Thema 8Activiteit 10 Noord zuid oost west, alles opperbest!

Doelen 1 De kinderen kunnen spelend en bewegend omgaan de verschillende windrichtingen.2 De kinderen kunnen zich inleven in de verschillende soorten wind.3 De kinderen kunnen gezegdes of spreekwoorden dramatisch weergeven.4 De kinderen kunnen samenwerken.5 De kinderen kunnen fantaseren rond de beginletter van elke windrichting.6 De kinderen kunnen genieten van grappige wendingen en surrealistische situaties.7 De kinderen vinden zich inleven in het dramatisch spel van anderen.

Eindtermen enleerplandoelen

ET GO! OVSG KathOndVla

3.13.23.5

4.3.2.84.3.2.194.3.1.1

MV-DRA-BV-1.3MV-DRA-BV-1.8

MV-DRA-BV-1.15MV-DRA-SB-2.5

MV-DRA-SB-2.12 MV-DRA-SGB-3.4

DRM-1.5DRM-2.1DRM-2.2DRM-2.5DRM-2.6DRM-3.2

6.16.36.46.5

4.5.1.84.5.2.24.5.2.1

MV-ALG-13MV-ALG-15MV-ALG-19

Leermiddelen Windrichtingen

Pijlen

Knipblad - Spreekwoorden en gezegdes

Windroos

Materiaal Drie enveloppenBladen met een windroosVier grote letters: N O Z WSchrijfmateriaalVier grote pijlen

Vooraf Verknip het blad Spreekwoorden en gezegdes en stop de kaartjes per reeks in een envelop.

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

1 x

50'

beweging - drama / muzisch taalgebruik - beeld - muziek - media

1

2 Auteur Christel Vervaet • Coördinatie Yves Bondue en Steef Coorevits

1 InstapOpwarming

Windrichtingen

Pijlen

Bepaal m.b.h.v. van een kompas de windrichtingen in je lokaal. Laat telkens een kind de beginletter van elke windrichting bevestigen op de juiste plaats.

Maak een windroos met vier pijlen. Welke windrichting staat er bovenaan? Welke onderaan? Welke links en rechts?

Breek de windroos af en behoud één pijl.Kijk goed in welke richting de pijl wijst. Boven, onder, links of rechts? Beeld je in dat je wind bent. Vlieg of waai naar de juiste richting in de ruimte.Bv. Als de pijl naar boven wijst, waaien we naar het noorden in deze ruimte.

Combineer vervolgens twee windrichtingen.Bv. De pijl wijst eerst naar het zuiden en dan naar het westen.

Is er verschil tussen een noorden- en zuidenwind? Wat denk je? Voelt dit hetzelfde aan? De noordenwind zal koud aanvoelen, een zuidenwind warm. Kun je dat laten zien?Wat met oosten- en westenwind? Hoe kun je dit laten zien? Bv. natter of droger, zachter …Het uitbeelden van een bepaalde soort wind kun je eventueel combineren met geluid.Bv. De koude noordenwind wordt gekoppeld aan een bibbergeluid.

2 KernEnveloppen met losse woorden

4 groepjesSchrijfmateriaalBladen

2.1 Spreekwoorden en gezegdenVerdeel de enveloppen. Een kind kiest een envelop, een ander kind probeert het spreekwoord of gezegde te vormen, de rest van de groep vult aan.Zo krijgen we:- Buiten westen zijn.- Met de noorderzon vertrekken.- Oost west, thuis bestWat betekent elk gezegde? Laat de kinderen de betekenis zoeken en uitleggen.

Kies één gezegde. De kinderen beelden het uit. Laat telkens een kind een kort inleidend verhaaltje vertellen.Bv. Papa gaat fietsen en mist een bocht. Hij raakt met zijn pedaal een paaltje en valt. Hij probeert recht te staan, maar valt terug neer. Hij is buiten westen.

2.2 Straten, pleinen en lanenDe kinderen verdelen zich over de vier windrichtingen in de ruimte en nemen daar plaats.- Zoek zo veel mogelijk woorden die rijmen op de gekozen windrichting.- Maak met deze woorden een gezegde. Bv. Zuid noord, kom aan boord.- Elk groepje beeldt zijn gezegde uit. Er wordt niet gesproken. De anderen raden de woorden.

We toveren elke windrichting om in straten, bv. Noordlaan, Zuidplein, Ooststraat, Westwijk …

Iedereen die er woont, alles wat er gebeurt begint met de eerste letter van de straat.Verzin een inwoner, mens of dier, met een bepaalde eigenschap of beroep. Laat hem/haar iets doen. Welk voorwerp gebruikt hij/zij? Waar gebeurt dit? Wat je verzint moet beginnen met de eerste letter van je straat. Hoe gekker, hoe liever. Schrijf wat je gevonden hebt neer op papier in drukletters.Bv. Op het Zuidplein zoekt de zeezieke zeevaarder een zonnebank zonder zeep.

Elke groepje brengt een tafereel naar voren. De anderen raden. We wisselen van straat en doen dezelfde opdracht.

2

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

beweging - drama / muzisch taalgebruik - beeld - muziek - media

2

3

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

uzeundo

beweging - drama / muzisch taalgebruik - beeld - muziek - media

2

3 AfsluiterIn groepjes van 4verspreid in de ruimteBladen met windroosBlanco strookjes papier, vier per kindRolletjes plakbandof buddies

In grote kring

De kinderen krijgen een blad met een windroos en vier blanco strookjes.Het eerste kind start met een naam te verzinnen van een personage, dier, voorwerp ... beginnende met de letter N van noord.Dit wordt op een strookje genoteerd en omgekeerd op de windroos bij het noorden gekleefd.Hetzelfde voor het kind daarnaast maar het verzinsel moet nu beginnen met de letter O van oost.Het kind daarnaast gaat aan de slag met de letter Z van zuid, het vierde kind met de letter W van west.

De windroos wordt doorgeschoven naar het volgende kind.Nu verzint en noteert elk kind een handeling beginnende met de letter van de volgende windrichting.Deze wordt omgekeerd bij die windrichting gekleefd.

De windroos wordt terug doorgeschoven. Nu noteren alle kinderen een bepaald voorwerp, dier, personage ...

Weer wordt de windroos doorgeschoven. De kinderen verzinnen nu een bepaalde locatie beginnende met de beginletter van de laatste windrichting.

Alle kinderen komen terug in de kring en draaien alle strookjes van hun windroos om. Ze lezen daarna één voor één hun windroos voor.

4 Tips - Nadien kun je nog verder borduren op de verschillende soorten wind o.a. een wervelwind ,

een zuchtje wind, een mistral, een windje laten ... via dramatisch spel of geluiden.

- Luister ook eens samen naar muziek uit het Noorden, het Zuiden, het Oosten en het Westen.Laat hen verwoorden wat dat bij hen oproept.