische perspectief van de officier.

35 (idem: 82-83). 36 (idem: 287). 37 (idem: 117). 38 (idem: 111-116). 39 (Andrić 1994: 111-116).

Page 23: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 20 -

Muhammed-beg beschouwt de brug als een strategisch verbindingspunt dat uit

voorzorgsmaatregelen beveiligd moet worden zodat, indien de vijand aanvalt, het

onschadelijk kan worden gemaakt. De moeilijkheid tot communicatie wordt expliciet

benadrukt wanneer Ali-hodja zich druk maakt over de uitdrukking “enzovoorts”, want het

is “[...] sama ta reč u govoru stranaca stoji umesto prećutane istini, kao i da sve ono što je

ispred nje rečeno ne znači ništa” (idem: 273)40. Ali-hodja begrijpt de onbetrouwbaarheid

van communicatie en hamert op het gebruik van “ronde woorden”. De officier blijft echter

naast de kwestie praten en verhoogt het onbegrip door militaire terminologie te gebruiken.

Ook hier lijkt communicatie nutteloos: beide personen praten naast elkaar, kunnen zich

niet inleven in het perspectief van de ander én begrip wordt opzettelijk gesaboteerd.

Een derde voorbeeld van tegenstrijdige perspectieven en gebrekkige communicatie

speelt zich af tussen Janko Stiković en Jakov Herak, twee universiteitsstudenten die hun

zomer in Višegrad doorbengen. In tegenstelling tot de vorige twee voorbeelden, die

betrekking hadden op militaire kwesties, is deze conversatie van expliciet politieke aard

(Andrić 1981: 292-294)41. Stiković hangt een nationalistisch perspectief op de

Balkanoorlogen aan, terwijl Herak alles vanuit een orthodox-socialistisch oogpunt bekijkt.

Volgens de laatsgenoemde is de nationale bevrijding nutteloos zolang daar geen sociale

bevrijding mee gepaard gaat, want zonder sociale verworvenheden kan er geen duurzame

staat opgebouwd worden. De reactionaire mentaliteit van de opstandelingen kent namelijk

antisociale neigingen. Stiković echter ziet de nationale vrijheidsbewegingen als de enige

manier om sociale rechtvaardigheid te bereiken. Het gesprek ontaard: “naivna studentska

diskusija se pretvori u mladalačku svađu u kojoj su svi govorili i upadali jedan drugom u

reč i koja se kod prve dosetke raspršta i izgubi u smehu i dovikivanju” (idem: 294)42.

Een politiek geconnoteerd gesprek waarin twee botsende waarheden met elkaar

rivaliseren, leidt logischerwijze altijd tot onbegrip en confrontatie. Wat Na Drini ćuprija

echter benadrukt is dat het gebrek aan oprechte communicatie die confrontatie versterkt,

“[j]er, u tim dačkim razgovorima svaki ide za svojom misli” (Andrić 1981: 300, zie ook

294, 313)43. Dit laatste citaat is kenmerkend voor algemeen menselijke communicatie:

mensen kunnen elkaar in essentie niet begrijpen omdat ze sneller geneigd zijn hun eigen

gedachten verder te zetten dan die van anderen te volgen. Dit geldt tenslotte ook voor de

twee andere gesprekken die op de kapija plaatsvinden: tussen Toma Galus en Fehim

Bahtijarević (idem: 299-304)44 en tussen Stiković en Nikola Glasinčanin (idem: 307-

40 “[...] dat juist dit woord door de vreemdelingen gebruikt werd, waar ze de waarheid wilden verdoezelen en dat

daarom alles wat er aan voorafging, in de grond niets zei” (idem: 220). 41 (idem: 235-237). 42 “De naïeve studentendiscussie verandert in een jongensachtige rel, waarin ze allemaal door elkaar heenpraten

en elkaar in de rede vallen en die bij de eerste sarcastische opmerking uit elkaar spat en in gelach en geroep

verloren gaat” (idem: 237). 43 “[w]want in zule gesprekken gaat ieder op zijn eigen gedachten door” (Andrić 1994: 242, zie ook 237, 252). 44 (idem: 240-245).

Page 24: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 21 -

315)45; voor de benarde positie waarin George Fedun zich bevindt tijdens zijn

ondervraging (idem: 196-203)46; en voor de conversatie tussen de koopmak Pavle

Rankovic en de onderprefect Sabljak (idem: 350-352)47.

Dus, de filosofische instelling van Andrić dat oprechte communicatie onmogelijk is,

komt in Na Drini ćuprija op twee manieren aan bod. Aan de ene kant in de manier waarop

de werkelijkheid vervormd wordt door verhalen, legendes en mythes die beïnvloed worden

door de mens en zijn behoefte aan sensatie, roddel en gefluister. Communicatie wordt

gethematiseerd als een collectieve onderneming binnen de context van het collectief

geheugen, waarin waarheid en fictie deel van elkaar uitmaken, gemotiveerd door

persoonlijke behoeftes. Communicatie is onbetrouwbaar, veranderlijk en manipuleerbaar.

Aan de andere kant komen botsende waarheden aan bod in de manier waarop conversaties

op onbegrip en confrontatie uitlopen: mensen hebben de neiging zich koppig vast te

houden aan hun eigen overtuigingen en hun eigen gedachtengang te blijven volgen, zonder

het standpunt van de ander in overweging te nemen. De conversaties zijn veelal van

alledaagse, levensbeschouwelijke of politiek-ideologische aard en hebben als

gemeenschappelijk kenmerk dat communicatie overbodig en nutteloos lijkt, “[...] jer svaki

[...] govori to isto, i sličnim rečima [...]” (Andrić 1981: 221)48. Op die manier impliceert

Na Drini ćuprija dat communicatie als een oprechte existentiële uitwisseling tussen twee

cognitieve wezens utopisch is.

Ook in Travnička hronika komt Andrić’ filosofie via motieven van onbegrip en

confrontatie naar boven. De kroniek beslaat slechts zeven jaar. Bijgevolg komt een beperkt

aantal personages uitgebreid aan bod, die een betrekkelijk diepe psychologische uitwerking

kennen. De roman heeft aandacht voor dialogen in directe rede en hoe communicatie

bemoeilijkt wordt door individuele perspectieven enerzijds, én door de socio-culturele

context van de spreker anderzijds. Daarnaast ligt de nadruk op het ontwikkelingsproces

van communicatie als collectieve onderneming. Het evolutieproces van communicatie in

Travnička hronika legt tevens de functie en eigenschappen ervan bloot. Eerst wordt de

ontwikkeling van communicatie behandeld, met aandacht voor inherente eigenschappen

van het volk en zijn communicatie. Vervolgens komen botsende perspectieven tussen

personages aan bod.

Travnička hronika benadrukt de afwezigheid van dé waarheid, en bijgevolg de

moeilijkheden van wederzijds begrip, door aandacht te geven aan vormen van

communicatie die de notie onderstrepen dat de waarheid onzeker en onbekend is. Dit wordt

bevestigd door bepaalde eigenschappen van communicatie. In de eerste plaats is

45 (idem: 246-253). 46 (idem: 159-164). 47 (idem: 282-283). 48 “[...] want iedereen [...] zegt hetzelfde, zelfs met dezelfde woorden” (idem: 180).

Page 25: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 22 -

communicatie onbetrouwbaar. Allerhande nieuwsfeiten of gebeurtenissen komen via

geruchten tot het dorpje. Al vanaf de eerste dialoog bestaat er de notie dat de lijn tussen

leugen en waarheid zeer dun is. De Turske begs horen over de komst van een Franse

Consul en vragen zich meteen af “[...] koliko ima laži a koliko istine u ovim vestima [...]”

(Andrić 2004: 6)49. Niemand wil iets definitief zeggen over deze geruchten omdat men de

waarheid niet kan achterhalen, noch weet iemand wat hij ervan moet denken. Toch vormen

geruchten een voorname bron van informatie en voedt het de volkse behoefte naar

speculatie, spot en ironie: “ [...] umeju da se podsmehnu malo govore, ali vole da šapatom

ogovaraju [...]” (idem: 10)50. Al snel ontpopt het gerucht over de Franse Consul zich tot

een ware fluistercampagne, want “[j]edna novost i jedna neobična reč bile su u sadašnjim

prilikama dovoljne da uzbude maštu sveta, da izazovu mnoge razgovore i nagađanja”

(idem: 13)51. In dit proces heeft Travnička hronika aandacht voor de perspectieven en

meningen van de verschillende geloofsgemeenschappen en hoe zij hun ware gevoelens

proberen te verbergen enerzijds (idem: 14, 79-80)52; en voor de ontwikkeling van de

geruchtenmolen anderzijds: “kao sve vesti u našim krajevima, javljale su se iznenada, rasle

do fantastičnih srazmera, a zatim nestajale odjednom, da bi se posle nekoliko nedelja opet

pojavile novom snagom i u novom obliku” (idem: 14)53. De kracht van geruchten, leugens

en nieuwtjes komt doorheen de roman aan bod door middel van lastercampagnes (idem:

86)54, waarin de rol van kinderen (idem: 63)55 en de sensatiedrang van de bevolking (idem:

131)56 benadrukt worden. Andere spraakmakende gebeurtenissen die het dorp in een

sensationele fluistercampagne verwikkelen, zijn de geruchten over de komst van de

Oostenrijkse Consul (idem: 79-80)57, de afzetting van Mehmed-Pasja (idem: 129-130)58; de

opstand in de Turkse čaršija (idem: 135-141)59, de komst van Ibrahim-Pasja: “Kao pred

svakim višim dostojanstvenikom Osmanlijom, i pred njim je došao glas o njemu, izopačen

i uveličan uz put” (Andrić 2004: 150)60; de bekering van dokter Cologna tot de islam

(idem: 258)61; en de komst van Siliktar Ali-Pasja (idem: 350-352)62. In dit proces is

49 “[...] wát er van het gerucht waar is en wát gelogen [...]” (Andrić 1995: 6). 50 “[...] ze weten spottend [te glimlachen]; zij praten weinig en fluisteren veel [...]” (idem: 10). 51 “een enkel woord was al voldoende, om allerlei praatjes in omloop te brengen en daardoor angsten en

[verwachtingen] op te roepen [...]” (idem: 13). 52 (idem: 14, 79). 53 “Als [al het] nieuws in onze landen, doken ook deze geruchten onverwachts op, namen fantastische

afmetingen aan, verdwenen dan plotseling, om een paar weken later met nieuwe heftigheid en in een andere

vorm weer op te duiken” (idem: 14). 54 (idem: 86). 55 (idem: 63). 56 (idem: 131). 57 (idem: 79). 58 (idem: 129-130). 59 (idem: 135-141). 60 “Als van iedere Osmaanse dignitaris ging er al van te voren een roep van hem uit, die op weg hierheen

opgeblazen en verdraaid werd” (Andrić 1995: 150-151). 61 (idem: 260). 62 (idem: 352-353).

Page 26: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 23 -

aandacht voor hoe geruchten zich “als een lopend vuurtje” verspreiden; voor het

leedvermaak en de manipulatieve neigingen van de bevolking; en voor de manier waarop

een algemene opinie gevormd wordt. De notie dat de ware toedracht niet te achterhalen is,

blijft altijd aanwezig, “jer kod svakog Travničanina ima od želje i pomisli pa do njihovog

vidnog ili glasnog izraza dug i krivudav put koji se lako ne prelazi” (idem: 11)63.

De onbetrouwbaarheid van communicatie wordt bevestigd door de notie dat mensen

de ware toedracht van hun woorden verbergen. Er is een constante discrepantie tussen de

gevoelens van personages en hun woorden. In de eerste plaats komt dit aan bod door “onim

neodređenim orijentalskim tonom koji i kod najsigurnije stvari ne isključuje potpuno

sumnju” (Andrić 2004: 130)64. Communicatie is dubbelzinnig. Dit is het geval met

Mehmed-Pasja, “koji u stalnom osmejku kriju svoje pravo raspoloženje i u živoj rečitosti

svoju misao ili odsustvo misli” (idem: 28)65; maar geldt in essentie voor iedereen.

Personages in Travnička hronika dragen namelijk verschillende maskers en vermijden zich

uit te laten over hun ware gemoedstoestand. Zo bijvoorbeeld Daville: “Krijući u sebi teško

i složeno duševno stanje [...]” (idem: 57)66. Zo met het volk, wiens ware mening d’Avenat

niet kan achterhalen: “Njihova zabrinutost veća nego što su to hteli Davni da pokažu. Na

njegova nasrtljiva pitanja oni nisu davali jasne odgovore, krijući svoju mržnju na ovu

najezdu stranava, ali ne krijući svoj pezir zbog njegove nasrtljivosti” (idem: 80)67. Ook

Von Mitterer, de Oostenrijkse Consul, verbergt zijn ware gemoedstoestand: “Obojica kriju

svoje prave misli i stvarne bojazni pod velom melanholične konverzacije [...]” (Andrić

2004: 268)68. Met andere woorden, “[i]zmeđu stvarnog unutarnjeg života čovekovog i

njegove [...] reči nije bilo nikakve veze” (idem: 185)69. (Zie ook idem: 196,212, 365-366)70.

De moeilijkheden van communicatie om tot wederzijds begrip te komen, worden in

Travnička hronika in de tweede plaats naar voren gebracht door enkele praktische zaken.

Onder andere taalkwesties en de notie dat iedere conversatie tussen de Franse en

Oostenrijkse Consul, tussen hen en de Turkse Vizier, via het medium van een tolk

verloopt, bemoeilijken wederzijds begrip. Een regelmatige zorg van d’Avenat is

bijvoorbeeld dat “[...] samo nije znao kako da prevede i objasni stvar svome konzulu, a da

63 “[...] want iedere Travniker moet innerlijk een lange, kronkelige, moeilijke weg afleggen, eer hij voor zijn

wensen en gedachten openlijk uitkomt in woord of gebaar” (idem: 11). 64 “[...] die Oriëntaalse wijze, vaag en met omwegen, die zelfs bij de vaststaande feiten nog twijfel laat [...]”

(idem: 130). 65 “die achter die voortdurende glimlach zijn werkelijke gemoedsgesteldheid verborg en achter een opgewekte

welbespraaktheid zijn gedachten – of de afwezigheid daarvan” (idem: 29). 66 “[...] deze kwellende, gecompliceerde psychische toestand, die hij voor anderen verborg [...]” (idem: 57). 67 “[...] en hun bezorgdheid was nog groter dan zij d’Avenat wilden tonen. Op zijn dringende vragen gaven zij

hem geen duidelijke antwoorden; zij verborgen hun wrok in hun harten maar hun minachting voor de

opdringerigheid van d’Avenat staken ze niet onder stoelen en banken” (idem: 80). 68 “Beiden verborgen hun werkelijke gedachten en angsten onder de dekmantel van een wat melancholieke

conversatie [...]” (Andrić 1994: 270). 69 “Tussen wat werkelijk in de mens omging en zijn [...] woorden bestond geen verband” (idem: 187). 70 (idem: 198, 213, 366).

Page 27: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 24 -

ga ne uvredi” (Andrić 2004: 80)71. Zo is ook Sulejman-Pasja, de plaatsvervanger van de

Vizier, erop beducht dat zijn boodschap goed vertaald wordt: “Tako. To što sam ti rekao da

zapamtiš dobro i prevedeš tačno čestitom konzulu” (idem: 141)72. Het is juist de

aanwezigheid van de tolk die de relatie tussen Sulejman-Pasja en de Consuls medieert:

“Sulejman-paša [...] bio sa [fon Mitererom] oduvek bliži i srdačniji nego sa Davilom, sa

kojim je morao da govori preko tumača i čiji mu se izgled nije dopadao [...]” (idem: 262)73.

Communicatie wordt bij wijze van spreken gefilterd door de taalbarrières die er bestaan.

(Zie ook Andrić 2004: 39, 130, 347)74. Doorheen de roman zoeken verschillende

personages met grote moeite naar een gemeenschappelijke taal, in de hoop elkaar beter te

begrijpen. Dit is het geval tijdens de verjaarsviering van Napoleon, wanneer de tolk van de

Franse Consul, D’Avenat, niet alle Joodse bezoekers kan bedienen met vertalen. In de

hoop met de Travnikse Joden te kunnen communiceren, probeert de Franse Consul,

Daville, een woordje Spaans te spreken (idem: 34)75. Een gelijkaardig voorval vindt plaats

tussen Amédée Chaumette Des Fossés, de jonge Consul, en pater Julian Pašalić, die elkaar

ontmoeten in een gasthuis: hun discussie ontwikkelt zich in een mengelmoes van

gebrekkig Italiaans en Latijnse spreuken (idem: 75-77)76. Het vinden van een

gemeenschappelijke, begrijpelijke taal is problematisch tussen Sulejman-Pasja en zijn

Ottomaanse heren (idem: 107-108)77, maar ook tussen de Ottomaanse bezetter en de

plaatselijke bevolking (idem: 36-37)78.

Wederzijds begrip lijkt onmogelijk omwille van de onbetrouwbaarheid en praktische

obstakels van communicatie, die het inherent inconsequent maken. In die zin wordt

communicatie steeds zinlozer, want het is voor personages onmogelijk om de waarheid te

achterhalen. De zinloosheid van communicatie wordt bevestigd in de manier waarop

discussies zich eindeloos herhalen en terug op dezelfde holle en nietsbetekende frasen

uitkomen, zonder enige definitieve conclusie. Zo in het gesprek tussen de Teftedar en

Daville (Andrić 2004: 306-308)79, dat “[n]a kraju [...] je začinjeno novim Tahir-begovim

refleksijama [...]” (idem: 308)80. Zo ook tussen de Metropoliet Kalinik en Daville (idem:

312-314)81, tussen Des Fossés en pater Julijan (idem: 271-275)82: “A njihova diskusija

71 “[...] hij alleen niet wist hoe hij dit moest vertalen voor de Consul en het hem duidelijk maken zonder hem te

kwetsen” (idem: 80). 72 “’Zo, en denk nu goed aan wat ik hier gezegd heb en vertaal het letterlijk voor de geëerbiedigde Consul’”

(idem: 141). 73 “Sulejman-Pasja [ging] altijd vertrouwelijker en hartelijker [om] met Von Mitterer dan met Daville, met wie

hij alleen via een tolk kon spreken en wiens uiterlijk hem niet lag” (idem: 264). 74 (idem: 39, 130, 348). 75 (idem: 34). 76 (Andrić 1995: 75-76). 77 (idem: 108). 78 (idem: 36). 79 (idem: 308-310). 80 “[...] [opnieuw] eindigde in nieuwe beschouwingen van de Teftedar [...]” (Andrić 1994: 310). 81 (idem: 314-315). 82 (idem: 273-277).

Page 28: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 25 -

kretala se stalno u istom krugu i uvek vraćala na polaznu tačku” (idem: 273)83. Dit is ten

slotte ook het geval in de vele gesprekken tussen Ibrahim-Pasja en Daville, die altijd op

Sultan Selim III uitkomen: “A kad jednom dođe na red tema o nesrećnom Selimu III, onda,

bar za taj dan, nije trebalo očekivati drugi razgovor” (idem: 306)84. De zinloosheid van

communicatie wordt nogmaals bevestigd door de manier waarop personages uit innerlijke

behoefte communiceren, zonder daarbij rekening te houden met de ander: “samo ono čemu

su ga učili njegova strasna priroda i njegovo fanatično uverenje” (idem: 310)85. Nagenoeg

ieder personage “[...] govori samo ono na što ga nagoni njegova trenutna unutarnja

potreba” (idem: 307)86, omdat “[...] u tom razgovoru [on] nađe olakšanja opet za svoje

brige” (idem: 305)87.

Wederzijds begrip wordt onmogelijk gemaakt doordat communicatie in essentie

onbetrouwbaar en zinloos is. De zinloosheid van communicatie vormt de aanleiding tot het

tweede aspect van botsende waarheden. In Travnička hronika komen dialogen aan bod

waarin gesprekspartners, elk met hun eigen persoonlijke perspectieven en overtuigingen,

tegenover elkaar komen te staan. De standvastigheid waarmee personages hun eigen

overtuigingen aanhangen, maakt het voor hen onmogelijk om de ander werkelijk te

begrijpen. De roman impliceert echter dat deze botsing tussen waarheden ook betrekking

heeft op de socio-culturele achtergrond van personages en hun politieke context. Zo is er in

de eerste plaats de tegenstelling tussen Daville en Des Fossés (Andrić 2004: 50-52)88 die

voornamelijk bestaat uit de botsing tussen “svet ideja” en “živi život” (idem: 58)89. Daville

hangt een zeer ideologisch standpunt aan en interpreteert iedere gebeurtenis in Travnik ook

vanuit dat opzicht. Zo doet hij een beroep op het onverklaarbare karakter van Bosnië en de

inherente slechtheid van haar inwoners (idem: 66-67)90. Daartegenover staat het

pragmatische standpunt van Des Fossés die bepaalde zaken, zoals het gebrek aan wegen

bijvoorbeeld (idem: 64-68)91, als kind van zijn tijd eerder vanuit een strategisch-

contextueel oogpunt probeert te interpreteren. Op die manier wordt het voor beiden

nagenoeg onmogelijk om een gemeenschappelijk punt van overeenkomst te vinden. Des

Fossés lijkt alles zonder enige problemen te begrijpen, alsof alles vanzelfsprekend en

gemakkelijk is. Dit terwijl Daville moeite heeft dingen te verklaren en alles van onzekere,

voorbijgaande aard beschouwt: “Protivno od ovog mladića, on se dobro sećao šta je bilo

83 “En hun debat, [...], draaide voortudrend in een kringetje rond en kwam steeds terug op het uitgangspunt”

(idem: 273). 84 “En was het gesprek eenmaal bij de ongelukkige Selim III aangeland, dan was voor die dag ieder ander

onderwerp van de baan” (idem: 307). 85 “[Hij] bepaalde zich tot wat zijn hartstochtelijke aard en zijn fanatieke gezindheid hem voorschreven” (idem:

312). 86 “[...] [spreekt] alleen over dat waar een innerlijke behoefte van het ogenblik hem toe [drijft]” (idem: 309). 87 “[...] in het gesprek [hij] verlichting van zijn zorgen [vindt]” (idem: 307). 88 (Andrić 1995: 50-52). 89 “de wereld der ideeën” en “het levende leven” (idem: 58). 90 (idem: 66-67). 91 (idem: 64-68).

Page 29: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 26 -

pre ovoga i često pomišljao šta bi moglo biti posle” (idem: 58)92. Deze botsing komt even

later nogmaals aan bod (idem: 70-72)93. De roman impliceert dat de kloof tussen generaties

algemeen is: “Oduvek je tako da se dva naraštaja koji se dodiruju i smenjuju najteže

podnose i, u stvari, najmanja poznaju. Ali mnoga od tih razmimoilaženja i mnogi od tih

sukoba između raznih naraštaja počivaju, kao većina sukoba uopšte, na nesporazumima”

(idem: 72)94. Deze kloof wordt nogmaals benadrukt door de onmogelijkheid van de twee

elkaar te begrijpen. Zo wanneer Des Fossés terugkomt van een verkenningstocht en

Daville hem niet uitgelegd krijgt hoe oneens hij het daarmee is: “A mladić, neosetljiv za

prekore i potpuno nepristupačan konzulovim shvatanjima [...]” (idem: 109, zie ook 109-

114)95. Communicatie tussen beide personages is onmogelijk door botsende perspectieven

en gebrek aan inlevingsvermogen, wat nog verschillende keren in de roman herhaald wordt

(Andrić 2004: 227, 253, 265-267)96.

De botsing tussen perspectieven komt terug bij de eerste ontmoeting tussen Des Fossés

en pater Julian, waarin beide elkaar proberen te overtuigen van hun standpunt in verband

met de relatie tussen Napoleon en de Katholieke Kerk (Andrić 2004: 75-77)97.

Desalnietttemin bouwen de twee een zekere verstandhouding met elkaar op. Echter, de

roman legt later de nadruk op de koppigheid waarmee zij zich aan hun eigen perspectief en

overtuiging kunnen vasthouden: “Fratar ga je slušao sa osmejkom čoveka koji smatra da

zna stvari i nema potrebe da svoja znanja proverava ili proširuje” (idem: 220)98. In

Travnička hronika botsen waarheden met elkaar in de duidelijke stellingnames van

personages: “Mi čuvamo svoj stav i niko se ne može pohvaliti da nas je naterao da ga

promenimo” (idem: 221)99. Dit herhaalt zich voor een derde maal: “Ne možete vi nas da

shvatite - odgovarao je fratar na sve mladićeve primedbe” (idem: 272)100. Onbegrip is de

essentie van de communicatie tussen Des Fossés en pater Julian. Hun woorden zijn te

beperkt om de kloof tussen hun tegengestelde perspectieven te overbruggen.

De botsende perspectieven, en het onbegrip dat daaruit voortkomt, kennen een socio-

culturele tegenstelling tussen een moderne, liberale overtuiging en een traditionele,

92 “In tegenstelling met de jonge man moest hij zich wel bezinnen op alles wat er vroeger was geweest en dacht

hij dikwijls na over wat er nog komen kon” (idem: 58). 93 (idem: 70-72). 94 “Het is altijd zo geweest, dat twee generaties, die op elkaar volgen en elkaar aflossen, de grootste moeite

hebben elkaar te verdragen en dat ze elkaar eigenlijk het slechtste kennen. Veel verschillen en conflicten tussen

generaties berusten, evenals de meeste botsingen, op misverstand” (idem: 72). 95 “Maar Des Fossés zelf, ongevoelig voor kritiek, en voor de ideeën van de Consul volslagen ontoegankelijk

[...]” (idem: 109). 96 (Andrić 1995: 109-115, 229, 255, 267-268). 97 (idem: 75-77). 98 “De pater hoorde [hem] aan met het lachje van iemand die denkt dat hij de waarheid heeft en die dus geen

behoefte voelt, die nog eens te verifiëren of er iets aan te verbeteren” (idem: 222). 99 “’Wij houden ons aan ons standpunt en tot nu toe kan niemand zich er op beroemen, dat hij ons gedwongen

heeft dat te wijzigen’” (idem: 223). 100 “’U kunt ons niet begrijpen,’ antwoordde de pater op alle opmerkingen van [de jongeman]” (Andrić 1995:

273).

Page 30: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 27 -

conservatieve overtuiging waarbinnen andere gebruiken, normen en waarden gelden. Zo in

verband met ziekte: “Bezbrojna su i raznovrsna iznenađenja koja očekuju čoveka sa

Zapada, koji je naglo bačen na Istok i prisiljen da tu živi, ali jedno od najvećih i

najmučnijih iznenađenja javlja se u pitanjima zdravlja i bolesti” (Andrić 2004: 195)101. De

tegenstellingen tussen normen en waarden komen ook terug in de vele botsingen tussen

Mehmed-Pasja en Daville. De Franse Consul is bijvoorbeeld heel erg aangedaan door de

manier waarop Mehmed-Pasja afrekent met de Kapidžibaša, de speciale gezant van de

Sultan die het doodvonnis van de Vizier bracht: “Davil je bio zgranut i nem od čuđenja.

Sve mu je to izgledao kao neverovatna priča [...]. Postupak vezirov izgledao mu je ne samo

strašan i zločinački nego i opasan i nelogičan” (idem: 42)102. In een tweede voorbeeld kan

Daville niet uitgelegd krijgen waartoe toneel, tragedie en poëzie in zijn Frankrijk dient. Het

schatergelach waarmee Mehmed-Pasja zijn verklaringen ontvangt, is een duidelijk teken

van de fundamentele tegenstellingen die personages vanuit hun socio-culturele context

beletten elkaar te begrijpen: “Nesporazumi su prirodni a neuspesi neminovni” (idem:

135)103. Ook in de botsingen met Ibrahim-Pasja komt deze tegenstellingen naar voren. Een

voorbeeld dat de onoverkombare kloof tussen Daville en de tweede Vizier benadrukt, is de

tentoonstelling van afgehakte Servische oren en neuzen als oorlogstrofeeën (idem: 176-

177)104. Daville kan deze ervaring slechts moeilijk verwerken. Even verderop in de roman,

in de confrontatie tussen Daville en Turkse terreur, begrijpt hij echter “[...] da imaš uvek

pred očima da postupke ovoga sveta ne smeš meriti svojom merom ni primati svojom

osetljivošću, inače ćeš u najkraće vreme bedno propasti” (idem: 182-183)105. Ook in zijn

confrontatie met de derde Vizier, Ali-Pasja, is het duidelijk dat er geen mogelijkheid tot

wederzijds begrip bestaat omwille van inherente tegenstellingen: “To je bilo prvi put da

Davil ima pred sobom jednog od onih potpuno neukih, sirovih i krvavih osmanlijskih

upravljača o kojima je dosada znao samo iz knjiga i pričanja” (idem: 355)106.

Verder bestaan er communicatiemoeilijkheden, bepaald door botsende perspectieven,

die minder te maken hebben met socio-culturele of politieke tegenstellingen, maar eerder

met persoonlijke tegenstellingen. Zo is communicatie tussen Daville en zijn vrouw

moeilijk, “[...] jer ona nema i neće nikad moći da ima smisla za nestvarne razgovore o

bojaznima i strahovanjima koja njega nikad ne napuštaju” (Andrić 2004: 330, zie ook 340-

101 “De verrassingen die iemand uit het westen wachten, die plotseling gedwongen is in het oosten te leven, zijn

veel en veelvuldig. Maar over weinig dingen zal hij zich zo hartgrondig verbazen als over alles wat met

gezondheid en ziekte samenhangt” (idem: 196). 102 “Daville was ontzet en sprakeloos van verbazing. Het hele geval deed hem aan als een griezelsprookje [...].

De handelswijze van de Vizier vond hij niet alleen verschrikkelijk en misdadig, maar ook onverstandig en

gevaarlijk” (idem: 42). 103 “Misverstanden waren vanzelfsprekend en teleurstellingen onvermijdelijk” (idem: 135). 104 (idem: 178-179). 105 “’[je] voortdurend voor ogen te houden, dat je, wat dit volk doet, niet met je eigen maatstaven moet meten of

met je gevoeligheid benaderen. Anders hou je het niet uit’” (idem: 185). 106 “Dit was de eerste keer, dat Daville kwam te staan tegenover een van die volmaakt onbeschaafde, wrede en

bloeddorstige Osmaanse regeerders, die hij tot dusver alleen maar uit boeken en verhalen kende” (idem: 356).

Page 31: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 28 -

342)107. Communicatie is moeilijk tussen Von Paulich, de tweede Oostenrijkse Consul, en

Daville: “Od razgovora sa potpukovnikom nije ostajalo ništa ni u čulima ni u duši” (idem:

292)108. Net zo tussen Tahir-Beg en Daville: “Svaki takav razgovor, umesto da donese

rešenje i odgovor, uplašio bi ga novim pitanjima i novim nejasnostima [...]” (idem: 268)109.

Ook tussen Ali-Pasja en Daville: “Razgovor je tekao teško i neiskreno” (idem: 367)110, en

zeker tussen Daville en Des Fossés: “Razgovor je zapeo” (idem: 112)111. Er is met andere

woorden een constante notie dat communicatie tussen personages onnatuurlijk en moeilijk

is, veroorzaakt door een gebrek aan wederzijds begrip, onoverkomelijke tegenstellingen en

botsende perspectieven (zie ook idem: 219)112.

Dus, wederzijds begrip tussen personages in Travnička hronika is grotendeels

onbestaande en wordt onmogelijk gemaakt door de gebrekkige aspecten van

communicatie: “A ko u životu uspeva da izrazi svoja najbolja osećanja i najbolje želje?

Niko; gotovo niko” (Andrić 2004: 394)113. De roman impliceert dat mensen zich niet

kunnen uitdrukken en hun woorden bijgevolg onoprecht en onbetrouwbaar zijn. De manier

waarop communicatie als collectieve onderneming aan bod komt, onderbouwt dit door de

notie dat ieder personage vanuit zijn eigen behoefte naar sensatie, spot en ironie de

boodschap manipuleert en vervormt; door de notie dat ieder personage zich laat meeslepen

door geruchten en speculatie en zo de waarheid onrecht aandoet. Verder wordt de

onmogelijkheid tot wederzijds begrip bevestigd door de notie dat dé waarheid niet bestaat

en dat communicatie zelf in essentie zinloos is. Dit komt aan bod via dialogen of botsingen

tussen personages waarin taalkwesties en tegengestelde perspectieven naar boven komen;

en de manier waarop personages hardnekkig vasthouden aan hun eigen waarheid.

Dicussies lopen in cirkels en gesprekken verlopen onnatuurlijk. Travnička hronika

bevestigt deze bevindingen expliciet: “ljudi će s kraja na kraj svijeta razgovarati i svaku će

riječ čuti, ali se neće moći razumjeti” (Andrić 2004: 376)114.

Ten slotte geldt dit ook voor Prokleta avlija, waar verschillende personages met elkaar in

conflict komen door onbegrip en gebrekkige communicatie. Zo is er het personage van

Ćamil Effendi, die de gevolgen draagt van verkeerde communicatie en botsende

107 “[...] want ze was er nu en nooit toe in staat begrip op te brengen voor zijn weinig concrete gesprekken over

angesten en vermoedens, waar hij altijd mee vervuld was” (Andrić 1995: 330, zie ook 341-342). 108 “Van een gesprek met Von Paulich hield [Daville] niets vast, niet met zijn verstand en niet met zijn ziel”

(idem: 294). 109 “Elk van deze gesprekken verschrikte hem en leidde tot nieuwe vragen en nieuwe onzekerheden [...]” (idem:

270). 110 “Het gesprek verliep stroef en onoprecht” (idem: 368). 111 “Het gesprek stokte” (idem: 112). 112 (idem: 221). 113 “Wie lukt het al tijdens zijn leven, zijn beste gevoelen[s] en beste verlangens tot uiting te brengen? Niemand;

bijna niemand” (idem: 395). 114 “De mensen zullen van het ene einde van de aarde tot het andere met elkaar spreken, maar zij zullen elkaar

niet kunnen begrijpen” (idem: 377).

Page 32: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 29 -

perspectieven. De persoonlijke geschiedenis van de historicus (Andrić 1981: 55-66) maakt

hem bij zijn generatiegenoten het mikpunt van spot. De passie waarmee hij zijn werk

uitvoert, doet allerlei mensen kwaadspreken over hem. Zo gebeurt het dat op een bepaald

moment in het gesprek tussen een jong gezelschap, Ćamil Effendi als een waanzinnige

wordt beschreven die zichzelf de rechtmatige troonopvolger van de Sultan waant. Deze

spottende opmerking komt in vervormde staat “kroz usta jednog ćalova u uho jednog

dostavljača” (idem: 62)115 bij de Vali116 van Izmir terecht. Vervolgens wordt Ćamil

Effendi gearresteerd op verdenking van “staatsterrorisme”. De ambtenaar is een

bekrompen man wiens mentaliteit volledig bepaald wordt door de bureaucratie: “neki tvrd i

revnostan činovnik, tupoglav i bolesno nepoverljiv čovek” (idem: 61-62)117. In een poging

het misverstand op te klaren, probeert de Kadi118 van Izmir de vrijlating van Ćamil Effendi

te bepleiten. Zo ontwikkelt er zich tussen de twee personages een gesprek (idem: 63-65)

waarin de botsing tussen de bureaucratische kortzichtigheid van de overheidsfunctionaris

en de pragmatische rationaliteit van de rechtsgeleerde naar boven komt. Er is een

duidelijke tegenstelling tussen beide perspectieven. De rechter beschouwt geschiedenis als

een onschuldige wetenschap, maar de functionaris begrijpt dat niet: “Cela stvar je

očigledno jedan veliki nesporazum. To čim se on bavi, to je istorija, nauka, a od nauke ne

možete biti štete. Ali sve se to razbijalo o glupost i nepoverenje toga činovnika” (idem:

64)119. Bijgevolg verschillen hun conclusies ook: de Vali ziet in Kemil Effendi een

bedreiging voor de staat, terwijl de Cadi hem als een slachtoffer van omstandigheden ziet.

Een terloopse opmerking maakt de implicaties van een dergelijk misverstand duidelijk:

“Reč je pala, a kad reč dođe jednom, ona se više ne zaustavlja, nego ide dalje i usput raste i

menja se” (Andrić 1981: 64)120. Communicatie loopt mis door de botsing van

tegenstrijdige standpunten en de standvastigheid waarmee personages eraan vasthouden.

Prokleta avlija benadrukt dit via de Kadi, “[...] koji je iz iskustva znao kako štetni, i po

društvo i pojedinca opasni mogu biti ljudi koji zbog zvoje organičenosti neograničeno

veruju u svoju pamet i pronicljivost i u tačnost svakog svog suda i zaključka” (ibid.)121.

Een gelijkaardig voorval vindt plaats tijdens de ondervraging van Ćamil Effendi

(Andrić 1981: 99-103). De twee ondervragers zijn ervan overtuigd dat de historicus een

staatsgreep aan het organiseren was en willen achterhalen wie zijn medewerkers waren.

115 “via de mond van een idioot in het oor van een informant.” 116 De vertegenwoordiger van de Ottomaanse staat, zoals een gouverneur. 117 “een of andere moeilijke en ijverige ambtaar, een mens traag van begrip en ziekelijk wantrouwend.” 118 De rechter binnen een moslimgemeenschap 119 “De hele zaak was duidelijk één groot misverstand. Waar hij zich mee bezighoudt, dat is geschedenis,

wetenschap, en wetenschap kan niet schadelijk zijn. Maar dit allel viel in het niets tegen de domheid en het

ongeloof van de ambtenaar.” 120 “Het woord was gevallen, en eenmaal in beweging, valt het niet meer tegen te houden, groeit het onderweg en

verandert.” 121 “[...] die uit ervaring wist hoe schadelijk en gevaarlijk, voor de gemeenschap en het individu, mensen kunnen

zijn die omwille van hun beperkingen, ongebreideld geloven in hun eigen intelligentie en scherpzinnigheid en in

de nauwkeurigheid van ieder van hun oordelen en besluiten.”

Page 33: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 30 -

Ćamil Effendi begrijpt de beschuldigingen niet, getuige zijn verwarring. Volgens hem is

zijn historisch onderzoek een onschuldige intellectuele bezigheid. Dit is echter niet wat de

ondervragers ervan denken. Ze kunnen namelijk niet geloven dat er geen slechte intenties

achter deze bezigheid zaten en drijven de zaak op de spits. Ćamil Effendi staat met zijn

mond vol tanden en heeft geen idee hoe hij het misverstand kan verklaren. Communicatie

lijkt onmogelijk: “Mislio je kako da kaže jednu jedinu reč ili rečenicu koja bi zabila ovaj

glupi nesporazum, sve objasnila i dokazala da tu nema cilja i da on o svemu tome niti treba

niti može da polaže računa, ponajmanje u ovaj čas, ovde i ovako. Mislio je da to i govori, a

ćutao je” (idem: 101)122. Het is voor Ćamil Effendi onmogelijk om zijn gedachten te

verwoorden, wat even later herhaald wordt: “(...) hteo je da kaže. I mislio je da to govori, a

ćutao je” (ibid.)123. Niet alleen weet hij niet wat zeggen, hij begrijpt ook niet wat de

ondervragers, die hem alsmaar meer mishandelen, van hem willen: “Zasuli su ga pitanjima.

Mladić je žmirkao od svetlosti i jednako bacao nemirne podglede u tamne uglove. Teško se

snalazio, ne uspevajući da dobro razabere i odvoji pitanja” (ibid.)124. Uiteindelijk begrijpt

Ćamil Effendi de situatie en ziet hij gelijkenissen met zijn studieonderwerp, de vervolgde

broer en rechtmatige troonopvolger Čem-sultan: “Ćamil je priznao otvoreno i gordo da je

istovetan sa Džem-sultanom to jest sa čovekom koji je, nesrećan kao niko, došao u tesnac

bez izlaza, a koji nije hteo, nije mogao da se odreče sebe, da ne bude ono što je” (Andrić

1981: 102)125. Jammer genoeg weet de ongelukkige man dit niet met dezelfde nuance te

verwoorden en zegt hij: “Ja sam to!” (ibid.)126. Dit veroorzaakt lichte paniek bij de

bewakers omdat ze noch goed begrijpen wat hij bedoelt, noch weten hoe ze hierop moeten

reageren. De twee ondervragers voeren de druk op en proberen nog meer bekentenissen uit

hun slachtoffer te ontfutselen. Deze confronterende manier leidt tot een handgemeen,

waarvan de uitkomst voor de lezer onduidelijk blijft: Ćamil Effendi is de daaropvolgende

dag uit de gevangenis verdwenen (idem: 103). Opnieuw leidt gebrekkige communicatie tot

onbegrip en confrontatie, onder andere omwille van Ćamil die zich niet kan uitdrukken en

de tegenstrijdige veronderstellingen van de ondervragers.

Een derde voorbeeld van een gelijkaardige situatie vindt plaats wanneer Fra Petar, in

een poging om zijn verveling tegen te gaan, een bewaker van de gevangenis vraagt om

hem werk te geven (Andrić 1981: 113). De bewaker denkt echter dat hij om gereedschap

vraagt zodat hij kan ontsnappen, getuige daarvan zijn antwoord: “Ono biva da neki nabavi

122 “Hij dacht na over een enkel woord of een enkele zin die dit domme misverstand kon uitklaren, alles kon

uitleggen en bewijzen dat er geen complot achter zat, en dat hij noch verplicht noch in staat was hier zich voor te

verantwoorden, zeker niet op dit moment, hier en op die manier. Hij dacht dat hij dit zei, maar hij zweeg.” 123 “[dat] wou hij zeggen. En hij dacht dat hij het zei, maar hij zweeg.” 124 “Ze overstelpten hem met vragen. De jongeman knipperte [met zijn ogen] in het licht en wierp onrustige

blikken in de donkere hoeken [van zijn cel]. Het was moeilijk om hier mee om te gaan, het lukte hem niet om

aparte vragen goed van elkaar te onderscheiden.” 125 “Ćamil bekende openlijk en trots dat hij hetzelfde was als Čem-sultan, hetzelfde als die mens, ongelukkig als

geen ander, met zijn rug tegen de muur, en die zichzelf niet wou, niet kon verloochenen, niet te zijn wie hij is.” 126 “Ik ben hem!”

Page 34: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 31 -

krišom turpiju ili dlijeto, kako bi lakše odavde izišao, aldi da ih mi sami nekom dajemo, to

ne biva: Nisi to dobro smislio” (ibid.)127. Fra Petar wilt zich vervolgens verantwoorden,

uitleggen dat hij het niet zo bedoelde, maar begrijpt al snel dat het tevergeefs zou zijn:

“Kad ljudi dopadnu ovog čega sam ja dopao, onda im niko ne može vjerovati. A ja

zaboravio gdje sam!” (idem: 114)128. Het is ook voor Fra Petar onmogelijk om via

communicatie zijn bedoelingen duidelijk te maken, wat hem in confrontatie brengt met de

bewaker die de achterliggende intenties verkeerd begrijpt.

Verder zijn er nog andere gevangenen die met elkaar spreken. Iedere keer leidt hun

communicatie echter tot confrontatie doordat de tegenstellingen in hun opvattingen te

groot zijn, ook al betreft het banale onderwerpen. Zo is er het gesprek tussen het personage

van de atleet en de student (Andrić 1981: 71-73), waarin het conflict draait om welke

vrouwen het mooist zijn, die van de Kaukasus of die van Armenië; of het gesprek tussen de

atleet en de matroos (idem: 108-110) dat eindigt in een discussie over wie werkelijk weet

hoe de ogen van Georgische vrouwen er uitzien. Communicatie vindt plaats louter en

alleen om communicatie, mensen spreken uit een existentiële behoefte: “I videlo se da

govori više zbog sebe, što ne može drukčije, nego zbog onog što govori i onih kojima

govori” (Andrić 1981: 51)129. Conversaties hebben geen ander doel dan te kunnen

ontsnappen van de helse omgeving: gevangenen vergeten zichzelf in hun communicatie.

Prokleta avlija benadrukt hierdoor de zinloosheid van communicatie: zelfs over banale

onderwerpen kan men niet tot wederzijds begrip komen.

Dit inzicht nuanceert meteen ook de vrienschap tussen Ćamil Effendi en Fra Petar,

zelfs al ontwikkelt die zich spontaan. De mogelijkheid op een oprechte verstandhouding

lijkt op het eerste gezicht reëel: beiden spreken Italiaans, wat hen afscheidt van de rest van

de gevangenen. Hun conversaties blijven echter aan de oppervlakte en ze spreken nooit

over zichzelf. Bovendien bestaan de gesprekken vaak uit éénrichtingsverkeer omdat Ćamil

nooit lijkt te luisteren, maar alles wat Petar zegt gewoon bevestigt: “Naročito je uzdržljiv

bio mladi Turčin. Svojim tamnim i dubokim glasom i laganim klimanjem glave on je samo

potvrđivao ono što je fra Petar govorio. A potvrđivao je sve, bez razmišljanja” (Andrić

1981: 47)130. De aard van de communicatie tussen de twee doet vermoeden dat beide

personages zich, bij gebrek aan vrijheid, tevreden stellen met hun nieuwe gesprekspartner:

“Pa i takvi kakvi su, ti razgovori su, izgleda, bili obojici zatvorenika prijatni i dragi kao

neočekivani darovi nečeg što ovde najviše nedostaje; zbog toga su ih stalno obnavljali i

127 “Het gebeurt wel eens dat iemand een dossier of beitel kan stelen, om hier gemakkelijker weg te geraken,

maar dat we het zelf aan iemand geven, dat gebeurt niet. Dat heb je verkeerd gedacht.” 128 “Wanneer mensen zich in een situatie als de mijne bevonden, kan niemand hen geloven. Ik was vergeten waar

ik was!” 129 “En het was duidelijk dat hij meer voor zichzelf sprak, omdat hij niet anders kon, dan voor de mensen met

wie hij sprak of de dingen die hij zei.” 130 “Vooral de jonge Turk was afstandelijk. Met zijn donkere, diepe stem en een lichte hoofdknik bevestigde hij

gewoon wat fra Petar zei. En hij bevestigde alles, zonder te denken.”

Page 35: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 32 -

posle svakog prekida nastavljali” (Andrić 1981: 48)131. Hun communicatie is eerder

gebaseerd op een behoefte, een overlevingsdrang, dan op een wederzijdse sympathie voor

elkaar. De vraag blijft in welke mate Fra Petar en Ćamil Effendi elkaar werkelijk

begrijpen. De broeder raakt namelijk uitermate geïnteresseerd in de Turk juist omdat die

laatste zo moeilijk te doorgronden is. Het enige wat hij kan afleiden is dat Ćamil een

“zieke, ongelukkige man” is (idem: 50). Bovendien zijn het de uitzonderlijke

omstandigheden die hen tot elkaar brengen: “Neobično prijateljstvo između gospodskog

mladića, Turčina iz Smirne, i stranca hrišćanina iz Bosne kao da je (...) stalno raslo, brzo i

neočekivano kako samo u ovakvim izuzetnim prilikama može da bude” (Andrić 1981:

74)132. De novelle lijkt te impliceren dat in een andere omgeving een dergelijke

vriendschap niet had kunnen bestaan, en dat begrip in deze situatie dus niet aan de orde is.

De eenzijdige communicatie zet zich verder wanneer Ćamil Effendi over zijn

studieonderwerp, Čem-sultan, begint te vertellen. Vanaf dat moment kan de Turk niet meer

ophouden en blijft Fra Petar gedwee luisteren, hoewel hij niet altijd even oprecht

geïnteresseerd is: “Često je bivalo da slušajući izgubi nit mladićevog pričanja i (...) da

prestane da prati pričanje, nego misli na svoju nevolju. Ali i tada bi se pravio kao da sluša,

jer mu je žao čoveka kome je očigledno mnogo stalo da sve dokraja i potanko kaže”

(Andrić 1981: 90)133. Vanuit deze nuance lijkt de verstandhouding tussen Ćamil Effendi

en Fra Petar eerder uit een gevoel van medelijden voort te komen dan uit werkelijk

wederzijds begrip. De bekentenissen van Ćamil zetten zich enkele dagen voort en nemen

schizofrene proporties aan. In die tijd krijgt Fra Petar een obsessieve behoefte om te

luisteren, terwijl hij de Turk eigenlijk wil onderbreken. Wat hij ook probeert, telkens hij

luistert “bila je kao opijena i umrtvljena upornim mladićevim pričanjem” (idem: 93)134.

Dan verdwijnt de Turk en Petar blijft alleen achter, zonder gesprekspartner. Dit maakt hem

rusteloos en lichtjes paranoïde. Zo wordt uiteindelijk de ware aard van hun communicatie

bekend: “Dok sam ono deverao s jadnim Ćamilom i brinuo zbog njega, nekako sam manje

mislio na sebe i svoju nevolju. A sad ne mogu da se odbranim od toga” (idem: 113)135.

Dus, de instelling dat communicatie zinloos en onmogelijk lijkt, wordt onderbouwd

door de interactie tussen personages in Prokleta avlija. Aan de ene kant is communicatie

131 “En hoewel de conversaties van die aard waren, leek het dat ze aangenaam en prettig waren voor beide

gevangenen, als het onverwachte geschenk van iets dat ze hier het meeste misten. Daarom bleven zij die

gesprekken hervatten na iedere onderbreking.” 132 “De ongewoonlijke vriendschap tussen de jongeheer, een Turk uit Smirna, en de vreemdeling, een Christen

uit Bosnië, leek gestaag gegroeid te zijn, snel en onverwachts zoals enkel in dergelijke uitzonderlijke

omstandigheden zou kunnen.” 133 “Het gebeurde vaak dat terwijl hij luisterde, hij de draad van het verhaal van de jongeman verloor en dat hij

zelfs stopte het verhaal te volgen, denkend aan zijn eigen ongeluk. Maar hij deed wel alsof hij luisterde, want hij

had medelijden met deze man voor wie het duidelijk belangrijk was het verhaal tot het einde in ieder detail te

vertellen.” 134 “was hij als bedwelmd en verdoofd door het volhardende verhaal van de jongeman.” 135 “Zolang ik tijd spendeerde met de arme Ćamil en mij om hem zorgen maakte, dacht ik op één of andere

manier minder aan mezelf en mijn ongeluk. Maar nu kan ik me daar niet tegen beschermen.”

Page 36: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 33 -

gethematiseerd als een existentiële behoefte, gemotiveerd door de context van de

gevangenis. Personages hebben weinig sociaal contact en communiceren uit een innerlijke

behoefte. Communicatie, in de vorm van verzonnen verhalen, vindt plaats uit

overlevingsdrang om de harde realiteit van de gevangenis te ontvluchten. Wederzijds

begrip is dus niet aan de orde: personages communiceren met elkaar uit eigenbelang en er

bestaat geen existentieel raakvlak tussen hen. Dit lijkt ook te gelden voor de enige

vriendschap in de novelle: Ćamil Effendi praat in de eerste plaats voor zichzelf. Net zo

luistert Fra Petar ook voor zichzelf. Aan de andere kant zien we communicatie in zijn

dagelijkse vorm: personages die elkaar uitvragen of willen overtuigen lijken altijd te botsen

op de gebreken van hun communicatievaardigheden. Motieven van onbegrip zien we terug

in de misverstanden, die van praktische, functionele aard zijn. Personages tonen een

prominent gebrek aan empathie en zeer rigide toewijding aan hun eigen leefwereld.

Communicatie is zinloos omdat het geen hoger doel dient: personages willen gewoon

kunnen vertellen. Dit belet hen elkaar te begrijpen, en communicatie blijft ook in Prokleta

avlija utopisch.

3.2.2. Botsende werelden: het individu als onbeduidende pion

Aanwezig in het werk van Andrić is de idee dat het individu een onbeduidende factor is in

het grote radarwerk van politieke, economische en andere maatschappelijke

omwentelingen (de publieke wereld); en dat zijn persoonlijke leefwereld beïnvloed wordt

buiten zijn wil om.136 De botsing tussen deze twee werelden leidt tot frustraties omdat de

mens niet in staat is om contact te leggen. Bijgevolg wordt het begrip en de betekenis die

mensen aan hun eigen leven geven ondermijnd door de publieke wereld: het individu lijkt

machteloos te staan tegenover de machten die zijn levenscondities bepalen. Dit is de

botsing tussen werelden, die in ieder te bespreken werk een specifieke invulling krijgt: de

tegenstelling tussen een statische en dynamische wereld, Oost en West, moderniteit en

traditie, wetenschap en religie, of tussen centrum en periferie. Altijd zijn deze

tegenstellingen echter terug te herleiden tot de botsing tussen privé en publiek, en

impliceren ze de onbeduidendheid van het individu. Soms zijn de botsingen van historische

en praktische aard en komen die expliciet naar voren in de handeling van de roman, zoals

in Na Drini ćuprija en Travnička hronika. Soms zijn die botsingen echter meer van

essentiële aard, impliciet en inherent aanwezig in de personages en de achtergrond

waartegen hun ervaringen plaatsvinden, zoals in Prokleta avlija. Dit deel van de

inhoudelijke analyse concentreert zich enerzijds op handelingen en gebeurtenissen en

anderzijds op plaatsen en situaties die de botsing tussen werelden weergeven.

136 De analyse van deze publiek-privé tegenstelling steunt tot op zekere hoogte op het artikel van Ferguson

(1975). De masterscriptie breidt het kader echter uit door andere soort botsingen (zoals tussen centrum en

periferie) aan deze initiële botsing te verbinden.

Page 37: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 34 -

In Na Drini ćuprija is de botsing tussen werelden op verschillende manieren aanwezig: de

botsing tussen centrum en periferie; tussen een moderne, dynamische wereld en een

traditionele, statische wereld; tussen generaties; en tussen publiek en privé. Het is mogelijk

om de roman vanuit een Oost-West tegenstelling te analyseren. Deze invalshoek draagt

echter een politieke connotatie met zich mee (zie Todorova 2009; Said 2003), wat weinig

relevant is voor deze scriptie. Bovendien is de Oost-West tegenstelling te algemeen en

negeert het de ware aard van botsingen.

De botsing tussen het centrum en de periferie is eigen aan het karakter en de positie

van het stadje. Višegrad ligt namelijk aan de grens van het Ottomaanse Rijk:

gebeurtenissen en beslissingen uit Constantinopel, en later uit Wenen, dringen het stadje

binnen in de vorm van gefluisterde geruchten, de doorstroom van vluchtelingen of de

aankomst van bouwmeesters: “To što se sada sručilo na kasabu i ceo ovaj kraj bila je

velika, nerazumljiva napast kojoj se nije moglo dogledati kraja” (Andrić 1981: 29)137.

Višegrad wordt overspoeld met de ontwikkeling van het maatschappelijk leven vanuit het

centrum, dat invloed uitoefent op het perifere leven van het individu: “A u zabačenu

bosansku kasabu dopirali su od svega toga života XIX veka tek izlomljeni odjeci, i oni

samo u onoj meri i onom obliku u kome je ta zaostala orijentalska sredina mogla da ih

primi i na svoj način shvati i primeni” (Andrić 1981: 210-211)138. Later komt deze

wisselwerking tussen centrum en periferie nogmaals aan bod: “Jer, čak i u ovoj zabačenoj

kasabi, gde je život u dve trećine svojih pojava bio još potpuno istočnjački, ljudi su počeli

da robuju brojkama i da veruju u statistiku” (idem: 258)139. Zeker in tijden van oorlog

wordt de discrepantie tussen centrum en periferie duidelijk: “A pre nego što je svet pravo

shvatio smisao i zamašaj rata, on je stvarno završen [...]. Tamo negde daleko u svetu igra

se kocka ili bije boj i tamo se rešava i sudbina svakoga od nas” (idem: 279)140. De gewone

burger ziet zijn leven verstoord wanneer het centrum zich opdringt in de vorm van

oorlogen, concessies, keizerlijke decreten, verhoogde prijzen enzovoorts. Het individu is

hier machteloos tegenover: “Čovek biva zaustavljen od nadmoćne stihiji i, postiđen zbog

svoje nemoći, mora da uvidi i jasnije sagleda i svoju i tuđu bedu i zaostalost” (idem: 25)141.

137 “Wat nu op het stadje en dit hele gebied afkwam, was een grote, onbegrijpelijke bezoeking, waarvan het

einde niet te overzien was” (Andrić 1994: 24). 138 “In dit afgelegen Bosnische stadje drong van dat hele leven van de negentiende eeuw maar een zwak schijnsel

door en alleen in die vorm en mate, waarin deze achtergebleven oosterse wereld het in zich op kon nemen, en

verwerken en gebruiken” (Andrić 1994: 171). 139 “Want ook in dit afgelegen stadje, waarin het leven voor tweederde van zijn uiterlijke vormen nog volkomen

oosters was, begonnen de mensen tot slaven van getallen te worden en in statistieken te geloven” (idem: 209). 140 “Maar nog voordat het volk de betekenis en de omvang van de oorlog goed begrepen had, was hij al

geëindigd [...]. Ergens daar in de wereld werd er om landen gedobbeld of oorlog gevoerd en daar werd ook over

ons lot beschikt” (idem: 225). 141 “Hier moest de mens erkennen dat er machten waren sterker dan hijzelf, en beschaamd over zijn onmacht tot

een dieper inzicht komen zijn eigen nood en die van de anderen, zijn eigen misdeeldheid en die van de anderen”

(Andrić 1994: 20).

Page 38: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 35 -

Vanuit dit opzicht impliceert de roman dat de botsing tussen centrum en periferie een

duidelijke, maar vervormde, weerklank in het stadje kent en een gevolg heeft op de

verhouding tussen de publieke en privéwereld van het individu. Een eerste voorbeeld is de

concessie van Hongarije door het Turkse Rijk. De beslissing om Hongarije te verlaten,

wordt genomen in het centrum, maar is onlosmakelijk verbonden met het stadje (de

periferie): de caravanserai naast de brug werd namelijk gefinancierd met opbrengsten uit

Hongaarse grondgebieden (Andrić 1981: 82-83)142. Het gastverblijf aan de brug over de

Drina, dat “[...] istorijski događaji osudili na propast” (idem: 84)143, begint bijgevolg

langzaam te verloederen. De beheerder van de stichting, Daüt-hodja Mutelevic, blijft trouw

aan zijn functie. Zelfs op zijn oude dag doet hij persoonlijk de hoogstnodige

opknapbeurten en probeert hij de canvaserai zo goed en zo kwaad als het kan te

onderhouden. Tot hij op een dag van de ladder valt en sterft. Zo betekent de dood van de

publieke instelling ook de dood van het individu dat ermee verbonden is. De volgende

uitspraak van de verteller is kenmerkend voor de roman: “Ko je mogao i pomišljati da su

stvari u svetu u takvoj zavisnosti jedne od drugih i na toliku daljinu među sobom

povezane?” (idem: 83)144. De idee dat het centrum en de periferie onlosmakelijk met elkaar

verbonden zijn en elkaar beïnvloeden is expliciet aanwezig in de roman.

Een tweede voorbeeld hoe de botsing tussen centrum en periferie tegelijk een botsing

tussen publiek en privé inhoudt, zijn de gevolgen die het stadje moet ondergaan naar

aanleiding van de Servische opstanden. Aan het begin van de negentiende eeuw ontstaat

een botsing tussen de Servische provincie (de periferie) en de Turkse bezetter (het

centrum). Višegrad en de brug die de periferie met het centrum verbinden, nemen toe in

strategisch belang. De Turken bouwen daarom een wachtpost op de brug om de doorgang

van mensen te controleren. Naarmate meer en meer Turkse vluchtelingen in het dorpje

toekomen, verscherpen de autoriteiten de maatregelen. Turbulente tijden betrekken

onoverkomelijk ook arme, onschuldige individuen, “[...] jer ti su često prvi koje hvata

nesvestica pred vrtlogom velikih događaja i koje taj vrtlog neodoljivo privlači i guta”

(Andrić 1981: 105)145. Zo ook in dit geval: de pelgrim Jelisije uit Cajnice en de

molenknecht Mile, twee toevallige voorbijgangers, worden zonder genade onthoofd.

Machteloos als ze staan tegenover de grote gebeurtenissen in de publieke wereld wordt

hun privéwereld verstoord.

De Servische opstanden blijven ook in een derde voorbeeld nefaste gevolgen heben

voor het stadje. De confrontatie met vluchtelingen, die hun huizen verloren bij de Turkse

142 (idem: 67). 143 “ [...] die historische gebeurtenissen veroordeeld hadden, om te gronde te gaan” (idem: 69). 144 “Wie kon zich ook voorstellen, hoezeer de dingen in de wereld van elkaar afhankelijk zijn en op zo’n verre

afstand met elkaar verknoopt?” (Andrić 1994: 67-68). 145 “[...] want die zijn dikwijls de eersten, die gegrepen worden door de roes die voorafgaat aan de maalstroom

der grote gebeurtenissen en die deze roes onweerstaanbaar naar zich toehaalt en in zich opslokt” (Andrić 1994:

87).

Page 39: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 36 -

terugtrekking, is voor de inwoners van Višegrad een rechtsreekse bedreiging voor hun

eigne leefomstandigheden (idem: 112-113)146. De botsing tussen het centrum en de

periferie verstoort “uslove života za ceo kraj, pa i za kasabu, uticalo na trgovinu, na

saobraćaj, na opšte raspoloženje sveta i na međusobne odnose Turaka i Srba” (Andrić

1981: 110)147. De spanningen tussen de bevolkingsgroepen zijn een direct gevolg van de

botsing tussen de publieke wereld (de kwestie van grondgebied en autonomie) en de

privéwereld: individuen in de periferie worden meegesleept in de gebeurtenissen uit het

centrum. Dit ervaart ook Pietro Sola, de enige Italiaan in Višegrad, die gestigmatiseerd

wordt omdat een landgenoot een aanslag heeft gepleegd op de Keizering van Oostenrijk-

Hongarije (idem: 245-246)148. Ten slotte wordt dit nogmaals benadrukt in de manier

waarop bijvoorbeeld plaatselijke handel verstoord wordt door verre gebeurtenissen:

Međutim, upravo kad se preduzeće našlo u tom prelaznom i kritičnom stadiju, nastupila je

aneksiona kriza. [...] Ovi krajevi na granici postali su tako nesigurni da su i već investirani

kapitali počeli da beže. Zadruga je likvidirana posle dve godine sa potpunim gubitkom celog

uloženog kapitala. (Andrić 1981: 323)149

Uiteindelijk maakt de Oostenrijkse bezetting van 1878 een einde aan de troebele tijden

(Andrić 1981: 145-146)150. De focus op de botsing tussen centrum en periferie verschuift

naar de botsing tussen een moderne, dynamische wereld en een traditionele, statische

wereld. De nieuwe tijd onder de bezetting, “koju je svet, ne mogući je sprečiti, smatrao u

duši privremenom” (idem: 161)151, brengt namelijk allerlei vernieuwingen met zich mee:

“[...] počeli su da stižu činovnici, sitni i krupni službenici [...], a za njima majstori i veštaci

za one poslove i zanate kojih kod nas dotle nije bilo. Bilo ih je Čeha, Poljaka, Hrvata,

Mađara i Nemaca” (idem: 162)152. Deze botsing komt nog enkele keren aan bod wanneer

de nieuwe Oostenrijkse bezetting het hele stadje renoveert: vernieuwingen zoals

straatverlichting en vrouwen die toegelaten worden op de kapija, botsen op weerstand bij

de bevolking (Andrić 1981: 166-172)153. Ook de uiterlijke organisatie van het

gemeenschapsleven kan niet op de initiële goedkeuring van de bevolking rekenen (idem:

146 (idem: 92). 147 “[...] de levensomstandigheden voor het hele gebied en dus ook voor het stadje, het had zijn invloed op handel

en verkeer, op de algemene stemming en ook op de wederzijdse betrekkingen tussen Turken en Serviërs” (idem:

90). 148 (idem: 199-200). 149 “Maar juist toen de onderneming zich in dit kritieke overgangsstadium bevond, was de annexatiecrisis

uitgebroken. [...] deze gebieden bij de grens werden zo onzeker, dat ook de al geïnvesteerde gelden wegvloeiden.

De vennootschap werd na twee jaar met een totaal verlies van het gestorte kapitaal geliquideerd” (idem: 260). 150 (idem: 118). 151 “[...] die door de bevolking, aangezien er toch niets aan te doen was, werd beschouwd als iets voorbijgaands”

(idem: 131). 152 “Tezelfdertijd kwamen er ambtenaren, grote en kleine beambten [...] en na hen meesters en vaklieden voor

werkzaamheden en beroepen, die er vroeger bij ons nooit geweest waren. Er kwamen Tsjechen, Polen, Kroaten,

Hongaren en Duitsers” (Andrić 1994: 131-132). 153 (idem: 136-140).

Page 40: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 37 -

210-215)154. De vernieuwingen impliceren niet alleen een botsing tussen een moderne,

dynamische wereld en een traditionele, statische wereld, maar hebben ook gevolgen voor

de tegenstelling tussen publiek en privé: “I sa svakom naredbom ograničava se ili

obavezuje u ponečem čovek pojedinac, a proširuje, zapliće, razgranjava život varoši [...] i

svih njihovih stanovnika zajedno” (idem: 163)155.

Bovendien is het zich aanpassen aan een nieuw maatschappelijk leven een privézaak.

Dit wordt bevestigd door Sjemsi-beg Brankovic, de personalisatie van de botsing tussen

een moderne, dynamische wereld en een traditionele, statische wereld (Andrić 1981: 163-

166)156 De man is onverzettelijk gekant tegen de vernieuwingen die de Oostenrijkse

bezetting met zich meebrengt: hij trekt zich terug op zijn landgoed, weigert nog naar het

stadje te gaan, verbiedt zijn zonen zaken te doen met de nieuwe overheid en haalt zelfs zijn

kinderen van school. Geregeld komen er andere oude en aanzienlijke Turken langs bij

hem: “Tu su sastanci onih koji, rešeni da istraju u svom prkosu do kraja, nisu voljni nipošto

i ni u čemu da se poklone pred stvarnošću” (idem: 165)157. Uiteindelijk sterft Sjemsi-beg in

zijn verbitterde onmacht om de botsing tussen werelden te overstijgen.

Een tweede personage dat zich halsstarrig verzet tegen de vernieuwingen en niet wil

toegeven aan de nieuwe realiteit is Ali-hodja. Wanneer de Oostenrijkers in hun

onderneming het dorp te moderniseren ook de winkel van Ali-hodja willen slopen, “[...] ali

se [on] odlučno odupirao, parničio i na sve moguće načine izvlačio, dok nije uspeo da

njegov dućan ostane onakav kakav je i na mestu na kom je” (Andrić 1981: 166)158.

Opnieuw bevestigt dit dat de moderniteit-traditie en de dynamisch-statische tegenstelling

tevens een botsing tussen publiek en privé inhoudt. De roman benadrukt de standvastigheid

van Ali-hodja (idem: 251-262)159 wanneer die twintig jaar later nog steeds onveranderd

blijft:

On je jedan od retkih varoških muslimana koji nije prihvatio ništa od novina i promene koje su

stranci doneli, ni u nošnji, ni u shvatanjima, ni u govoru, ni u načinu trgovine i poslovanja. Sa

istom onom oštrinom i upornošću sa kojom je nekad istupao protiv bezizglednog otpora, on je

godinama ustajao protiv svega što je švapsko i strano a što je sve više hvatalo maha oko njega.

(Andrić 1981: 251)160

154 (idem: 171-175). 155 “En met iedere verorderning wordt de enkeling ergens in zijn vrijheid beperkt of ergens toe verplicht, [en het

verstrikte en verweefde] het gemeenschappelijke leven van het stadje (idem: 132-133). 156 (idem: 133-135). 157 “Daar zijn de bijeenkomsten van mannen, die vast besloten zijn, tot het einde toe zich te blijven verzetten en

nergens voor de werkelijkheid te buigen” (idem: 134). 158 “[...] maar [hij] verzette zich hardnekkig, provedeerde en shoof de zaak met alle mogelijke middelen op de

lange baan, tot het hem lukte zijn winkel te behouden, zoals die was, en waar hij was” (idem: 135). 159 (idem: 203-212). 160 “Hij is een van de weinige Turken in het stadje, die niets van de nieuwigheden en veranderingen, die de

vreemdelingen mee hadden gebracht, heeft overgenomen, noch in zijn kleding noch in opvattingen of taal, of in

zijn manier van zaken doen. Met dezelfde scherpte en koppigheid, waarmee hij vroeger tegen de zinloze opstand

stelling had genomen, verzet hij zich in deze jaren tegen alles wat ‘Zwabisch’ of vreemd is en dat steeds meer in

zijn omgeving doordringt” (idem: 203-204).

Page 41: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 38 -

Een derde voorbeeld van hoe de botsing tussen moderniteit en traditie invloedt heeft

op de publiek-privé verhouding, is de manier waarop het leven van Lottika verstoord

wordt. De komst van allerlei nieuwe technologieën (zoals de grammofoon), en andere

nieuwe ontspanningsplaatsen (zoals het prostitutiehuis, het officierscasino, de leeszalen en

de zangverenigingen) doen de inkomsten van haar traditioneler etablissement zienderogen

slinken (Andrić 1981: 319-320)161. Door de modernisering wordt het publieke leven steeds

ruimer en ontwikkelder en verstoort dit steeds explicieter het privéleven, dat altijd

traditioneler van aard is. De botsing tussen werelden kent enkel frustraties als gevolg,

getuige daarvan de twee jaar durende zenuwinzinking die Lottika krijgt (idem: 322)162.

Uiteindelijk lijken de meeste mensen aan de bezetting en zijn vernieuwingen gewend

te raken: “Ali vreme je vršilo svoj uticaj i novi naraštaji su se s vremenom navikli i izmirili

[...]” (Andrić 1981: 169-170)163. Tot de onlusten weer de kop op steken die de breuklijnen

tussen de twee werelden weer op scherp stellen. De Oostenrijkse bezetting wil een staand

leger installeren en begint daarom met het nummeren van huizen, een volkstelling en het

rekruteren van soldaten. Op die manier wordt de botsing tussen moderniteit en traditie

expliciet een botsing tussen publiek en privé: “Svi su bili nezadovoljni zbog tih novih

mera. One su po svojoj prirodi bile protivne svima njihovim shvatanjima i navikama, jer je

svaki od njih osećao kao izlišno i nerazumljivo poniženje to mešanje vlasti u njegove lične

stvari i njegov porodični život” (Andrić 1981: 187)164. Opnieuw wordt de machteloosheid

van het individu in dergelijke situaties benadrukt: “Ali niko nije znao da protumači pravi

smisao toga popisa ni da kaže na koji način bi mu se trebalo odupreti” (ibid.)165.

De botsing tussen moderniteit en traditie impliceert ook een langzame verschuiving

van de stad in de periferie naar het centrum, getuige daarvan de spoorweg die de

gebeurtenissen versnelt (Andrić 1981: 265-266)166. Met het aanbreken van de twintigste

eeuw begint de snelheid van het leven alsmaar toe te nemen. Gebeurtenissen dringen niet

meer door als een echo, maar kennen een steeds luidere weerklank in de stad: waar

voordien de mensen “[su se] bavili isključivo onim što im je blisko i poznato [...] Sada su

se pak sve više pojavljivala u razgovorima pitanja koja leže negde dalje, izvan toga kruga”

(idem: 263)167. De roman beschrijft deze verschuiving als een cirkel die zich vanuit de

161 (Andrić 1994: 257). 162 (idem: 259). 163 “Maar de tijd deed het zijne en de nieuwe generaties wenden eraan mettertijd en pasten zich zo goed aan [...]”

(idem: 138). 164 “Zij waren allen ontevreden over deze nieuwe beslissingen. Die druisten in tegen hun hele aard, hun

opvattingen en gewoonten, want ieder van hen beschouwde een dergelijke inmening van de overheid in zijn

persoonlijke zaken en zijn familieleven als een onnodige en onbegrijpelijke vernedering” (idem: 151). 165 “Maar niemand kon de werkelijke betekenis van dit voorschrift begrijpen, of zeggen hoe ze er zich tegen

moesten verzetten” (ibid.). 166 (dem: 215) 167 “zich uitsluitend beziggehouden [hadden] met wat hun nastond en bekend was [...], [doken nu] in de

gesprekken steeds vaker vragen op die verder gingen en ergens buiten deze kring lagen” (idem: 213).

Page 42: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 39 -

periferie alsmaar verder uitbreidt. In werkelijkheid breidt het centrum zich steeds meer uit

om de periferie uiteindelijk te verzwelgen. Naast de spoorweg zijn er ook allerlei nieuwe

godsdienstige en nationale organisaties, nieuwe kranten en ook keren

universiteitsstudenten terug uit Wenen en Praag (ibid.). Het leven van de stadsbewoners

wordt ruimer: “[...] da se granice nedopuštenog i nemogućeg pomeraju i da se otvaraju

izgledi i mogućnosti kakvih dosada nije bilo [...]”(idem: 264-265)168. De grote woorden en

ideologische disputen brengen logischerwijze nieuwe breuklijnen met zich mee: “Ljudi su

počeli da se dele i okupljaju, odbijaju i privlače po novim merilima i na novim osnovama,

a snagom starih strasti i drevnih nagona” (idem: 265)169.

De weerklank van deze spanningen tussen oude en nieuwe ideeën, vertaalt zich

opnieuw in een botsing tussen publiek en privé wanneer de civiele en militaire druk van de

overheid concreter wordt: “I to u posve novom obliku: ranije se gledalo šta ko radi i kako

se vlada, a sada se raspitivalo šta ko misli i kako se izražava” (Andrić 1981: 265)170. In de

algemene consternatie van groeiend Servisch nationalisme en sensationele berichten

worden alsmaar meer mensen gearresteerd door de inlichtingendienst: ze worden opgeslokt

in het publieke gebeuren van de onafhankelijkheidstrijd. De onbeduidendheid van het

individu wordt opnieuw expliciet benadrukt: “[...] živi ljudi i njihova naselja, idu od ruke

do ruke kao sitna para [...] i imanje menja nezavisno od njega i protivno njegovim željama

i najboljim namerama” (idem: 269)171.

De turbulente tijden en de versnelling die de ontwikkeling van het leven inhoudt, laat

een nieuwe botsing tussen publiek en privé aan bod komen. Deze keer in de vorm van een

generatieconflict: “Stariji ljudi još žale za onom slatkom tišinom koja je u tursko vreme

smatrana kao krajnji cilj i najsavršeniji oblik javnog i privatnog života, i koja je vladala još

i u prvim decenijama austrijske vlasti” (Andrić 1981: 277)172. De roman benadrukt de

tegenstellingen tussen ouderen, die de nieuwe wereld zien als “protivno večnim zakonima i

logici života” (idem: 283)173, en jongeren, die “zasenjeni osećanjem gorde smelosti [...] i

poneseni idejama o pravu naroda na slobodu i čoveka pojedinca na uživanje i

dostojanstvo” (idem: 284)174. Even later wordt duidelijk waaruit die botsing bestaat: “Svaki

168 “[...] alsof de grenzen van het ongeoorloofde en het onmogelijke terugweken en zich vooruitzichten en

mogelijkheden voordeden, die er nog niet waren geweest [...]” (idem: 214). 169 “De mensen begonnen zich bij elkaar aan te sluiten of raakten uit elkaar en stootten elkaar af, volgens nieuwe

maatstaven en nieuwe ideeën, maar met de kracht van oude hartstochten en nog oudere instincten” (ibid.). 170 “En dat in een volkomen nieuwe vorm: vroeger lette men op wat iemand deed en hoe hij zich gedroeg; nú

vroeg men, wat hij dacht en hoe hij zijn mening onder woorden bracht” (Andrić 1994: 214-215). 171 “[...] de levende mensen en hun nederzettingen [gaan] als kleingeld van hand tot hand, [en zijn bezit

verandert] los van hem en tegen zijn wensen en beste voornemens in” (Andrić 1994: 218). 172 “De oudere mensen treuren nog om die ‘zalige rust’, die in de tijd van de Turken het ideaal en de meest

volmaakte vorm van het publieke en privé-leven was geweest en ook nog in de eerste decennia van de

Oostenrijkse bezetting” (Andrić 1994: 223). 173 “[...] als in tegenspraak [...] met de eeuwige wetten en de logica van het leven” (idem: 228). 174 “[...] die verblind [zijn] door het gevoel van trotse overmoed [...] en vol geestdrift voor het idee van het recht

van het volk op vrijheid en van de individu op levensvreugde en [...] waardigheid” (idem: 229-230).

Page 43: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 40 -

ljudski naraštaj ima svoju iluziju u odnosu prema civilizaciji; jedni veruju da učestvuju u

njenom raspaljivanju, a drugi da su svedoci njenog gašenja [...]” (idem: 287)175.

Het generatieconflict komt verder in de roman nogmaals aan bod. Waarschijnlijk

wordt de botsing het best verwoord door Lottika: “Život se kida, mrvi i osipa. Uopšte,

izgleda da je ovom sadašnjem naraštaju više stalo do njegovih shvatanja o životu nego do

života samog” (Andrić 1981: 319)176. Ook bij de koopman Pavle Rankovic heerst

onbegrip: “Kao sve starije i imućnije ljude, i njega zbunjuju nova vremena i hučna navala

novih ideja i nov način života, mišljenja i izražavanja” (idem: 321)177. De tegenstelling met

de jongere generatie is hier expliciet: “Ni sa svojim rođenim sinovima ne može da se

razume [...]” (ibid.)178. De jeugd is lichtzinnig en overmoedig en zet met haar gevaarlijke

grote woorden alles op losse schroeven (idem: 322)179. De jeugd is hier onderdeel van het

publieke leven doordat het vrijwillig opgaat in de modernisering en haar leven volledig

bepaald wordt door die nieuwe wereld. Dit terwijl de ouderen hardnekkig vasthouden aan

hun tradities en de manier waarop zij de wereld kennen, vanuit hun privéleven.

Naast een generatieconflict is de breuklijn tussen moderniteit en traditie ook een

botsing tussen twee tijdperken (Andrić 1981: 328)180. Het uitbreken van de Eerste

Wereldoorlog in 1914 vormt het culminatiepunt van alle vooraangaande breuklijnen.

Oorlog is dé botsing bij uitstek: wat een essentiëel publiek-politieke zaak is, heeft nefaste

gevolgen voor het privéleven van het individu. Naast de vluchtelingenstroom, zijn er ook

enkele specifieke voorbeelden. Zo is er Lottika, wiens privéleven volledig ondermijnd

wordt wanneer haar hotel vernietigd wordt, met krankzinnigheid als gevolg (Andrić 1981:

370-373)181. Zo is er Pavle Rankovic, die wordt opgeslokt door de publieke gebeurtenissen

van de oorlog en aansprakelijk gesteld wordt voor de veiligheid van de brug: als de Serven

de brug opblazen, betaalt Rankovic met zijn leven (idem: 374-378)182. Tenslotte is er Ali-

hodja, die een langzame dood sterft nadat zijn winkel vernietigd wordt (idem: 382-384)183.

Op die manier “[hvatala je] ta čudna ljudska igra koja se zove rat [...] sve više maha, širila

se i podvrgavala svojoj vlasti žive stvorove i mrtve stvari” (idem: 378)184.

Dus, Na Drini ćuprija behandelt de botsing van de publieke en de innerlijke

leefwereld op drie verschillende manieren. Eerst vanuit de botsing tussen het centrum en

175 “Iedere menselijke generatie heeft haar illusies in verband met de beschaving, de een gelooft, deel te hebben

aan haar opkomst, de andere getuige te zijn van haar ondergang [...]” (idem: 232). 176 “Het leven scheurde, brokkelde af en verviel. Het was, of de generatie van nú meer gaf om een

levensbeschouwing dan om het leven zelf” (idem: 257). 177 “Als alle oudere, welgestelde mensen brengt de nieuwe tijd, de lawine van moderne ideeën, de nieuwe wijze

van leven, van denken en zich uiten, hem in de war” (idem: 258). 178 “Niet eens met zijn eigen zoons lukt het hem, om tot wederzijds begrip te komen [...]” (ibid.). 179 (Andrić 1994: 259). 180 (Andrić 1994: 264). 181 (idem: 264). 182 (idem: 303-306). 183 (idem: 310-311). 184 “[greep] dit merkwaardige menselijke spel, dat oorlog heet, meer om zich heen, breidde zich uit en kreeg alle

levende wezens en alle doden in zijn macht” (idem: 306).

Page 44: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 41 -

de periferie, waarbij gebeurtenissen en beslissingen in het centrum directe gevolgen

hebben op de periferie en haar inwoners in de vorm van vluchtelingenstromen,

oorlogsschade en onderdrukking. Vervolgens vanuit de botsing tussen een moderne,

dynamische wereld en een traditionele, statische wereld, waarbij de verruiming en

vernieuwing van de maatschappelijke wereld de traditionele privéwereld van mensen op

losse schroeven zet. Ten slotte ook vanuit een generatieconflict, waarbij de jongeren

volledig opgaan in de publieke wereld en de ouderen zich vasthouden aan de privéwereld.

Het individu staat tussen twee vuren en komt in die botsingen tussen werelden naar voren

als een machteloze, onbeduidende entiteit die weinig invloed heeft op zijn eigen leven en

de gebeurtenissen ervaart als overwelmend en onbegrijpelijk.

In Travnička hronika is de botsing tussen werelden ook aanwezig. In de roman komt die

naar voren via de karakterisering van personages en hun interactie met elkaar. Aan de ene

kant bestaan duidelijke botsingen tussen de verschillende rollen die een personage in zijn

leven heeft (de publiek-privé tegenstelling) en anderzijds bestaan er botsingen tussen

onderdrukker en bezetter; tussen centrum en periferie; tussen een moderne, liberale wereld

en een traditionale, conservatieve wereld. De roman benadrukt de onbeduidendheid van het

individu door aandacht te geven aan de onmacht van de personages om een brug te slaan

tussen deze twee werelden, om invloed op de andere wereld uit te voeren; en aan de woede

die daaruit voortkomt.

Alomtegenwoordig in Travnička hronika is de zogenaamde botsing tussen Oost en

West, waarin de Oriënt zich aankondigt “[...] kao stezanje nevidljivog obruča: za svaku

stvar potreban je veći napor a u isto vreme čovek je manje sposoban da ga učini; svaki

korak je teži, svaka odluka sporija, a izvršenje neizvesno, dok iza svega, kao stalna pretnja,

vrebaju nepoverenje, oskudica i nezgoda” (Andrić 2004: 73)185. Er wordt gesproken van

het “Oriëntaalse gif” en de “Bosnische stilte” dat de mensen uitzuigt en probeert te

nivelleren met hun omgeving (ibid.). De bevolking is onderontwikkeld en barbaars (idem:

27) waar men onmogelijk op een beschaafde manier mee kan converseren en dat “nema

milosti ni onog prirodnog sažaljenja” (idem: 309)186. Het leven in Travnik is de “harde

leerschool van het oosten” (idem: 175)187. Er zijn echter enkele belangrijke argumenten die

deze tegenstelling tot veel meer dan enkel een botsing tussen culturen maakt.188 Aangezien

185 “[...] als het dichtgaan van een ontzichtbare klem. Ieder ding begint dan meer kracht te vragen, terwijl je

voelt, dat je steeds minder in staat bent die op te brengen; iedere stap valt je zwaarder, je hebt voor iedere

beslissing meer tijd nodig. Daarbij is de werkelijkheid niet zeker, en achter alles loeren – als een voortdurende

bedreiging – wantrouwen, mislukking en ontbering” (Andrić 1995: 73). 186 “[...] elk natuurlijk gevoel van medelijden ontbreekt [...]” (idem: 311). 187 (Andrić 1995: 177). 188 Ferguson (1975: 835-836) argumenteert bijvoorbeeld dat er grote overeenkomsten zijn tussen de manier

waarop personages uit het Oosten en personages uit het Westen worden afgebeeld. De botsing tussen Oost en

West is volgens hem eerder een gevolg van historische omstandigheden dan eigen aan het karakter van beide

culturen.

Page 45: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 42 -

Travnička hronika zich voornamelijk concentreert op de karakterisering van een beperkt

aantal personages, zijn het niet zozeer de culturen die botsen, maar de cognitieve wezens

die gevormd zijn door hun cultuur. Botsingen tussen personages kunnen niet verklaard

worden vanuit de Oost-West tegenstelling, maar eerder vanuit hun positie in het

maatschappelijke leven en wat dat betekent voor ‘de Ander’. De botsingen met de Oriënt

en de vijandige houding die de Franse en Oostenrijkse Consul ondervinden zijn niet zozeer

een botsing tussen Oost en West, maar eerder tussen bezetter en onderdrukte. Zo is de

vijandelijke ontvangst van Daville door de plaatselijke bevolking een reactie tegen een

buitenlandse invloed die hun leven zal bepalen (Andrić 2004: 21-23)189. Ook de

vijandelijke houding tegen de Franse officieren heeft weinig te maken met een Oost-West

tegenstelling. Opnieuw heerst er de indruk bij de bevolking dat Frankrijk hun Bosnië wil

veroveren (idem: 33-37)190. De moeilijke omgang met de bevolking komt niet zozeer voort

uit haar “Oosterse” karakter, eerder is het een reactie tegen de buitenlandse inmengingen

(idem: 82, zie ook 144, 309-315)191. Ook tussen de Ottomanen en de lokale bevolking,

zogenaamd allebei “Oriëntalen”, bestaan gelijkaardige tegenstellingen die de Oost-West

dichotomie ondermijnen. Meerdere keren wordt duidelijk dat de verhouding tussen de

Osmanen en de lokale bevolking één van heerser en onderdrukker is. Zo bijvoorbeeld

wanneer Mehmed-Pasja de bevolking onbelangerijk acht om invloed te hebben op zijn

bestuur (idem: 27)192. Zo ook met de opstand van de čaršija, gericht tegen de Vizier en de

Turkse bezetter (idem: 135-137)193. Zo ook in de machtsverhouding tussen Ibrahim-Pasja

en de Bosnische begs (idem: 349-350)194. Ten slotte wordt deze relatie van onderdrukker-

onderdrukte nogmaals benadrukt in de houding van de derde Vizier, Ali-Pasja, jegens de

bevolking (idem: 351-355)195.

Deze tegenstellingen tussen bezetter en onderdrukte hebben impliciet ook betrekking

op de botsing tussen centrum en periferie. De komst van de Consuls is een eerste

voorbeeld van hoe buitenlandse gebeurtenissen hun weerklank kennen in Bosnië (Andrić

2004: 11-13)196. Nagenoeg alle belangrijke personages zijn verbonden door hun

gemeenschappelijke situatie: allen worden ze gestuurd door buitenlandse machten (Turks,

Frans of Oostenrijk-Hongaars) en zitten ze vast in de geïsoleerde vizierstad, “to je u stvari

jedna tesna i duboka raselina” (idem: 9)197. De wisselwerking tussen centrum en periferie

blijft in Travnička hronika als een constante aanwezig vanuit de notie dat iedere

vertegenwoordiger handelt naar de orders en gebeurtenissen uit zijn moederland en

189 (idem: 22-24). 190 (idem: 33-37). 191 (Andrić 1994: 82, zie ook 144, 311-316). 192 (Andrić 1994: 28). 193 (idem: 135-137). 194 (idem: 350-351). 195 (idem: 352-356). 196 (idem: 11-13). 197 “dat is in werkelijkheid een nauwe en diepe kloof” (idem: 9).

Page 46: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 43 -

verantwoording dient af te leggen, getuige de vele rapporten die de Consuls schrijven.

Verder is de wisselwerking tussen centrum en periferie aanwezig in de relatie tussen

Daville en Von Mitterer, die zichzelf in kleinschalige, plaatselijke oorlogen verwikkelen

naargelang de verhouding tussen Frankrijk en Oostenrijk verslechtert (idem: 85, 236-

237)198, of in de manier waarop conflicten uit het centrum hun eigen invulling krijgen in de

periferie (idem: 248-262)199200. Ook zo in de positie van de Viziers, die de gevolgen van

gebeurtenissen in Istanbul dragen: “Ti nemiri i promene iz daleke prestonice odražavali su

se u ovoj zabačenoj provinciji, iako mnogo docnije, izmenjeni i karikirani, kao u krivom

ogledalu” (idem: 248, zie ook 36-37, 345-346)201.

Naast deze voor de hand liggende manifestaties van de botsing tussen centrum en

periferie, heeft Travnička hronika ook aandacht voor de psychologische ervaring van de

personages. De botsing tussen centrum en periferie komt naar voren in het gevoel van

verveling, eenzaamheid en ballingschap dat mensen uit de ontwikkelde wereld ervaren.

Het gevoel van ballingschap geldt in de eerste plaats voor Vizier Mehmed-Pasja en

Ibrahim-Pasja, die beide als straf naar Travnik zijn gestuurd: “’Sad vidim da nu nas poslali

da ovde izginemo’” (Andrić 2004: 107)202. Ze zijn “u Bosn[i], kao što se leš sklanja s

očiju” (idem: 145)203. Personages hebben het idee dat hun beste krachten verspild worden,

zoals D’Avenat “koji je žalio što mora da živi u ovoj bosanskoj pustinji umesto pri

Ambasadi ili u službi nekog vezira u Carigradu, kako odgovara njegovim sposobnostima

[...]” (idem: 148, mijn nadruk)204. Het gevoel verlaten te zijn is ook iets waar Daville mee

te kampen heeft: “I inače Davil se osećao zaboravljen i prepušten sam sebi” (idem: 31)205.

Dit wordt later in de roman herhaald: “Usamljeni konzuli počnu lako da se smatraju ne

samo napušteni od svoje vlade i gonjeni od protivnika, nego i kao ljudi na koje se sudbina

sa naročitom pakošću tako reći lično okomila” (idem: 146)206. Von Mitterer bevindt zich in

een gelijkaardige situatie, gedoemd tot een onwaardig en moeilijk bestaan (idem: 84)207.

Het gevoel van isolatie achtervolgt ook Des Fossés: “[...] i on je patio od čamotinje i

"bosanske tišine" i osećao kako ga ova zemlja i život u njoj nagrizaju, zamaraju i nastoje

198 (idem: 85, 238-239). 199 (idem: 250-264). 200 Voor een politieke analyse van deze wisselwerking, zie Kalyvas (2003). 201 “Deze onlusten en omwentelingen in de verre hoofdstad hadden hun weerslag in de afgelegen provincie,

hoewel veel later, volkomen anders, als een karikatuur, als in een lachspiegel” (idem: 250, zie ook 36-37, 346-

347). 202 “’Nu zie ik, dat ze ons hierheen hebben gestuurd, om hier te gronde te gaan’” (Andrić 1995: 107). 203 “in Bosnië als het ware begraven” (idem: 146). 204 “die het nog steeds betreurde in de Bosnische woestenij te moeten leven, in plaats van bij een gezantschap of

in dienst van een Vizier in Stamboel, in overeenstemming met zijn capaciteiten [...]” (idem: 149, mijn nadruk). 205 “Ook verder voelde Daville zich verlaten en op zichzelf aangewezen” (idem: 31). 206 “Eenzame consuls zijn nu eenmaal geneigd, zich door hun regering verlaten en door vijanden omringd te

voelen, en te denken dat het lot het speciaal op hen gemunt heeft” (idem: 147). 207 (idem: 85).

Page 47: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 44 -

da saviju ili slome, i tako izravnaju sa svim ostalim oko njega” (idem: 73, zie ook 78)208.

De tegenstelling tussen centrum en periferie komt expliciet naar boven in het karakter van

Des Fossés, die als jonge diplomaat in de kracht van zijn leven geen blijf weet met zijn

energie. Hij worstelt met de tegenstelling tussen zijn ambities, onbevredigde verlangens en

de isolatie van zijn huidige positie: “[...] noću ne uspeva [da se odbije od tišine] bez borbe i

napora, i to postaje sve teže, jer tišina savlađuje i briše, gasi i ućutkava i onaj tihi i prividni

život varoši, pokriva, obuhvata i prožima sve živo i mrtvo” (idem: 119, zie ook 120-

121)209. Zo ook Anna Maria Von Mitterer, een echte dame van de wereld, die Travnik als

een “pravo tursko groblje” (idem: 92)210 beschouwt. Opmerkelijk is de manier waarop haar

behoefte aan sensatie en dweepzucht een gemakkelijke bevrediging vindt in het huwelijk

van Napoleon (een gebeurtenis uit het centrum): “Jer, za Anu Mariju nije cele te godine

postojao Travnik ni sitni i mučnu konzulski život u njemu” (idem: 284)211.

De botsing tussen centrum en periferie, en zeker zoals die naar boven komt in de

jeugdigheid van Des Fossés en de onbezonnenheid van Frau Von Mitterer, impliceert ook

een botsing tussen een moderne, liberale wereld en een traditionele, conservatieve wereld.

In de behoefte hun verveling de baas te zijn, ondernemen zowel Des Fossés als Anna

Maria activiteiten die hen lijnrecht tegenover de conservatieve levenswijze van de

plaatselijke bevolking plaatsen. Dit is het geval wanneer Des Fossés het Turkse meisje

Jelka wil kussen. De reactie van Jelka, die uiterste wanhoop verraadt, komt voort uit een

diepgewortelde overtuiging dat ze ten gronde gericht wordt (Andrić 2004: 166-171)212.

Ook Anna Maria botst in haar omgang met de lokale bevolking op hun conservatieve

levenswijze en terughoudendheid voor vernieuwing. Niet alleen ervaart ze pure walging

van het uiterlijke stadsleven (idem: 94-95)213 en de wreedheid van de bevolking (idem 253-

254)214, haar eigen interventies worden ook negatief onthaald. Zo wordt ze door de

monniken van het klooster van Guča Gora verzocht geen geschenken meer te brengen

(idem: 163-165)215. Een botsing met de lokale bevolking is ook onvermijdelijk wanneer

Anna Maria in haar rol als dierenbeschermer enkele lastdieren wil bevrijden (idem 269-

270)216. Verder is de botsing tussen een moderne, liberale wereld en een traditionele,

conservatieve wereld ook aanwezig in de communicatie tussen personages (cfr. supra).

208 “[...] ook hij leed onder de leegte en de ‘Bosnische stilte’ en voelde, hoe dit land, het leven hier, hem uitzoog,

slap maakte en probeerde hem te buigen of te breken, om hem met zijn omgeving te nivelleren” (idem: 73, zie

ook 78). 209 “[...] ’s nachts lukte hem dat minder. Hoewel hij er tegen vocht, kostte het hem steeds meer moeite, zich tegen

de stilte te verweren, want die overweldigde hem en doofde en verstikte zelfs de schijn van leven van het stadje,

en bedekte en doordrong het levende en het dode en sloot dat volkomen af” (idem: 119, zie ook 120-121). 210 “een [echte] Turkse begraafplaats” (idem: 92). 211 “Want voor Anna Maria bestond dat hele jaar in Travnik het kleine, nare leven in het consulaat eenvoudig

niet” (idem: 285). 212 (Andrić 1995: 168-173). 213 (idem: 94-95). 214 (idem: 255). 215 (idem: 165-167). 216 (idem: 270-272)

Page 48: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 45 -

De botsing tussen werelden speelt zich in Travnička hronika voornamelijk af op het

niveau van het personage en zijn karakter. Op die manier insinueert de roman dat

botsingen tussen centrum en periferie; tussen onderdrukker en onderdrukte; tussen modern

en traditioneel alledrie een botsing tussen privé en publiek impliceren. De botsing tussen

publiek en privé komt aan bod in de discrepantie die bestaat tussen de gevoelswereld en de

uiterlijke wereld van personages. De roman benadrukt dit reeds vroeg in het verhaal

wanneer het een onderscheid maakt tussen hoe mensen herinnerd worden door hun

omgeving en hoe ze werkelijk zijn: “[...] A ispod njih počne da se pomalja naš drugi, samo

nama znani život, to jest "zaistinska" istorija našeg duha i našeg tela, koja nije nigde

zabeležena, [...], ali koja je za nas i za naše krajnje zlo i dobro jedina važna i jedina

stvarna” (Andrić 2004: 20)217.

Het voornaamste voorbeeld dat deze botsing tussen publiek en privé bevestigt, is de

“teško i složeno duševno stanje [...]” (Andrić 2004: 57)218 van Daville. Zijn onmacht ligt in

het gegeven dat hij onmogelijk in staat is uiting te geven aan zijn innerlijke twijfels

omwille van zijn publieke functie. Daville is eenzaam en “[i]zgubljen u ovoj divljini”

(idem: 20)219. De botsing tussen de uiterlijke wereld en de innerlijke van de Franse Consul

is expliciet aanwezig: “A kako sve to nije odgovaralo njegovom pravom karakteru,

stvaralo je u njemu čudnu podvojenost ličnosti” (Andrić 2004: 59)220. De gespleten

persoonlijkheid van Daville komt meermaals aan bod: “Davil je i po dužnosti i iz ličnog

prkosa uzimao držanje Napoleonovog predstavnika, a taj 'imperijalni' stav, koji je tako

malo odgovorao njegovoj pravoj prirodi, davao mu je krut izgled i menjao celu njegovu

ličnost u nepovoljnom smislu” (idem: 219)221. De tweestrijd die zich in Daville, “zbunjen u

sebi, ali dostojanstven i miran spolja” (idem: 25)222, afspeelt, komt meermaals aan bod in

de vorm van innerlijke monologen, dialogen en interactie met anderen. Deze strijd vindt

plaats tussen de zoektocht naar de goede weg en de inherente twijfel van Daville: “Sada

počinje da se javlja misao da bi i taj put mogao biti samo bespuće, jedna od mnogih varki,

da taj takozvani pravi put i ne postoji [...]” (idem: 56, zie ook 54-57)223. Zeker in de

gesprekken met Des Fossés speelt deze innerlijke verscheurdheid Daville parten: “Upravo

zato što je i sam bio kolebljiv i nosio skrivene i nepriznavane sumnje u sebi, on nije mogao

217 “[...] En hieronder komt steeds duidelijker een ander leven te voorschijn, dat alleen onszelf bekend is, de

‘ware’ geschiedenis van onze geest en ons lichaam, een leven dat nergens is opgeschreven, [...], maar dat het

enige leven is dat er op aankomt, het enige dat wezenlijk beslissend is voor ons wel [en] wee” (idem: 21). 218 “kwellende, gecompliceerde psychische toestand [...]” (idem: 57). 219 “[v]erloren in deze woestenij” (idem: 21). 220 “Omdat dit [de vereisten van Daville’s publieke functie –L.P.] met zijn eigenlijke aard in strijd is, brengt het

in hem een wonderlijke gespletenheid van zijn persoonlijkheid teweeg” (Andrić 1995: 59). 221 “Uit plichtsgevoel en bravour speelde Daville zijn rol van vertegenwoordiger van de grote Napoleon en die

houding, die zo weinig met zijn aard overeen kwam, gaf hem iets gedwongens en plaatste zijn persoonlijkheid in

een ongunstig licht” (Andrić 1995: 221). 222 “[i]nnerlijk onzeker, maar uiterlijk waardig en kalm” (idem: 25). 223 “Nu ontwaakte in Daville weer de twijfel. Misschien was ook deze weg geen uitweg, maar een van de vele

dwaalwegen” (Andrić 1995: 56, zie ook 54-57).

Page 49: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 46 -

mirno da sluša tuđe kritike” (idem: 68, zie ook 68-72)224. Zelfs over zijn eigen positie heeft

Daville onzekerheden: “U sebi, davil se sve više kajao što se primio ovoga položaja, koji je

očigledno tako težak da ga niko nije hteo. Kajao se naročito što je doveo porodicu” (idem:

145)225. Het komt er op neer dat al die twijfels en zelfverwijten, “[...] sve to njega troši i

zamata i stvara život naoko miran i sređen, a u stvari neizdržljivo mučan i u bolnoj

protivnosti sa njegovim unutarnjim sklopom i celim njegovim stvarnim bićem” (idem:

236)226. (Zie ook Andrić 2004: 312, 320, 330-331, 344, 381)227. De machteloosheid van

Daville wordt benadrukt door de onmogelijkheid om aansluiting te vinden bij zijn

omgeving. Het gegeven dat “[...] on nije mogao da nađe odgovora nigde, ni u sebi ni oko

sebe” (idem: 267)228, maakt van hem een ongelukkig en onzeker man. Dit wordt later

enkele keren herhaald: “Kome da se obrati, koga da pita, ko bi mogao znati istinu i ko bi

hteo da mu je kaže?” (idem: 328-329, zie ook 29-30, 234, 265, 304)229.

De discrepantie, of botsing, tussen publiek en privé wordt op een tweede manier

bevestigd in de manier waarop Von Mitterer en Daville zich tot elkaar verhouden. Beiden

een zekere sympathie voor elkaar, maar kunnen hier geen uitdrukking aan geven. De

beschrijvingen en handelingen van de twee Consuls bevestigen hun overeenkomsten: ze

zijn marionetten (Andrić 2004: 87)230 of kanselarijslaven (idem: 89)231, maar staan soms

ook volledig machteloos in het veilig stellen van hun publieke belangen. Dit is het geval bij

de Turkse opstand (idem: 142-143)232, bij de executie van de grenscommandant (idem:

181-183 )233, en bij het overlijden van Cologna (idem: 262-264)234. In hun

gemeenschappelijk lijden vinden de twee een zekere vorm van bondgenootschap bij elkaar.

Doch belet hun publieke functie hen deze innerlijke sympathie jegens elkaar te uiten: “I

samo poslednji obziri dužnosti i takta sprečavali su ih da ne polože jedan drugom ruku na

rame, kao što se pridržavaju dva prisebna i razumna čoveka u nevolji” (Andrić 2004:

84)235. De twee hebben een goede verstandhouding en in hun mening over elkaar laten ze

224 “Juist omdat hij zelf onzeker was en rondliep met een twijfel die hij zichzelf niet wou bekennen, kon hij geen

kritiek van buitenaf verdragen” (idem: 68, zie ook 68-72). 225 “Innerlijk speet het hem, dat hij de post had aangenomen, die klaarblijkelijk zo moeilijk was, dat niemand

hem wilde hebben. Maar hij maakte zichzelf vooral verwijten, dat hij zijn gezin hierheen had gehaald” (idem:

146). 226 “[d]at alles knaagt aan hem, het maakt hem moe en laat hem een leven leiden, dat naar buiten toe rustig en

geordend lijkt, maar in werkelijkheid onuitsprekelijk moeilijk is en in smartelijke tegenspraak met zijn innerlijke

gesteldheid en zijn hele aanleg” (Andrić 1995: 238). 227 (idem: 313-314, 321, 331, 345, 382). 228 “[...] hij nergens een antwoord kon vinden, noch in zichzelf, noch in zijn omgeving” (idem: 269). 229 “Tot wie moest hij zich wenden, wie vragen; wie kon de waarheid weten en wie zou hem die vertellen?”

(idem: 329, zie ook 30, 236, 267, 306). 230 (Andrić 1995: 88). 231 (idem: 89). 232 (idem: 142-143). 233 (idem: 183-185). 234 (idem: 265-266). 235 “Alleen een uiterst besef van hun plicht en een gevoel van tact, hield hen ervan terug, elkaar troostend de

hand op de schouder te leggen, zoals twee bezadigde, verstandige mannen in een ongelukkige situatie

gewoonlijk doen” (idem: 85).

Page 50: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 47 -

zich niet beïnvloeden door de verhouding tussen hun moederlanden. Hoewel ze elkaar het

professioneel leven onmogelijk maken, “[...] misle jedan na drugog sa ganućem, dubokim

razumevanjem i iskrenim žaljenjem” (idem: 88)236. Hun gemeenschappelijke miserie maakt

hen lotgenoten: “Rukovali su se dugo i gledali bez reči jedan drugom u oči kao dva

brodolomnika” (idem: 178)237. Desondanks blijven ze verplicht aan hun publieke functie en

kunnen ze de kloof niet overbruggen.

Gelijkaardige botsingen tussen een uiterlijke en innerlijke realiteit, tussen publiek en

privé, komen op een derde manier naar voren in de “machteloze woede” die Des Fossés

voelt na zijn affaire met Jelka (Andrić 2004: 170-171)238 en Frau Von Mitterer (idem: 232-

233)239. Omgekeerd vinden ook de innerlijke verlangens van Anna Maria op geen enkele

manier aansluiting bij haar omgeving: “Pa i pored toga ili upravo zbog toga imala je stalnu

potrebu da [...] svakome se žalila [...], iako je videla da ni kod nega ne nailazi na

razumevanje, a još manje na pomoć” (idem: 95)240. Op die manier betekenen de hierboven

vermelde botsingen tussen moderniteit en traditie, waar Anna Maria zich in publieke

aangelegenheden volledig laat leiden door haar eigen karakter, tevens een botsing tussen

publiek en privé. Verder maakt Travnička hronika deze botsing expliciet door aandacht te

geven aan personages die dergelijke tegenstellingen niet ervaren. Enkele voorbeelden zijn

de monniken en pater Julian, die “umeli da odvoje ono što duguju lično ovim gostima od

onoga na što ih obavezuju njihov poziv i ozbiljino shvaćena dužnost” (Andrić 2004:

271)241, Von Paulich, “iza kojeg se gubio svaki znak ličnog života ili ljudskih slabosti i

potreba” (idem: 286)242, en Madame Daville die “po svojoj prirodi bila daleko od svih

opštih stvari i javnih poslova” (idem: 239)243.

De machteloosheid en onbeduidendheid van het individu komen in de roman naar

boven in de manier waarop personages ondanks hun gemeenschappelijke situatie geen

mogelijkheid vinden om elkaar te begrijpen, zoals tussen Des Fossés en Daville, of

uitdrukking te geven aan hun wederzijdse sympathieën, zoals tussen Daville en Von

Mitterer. De machteloosheid wordt duidelijk in de onmogelijkheid van personages om de

gemeenschappelijke omstandigheden waarin zij verblijven aan te wenden voor een basis

236 “[denken] ze onwillekeurig aan elkaar met een diep wederzijds begrip en een oprecht gevoel van spijt” (idem:

88). 237 “Zij schudden een hele poos elkaar de hand en keken, als schipbreukelingen, elkander zwijgend in de ogen”

(idem: 179-180). 238 (idem: 172-173). 239 (idem: 233-235). 240 “En toch, of misschien juist daardoor, had ze voortdurend de behoefte [...] zich bij iedereen [...] te beklagen,

hoewel ze zag, dat ze nergens begrip, laat staan hulp vond” (idem: 95). 241 “het onderscheid [...] wisten te maken tussen wat ze persoonlijk aan hun gasten verschuldigd waren en dat

wat hun beroep en hun plicht van hen verlangden” (Andrić 1995: 273). 242 “waaronder ieder teken van persoonlijk leven of menselijke zwakheden en behoeften verdwenen was” (idem:

288). 243 “volgens haar aanleg en opvoeding zich graag op een afstand hield van officiële en maatschappelijke dingen”

(idem: 241).

Page 51: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 48 -

van wederzijds begrip. Ondanks overeenkomsten blijven personages machteloos om de

kloof tussen hen, veroorzaakt door het publiek leven, te overbruggen.244

Dus, Travnička hronika legt de nadruk op de karakterisering van enkele personages en

geeft zo inzicht in de manier waarop botsingen tussen centrum en periferie; tussen bezetter

en onderdrukker; tussen een moderne, liberale wereld en een traditionele, conservatieve

wereld impliciet ook een botsing tussen een uiterlijke en innerlijke realiteit inhouden; en

tot gevoelens van machteloosheid kunnen leiden. Bovendien wordt die onbeduidendheid

benadrukt door de manier waarop de roman aandacht geeft aan andere personages wiens

innerlijke leven zich in harmonie bevindt met de uiterlijke realiteit enerzijds en aan de

onmogelijkheid van personages om elkaar te begrijpen ondanks duidelijke overeenkomsten

anderzijds. Op die manier brengt Travnička hronika de idee van botsende werelden ook

rechtstreeks in verband met de idee van botsende waarheden. De botsing tussen een

innerlijke en uiterlijke realiteit, tussen publiek en privé, wordt grotendeels veroorzaakt

door de moeilijkheden van communicatie en bijgevolg botsende waarheden: ieder heeft

zijn eigen waarheid en kan die moeilijk overeenstemmen met de buitenwereld.

De botsing tussen werelden is ook in Prokleta avlija aanwezig, hoewel in een meer

essentiële vorm: botsingen vinden niet expliciet plaats, maar zijn af te leiden uit de situatie

waarin personages zich bevinden. Botsingen komen aan bod in de tegenstellingen tussen

personages en hun omgeving: de innerlijke leefwereld die verlangt naar vrijheid botst met

de uiterlijke realiteit van opsluiting. De gevangenis symboliseert op die manier de botsing

tussen “svet poroka i bezakonja” en “sveta reda i zakona” (Andrić 1981: 27)245. Dit

impliceert een botsing tussen publiek en privé, en tussen centrum en periferie.

Iedere gevangene zit opgesloten omwille van een aanvaring met het gerecht, een

botsing met de centrale autoriteiten en de wet. Deze mensen zijn het slachtoffer van

politieke mandaten en decreten uit het centrum die botsen met hun eigen perifere wereld.

Individuele levens (in essentie een perifere entiteit) worden verstoord door het

rechtsapparatus van de overheid (in essentie een centrale entiteit). Eenmaal gevangen

opgesloten zijn, lijkt deze botsing te verschuiven. De gevangenis symboliseert de botsing

tussen centrum en periferie echter ook op een andere manier. Gevangenen worden

uitgesloten van het centrum (het maatschappelijk leven) doordat ze vastzitten in de

periferie (het gevangenisleven). Het gevangenisleven wordt echter nog steeds volledig

bepaald wordt door het centrum (in de vorm beleidsmaatregelen van de overheid). Een

tweede botsing die de gevangenis impliciet weergeeft, is die tussen privé en publiek. In de

gevangenis zijn personages afgesloten van de buitenwereld en worden ze volledig deel van

de publieke sfeer. Gevangenen hebben namelijk geen privéleven, noch hebben ze de

244 Ferguson (1975: 833) argumenteert dat dit niet het gevolg kan zijn van de onmogelijkheid tot communicatie.

Zoals ik in het vorige hoofdstuk heb aangetoond, is dit echter wel het geval. 245 “de wereld van ondeugd en wetteloosheid” en “de wereld van regels en wetten”.

Page 52: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 49 -

mogelijkheid om over hun eigen doen en laten te beslissen. Hun leven wordt volledig

bepaald door de publieke context van gevangenis. De botsing tussen publiek en privé

wordt bevestigd in de discrepantie tussen het innerlijk verlangen van gevangenen te

ontsnappen en de onmogelijkheid van hun situatie, wat meteen ook de machteloosheid van

personages benadrukt.

In principe gelden deze twee botsingen voor alle gevangenen, maar de personages die

als expliciet voorbeeld kunnen dienen, zijn de Bosnische broeder en de Turkse historicus.

Zij zijn de enige twee personages wiens aanwezigheid in de gevangenis uitgebreid

verklaard wordt. Fra Petar was op de verkeerde plaats op het verkeerde moment “u

mutnom vremenu kad vlast prestane da razaznaje pravog od krivog” (Andrić 1981: 12)246

en wordt tijdens een bezoek in Istanbul gearreseerd op verdenking van spionage voor

Oostenrijk-Hongarije. Een gelijkaardige botsing ervaart ook Ćamil Effendi wanneer hij

wordt opgepakt op verdenking van staatsterrorisme, maar eigenlijk het slachtoffer is van

politiek turbulente tijden en de bekrompenheid van een ambtenaar (Andrić 1981: 63-64).

Beide personages zijn duidelijk perifere figuren: een monnik uit een onbepaald klooster in

Bosnië, en een geobsedeerde historicus die volledig voor zijn wetenschap leeft. In hun

aanvaring met het gerecht komen beide personages in botsing met een vertegenwoordiger

van het centrum. Bij hun opsluiting blijft de initiële botsing tussen centrum en periferie

nog aanwezig, maar wordt een botsing tussen publiek en privé prominenter.

De novelle impliceert dat deze fractie tussen het innerlijk verlangen te ontsnappen en

de uiterlijke realiteit van gevangenschap tot waanzin leidt:

Tako čovek stranac ima stalno osećanje da je negde na nekom đavolskom ostrvu, izvan svega

što je dotada značilo za njega život, a bez nade da će ga skoro ugledati. A zatvorenici koji su iz

Carigrada kažnjeni su pored svih drugih nevolja još i time što ne vide i ne čuju ništa od svog

grada. (...) Zbog svega toga Avlija brzo a neosetno savije čoveka i potčini ga sebi, tako da stane

da se gubi. (Andrić 1981: 22-23)247

Waanzin is inderdaad de uitkomst bij de drie belangrijkste personages. Haim, Fra Petar’s

voornaamste bron van informatie, bevestigt dit: “(...) ovde i nema zdrava čoveka pri čistoj

pameti. Verujte! Sve sam bolesnik i ludak, i stražari i hapsenici i špijuni!” (idem: 117)248.

Het is echter Haim zelf die helemaal gek wordt door zijn paranoia. Ook Ćamil Effendi

verliest zichzelf in zijn verhalen en vertoont schizofrene neigingen op het moment dat

“[On] je jasno i prvi put sa posrednog pričanja tuđe sudbine prešao na ton lične ispovesti i

246 “in troebele tijden wanneer de overheid geen onderscheid meer maakt tussen onschuldigen en de schuldigen.” 247 “Een vreemdeling heeft voortdurend het gevoel dat hij ergens op een of ander duivels eiland zit, buiten alles

wat hij tot dan als zijn leven had gekend, en zonder de hoop dat binnenkort terug te zullen zien. De gevangenen

uit Istanbul, naast al hun andere miserie, zijn daarbovenop gestraft doordat ze niets kunnen zien of horen van hun

stad. (...) Omwille van dit alles brak het Hof hun wil, snel en onopgemerkt, en onderwierp hen, zodat ze zichzelf

verloren.” 248 “(...) Hier is geen enkel mens bij zijn gezond verstand. Geloof me! Ze zijn allemaal ziek, en krankzinnig,

zowel de bewakers als de gevangen als de spionnen!”

Page 53: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 50 -

stao da govori u prvom licu” (idem: 92)249. Ten slotte vervalt ook Fra Petar in

waanbeelden: wanneer zijn gesprekspartner verdwenen is, gaat hij wanhopig op zoek naar

gesprekken om naar te kunnen luisteren. De meeste verhalen kunnen hem echter niet zo

interesseren als dat van Ćamil. Hij wordt dus verplicht om de confrontatie met zijn

uitzichtloze situatie aan te gaan, en vlucht uiteindelijk in ingebeelde gesprekken: “a uza me

se kao privije Džem-Ćamil (...) i ja razgovaram s njim srdačno i prosto, kako nikad nisam

mogao ni umio dok je bio tu i dok smo se viđali” (Andrić 1981: 114-115)250.

De afwezigheid van een privéleven maakt dat een andere impliciete botsing in het

verhaal niet op scherp gesteld wordt. Gepersonaliseerd in Fra Petar, een Christelijke

Bosniër, en Ćamil Effendi, een Turkse wetenschapper, is namelijk de latente tegenstelling

aanwezig tussen geloof en wetenschap. Omdat het verhaal zich echter afspeelt binnen de

context van een gevangenis, lijkt de novelle te impliceren dat er in de publieke sfeer geen

plaats is voor dergelijke tegenstellingen en geloof een privézaak zijn.

Dus, Prokleta avlija internaliseert de botsing tussen werelden in het symbool van de

gevangenis. De gevangenis en de manier waarop personages daar terechtkomen impliceert

een botsing tussen centrum en periferie enerzijds en een botsing tussen privé en publiek

anderzijds. In de eerste botsing komen perifere figuren in botsing met centrale

overheidsinstellingen, worden ze uit het centrum verwijderd en in de periferie opgesloten.

Er blijft echter wel een botsing aanwezig doordat het leven van de gevangenen volledig

bepaald wordt door het centrum. In de tweede botsing worden gevangen ontnomen van hun

privéleven en maken ze volledig deel uit van het publieke gevangenisleven. In beide

gevallen bestaat die botsing uit hetzelfde principe: gevangenen zitten opgesloten in één

wereld en de toegang tot de andere wordt hen ontzegd. Hun machteloosheid bestaat uit het

gegeven dat zij geen enkele mogelijkheid hebben om een brug tussen te slaan tussen deze

twee werelden, getuige daarvan de waanzinnigheid waarin personages verkeren.

249 “[Hij] voor de eerste keer duidelijk van de indirecte vertelling van het triestige lot overging naar de toon van

een persoonlijke bekentenis en in de eerste persoon begon te spreken.” 250 “en naast mij leek Džem-Ćamil te verschijnen en ik praatte hartelijk en eenvoudig met hem, zoals ik nooit had

kunnen doen wanneer hij hier was en wij elkaar zagen.”

Page 54: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 51 -

3.3. Structurele aanwezigheid van de idee

De structurele aanwezigheid van de idee van botsende werelden en botsende waarheden

wordt bevestigd in enkele organiserende principes.251 In welke mate weerspiegelen de

chronologische focus en organisatie van het verhaal de idee; en op welke manier doen het

vertelperspectief en de karakterisering van personages het thema dat? Deze drie

organiserende principes kennen in iedere roman een andere invulling en ondersteunen de

idee in de evolutie van het eerste naar het derde werk in toenemende mate: waar de idee in

Na Drini ćurpija een algemeen-expliciete thematisering kent in de inhoud, zal die in

Travnička hronika ook gedeeltelijk een structurele bevestiging kennen; en kent die

uiteindelijk een specifiek-impliciete tekstualisering in Prokleta avlija.

Na Drini ćuprija is strikt chronologisch georganiseerd en beslaat een periode van

vijfhonderd jaar. De hiërarchie van tijd zit in het gegeven dat bepaalde periodes, zoals het

jaar 1878 en 1914, duidelijk meer aandacht krijgen door het groter aantal hoofdstukken dat

er aan gewijd wordt (zie ook Cooper 1983). De chronologische focus vernauwt wanneer de

alwetende verteller het belangrijk acht de betekenis van gebeurtenissen te verduidelijken.

Het verhaal ontwikkelt zich via externe focalisatie van de alwetende verteller dat verschuift

tussen het vertelniveau van de personages en zijn eigen niveau.

De idee dat dé waarheid niet bestaat en verschillende waarheden met elkaar botsen, de

idee dat ieder verhaal een menselijke waarheid in zich draagt, komt in deze roman aan bod

via het panoramische vertelperspectief van de alwetende verteller. In de geschiedenis van

de brug heeft de verteller aandacht voor verhalen, legendes en mythes enerzijds en voor

kleine menselijke geschiedenissen anderzijds. In plaats van zich te concentreren op het

grote verhaal van de geschiedenis, zal de verteller eerder aandacht hebben voor de kleine

individuele waarheden waaruit die geschiedenis bestaat. Doorheen de roman is een

constante interventie aanwezig: ontwikkelingen gebeuren via het filterend medium van de

alwetende verteller en worden voorzien van levensbeschouwelijke opmerkingen. Er is een

hoge mate van telling: de alwetende verteller expliciteert het thema door gebeurtenissen en

personages binnen een filosofisch discours te plaatsen, als om te voorkomen dat ze

verkeerd begrepen worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld aan het einde van een

persoonsbeschrijving of na een gebeurtenis, als een algemene opmerking over “het volk”

en hun communicatie (cfr. supra).

In Na Drini ćuprija is er weinig karakterisering van personages: hun eigenlijke

communicatie komt slechts in beperkte mate rechtsreeks aan bod. De lezer krijgt

voornamelijk informatie over personages via het medium van de verteller. Verder wordt

communicatie als collectieve onderneming weergegeven, waarbij de alwetende verteller als

251 De keuze van deze organiserende principes steunt grotendeels op het artikel van Henry J. Cooper (1983).

Page 55: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 52 -

het ware uitlegt hoe communicatie van zender tot ontvanger storing ondergaat en berichten

vervormd worden (cfr. supra). Dialogen komen voornamelijk in indirecte rede aan bod, de

interventie van de verteller is duidelijk aanwezig zonder dat de eigenlijke woorden van

personages altijd kenbaar gemaakt worden (cfr. supra). Dit wil niet echter zeggen dat er

geen dialogen in directe rede zijn. Omdat de personages echter geen uitgebreide

karakterisering kennen, lijken directe dialogen eerder een medium te zijn voor de verteller

om bepaalde kwesties uit te werken via zijn personages, als om een voorbeeld te stellen

voor zijn filosofische uitspraken (cfr. supra). Omgekeerd kunnen personages en

gebeurtenissen ook aanleiding zijn tot filosofische uitspraken (cfr. supra).

De onbeduidendheid van het individu binnen de botsing der werelden krijgt een

structurele ondersteuning in de constante notie dat alles van voorbijgaande aard is: het

individu verdwijnt tegen de achtergrond van de geschiedenis. Binnen de tijdspanne van

vijfhonderd jaar dient de brug als referentiepunt voor de sterfelijkheid van de mens. De

machteloosheid van het individu wordt duidelijk in de historische opeenvolging van

oorzaak en gevolg. Het individu ondergaat de gevolgen van grotere machtspelletjes zonder

enige invloed te hebben en zonder daar de rechtsreekste oorzaak en betekenis van te

kunnen begrijpen (cfr. supra). Het conflict tussen publiek en privé speelt zich voornamelijk

in de uiterlijke realiteit af. De nadruk ligt meer op hoe maatschappelijke ontwikkelingen

het individuele leven van de mens op losse schroeven zet (cfr. supra), dan op de innerlijke

strijd die dergelijke botsingen met zich meebrengen.

Dus, botsende waarheden en werelden krijgen in Na Drini ćuprija weinig structurele

ondersteuning omdat de constante aanwezigheid van een alwetende verteller de idee

expliciet thematiseert. Zijn uitspraken doen nadenken over de positie van de mens en de

realiteit waarin hij leeft; hoe die botst met andere waarheden en over de onmogelijkheid

van communicatie om tot wederzijds begrip te komen. Een tweede aanduiding is de

vertelde tijd: tegen de achtergrond van vijfhonderd jaar geschiedenis proberen

onbeduidende figuren elkaar en gebeurtenissen tevergeefs te begrijpen. Op die manier kent

Na Drini ćuprija een expliciet-algemene thematisering van de filosofie. Expliciet in de zin

dat een alwetende verteller de botsingen zichtbaar maakt voor de lezer. Algemeen in de zin

dat die uitspraken niet noodzakelijk enkel betrekking hebben op de specifieke historische

context van personages, maar terugkomen doorheen de geschiedenis.

In Travnička hronika spelen de gebeurtenissen zich chronologisch af over een tijdspanne

van zeven jaar. De chronologische focus beperkt zich tot ontwikkelingen in het leven van

enkele personages van het Franse en het Oostenrijkse Consulaat; van de plaatselijke

bevolking uit Travnik als geheel; en van de inwoners van Konak, waar de Vizier huist. Er

Page 56: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 53 -

is sprake van een alwetende verteller, maar hij verdwijnt gedeeltelijk in de

karakterisering252 van personages (cfr. supra).

In de interactie en dialogen tussen personages komen de botsing tussen waarheden en

de onmogelijkheid tot communicatie in haar eigenlijke werking aan bod. Er is een

constante notie dat personages hun eigen gedachten volgen, naast elkaar spreken, liegen,

niet kunnen of willen luisteren; of de ander gewoonweg niet begrijpen omwille van

taalkwesties of vertolkingen (cfr supra). Dit maakt de alwetende verteller niet enkel

duidelijk door het expliciet te vermelden (bijvoorbeeld in zijn uitleg over fluister- en

lastercampagnes), maar ook door het te tonen. Er is een hoge mate van showing: de

verteller verschuift voortdurend tussen verschillende focalisatiepunten en laat iedere

waarheid op eenzelfde onbevooroordeelde manier aan bod komen (zie bijvoorbeeld de

manier waarop de relatie tussen Des Fossés en Daville wordt uitgebeeld).

De botsing tussen werelden en de onbeduidendheid van het individu worden

structureel ondersteund door de karakterisering van personages. Net zoals de

eigenschappen van communicatie aan bod komen via directe dialogen tussen personages,

komt de onbeduidendheid van het individu aan bod aan de hand van zijn bewustzijn. Via

vrije indirecte rede krijgt de lezer inzicht in de innerlijke strijd van personages en hoe zij in

de knoop liggen met hun gevoel van machteloosheid (cfr. supra). De botsing tussen

publiek en privé speelt zich af in de tegenstellingen tussen innerlijke verlangens en de

realiteit; in de moeilijkheid van personages om aansluiting te vinden bij hun omgeving. De

machteloosheid van het individu wordt bevestigd in de onmogelijkheid van de personages

om hun innerlijke wereld te overstijgen en een brug te slaan naar de realiteit (al dan niet

via communicatie). Voorbeelden werden in het vorige hoofdstuk besproken.

Dus, de idee van botsende werelden en waarheden kent in Travnička hronika een

hogere structurele ondersteuning. Waar de alwetende verteller in Na Drini ćurpija de

neiging heeft om alles expliciet te duiden, toont hij in Travnička hronika eerder hoe de idee

aanwezig is. Via de communicatie en karakterisering van personages krijgt de lezer inzicht

in hoe die botsing tussen werelden en waarheden precies werkt. Interventies van de

verteller zijn regelmatig, dan wel constant, aanwezig. Ze zijn echter minder uitgesproken

en vinden op hetzelfde vertelniveau als het perspectief van de personages plaats. Op die

manier wordt de onbeduidende positie van de mens en zijn onmogelijkheid tot

communicatie ook duidelijk via de tekst zelf.

In Prokleta avlija ontwikkelen de gebeurtenissen zich niet volgens een chronologische

tijdsvolgorde. Het uitgangspunt van het verhaal is de flashback van Fra Ratislav naar een

verhaal dat hem verteld werd door Fra Petar. Prokleta avlija kent een personele verteller

252Karakterisering heeft hier betrekking op de directe weergave van de innerlijke leefwereld van personages door

de alwetende verteller enerzijds en door innerlijke monologen en directe dialogen anderzijds.

Page 57: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 54 -

die continu verschuift tussen onbetrouwbare secundaire vertellers. Zijn mediërende rol

blijft beperkt tot het leesbaar maken van verhalen en bekentenissen van personages. Zoals

bijvoorbeeld het verhaal van Ćamil Effendi: “Tako je izgledala Ćamil efendija istorija,

onako kako je Haim mogao da je zna i vidi, a kazana ovde ukratko, bez Haimovih

ponavljanja i primedaba i mnogobrojnih »E? A!«” (Andrić 1981: 66)253. Op die manier is

er geen centraal vertelstandpunt en zijn alle uitspraken, algemeen of specifiek, toe te

schrijven aan de dialogen of innerlijke monologen die personages voeren. Er is geen

autoritaire verteller die de waarachtigheid van uitspraken kan garanderen, getuige daarvan

het feit dat het hele verhaal een herinnering van Fra Ratislav betreft. De herinnering vertelt

bovendien het chaotische verhaal van de seniel geworden Fra Petar over zijn twee maand

durende gevangenschap. De idee dat ieder verhaal een menselijke waarheid in zich heeft;

communicatie onbetrouwbaar is en bijgevolg waarheden kunnen botsen, wordt bevestigd

in de manier waarop de tekst aandacht geeft aan onbetrouwbare vertellers en continu

verschuift tussen hun vertelperspectief.

De notie dat leugen en waarheid met elkaar verweven zijn, wordt nogmaals bevestigd

in de manier waarop het verhaal is opgebouwd. Via de organisatie van een raamvertelling,

waarin allerlei onbetrouwbare herinneringen en verzinsels zich met elkaar verweven, komt

het verhaal alsmaar dichter bij de kern: de waargebeurde geschiedenis van de

troonopvolging in het Ottomaanse Rijk in 1481. Net zoals Fra Petar het bericht van zijn

vrijlating krijgt: “Dva mlada hapsenika, dečaci gotovo, jure jedan drugog u trku, praveći

krugove oko fra Petra i zaklanjajući se za njega. [...], a krugovi su se sve više sužavali. [...]

Mladići produžiše svoju trku dalje od njega” (Andrić 118)254, krijgt de lezer de essentie

van het verhaal in cirkels die zich vernauwen en vebreden. De historische waarachtigheid

van de gebeurtenissen uit 1481 kan vanuit de tekst zelf echter op geen enkele manier

gegarandeerd worden. In principe hoeft dit ook niet aangezien ook in deze geschiedenis

een menselijke waarheid zit. Vervolgens botsen waarheden niet enkel in de manier waarop

personages elkaar niet kunnen begrijpen, maar ook in het gegeven dat de lezer via de tekst

geen inzicht krijgt in de ware toedracht van gebeurtenissen. De paranoïde Jood Haim,

wiens incoherente manier van verteller wordt benadrukt (Andrić 1981: 53-54), is namelijk

de voornaamste bron van informatie voor de lezer:

Sve ispreturano i izlomljeno, nešto ispušteno, a nešto opet po tri puta ponovljeno, šareno, živo,

ne uvek jasno, ali sa množinom svakojakih pojedinosti. [...] Prizore koji su se odigrali između

253 “Dat was het verhaal van Ćamil Effendi, zoals Haim het kon weten en zien, maar hier verkort verteld zonder

de herhalingen, opmerkingen en meervoudige [uitroepen] ‘Eh? Ah!’ van Haim.” 254 “Twee jonge gevangenen, bijna kinderen, zaten elkaar achterna in cirkels rond Fra Petar en verstopte zich

achter hem. [...], en de cirkels werden steeds smaller. [...] De jongelingen zetten hun achtervolging verder weg

van hem.”

Page 58: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 55 -

dvoje ljudi, bez svedoka, on je znao da ispriča do neverovatnih pojedinosti i sitnica. (Andrić

1981: 52-53, zie ook 54, 70, 97)255

De idee van botsende werelden en de onbeduidendheid van het individu worden

bevestigd door de context van de gevangenis. De gevangenis is, net als de brug in Na Drini

ćuprija, een setting tegen de achtergrond waarvan gebeurtenissen zich ontwikkelen en tot

welke die zich ook continu verhouden. De gevangenis is van structureel belang: het bepaalt

de manier van karakterisering. Personages vertellen namelijk nooit over zichzelf: “Inače o

sebi i o onom što ih je ovamo dovelo niko nije rekao ni reči. Sve se kretalo u zatvorenim

krugovima i na površini života” (Andrić 1981: 47)256. En even verder: “O sebi nije niko

ništa govorio” (idem: 74)257. Bovendien ontbreekt het de gevangenen aan persoonlijke

ruimte: het hele verhaal speelt zich af op de binnenplaats van de gevangenis. De botsing

tussen publiek en privé speelt zich af in de eenzijdige, als het ware onvolledige

karakterisering: personages gaan volledig op in het innerlijk verlangen te ontsnappen (dat

op geen enkele manier bevredigd kan worden) en verliezen zich bijgevolg in de verzinsels

die ze vertellen. De machteloosheid, wat altijd wijst op onbeduidendheid, bestaat uit het

gegeven dat personages niet meer in staat zijn om een onderscheid te maken tussen

innerlijke verlangens en de realiteit.

Dus, het thema van botsende werelden en waarheden kent in Prokleta avlija een zeer

hoge structurele aanwezigheid door onbetrouwbare vertellers, de opbouw van de

raamvertelling, de eenzijdige karakterisering en de context van de gevangenis. Er is een

hoge mate van showing: in Prokleta avlija komt de idee op een impliciet-specifieke manier

aan bod. Impliciet in die zin dat het thema voornamelijk via de structuur afgeleid moet

worden. Specifiek in die zin dat het verhaal zich beperkt tot de wereld van de gevangenis

(de buitenwereld wordt uitgesloten); een klein aantal personages omvat en slechts enkele

dagen beslaat. Met andere woorden, in Prokleta avlija is de idee van botsende waarheden

en botsende werelden geen expliciet thema, maar is het vervat in de manier waarop de tekst

is opgebouwd.

255 “Alles door elkaar en gefragmenteerd, sommige dingen weggelaten, en sommige dingen tot drie keer

herhaald, kleurrijk, levend, niet altijd duidelijk, maar met een massa aan allerlei details. Hij wist taferelen, die

zich tussen twee mensen zonder getuigen hadden afgespeeld, te beschrijven tot in ongelooflijke details en wat

nog meer.” 256 “Anderzijds zei niemand een woord over zichzelf of wat hen hier had gebracht. Alles bewoog zich in gesloten

cirkels en op de oppervlakte van het leven.” 257 “Over zichzelf zij niemand iets.”

Page 59: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 56 -

4. Conclusie

De levensfilosofie van Ivo Andrić, zoals we die kunnen afleiden uit zijn banketspeech

(Andrić 1961) bij het in ontvangst nemen van de Nobelprijs voor Literatuur, is terug te

vinden in twee van zijn voornaamste werken Na Drini ćuprija en Travnička hronika en in

de kleine novelle Prokleta avlija. De werken zijn ingebed in de culturele en historische

condities van Bosnië en Herzegovina. De complexe heterogene sociale realiteit van

Bosnië, waarin verschillende etnische gemeenschappen proberen samen te leven, en de

geo-politieke context van de Balkan, vormen het uitgangspunt van het werk van Andrić. In

de beschrijving van deze menselijke geschiedenis toont Andrić een zekere filosofische

consistentie: oprechte communicatie, waarin een existentiëel raakvlak gevonden wordt

tussen twee mensen, is utopisch.

Deze masterscriptie onderzoekt de aanwezigheid en evolutie van deze filosofie in drie

werken van Andrić. Volgende vragen stellen zich: hoe komt communicatie aan bod; welke

vorm en functie heeft ze? Wat is de positie van de mens in de botsing tussen werelden, en

hoe komt die aan bod? De masterscriptie heeft aandacht voor communicatie als collectieve

onderneming, gehanteerd door het volk; voor dialogen tussen personages; voor

gebeurtenissen en handelingen; en hoe die inhoudelijk de filosofie duidelijk maken. Verder

heeft de masterscriptie aandacht voor de chronologische focus van de werken; voor de

mate van karakterisering en dialoogvorming, voor het vertelperspectief van de verteller; en

hoe deze structurele principes de levensfilosofie van Andrić bevestigen.

In Na Drini ćuprija is de structurele aanwezigheid van de idee beperkt. De idee van

botsende werelden en waarheden is voornamelijk op inhoudelijk vlak aanwezig. De

expliciete interventies van de alwetende verteller en de notie van tijd informeren de lezer

over Andrić’ levensfilosofie. Op die manier is dit een algemeen-expliciete bevestiging. De

idee van botsende waarheden is zichtbaar in de duidelijke mediatie van de alwetende

verteller: via zijn interventies krijgt de lezer inzicht in de eigenschappen van het volk en

haar communicatie. Personages laten zich leiden door hun persoonlijke behoeftes aan

sensatie, speculatie en geroddel. Legendes, mythes, verhalen en kleine menselijke

geschiedenissen worden gecontextualiseerd binnen het collectief geheugen van het volk en

historische gebeurtenissen. Hieruit wordt duidelijk dat communicatie onbetrouwbaar is: ze

is een mengelmoes van leugen en waarheid en de ware betekenis kan niet achterhaald

worden. De alwetende verteller voorziet indirecte dialogen, persoonsbeschrijvingen en

gebeurtenissen van filosofische uitspraken. Deze uitspraken staan in de tegenwoordige tijd

en hebben een verklarende fucntie, als om te voorkomen dat iets of iemand verkeerd

begrepen wordt. Over een tijdspanne van vijfhonderd jaar botst de verteller als het ware op

personages van wie de persoonlijke geschiedenis aanleiding vormen tot deze uitspraken of

die dienen als voorbeeld. De idee van botsende werelden is aanwezig in de notie van tijd.

Page 60: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 57 -

In het verloop van vijfhonderd jaar geschiedenis ontwikkelingen zich allerlei botsingen

tussen centrum en periferie, tussen moderniteit en traditie, tussen een dynamische en

statische wereld. Elke conflict heeft een duidelijke weerklank in de verhouding tussen het

publieke en privéleven van het individu. In de weergave van historische gebeurtenissen en

de voorbijgaande aard van het menselijk leven, maakt de alwetende verteller de lezer

duidelijk dat het individu in de botsing tussen werelden een onbeduidende positie heeft.

Het individu kan geen brug slaan tussen de twee en ondergaat de geschiedenis zonder

enige inbreng. Zijn leven wordt verstoord door overstromingen, oorlogen, droogtes,

financiële beurzen, politieke decreten, vluchtelingen, nieuwe politieke ideeën, enzovoorts.

Communicatie is ontoereikend omdat mensen deze gebeurtenissen niet kunnen begrijpen.

De mogelijkheid om via dit medium een existentiëel raakvlak te vinden, is dan ook

utopisch: waarheden en werelden blijven botsen.

In Travnička hronika is de structurele aanwezigheid van de idee gemiddeld. De idee

van botsende werelden en waarheden worden zowel structureel als inhoudelijk

gerealiseerd. De karakterisering van personages vormt een structurele bevestiging. In de

communicatie en denkwijze van personages ziet de lezer hoe tegengestelde individuele

opvattingen en meningen met elkaar botsen. Personages hebben tegengestelde

perspectieven en slagen er niet in die te overstijgen door middel van communicatie. Hun

dialogen komen aan bod via directe rede en geven inzicht in hoe de idee van botsende

waarheden aan bod komt. Communicatie is in essentie onbetrouwbaar omdat personages

de wereld aanschouwen vanuit hun eigen invalshoek en zich niet in de ander kunnen

verplaatsen. Bovendien staat communicatie onder invloed van persoonlijke behoeftes,

politieke agenda’s en historische gebeurtenissen. Innerlijke monologen geven inzicht in

hoe de botsing tussen werelden in zijn werk gaat: mensen kunnen geen uitdrukking geven

aan hun innerlijke leefwereld en vinden bijgevolg geen aansluiting bij hun omgeving,

voelen zich verlaten en geïsoleerd. De uitspraken van de verteller zijn een inhoudelijke

bevestiging daarvan. Aan de ene kant medieert de alwetende verteller collectieve

ondernemingen van communicatie. Aan de andere kant benadrukt de alwetende verteller de

onbeduidende positie van het individu in de aandacht die hij heeft voor gelijkenissen

tussen personages terwijl ze hier zelf geen inzicht in krijgen. De evolutie van Na Drini

ćuprija naar Travnička hronika bestaat uit het verschil in de manier waarop de lezer

geïnformeerd wordt. Het eerste werk kent enkel expliciete uitspraken van de alwetende

verteller over de aard van communicatie en de positie van de mens. In het tweede werk

wordt naast duidelijke uitspraken van de alwetende verteller meer ruimte gelaten voor de

directe communicatie en gedachten van personages. Waar in Na Drini ćuprija de

alwetende verteller duidelijk op een hoger niveau staat, zijn de personages in Travnička

hronika autonomer en staat de verteller min of meer op hetzelfde niveau als de personages.

Page 61: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 58 -

In Prokleta avlija is de structurele aanwezigheid hoog. De idee van botsende werelden

en waarheden kent slechts een beperkte inhoudelijke bevestiging. Het zijn voornamelijk

structurele organiserende principes die de idee onderbouwen: via onbetrouwbare

secundaire vertellers, de raamvertelling en de eenzijdige karakterisering (gefaciliteerd door

de gevangenis) krijgt de lezer op een specifiek-implciete wijze inzicht in Andrić’ filosofie.

De idee van botsende waarheden is aanwezig in het gegeven dat de lezer geen garantie

heeft voor de waarachtigheid van de tekst en die ook niet wordt bevestigd door de verteller.

De mediatie beperkt zich tot het leesbaar maken van de communicatie tussen personages,

die in essentie onbetrouwbaar is. Vervolgens komt de botsing tussen waarheden aan bod in

de manier waarop de centrale personages, Fra Petar en Ćamil Effendi, zich overgeven aan

hun verhaal en elke realiteitszin verliezen. Ten slotte kent deze botsing nog een bevestiging

in de manier waarop de tekst opgebouwd is: de kern van het verhaal is gebaseerd op

historische gebeurtenissen, maar wordt verweven met fictie. De idee van botsende

werelden is aanwezig in eenzijdige karakterisering van personages en de context van de

gevangenis. Personages vertellen nooit over zichzelf, hun verhalen zijn grotendeels

verzonnen en vertonen een duidelijke breuklijn tussen het innerlijk verlangen te

ontsnappen en de realiteit van de gevangenis. Communicatie is hier een existentiële

noodzaak, maar heeft niet de capaciteit om de wanhoop die uit de botsing tussen werelden

voortkomt, op te heffen. De evolutie van Travnička hronika naar Prokleta avlija bestaat uit

het gegeven dat de mediërende rol die de verteller nog had in het tweede werk, in het derde

werk wordt beperkt tot het leesbaar maken van de tekst. De communicatie van de tekst, en

in de tekst zelf, is onbetrouwbaar. De filosofie wordt niet meer expliciet gemaakt door

uitspraken van de verteller, maar door impliciete tegenstellingen in de karakterisering van

personages, de manier waarop de novelle is opgebouwd en de onbetrouwbare

communicatie van secundaire vertellers. In Prokleta avlija is de filosofie niet zozeer

thematisch aanwezig, maar eerder structureel.

In de evolutie van Na Drini ćuprija naar Travnička hronika naar Prokleta avlija

kunnen we een verschuiving identificeren van een overwegend (maar nooit exclusieve)

inhoudelijke; over een gemenge; naar een overwegend structurele bevestiging van de idee

van botsende werelden en botsende waarheden. Met andere woorden, er is een evolutie van

een expliciete thematisering van de filosofie naar een impliciete tekstualisering. Waar de

filosofie in de eerste twee werken in afnemende mate een expliciet thema is, ondersteund

door interventies van de alwetende verteller enerzijds en karakterisering van personages

anderzijds, is de idee van botsende werelden en botsende waarheden in het derde werk

voornamelijk (maar nooit exclusief) structureel aanwezig in de inherente

onbetrouwbaarheid van de tekst.

Page 62: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 59 -

Een visuele weergave van de inhoudelijke en structurele evolutie kan er als volgt

uitzien:258

258 NDć = Na Drini ćuprija. TH = Travnička hronika. PA = Prokleta avlija.

Page 63: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 60 -

Ten slotte nog enkele suggesties voor bijkomend onderzoek. Ten eerste zou het interessant

zijn om te achterhalen welke positie Gospođica in deze evolutie inneemt. Hoewel deze

roman nooit dezelfde aandacht gekregen heeft als Na Drini ćurpija of Travnička hronika,

is het belangrijk te achterhalen in welke mate Gospođica een realisatie van de filosofie

vertoont. Niet alleen zou Gospođica op die manier zijn rechtmatige plaats binnen de

triologie terugkrijgen, dergelijk onderzoek zou het argument tegen actualisering en

politisering versterken. Ten tweede zou het gehele oeuvre van Andrić vanuit de gestelde

onderzoeksvraag kunnen bestudeerd worden. Deze masterscriptie identificeert twee

betekenisvolle categorieën: de botsing tussen waarheden in de communicatie van

personages en de botsingen tussen werelden in de positie van het individu. De vraag blijft

of deze categorieën al dan niet in het werk van Andrić een specifieke inhoudelijke en

structurele realisatie kennen. Via de methodes van Digital Humanities kan filosofische

realisatie en haar consistentie in het gehele werk onderzocht worden. Ten derde kan het

methodologisch kader van deze scriptie, waarbij aandacht geschonken wordt aan

communicatie, interactie en karakterisering van personages, eventueel gebruikt worden

voor vergelijkend onderzoek naar andere existentialistische schrijvers en de mate waarin

zij overeenkomen met Andrić. Bijvoorbeeld, welke houding ten opzichte van

communicatie is terug te vinden in de communicatie en karakterisering van personages bij

Kafka, Camus of Sartre?

Page 64: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 61 -

Bibliografie

Andrić,Ivo

1961 Banquet Speech. In: H. Frenz (ed.), Nobel Lectures. Literature 1901-1967.

Amsterdam: Elsevier Publishing Company.

1981 Na Drini ćuprija. Sarajevo: Svjetlost.

1981 Prokleta avlija. Sarajevo: Svjetlost

1992 The Damned Yard and other stories. London: Forest Books.

1994 De brug over de Drina. Amsterdam: Prometheus.

1994 De kroniek van Travnik. Amsterdam: Prometheus.

2004 Travnička hronika. Sarajevo: Biblioteka Dani.

Bandić, Miloš

1963 Ivo Andrić: Zagonetka vedrine. Novi Sad: Matica srpska.

Bečejski, Mirjana

2013 Narrative Instances, Focalizers and Narrates in Damned Yard of Ivo Andrić.

(Theoretic distinctions). Baština 35/3: 83-94.

Cooper, Henry R. Jr.

1983 The Structure of the Bridge on the Drina. The Slavic and East European

Journal 27/3: 365-373.

Detrez, Raymond

1996 De sloop van Joegoslavië: relaas van een boedelscheiding. Antwerpen:

Uitgeverij Hadewijch.

Ferguson, Alan

1975 Public and Private Worlds in “Travnik Chronicle”. The Modern Language

Review 70/4: 830-838.

Gagnon Jr., V.P.

2004 The Myth of Ethnic War: Serbia and Croatia in the 1990s. London: Cornell

University Press.

Gorup, Radmila J.

2001 Reader as Critic: Ivo Andrić’s Bosnian Chronicle. Journal of the North

American Society for Serbian Studies 15/2: 217-228.

Goy, E. D.

1963 The Work of Ivo Andrić. The Slavonic and East European Review 41/97: 301-

326.

Page 65: Communicatie als utopie: Botsende waarheden en werelden in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/271/879/RUG01-002271879_2016_0001_AC.pdfDe keuze van het tweede boek Travnička hronika,

- 62 -

Hawkesworth, Celia

1984 Ivo Andrić: Bridge Between East and West. London & Dover: Athlone Press

Ltd.

2002 Ivo Andrić as Red Rag and Political Football. The Slavonic and East European

Review 80/2: 201-216.

Hun, Kim S.

2011 Ivo Andrić as an object of hate: reception of Ivo Andrić’s works in the post-

Yugoslav context. Slavistična revija 59/1: 50-63.

Kalyvas, Stathis N.

2003 The Ontology of “Political Violence”: Action and Identity in Civil Wars.

Perspectives on Politics 01/03: 474-494.

Leovac, Slavo

1979 Pripovedač Ivo Andrić. Novi Sad: Matica srpska.

Malcolm, Noel

1994 Bosnia: A Shorty History. London: Papermac.

Milutinović, Zoran

2008 Misunderstanding Is a Rule, Understanding Is a Miracle: Ivo Andrić’s

“Bosnian Chronicle”. The Slavonic and East European Review 86/3: 443-474.

Papagianneas, Leander

2015 Voorbij de polemiek: het existentialisme in Na Drini ćuprija van Ivo Andrić.

Gent (Bachelorpaper).

Said, Edward

2003 Orientalism. London: Penguin Books Ltd.

Subotić, Jelena

2011 Europe is a State of Mind: Identity and Europeanization in the Balkans.

International Studies Quarterly 55/2: 309-330.

Sue, Vice

1997 Introducing Bakhtin. Manchester: Manchester University Press.

Todorova, Maria

2009 Imagining the Balkans. New York: Oxford University Press.

Zlatar, Zdenko

2007 The Poetics of Slavdom. The Mythopoeic Foundations of Yugoslavia. Volume

II. Berlin: Peter Lang.