Cijfermateriaal publieksevenementen

69
Cijfermateriaal publieksevenementen 2009 Ton van den Broek [email protected] NHTV Breda

Transcript of Cijfermateriaal publieksevenementen

Page 1: Cijfermateriaal publieksevenementen

Cijfermateriaal publieksevenementen 2009

Ton van den Broek [email protected]

NHTV Breda

Page 2: Cijfermateriaal publieksevenementen

2

De gegevens zijn gerangschikt in eerste instantie op de gehele branche. Daarna wordt het opgesplitst in deelbranches en individuele organisatoren/evenementen. Cijfers die betrekking hebben op de wet en regelgeving zijn niet meegenomen.

Inhoudopgave 1. Cijfers gehele branche ...................................................................................................................... 4

1.1 cijfers CBS dagtochten ............................................................................................................... 4

1.1.1 Dagtochten uitgaven .............................................................................................................. 4 1.1.2 Dagtochten naar kenmerk ..................................................................................................... 5 1.1.3 Dagtochten naar belangrijkste activiteit jaargetijde 2002 (toerisme en recreatie 2007) ........ 7 1.1.4 Gemiddeld aantal dagtochten 2002 (toerisme en recreatie 2007) ........................................ 8 1.1.5 Aantal dagtochten op een gemiddelde dag van de week 2002 .......................................... 8 1.1.6 Dagtochten naar belangrijkste activiteit en provincie 2002 (toerisme en recreatie 2007) ..... 9 1.1.7 Dagtochten naar belangrijkste activiteit en duur 2002 (toerisme en recreatie 2007) .......... 10 1.1.8 Dagtochten per woonprovincie van bestemming 2002 (toerisme en recreatie 2007) ......... 11 1.1.9 Professionele podiumkunsten evenementenhallen en beurszalen ..................................... 12

1.2 Vrijetijdsbesteding .................................................................................................................... 13

1.2.1 vrijetijdsbesteding 2006 ....................................................................................................... 13 1.2.2 Consumentenprijsindices ..................................................................................................... 14

1.3 Salarisniveau`s IDEA onderzoeksopzet geen cijfers ............................................................ 14

1.3.1 Salarisniveau`s .................................................................................................................... 14 1.3.2 Omzet .................................................................................................................................. 14

1.4 Vakantie en vrije tijd monitor GFK Geen cijfers..................................................................... 15

1.5 RESPONS ................................................................................................................................... 15

1.6 Evenementenmonitor Haarlem (6 evenementen) effecten, kvk ............................................ 15

1.7 Stakeholders in kaart gebracht van Eindhoven, Tilburg en Breda Scriptie 2006 ............... 17

1.8 Onderzoek Marktbeschrijving Podiumkunsten 2006 ............................................................ 18

1.8.1 Podiumkunsten voor iedereen: 62 % gaat (= 8,4 miljoen) ................................................... 18 1.8.2 M/V: vrouwen gaan iets meer .............................................................................................. 18 1.8.3 Opleiding, inkomen en sociale klasse: hoe hoger, hoe meer en hoe vaker ........................ 19 1.8.4 Gezinsgrootte: alleenstaanden gaan veel vaker ................................................................. 19 1.8.5 Gemeentegrootte: het maakt niet veel uit waar je woont .................................................... 19 1.8.6 In 2006 werden gemiddeld 3,6 voorstellingen bezocht ....................................................... 20 1.8.7 Bezoekers gaan (en willen) niet alleen naar een voorstelling of concert ............................ 20 1.8.8 Reistijd gemiddeld 39 minuten ............................................................................................. 20 1.8.9 Mono- of multicultureel: bijna iedereen bezoekt meer dan één genre ................................ 20 1.8.10 Professioneel/amateur ....................................................................................................... 21 1.8.11 Soort podium...................................................................................................................... 21 1.8.12 Tevredenheid ..................................................................................................................... 21 1.8.13 Beleving ............................................................................................................................. 21 1.8.14 Inspiratiebron ..................................................................................................................... 22 1.8.15 Trends ................................................................................................................................ 23

1.9 NBTC .......................................................................................................................................... 24

1.10 ContinuVrijeTijdsOnderzoek november 2009 toekomst ..................................................... 24

Page 3: Cijfermateriaal publieksevenementen

3

2. Festivals ........................................................................................................................................... 26

2.1 Nationaal Evenementen Terrein (NET) 2004 ........................................................................... 26

2.2 Cross-over festivals .................................................................................................................. 31

2.3 Onderzoek naar de Nederlandse, Belgische en Duitse festivalmarkt. Scriptie 2005 ......... 35

3. Dance- evenementen ....................................................................................................................... 43

3.1 De beleving op en rond dance events in kaart gebracht scriptie 2008 ............................... 43

3.2 Dance in Nederland KPMG 2002 ............................................................................. 58

4. Losse evenementen/organisatie informatie ................................................................................. 60

4.1 3FM Serious Request 2008 ....................................................................................................... 60

4.2 Host community EK zwemmen en Amstel gold race scriptie 2008 ..................................... 60

4.3 Tilburgse kermis marketingplan 2005-2007 scriptie 2004 ................................................... 64

4.4 Onderzoek voor Q dance, Q travel Scriptie 2006 .................................................................. 65

4.5 Njoy de campagne scriptie 2005.............................................................................................. 65

4.6 Veilig evenementen organiseren op het Almeerderstrand ................................................... 66

5. Behoefte aan een brancheorganisatie .......................................................................... 67

Behoefte brancheorganisatie (de respondenten zijn gemeentes) scriptie 2005 ...................... 67

Page 4: Cijfermateriaal publieksevenementen

4

1. Cijfers gehele branche 1.1 cijfers CBS dagtochten

De tabellen in kleur zijn de meest recente tabellen. 1.1.1 Dagtochten uitgaven

Onderwerpen Totale uitgaven

aan dagtochten

Totale entree- en

deelnamekosten

Totale consumptiekosten

Totale reiskosten

Uitgaven per

persoon per

dagtocht

Entree- en deelnamekosten

p. p. p.dagt.

Consumptiekosten per persoon per

dagt.

Reiskosten per

persoon per

dagtocht

Kenmerken

dagtochten

Perioden mln euro euro

Totaal kenmerken dagtochten

2001 december - 2002

november 11 511 2 863 6 845 1 803 11,73 2,92 6,97 1,84

2006 oktober - 2007 september

12 715 3 116 7 526 2 073 14,02 3,44 8,30 2,29

Bez. att.punt, bez.w.heid,

evenem.totaal

2001 december - 2002

november 1 519 442 719 358 14,14 4,11 6,69 3,34

2006 oktober - 2007 september

1 874 540 914 420 15,75 4,54 7,68 3,53

Kermis, circus 2001 december

- 2002 november

123 73 44 6 14,88 8,81 5,36 0,70

2006 oktober - 2007 september

110 58 45 6 14,53 7,69 6,01 0,82

© Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 17-1-2009

Page 5: Cijfermateriaal publieksevenementen

5

1.1.2 Dagtochten naar kenmerk

Onderwerpen Dagtochten absoluut

Totaal aantal dagtochten

Bezoek attractiepunt en dergelijke Uitgaan

Totaal bezoek

attractiepunt e.d.

Bezoek evenement Totaal

uitgaan

Overig

uitgaan

Totaal bezoek evenement

Bezoek jaarmarkt,

braderie, corso,

e.d.

Bezoek beurs, tentoonstelling,

show

Bezoek overige evenementen

Kermis, circus

Perioden

Kenmerken x 1 000

2001/'02 Fiets 232 962 14 398 6 015 2 431 1 062 2 486 48 118 2 334

Auto 559 142 70 288 18 974 6 866 6 647 5 347 119 177 3 633

Openbaar vervoer

73 547 14 771 3 724 814 1 712 1 199 26 406 512

Overig vervoer 8 968 355 237 104 31 102 1 606 121

Geen vervoermiddel

107 005 10 017 5 262 2 784 599 1 849 28 340 1 686

Mannen 479 581 51 301 16 351 5 514 5 200 5 509 114 442 4 143

Vrouwen 502 044 58 529 17 861 7 486 4 851 5 473 109 205 4 143

0 tot 15 jaar 179 117 33 206 5 839 2 941 775 2 092 22 058 3 413

15 tot 25 jaar 159 704 9 527 4 595 1 506 544 2 544 66 174 1 164

25 tot 45 jaar 310 873 29 496 11 256 4 478 3 149 3 536 82 500 2 467

45 tot 65 jaar 231 016 25 333 9 397 2 983 4 089 2 270 39 483 1 095

65 jaar of ouder 100 914 12 267 3 125 1 092 1 493 540 13 431 147

2006/'07 Fiets 214 269 16 822 7 710 3 084 951 3 623 47 981 2 122

Auto 526 587 75 512 20 333 8 044 6 279 5 415 119 254 3 018

Openbaar vervoer

70 904 14 078 3 443 1 011 1 425 831 23 027 234

Overig vervoer 6 005 172 74 - 39 36 811 -

Geen

vervoermiddel 88 878 12 431 6 009 3 308 508 2 102 25 223 2 178

Mannen 442 901 59 435 18 395 7 011 4 526 6 555 105 267 4 080

Vrouwen 463 741 59 581 19 174 8 436 4 676 5 452 111 030 3 472

0 tot 15 jaar 177 749 38 664 6 904 3 749 727 2 212 23 608 3 504

15 tot 25 jaar 144 494 8 769 4 700 923 886 2 758 56 796 882

25 tot 45 jaar 237 725 30 116 11 258 4 736 2 607 3 682 70 170 1 745

45 tot 65 jaar 229 131 26 135 10 340 4 138 3 312 2 699 47 123 1 129

65 jaar of ouder 117 543 15 331 4 367 1 900 1 671 656 18 600 292

Page 6: Cijfermateriaal publieksevenementen

6

© Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 17-1-2009

Page 7: Cijfermateriaal publieksevenementen

7

1.1.3 Dagtochten naar belangrijkste activiteit jaargetijde 2002 (toerisme en recreatie 2007)

Page 8: Cijfermateriaal publieksevenementen

8

1.1.4 Gemiddeld aantal dagtochten 2002 (toerisme en recreatie 2007)

1.1.5 Aantal dagtochten op een gemiddelde dag van de week 2002 (toerisme en recreatie 2007)

Page 9: Cijfermateriaal publieksevenementen

9

1.1.6 Dagtochten naar belangrijkste activiteit en provincie 2002 (toerisme en recreatie 2007)

Page 10: Cijfermateriaal publieksevenementen

10

1.1.7 Dagtochten naar belangrijkste activiteit en duur 2002 (toerisme en recreatie 2007)

Page 11: Cijfermateriaal publieksevenementen

11

1.1.8 Dagtochten per woonprovincie van bestemming 2002 (toerisme en recreatie 2007)

Page 12: Cijfermateriaal publieksevenementen

12

1.1.9 Professionele podiumkunsten evenementenhallen en beurszalen

Onderwerpen Evenementenhallen en

beurszalen Publiekscapaciteit Voorstellingen Bezoeken aan

voorstellingen

Evenementenhallen en beurszalen

Totaal voorstellingen

Muziekvoorstellingen Totaal bezoeken aan voorstellingen

Perioden 2003 2004 2005* 2003 2004 2005* 2003 2004 2005* 2003 2004 2005* 2003 2004 2005*

Regio's aantal x 1 000

Nederland 29 29 29 102 350 107 870 91 120

46 155

45 998

47 133

13 086

14 365

15 124

16 024 15 604 16 370

Groningen 2 2 2 10 000 10 000 10 000 1 907 1 915 2 120 728 786 784 710 632 684

Friesland 2 2 2 1 200 1 320 1 320 934 860 853 223 217 252 331 296 289

Drenthe 4 4 4 1 400 1 300 1 350 738 642 663 205 175 179 186 183 196

Overijssel en Flevoland 4 4 4 13 600 13 600 13 600 2 682 2 398 2 719 829 782 991 761 676 872

Gelderland - - - - - - 3 187 3 078 3 038 949 895 724 919 871 845

Utrecht 1 1 1 900 900 900 4 218 4 268 4 134 1 580 1 558 1 590 1 396 1 490 1 571

Noord-Holland 3 3 3 750 750 750

14 313

14 765

15 263

3 786 4 511 4 862 4 301 4 377 4 562

Zuid-Holland 5 5 5 24 600 26 100 26 100 9 690 9 640 9 773 2 084 2 501 2 881 4 602 4 378 4 699

Zeeland 1 1 1 3 500 3 500 3 500 623 655 657 247 273 273 165 160 164

Noord-Brabant 4 4 4 23 400 27 400 10 600 5 945 5 881 6 030 2 072 2 275 2 163 2 005 2 000 2 000

Limburg 3 3 3 23 000 23 000 23 000 1 918 1 896 1 884 384 391 425 649 543 487

Totaal 4 grote steden 7 7 7 17 350 18 850 18 850

18

635

19

431

20

159 5 373 6 262 6 976 7 653 7 820 8 202

Utrecht (gemeente) - - - - - - 2 710 2 788 2 976 1 275 1 201 1 221 1 062 1 202 1 310

Amsterdam 3 3 3 750 750 750 9 820

10 574

11 064

2 929 3 565 3 905 3 045 3 296 3 404

Den Haag 2 2 2 800 800 800 3 595 3 290 3 562 651 837 981 1 516 1 387 1 625

Rotterdam 2 2 2 15 800 17 300 17 300 2 510 2 779 2 557 518 659 869 2 030 1 935 1 863

Overige grote gemeenten >= 100 000 inw.

6 8 7 60 900 74 900 56 900 11 447

12 477

12 439

3 814 4 623 4 495 3 355 3 819 3 878

Kleine gemeenten <100 000

inwoners 16 14 15 24 100 14 120 15 370

16

073

14

091

14

535 3 900 3 481 3 653 5 016 3 966 4 289

© Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 17-1-2009

Page 13: Cijfermateriaal publieksevenementen

13

1.2 Vrijetijdsbesteding 1.2.1 vrijetijdsbesteding 2006

Page 14: Cijfermateriaal publieksevenementen

14

1.2.2 Consumentenprijsindices

1.3 Salarisniveau`s IDEA onderzoeksopzet geen cijfers 1.3.1 Salarisniveau`s Tijdens de Algemene Ledenvergadering van 30 september jl. werden de resultaten gepresenteerd van het onderzoek dat IDEA liet uitvoeren naar salarisniveaus in de branche. Bij dit onderzoek zijn functieprofielen en –niveaus gelinkt aan de hoogte van salarissen en andere arbeidsvoorwaarden. Alleen IDEA-leden die gegevens hebben geleverd voor dit onderzoek, krijgen ook daadwerkelijk inzage in de enquête-uitkomsten. Het onderzoek is voorbereid in een interne werkgroep. De werkgroep heeft functieomschrijvingen gemaakt en een sluitende indeling naar functieniveau, waarbij het niveau bepaald wordt door een combinatie van opleiding, werkervaring, taken en verantwoordelijkheden. Een onafhankelijk bureau, Polder Financiële Administraties, voerde vervolgens de dataverzameling en –analyse uit. IDEA wil dit onderzoek elke twee tot drie jaar gaan herhalen om de verzamelde informatie steeds up to date te kunnen houden.1 1.3.2 Omzet Jaarlijks laat IDEA een omzetregistratie uitvoeren met het doel een helder beeld te krijgen van de marktontwikkelingen. Ook in augustus 2008 zijn alle IDEA-leden weer gevraagd hun cijfers over 2007 in te dienen. Het verzamelen en verwerken van alle gegevens is in handen van bureau Polder Financiële Administraties. Zij rapporteren eind oktober aan het bestuur van IDEA wat de stand van zaken is -qua omzetten, bruto bureau-inkomens en winstmarges- en hoe zich dat verhoudt tot de resultaten in voorgaande jaren.2

1 http://www.ideaonline.nl/page/5/147/Onderzoek_salarisniveaus_afgerond.html

2 http://www.ideaonline.nl/page/5/140/Omzetregistratie_2008_uitgezet.html

Page 15: Cijfermateriaal publieksevenementen

15

1.4 Vakantie en vrije tijd monitor GFK Geen cijfers Evenementen zijn een apart kopje onder dagrecreatie. Het onderzoek geeft antwoorden op vragen zoals: Wat is mijn marktaandeel en dat van mijn concurrenten, en hoe ontwikkelt dit zich in de tijd? Is het oriëntatie- en boekingsgedrag van de consument veranderd in het afgelopen jaar? Wie is mijn doelgroep en hoe bereik ik deze beter? Wat zijn de ontwikkelingen ten aanzien van vakanties in aantallen, tijds- en geldbestedingen? Wat zijn de trends in de markt?3 1.5 RESPONS Om het bestand niet al te groot te laten worden heb ik de tabellen van Respons niet toegevoegd. Deze zijn wel te bezichtigen op hun website www.respons.nl, gebruiksnaam: nhtv, wachtwoord: mediatheek. Jongeren Monitor Top 100 Monitor Strand Monitor4 1.6 Evenementenmonitor Haarlem (6 evenementen) effecten, kvk De bezoekers van 6 evenementen face-to-face geënquêteerd. Deze centrale vraag omvat de volgende deelvragen: • Hoeveel bezoekers trekken de Haarlemse evenementen naar schatting? • Wie bezoeken de evenementen en waar komen de bezoekers vandaan (bezoekersprofiel)? • Hoe worden de evenementen gewaardeerd en wat zijn eventuele verbeterpunten? • Wat zijn de economische effecten van de evenementen (combinatiebezoek en bestedingen)? • Welke invloed hebben de evenementen op het imago van Haarlem? Totaal schattingen aantal bezoekers Evenement aantal bezoekers: Bloemencorso ca. 50.000 Bevrijdingspop 145.000 - 155.000 Stripdagen 25.000 - 30.000 Houtfestival ca. 17.000 Zomerpodium ca. 5.500 Haarlem Jazzstad ca. 100.000

3 https://www.gfk.com/ps_benelux/markets/qol/tourism/vakantievrijetijdmonitor/index.nl.html

4 http://www.respons.nl/

Page 16: Cijfermateriaal publieksevenementen

16

Waardering bezoekers. Evenement rapportcijfer: Bloemencorso 8,2 Bevrijdingspop 7,9 Stripdagen 7,9 Houtfestival 7,8 Zomerpodium 7,5 Haarlem Jazzstad 7,7 Gemiddeld 7,8 Aandeel respondenten dat combinatiebezoek maakt per evenement. Sedentaire horeca, tijdelijke horeca, detailhandel l Bloemencorso 39% 18% 16% Bevrijdingspop 17% 63% 14% Stripdagen 68% 5% 19% Houtfestival 9% 62% 4% Zomerpodium 46% 20% 32% Haarlem Jazzstad 53% 40% 10% Gemiddeld geven deze bezoekers € 15,-- tot €42,-- uit in sedentaire horeca en € 9,-- tot € 27,-- in tijdelijke, mobiele horecavoorzieningen. Bij de muziekevenementen Haarlem Jazzstad (€ 42,--) en Bevrijdingspop (€ 25,--) wordt het meest uitgegeven in sedentaire horeca. De gemiddelde bedragen die deze bezoekers in winkels uitgeven, lopen uit een van € 13,-- tot € 81,--. Door bezoekers van Haarlem Jazzstad (€ 81,--) en het Zomerpodium (€ 70,--) wordt gemiddeld het meest besteed. Geraamde additionele bestedingen evenementen. Evenement additionele bestedingen: Bloemencorso ca. € 300.000 Bevrijdingspop ca. € 725.000 Stripdagen ca. € 500.000 Houtfestival ca. € 8.000 Zomerpodium ca. € 30.000 Haarlem Jazzstad ca. € 1.250.000 Totale additionele bestedingen ca. € 2.813.000 5

5 http://www.kvk.nl/regio/amsterdam/Images/evenementenmonitor_haarlem_rapport_tcm40-180593.pdf

Page 17: Cijfermateriaal publieksevenementen

17

1.7 Stakeholders in kaart gebracht van Eindhoven, Tilburg en Breda Scriptie 2006

6

6

http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/Het%20belang%20van%20publieksevenementen%20voor%20de%20stakeholders-Marneffe,M..pdf

Page 18: Cijfermateriaal publieksevenementen

18

1.8 Onderzoek Marktbeschrijving Podiumkunsten 2006 Samenvatting en conclusies TNS NIPO Bureau Promotie Podiumkunsten 1.8.1 Podiumkunsten voor iedereen: 62 % gaat (= 8,4 miljoen) De podiumkunsten zijn er voor iedereen. 62% van de bevolking heeft in 2006 de één of andere vorm van podiumkunst bezocht. Man, vrouw, jong, oud, hoog en laag opgeleid, rijk en arm, in de stad en op het platte land, er is voor iedereen iets van zijn gading te vinden. Vervolgens zijn er ook allerhande verschillen: sommige mensen gaan vaker dan andere, het publiek van het ene genre is anders samengesteld dan van het andere, maar in al zijn verscheidenheid blijken de podiumkunsten voor elke ‘soort’ Nederlander iets te bieden te hebben. Het aantal mensen dat podiumkunsten bezoekt is in 2006 (62%) groter dan in 2004 (41%) en 2002 (40%). Ook gaan ze vaker (3,6 keer per jaar, tegenover 3,2 en 2,9 keer). Of dat er echt meer zijn is moeilijk te zeggen omdat in 2006 over een heel jaar is gemeten en in 2004 en 2002 , maar over een half jaar. Dat maakt frequentie van bezoek niet goed vergelijkbaar. Wel is op basis van de meting van 2002 een schatting gemaakt, waaruit toen naar voren kwam dat in een jaar tijd zo’n 47% van de Nederlanders een voorstelling had bezocht. Opvallend verschil tussen de resultaten van 2006 vergeleken met die van 2002 en 2004 is het veel grotere aantal bezoekers aan popconcerten (pop/rock is meest bezocht genre geworden) en het sterk toegenomen aantal bezoeken aan stadions en hallen. Dit wordt naar alle waarschijnlijkheid verklaard door het toegenomen aantal stadionconcerten en optredens in grote hallen (o.a. Ahoy) door buitenlandse en vooral Nederlandse artiesten. Zo waren De Toppers (Gerard Joling, René Froger en Gordon), de optredens van Marco Borsato in Gelredome en die van Guus Meeuwis in het Philipsstadion in 2006 alleen al goed voor bijna een miljoen (extra) bezoeken. Deze ‘golf’ is in de cijfers terug te vinden. 1.8.2 M/V: vrouwen gaan iets meer De belangrijkste verschillen naar sekse zijn:

- mannen zijn vaker niet-bezoeker; - vrouwen gaan vaker en mannen minder vaak; - vrouwen gaan veel vaker naar musical en mannen veel minder vaak; - mannen gaan iets vaker naar klassieke muziek en vrouwen iets minder vaak; - vrouwen gaan veel vaker naar kinder- en jeugdvoorstellingen (met hun kinderen) en mannen

veel minder vaak. - vrouwen gaan veel vaker op uitnodiging of krijgen een voorstelling cadeau dan mannen.

Page 19: Cijfermateriaal publieksevenementen

19

1.8.3 Opleiding, inkomen en sociale klasse: hoe hoger, hoe meer en hoe vaker Van deze kenmerken blijkt de genoten opleiding tot de grootste verschillen aanleiding te geven Inkomen en sociale klasse maken minder verschil, maar de verschillen werken wel in dezelfde richting.

- -bezoeker en veel minder vaak een (hoog) frequente bezoeker, voor hoger opgeleiden geldt het omgekeerde;

-

cabaret/kleinkunst, klassieke muziek, wereldmuziek en festivals; hoger opgeleiden bezoeken deze genres juist vaker; daarnaast gaan hoger opgeleiden ook veel meer en vaker naar opera/operette en toneel.

- rock en

harmonieën en fanfares; alle bevolkingskenmerken zijn in deze genres evenredig aanwezig; 1.8.4 Gezinsgrootte: alleenstaanden gaan veel vaker Gezinsgrootte heeft aanzienlijke invloed op het bezoek aan de podiumkunsten. Mensen met kinderen zijn meer aan huis gebonden en gaan minder, alleenstaanden zijn meer uithuizig en gaan vaker. Ook het soort voorstelling dat wordt bezocht hangt samen met de gezinsgrootte.

- het aantal 1 persoonshuishoudens dat podiumkunsten bezoekt is iets hoger dan huishoudens met meerdere personen, maar ze gaan wel veel vaker;

- 1 persoonshuishoudens gaan vooral meer en vaker naar opera/operette, toneel, cabaret/

kleinkunst, klassieke muziek, wereldmuziek en ballet/dans. Ze gaan, niet verrassend, veel minder vaak naar kinder- en jeugdvoorstellingen; voor de overige genres is er geen verschil met andere soorten huishoudens;

- 2 persoonshuishoudens gaan vaker naar voorstellingen van cabaret/kleinkunst en veel vaker naar

opera/operette, klassieke muziek, wereldmuziek en ballet/dans. Zij gaan minder naar pop/rock concerten en naar kinder- en jeugdvoorstellingen;

- 3 en 4+ persoonshuishoudens gaan veel minder vaak naar opera/operette, klassieke muziek,

wereldmuziek, en minder vaak naar cabaret. Ze gaan wel veel vaker naar kinder- en jeugdvoorstellingen (verrassing);

1.8.5 Gemeentegrootte: het maakt niet veel uit waar je woont Kijken naar de gemeentegrootte is van belang omdat in grote gemeenten het aanbod aanzienlijk groter is. Theaters en concertzalen staan vooral in iets grotere gemeenten. Je zou daarom denken dat mensen in grote stedelijke gebieden meer en vaker gaan. Dat wordt bevestigd, maar de verschillen zijn niet heel groot.

- in de grote steden en in het westen van het land gaat men iets vaker naar een voorstelling of concert;

- wat de genres betreft maakt de woonplaats weinig of niets uit, met uitzondering van opera en

klassieke muziek, waar meer mensen uit grote steden naar toe gaan; - in de regio ‘rest westen’ gaan iets meer mensen naar wereldmuziek en iets minder mensen naar

ballet en dans; - in het noorden gaan veel minder mensen naar wereldmuziek en pop/rock; - in het zuiden gaan meer mensen naar festivals en veel meer mensen naar harmonie en fanfare

concerten.

Page 20: Cijfermateriaal publieksevenementen

20

1.8.6 In 2006 werden gemiddeld 3,6 voorstellingen bezocht De gemiddelde bezoekfrequentie in 2006 was 3,6 bezoeken per jaar per persoon. Dit is hoger dan in 2004 en 2002 (3,2 en 2,9 keer), maar dat is niet te vergelijken, aangezien nu over een jaar is gemeten in plaats van over een half jaar. Vraag is of er verschillen zijn per genre. - het vaakst gaan bezoekers aan opera (7,8), wereldmuziek (7,5) en het minst vaak gaan bezoekers

aan musical (4,2) en pop/rock (4,3) en kinder- en jeugdvoorstellingen (5,0). N.B. dat al deze frequenties per discipline hoger zijn dan het totaal gemiddelde van 3,6 bezoeken per bezoeker komt omdat mensen die naar meerdere disciplines gaan daar opnieuw worden geteld;

- 29% van de bezoekers heeft in 2006 niet meer dan 1 bezoek afgelegd; bij cabaret/kleinkunst, musical, pop/rock concerten en kinder- en jeugdvoorstellingen is het aantal mensen dat niet vaker dan 1 keer gaat het grootst; dat aantal is het kleinst bij bezoekers van toneelvoorstellingen, opera/operette, wereldmuziek, ballet/dans, festivals en harmonie- en fanfare concerten;

1.8.7 Bezoekers gaan (en willen) niet alleen naar een voorstelling of concert Bezoekers gaan niet alleen. Slechts 4% komt alleen terwijl 17% van de bevolking een eenpersoonshuishouden vormt. Bezoekers willen ook niet alleen naar een voorstelling of concert. ‘Niet alleen willen’ blijkt ook één van de belangrijkste obstakels. Opvallende verschillen naar genre zijn:

- naar opera/ operette, klassieke muziek en fanfares gaan mensen veel vaker met z’n tweeën. - naar popconcerten gaat men veel vaker in een groepje; - naar kinder- en jeugdvoorstellingen gaan men logischerwijs veel vaker dan gemiddeld met

kinderen, maar omgekeerd gaat men veel minder vaak met kinderen naar toneel, opera/operette of klassieke muziek.

1.8.8 Reistijd gemiddeld 39 minuten De gemiddelde reistijd voor de bezochte voorstelling was 39 minuten. Dat is even ver als in 2004. - het verst wordt gereisd voor pop/rock concerten, (46 minuten) en musicals; - het meest dichtbij gaat men naar harmonie/fanfareconcerten (25 minuten), toneel en

jeugdvoorstellingen (27 minuten) en cabaret/kleinkunst (30 minuten). Er is niet gevraagd op welke manier is gereisd. 1.8.9 Mono- of multicultureel: bijna iedereen bezoekt meer dan één genre Men gaat gemiddeld 3,6 keer per jaar naar een voorstelling. Vraag is of mensen zich daarbij beperken tot één genre, of dat er van meerdere soorten podiumkunst wordt genoten. Hoe mono- of multicultureel worden de podiumkunsten bezocht en zijn er genres die meer of minder bezoekersverwantschap hebben ?

- cabaret/kleinkunstbezoekers gaan iets meer dan gemiddeld naar toneel en wereldmuziek, maar iets minder dan gemiddeld naar klassieke muziek, pop/rock en musical;

- musicalbezoekers zijn tamelijk monocultureel; zij gaan minder dan gemiddeld naar klassieke muziek, pop/rockconcerten, wereldmuziek en dansvoorstellingen;

- opera en operette bezoek houdt van vrijwel alle soorten podiumkunst en gaat veel meer dan gemiddeld naar vrijwel alle andere genres, met uitzondering van pop/rock concerten waar zij veel minder dan gemiddeld heen gaan;

- toneelbezoekers zijn ook omnivoor en gaan meer dan gemiddeld naar bijna alle andere genres, eveneens met uitzondering van pop/rock concerten;

- klassieke muziekbezoekers gaan ook naar veel verschillende genres; opera, toneel, klassiek ballet, wereldmuziek en harmonie- en fanfare concerten bezoeken zij meer dan gemiddeld; cabaret en musical bezoeken zij minder dan gemiddeld en pop/rock concerten zelfs veel minder dan gemiddeld;

- pop/rock bezoekers zijn het meest monocultureel; hiervoor zagen we al dat bezoekers van andere genres (veel) minder dan gemiddeld naar pop/rock concerten gaan, ook het omgekeerde geldt: bezoekers aan pop/rockconcerten gaan veel minder dan gemiddeld naar andere genres, met uitzondering van festivals;

Page 21: Cijfermateriaal publieksevenementen

21

- wereldmuziek bezoekers gaan meer dan gemiddeld naar voorstellingen/concerten van cabaret/kleinkunst, opera, klassieke muziek, klassiek ballet en festivals, en veel minder dan gemiddeld pop/rock concerten en musicals;

- ballet/dans bezoekers gaan veel meer dan gemiddeld naar de opera, toneel en klassieke muziek, maar minder dan gemiddeld naar musical en pop/rockconcerten;

- kinder/jeugdvoorstellingen bezoek heeft geen bijzondere verwantschap met of afkeer van andere genres;

- festivalbezoekers gaan meer dan gemiddeld naar pop/rock concerten,wereldmuziek en naar optredens van harmonie- en fanfareorkesten (concoursen);

- harmonie- en fanfare bezoekers gaan meer dan gemiddeld naar de opera, toneel, klassieke muziek en festivals.

1.8.10 Professioneel/amateur De overgrote meerderheid van de voorstellingen die men heeft bezocht wordt gegeven door een professionele groep (84%). Wel zijn er grote verschillen per genre:

- wereldmuziek, pop/rock, musical en kleinkunst bestaan voor meer dan 90% uit professionele voorstellingen (gebaseerd op het idee dat de bezoeker ervan heeft);

- voorstellingen van ballet/dans, opera/ operette en klassieke muziek en festivals die zijn bezocht werden volgens de bezoekers voor 70% tot 80% door professionele groepen gegeven;

- toneelvoorstellingen en kinder/en jeugdvoorstellingen zijn voor zo’n tweederde professioneel en een derde amateur;

- harmonie en fanfare hebben volgens de bezoekers ervan verreweg het grootste amateuraandeel: 88% amateur en 12% professioneel

1.8.11 Soort podium Gevraagd is naar het soort podium waar men de voorstelling of het concert heeft bezocht. Officiële podia vormen met 67% de meerderheid, daarna komen stadions en sporthallen (15%) en culturele centra en dorpshuizen (12%). De open lucht (festivals) komt op de laatste plaats (6%). Deze verhoudingen lagen in 2004 anders. Toen was het aandeel open lucht groter en dat van stadions kleiner. De oorzaak daarvan is vermoedelijk het moment van ondervraging (in maart in plaats van september) en de al eerder genoemde grote aantallen stadionconcerten van nationale en internationale popartiesten. 1.8.12 Tevredenheid Men is ook in 2006 weer zeer tevreden over de kwaliteit van de voorstelling (97% tevreden of zeer tevreden) en de locatie (97% tevreden of zeer tevreden). Dit was in 2002 en 2004 ook het geval. Over de prijs is men minder tevreden. 9% is daar (zeer) ontevreden over. De (hoge) prijs van een kaartje blijkt ook de belangrijkste reden voor de geïnteresseerde niet bezoeker te zijn om niet te gaan. 1.8.13 Beleving Deze marktbeschrijving 2006 heeft voor het eerst vragen opgenomen naar de beleving van podiumkunst. Aan mensen is eerst ongestuurd gevraagd een trefwoord aan de beleving van hun laatste voorstelling mee te geven en vervolgens werd een aantal gekozen belevingsmogelijkheden voorgelegd met de vraag in hoeverre men vond dat deze beleving van toepassing is/was (schaal van 1 – 5) op de laatst bezochte voorstelling. Deze uitbreiding van de vragenlijst is bedoeld als een eerste poging om iets te kunnen zeggen over hetgeen waar de podiumkunsten zich collectief voor inzet: het teweeg brengen van een bijzondere beleving. De keuzemogelijkheden zijn tot stand gekomen in onderling overleg tussen TNS/NIPO, Bureau promotie podiumkunsten en de VSCD.

- alle voorgelegde positieve vormen van beleving blijken van toepassing, maar niet allemaal in dezelfde mate;

- niet van toepassing waren de drie negatieve belevingen overbodig/belachelijk, weerzinwekkend/schokkend en ergerniswekkend/boosmakend (score 1,1)

- het meest van toepassing voor alle podiumkunst zijn de belevingen ‘ontspanning’ (4,1), ‘aan het lachen gemaakt, blij vrolijk’ (3,6), ‘nieuwe energie gegeven’(3,1) en ‘de dagelijkse zorg even doen vergeten, boven alles uitgetild’ (3,1)

- minder van toepassing waren de voorgelegde belevingen ‘ontroering, emotie’ (2,3), ‘troost/verzoening’(1,9),. ‘aan het denken gezet’ (1,8) en ‘opwindend, erotisch’(1,6);

Page 22: Cijfermateriaal publieksevenementen

22

- cabaret/kleinkunst scoorde meer dan gemiddeld op ‘lachen, blij vrolijk gemaakt’. - toneel scoorde minder dan gemiddeld op ontspanning (hoewel ontspanning ook daar het meest

genoemd werd) en op ‘vergeten van de dagelijkse zorg, boven alles uittillen’ (2,7 tegenover 3,1), en meer dan gemiddeld op ‘aan het denken gezet’ (2,2 tegenover 1,8);

- klassieke muziek scoorde veel minder dan gemiddeld op ‘lachen, blij, vrolijk’(score 2,5 tegenover 3,6), hoewel ook vrolijkheid door mensen aan klassieke muziek wordt verbonden, maar ‘ontroering en emotie’ werd juist veel meer dan gemiddeld genoemd (score 3,2 tegenover 2,3);

- pop/rockmuziek scoorde meer dan gemiddeld op ‘boven alles uitgetild’ (3,5 tegenover 3,1) en iets meer op ‘opwindend/erotisch’ (1,8 tegenover 1,6);

- alle andere genres (wereldmuziek, ballet/dans, kinder/jeugd, festival en harmonie/fanfare) wijken niet substantieel af van de gemiddelde belevingen voor alle podiumkunsten.

- kinder- en jeugdvoorstellingen worden iets minder dan gemiddeld verbonden aan de beleving ‘ontspanning’ (score 3,8 tegenover 4,1).

1.8.14 Inspiratiebron Net als in de vorige metingen is gevraagd naar de manier waarop mensen op het idee zijn gekomen een voorstelling of concert te bezoeken. Deze vraag is in 2006 echter uitvoeriger en meer in détail gesteld om beter inzicht te krijgen in de manier waarop mensen tot een bezoek worden geïnspireerd. Gemiddeld worden 1,4 bronnen genoemd.

- de belangrijkste inspiratiebron is de ‘omgeving/mondreclame’ (20%); - daarna komen ‘de groep al kennen van eerdere optredens’ (14%), ‘de krant’(13%), internet

13%), de ‘abonnementsbrochure’ (10 %), TV en mailings (elk 9%) en via familie en vrienden die er in optreden (8%);

- het minst vaak worden genoemd de poster (7%), radio (5%) het tijdschrift (4%) en de voorstelling cadeau hebben gekregen (2%);

- als alle vormen van media bij elkaar worden opgeteld zijn zij iets belangrijker dan de optelling van mondelinge inspiraties (omgeving, meegenomen, e.d.);

Er zijn – soms aanzienlijke – verschillen naar leeftijd en naar opleiding/sociale klasse: - jongeren worden veel minder dan gemiddeld tot een bezoek gebracht door het abonnement, en door

uitnodigingen per post, maar veel meer dan gemiddeld door internet en de omgeving; -

en uitnodigingen per post en (veel) minder dan gemiddeld door radio, TV, internet en de omgeving; - niet alle bronnen spreken lager opgeleiden (en mensen uit de lagere sociale klassen) evenveel aan:

tijdschriften, abonnementen, internet, eerdere optredens en mailings zijn voor lager opgeleiden minder vaak een inspiratiebron dan andere bronnen.

- abonnementen en tijdschriften zijn voor hoger opgeleiden juist vaker dan andere zaken de inspiratiebron voor een bezoek aan podiumkunsten. In mindere mate geldt dit ook voor de omgeving en eerdere optredens.

Ook naar genre blijken er belangrijke verschillen te zijn:

- cabaret/kleinkunst bezoekers laten zich veel meer dan gemiddeld tot een bezoek brengen door een abonnement en minder dan gemiddeld door radio, TV, internet en posters;

- musicalbezoekers laten zich juist veel meer dan gemiddeld verleiden door de TV of zijn meegenomen of uitgenodigd. Zij worden minder vaak geïnspireerd door internet en eerdere optredens;

- opera en operettebezoekers maken veel meer dan gemiddeld gebruik van een abonnement; - toneelbezoekers maken ook veel meer dan gemiddeld gebruik van een abonnement en minder

dan gemiddeld van radio, TV, internet, posters en de omgeving; - ook klassieke muziekbezoekers maken veel meer dan gemiddeld gebruik van een abonnement

en laten zich iets meer dan gemiddeld inspireren door hun familie en vrienden en uitnodigingen per post, maar maken veel minder gebruik van internet, radio en TV;

- pop/rock bezoekers maken veel minder gebruik van een abonnement (maar doen dat toch ook); ook familie en vrienden en uitnodigingen per post worden door hen minder dan gemiddeld

Page 23: Cijfermateriaal publieksevenementen

23

gebruikt; daartegenover maken zij opvallend veel meer gebruik van de radio en internet; ook posters en de omgeving vormen meer dan gemiddeld een inspiratiebron om te gaan;

- wereldmuziekbezoekers maken meer dan gemiddeld gebruik van een abonnement; - ook ballet/dans bezoekers gebruiken het abonnement veel meer dan gemiddeld, evenals

tijdschriften; - kinder- en jeugdvoorstellingen worden vooral geïnspireerd door familie/ bekenden die meedoen

aan de voorstelling; - bezoekers van harmonie- en fanfare concerten gaan meer dan gemiddeld af op eerdere

optredens en familie en vrienden. Internet speelt voor harmonie en fanfare bezoek nauwelijks een rol;

Gemiddelde prijs vrijwel gelijk, maar grote verschillen per genre

De gemiddelde prijs per kaartje is in 2006 vrijwel gelijk aan die van 2004 (€ 32,30 tegenover € 33,30 in 2004). De verschillen per genre zijn echter aanzienlijk.

- musical (€ 48,70), pop/rock concerten (€ 38,10), opera en operette (€ 37,30) en festivals (€ 30,70) zijn het duurst, maar alle in prijs gedaald ten opzichte van 2004;

- daarna komen ballet/dans (€ 28,00), wereldmuziek (€ 24,70), klassieke muziek (€ 24,00); en cabaret/kleinkunst (€ 21,90);

- het goedkoopst zijn toneelvoorstellingen (€ 17,10), kinder- en jeugdvoorstellingen (€ 15,10) en optredens van harmonie- en fanfareorkesten (€ 11,60), maar toneel- en harmonie-voorstellingen zijn wel licht in prijs gestegen ten opzichte van 2004.

2,3 miljoen mensen willen wel, maar gaan niet: redenen om niet te komen

38% van de bevolking is in 2006 niet naar enige voorstelling van podiumkunst geweest. Dat zijn er minder dan in 2004 als gevolg van ondervraging over een jaar. Dat heeft tot gevolg dat van het aantal mensen dat geen podiumkunst heeft bezocht, maar zegt daar wel belangstelling voor te hebben is gedaald van 62% naar 55%. Het aantal geïnteresseerden dat niet gaat, bedraagt daarmee ca. 2,3 miljoen (45% van 38% van de bevolking van 12 jaar en ouder). Dit waren er in 2004 2,5 miljoen. De oorzaak daarvan is dat deze keer over een heel jaar is gevraagd. Mensen die in over het afgelopen half jaar nog geen voorstelling hebben bezocht, hebben dat over een heel jaar wel gedaan. Wat zijn de belangrijkste redenen waarom deze geïnteresseerde niet-bezoekers toch niet gaan ?

- de belangrijkste redenen zijn dat een kaartje te duur is (64%) en men liever niet in zijn eentje gaat (45%)

- daarna komen de slechte bereikbaarheid (32%), niet weten wat er te doen is (30%) , weinig voorstellingen die de eigen interesse hebben (29%) en dat het teveel moeite kost om een kaartje te bemachtigen (24%);

- het minst vaak worden genoemd dat het altijd is uitverkocht (16%) en geen keuze kunnen maken uit het aanbod (7%)

1.8.15 Trends Het onderzoek Marktbeschrijving Podiumkunsten is ook in 2002 en 2004 gehouden. De belangrijkste verschillen met deze eerdere onderzoeken zijn:

- bezoek aan pop/rock concerten is van de derde op de eerste plaats gekomen (40%); musical en cabaret staan nu op de tweede (33%) en derde (32%) plaats, terwijl cabaret in 2004 nog op de eerste plaats stond (33%); de eerder genoemde hausse aan stadionconcerten van grote nationale en internationale artiesten is daar vermoedelijk de oorzaak van;

- het aandeel van voorstellingen in stadions en sporthallen is gestegen van 7% in 2002, 11% in 2004 naar 15% in 2006 (oorzaak idem);

- het aandeel van concerten in de open lucht (festivals) is gedaald van 19% in 2004 naar 6% in 2006; dat wordt vermoedelijk veroorzaakt door het moment van ondervraging; dat vond in 2002 en 2004 plaats vlak na de zomer, waarin er veel festivals zijn;

- de omgeving (mond op oor) is als inspiratiebron om naar podiumkunsten te gaan gedaald van 27% naar 20%;

Page 24: Cijfermateriaal publieksevenementen

24

- de media (opgeteld radio, TV, kranten, tijdschriften) zijn met 31% de belangrijkste informatie/inspiratiebron en belangrijker dan in 2004 (26%); dit kan echter ook het gevolg zijn van het feit dat deze keer elke uiting apart is ondervraagd;

- het gebruik van internet is opnieuw sterk gestegen; in 2002 was dat nog 3%, in 2004 6% en in 2006 is dat 13%;

- de rol van abonnementen is opnieuw gedaald, van 16% in 2002 naar 13% in 2004, naar 10% in 2006;

- de gemiddelde prijs per kaartje is iets gedaald ten opzichte van 2004 (- € 1,-), maar was in 2004 scherp gestegen ten opzichte van 2002 (2002: € 27,40, 2004: € 33,30 en 2006: € 32,30); wel zijn er aanzienlijke verschillen per genre.

- deze daling is het sterkst bij musical (van € 53,- naar € 48,70) en opera (van € 44,80 naar € 37,30) en festivals (van € 43,20 naar € 30,70);

- de prijzen zijn gestegen voor klassieke muziek (van € 17,60 tot € 24,00) en toneel (van € 14,40 tot € 17,10);

- de prijs van het kaartje is de belangrijkste reden geworden voor de geïnteresseerde niet-bezoeker om niet te gaan (64%);

- dat men niet weet wat er te doen is wordt veel minder vaak genoemd als reden om niet te gaan (2006: 30% en 42% in 2002); 7

1.9 NBTC Het aantal evenementen is de afgelopen 10 jaar verdubbeld. Per jaar zijn er gemiddeld in Nederland 2.500 evenementen met meer dan 10.000 bezoekers wat neerkomt op zo’n 50 grote evenementen per week. 80% van de Nederlanders bezoekt eén of meer evenementen en 33% bezoekt vier of meer evenementen. Men bezoekt evenementen met een partner of met een groep. De gemiddelde besteding is € 35,00 per bezoek, bestaande uit 38% horeca, 20% reiskosten, 19% uit aankopen bij het evenement [merchandising] en 17% aan entreegelden. De besteding loopt uiteen per evenement. Gemiddeld verblijven bezoekers 4 uur op een evenement. De economische betekenis van een evenement is groot voor de stedelijke voorzieningen (horeca en middenstand). De totale besteding was in 2002 1,6 miljard euro. Het gaat hier om bestedingen die worden gedaan voor het meemaken van een evenement. Bestedingen bij langer verblijf in een stad of bij herhalingsbezoeken zijn niet inbegrepen.8 1.10 ContinuVrijeTijdsOnderzoek november 2009 In april 2008 is NBTC-NIPO Research gestart met een grootschalig onderzoek naar het vrijetijdsgedrag van de Nederlandse bevolking. Het onderzoek geeft een breed en diepgaand inzicht in de structuur, de ontwikkelingen en de trends op de vrijetijdsmarkt. Daarbij worden de meest uiteenlopende activiteiten op een continue basis en gespreid over het gehele jaar in kaart gebracht. Het onderzoek vormt een herhaling van eerder gehouden onderzoeken in 2004/2005 en 2006/2007. Brede definitie vrijetijdsmarkt In het ContinuVrijeTijdsOnderzoek wordt de volgende definitie van vrijetijdsactiviteiten gehanteerd: alle (dag)recreatieve activiteiten die worden ondernomen buiten de eigen woning en waarbij men minimaal een uur van huis is (inclusief reistijd). Bezoek aan familie / vrienden / kennissen en activiteiten ondernomen tijdens vakanties blijven buiten beschouwing. Onderzoeksopzet Het CVTO vindt evenals het CVO plaats middels het geavanceerde TNS NIPO BASE. De onderzoeksopzet van het CVTO bestaat uit twee onderdelen. Wekelijks vindt er een meting plaats bij 350 respondenten (netto), waarbij het vrijetijdsgedrag in de achterliggende week in kaart wordt gebracht. Daarnaast vindt aan het eind van het onderzoeksjaar een meting plaats (n = 5.000), waarbij onder meer de deelname aan de diverse vrijetijdsactiviteiten op jaarbasis wordt gemeten.

7 http://www.vscd.nl/cms_files/system/publicaties/Samenvatting_TNS_Nipo_2006.pdf

8 (Bron: NBTC 2003/CVTO 2004)

Page 25: Cijfermateriaal publieksevenementen

25

Vraagpunten In het ContinuVrijeTijdsOnderzoek (CVTO) wordt de deelname aan een groot aantal vrijetijdsactiviteiten in kaart gebracht. De volgende 11 hoofdclusters van activiteiten worden onderscheiden : buitenrecreatie bezoek evenement (deze is weer verder onderverdeeld) waterrecreatie en -sport recreatief winkelen zelf sporten cultuur bezoek sportwedstrijd bezoek attractie uitgaan verenigingsleven beauty / wellness Verdere uitsplitsing is te vinden door op de onderstaande link te klikken. http://www.holland.com/files/corporate/vraagpunten_cvto_2008.pdf Indien een activiteit is ondernomen, worden onder meer de volgende aspecten geregistreerd: dag en dagdeel waarop de activiteit is ondernomen, de duur van de activiteit, de locatie, afstand tot het woonadres, vervoermiddel, bestedingen, samenstelling van het reisgezelschap, enz. Profielkenmerken De uitkomsten van het CVTO kunnen worden gecombineerd met een groot aantal profielkenmerken van de respondenten zoals socio-economische en demografische kenmerken, maar ook mediagebruik en life-style kenmerken. Bouwstenen voor beleid De onderzoeksresultaten geven inzicht in de populariteit van de verschillende activiteiten, welke combinaties van activiteiten veel voorkomen, wanneer activiteiten worden ondernomen, hoe de consument zich verplaatst enz. Het nieuwe onderzoek biedt daarmee volop bouwstenen ten behoeve van beleidsvorming rond diverse vrijetijdsvraagstukken. Binnen het vrijetijdsonderzoek wordt ook speciale aandacht besteed aan het vrijetijdsgedrag van niet-westerse allochtonen. Van uitgebreide basisrapportage tot maatwerk De resultaten van het CVTO 2008/2009 zullen worden gerapporteerd in een uitgebreide basisrapportage. De rapportage zal in oktober / november 2009 verschijnen en zal een actueel beeld geven van het vrijetijdsgedrag van de Nederlandse bevolking over een heel jaar. Naast deze meer algemene rapportage bieden we tevens de mogelijkheid tot maatwerk. Het kan daarbij gaan om bijvoorbeeld tussentijdse rapportages, analyses op maat, het afnemen van SPSS-files, het toevoegen van extra vragen en dergelijke.9

9 http://www.nbtcniporesearch.nl/cvo/producten/cvto/

Page 26: Cijfermateriaal publieksevenementen

26

2. Festivals 2.1 Nationaal Evenementen Terrein (NET) 2004 Het creëren van condities voor een gezonde, innovatieve groeisector NET zorgt voor efficiencyslag Momenteel worden festivals op allerlei terreinen georganiseerd, die doorgaans slechts enkele keren per jaar gebruikt worden. De bezettingsgraad van deze terreinen is daardoor zeer gering en/of de terreinen zijn multifunctioneel en niet helemaal geschikt voor de organisatie van festivals, etc. Voor bijna elk festival dient op het terrein daarom (tijdelijk) extra capaciteit te worden geschapen voor onder meer elektriciteit, sanitair, opslag, podia, horeca en verblijf. Deze tijdelijke voorzieningen zijn nooit van de helemaal nagestreefde kwaliteit en de kosten zijn juist des te hoger. Bij één van de landelijke festivals is wel eens uitgerekend dat bij permanente voorzieningen de jaarlijkse kosten voor rente en afschrijving circa € 1,5 mln. lager zijn dan de huur van tijdelijke voorzieningen. En dat bij slechts éénmalig gebruik per jaar. Huidig aanbod Anno 2002 telt Nederland circa 3.500 evenementen met meer dan 5.000 bezoekers10. Voor ruim 95% geldt dat het jaarlijks terugkerende evenementen zijn. Slechts een klein aandeel van nog geen 5% heeft een incidenteel karakter. Als verder gekeken wordt naar de aard en betekenis van de evenementen dan kan verder gesteld worden dat:

- Circa 14% enige toeristische betekenis11 heeft; - Circa 14% een grootschalig karakter heeft met meer dan 50.000 bezoekers

(479 van de 3.339 jaarlijks terugkerende evenementen met minimaal 5.000 bezoekers in 2002);

- Een relatief klein aandeel (minder dan 10%) een ‘footloose’ karakter heeft.

Page 27: Cijfermateriaal publieksevenementen

27

Economische betekenis De vele bezoeken aan evenementen en festivals gaan gepaard met bestedingen voor bijvoorbeeld vervoer, entrees, logies, horeca en detailhandel. De totale bestedingen van eendaags evenementenbezoek in 2002 worden geraamd op ruim € 450 mln. Deze bestedingen genereren een werkgelegenheid, zowel direct als indirect van in totaal ruim 5.650 fulltime equivalenten (FTE)10. Veel van het werk heeft een parttime of tijdelijk karakter, waardoor het aantal banen beduidend hoger zal zijn (7.500-8.500 banen). Onderstaande tabel geeft de opbouw van de economische betekenis naar sector weer.

10

Inclusief het meerdaagse evenementenbezoek bedraagt de economische betekenis naar schatting circa € 0,5 miljard en ruim 6.000 FTE.

Page 28: Cijfermateriaal publieksevenementen

28

Bereikbaarheid Voor het NET is de bereikbaarheid, zowel per auto als per openbaar vervoer, een zeer essentieel criterium. De volgende eisen worden aan de bereikbaarheid gesteld: - Weginfrastructuur (motorvoertuigen): berekend op een piek van 20.000 à 30.000 auto’s in ca. 3 uur tijd, ofwel een verwerkingscapaciteit van ca. 7.000 auto’s per uur. Dit vereist tevens een brede of lange weg als buffer tot het parkeerterrein en/of meerdere ingangen tot een parkeerterrein; - Voor het water dient voldoende capaciteit te bestaan om ook de pieken in het gebruik op te vangen. Vanuit de ervaring van Lowlands blijkt het waterleidingnet op momenten van piekbelasting in totaal zo'n 170 tot 200 m3 per uur te moeten kunnen leveren. Per dag wordt circa 2.500 m3 water verbruikt. Deelnemers uit de branche

Page 29: Cijfermateriaal publieksevenementen

29

Page 30: Cijfermateriaal publieksevenementen

30

11

11

http://www.holland.com/files/hoco_cs/pdf/onderzoek_NET.pdf

Page 31: Cijfermateriaal publieksevenementen

31

2.2 Cross-over festivals Liefhebbers cross-over onderzoek in de cultuursector De belangrijkste vragen die in 2004 verder zijn onderzocht Inleiding De VNPF wil meer weten over mogelijk publiek voor cross-overaanbod dat onder de overkoepelende merknaam Special FX in de markt wordt gezet. Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen is gevraagd om een heranalyse uit te voeren op het databestand van de 3.553 poppodiumbezoekers, die in het najaar van 2004 zijn ondervraagd. Er zijn twee vragen in de toen gehanteerde enquête opgenomen die de interesse voor cross-over meten.

Antwoordcategorie 4 bij vraag 1e is door 793 poppodiumbezoekers (23% van het totale onderzochte publiek) aangestreept. Antwoordcategorie 8 bij vraag 9b is door 641 poppodiumbezoekers (19% van het totale onderzochte publiek) aangestreept. 9% van het publiek bezocht cross-overfestivals en wenst ook meer cross-overaanbod in poppodia, 14% bezocht nooit cross-overfestivals, maar wenst wel meer aandacht voor cross-over in poppodia en 10% bezocht wel cross-overfestivals, maar vraagt niet expliciet om meer aandacht voor cross-over in poppodia. In totaal geeft dus 33% van het poppodium-publiek op de ene of de andere of op beide manieren blijk van interesse voor cross-over. Uit de navolgende tabellen blijkt dat zowel de groep cross-overfestivalbezoekers als de groep die meer aandacht voor cross-over in poppodia wenst relatief weinig personen jonger dan 19 jaar omvat en relatief veel 25 plussers (zie de bijlage voor een verdere uitsplitsing van de leeftijdsverdeling).

Page 32: Cijfermateriaal publieksevenementen

32

Page 33: Cijfermateriaal publieksevenementen

33

Page 34: Cijfermateriaal publieksevenementen

34

Met de heranalyse is tot slot nagegaan of het publiek van specifieke avonden kansrijk is als doelgroep voor Special FX. Tabel 1 toont dat bezoekers van podiumkunsten het vaakst meer cross-over (29%) wensen. Daarna komen achtereenvolgens: het swingavondenpubliek (23% wenst meer cross-over), het concertpubliek (19%) en het dancepubliek (15%). Het dancepubliek is dus het minst geïnteresseerd. Het dancepubliek bezocht dan ook het minst vaak cross-overfestivals: 21% versus 25% bij de andere publieksgroepen (zie tabel 2). Dat de bezoekers die reeds naar podiumkunsten komen in het poppodium de meest kansrijke doelgroep vormen binnen het reeds bereikte publiek ligt voor de hand. Opvallender is dat het swingavondenpubliek kansrijker blijkt dan het concertpubliek. Wellicht komt dat omdat het concertpubliek zich meer richt op één specifiek muziekgenre en de rest niet zo interessant vindt. Het swingavondenpubliek heeft kennelijk een meer avontuurlijke houding.

Page 35: Cijfermateriaal publieksevenementen

35

12 2.3 Onderzoek naar de Nederlandse, Belgische en Duitse festivalmarkt op gebied van vraag en aanbod. Scriptie 2005 (voor de Duitse en Belgische markt verwijs ik naar de onderstaande link: http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/Drie%20decennia%20decibellen-Terpstra,E.pdf In Nederland worden erg veel evenementen georganiseerd. In totaal staat de teller op jaarlijks 3.080.000 evenementen. Het aantal jaarlijks terugkerende niet reguliere publieksevenementen (waar Pinkpop er één van is) bedraagt momenteel 3.500, uitgaande van een minimum van 5.000 bezoekers. De markt van incidentele, niet reguliere publieksevenementen heeft een omvang van 2.500 evenementen. In zijn totaliteit is het aanbod van de markt van niet reguliere publieksevenementen 6000. (Bron: Experience magazine, oktober 2003)13 Respondenten Nederlandse respondenten is N= 1754. Om een representatief beeld te krijgen van de Nederlandse doelgroep is er een minimum van 400 enquêtes gesteld. De gegevens van de Nederlandse festivalliefhebbers zijn dus representatief. Allereerst zal er gekeken worden wie de respondenten zijn. Vervolgens zal hun vrijetijdsbesteding behandeld worden en zal er gekeken worden naar wat voor muziek zij luisteren. Aan concertbezoek zal aandacht worden besteed en ook zal er gekeken worden of er een verband is tussen het bezoeken van concerten en festivals. Natuurlijk is het ook erg interessant om te weten te komen wat hun voorkeuren zijn als het gaat om festivals. Het doel van het onderzoek is om aanbevelingen te doen hierover. Een belangrijk onderdeel is ook om inzicht te krijgen in hoe de potentiële doelgroep benaderd wil worden en wat hun mediagedrag is. Als laatste punt zal er gekeken worden wat hun houding is ten opzichte van Pinkpop. 57% van de ondervraagden was van het mannelijke geslacht tegenover 42% vrouwen. Een klein percentage (1%) heeft geen antwoord gegeven op deze vraag.

12

http://www.lettyranshuysen.nl/pdf/2006_crossover.pdf 13

http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/Drie%20decennia%20decibellen-Terpstra,E.pdf

Page 36: Cijfermateriaal publieksevenementen

36

Page 37: Cijfermateriaal publieksevenementen

37

Favoriete muziek

Page 38: Cijfermateriaal publieksevenementen

38

Frequentie per jaar

Frequentie per jaar

Page 39: Cijfermateriaal publieksevenementen

39

Festivalprogramma Het programma van een festival is erg belangrijk. Eerder is al gebleken dat dit voor velen de doorslaggevende factor is. Belangrijk is het om te weten waar een dergelijk programma volgens de respondenten uit zou moeten bestaan. Iedereen (100%) vond muziek het belangrijkste onderdeel van het festival. Het festivalprogramma zou volgens de respondenten daarnaast moeten bestaan uit nieuw talent (13,7%), een festivalmarkt (13,4%), een dj (9%), cabaret (7,2%) en demonstraties (7%). Opvallend is dat het lijkt alsof nieuw talent belangrijker gevonden wordt dan bekende artiesten. Bekende artiesten scoren 3,3%. De respondenten willen de artiesten het liefst zien op een op een open air podium. Het aantal dat voor deze optie koos was 69%.

Page 40: Cijfermateriaal publieksevenementen

40

Actieradius Het merendeel (73,2%) van de respondenten zou meer dan 100 kilometer willen reizen voor een festival. Toch wordt in de meeste gevallen (55%) de landsgrens niet overschreden. 41% heeft echter wel eens een festival in het buitenland bezocht.

Page 41: Cijfermateriaal publieksevenementen

41

Page 42: Cijfermateriaal publieksevenementen

42

14

14

http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/Drie%20decennia%20decibellen-Terpstra,E.pdf

Page 43: Cijfermateriaal publieksevenementen

43

3. Dance- evenementen 3.1 De beleving op en rond dance events in kaart gebracht scriptie 2008 Algemene statistieken respondenten De onderstaande statistieken verschaffen inzicht in een aantal algemene gegevens van de respondenten zoals bijvoorbeeld; geslacht, leeftijd, opleiding en de provincie waarin zij wonen.

Zoals eerder gesteld hebben 208 personen de enquête ingevuld. Van deze respondenten waren er 70,2 % mannen en 29,8% vrouwen, wat neer komt op respectievelijk 146 en 62 respondenten. De leeftijd van de respondenten is zeer divers; 26,9% is tussen de 15 en 20, 47,6% is tussen de 21 en 25, 17,8% is tussen de 26 en 30 en 7,7% is ouder dan 31. De respondenten wonen verspreid over heel Nederland waarbij de provincies Noord- Brabant, Noord-Holland en Gelderland het best vertegenwoordigd zijn. Respectievelijk 28,4%, 15,9 en 14,4%. Elke provincie is minimaal met twee respondenten vertegenwoordigd in deze enquête. De meeste respondenten zijn momenteel scholier of student, 56,7% van de totale groep. Het merendeel van deze groep, 91,4%, volgt een middelbare- of hogere beroepsopleiding. Kijkend naar de hoogst genoten opleiding waarbij alle respondenten zijn meegenomen is te zien dat 52,4% van de respondenten al een middelbare of hogere beroepsopleiding heeft afgerond.

Page 44: Cijfermateriaal publieksevenementen

44

Page 45: Cijfermateriaal publieksevenementen

45

Page 46: Cijfermateriaal publieksevenementen

46

Page 47: Cijfermateriaal publieksevenementen

47

Page 48: Cijfermateriaal publieksevenementen

48

Page 49: Cijfermateriaal publieksevenementen

49

Page 50: Cijfermateriaal publieksevenementen

50

Page 51: Cijfermateriaal publieksevenementen

51

Page 52: Cijfermateriaal publieksevenementen

52

Page 53: Cijfermateriaal publieksevenementen

53

Page 54: Cijfermateriaal publieksevenementen

54

Page 55: Cijfermateriaal publieksevenementen

55

Page 56: Cijfermateriaal publieksevenementen

56

Page 57: Cijfermateriaal publieksevenementen

57

15

15

http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/Dance%20Experience-Pollman,%20J..pdf

Page 58: Cijfermateriaal publieksevenementen

58

3.2 Dance in Nederland KPMG 2002

- In Nederland omvat de groep jongeren en jongvolwassenen (15 tot 35 jaar) 4,6 miljoen mensen. Van deze jongeren is de helft 50% geïnteresseerd in dance. - Dance is een belangrijke culturele uiting van de hedendaagse jongerencultuur. Waarin kernwoorden als; individualisme, keuzevrijheid en collectiviteit centraal staan. - Dance is een belangrijke marketinginstrument om deze (koopkrachtige) doelgroep te bereiken. - Sponsoren besteden op jaarbasis tussen de 2,3 en 2,8 miljoen euro aan sponsoring op dance events. - Dance heeft als vrijetijdsbesteding een belangrijke economische meerwaarde. - Naar schatting bezoeken jaarlijks tussen de 700.000 en 800.000 mensen een groot dance event. - Dit zorgt voor financiële stromingen van rond de 80 a 90 miljoen euro. - Op jaarbasis gaat er ongeveer 488 miljoen euro op in de dance-industrie. - Dance biedt plaats aan 11.000 arbeidsplaatsen. In het geval van dance kan men beter spreken over liefhebbers in plaats van een doelgroep. Binnen deze groep liefhebbers kan je drie subgroepen onderscheiden. KPMG maakt bij haar rapport uit 2002 het volgende onderscheid, waarbij groep 3 onderdeel uitmaakt van groep 2 en groep 2 onderdeel uitmaakt van groep 1; 1. Danceliefhebbers (ca. 2.380.000): Bezoeken op onregelmatige basis dance events, luisteren naar dance muziek en zijn anderzijds geïnteresseerd en bezig met dance. 2. Actieve danceliefhebbers (ca. 650.000); Bezoeken op regelmatige basis dance events, lezen dance magazines en gaan regelmatig uit in dance clubs. 3. Intensieve danceliefhebbers (ca. 200.000); Deze groep is een vaste kern van dance ‘trendsetters’ die hun leven deels hebben ingericht op dance en dance events. Dance is voor hun meer dan de muziek, het is eerder een lifestyle. Bij keuzes over vakanties, uitgaan, manier van kleden en de vrijetijdsbesteding neemt dance bij hun een prominente plek in.

Page 59: Cijfermateriaal publieksevenementen

59

16

16

Kpmg dance rapport 2002

Page 60: Cijfermateriaal publieksevenementen

60

4. Losse evenementen/organisatie informatie 4.1 3FM Serious Request 2008 bereikte 10,6 miljoen Nederlanders van 10 jaar en ouder via radio, tv en internet. Dit staat gelijk aan 75 procent van alle Nederlanders van 10 jaar en ouder. 11,2 Miljoen Nederlanders (79 procent) waren op de hoogte van de actie. Dit blijkt uit onderzoek dat is uitgevoerd door onderzoeksbureau De Vos en Jansen in opdracht van NPO Kijk- en Luisteronderzoek.17 4.2 Host community EK zwemmen en Amstel gold race scriptie 2008

17

http://www.marketingfacts.nl/berichten/20090109_10_miljoen_nederlanders_beleven_3fm_serious_request/

Page 61: Cijfermateriaal publieksevenementen

61

Page 62: Cijfermateriaal publieksevenementen

62

Page 63: Cijfermateriaal publieksevenementen

63

18

18

http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/BELEVING%20VAN%20SPORT-Willemsen,%20H..pdf

Page 64: Cijfermateriaal publieksevenementen

64

4.3 Tilburgse kermis marketingplan 2005-2007 scriptie 2004

19

19

http://brochures.nhtv.nl//scriptiebank/documenten/Marketing%20communicatieplan%20tilburgse%20kermis,Smissen,Svan%20der.pdf

Page 65: Cijfermateriaal publieksevenementen

65

4.4 Onderzoek voor Q dance, Q travel Scriptie 2006

20

4.5 Njoy de campagne scriptie 2005

21

20

http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/Travel%20to%20dance,%20Bressers,%20J.pdf 21

http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/NJOY%20de%20campagne-Ouden%20van%20den,Ilona.pdf

Page 66: Cijfermateriaal publieksevenementen

66

4.6 Veilig evenementen organiseren op het Almeerderstrand Zo kan in de huidige situatie met een bezoekersaantal van 37.000 niet worden gegarandeerd dat een grootschalige inzet van hulpverleningsdiensten en een acute ontruiming van het terrein succesvol verlopen. Daarmee is momenteel de maximum bezoekerscapaciteit wel bereikt.22

22

http://www.cot.nl/nl/productmenu/Rapporten/Evenementen%20Almeerderstrand.pdf

Page 67: Cijfermateriaal publieksevenementen

67

5. Behoefte aan een brancheorganisatie Behoefte brancheorganisatie (de respondenten zijn gemeentes) scriptie 2005 Ruim 50% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 heeft geen behoefte aan een brancheorganisatie. Ruim 50% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners staan neutraal tegenover een brancheorganisatie en een kwart heeft wel behoefte aan een brancheorganisatie. Er zijn, inclusief Rotterdam Festivals, 12 van de 62 gemeenten die aangeven behoefte te hebben aan een brancheorganisatie.

Page 68: Cijfermateriaal publieksevenementen

68

Lidmaatschap gemeente Ruim 40% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners geen lid wil worden of er maximaal € 100,- voor over heeft. Slechts een kleine 15% wil er meer dan € 100,- voor betalen. Ze vinden de vraagbaak dus wel belangrijk maar dat is voor hen geen reden om lid te worden. Lidmaatschap gemeente Ruim 40% van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners geen lid wil worden of er maximaal € 100,- voor over heeft. Slechts een kleine 15% wil er meer dan € 100,- voor betalen. Ze vinden de vraagbaak dus wel belangrijk maar dat is voor hen geen reden om lid te worden.23

23

http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/BEzint%20eer%20ge%20begint-Bergmans,L.pdf

Page 69: Cijfermateriaal publieksevenementen

69

Helpen oplossen problemen Van de gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners vindt dat een brancheorganisatie kan helpen bij het oplossen of voorkomen van problemen. Dit tegenover 60% van de gemeenten met 30.000 tot 150.000 inwoners. Voor de gemeenten die denken dat een brancheorganisatie daarbij niet kan helpen is het respectievelijk 59% en 40%. In figuur 3.35 wordt eerst gekeken of dit verschil significant is en daarna wordt gekeken of de verschillen met andere statistiek te verklaren zijn.24

24

http://brochures.nhtv.nl/scriptiebank/documenten/BEzint%20eer%20ge%20begint-Bergmans,L.pdf