Cahier 1: Zorg voor buren en buurt - Stad Gent 1... · namer maken om in te leven en te wonen. ......

68
Cahier 1: Zorg voor buren en buurt Jaarverslag 2011 Dienst Buurtwerk

Transcript of Cahier 1: Zorg voor buren en buurt - Stad Gent 1... · namer maken om in te leven en te wonen. ......

Cahier 1: Zorg voor buren en buurt

Jaarverslag 2011

Dienst Buurtwerk

Inhoud Voorwoord p. 4

p. 7 Case 1 - Mantelzorgproject: een maatje méér

p. 19Sociaal netwerk ontwikkelen

p. 37Bewoners werken aan zorg voor buren en buurt

p. 63Samen met andere organisaties in de buurt

p. 25 Case 2 - Buurttextielatelier 't Ateljeetje: stof tot nadenken

p. 43 Case 3 - Buurtpreventieproject Bernadette: van klacht naar kracht

Voorwoord

Wie in één van de buurten binnen het wer-kingsgebied woont of werkt, kent het

buurtwerk ongetwijfeld van het activiteiten-krantje ‘uit in je buurt’, van de straatfeesten en buurtbarbecues, van de netheidscharters, …Maar waarom doet het buurtwerk die dingen? En wat wil het buurtwerk hiermee bereiken?

Cijfers, tabellen en rappor-teringen vertellen weinig en daarom leek het ons beter om elk jaar een cahier uit te bren-gen met daarin het verslag van enkele projecten uit het voorbije werkjaar.

Dit cahier wil je meenemen in een aantal ver-halen, je laten meevoelen hoe het buurtwerk met bewoners op weg gaat, vanuit verschillende thema’s, maar toch vanuit eenzelfde onderlig-gend proces. We vertrekken telkens vanuit de doelstelling: bewoners uit de wijken zo ‘zot van hun buurt’ krijgen dat ze samen leuke activitei-

ten opzetten, waardoor ze hun buurt nóg aange-namer maken om in te leven en te wonen. We kunnen er maatschappelijk niet omheen: meer en meer mensen krijgen het moeilijk en iedereen gaat daar op een andere manier mee om: de ene trekt zich terug, de andere laat zijn stem klinken, ... Gelukkig zijn er ook veel mensen die de handen in elkaar slaan en kijken hoe ze samen de zorg kunnen opnemen. Zorg voor el-

kaar is de rode draad doorheen de verhalen die we dit jaar met jou willen delen.

Lokaal Sociaal Beleid merkt dat mantelzorgers vaak in alle eenzaamheid de zorg voor hun geliefde opnemen. Het is duide-

lijk dat extra ondersteuning voor deze mensen geen overbodige luxe is. Eerder dan deze men-sen via een premie financieel te ondersteunen, willen de organisaties hen omringen met hulp uit hun directe omgeving.

Het buurtwerk springt graag mee op de kar: zorg voor buren en buurt is immers het uitgangspunt van de werking.

‘Zorg voor elkaar is de rode draad doorheen de verhalen die we dit jaar met jou willen delen.‘

4

Samen met partners werkt het buurtwerk in de wijk Muide-Meulestede-Afrikalaan een fijn pro-ject uit waarbij mantelzorgers vanaf nu op hun ‘maatje’ kunnen rekenen.

Soms komt het project van bewoners zélf en krijgt het buurtwerk de vraag een handje mee te helpen. Een bewoonster van de wijk Sluizeken-Tolhuis-Ham wil zich tijdens haar vrije tijd zin-vol inzetten voor de wijk. Haar doel is een heel laagdrempelig project opzetten, waardoor mensen van verschillende achtergronden elkaar vinden, van elkaar leren en zo voor el-kaar en de wijk zorgen. ’t Ateljeetje’, een textielwerk-plaats van en voor bewoners in de wijk ziet het levenslicht.

In de wijk Bernadette hebben een aantal jonge-ren zich langzamerhand baas gemaakt van de straat en van het oude schooltje dat als cultuur-centrum wordt gebruikt. Ze zorgen voor zware overlast, zowel op straat als in het gebouw. Bewoners en organisaties zijn het moe en ver-

vallen in een soort apathie of trekken weg. Tijd om vanuit het buurtwerk de handschoen op te nemen en samen met de partners in de wijk een project uit te bouwen waar én de jongeren én de andere bewoners weer beter van worden. Dit project werd in juni 2012 bekroond met de Belgische Prijs voor Veiligheid en Criminaliteit-spreventie 2012 en dingt nu mee naar de Euro-pese Prijs in Cyprus.

Hopelijk krijg je na het lezen van deze verhalen ook zin om de handen uit de mouwen te steken in jouw buurt. Zo le-ren jij en je buren elkaar op een leuke manier kennen en wordt het ‘thuis in je buurt-

gevoel’ nóg groter!

Lieve DestoopDirecteur Dienst Buurtwerk

‘Leer je buren op een leuke manier kennen zodat het ‘thuis in je buurt-gevoel’ nóg groter wordt!‘

5

Foto

: OC

MW

Gen

t

Mantelzorgproject: een maatje méér

Case 1

7

Mantelzorgproject: een Maatje Méér

Door de toenemende vergrijzing en de hoge kosten van de gezondheidszorg wordt

mantelzorg alsmaar belangrijker. Het is niet al-leen de goedkoopste vorm van zorg verlenen, maar ook de door zorgbehoevenden meest ge-wilde zorg.

De term ‘mantelzorg’ ontstond ongeveer 25 jaar geleden toen de zorg door en voor familie, vrien-den en buren minder vanzelfsprekend werd. Een mantelzorger draagt op een liefdevolle en belangeloze manier zorg voor iemand, die chro-nisch ziek of hulpbehoevend is. Het gaat veelal om iemand uit zijn directe omgeving: een part-ner, een kind met een beperking, een buurman,…

Mantelzorg wordt gedefinieerd als de zorg aan een zorgbehoe-vende persoon die niet in het kader van een beroep of van het georga-niseerd vrijwilligerswerk wordt ge-geven, maar door één of meerdere leden uit de directe omgeving van de zorgbehoevende persoon wordt verleend.

De mantelzorger zelf is dan de persoon, man of vrouw, die op re-gelmatig basis zorgtaken opneemt voor een zorgbehoevende huis-genoot, familielid, vriend, buur of kennis.

(Jacobs & Lodewijckx, 2004)

8

Voor een ander zorgen kan heel bevredigend en inspirerend zijn maar tegelijk ook veeleisend, zwaar of teleurstellend. In een ideale situatie kan de mantelzorger zich vooraf goed voorbereiden en bezinnen over de nodige taken. De realiteit wijst anders uit: de nood aan hulp komt meestal onverwacht en de mantelzorger merkt pas gaandeweg hoe hij of zij daar best mee omgaat. Het is dus belangrijk om mantelzorgers met raad en daad bij te staan.

Hoe is het allemaal begonnen?

Dit inzicht was voor het Gents Lokaal Sociaal Beleid de aanleiding om bestaande onder-

steuning en noden van mantelzorgers te inven-tariseren.

In 2009 kwamen mantelzorgorganisaties samen om van gedachten te wisselen, knelpunten te analyseren en te bekijken wat mogelijke acties en vormen van ondersteuning konden betekenen.

Er was een grote consensus: (vroeg)detectie, gerichte doorverwijzing en informatie op

maat van de mantelzorger waren uitermate belangrijk. Samenwerking tussen verschillende dienstverleners bleek hierbij van cruciaal belang.

Eerder dan een extra premie uit te werken, meen-den de partners dat een project rond deze detec-tie en het bieden van directe extra ondersteu-ning aan deze doelgroep zinvoller was.

Daarom startte in 2011 het project Mantelzorg. Het project was ingebed in een samenwerkings-verband tussen stadsdiensten en diensten van het OCMW, die op mantelzorg betrokken waren. Bij wijze van experiment wilde Dienst Buurtwerk dit project rond netwerkvorming bij mantelzor-gers in een wijk graag ondersteunen.

Lokale Dienstencentra van het OCMW, Dienst Sociale Voorzieningen en Seniorendienst sloe-gen de handen in elkaar om een betere interne doorverwijzing uit te bouwen zodat mantelzor-gers de juiste informatie en omkadering kregen.

Alle partners engageerden zich om initiatieven te nemen die tot een betere detectie van deze mantelzorgers leidden. De keuze viel op twee

9

Gentse wijken, Moscou en Muide, met de bedoe-ling deze afstemming te versterken.

Hoe speelde buurtwerk hierop in?

Dienst Buurtwerk engageerde zich als part-ner binnen dit samenwerkingsproject. Naast

detectie van de mantelzorgers lag de focus van buurtwerk vooral op ondersteuning van mantel-zorgers door netwerken in de buurt te verster-ken. De partners van het project kozen er samen met de buurtwerkers voor om een pilootproject voor de wijk Muide-Meulestede-Afrikalaan op te

starten. Het idee om een parallel proces op te zetten in de wijk Moscou werd door gebrek aan personeel losgelaten.

Er werd op twee sporen ingezet: enerzijds het so-ciale netwerk rond de mantelzorgers versterken en anderzijds een instrument ontwikkelen om deze netwerken te kunnen meten.

Het versterken van het sociaal netwerk in de buurt ter ondersteuning van mantelzorgers be-oogde twee belangrijke zaken:

het netwerk versterken

het aantal contactpersonen in de buurt, waarop de mantelzorger beroep kan doen, doen stijgen.

Er werd dus gezocht naar buurtbewoners waarop mantelzorgers konden rekenen voor het geval ze steun nodig hadden.

Om dit te kunnen meten, werd het gebruik van het ecogram ingevoerd, een meetinstrument dat de sociale netwerken visueel in kaart brengt. Vanuit een nulmeting (= een visualisatie van het bestaande netwerk bij de start) en een meting na één jaar werken (= een visualisatie van het net-

10

werk na één jaar projectwerk) wordt de verschui-ving van het netwerk, hopelijk een groei, duide-lijk.

Hoe ging buurtwerk aan de slag?

de analyse: beVraging Van Mantelzorgers

Vooraleer concreet aan de slag te gaan was enig analysewerk aangewezen. Nog te veel vragen lagen op tafel: wie zijn de mantelzorgers, waar wonen ze, welke behoeften hebben ze, welke net-werken gebruiken ze, ...?We interviewden 15 mantelzorgers om meer zicht te krijgen op deze vragen en vooral op de ant-woorden. De meeste mantelzorgers bereikten we via mensen die al mantelzorgers kenden: buurt-werkers, medewerkers van organisaties (Lokaal Dienstencentrum De Waterspiegel, Ziekenzorg, OCMW, Mutualiteiten,..) en individuele bewoners (pastoor, buurtbewoners, vrijwilligers,…).De vragenlijst bestond uit 3 delen: wie is de mantelzorger: vragen over de man-telzorger, de context van mantelzorg,…welke ondersteuning krijgt de mantelzorger:

in kaart brengen van het soort ondersteuning (professionele en andere)welke noden heeft de mantelzorger: peilen naar wensen en behoeften van de mantelzorger

De resultaten van de bevraging bevestigden wat reeds uit eerdere contacten naar voor kwam. Zo bleek dat de mantelzorgers een sterke behoefte hadden aan ondersteuning op vlak van mobili-

11

teit, gezelschap, oppas voor de zorgbehoevende, huishouden en financiën. Bovendien bleek hun netwerk vooral uit familie en buren te bestaan en kregen ze vanuit die hoek hulp van eerder be-perkte aard.

de sociale netwerkMethodiek: concrete ac-ties oM het sociaal netwerk Van de Mantelzor-ger te Versterken

Opzet van het project was om via de sociale net-werkmethodiek mantelzorgers te helpen bij het opbouwen of versterken van het informele net-werk van mantelzorgers. Dit gebeurde door ze in contact te brengen met andere mantelzorgers en met diensten en organisaties in de buurt.

Een breder sociaal netwerk biedt immers prakti-sche en emotionele ondersteuning, waardoor de mantelzorger minder geïsoleerd raakt en minder in zijn vrijheid beperkt wordt. Door de intensieve zorg die mantelzorgers bieden, is er weinig vrije tijd of tijd voor ontmoeting.

Het buurtwerk ging zelfs nog een stap verder en zocht buurtbewoners die zich als vrijwilliger wil-

den engageren en dus ‘maatje’ van de mantel-zorger wilden zijn. Gezien de specifieke situatie van mantelzorgers diende deze ontmoeting op een bijzondere manier geregisseerd te worden. Om dit te bereiken werd dan ook via verschillen-de kanalen gewerkt.

Het buurtwerk vatte het plan op om een bijeen-komst te organiseren voor mantelzorgers, be-staande vrijwilligers, zorgbehoevenden, organi-saties en diensten, waarbij organisaties/diensten zich voorstelden via een infostandje.

12

Op de ‘Dag van de Dialoog’ werden mensen rond een dialoogtafel samengebracht en wisselden ze in kleine kring informatie uit over hun ervaring met mantelzorg. Mensen die zelf mantelzorgers waren, mensen uit organisaties en bewoners die uit interesse mee aan tafel zaten, dachten samen na over mogelijke vormen van steun op buurtni-veau.

Bijvoorbeeld: een organisatie die een buurtont-bijt organiseert, kan dat ontbijt aan huis leveren bij mantelzorgers; wijkorganisaties kunnen man-telzorgers die ze kennen persoonlijk uitnodigen op de activiteiten die zij organiseren; enz.

LDC De Waterspiegel engageerde zich alvast om een aantal keer per jaar een praatcafé voor man-telzorgers en zorgbehoevenden te organiseren.

Ontmoetingsplekken kunnen ook virtueel ont-staan: Buurtwerk Muide-Meulestede-Afrikalaan denkt erover om de buurtwerkaccount op face-book actief uit te breiden naar de mantelzorgers.

Naast het versterken van deze ontmoetings-mogelijkheden moest er natuurlijk ook gewerkt

worden aan een netwerk van vrijwilligers, om de mantelzorgers praktisch en emotioneel te on-dersteunen. De vrijwilliger werd dus ‘maatje’ of metgezel van de mantelzorger.

Deze actie verliep in twee fasen. De 15 geïnter-viewde mantelzorgers die het buurtwerk ontmoet had tijdens de analysefase werden gematcht met bestaande vrijwilligers van diverse wijkorganisa-ties. Op deze manier konden we vrij vlug aan de slag gaan en experimenteren met deze werkvorm om die daarna uit te breiden naar andere mantel-zorgers én nieuwe vrijwilligers.

13

Het buurtwerk ging van start met vrijwilligers die in Lokaal Dienstencentrum De Waterspiegel, Zie-kenzorg en Buurtwerk Muide-Meulestede-Afrika-laan gekend waren. Ze selecteerde de vrijwilli-gers op basis van individuele profielen, opgesteld na interviews met mantelzorgers en gesprekken met vrijwilligers. Daarna kregen de kandidaten een uitnodiging voor een meeting, waarop het project nader toegelicht werd. Tijdens deze bij-eenkomst brachten we mantelzorgers en vrijwil-ligers die matchten, individueel samen.

Lokaal Dienstencentrum De Waterspiegel neemt deze ‘maatjes’-werking deels verder waar: vrij-willigers en mantelzorgers krijgen een blijvende ondersteuning aangeboden vanuit LDC De Wa-terspiegel; met vragen kunnen ze daar steeds terecht. Het lokaal dienstencentrum regelt ook vraag en aanbod: ze beschikken over een lijst met daarop de beschikbare dagen/uren van de vrijwilligers. Wanneer de mantelzorger behoefte heeft aan een ‘maatje’ contacteren zij een vrij-williger en volgen zij de afspraak verder op. In de toekomst wordt de rol van het lokaal diensten-centrum hierin nog groter.Om alles in goede banen te leiden, stelde LDC De

Waterspiegel een afsprakennota met de vrijwil-ligers op. De nota bevat de rechten en plichten van de vrijwilliger (bv. uurregelingen, afspraken inzake beroepsgeheim, ..) maar ook de rechten en plichten van het dienstencentrum (bv. afslui-ten van een verzekering).

het netwerk Van de Mantelzorger in kaart gebracht: het ecograM

Om te weten/meten of dit project een positief ef-fect heeft op het opbouwen of versterken van het sociaal netwerk van de mantelzorger, maken we gebruik van het ecogram: een praktisch hulpmid-del om het sociale netwerk schematisch weer te geven (bron: VVSG, Voor een sterk sociaal be-stuur). Dit ziet er ongeveer als volgt uit:

14

15

Functionele kenMerken:

P = MATErIëLE fuNCTIE (PrAkTISCHE STEuN)

A = INfOrMATIE fuNCTIE (ADVIES)

G = AANSLuITINGSfuNCTIE (GEZELSCHAP)

E = AffECTIEVE fuNCTIE (EMOTIONELE STEuN)

erkenning:

Miskenning/aFwijzing:

AGP

P

P

G

G

AE

AGE

De techniek bestaat erin om het sociaal netwerk van vóór het project (nulmeting) en dat van erná in kaart te brengen. Nu reeds conclusies trek-ken vanuit deze ecogrammen is dus te voorba-rig, daarvoor lopen de acties met de mensen zelf (ontmoeting en ‘maatjes’) nog niet lang genoeg.Toch maakt Dienst Buurtwerk zich sterk dat de feedback van de mantelzorgers én de vrijwilli-gers in het experiment uiterst positief zijn.

Leuke randopmerking: collega’s zagen ook mo-gelijkheden in het ecogram met betrekking tot andere projecten binnen Dienst Buurtwerk, wat leidde tot interne vorming en uitwisseling over deze techniek.

Hoe moet het nu verder?

de werking Verbreden…

Op dit moment loopt fase 1 nog volop. Na de evaluatie van dit experiment wil het buurtwerk verder gaan: samen met de mantelzorgorganisa-ties gaan ze op zoek naar nog niet gekende man-telzorgers én nieuwe vrijwilligers, bijvoorbeeld ‘maatjes’ voor alleenstaande senioren.

Om een goed overzicht te houden over waar de mantelzorgers zich bevinden, brengt het buurt-werk de bestaande lijsten van mantelzorgers samen met die van Lokaal Dienstencentrum De Waterspiegel, Dienst Sociale Voorzieningen, Se-niorendienst en Buurtwerk Muide-Meulestede-Afrikalaan. Hoe langer iemand mantelzorger is, hoe zwaarder de zorg wordt en hoe belangrijker ondersteuning is. Het is dus noodzakelijk om deze mensen te blijven aanspreken en opvolgen.

16

… en de zorg in de buurt Verbreden!

Tijdens het project groeide de vraag om het thema mantelzorg te verbreden naar ‘zorg voor buren’. Vooral tijdens de dialoogtafels kwam dit sterk naar voor.

Het is moeilijk om in de praktijk mantelzorg bin-nen een buurt-context af te bakenen. Bovendien is het pas relevant als ook andere inhouden mee opgenomen worden (bv. occasioneel boodschap-pen doen voor buren) of andere doelgroepen be-reikt worden (bv. alleenstaande senioren).Tijdens de dialoogtafel werd aangegeven dat er in Muide-Meulestede-Afrikalaan nog heel veel zorg is voor elkaar maar dat die sterk verschilt van straat tot straat en van appartementsblok tot appartementsblok.

Een concreet traject voor Buurtwerk Muide-Meu-lestede-Afrikalaan zou dus kunnen zijn:nagaan in welke straten/bouwblokken mensen elkaar helemaal niet kennen en daar gerichte ac-ties doen om het sociaal contact te bevorderen.

Op die manier worden mensen geprikkeld om,

daar waar nog geen zorg is, actie te ondernemen om buren met elkaar in contact te brengen.Investeren in ‘elkaar leren kennen’ is bijge-volg een belangrijke maatschappelijke opdracht en het buurtwerk kan hier als partner zeker een voortrekkersrol opnemen.

Eind 2012 eindigt het project met eindrapporte-ring en draaiboek (methodiek ‘Een sterk sociaal netwerk in de buurt ter ondersteuning van man-telzorgers.’)

17

Sociaal netwerk ontwikkelen

Context

19

20

sociaal netwerk ontwikkelen

Het buurtwerk wil blijvende verbindingen tussen actoren en bewoners leggen om zo

het sociaal leven in de buurt te versterken. Eerder dan zich vast te zetten op één actie of terrein en daardoor blijvend bindfiguur te zijn, kiest het buurtwerk ervoor om vrij te blijven en zo steeds nieuwe processen aan te gaan.

Voor het ontwikkelen van deze buurtnetwer-ken gebruikt het buurtwerk een gelijklopende methodiek: de activiteit doorloopt altijd de-zelfde fasen maar de vorm is op maat van het thema of het proces dat dit netwerk nodig heeft.

Analyse

Ondergedompeld worden in en blootgesteld zijn aan de werkelijkheid van de betrokken

wijk. De buurt van binnen uit leren kennen. Leeg worden van eigen beelden en evidenties om zeer onbevangen te kunnen ingaan op wat bewoners

aangeven. Oefenen om echt te leren zien.

Het eigen sociaal-cultureel kapitaal is slechts betekenisvol voor mensen als het aansluit bij hun eigen beleving, niet als het vertrekt van maatschappelijk opgelegde kaders.

Deze blootstelling wordt niet afgesloten maar blijft voortduren. Het is een permanente zoek-tocht naar nieuwe informatie en vraagt de be-reidheid om telkens weer eigen ideeën, intenties en beelden aan te passen. Het wordt zelfs een grondhouding: een blijvende ‘onbevangen’ kijk ten opzichte van de buurt bewaren, is een must.

Het is dan ook belangrijk dat er een goede be-geleiding is op de werkvloer en dat collega’s van buiten de wijk telkens opnieuw met een inbreng naar de buurten komen. Dit ‘méér’ aan kennis moet in kaart gebracht én gebruikt worden als sleutel om de aanpak van de buurtwerker te evalueren. Op die manier houden we dit proces wakker.

21

Betrokkenheid ontplooien

Dat deze stap expliciet wordt ingeschreven als een fase binnen de actie zélf is belang-

rijk binnen onze stijl van werken.

In dit stadium gaan buurtwerkers de bewoners en/of organisaties in een bepaald actiegebied heel sterk informeel en individueel aanspreken. Ze werken hierbij vanuit een vooropgezet thema en werven voor een al vooraf bepaalde actie.

Enkele voorbeelden:

na het bussen van flyertjes, waarop meer uit-leg staat over de actie, poetsen de buurtwerkers schoenen van mensen, gewoon op straat, om zo naar de verhalen van die mensen te luisteren

om mensen uit te nodigen mee te werken aan een nieuwjaarsreceptie gaan de buurtwerkers, gewapend met thermos en bekertjes, letterlijk koffiekletsen aan de deuren

plots verschijnt er een terrasje of een salon in de straat: de buurtwerkers nodigen bewoners uit om er eentje te komen drinken

bewoners en handelaars worden deur aan deur aangesproken met de vraag om tijdens de nieuwjaarsperiode hun gevel feestelijk te ver-lichten

Deze creatieve werkvorm heeft als effect dat er veel meer gepraat wordt over de acties en dat ze ook veel zichtbaarder zijn in het buurtgebeu-ren.

We merken dat deze uitstraling zijn effect heeft op de netwerken die het actiegebied overschrij-den met als gevolgd dat we ook vragen van aan-palende gebieden krijgen om ook dáár dergelijke acties op te zetten.

Dit individueel en informeel aanspreken van be-woners en organisaties is dus geen doel op zich, maar een stap binnen een traject.

Actie ontwikkelen

In deze fase neemt de buurtwerker concrete verantwoordelijkheid op wat de stijl sturender

maakt.

Zoals hoger aangegeven, gaan de buurtwerkers steeds met een vooropgezet idee naar bewo-ners. Er is een gericht doel nodig om mensen te mobiliseren, maar dit doel is slechts een aanlei-ding.

Tijdens de fase van contacteren groeien allerlei nieuwe ideeën, al dan niet aansluitend bij het vooropgezette product. Dit product op zich is niet belangrijk, het dient enkel als ‘lokker’.

In praktijk worden allerlei nieuwe activiteiten aan de vooropgezette actie gebreid bv. bij de voorbereiding van een straataperitief beslissen de bewoners samen te koken en de maaltijd sa-men op te eten tijdens de activiteit, weer ande-ren zorgen voor een kinderaanbod,… Totaal nieuwe ideeën zijn meestal aanleiding voor een nieuw traject.

Bedoeling is om mensen de nodige technieken aan te leren zodat ze zélf acties opzetten en onderlinge contacten warm houden.

Anderzijds komen bewoners ook spontaan met acties bij ons aankloppen. In dergelijke gevallen bekijken we welke steun nodig is en treden we vooral ondersteunend en verzelfstandigend op.

22

Duurzaam maken van het netwerk

Aangezien het belangrijk is om deze netwer-ken zo blijvend mogelijk te maken, besteden

we in deze methodiek veel aandacht aan nazorg.

Een voorbeeld: tijdens een straatactiviteit wordt een groepsfoto genomen. Enkele weken later gaan de buurtwerkers met die foto bij alle bewo-ners langs; ook bij diegenen die er niét bij waren.

Door de bewoners opnieuw individueel te con-tacteren, versterken we niet enkel het gebeuren maar kunnen we ook meten of deze actie echt resultaat had.

kleinere acties dienen ingebed te worden in gro-tere projecten, op buurtniveau en zelfs buurt-overschrijdend.

Buurtfeesten, maar ook activiteiten vanuit andere sectoren die naar de buurten komen, geven ons de kans deze aansluiting te maken en te bestendigen.

23

Buurttextielatelier't Ateljeetje

Stof tot nadenken

Case 2

25

buurttextielatelier 't ateljeetje

Hoe is het allemaal begonnen?

Als buurtwerker is het vaak hard werken om engagement bij bewoners los te weken.

Het is een lange maar boeiende weg van huis-bezoeken doen, contacten leggen, vertrouwen en interesse wekken en tegelijk ook een zoektocht om die contacten ‘warm’ te houden, mensen blijvend te enthousiasmeren en te prikkelen, te overtuigen, enz. Maar soms krijgen de buurtwer-kers ook mooie kansen aangereikt…

Begin 2011 kwam Gerda Moeneclaey in Buurtcen-trum Sluizeken-Tolhuis-Ham langs. Gerda was op zoek naar een manier om buurtbewoners -en dan vooral die bewoners die weinig sociale contacten hadden in de buurt- op een ongedwongen manier bij elkaar te brengen om samen dingen te doen voor de buurt.

Het leek haar een goed idee om vanuit een ge-meenschappelijke interesse of hobby mensen bijeen te brengen en aangezien Gerda zelf een enthousiaste hobbynaaister is, was de keuze vlug gemaakt: het nieuwe buurt-textielatelier ‘t Ateljeetje was geboren! Een leuk initiatief dat meteen inspeelde op een nieuwe trend in heel Vlaanderen...

Mogelijkheden werden gebundeld om het project een kans te geven

Vanuit het buurtwerk worden initiatieven, ge-nomen door buurtbewoners alleen maar toe-

gejuicht. De mate van ondersteuning vanuit het buurtwerk wordt afgemeten aan de draagkracht van de organisatoren met als einddoel een zo groot mogelijke zelfstandigheid van het bewo-nersinitiatief. De buurtwerkers gingen dus graag in op de vraag van Gerda om samen vorm te ge-ven aan het concept van het nieuw buurt-textiel-atelier en de concrete invulling ervan.

Vooraleer het atelier echt van start kon gaan, dien-den een aantal randprocessen doorlopen te worden:

26

Het nieuw bewonersinitiatief beschikte niet over een geschikte ruimte om samen te komen en klop-te daarvoor bij het buurtwerk aan. Na de nodige afspraken en administratie stelde het buurtwerk zijn infrastructuur ter beschikking. Het was be-langrijk voor de groep om over een eigen ruimte te beschikken, waarin ze op regelmatige tijdstip-pen kon samenkomen. De polyvalente zaal met grote tafels bood de ideale oplossing hiervoor.Samen met Gerda werd ook een vast ontmoe-tingsmoment bepaald: wekelijkse afspraak op donderdag van 9.30 tot 12 uur.

Aangezien koken geld kost (en naaien ook!) vul-den de buurtwerkers samen met Gerda een Wijk aan Zet-aanvraag in. Dit is een subsidie van Stad Gent waarbij bewoners financiële middelen kun-nen krijgen voor een initiatief dat de leefbaar-heid, het samenleven, de communicatie, … in hun wijk verbetert.

Het textielatelier heeft de bedoeling het sociaal contact tussen buurtbewoners, meestal vrouwen – met bijzondere aandacht voor die vrouwen die weinig betrokken zijn op hun onmiddellijke en rui-mere omgeving - te verhogen door ze samen te brengen rond hun gemeenschappelijke interesse naaien/breien. Aangezien deze doelstelling per-fect beantwoordt aan de voorwaarden voor het Wijk aan Zet-dossier kon er aanspraak gemaakt worden op een budget.

Dit startgeld maakte het mogelijk enkele naaima-chines en ander materiaal aan te kopen en ter beschikking te stellen van de deelneemsters.

Het atelier beschikte over een ruimte om samen te komen en een budget om van start te gaan; nu nog bezoekers!

27

In eerste instantie sprak het buurtwerk mensen uit de eigen achterban aan, mensen die via an-dere buurtwerk-initiatieven gekend waren. Zo verbond het buurtwerk bestaande bewoners-netwerken met nieuwe. Het feit dat de toenma-lige buurtwerkster Turks sprak, opende ook de deuren naar heel wat niet-Nederlandssprekende vrouwen. Zij gingen graag in op het naai-, brei-, haakaanbod.

Om deelnemers te recruteren, stelde het buurt-werk ook zijn organisatienetwerk ter beschik-king. Organisaties zoals Deltawonen, Wijkge-zondheidscentrum De Sleep, buurtscholen, Spelotheek Baloe, Lokaal Dienstencentrum De Thuishaven, Diencentrum, De Sloep, enz. wer-den door het buurtwerk gecontacteerd en op de hoogte gebracht van het nieuw initiatief. Tegelijk werd een warme oproep gedaan om kandidaten zoveel mogelijk toe te leiden naar ’t Ateljeetje.

Sommige organisaties zoals bv. Deltawonen maakten dankbaar gebruik van deze kans. Zij leidden mensen toe met een dubbele bedoeling: enerzijds een vrijetijdsaanbod bieden aan hun doelpubliek en anderzijds hen een verzelfstan-

digingsproces laten doorlopen. Zo kwam in het begin een begeleider mee om de deelneemsters wegwijs te maken maar na verloop van tijd be-zochten deze dames ’t Ateljeetje op zelfstandige basis. En het werkte! Eén van de deelneemsters woont intussen in Merelbeke maar is nog steeds vaste klant tijdens het wekelijks ontmoetingsmo-ment.

Naast de buurtcontacten stelde Buurtwerk Slui-zeken-Tolhuis-Ham ook haar communicatiekana-len ter beschikking om zo meer ruchtbaarheid aan dit nieuw initiatief te geven. We voerden promotie via artikeltjes in ‘uit in je buurt’, de maandelijkse activiteitenkrant die bij alle buurt-bewoners gebust wordt. Daarnaast verdeelden we flyers en affiches om bewoners op de hoogte te brengen van dit nieuw buurtproject. Zowel Gerda als de buurtwerkers gingen met flyers deur-aan-deur om zo mensen te overtuigen deel te nemen. Ook tijdens andere activiteiten van het buurtwerk (recepties, straatfeesten, maaltijden, huisbezoeken, …) kreeg dit initiatief steevast een plaats. Bij grotere activiteiten bemanden en-kele deelneemsters van ’t Ateljeetje een standje waarin ze hun handwerk etaleerden.

28

Bij persoonlijke contacten lieten buurtwerkers niet na om het textielatelier te vermelden en zo nieuwe mensen tot deze open activiteit toe te lei-den.

Ook de dames van ’t Ateljeetje zélf zorgden via mond-aan-mond-reclame voor de nodige informatie aan hun achterban. Ze zorgden er ook altijd voor een aantal flyers bij te hebben om aan mogelijke geïnteresseerden uit te delen.

En zo ging het project van start...

Na het vervullen van de ondersteunende pro-cessen, het voeren van promotie en het re-

cruteren van deelneemsters bleef nog de concre-te invulling van de werking van ’t Ateljeetje over.

… met mensen uit de buurt (en daarbuiten)...

Op aanwijzing van de buurtwerkers werden 2 groe-pen gevormd:

de initiatieFgroep

De initiatiefgroep bestaat uit 13 deelneemsters en een buurtwerkster van Buurtwerk Sluizeken-Tolhuis-Ham. De initiatiefgroep staat in voor de algemene werking van ’t Ateljeetje: het onthaal, praktische regelingen (bv. openingsuren), blijvend enthousiasmeren van aanwezigen maar evengoed proberen terughalen van afwezigen, vastleggen van uitstappen, enz.

Deze groep vergadert op regelmatige basis om dergelijke zaken te bespreken.

29

30

Zo lijstte deze groep in één van haar overlegmomen-ten een aantal voorwaarden voor het onthaal op:

laagdrempelig karakter: mensen krijgen een warm onthaal, voelen zich welkom, hebben een thuis-gevoel

open karakter: iedereen is welkom, niemand wordt uitgesloten

respectvolle omgang: elkeen wordt naar waarde geschat, heeft respect voor (het werk van) iemand anders en krijgt erkenning voor wat ze doet

Concreet houdt dit in dat de initiatiefgroep instaat voor:

aanwezigheid tijdens de atelierwerking

praktische ondersteuning: de deur opendoen, koffie zetten, materiaal ter beschikking stellen en terugplaatsen, na afloop terug afsluiten, …

morele ondersteuning: zorgen dat alle deel- neemsters de nodige aandacht krijgen, een goe- de en warme sfeer creëren, bij conflicten tussenkomen en (eventueel) de gemoederen bedaren, …

het actief betrekken van vrouwen met weinig sociale contacten door hen persoonlijk aan te spreken, langs te gaan,… Eens ze betrokken zijn bij ’t Ateljeetje doen de mensen van de initiatief groep blijvende inspanningen om deze vrouwen erbij te houden door hen aandacht te geven, op hun gemak te stellen, enz. Als blijkt dat een van de deelneemsters al een tijdje niet meer langs komt, krijgt de dame in kwestie een telefoontje of een huisbezoek om te achterhalen wat de oorzaak van het wegblijven is.

Leuke anekdote: zonder voorafgaande afspraken is er altijd wel iemand die iets lekkers voor bij de

koffie meebrengt: zelf gebakken koekjes of ontbijt-koek, cake, feta-broodjes ,… ’t Ateljeetje heeft dus ook een lekkere kant!

de ‘achterliggende’ groep

De achterliggende groep bestaat grotendeels uit buurt (-overschrijdende) organisaties, die ge-bruik maken van het aanbod van ’t Ateljeetje om mensen uit hun respectievelijke doelgroep toe te leiden. Op die manier maken ze het initiatief mee bekend in de buurt en daarbuiten.

De dames van ’t Ateljeetje werken ook samen met of aanvullend op organisaties, die deel uit-maken van de ‘achterliggende groep’.

Zo is er afstemming tussen ’t Ateljeetje en De Sloep: waar het buurt-textielatelier de nodige expertise in huis heeft en zich dus vooral toelegt op uitwisseling inzake naaien, breien, haken, pa-tronen, technieken, restylen, enz. werkt De Sloep veelal met vrijwilligers die les geven in deze ma-terie. In ’t Ateljeetje kan je wel terecht als je wil leren hoe je een brei opzet of knoopsgaten maakt maar om te leren naaien, kan je beter naar De

Sloep gaan. De Sloep heeft ook een actieve wer-king voor mama’s met kinderen en aangezien ’t Ateljeetje geen capaciteit heeft om kinderen op te vangen, klop je beter bij De Sloep aan.

Ook met de naai-club van Lokaal Dienstencentrum De Thuishaven zijn er goede contacten. De be-woners van De Thuishaven kunnen zich vaak niet verplaatsen naar ’t Ateljeetje maar iemand van de initiatiefgroep gaat dan zelf eens langs om dingen uit te wisselen, ideeën op te doen, enz.Daarnaast waagt ’t Ateljeetje zich ook aan buurt-overschrijdende projecten en samenwerkingen bv. met textielatelier Oya uit het rabot, met het 11.11.11-comité, ...

31

32

De initiatiefgroep is de ‘trekker’ van het textiel-project maar onderhoudt goede contacten met de ‘achterliggende groep’ aangezien die laatste mee-instaat voor de toeleiding, de ruimere be-kendmaking, enz. De gezonde wisselwerking en uitwisseling tussen beide groepen werpt duidelijk vruchten af want het aantal deelneemsters ging in recordtempo van 10 naar 62!

Dit project is een belangrijke plek geworden voor de deelneemsters: door het wederzijds respect en de aandacht voor elkaar wordt elke deel-neemster, ongeacht haar capaciteiten, aanvaard. Zo zijn de meeste participanten creatievelingen, maar geen naaisters. Enkele echte naaisters op pensioen geven op vraag de nodige technische uitleg; iets wat erg geapprecieerd wordt. Deze naaisters voelen zich daardoor enorm gewaar-deerd.

Een 70-jarige naaister die bijna altijd aanwezig is, zegt zich door ’t Ateljeetje terug 20 te voelen!

De dames kunnen hun levensverhaal kwijt zonder gestigmatiseerd te worden: ze komen immers niet naar hulpverleners maar ze komen naaien. Ze vra-gen raad aan elkaar en vinden steun bij elkaar. Ook mensen uit de psychiatrie en mensen die weinig contact hebben met hun omgeving nemen gewoon deel aan de gesprekken. Iedere deelneemster kijkt en reageert vanuit haar eigen oogpunt, wordt aan-gesproken op haar ervaring en sterke punten. Eén van de participanten is juriste en zij wordt vaak om raad gevraagd voor specifieke problemen.

… en evolueerde het buurt-textielatelier naar een groep met een ‘buurt-missie'

Er is ook zorg voor elkaar: de vrouwen worden stilaan een groepje vriendinnen maar met aan-dacht en zorg voor nieuwe mensen.

Het blijvend respect voor elkaar blijft echter een uitdaging. De samenstelling van de groep is heel divers en er zijn verschillende nationaliteiten vertegenwoordigd, wat soms tot racistische uit-spraken leidt. De mensen van de initiatiefgroep of andere deelneemsters zorgen er echter voor dat dergelijke uitlatingen telkens gecounterd worden.

’t Ateljeetje is heel productgericht en levert tast-bare resultaten op. Daar komt bij dat de creaties de bewondering en het respect van de mede-deelneemsters opwekken waardoor het zelfres-pect stijgt en de vrouwen er nog meer genoegen in scheppen om zich te ontplooien en hun creati-viteit tot uiting te brengen.

Maar het project gaat verder dan dat, het wil ook ‘statements’ maken naar de buurt.

Een mooi voorbeeld hiervan is de actie ‘Een jas voor een boom’ in samenwerking met het 11.11.11-comité. De dames van ’t Ateljeetje breiden, haakten en naaiden maanden aan een stuk een jas voor… een boom. De boom, die in de Tuin van kina staat, werd in een prachtige jas uit gerecy-cleerde wol en stof gehuld.

Door één van de natuurelementen in de wijk kleur-rijk aan te kleden, brachten de dames van ’t Atelj-eetje de opwarming van de aarde en de daarmee gepaard gaande problemen zoals droogte, water-tekort, mislukte oogsten, ... onder de aandacht. Of om het met de woorden van Gerda te zeggen: ‘Wild-breien met een missie…’

Deze activiteit werd erg gesmaakt door pers en publiek. De appreciatie voor dit kunstig hand-werkje (of handig kunstwerkje) bleek ook uit de vraag van het S.M.A.k. om deze street art te mo-gen opnemen in een tentoonstelling. Bovendien sleepten de dames van ’t Ateljeetje hiermee de Noord-Zuidprijs in de wacht.

33

34

Hoe zien de resultaten eruit?

t Ateljeetje kreeg dus stilaan meer en meer be- zoeksters over de vloer. Niet iedereen is gelijk-

tijdig aanwezig maar net het vrijblijvend karakter is een troef. Ook de gastvrijheid en het open ka-rakter van de werking zijn kenmerkend en zor-gen ervoor dat nieuwe mensen zich onmiddellijk thuis voelen.

Tijdens het atelier zijn meestal 15 tot 20 dames aanwezig, met een vaste kern van 10 deelneem-sters.

De samenstelling van de groep is heel divers: beroepsnaaisters, vrouwen die wegens een burn-out tijdelijk werkloos zijn en een zinvolle invulling zoeken, vrouwen die in ploeg werken en daardoor niet aan het reguliere vrijetijdsaanbod kunnen deelnemen, dames die in het kader van een spe-cifiek feest of een speciale activiteit iets willen ontwerpen, …

Bijvoorbeeld een dame wil allemaal dezelfde schortjes naaien voor een Turks trouwfeest, een andere dame wil dan weer wollen sokken breien

om tijdens het roeien warme voeten te hebben, enz.

Het is een vrolijk onderonsje tussen vrouwen van verschillende culturen: ze herstellen, haken, naai-en, breien, handwerken, passen nieuwe kleedjes, zwaaien met feestelijke zakdoeken en paraderen met bloesjes. Je ziet er klassiekere truien, hippe kinderkledij of traditionele sjaals. Iedereen leert van elkaar en doet nieuwe ideeën op.

De communicatie gebeurt soms met handen en voeten, maar vooral met veel geduld en respect.

'

Naarmate de deelneemsters meer en meer ver-trouwd raken met elkaar krijgt het sociaal as-pect een steeds grotere plaats in het geheel. Het warm onthaal, de gezellige en ongedwongen sfeer en het wederzijds respect maken dat tus-sen het naaien en breien door ook andere zaken ter sprake komen. De vrouwen vertellen over hun partner, over moeilijkheden met de kinderen of problemen op het werk. Ze wisselen ook werk-aanbiedingen uit, geven elkaar tips i.v.m. oplei-dingen, …

En eigenlijk zou ‘t Ateljeetje nog méér open willen zijn: in de periodes waarin reisvoorbereidingen getroffen werden of verlof genomen werd, was er geen atelierwerking. Daarnaast is er steeds meer vraag van overdagwerkende deelneemsters om ’s avonds iets te doen. Deze vraag heeft geleid tot de invoering van een extra ateliermoment op maandagavond maar dit moet nog aan bekend-heid winnen.

Hoe moet het verder?

t Ateljeetje doet verder zoals het loopt maar staat even stil bij de openingsuren: een halve

dag (9.30-14 uur) atelier of een volledige dag (9.30-19 uur) zodat ook werkenden kunnen aan-sluiten? Eén avond per week i.p.v. één per maand?

Na de verbouwingen aan de zaal is er ruimte om workshops te organiseren bv. rond kleur- en stijladvies. Ook activiteiten zoals ‘swishing’ behoren tot de mogelijkheden. De groep deed al een aantal uitstappen (o.a. het MIAT, Stof-e-ring) dus dit wordt in de toekomst zeker verder gezet: een uitstap naar het Modemuseum staat alvast op het verlanglijstje.

De samenwerking met buurt (-overschrijdende) organisaties bv. textielatelier Oya loopt door. Eén van de deelneemsters wil graag met een fiets-herstelplaats beginnen: er wordt bekeken of dit kan ingebed worden in ’t Ateljeetje.

Kortom: er zit volop beweging in ‘t Ateljee-tje!

35

'

Bewoners werken aan zorg voor buren en buurt

Context

37

38

bewoners werken aan zorg Voor buren en buurt

Verbinden van onderaf

Het buurtwerk werkt aan de betrokkenheid van mensen, betrokkenheid op elkaar én op

de samenleving als geheel. Dat kan alleen als de processen die wij opzetten zo sterk moge-lijk van onderaf komen. Dit betekent dat onze invalshoek het perspectief van de bewoners is,

zonder samen met hen blind te worden. We ba-seren ons op het ‘narratieve’ en vertrekken zo-veel mogelijk vanuit het verhaal van mensen zélf. Starten van onderaf betekent ook samen alle-daagse handelingen doen: eten, drinken, praten, …

We bewaken dan ook sterk dat de vertaalslag om tot een concrete actie te komen beperkt blijft: de actie moet zo dicht mogelijk bij het belang en het doel van de bewoner blijven aansluiten. De initi-atieven krijgen op die manier vorm d.m.v. bewo-nersinzet en zijn gedragen door een zo divers mogelijke groep.

Wij ‘kriebelen’ mensen en zetten hen aan, enkel met de bedoeling om hen zélf op gang te krijgen. Liefst krijgen we mensen zó ver, dat ze zelf met ideeën en vragen naar ons toekomen en daarin ondersteuning willen. Onze trajecten zijn op maat van bewoners ontwikkeld: we leren van eerder opgezette projecten maar acties van de ene groep/wijk naar de andere kopiëren, is uit den boze.

Buurtwerk verbindt mensen rond thema’s, wat maakt dat externe partners soms delen van hun aanbod in ons werk herkennen.

39

Het unieke van ons proces ligt echter in het sa-menspel van elementen: wij overstijgen zuilen, leeftijden, etnieën, sociale klassen,… en kunnen werken in het kader van thema’s als overlast, cul-tuur, zorg, ontmoeting, sport, …

Mensen meenemen in een proces

Wij stellen ons prikkelend, ondersteunend en stimulerend op en werken naar ‘overbodig’

zijn. Waar de cohesie vervaagt, pikken wij ze op om duurzaamheid te krijgen.

Dit houdt in dat onze projecten eerder doelge-richt en niet productgericht zijn; we vertrek-ken vanuit krachten en niet vanuit problemen.

Trajecten verlopen zeer organisch en op het tem-po van de partners: volgend en stimulerend, aan-sluitend op hun leefwereld, op hun maat. Onze invalshoek is het haalbare en niet wat wij willen bereiken; we stellen ons onderhandelingsgericht op.

Het ‘product’ is een deel van het ‘proces’. De na-druk ligt op het veranderingsproces (de ver-binding) die we bij mensen en netwerken teweeg brengen.

De acties zoals nieuwjaarsreceptie, wijktoneel, creabeurs, opkuisactie, … zijn manieren om dit proces te sturen. De stappen die wij zetten in het bereiken van dit product én de kwaliteit van het eindproduct bepalen of we in dit veranderings-proces slagen.

Of het veranderingsproces werkte, merk je aan het antwoord op onderstaande vragen:

bereikte je de mensen?deed je mensen nadenken?begrepen de mensen de vraag naar engagement?konden mensen hun engagement op één of andere manier verwoorden?vroegen mensen zelf naar nieuwe initiatieven? hebben mensen zelf initiatieven opgezet?

Bedoeling is, dat deze verbindingen zich verder-zetten: uit het ene (ver)nieuwde netwerk ont-staan weer andere (ver)nieuwe netwerken, zoals cirkels in het water.

De projecten zijn eindig in tijd, maar het pro-ces is continu en permanent. Dienst Buurt-werk is een blijvende factor in de wijk, een deel van het steeds evoluerende proces in die buurt.

Voor een leefbare buurt

Dienst Buurtwerk is een stedelijke dienst die werkt in opdracht van een stedelijk beleid. Op

deze wijze ondersteunt het stadsbestuur de bewo-ners in het mee-vormgeven van hun eigen leefom-geving op wijkniveau.

De projecten opgezet door het buurtwerk heb-ben een effect op het buurtgebeuren en leiden tot maatschappelijke activering. Dienst Buurtwerk wordt ingezet om bewoners te stimuleren aan dit beleid te participeren, via meewerken aan activi-teiten, via inspraak in het beleid, …

Zo nodigt het beleid, via het buurtwerk, de bewoners uit om de zorg voor de wijk mee op te nemen.

Onze dienst is een vinger aan de pols en geeft aan het beleid door hoe mensen zelf hun omgeving verder willen ontwikkelen of welke problemen zich in deze leefomgeving voordoen. Maar zoals hoger aangegeven: het gaat om de leefkwaliteit van de bewoners, niét om een implementatie of uit-voering van een beleid. Deze thema’s moeten dus steeds ontplooid worden vanuit de betrokkenheid van de bewoners.

40

41

Van klacht naar kracht!

Case 3

43

Van klacht naar kracht!

Hoe is het allemaal begonnen?

De sociale tuinwijk Sint-Bernadette zorgde al enkele jaren voor een uitpuilende mailbox bij

de burgemeester en verschillende stadsdiensten. Een mailbox, bedolven onder de klachtenmails, welteverstaan. Overdag leek de Bernadettewijk op een spookstadje: verlaten, groen, rommelig. ’s Avonds maakte deze desolate sfeer plaats voor een onveiligheidsgevoel, dat toegeschreven werd aan de vele hangjongeren die dan naar buiten kwamen.

Na schooltijd namen een 50-tal jongelui de plei-nen en het oude schoolgebouw in en verplaatsten ze zich in grote (20-tal) en kleine (5-tal) leeftijds-gebonden groepen. De jongeren waren er vooral op uit om plezier te maken, jammer genoeg vaak ten koste van iemand anders.

We zagen een groep hangkinderen tussen 6 en 12 jaar, die zich vooral bezig hielden met doelloos met stokken spelen en voorbijgangers uitschel-den. Daarnaast kwam ook een groep hangjonge-ren tussen 12 en 20 jaar bijeen. Zij vulden hun vrije tijd voornamelijk met vandalisme, intimi-datie en pestgedrag dat dikwijls oversloeg naar nachtlawaai en inbraak. Het pand dat ze hierbij viseerden was het zo goed als leegstaande oude schoolgebouw, waarvan enkele lokalen onderver-huurd werden aan kunstenaars. De jongeren bra-ken niet alleen in de ateliers in, ze pestten ook de huurders, gooiden materiaal door de ramen en vernielden kunstwerken.

Je kon dus stellen dat deze jongeren heel sterk de sfeer in de buurt bepaalden. Volwassenen kwamen enkel nog buiten uit noodzaak: voor het werk, om boodschappen te doen, enz. Wie het toch waagde om in de buurt rond te lopen, werd geviseerd door de ‘respectloze en onbeschaam-de jeugd die na schooltijd de straten vult’. Niet alleen de volwassen buurtbewoners maar vaak ook de ouders zaten met de handen in het haar: er was weinig tot geen sprake van positieve communicatie, minimaal begrip of basisrespect

44

tussen beide leeftijdscategorieën. Naast het spo-radisch verzet tegen minderjarige dominantie, was klagen bij politie en burgemeester de enige uitlaatklep van de misnoegde bewoners.

Hoe speelde buurtwerk hierop in?

De wijk was in crisis en vroeg een tijdelijke aan-pak met acties die de spanningen ontmijnden

en de positieve dynamiek terug op gang brach-ten. Buurtwerk kreeg van de burgemeester het mandaat om deze crisissituatie aan te pakken. Buurtwerk koos ervoor om, in samenspraak met de leidinggevenden van de Dienst Lokale Preven-tie en de Jeugddienst, in te zetten op drie sporen en deze zoveel mogelijk met elkaar te verweven:

Buurtwerk wilde de verzuurde sfeer ombuigen naar nieuwe, positieve netwerken om zo de uitwisseling en het respect tussen jong en oud te verhogen. In een ideale situatie zouden we

samen met bewoners activiteiten uitwerken om positieve ontmoeting in de buurt te realiseren. Maar het was van in het begin duidelijk dat we in de Sint–Bernadettewijk zélf met een aanbod over de brug moesten komen.

Om voldoende draagvlak voor activiteiten te cre-eren, was het belangrijk genuanceerde kennis op te doen over de interesses en behoeften in de wijk. Daarom wilden we te weten komen wat er leefde in de buurt, bij de bewoners en bij de ver-schillende groepen.

45

We stapten naar de volwassen bewoners en de jongeren

46

Via de klachtenmails hadden we beperkt zicht op wat enkele bewoners deden en dachten. We wil-den ons echter niet laten leiden door die minder-heid, die al te vaak de manier van omgaan met dergelijke problemen bepaalt. We waren vooral geïnteresseerd in wat de meerderheid van de bewoners – jongeren, senioren, allochtonen, wer-kende alleenstaande moeders, … - dachten, want daar hadden we tot dan toe niet echt een idee van.

Om noden en wensen voldoende in kaart te kun-nen brengen, zochten we de buurtbewoners ac-tief op. De jongeren bevraagden we op de pleinen en op de bekende hangplaatsen.

De volwassen bewoners bereikten we via een uit-gebreide huisbezoekenronde. De keuze voor deze methodiek was logisch: de meeste volwas-sen bewoners waagden zich niet (meer) op straat en bleven veilig in hun huiskamer. Als we wilden polsen naar wat hen bezig hield, moesten we hen dan ook dáár opzoeken.

Na meer dan 150 gesprekken met jonge en oude(re) bewoners, autochtonen en allochtonen, grote gezinnen en alleenstaanden, hadden we meer dan 50% van de wijk bevraagd.

Enkele opvallende vaststellingen:

veel bewoners kenden elkaar maar spraken zelden tegen elkaar gezien bovengenoemde context

er was een merkbaar verschil tussen het net werk van bewoners dat al langer dan 5 jaar bestond en dat van bewoners dat minder dan 5 jaar bestond: de ‘nieuwste’ bewoners voelden

47

zich minder tot niet opgenomen in de wijk en legden moeilijk contacten

alle bewoners, ongeacht leeftijd, gezinssamen- stelling of afkomst zonden dezelfde signalen uit: de knelpunten in de wijk waren jongeren, open ontmoeting en netheid

signalen rond jongeren

‘Er zou veel meer voor jongeren moeten gebeuren. Ge hebt hier niets in de wijk. Ze vervelen zich en vullen hun tijd met kat-tenkwaad. Hoe zou je zelf zijn?’

‘Er zou meer sport en beweging moeten zijn.’

‘De jongeren vervelen zich en er zou meer politie moeten zijn om hen de les te spellen.’

Daarnaast hoorde je de andere kant van het verhaal…

signalen rond open ontMoeting

‘Het is hier saai! Er is niets te beleven en ie-dereen bekijkt ons verkeerd.’

‘Omdat niemand iets voor ons doet, nemen

we zelf wat we nodig hebben.’

‘Geef een lokaal of geld maar geef geen jon-gerenwerker, want we hebben er al zoveel gezien! Die verlaten ons na enkele maanden en dan is ’t terug van nul te beginnen.’

‘Hier in de wijk is het geen leven. Van zodra je buiten komt, word je uitgescholden en be-schimpt. Als je reageert, word je wekenlang gepest en geviseerd. Neen... ik kom hier niet meer buiten.’

‘Er is geen plaats voor de mensen om samen te komen. Ge hebt echt niets in de buurt. Ook de buurtkruidenier ontbreekt in deze wijk. Vroeger kon je daar nog eens babbelen.’

‘Ik woon hier al 25 jaar en ken al m’n buren en ook verderop ken ik veel mensen. We zijn in dezelfde tijd naar hier verhuisd. De laatste jaren zijn er veel gekleurden in de wijk ko-men wonen. Zij zeggen geen goeiedag... ze spreken waarschijnlijk geen Nederlands.’

48

Daarnaast hoorde je de andere kant van het verhaal…

signalen rond netheid

We konden deze belangrijke noden/behoeften niet naast ons neerleggen en dus wilden we: méér jongerenactiviteiten in de buurt orga- niseren op een door de buurt aanvaarde hang- plaats en dus (zeker in het begin) weg van het oude schoolgebouwzorgen voor een aanspreekpunt voor de jongeren, waar ze terecht kunnen voor

persoonlijke aandacht en vragen (buurtwerker/ jeugdwerker/straathoekwerker); wat met zich mee bracht dat de veldwerkers buiten de lijn- tjes van hun opdracht moesten kleuren

een gemeenschappelijke begeleidershouding ontwikkelen; een gemeenschappelijke op dracht voor zowel buurtwerkers als jonge- renwerkers

Pas als aan deze voorwaarden voldaan was, kon-den we werk maken van de volgende signalen (zonder de strijd met de jongeren aan te gaan):

meer positieve ontmoetingsactiviteiten voor de buurt organiseren, in de openbare ruimte

aandacht voor netheid en groen verhogen

werken rond een onthaalbeleid voor nieuwe én oude(re) bewoners

Dankzij de huisbezoekenronde slaagden we erin een 5-tal bewoners te engageren om samen met buurtwerk verder te denken over buurtgerichte activiteiten.

‘Ik ben hier 2 jaar terug komen wonen, maar niemand spreekt tegen mij.’

‘Het is hier een gesloten kliek.’

‘En vroeger was het nochtans zo’n schone wijk. Nu ligt het er vuil bij.’

‘We worden verwaarloosd door de stad en door de huisvestingsmaatschappij.’

49

Op vraag van die bewoners kwamen we maande-lijks samen. Voor hen hét moment bij uitstek om elkaar positief te ontmoeten in een gezellig ka-der, oplossingen te zoeken en te formuleren voor de problemen in hun wijk, hun eigen inzet en mo-gelijkheden te bekijken, enz.

Veel van wat we tijdens deze bijeenkomsten be-spraken, ging via mond-aan-mond-reclame van buur naar buur. Naast de papieren commu-nicatiekanalen zoals nieuwsbrieven, affiches en flyers waren dus vooral ook de persoonlijke en mondelinge contacten van onschatbare waarde.

Zo kregen we niet alleen een snelle informatie-doorstroming maar ook een groter buurtnet-werk tussen bewoners.

Gezien de ernstige situatie, zowel qua intensiteit als qua frequentie, staken verschillende organi-saties de koppen bij elkaar en werkten ze een ac-tieplan uit. Dat plan was gebaseerd op de noden en wensen van bewoners én de ervaringen van organisaties in de wijk. Buurtwerk zat dit overleg voor.

Door het actieplan moest iedereen een beetje extra flexibiliteit tonen om zo de klachten naar positieve krachten om te buigen. Bijvoorbeeld: de buurtwerker probeerde de noden van de jon-geren op te vangen door met hen te werken op de straten en pleinen in de wijk (vandalisme daalde door met hun stem rekening te houden in beslissingen); Brede School hield zich bezig met het thema ‘netheid en groen’ en maakte van de schooltuin een buurtontmoetingsplaats die net-jes onderhouden werd, enz.

Hoewel dit een geslaagd project was, kende het verhaal veel ups en downs.

Zo werden de eerste maanden van deze aanpak gekenmerkt door regelmatige inbraken in het schoolgebouw en ver doorgedreven vandalisme.

Maar: elke ‘mislukking’ leidde tot een betere af-stemming en verfijning van de aanpak. Doordat de buurtwerker met de jongeren zélf werkte, kon hij de stem van de jongeren vertalen en hun be-langen deel laten uitmaken van buurtgerichte ac-tiviteiten.

We maakten vandalisme bespreekbaar en zetten hun daden om in wensen. Zo bekeken we samen met de jongeren hoe zij hun behoeften en noden op een constructieve manier konden uiten als al-ternatief voor hun destructieve opstelling (vaak vandalisme uit protest of verveling). Het resultaat was dat jongeren zich meer aange-sproken en betrokken voelden: ze namen deel aan activiteiten, uitten zich meer met woorden i.p.v. met destructief gedrag, werkten construc-tief mee in het zoeken naar oplossingen en kre-gen zo een positiever imago in de bredere buurt.

We koppelden de resultaten van de huisbezoe-kenronde tijdens een feedbackmoment terug aan burgemeester, schepenen én de buurt. De bewo-ners waardeerden het enorm dat het beleid naar de wijk kwam om naar hun grieven te luisteren. De burgemeester die openlijk de buurtinitia-tieven steunde, zorgde voor een brug tussen buurt en beleid: bewoners voelden zich gehoord en gesteund.

Tijdens het feedbackmoment creëerden enkele jongeren ook een positief beeld door voor kinde-ranimatie te zorgen met een schminkstand.

50

Andere jongeren organiseerden een volleybaltor-nooi onder begeleiding van de jongerenwerkers. Deze activiteiten stonden in schril contrast met het beeld dat de buurt van de jongeren had.

De wijkgebonden inzet van vzw Jong en de aanwerving van een jongerenwerker was van zeer groot belang en zorgde ervoor dat de buurt-werker zich meer naar de buurt(bewoners) kon richten.

De in oorsprong zeer dynamische groep mede-werkers uit cultuur-, jeugd- en onderwijssector was het geloof in de wijk kwijt geraakt. In elk ge-sprek kwam opnieuw de klaagzang naar boven over de onmogelijkheid om in zo’n vervallen in-frastructuur een aanbod te realiseren, over de onmacht rond het gedrag van de jongeren, ... Er leek een machtsstrijd ontstaan te zijn tussen de werkers en de jongeren, met als inzet het ge-bouw. En de jongeren die permanent in de wijk aanwezig waren, leken steeds weer te winnen.

De leiding van het buurtteam werd overgenomen door de directeur van de Dienst Buurtwerk om-dat zij een groter sturend mandaat had. Het buurtteam werd gemotiveerd om:

minder gebruik te maken van het gebouw met betrekking tot het organiseren van activiteiten

terug de volledige wijk aan te spreken, dus ook de volwassenen opnieuw te betrekken (zie huis bezoeken)

We gingen aan de slag met de aanwezige

buurtorganisaties.

51

een gemeenschappelijke aanpak te realiseren: we werkten als ploeg naar de wijk en oveschre- den eigen kernopdrachten maar ondersteun- den elkaar -door extra aanwezigheid- tijdens de activiteiten

een duidelijk gemeenschappelijke begelei- dingsstijl naar de jongeren te hanteren

Toch bleven er niet zoveel partners (meer) in de buurt; zo trok bv. de cultuursector weg uit de wijk. Ze vonden niet het nodige draagvlak en kon-den bijgevolg geen optimale werking uitbouwen.

Enkel Jong vzw, Brede School en buurtwerk ble-ven in de wijk. Lokaal Dienstencentrum Wibier vulde de rangen aan. Dienst Lokale Preventie en Jeugddienst bleven het project nauw opvolgen. Gelukkig konden de buurtwerkers rekenen op de steun van deze partners uit het buurtteam. Het was immers alle hens aan dek om de Berna-dette-wijk terug op het goede spoor te krijgen: werken aan een hogere buurtbetrokkenheid, zorgen voor buurtinfrastructuur met het oog op positieve ontmoeting, bevorderen van com-municatie en samenhang tussen de verschil-lende groepen, ...

Het beleid ondernam verschillende pogingen om vat te krijgen op deze overlast door een aantal keer alle bevoegde diensten in een groot overleg samen te brengen. Jammer genoeg waren de re-acties van de diverse diensten eerder motivaties om niet aan deze opdracht deel te nemen (de op-dracht behoorde niet tot hun kernopdracht).Hoewel de Bernadette-wijk niet tot het officieel werkingsgebied van Dienst Buurtwerk behoorde, koos de dienst er tóch voor om de handschoen op te nemen.

We konden rekenen op de steun van het

beleid.52

Een medewerker werd vrijgemaakt en de liaison buurtpreventie werd gevraagd een behoorlijk deel van zijn tijd vrij te maken om dit proces ter plaatse mee op te volgen. De directeur nam de leiding van het buurtteam gedurende een jaar waar.

Het beleid, blij met deze actie, stelde zich zeer aanspreekbaar op. Zij kwamen ter plaatse pols-hoogte nemen en volgden de opdrachten van de Dienst Gebouwen bijna persoonlijk op. Bij nieuwe overlast was er telkens op korte ter-mijn een gesprek met de schepen en de burge-meester (vóór 8 uur ’s morgens zodat het nog in de agenda van de burgemeester kon ingepast worden...).

Op het feedback-moment lieten we de beleids-verantwoordelijken antwoorden op vragen van bewoners. Het was erg dankbaar voor het beleid om op deze manier aan de bewoners mee te ge-ven dat er plannen waren met het schoolgebouw én dat een aantal nieuwe initiatieven in de wijk ontstaan waren, dankzij de aanpak van hun me-dewerkers.

De wijk Bernadette werd wakker!

Samen met de bewonersgroep en diverse diensten stelde buurtwerk een gevarieerd

activiteitenaanbod samen. Maandelijks werd zo-wel een bewonersbijeenkomst als een buurtteam gehouden. Daarnaast werd ook de Werkgroep Jeugd in het leven geroepen. De informatie uit de verschillende bijeenkomsten werd steeds te-ruggekoppeld naar elk apart overleg.

De bewonersgroep ontstaat...

53

Het ontstaan van de bewonersgroep was een langzaam groeiproces: het groepje van 5 bewo-ners, gevonden via de huisbezoeken, groeide snel uit tot een hechte groep van 20 bewoners. En die zorgden op hun beurt voor een stevige achter-ban van 100 à 250 bewoners.

Het snel groeiende succes van het activiteiten-aanbod had vooral te maken met:

vertrouwen in de organisators (buurtwerk en bewonersgroep)

bekendheid van het initiatief (via mond-aan- mond-reclame)

duidelijke meerwaarde voor de bewoners (aansluiten op behoeften)

Daartegenover staat dat in het begin de angst voor de aanwezigheid van dominante jongeren een grote rol speelde. Hier gingen we als volgt mee om:

tijdens de bewonersactiviteiten organiseerden we op een andere locatie in de buurt een jon- gerenactiviteit (volleybal, voetbal, …).

We merkten immers dat volwassenen wegble- ven van de hangplekken van jongeren (té hoog drempelig). Op die manier vermeden we con- flicten als gevolg van spanningen tussen vol- wassenen en jongeren.

we overtuigden jongeren om binnen de bewo- nersactiviteit bepaalde verantwoordelijkheden op te nemen bv. opruimen, schminkstand (voor afgegaan door een workshop schminken voor jongeren), enz. Door dit te doen, bekeken de volwassen bewoners de jongeren met heel an- dere ogen, wat leidde tot een positieve dyna- miek.54

55

Hieronder geven we een opsomming van mijlpa-len, met daaraan gekoppelde activiteiten, geor-ganiseerd door buurtwerk, samen met bewoners en/of diensten. De verregaande participatie maakte van bijna elke activiteit een groot suc-ces, zowel op vlak van opkomst en tevredenheid als op vlak van nieuwe dynamieken en processen. Maandelijks kwamen we samen met de bewoners om hun ideeën te bespreken, voorbije activitei-ten te evalueren en nieuwe initiatieven (verder) vorm te geven.

2010

huisbezoekenronde: februari tot april 2010: zie hierboven

traject met buurtteam, begeleid door direc- teur Dienst Buurtwerk en Werkgroep Jeugd, begeleid door een stafmedewerker van de Jeugddienst

start van de nieuwe jongerenwerker (betaald door de Stad Gent): april 2010 – heden

feedbackmoment naar beleid op 26 juni 2010: terugkoppeling van de informatie uit huisbezoeken vanuit beleid naar bewoners

buurtmoestuin: mei tot augustus 2010: ken- nis en respect voor groen en netheid stimu- leren. Ontwerp, uitvoering en onderhoud ver- liep - en verloopt nog steeds - samen met de buurt (jong en oud). Voor beide groepen was de ruimte zinvol: voor jongeren was/is het een spontane ontmoetingsplaats; voor volwas- senen een locatie om buurtactiviteiten te organiseren

buurtfeest op 4 september 2010: bewoners bepaalden zelf de programmatie en organi- seerden samen met buurtwerk het buurtfeest. Dit vergrootte het succes, wat leidde tot een 250-tal bezoekers (jong en oud, verschillende nationaliteiten, …) uit de buurt. Op het pro- gramma: wereldbrunch, sport en spel, film- voorstelling, muziek, ... We recruteerden veel nieuwe vrijwilligers via deze activiteit.

kunsttraject in samenwerking met het SMAk: wassen beeldjes werden stiekem in het straatbeeld achtergelaten.

… en organiseert een waaier aan activiteiten

in 2010-2011

56

Bewoners konden kiezen: óf de beeldjes laten staan óf ze mee naar huis nemen. Buurtwerk bracht een verhaal tot leven van een kunste naar-kluizenaar die via deze beelden in dia- loog met de buurt wilde treden. We nodigden bewoners uit op een receptie zo dat ze kon- den kennis maken met de kunstenaar én de (on)zin van kunst bespreekbaar maken. Tege- lijk prikkelden we zo de interesse in kunst. Dit initiatief sloeg enkel aan omdat we eerst werk maakten van de spanningen in de wijk. Door een sterker buurt werk kreeg kunst weer zin in de wijk.

permanent formeel en informeel overleg met bevoegde schepenen en burgemeester rond voorlopige aanpassingen aan het school gebouw om de veiligheid en beheersbaarheid te verhogen naast de zoektocht naar een permanente bestemming. Op basis van deze gesprekken werd een vleugel van het gebouw afgesloten en werd het dossier Brede School gestart: het schoolgebouw wordt opnieuw een school, met daarin verschillende buurtpart- ners zoals buurtwerk, jeugdwerk, …

2011

nieuwjaarsreceptie 29 januari 2011: opkomst van een 100-tal bewoners

Gentsche Gruute kuis op 25 maart 2011: opkuisactie die resulteerde in een netheid- scharter: april 2011 – heden

tweewekelijkse buurtsportactiviteiten door Buurtsport (toeleiding gebeurt door buurt- werk)

buurtsportdag 26 juni 2011: 120-tal bewoners nemen deel aan diverse be- weeg- en sportactiviteiten voor jong en oud:

57

van yoga en rodeostier over wandelen naar capoeira

wijkwandelingen met de huisvestingsmaat- schappij waarbij de knelpunten worden over- lopen: de huisvestingsmaatschappij enga- geert zich om zo snel mogelijk gevolg te ge- ven aan de pijnpunten

buurtfeest op 3 september 2011: programma: wijkwandeling, receptie, barbecue, bar, tuin- terras, jongerenspelen, artistieke workshops, travestieshow, …

tweede huisbezoekenronde: 65% van de bevraagden gaf aan dat het leven in de wijk er heel wat op vooruit is gegaan

De bewoners verwezen daarbij vooral naar:

de dominante aanwezigheid van de jongeren: vandalisme en intimidatie is verdwenen en het aantal jongerenactiviteiten is gestegen dank zij de aanwerving van een jongerenwerker

tekort aan aanbod in de wijk: regelmatig open ontmoetingsmomenten, georganiseerd door en voor de buurt (met als gevolg positieve sociale contacten)

de netheid: verbetering dankzij het afsluiten van een netheidscharter waarbij een 20-tal bewoners maandelijks samenkomen om de volledige wijk op te ruimen

Er zijn betere contacten gelegd tussen:

jongeren en volwassenen: ze zeggen elkaar ‘goeiedag’ op straat en praten met elkaar op activiteiten

buurtbewoners en Stad Gent: bewoners vinden o.a. door de goede contacten met en tips van de buurtwerker de weg naar relevan- te stadsdiensten

58

buurtbewoners en de huisvestingsmaatschap- pij: de wijkwandelingen zorgen voor een per- soonlijker contact. Toch is er nog steeds nood aan een goed onthaalbeleid voor nieuwe bewoners.

De hechtere contacten zijn tot stand geko-men door een betere samenwerking met en afstemming tussen diensten via diverse overlegmomenten: buurtteam en bewonersbij-eenkomsten maar ook wijkwandelingen met de huisvestingsmaatschappij.

Eind 2011 kunnen we stellen dat de overlast in de wijk verdwenen is. Dit wordt zowel in ge-sprekken met bewoners als door cijfers van de politie bevestigd.

Bewoners genieten weer van hún wijk!

Hieronder enkele citaten van bewoners (vanuit spontane contacten):

‘Buiten een sneeuwbal op het raam heb ik geen last meer van de jongeren.. vroeger waren ze veel erger.. ze zijn bijna braaf ge-worden.’

‘Het is hier weer gelijk vroeger. Mensen ko-men buiten en babbelen weer met elkaar’.

‘Het is hier veel aangenamer en rustiger...het is al lang geleden dat er iets is gebeurd... heel lang eigenlijk... vroeger was het alle da-gen prijs en nu moet ik zelfs al goed peizen wanneer de laatste keer was.’

‘Er is weer iets te doen in de wijk... zo help ik op zondag mee met het opkuisen en daarna drinken we samen een koffie. Da’s echt ge-zellig hoor! Als ge niet meer kunt, moet ge niet met nen borstel vegen hé. Ge moogt ook afkomen voor de gezelligheid. Gusta is 86 en brengt na de opkuis een taartje mee.’

59

De succesfactoren van dit verhaal zijn vooral te danken aan:

de ver doorgedreven vormen van participa- tie die het hele traject ondersteunden: huis bezoekenronde, open dialoog met het beleid, bewonersbijeenkomsten, inspraak van bewo- ners m.b.t. buurtactiviteiten, …

het mandaat dat werd toegekend aan een buurtgebonden organisatie, in dit geval buurt werk, om de situatie aan te pakken en de snelle reactie van het beleid om randvoor- waarden te verbeteren

de tijdelijke werkwijze om de crisis in de wijk beheersbaar te maken en om te buigen door middel van een buurtgebonden actieplan

de flexibiliteit om naast de dienstgebonden opdracht te werken in het belang van de wijk

de afgestemde samenwerking tussen dien- sten die bijvoorbeeld resulteerde in een gemeenschappelijke begeleidersstijl naar de jongeren toe

‘De wijk ligt er weer proper bij.’

‘De huisvestingsmaatschappij luistert weer naar ons. Ze hebben diene vuilen boel van om den hoek eindelijk ne kier opgeruimd!’

60

Hoe moet het nu verder?

In de toekomst wil buurtwerk zich toeleggen op een verzelfstandiging van de bewo- nersgroep zodat de buurtwerkers meer tijd krijgen om nieuwe dynamieken in de wijk los te maken.

Het verbreden van contacten met bereikte bewoners: nog niet iedereen wordt gelijkwaar- dig of even intens bereikt. Een traject op maat van deze groepen kan, bovenop het bestaande buurtweefsel, nieuwe en vooral verrijkende uitwisseling én samenwerking tussen bewo- ners tot stand brengen.

nieuwe bewoners: we hebben een af spraak met de Sociale Huisvestingsmaat- schappij: vanaf 2012 leggen zij, samen met buurtwerk, een huisbezoek af bij nieuwe be- woners. De huisvestingsmaatschappij neemt vooral praktische zaken voor haar rekening, terwijl buurtwerkers eerder luisteren en ideeën, wensen en noden bevragen.

De nieuwe bewoners krijgen ook een uitnodi- ging om deel te nemen aan de activiteiten en eigen suggesties voor de buurt mee vorm te geven. Mocht blijken dat onder de nieuwe bewoners ook gezinnen met kinderen zijn, dan gaat ook vzw Jong mee om de kinderen wel- kom te heten in de wijk.

allochtone volwassenen: we hebben contacten met Turkse dames die een ontbijtmoment interessant vinden.

Het openbreken van het werkingsgebied om op deze wijze de beslotenheid van de site open te breken. Hiervoor zal actief samen gewerkt worden met de bestaande buurtbe- wonersgroep ‘De Bordure’.

Verdere opvolging van het project Brede School, dat samen met het gerenoveerde ge- bouw vorm moet krijgen. Onderwijs, buurt werk en Jeugdwerk willen zich zo geïnte- greerd mogelijk profileren naar de wijk vanuit een gemeenschappelijk gebouw.

61

Samen met andereorganisaties in de buurt

Context

63

64

saMen Met andere organisaties in de buurt

Naar een geïntegreerd buurtbeleid

Buurtwerk maakt deel uit van een ruimer pro-ces, van een geïntegreerd buurtbeleid,

waarbij op buurtniveau gelijktijdig en gelijkge-richt gewerkt wordt aan collectieve behoeften-domeinen en leefbaarheidsaspecten.

We merken een verschuiving in de samenwer-king met wijkorganisaties, waardoor die samen-werking toch altijd een beetje zoeken is. Zo wor-den kleine initiatieven vaak door organisaties zelf opgenomen, terwijl voor grotere projecten, die duidelijk weer in de lift zitten, de partners en buurtwerk elkaar vlugger vinden. Niet zelden krijgt het buurtwerk een coördinerende rol in het geheel, zelfs als het thema bv. jeugd, sport, ge-zondheid,… eigenlijk bij een partnerorganisatie hoort.

Op wijkniveau stijgt het aantal overlegstructu-ren sterk en ook daar krijgt buurtwerk vaak een ‘trekkende rol’.

Er is duidelijk nood aan een geïntegreerdere aan-pak, waarbij naar het buurtwerk gekeken wordt om hierin de spil te zijn. Experimenten zoals het project in de Bernadette-wijk vormen een mooie basis.

65

Het is de bedoeling te komen tot een proces op maat van bewoners: doorzichtig, toeganke-lijk, kwaliteitsvol, efficiënt, vraaggestuurd, maar vooral mobiliserend en engagerend.

Het geïntegreerde buurtbeleid is geënt op de wijk. Deze territoriale aanpak impliceert niet dat alle oplossingen in de wijk gevonden moeten worden. Dit zou een verenging en een nieuw iso-lement met zich meebrengen, dat ongezond is en bovendien opnieuw fragmentatie creëert.

Het blijft balanceren tussen enerzijds voldoende kleinschaligheid en plaatselijke autonomie en anderzijds de nood aan implementatie van duidelijke, grootstedelijke krijtlijnen omwille van een goed sociaal beleid.

Vanuit een gemeenschappelijk ambitieus project

Om tot een geïntegreerde aanpak met alle partners op buurtniveau te komen, is het be-

langrijk te vertrekken vanuit een gemeenschap-pelijke analyse.

Doel is om vanuit deze analyse een gemeenschap-pelijk planningskader te ontwikkelen, waarbij ie-der zijn eigen opdracht en invalshoek behoudt, maar toch bereid is ‘buiten de lijntjes’ te kleuren. Meer en meer moeten we als team voor gemeen-schappelijke resultaatgebieden gaan, waarbij we bereid zijn daar ook als team op afgerekend te worden i.p.v. elk vanuit de eigen werking.

Dit ambitieus project moet opgemaakt worden vanuit het perspectief van de klanten en zelfs liefst samen met hen (ook met diegenen die we nu niet bereiken).

Dit plan moet kaderen in een globaler beleidsplan van de stad: hoe wil de stad evolueren en welke plaats nemen de diverse wijken in? De stad wil hier in de nabije toekomst werk van maken.

Dit beleidsplan wordt meteen het kader waaruit elk buurtteam zijn eigen beleidsplan opmaakt (ook de externe partners die in de wijken projec-ten opzetten, vertrekken vanuit dit plan).

66

Belangrijke ondersteunende processen

Een belangrijke hefboom om deze geïnte-greerde aanpak te realiseren, is het verster-

ken van het buurtteam in de wijk. Deze lokale teams moeten zo zelfsturend mogelijk kunnen werken. Daarom is het belangrijk dat zij:

- een afgelijnde taak hebben met een hoge sa-menhang (vanuit een duidelijk resultaat)

- voldoende regel- en sturingsmogelijkheden krijgen

- onderling afhankelijk zijn en samenwerken (stermodel met verdeling van de opvolging)

- maximum met 20 en minimum met 7 mede-werkers zijn

- breed inzetbaar zijn

- de afstemming binnen en buiten het team zo-veel mogelijk zelf kunnen opnemen

Ook de inzet van externe partners in de wijk moet zoveel mogelijk geïntegreerd worden in het wijkproject.

Verder is het belangrijk dat beroep kan gedaan worden op een kleinschalige en toegankelijke basisvoorziening die bewoners goed moeten kunnen bereiken.

Deze infrastructuur is een belangrijk ankerpunt voor diverse organisaties in de wijk.

De toeleiding gebeurt via de basiswerking, waar ‘aanspreekpunt zijn’ en ‘faciliteren voor activi-teiten’ hand in hand gaan.

Het is op zich niet belangrijk welke partner ‘eigenaar’ is van deze infrastructuur, zo lang de uitbouw van de basisvoorziening geïntegreerd is in het kernproces. Het gebruik van deze infra-structuur zou daarbij duidelijk aan de wijk zelf gegeven moeten worden.

Belangrijk hierbij: de voorziening past zich aan aan de noden en processen binnen de diverse wijken en is dus zeker niet uniform voor elke wijk.

67

Meer inFo

uitgaVedatuM

werkten Mee aan deze publicatie

VorMgeVing

Dienst Buurtwerk

oktober 2012

tel. 09 235 77 20

Baudelohof 2, 9000 Gent

[email protected]

[email protected]

Meryem karaman, Pieter Vancauwenberghe, Johan Geldof,

Lieve Destoop, Inge Noens en kristel De Maeseneire