BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt,...

56
BVNG BVNG BVNG BVNG BVNG ABHC ABHC ABHC ABHC ABHC Bulletin d'information del'Association Belge d'Histoire Contemporaine Bulletin d'information del'Association Belge d'Histoire Contemporaine Bulletin d'information del'Association Belge d'Histoire Contemporaine Bulletin d'information del'Association Belge d'Histoire Contemporaine Bulletin d'information del'Association Belge d'Histoire Contemporaine Mededelingenblad van de Belgische V Mededelingenblad van de Belgische V Mededelingenblad van de Belgische V Mededelingenblad van de Belgische V Mededelingenblad van de Belgische V ereniging voor Nieuwste Geschiedenis ereniging voor Nieuwste Geschiedenis ereniging voor Nieuwste Geschiedenis ereniging voor Nieuwste Geschiedenis ereniging voor Nieuwste Geschiedenis Comité- Comité- Comité- Comité- Comité- Bestuur: Bestuur: Bestuur: Bestuur: Bestuur: Michael Amara, Nele Bracke, Frank Caestecker, Guido Convents, Margo De Koster, Rolande Depoortere, Virginie Devillez, Christine Dupont, Els Flour, Baudouin Groessens, Chantal Kesteloot, Catherine Lanneau, Florence Loriaux, Stephanie Manfroid, Liesbet Nys, Luc Pareyn, Axel Tixhon, Frans-Jos Verdoodt, Ivan Wijnens Coordination- Coordination- Coordination- Coordination- Coordination- Eindredactie: Eindredactie: Eindredactie: Eindredactie: Eindredactie: Nele Bracke Lay-out: Lay-out: Lay-out: Lay-out: Lay-out: Patricia Rau (Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis) Imprimerie- Imprimerie- Imprimerie- Imprimerie- Imprimerie- Dr Dr Dr Dr Dr ukwerk: ukwerk: ukwerk: ukwerk: ukwerk: Druk in de Weer, Forelstraat 35, 9000 Gent Secrétariat de rédaction- Secrétariat de rédaction- Secrétariat de rédaction- Secrétariat de rédaction- Secrétariat de rédaction- Redactiesecretariaat: Redactiesecretariaat: Redactiesecretariaat: Redactiesecretariaat: Redactiesecretariaat: Nele Bracke, Vakgroep Nieuwste Geschiedenis, Blandijnberg 2 (5de verd.), B-9000 Gent, Tel. 09/264.40.02, Fax 09/264.41.89, E-mail [email protected] Op de omslag: F Op de omslag: F Op de omslag: F Op de omslag: F Op de omslag: Fragment van de A ragment van de A ragment van de A ragment van de A ragment van de Affiche van de Dag van de ffiche van de Dag van de ffiche van de Dag van de ffiche van de Dag van de ffiche van de Dag van de Nieuwste Geschiedenis 1987 (arch. secr Nieuwste Geschiedenis 1987 (arch. secr Nieuwste Geschiedenis 1987 (arch. secr Nieuwste Geschiedenis 1987 (arch. secr Nieuwste Geschiedenis 1987 (arch. secr. B . B . B . B . BVNG VNG VNG VNG VNG-ABHC) -ABHC) -ABHC) -ABHC) -ABHC) En couverture: Détail de l’affiche de la Journée d’histoire En couverture: Détail de l’affiche de la Journée d’histoire En couverture: Détail de l’affiche de la Journée d’histoire En couverture: Détail de l’affiche de la Journée d’histoire En couverture: Détail de l’affiche de la Journée d’histoire contemporaine 1987 (arch. secr contemporaine 1987 (arch. secr contemporaine 1987 (arch. secr contemporaine 1987 (arch. secr contemporaine 1987 (arch. secr . ABHC . ABHC . ABHC . ABHC . ABHC -B -B -B -B -B VNG) VNG) VNG) VNG) VNG) L’exemplaire que vous venez de recevoir est-il muni d’une pastille rouge? Si oui, vous n’êtes pas en règle de cotisation pour 2002. Nous vous saurons gré de bien vouloir en verser le montant, soit 10 Euro sur le compte n° 068-2043958-01. Is uw exemplaar versierd met een rode stip? Dan bent u vergeten uw bijdrage voor 2002 over te maken. Gelieve 10 Euro te storten op rekening 068-2043958-01. XXIV- 2002 - 3 BULLETIN D'INFORMATION de l'Association Belge d'Histoire Contemporaine MEDEDELINGENBLAD van de Belgische Vereniging voor Nieuwste Geschiedenis

Transcript of BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt,...

Page 1: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGBVNGBVNGBVNGBVNG ABHCABHCABHCABHCABHC

Bulletin d'information del'Association Belge d'Histoire ContemporaineBulletin d'information del'Association Belge d'Histoire ContemporaineBulletin d'information del'Association Belge d'Histoire ContemporaineBulletin d'information del'Association Belge d'Histoire ContemporaineBulletin d'information del'Association Belge d'Histoire ContemporaineMededelingenblad van de Belgische VMededelingenblad van de Belgische VMededelingenblad van de Belgische VMededelingenblad van de Belgische VMededelingenblad van de Belgische Vereniging voor Nieuwste Geschiedenisereniging voor Nieuwste Geschiedenisereniging voor Nieuwste Geschiedenisereniging voor Nieuwste Geschiedenisereniging voor Nieuwste Geschiedenis

Comité-Comité-Comité-Comité-Comité-Bestuur: Bestuur: Bestuur: Bestuur: Bestuur: Michael Amara, Nele Bracke, Frank Caestecker, Guido Convents, Margo De Koster,Rolande Depoortere, Virginie Devillez, Christine Dupont, Els Flour, Baudouin Groessens,

Chantal Kesteloot, Catherine Lanneau, Florence Loriaux, Stephanie Manfroid, Liesbet Nys,Luc Pareyn, Axel Tixhon, Frans-Jos Verdoodt, Ivan Wijnens

Coordination-Coordination-Coordination-Coordination-Coordination-Eindredactie: Eindredactie: Eindredactie: Eindredactie: Eindredactie: Nele Bracke

Lay-out: Lay-out: Lay-out: Lay-out: Lay-out: Patricia Rau (Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis)

Imprimerie-Imprimerie-Imprimerie-Imprimerie-Imprimerie-DrDrDrDrDrukwerk:ukwerk:ukwerk:ukwerk:ukwerk: Druk in de Weer, Forelstraat 35, 9000 Gent

Secrétariat de rédaction-Secrétariat de rédaction-Secrétariat de rédaction-Secrétariat de rédaction-Secrétariat de rédaction-Redactiesecretariaat: Redactiesecretariaat: Redactiesecretariaat: Redactiesecretariaat: Redactiesecretariaat: Nele Bracke, Vakgroep Nieuwste Geschiedenis,Blandijnberg 2 (5de verd.), B-9000 Gent, Tel. 09/264.40.02, Fax 09/264.41.89, E-mail

[email protected]

Op de omslag: FOp de omslag: FOp de omslag: FOp de omslag: FOp de omslag: Fragment van de Aragment van de Aragment van de Aragment van de Aragment van de Affiche van de Dag van deffiche van de Dag van deffiche van de Dag van deffiche van de Dag van deffiche van de Dag van deNieuwste Geschiedenis 1987 (arch. secrNieuwste Geschiedenis 1987 (arch. secrNieuwste Geschiedenis 1987 (arch. secrNieuwste Geschiedenis 1987 (arch. secrNieuwste Geschiedenis 1987 (arch. secr. B. B. B. B. BVNGVNGVNGVNGVNG-ABHC)-ABHC)-ABHC)-ABHC)-ABHC)

En couverture: Détail de l’affiche de la Journée d’histoireEn couverture: Détail de l’affiche de la Journée d’histoireEn couverture: Détail de l’affiche de la Journée d’histoireEn couverture: Détail de l’affiche de la Journée d’histoireEn couverture: Détail de l’affiche de la Journée d’histoirecontemporaine 1987 (arch. secrcontemporaine 1987 (arch. secrcontemporaine 1987 (arch. secrcontemporaine 1987 (arch. secrcontemporaine 1987 (arch. secr. ABHC. ABHC. ABHC. ABHC. ABHC-B-B-B-B-BVNG)VNG)VNG)VNG)VNG)

L’exemplaire que vous venez de recevoir est-il muni d’une pastille rouge? Si oui, vous n’êtes pas en règle decotisation pour 2002. Nous vous saurons gré de bien vouloir en verser le montant, soit 10 Euro sur le

compte n° 068-2043958-01.

Is uw exemplaar versierd met een rode stip? Dan bent u vergeten uw bijdrage voor 2002 over te maken.Gelieve 10 Euro te storten op rekening 068-2043958-01.

XXIV- 2002 - 3

BULLETIN

D'INFORMATION de l'Association Belge d'Histoire Contemporaine

MEDEDELINGENBLADvan de Belgische Vereniging voor Nieuwste Geschiedenis

Page 2: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-32

Page 3: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 302-3

inhoud

Association/Vereniging Een geschiedenis van geschiedenis 5Une histoire de l’histoire 11

Bescherming van de persoonlijke levenssfeer 17Protection des données à caractère personnel 19

BVNG-ABHC goes internet 21

Institutions/Instellingen Archief en Documentatiecentrum Witte Brigade (Fidelio) 22Opening van het gerenoveerde Liberaal Archief 23

Recente aanwinsten en publicaties van het ADVN 24

Colloquia/Colloques Les réseaux économiques dans les processus de

construction européenne 26Het gebruik van gerechtelijke archieven over de repressie van de collaboratie

na de Tweede Wereldoorlog – L’utilisation des archives judiciaires relatives à

la répression de la collaboration après la Seconde Guerre mondiale 29Les guides de voyage: une source pour l’histoire de Belgique 31

ODIS-Workshop, Nieuwe Sociale Bewegingen 32Colloque international Guerre et économie au XXe siècle –

Internationaal colloquium Oorlog en Economie in de twintigste eeuw 34Les archives d’entreprises à Bruxelles 35

Panelgesprek. Doel of middel? De impact van de informatisering

op de geschiedschrijving 36Séminaires Fondation Auschwitz, Centre d’Etudes et de Documentation 37

Recensies/Comptes rendus Een jonge provincie met wortels in een ver verleden 38Een geschiedenis van de ruimtelijke ordening in België (1835-2001) 42

Bâtir le lendemain 46Les magistrats des cours et des tribunaux 49

Tabak en keramiek in het Stedelijk Museum van Hasselt 50

Publications/Publicaties La collaboration au quotidien 52Averbode 52

Opstellen voor een inspirerende non-conformist.

Een huldeboek voor Werner Vandenabeele (1926-2001) 54

Prijzen/Prix Prix Fondation Auschwitz et Prix Fondation Rozenberg –

Prijs Stichting Auschwitz en Prijs Stichting Rozenberg-Caillet 56

Page 4: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-34

Détail de l’affiche de la Journée d’histoire contemporaine 1987 (arch. secr. ABHC-BVNG)Fragment van de Affiche van de Dag van de Nieuwste Geschiedenis 1987 (arch. secr. BVNG-ABHC)

Page 5: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 502-3

vereniging ❁ association

Een geschiedenis van geschiedenis (1)

Nele Bracke, secretaris BVNG

Een nieuwe lente, een nieuw geluid

In de jaren 1970 is de ‘nieuwste geschiedenis’ uitgegroeid tot een zelfstandige subdisciplinebinnen de geschiedwetenschap. Haar belangrijkste uithangbordjes zijn de seminaries endepartementen voor nieuwste geschiedenis aan de universiteiten, het Navorsings- en Stu-diecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog (thans SOMA) in Brusselen het Interuniversitair Centrum voor Hedendaagse Geschiedenis (ICHG). Het succesvan de nieuwste geschiedenis vertaalt zich ook in een groeiend aantal doctorandi. Terwijlhun promotoren – de tenoren van de nieuwste geschiedenis – mekaar ontmoeten in hetkader van het ICHG, beschikken de jonge onderzoekers niet over een contactforum. Vaakkennen zij hun collega’s aan andere universiteiten niet of nauwelijks, laat staan dat zeweten welke onderzoeksprojecten aan de andere wetenschappelijke instellingen lopen.Bovendien blijkt de afstand tot de professoren – zeker die aan andere universiteiten –moeilijk te overbruggen. Daardoor wil het wel eens gebeuren dat twee mensen onafhan-kelijk van mekaar over hetzelfde onderwerp onderzoek verrichten. In de lente van 1972besluit een aantal doctorandi – waaronder Emiel Lamberts, Els Witte, Jean Puissant, JoséGotovitch, Catharina Lis en Alfons Thijs – de mogelijkheden na te gaan om te komen toteen betere communicatie en doorstroming van informatie.Het verhaal gaat dat deze jonge historici mekaar leerden kennen in de Koninklijke Biblio-theek en het is ook daar dat zij op 28 oktober 1972 een eerste informele vergaderingbeleggen. De ‘Albertina’ heeft als bijkomende voordelen dat het Centraal Station vlakbij isen – vooral – dat zo duidelijk kan worden gemaakt dat het initiatief niet aan één of andereuniversiteit is gebonden. De bedoeling van de bijeenkomst is de contacten tussen deseminaries, navorsingscentra en navorsers in de nieuwste geschiedenis te bevorderen. Hetoprichten van een nieuwe vereniging staat niet op het programma. De vergadering kenteen vrij groot succes. Een tweehonderdtal mensen wordt aangeschreven. Een zeventigtaldaarvan komt opdagen; een tiental mensen is verontschuldigd. Er wordt meteen eeneerste doel geformuleerd: het opstellen van een overzicht van het lopend onderzoek op

Page 6: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-36

het vlak van de nieuwste geschiedenis in België. Dit overzicht verschijnt in 1973, maar gaateigenlijk de krachten van een groep die niet beschikt over financiële middelen of over vastestructuren te boven.Het idee om jonge onderzoekers te verenigen riskeert dan ook dood te bloeden vooraleerhet initiatief goed en wel van start is gegaan. Op 30 maart 1974 organiseren de initiatief-nemers echter een nieuwe bijeenkomst in de Koninklijke Bibliotheek. Deze keer is het weldegelijk de bedoeling om een vereniging op te richten die de belangen van – vooral – jongehistorici kan verdedigen naast en los van het Interuniversitair Centrum voor HedendaagseGeschiedenis. De nieuwe vereniging moet democratisch, interuniversitair en interdiscipli-nair zijn en een bestendige verjonging mogelijk maken. Ze zal het overzicht van het lopendonderzoek samenstellen en publiceren; het historisch onderzoek stimuleren en coördine-ren; de contacten tussen de beoefenaars van de nieuwste geschiedenis bevorderen; deband met de archieven aanhalen; seminaries, colloquia en eventueel zelfs onderzoeks-projecten organiseren en bijdragen tot de popularisering van het historisch onderzoek. Deaanwezigen in de Koninklijke Bibliotheek steunen dit ambitieuze plan. De Belgische Vere-niging voor Nieuwste Geschiedenis (BVNG) is geboren!Eind 1974 wordt een veertien man/vrouw sterk voorlopig bestuur verkozen dat de statu-ten van de vereniging voorbereidt. Deze worden goedgekeurd op een algemene leden-vergadering op 29 november 1975 in de Facultés Universitaires Saint-Louis (FUSL) teBrussel. Uit de statuten spreekt het verlangen van het voorlopig bestuur om van de BVNGeen ‘anti-autoritaire’ (mei 1968 is nog niet veraf), flexibele en informele vereniging temaken. Er wordt daarom – en om de financiële beslommeringen te beperken – geenVZW opgericht. De nieuwe vereniging krijgt ook geen voorzitter, maar twee secretarissen– een Nederlandstalige en een Franstalige – die de activiteiten in goede banen moetenleiden. In het bestuur zetelen verder vertegenwoordigers van de wetenschappelijke instel-lingen en universiteiten en van de zogenaamde ‘onafhankelijke onderzoekers’ (onderzoe-kers die niet verbonden zijn aan een universiteit of onderzoekscentrum). Het bestuurvergadert op regelmatige tijdstippen om de dagelijkse werking van de vereniging te verze-keren. Daarnaast maken de leden van de BVNG samen de algemene vergadering van devereniging uit. Zij komen jaarlijks bijeen, eventueel ter gelegenheid van een door de BVNGgeorganiseerd colloquium. Op de algemene vergadering verkiezen de leden – per geledingen taalrol – het bestuur en keuren (wijzigingen aan) de statuten goed. Een bestuurs-mandaat duurt zes jaar en om de drie jaar wordt de helft van elke taalrol vernieuwd. Beidetaalgroepen zijn financieel autonoom en mogen eigen activiteiten organiseren. Daarnaastwil de BVNG gemeenschappelijke activiteiten op het getouw zetten.Het voorlopig bestuur blijft aan tot in 1976, wanneer een eerste effectief bestuur wordtverkozen. Wim Meyers en Jean Puissant worden de eerste effectieve secretarissen. In hetbestuur zetelen naast Els Witte, Emiel Lamberts en Alfons Thijs – drijvende krachten vanhet eerste uur – onder anderen Hilda Coppejans-Desmedt, Eric Defoort, Helmut Gausen André Tihon. José Gotovitch, die in de oprichtingsfase van de BVNG de briefwisselingvoor zijn rekening had genomen, is er niet bij. Het Navorsings- en Studiecentrum voor deGeschiedenis van de Tweede Wereldoorlog wordt in het bestuur vertegenwoordigd door

Page 7: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 702-3

directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eersteMededelingenblad.De ‘geboorte’ van de Belgische Vereniging voor Nieuwste Geschiedenis neemt vier jaar inbeslag – van de lancering van het idee om de krachten te bundelen tot het aantreden vanhet eerste effectieve bestuur. De BVNG heeft dan ook vele verjaardagen. In 1992 besluithet bestuur de twintigste verjaardag van de vereniging te vieren in de FUSL. In 2002 keertde BVNG terug naar deze bijna symbolische plaats, dit maal om er dertig kaarsjes uit teblazen (zie verslagen van de Dag van de Nieuwste Geschiedenis in het vorige Mededelingen-blad).

Dertig jaar activiteit

De activiteiten van de Belgische Vereniging voor Nieuwste Geschiedenis steunen op vierpijlers: 1) het overzicht van het lopend onderzoek en 2) het repertorium van de licentiaat-sverhandelingen, 3) het Mededelingenblad en 4) de Dag van de Nieuwste Geschiedenis.De publicatie van een overzicht van het lopend onderzoek in de nieuwste geschiedenis ligtrechtstreeks aan de basis van de oprichting van de BVNG. De publicatie van het Overzichtvan het lopend onderzoek is bedoeld om historici te informeren over onderzoek aan anderedan hun eigen instelling. Zo moet vermeden worden dat een jonge vorser aan een(doctoraats)onderzoek begint waarover al gewerkt wordt. Aanvankelijk is het de bedoelingjaarlijks een repertorium van het lopend onderzoek uit te geven. In de jaargangen 1972-1973 (uitgegeven in 1973) en 1973-1974 (uitgegeven in 1975) zijn ook de (lopende) licen-tiaatsverhandelingen opgenomen. In 1978 (over de periode 1975-1977) is dit niet langerhet geval (de verhandelingen ‘verhuizen’ naar het Mededelingenblad). In 1982 wordt bo-vendien definitief afgestapt van de jaarlijkse uitgave van een Overzicht van het lopend onder-zoek. De Overzichten worden vanaf dan om de vijf jaar samengesteld. In 2002 is dezepublicatie aan haar achtste editie toe. Net als in het begin wordt informatie verzameld opbasis van een enquête die onder de leden wordt verspreid. Momenteel zijn 182 historici inhet Overzicht opgenomen met hun onderzoek ter voorbereiding van een doctoraat, hunpersoonlijk en collectief onderzoek en/of het door hen geleid onderzoek in het kader vanseminaries of oefeningen in de geschiedbeoefening.Nadat de titels van de licentiaatsverhandelingen uit het Overzicht van het lopend onderzoekverdwijnen, worden zij vanaf 1981 regelmatig opgenomen in het Mededelingenblad. Ditrepertorium is echter niet alleen nuttig voor de leden van de BVNG zelf. Bovendien is hetniet praktisch om telkens te moeten teruggrijpen naar de losse nummers van hetMededelingenblad. In 1981 verschijnt in het tijdschrift een eerste retrospectief overzichtover de periode 1975-1980. Vijf jaar later bundelt Jan Art de verhandelingen uit de pe-riode 1975-1985 in een aparte uitgave (Lijst der verhandelingen voorgelegd aan de Belgischeuniversiteiten tot het behalen van de graat van licentiaat geschiedenis, handelend over de nieuwstetijd, zittijden 1975-1985, Gent, 1986). In 1992 wordt dit overzicht uitgebreid met eenrepertorium van verhandelingen over de nieuwste geschiedenis gemaakt buiten de semi-

Page 8: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-38

naries voor nieuwste geschiedenis (L. François e.a., De vele gezichten van de nieuwste geschie-denis Geschiedenis. Deel I. Bibliografie van licentiaats-en doctoraatsverhandelingen betreffende deBelgische nieuwste geschiedenis tot stand aan de Belgische universiteiten buiten de seminaries voorNieuwste Geschiedenis, 1975-1990, Gent, 1992). Drie jaar later wordt de uitgave van Jan Artherwerkt en aangevuld (L. François e.a., De vele gezichten van de nieuwste geschiedenis Geschie-denis. Deel II. Bibliografie van de licenciaats- en doctoraatsverhandelingen betreffende de nieuwstegeschiedenis tot stand gekomen aan de afdelingen geschiedenis van de Belgische Universiteiten, 1975-1994, Gent, 1995).Het Mededelingenblad van de BVNG bundelt meer dan alleen de titels van de licentiaats-verhandelingen. In 1977 verschijnt voor het eerst een ‘signalementenblad’, dat als com-plementair wordt gezien aan het Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis waarin weldegelijke wetenschappelijke artikels maar geen aankondigingen voor colloquia of recensiesworden opgenomen. Het blaadje kent niet meteen een vliegende start. Pas in 1979 schiethet driemaandelijks Mededelingenblad dat aan alle leden wordt toegestuurd definitief uit destartblokken. Naast het jaarlijkse overzicht van de licentiaatsverhandelingen worden eraankondigingen van publicaties en tentoonstellingen, recensies, voorstellingen vanonderzoeksprojecten en wetenschappelijke instellingen en dergelijke meer in opgenomen.Aanvankelijk berust de coördinatie van dit tweetalige blad volgens een beurtrolsysteem bijéén van de secretarissen. In 1995 wijst een enquête onder de leden uit dat zij bereid zijnmeer te betalen voor een mooier en professioneler ogend Mededelingenblad. Als gevolghiervan wordt het lidgeld verhoogd van 250 naar 400 Belgische frank (in de beginjarenbetalen de leden 150 BEF). De meerinkomsten worden geïnvesteerd in het Mededelingen-blad, dat in de tweede helft van de jaren 1990 uitgroeit van een ‘ambachtelijke’ gestencildblaadje tot een professioneel uitziend informatieblad. Tegelijk neemt het gemiddeld aantalbladzijden per nummer toe (aanvankelijk een twintigtal bladzijden, nu gemiddeld veertigbladzijden). Met ingang van de jaargang 1996 berust de coördinatie volledig in Gent, waarhet blaadje al enige tijd wordt gedrukt (aanvankelijk gebeurt dit in de FUSL). Na enkelekleine aanpassingen aan de lay-out in 2001 wordt het Mededelingenblad naar aanleiding vande dertigste verjaardag van de BVNG in juni 2002 in een volledig nieuw kleedje gestoken.Een belangrijke weg die van in de beginjaren door de BVNG wordt bewandeld om decontacten tussen (jonge) historici te bevorderen en bij te dragen tot de verspreiding vanhet onderzoek is de organisatie van wetenschappelijke bijeenkomsten of congressen. Aan-vankelijk wordt aan de jaarlijkse algemene ledenvergadering een wetenschappelijke studie-dag – al snel gekend als de Dag van de Nieuwste Geschiedenis – gekoppeld. Traditioneelgaan de Dagen afwisselend door aan een Franstalige en een Nederlandstalige universiteiten worden beide landstalen gebruikt. De eerste Dag vindt plaats in de FUSL op 29 novem-ber 1975, dag waarop ook de eerste statuten worden goedgekeurd. De Dag staat in hetteken van de nieuwe tendensen en methodes in het onderzoek en van de eventuele resulta-ten die op basis van deze methodes werden bereikt. Een jaar later, op 27 en 28 november1976, wordt aan de VUB een groots opgezet tweedaags congres georganiseerd over dekoningskwestie (De Koningskwestie, 1934-1950: feiten en opinies). Na de grote congressen inde jaren 1970 wordt in de jaren 1980 een andere koers gevaren. In het verlengde van de

Page 9: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 902-3

doelstellingen van de BVNG besluit het bestuur van de Dagen contactmomenten te makenvoor jonge vorsers. In werkgroepen en op themadagen krijgen zij de kans om hun onder-zoek aan mekaar voor te stellen. In Louvain-la-Neuve wordt in 1982 vergaderd in kleinewerkgroepjes. Vanaf 1983 worden op de meeste Dagen thematische workshops gecombi-neerd met een plenaire sessie of een panelgesprek (o.a. over geschiedenis en televisie,1983; over vaderlandse geschiedenis, 1984; over de vulgarisatie van het onderzoek, 1987;over geschiedenis en menswetenschappen, 1989). In de loop van de jaren 1980 verdwijntook de algemene ledenvergadering op de achtergrond en in de jaren 1990 groeien deDagen van de Nieuwste Geschiedenis uit tot volwaardige (nu tweejaarlijkse) wetenschap-pelijke bijeenkomsten voor de leden van de BVNG en andere geïnteresseerden. In 1992keert de BVNG terug naar de FUSL om er haar twintigste verjaardag te vieren met eenDag over de contemporaine geschiedbeoefening in België, Nederland en Frankrijk na1945 (met in de namiddag aandacht voor de receptie van de geschiedenis in de media). In1994 en in 1996 wordt aangeknoopt bij de traditie om jonge onderzoekers aan het woordte laten. Nieuw is evenwel dat het bestuur probeert om ook meer ervaren vorsers bij deworkshops te betrekken. Er wordt afgestapt van de plenaire zittingen en de Dagen wordenvolledig opgebouwd rond thematische workshops. In 1998 worden deze workshops voor-afgegaan door een inleidende lezing. In 2000 en 2002 keren de plenaire zittingen met‘eminente’ sprekers terug (eerst over geschiedenis op bestelling en in 2002 over historicien maatschappij). Zo is de cirkel rond!

Na dertig jaar

Na drie decennia zijn de initiatieven die de Belgische Vereniging voor Nieuwste Geschiede-nis onderneemt om de contacten tussen historici te bevorderen weinig veranderd. Welhebben zij zich aangepast aan hun tijd en zijn ze volwassen geworden. Ook de verenigingzelf is erin geslaagd mee te groeien met steeds nieuwe generaties contemporanisten.In de jaren 1980 kent de BVNG een aantal statuutwijzigingen. In 1985 wordt de duur vaneen bestuursmandaat teruggebracht van zes op vier jaar (eventueel verlengbaar). In depraktijk wordt hier echter niet zo nauw op toegekeken. Het geringe aantal kandidaat-bestuursleden maakt bovendien dat er in de praktijk vanaf de jaren 1980 geen echteverkiezingen meer worden georganiseerd. Een uittredend bestuurslid zoekt in de meestegevallen een gemotiveerde vervanger binnen de eigen instelling of binnen de groep die hij/zij vertegenwoordigt. In 1989 wordt het bestuur uitgebreid met vertegenwoordigers vande (jonge) privaatrechtelijke wetenschappelijke instellingen.Opvallend is dat de meeste veranderingen in de BVNG niet hebben geleid tot een aanpas-sing van de statuten, iets wat enkel mogelijk is doordat het om een feitelijke vereniginggaat. Zo vindt thans geen jaarlijkse ledenvergadering meer plaats, is de autonomie van debeide taalgroepen in de praktijk afgeschaft (er is nog slechts één bankrekening) en is ermomenteel nog slechts één secretaris. Aanvankelijk telt de BVNG twee secretarissen;vanaf de jaren 1980 zijn dat er zelfs vier. Traditioneel bevindt het ‘moeder’secretariaat van

Page 10: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-310

de vereniging zich aan de Universiteit Gent. Wanneer het Mededelingenblad in 1995-1996wordt hervormd, neemt de noodzaak om te werken met twee of vier secretarissen af.Vanaf dan kent de BVNG nog slechts één secretaris. Tot vandaag oefent de vertegenwoor-diger van de RUG in het bestuur zowel de functie van secretaris van de BNVG als vaneindredacteur van het Mededelingenblad uit. Dit betekent niet dat de rol van de anderebestuursleden is afgenomen. Het bestuur komt vier maal per jaar samen om de lopendezaken te bespreken, de Dag van de Nieuwste Geschiedenis, het Overzicht van het LopendOnderzoek en het Mededelingenblad voor te bereiden. Dankzij internet en e-mail zijn decontacten tussen de bestuursleden onderling en tussen het bestuur en de leden misschienzelfs frequenter geworden.De BVNG heeft zich gedurende dertig jaar getoond als een flexibele en informele vereni-ging. Wellicht ligt precies hierin haar grote kracht. Reeds drie decennia lang is het dan ookeen unieke vereniging. Uniek, omdat veel feitelijke verenigingen het lang voor hun dertig-ste verjaardag voor bekeken houden. Maar vooral uniek, omdat de BVNG nog steeds‘Belgisch’ en tweetalig is en zo bruggen slaat tussen historici uit Vlaanderen, Brussel enWallonië en omdat ze tegelijk bruggen bouwt tussen universiteiten, onderzoekscentra enarchieven. Deze unieke positie in het wetenschappelijke landschap heeft de BVNG in nietonbelangrijke mate te danken aan haar financiële onafhankelijkheid. In het begin van dejaren 1980 heeft het bestuur wel stappen ondernomen om subsidies te bekomen bij deprovincie Oost-Vlaanderen en de provinciale cultuurdiensten en om erkend te worden alsContactgroep Nieuwste Geschiedenis bij het NFWO. Zonder resultaat, zodat de vereni-ging al dertig jaar ‘leeft’ van de lidgelden. Ze ontvangt geen structurele subsidies van deinstellingen die in het bestuur vertegenwoordigd zijn noch van financierende instantieszoals het FWO.Sommige doelstellingen – interdisciplinariteit, coördinatie en het zelf verrichten van on-derzoek, vulgarisatie van het onderzoek en verdedigen van de beroepsbelangen van histo-rici – zijn wat op de achtergrond geraakt. Wat het laatste aspect betreft, zet de BVNG in2002 haar eerste stappen in het kader van de wetgeving op de bescherming van de privacy(zie verder in dit Mededelingenblad). De coördinatie en het verrichten van onderzoek en devulgarisatie van de onderzoeksresultaten laat de BVNG (terecht) aan anderen over. Methet Mededelingenblad, het Overzicht van het lopend onderzoek en de Dag van de NieuwsteGeschiedenis slaagt de BVNG er evenwel in haar rol als informatienetwerk – waar hetallemaal mee begon – voluit te spelen. De behoefte aan een vereniging als de BVNG en deappreciatie voor haar activiteiten spreekt uit het aantal aanwezigen op de Dagen van deNieuwste Geschiedenis, het aantal leden (205 in 1982, 206 in 1992 en een 320tal in2002, waaronder een aantal instellingen en andere historische verenigingen) en het feitdat veel jonge historici uit 1972 vandaag nog steeds lid zijn van de BVNG.Ondanks haar succes staat de BVNG – vaak al dertig jaar – voor een aantal steeds weer-kerende uitdagingen. De belangrijkste daarvan is zonder twijfel het behoud van het somsprecaire evenwicht tussen de twee taalgroepen. Het is niet altijd even gemakkelijk alleuniversiteiten, wetenschappelijke instellingen en onderzoekers in dezelfde mate bij de ver-eniging te betrekken. Een uitdaging die zich vooral bij de organisatie van de Dagen van de

Page 11: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 1102-3

Nieuwste Geschiedenis doet voelen, is de bekommernis om de meer ervaren historici –de ‘jonge vorsers van 1972’ – bij deze initiatieven te betrekken en zo niet enkel de onder-linge contacten tussen de ‘jonge onderzoekers van nu’, maar ook die tussen de ‘doctors’en de ‘doctorandi’ te bevorderen.

Op naar de volgende dertig jaar!

(1) Deze bijdrage is gedeeltelijk gebaseerd op het welkomstwoord uitgesproken op de Dag van de NieuwsteGeschiedenis die op 27 april 2002 doorging in de gebouwen van de FUSL in Brussel. Voor het schrijven vandeze historiek werd geput uit het secretariaatsarchief van de BVNG en uit het materiaal dat oud-bestuursledennaar aanleiding van de der tigste verjaardag van de BVNG ter beschikking stelden. Ik wens hen hiervoorhartelijk te bedanken. Mijn dank gaat ook uit naar de studenten die in het academiejaar 2000-2001 onderzoekdeden naar de geschiedenis van de BVNG en daarvoor onder meer interviews afnamen van oud-bestuursleden.

Une histoire de l’histoire (1)

Nele Bracke, secrétaire ABHC – traduction: Chantal Kesteloot, CEGES-SOMA

Printemps nouveau, souffle nouveau

Au cours des années 1970, l’histoire contemporaine s’est hissée au rang de disciplineautonome. Ses principales enseignes sont les séminaires et départements d’histoire con-temporaine au sein des universités, le Centre de Recherche et d’Etudes historiques de laSeconde Guerre mondiale (devenu le CEGES) et le Centre interuniversitaire d’Histoirecontemporaine (CIHC). Le succès de l’histoire contemporaine se traduit également parun nombre croissant de doctorants. Tandis que leurs promoteurs – les ténors de l’histoirecontemporaine – se rencontrent dans le cadre du CIHC, les jeunes chercheurs ne dispo-sent d’aucun forum de contact. Souvent, ils ne connaissent pas ou guère leurs collèguesdes autres universités et que dire des projets de recherche en cours dans les autres institutionsscientifiques. En outre, les distances par rapport aux professeurs – et certainement ceuxdes autres universités – semblent difficilement franchissables. De ce fait, il arrive quedeux personnes, indépendamment l’une de l’autre, travaillent sur le même thème derecherche. Au printemps 1972, une série de doctorants – dont Emiel Lamberts, ElsWitte, Jean Puissant, José Gotovitch, Catharina Lis et Alfons Thijs – décident d’explorerles pistes pour permettre une meilleure communication et un meilleur flux d’informations.L’histoire veut que ces jeunes historiens ont appris à se connaître à la Bibliothèque royale.C’est là aussi qu’ils ont prévu une première réunion informelle, le 28 octobre 1972.L’Albertine offre comme avantage supplémentaire d’être proche de la Gare centrale et –surtout – de laisser clairement apparaître que l’initiative n’est pas liée à l’une ou l’autre

Page 12: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-312

université. L’objectif de cette rencontre est de favoriser les contacts entre séminaires,centres de recherche et chercheurs en histoire contemporaine. La création d’une nouvelleassociation n’est pas à l’ordre du jour. La réunion est un grand succès. Environ 200personnes ont été contactées; une septantaine d’entre elles sont présentes et une dizainese sont fait excuser. D’emblée, un premier objectif est formulé: l’élaboration d’un aperçudes recherches courantes en histoire contemporaine. Cet aperçu paraît en 1973 maisl’initiative dépasse en fait les moyens d’un groupe qui ne dispose ni de moyens financiersni de structures permanentes.L’idée de réunir les jeunes chercheurs risque de rester lettre morte avant même quel’initiative ait effectivement pu démarrer. Le 30 mars 1974, les initiateurs organisentpourtant une nouvelle rencontre à la Bibliothèque royale. Cette fois, l’objectif est effec-tivement de créer une association qui puisse unir et défendre les intérêts des historiens,les jeunes surtout, à côté et indépendamment du Centre interuniversitaire d’Histoirecontemporaine. La nouvelle association se veut démocratique, interuniversitaire et inter-disciplinaire et veut permettre un rajeunissement permanent. Elle composera et publieral’aperçu des recherches courantes, encouragera et coordonnera la recherche historique,favorisera les contacts entre les pratiquants de l’histoire contemporaine; resserra les liensavec les archives; organisera des séminaires, des colloques voire même initiera éventuellementdes projets de recherche et, enfin, contribuera à la popularisation de la recherche historique.Les participants à la réunion de la Bibliothèque royale soutiennent cet ambitieux projet.L’Association belge pour l’Histoire contemporaine (ABHC) est née!Fin 1974, un comité provisoire de quatorze membres – hommes et femmes – est choisi.Il prépare les statuts de l’association. Ceux-ci sont approuvés lors de l’assemblée généraledes membres, le 29 novembre 1975, aux Facultés universitaires Saint-Louis (FUSL) àBruxelles. Les statuts témoignent de l’aspiration du comité provisoire de faire de l’ABHCune association ‘anti-autoritaire’ (mai 1968 n’est pas loin), flexible et informelle. Il n’estdès lors pas créé d’asbl, une décision également prise pour ne pas alourdir les chargesfinancières. La nouvelle association ne se voit pas dotée d’un président mais de deuxsecrétaires – un francophone et un néerlandophone – qui doivent assurer le bonfonctionnement des activités. Au sein du comité siègent en outre des représentants desinstitutions scientifiques et des universités et de ceux que l’on qualifie de ‘chercheursindépendants’ (des chercheurs qui ne sont pas rattachés à une université ou à un centrede recherche). Le comité se réunit à intervalles réguliers pour assurer le fonctionnementcourant de l’association. Les membres de l’ABHC constituent parallèlement l’assembléegénérale des membres. Elle se réunit chaque année, éventuellement à l’occasion d’uncolloque organisé par l’ABHC. Lors de l’assemblée générale, les membres élisent – parcatégorie et par rôle linguistique – les membres du comité et approuvent les modificationsstatutaires. Le mandat au sein du comité est d’une durée de six ans, avec renouvellementpar moitié des membres de chaque rôle linguistique tous les trois ans. Les deux groupeslinguistiques sont financièrement autonomes et peuvent organiser leurs propres activités.Parallèlement, l’ABHC met sur pied des activités communes. Le comité provisoire resteen place jusqu’en 1976, date à laquelle le premier comité effectif est élu. Wim Meyers et

Page 13: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 1302-3

Jean Puissant deviennent les premiers secrétaires effectifs. Au sein du comité, outre ElsWitte, Emiel Lamberts et Alfons Thijs – les forces vives de la première heure – figurentnotamment Hilda Coppejans-Desmedt, Eric Defoort, Helmut Gaus et André Tihon. JoséGotovitch, qui s’était chargé de la correspondance dans la phase constitutive de l’ABHC,n’en est pas. Le Centre de Recherche et d’Etudes historiques de la Seconde Guerremondiale est représenté au sein du comité par son directeur, Jean Vanwelkenhuyzen. En1977 – la cerise sur le gâteau – paraît le premier Bulletin.La naissance de l’Association belge d’Histoire contemporaine s’échelonne sur une périodede quatre ans – du lancement de l’idée d’unir les forces à l’installation du premier comitéeffectif. L’ABHC peut dès lors se revendiquer de nombreux anniversaires. En 1992, leComité décide de fêter le vingtième anniversaire de l’Association aux FUSL. En 2002,l’ABHC retourne en ce lieu presque symbolique, cette fois pour y souffler ses trentebougies (voir rapport de la Journée de l’Histoire contemporaine dans le précédent Bulle-tin).

Trente ans d’activité

Les activités de l’Association belge d’Histoire contemporaine reposent sur quatre piliers1/ L’Aperçu des recherches courantes2/ Le répertoire des mémoires de licence3/ Le Bulletin4/ La Journée de l’Histoire contemporaineLa publication de l’Aperçu des recherches courantes en histoire contemporaine est directement à labase de la création de l’ABHC. Sa publication a pour but d’informer les historiens sur lesrecherches effectuées en dehors de leur propre institution. L’objectif est d’éviter qu’unjeune chercheur ne débute une recherche (doctorale) sur un sujet sur lequel quelqu’und’autre a déjà travaillé. Initialement, l’objectif était d’éditer chaque année un répertoiredes recherches courantes. Pour les années 1972-1973 (édité en 1973) et 1973-1974(édité en 1975), on y retrouve également les mémoires de licence (courants). En 1978(couvrant la période 1975-1977), ce n’est plus le cas (les mémoires figurent désormaisdans le Bulletin). En 1982, c’en est définitivement terminé avec l’édition annuelle del’Aperçu des recherches courantes. A partir de ce moment, l’Aperçu paraît tous les cinq ans. En2002, cette publication en est à sa huitième édition. Comme au début, l’information estréunie sur base d’une enquête effectuée auprès des membres. Actuellement, 182 historienssont repris dans l’Aperçu. On y trouve des données relatives à la préparation d’un doctorat,les recherches personnelles ou collectives et/ou les recherches dirigées dans le cadre deséminaires ou d’exercices en histoire.Après la disparition des titres des mémoires de licence de l’Aperçu des recherches courantes, ilssont, depuis 1981, régulièrement repris dans le Bulletin. Ce répertoire n’est pas seulementutile pour les membres de l’ABHC. Puisqu’il n’est pas pratique de devoir toujours replongerdans des numéros distincts du Bulletin, paraît, en 1981, dans la revue une première

Page 14: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-314

rétrospective couvrant la période 1975-1980. Cinq ans plus tard, Jan Art réunit les mé-moires de la période 1975-1985 dans une édition distincte (Liste des mémoires présentésauprès des universités belges en vue de l’obtention du grade de Licencié en Histoire, traitant de lapériode contemporaine, sessions 1975-1985, Gand, 1986). En 1992, cet aperçu est élargigrâce à la publication d’un répertoire des mémoires d’histoire contemporaine effectué endehors des séminaires d’histoire contemporaine (L. François et.al., Les multiples visages del’histoire contemporaine. Ie partie. Bibliographie des mémoires de licence et des thèses de doctoratconcernant l’histoire contemporaine belge, réalisé dans les universités belges, en dehors des séminairesd’histoire contemporaine, 1975-1990, Gand, 1992). Trois ans plus tard, l’édition de Jan Artest revue et complétée (L. François et.al., Les multiples visages de l’histoire contemporaine. IIe

partie. Bibliographie des mémoires de licence et des thèses de doctorat concernant l’histoire contempo-raine, réalisé dans les départements d’histoire des universités belges, 1975-1994, Gand, 1995).Le Bulletin de l’ABHC propose davantage que les seuls titres des mémoires de licence. En1977, paraît pour la première fois un bulletin d’information considéré comme complé-mentaire à la Revue belge d’Histoire contemporaine. Cette dernière publie certes des articlesscientifiques mais ni annonce pour des colloques, ni recensions. Le succès n’est pasfulgurant. Ce n’est qu’en 1979 que démarre véritablement le Bulletin trimestriel envoyé àtous les membres. Outre l’aperçu annuel des mémoires de licence, on y trouve desannonces de publications et d’expositions, des recensions, des présentations de projets derecherches et d’institutions scientifiques et autres. A l’origine, la coordination de ce bul-letin bilingue est assuré à tour de rôle par l’un des secrétaires. En 1995, une enquêteeffectuée auprès des membres révèlent que ceux-ci sont prêts à payer plus pour unBulletin mieux fini et plus professionnel. Suite à cela, la cotisation passe de 250 à 400 FB(initialement les membres payaient 150 FB). Les ressources supplémentaires sont investiesdans le Bulletin qui est passé, durant la seconde moitié des années 1990, d’une petitefeuille ‘artisanale’ à un bulletin d’information d’allure professionnelle. Dans le mêmetemps, le nombre moyen de pages par numéro augmente (au départ une vingtaine depages, actuellement une quarantaine en moyenne). A partir du début 1996, la coordinationest entièrement assurée à Gand où le bulletin est déjà imprimé depuis un certain temps(initialement l’impression se faisait aux FUSL). Après quelques adaptations du lay-out en2001, le Bulletin est une nouvelle fois relooké en 2002 à l’occasion du 30e anniversaire del’ABHC.L’organisation de rencontres ou de congrès scientifiques est l’une des voies essentiellessuivie depuis les débuts par l’ABHC en vue de favoriser les contacts entre (jeunes) historienset de contribuer à la diffusion de la recherche. Initialement, l’assemblée générale desmembres est couplée à une journée d’étude scientifique – rapidement connue commeJournée de l’Histoire contemporaine. Traditionnellement, ces journées sont organiséesalternativement dans une université francophone et une université néerlandophone. Lesdeux langues nationales y sont utilisées. La première Journée s’est déroulée le 29 novembre1975 aux FUSL. Les premiers statuts ont également été approuvés ce jour-là. La Journéeest placée sous le signe des nouvelles tendances et méthodes de recherche et des résultatséventuels qui peuvent être atteints par ce biais. Un an plus tard, un vaste congrès s’étalant

Page 15: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 1502-3

sur deux jours (27 et 28 novembre 1976) est organisé à la VUB sur la question royale.Après les grands congrès des années 1970, c’est une autre politique qui est suivie dans lesannées 1980. Dans le prolongement des objectifs de l’ABHC, le comité décide de faire deces journées des lieux de contact pour les jeunes chercheurs. Ceux-ci ont l’occasion de seprésenter mutuellement leurs recherches au sein de groupes de travail et de journéesthématiques. En 1982, à Louvain-la-Neuve, la Journée s’articule autour de petits groupesde travail. A partir de 1983, la plupart des journées associent des ateliers thématiquesavec une séance plénière ou une discussion en panel (par exemple sur le thème de télévisionet histoire en 1983, sur l’histoire patriotique en 1984, sur la vulgarisation de la rechercheen 1987, sur l’histoire et les sciences humaines en 1989). Au cours des années 1980,l’assemblée générale des membres passe également à l’arrière-plan et, durant la décennie1990, les Journées de l’Histoire contemporaine se transforment en rencontres scientifiques(désormais bisannuelles) destinées à part entière aux membres de l’ABHC et autres inté-ressés. En 1992, l’ABHC retourne aux FUSL pour y fêter son 20e anniversaire avec unejournée sur la pratique de l’histoire contemporaine en Belgique, aux Pays-Bas et en Franceaprès 1945 (avec en complément, durant l’après-midi, la question de la réception del’histoire dans les médias). En 1994 et en 1996, on en revient à la tradition de laisser laparole aux jeunes chercheurs. Ce qui est nouveau, c’est le fait que le comité tente égalementd’attirer des chercheurs plus expérimentés dans les ateliers. On renonce également auxséances plénières et les Journées sont entièrement centrées autour des ateliers thématiques.En 1998, ceux-ci sont précédés d’un exposé inaugural. En 2000 et en 2002, c’est leretour des séances plénières avec des orateurs ‘éminents’ (d’abord sur l’histoire surcommande et en 2002 sur les historiens et la société). La boucle est bouclée.

Après trente ans

Au terme de trois décennies, les initiatives prises par l’Association belge de l’Histoirecontemporaine en vue de favoriser les contacts entre historiens ont peu changé. Elles sesont certes adaptées à leur époque et sont devenues plus mâtures. L’association elle-même a réussi à se développer avec des générations sans cesse renouvelées decontemporanéistes.Au cours des années 1980, l’ABHC connaît un certain nombre de modifications statutaires.En 1985, la durée d’un mandat au comité est ramené de six à quatre ans (éventuellementprolongeables). Dans la pratique, c’est la flexibilité qui l’emporte. Le nombre limité decandidats au comité a en outre pour conséquence, qu’en pratique, il n’y a plus eu devéritables élections à partir des années 1980. Dans la plupart des cas, un membre sortantdu comité cherche un remplaçant motivé au sein de sa propre institution ou du groupequ’il/elle représente. En 1989, le comité a été élargi aux représentants des (nouvelles)institutions scientifiques privées.Ce qui est frappant, c’est que la plupart des changements au sein de l’ABHC n’ont pasdonné lieu à des adaptations statutaires, une chose qui n’est possible que parce qu’il s’agit

Page 16: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-316

d’une association de fait. Ainsi n’y a-t-il plus d’assemblée annuelle des membres,l’autonomie des deux groupes linguistique est supprimée dans la pratique (il n’y a plusqu’un seul numéro de compte en banque) et il n’y a plus actuellement qu’un seul secré-taire. Traditionnellement, le secrétariat ‘mère’ de l’association est basé à l’Université deGand. Lorsque le Bulletin a été réformé en 1995-1996, la nécessité de fonctionner avecdeux ou quatre secrétaires a disparu. A ce jour, le représentant de la RUG au comitéexerce à la fois les fonctions de secrétaire de l’ABHC et de rédacteur final du Bulletin. Celane signifie pas que le rôle des autres membres du comité ait diminué. Celui-ci se réunitquatre fois par an pour discuter des affaires courantes, pour préparer la Journée del’Histoire contemporaine et l’Aperçu des recherches courantes en histoire contemporaine. Grâce àl’Internet et au courrier électronique, les contacts entre les membres du comité et entrele comité et les membres sont peut-être même devenus plus fréquents.Durant ces trente années, l’ABHC s’est avérée être une association flexible et informelle.C’est sans doute là que réside sa plus grande force. Depuis trois décennies déjà, elle estune association unique en son genre. Unique d’abord parce que bon nombre d’associationsde fait ont depuis longtemps cessé d’exister avant leur 30e anniversaire. Mais uniquesurtout parce que l’ABHC est encore toujours ‘belge’ et bilingue et jette ainsi des pontsentre historiens de Flandre, de Wallonie et de Bruxelles et mais aussi entre les universités,les centres de recherche et les archives. Cette position unique dans le paysage scientifique,l’ABHC la doit dans une large mesure à son indépendance financière. Au début desannées 1980, le comité a certes effectué des démarches pour obtenir des subsides auprèsde la province de Flandre orientale et des services culturels provinciaux et pour êtrereconnue comme groupe de contact pour l’histoire contemporaine auprès du FNRS maisces démarches n’ont pas abouti si bien que l’association ‘vit’, depuis trente ans déjà, descotisations de ses membres. Elle ne bénéficie d’aucun subside structurel, ni de la part desinstitutions qui sont représentées au comité, ni d’instances financières du genre FNRS/FWO.Certains objectifs – l’interdisciplinarité, la coordination et l’organisation en propre derecherches, la vulgarisation de la recherche et la défense des intérêts professionnels deshistoriens – sont passés quelque peu à l’arrière-plan. En ce qui concerne ce dernieraspect, l’ABHC entame ses premières démarches dans le cadre de la législation sur laprotection de la vie privée (voir dans ce Bulletin). La coordination et l’organisation de larecherche de même que la vulgarisation des résultats de la recherche, l’ABHC les laisse(légitimement) à d’autres. Avec le Bulletin, l’Aperçu des Recherches courantes en histoire contem-poraine et la Journée de l’Histoire contemporaine, l’ABHC réussit pleinement à assurerson rôle en tant que réseau d’information – on en revient ainsi aux sources. Le besoind’une association telle l’ABHC et le succès de ses activités se traduit par le nombre departicipants aux Journées de l’Histoire contemporaine mais aussi par le nombre de membres(205 en 1982, 206 en 1992 et quelque 320 en 2002) dont un certain nombre d’institutionset autres associations historiques et par le fait que nombre de ‘jeunes’ historiens de 1972sont encore toujours membres aujourd’hui.Malgré son succès, l’ABHC reste confrontée à un certain nombre de défis récurrents et

Page 17: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 1702-3

ce, souvent, depuis trente ans déjà. Le plus important est sans conteste le maintien del’équilibre, parfois précaire, entre les deux groupes linguistiques. Dans le même ordred’idées, il n’est pas toujours aussi aisé d’impliquer dans la même mesure toutes lesuniversités, institutions scientifiques et chercheurs au sein de l’association. Un autre défi,qui se fait surtout sentir dans l’organisation des Journées de l’Histoire contemporaine,c’est d’arriver à impliquer les historiens plus expérimentés – les jeunes chercheurs de1972 – à l’ensemble de ces initiatives afin de ne pas se contenter de favoriser les contactsentre ‘jeunes chercheurs d’aujourd’hui’ mais d’œuvrer également au rapprochement entredocteurs et doctorants.

Aux trente prochaines années!

(1) Cette contribution est en partie basée sur l’exposé introductif présenté lors de la Journée de l’Histoirecontemporaine qui s’est déroulée le 27 avril 2002 dans les locaux des FUSL. Pour la rédaction de cettehistorique, nous avons utilisé les archives du secrétariat de l’ABHC et les documents mis à disposition parles anciens membres du comité à l’occasion du 30e anniversaire. Je souhaite d’ailleurs les en remercier toutparticulièrement. Mes remerciements vont également aux étudiants de l’année académique 2000-2001 quiont effectué des recherches sur l’histoire de l’ABHC et ont également recueilli dans ce but des interviewsd’anciens membres du comité.

Bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Bart Hellinck

Het is u misschien ontgaan, maar sinds 1 september 2001 is de “wet op de beschermingvan de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens”(afgekort WBP) officieel in voege getreden. Elke inwoner van dit land, dus ook elke histo-ricus, wordt bijgevolg geacht de bepalingen van die wet na te leven. (En trouwens nietalleen hier: wanneer een in dit land gedomicilieerde vorser in het buitenland opzoekingengaat doen, dient hij/zij zich nog steeds aan de bepalingen van de Belgische WBP te hou-den!)Gezien de beperkte ruimte zullen we deze nieuwe en complexe materie hier onvermijde-lijk slechts in grote lijnen – dus uitermate ongenuanceerd – kunnen toelichten, om daarnaeen aantal voor onze sector belangrijke problemen te signaleren.Zoals steeds zijn de definities essentieel. De term ‘persoonsgegevens’ slaat zo op iedereinformatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Opzich is dat beperkt tot levende personen, voor zover echter de nabestaanden geen eigenpersoonlijkheidsrechten kunnen laten gelden. Voor alle duidelijkheid: de WBP beperktzich dus niet tot het privé-leven! Een combinatie van ‘BVNG-secretaris’ en ‘1980’ is duseen persoonsgegeven, de vermelding in een tekst van ‘zotte Louis’ en ‘Tielt’ eveneens voorzover er iemand in de hele wereld op basis van deze aanduidingen kan achterhalen over

Page 18: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-318

wie het eigenlijk gaat. Bijvoorbeeld ook een geluid of een beeld kan een persoonsgegevenzijn.Daarnaast omschrijft de wet ‘verwerking’ als elke bewerking of elk geheel van bewerkin-gen met betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van geauto-matiseerde procédés, waarop een niet-limitatieve lijst van bewerkingen volgt, waaronderbewaren, raadplegen, vastleggen, ordenen en zelfs vernietigen.Met uitzondering van verwerkingen met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doelein-den zijn de bepalingen van de WBP steeds van toepassing op elke geheel of gedeeltelijkgeautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, alsmede op elke niet-geautomati-seerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die be-stemd zijn om daarin te worden opgenomen. Deze bepalingen hebben onder meer be-trekking op de kwalitatieve vereisten van de persoonsgegevens (art.4), de toelaatbaar-heidscriteria voor verwerkingen (art.5), het principieel verbod met uitzonderingen aan-gaande de verwerking van de bijzondere categorieën persoonsgegevens zoals de politiekeopvattingen, het lidmaatschap van een vakvereniging, gerechtelijke gegevens, enz. (art.6-8), de eisen met betrekking tot de vertrouwelijkheid en de beveiliging, de rechten van debetrokkene, de regels betreffende de aanmelding en transparantie,…Deze strenge algemene bepalingen worden voor historische, statistische of wetenschappe-lijke doeleinden een klein beetje verzacht onder de voorwaarden vermeld in het tweedehoofdstuk van het Koninklijk Besluit van 13 februari 2001.Heel wat juristen hebben intussen al gewezen op wereldvreemde trekjes of onbegrijpelijkepassages van de WBP. Ook met de situatie van archivarissen en historici lijkt de wet op zijnminst niet steeds rekening te hebben gehouden. En dat zal er onze werking niet meteen opvergemakkelijken.Wat mogen/kunnen we eigenlijk nog doen? Mogen er bijvoorbeeld wel nog inventarissenworden gemaakt van recente bestanden? Mag een onderzoek(st)er die bestanden gebrui-ken? Algemeen stelt art.23 van het KB dat de resultaten van de verwerking voor histori-sche, statistische of wetenschappelijke doeleinden niet mogen worden bekendgemaakt ineen vorm die de identificatie van de betrokken persoon mogelijk maakt tenzij deze laatstedaartoe zijn toestemming heeft gegeven of de bekendmaking beperkt blijft tot gegevensdie kennelijk door betrokkene zelf publiek zijn gemaakt of die in nauw verband staan methet publiek karakter van betrokkene of van de feiten waarbij deze laatste betrokken is of isgeweest. (Over wat nu al dan niet publiek is, verschillen juristen echter van mening…) Debetrokkene kan op elk moment wel zijn/haar toestemming terug intrekken, weliswaar nietmet terugwerkende kracht. Maar als een sleutelfiguur enkele weken voor het indienen vaneen licentiaatsverhandeling die toestemming intrekt, valt daar niks tegen te beginnen. Danmag, tenzij het bijvoorbeeld een publieke figuur betreft, in de uiteindelijke thesis niet meerverwezen worden naar die persoon…De WBP zal in principe ook gevolgen hebben voor het bronnenmateriaal, voor wat nogmag bestaan. In hoeverre dient de WBP trouwens retroactief te worden toegepast? Elkearchiefinstelling bezit immers bestanden die dateren van voor de privacywetgeving en diedocumenten bevatten die nu eigenlijk wettelijk gezien niet meer zouden mogen worden

Page 19: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 1902-3

opgemaakt. Moeten die documenten dan worden vernietigd?Nogal centraal in de WBP staat de toestemming van de betrokkene, voorafgaandelijk aaneen verwerking. Het KB biedt ons op dit vlak echter een uitweg aan. Deze toestemming isniet verplicht indien de verwerking beperkt blijft tot publieke persoonsgegevens of indiende nakoming van deze verplichting onmogelijk blijkt of onevenredig veel moeite kost. In ditlaatste geval moet de vorser echter een uitgebreide aangifte doen bij de Commissie voorde bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Deze aangifte, die gepaard dient te gaanmet de betaling van minstens 25 euro, resulteert dan in een aanbeveling van de Commis-sie…Concreet zouden dus quasi alle historici (en studenten) die over de 20ste eeuw werken, endaarvoor persoonsgegevens gebruiken, steeds voorafgaandelijk elk onderzoek aangevenbij de Commissie, en hiervoor een budget voorzien. Analoog zou een archiefinstelling dusgeen recente bestanden meer ter inzage mogen geven wanneer de bezoek(st)er geenbewijs van aangifte kan voorleggen.De grote onbekende in dit verhaal is de Commissie. Hoe genegen zullen de juristen in deCommissie het historisch onderzoek zijn? Welke extra voorwaarden zullen zij in hunaanbevelingen vermelden?Ook al is de WBP al een jaar in voege, heel weinig mensen blijken hem te kennen, laatstaan toe te passen. Toch staan op overtreding van de wet niet de minste straffen. Paniekis echter nog niet op zijn plaats, voorzichtigheid wel. Een groepje archivarissen en histo-rici, onder meer via de BVNG, werkt momenteel aan de inventarisatie van alle knelpuntenen problemen om uiteindelijk in overleg met de Commissie tot haalbare oplossingen tekomen. U verneemt er in de toekomst beslist meer van.

Protection des données à caractère personnel

Bart Hellinck – correction du texte français: Catherine Lanneau, ULg

Vous ne l’avez peut-être pas remarqué mais la “loi relative à la protection des données àcaractère personnel” est entrée en vigueur le 1er septembre 2001. Désormais, tous leshabitants de notre pays, y compris les historien(ne)s, doivent respecter ses dispositions.(Et pas seulement ici: un chercheur domicilié en Belgique doit également s’y soumettrequand il se rend à l’étranger pour y consulter, par exemple, des archives!) Par manque deplace, nous ne pouvons traiter ici cette matière nouvelle et complexe que de manièregénérale et brève – donc peu nuancée. Nous terminerons néanmoins en signalant quelquesproblèmes majeurs pour notre profession.Les définitions sont, comme toujours, essentielles. Ainsi, on entend par ‘données à caractèrepersonnel’ toute information concernant une personne physique identifiée ou identifiable.Cette notion est bien limitée à des personnes vivantes, pour autant que les proches parentsne puissent pas faire valoir leurs droits. Cette définition implique immédiatement que la

Page 20: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-320

loi ne se limite pas à la vie privée! Ainsi, la combinaison ‘secrétaire de l’ABHC’ et ‘2002’est une donnée à caractère personnel; la mention dans un texte du ‘gros Charles’ etd’‘Ottignies’ l’est aussi si quelqu’un – et une seule personne au monde suffit – est capablede déterminer, à l’aide de ces indications, à qui on fait référence. D’autre part, une imageou un son peuvent également être des données à caractère personnel.Ensuite, la loi définit un ‘traitement’ comme toute opération ou ensemble d’opérationseffectuées ou non à l’aide de procédés automatisés et appliquées à des données à caractèrepersonnel. Le législateur nous donne une liste non-exhaustive de traitements, comme parexemple la collecte, l’enregistrement, l’organisation, la conservation, la consultation etmême la destruction de données à caractère personnel.A l’exception des traitements effectués par une personne physique pour l’exercice d’activitésexclusivement personnelles ou domestiques, la loi s’applique à tout traitement de donnéesà caractère personnel, automatisé en tout ou en partie, ainsi qu’à tout traitement nonautomatisé de données à caractère personnel contenues ou appelées à figurer dans unfichier. Ces dispositions concernent les exigences qualitatives quant aux données à caractèrepersonnel (art.4), les critères d’admissibilité quant aux traitements (art.5), la prohibition– avec exceptions – de traiter quelques catégories spéciales de données à caractèrepersonnel, dont les données judiciaires ou celles qui révèlent les opinions politiques,l’appartenance syndicale,… (art.6-8), les exigences quant à la confidentialité et à lasauvegarde, les droits de la personne concernée, la réglementation au sujet de la déclarationet de la transparence,…Ces dispositions générales sévères sont partiellement tempérées pour les traitementsultérieurs à des fins historiques, statistiques ou scientifiques lorsqu’ils sont effectués auxconditions fixées par le deuxième chapitre de l’AR du 13 février 2001.De nombreux juristes ont déjà mis en lumière des traits désincarnés ou des passagesincompréhensibles de cette loi. En tout cas, elle ne tient pas toujours compte de la situationdes archivistes. Et cela ne facilitera certainement pas notre travail. Que pouvons-nousencore faire? Par exemple, pouvons-nous encore procéder à l’inventaire de fonds récents?Un chercheur peut-il toujours consulter ces inventaires? Et ces fonds? L’article 23 del’arrêté royal stipule que les résultats du traitement à des fins historiques, statistiques ouscientifiques ne peuvent être rendus publics sous une forme qui permette l’identificationde la personne concernée, sauf si elle a donné son consentement ou si la publication estlimitée à des données manifestement rendues publiques par la personne concernée elle-même ou ayant une relation étroite avec le caractère public de la personne concernée oudes faits dans lesquels celle-ci est ou a été impliquée. (Mais les juristes ne sont apparemmentpas unanimes quant à l’interprétation du terme ‘public’…) A tout moment, la personneconcernée peut pourtant retirer son consentement. (Heureusement, il n’y a pas d’effetrétroactif). Désormais, on court donc toujours le risque qu’un personnage-clé retire sonconsentement quelques semaines seulement avant l’achèvement d’un mémoire de licence.A moins qu’il ne s’agisse d’une personne publique, elle ne peut plus être mentionnée dansla version définitive du mémoire.En principe, la loi aura aussi des conséquences en ce qui concerne les sources. Chaque

Page 21: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 2102-3

centre d’archives possède des documents qui existaient déjà quand la loi a été promulguéeet qui contiennent des données qui ne pourraient plus, désormais, être enregistrées.L’application rétroactive de la loi impliquerait que ces centres d’archives ‘nettoient’ leursfonds, donc détruisent ces données…Le consentement préalable de la personne concernée joue un rôle primordial dans la loi.L’arrêté royal nous offre pourtant une solution: nous ne devons pas satisfaire à cetteobligation lorsque le traitement se limite à des données ‘publiques’ ou lorsque cetteobligation se révèle impossible ou requiert des efforts disproportionnés. Dans ce derniercas, et préalablement à la mise en œuvre du traitement, le chercheur doit faire unedéclaration assez détaillée auprès de la Commission de la protection de la vie privée. Unetelle déclaration, qui s’accompagne forcément du paiement de 25 Euros au minimum,aboutit à une recommandation de la Commission, avec éventuellement des conditionssupplémentaires à respecter lors du traitement…Presque tous les historien(ne)s (et les étudiant(e)s en histoire) qui font des recherches surle vingtième siècle pour lesquelles ils utilisent des données à caractère personnel, doiventdésormais déclarer leur travail auprès de la Commission… et lui payer une certainesomme. De son côté, un centre d’archives ne pourrait plus permettre la consultation defonds récents si le visiteur ne pouvait pas démontrer qu’il a fait une telle déclaration.La grande inconnue dans cette histoire est sans doute la Commission de la protection dela vie privée. Dans quelle mesure les ‘juristes’ de la Commission seront-ils bien disposés àl’égard des historien(ne)s? Quelles conditions supplémentaires nous imposeront-ils dansleurs recommandations?Même si la loi est entrée en vigueur il y a un an, peu de gens la connaissent ou l’appliquent.Elle prévoit pourtant des peines sévères. La prudence est donc recommandée, mais pasencore la panique. Une petite équipe d’archivistes et d’historiens se penche actuellementsur les problèmes divers que nous pose la loi, afin d’essayer de trouver des solutions, enconcertation avec la Commission. Nous vous tiendrons au courant.

BVNG ❁ ABHC goes internet!

Bezoek onze website - Vizitez notre site

http://www.flwi.rug.ac.be/modernhistory/BVNG-ABHC/index

Page 22: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-322

Instellingen ❁ Institutions

Archief en Documentatiecentrum Witte Brigade (Fidelio)

Jan Laplasse

Eind 2001 werd met de steun van het provinciebestuur Antwerpen de inventarisatie vol-tooid van de archiefcollectie die sinds 1945 berust ten ‘Huize Marcel Louette’ (VanMaerlantstraat 53 te Antwerpen). De basis van de collectie is het archief van de gewa-pende verzetsorganisatie Witte Brigade (Fidelio), in juni 1940 opgericht door de Antwerpseonderwijzer en reserveluitenant Marcel Louette (ps. Fidelio). Dit nationaal archief werd naeen prospectieronde aangevuld met de archieven van talrijke lokale sectoren en personendie bij het nationaal commando van de WB(F) aangesloten waren. Ook het archief van hetKempisch Legioen, een kleine in de vergetelheid belande verzetsorganisatie die actief wasin de Antwerpse Kempen en de provincie Limburg, werd in de inventaris opgenomen.Rond de verzetsorganisatie WB(F) ontstonden na de Tweede Wereldoorlog nog tweeorganisaties die de verzetsleden en hun familie moesten blijven binden: enerzijds de vzwWitte Brigade (Fidelio) die vooral de sociale en financiële taken van de verzetsbewegingovernam en anderzijds de pvba Home Marcel Louette die als rust- en vakantieverblijffunctioneerde. Een vierde onderdeel van de collectie betreft het in omvang bescheidenmaar rijke archief van stichter en bezieler Marcel Louette (1907-1978). Het geheel werdontsloten in J. Laplasse, Inventarissen van de archieven van de gewapende verzetsgroep WitteBrigade (Fidelio), de vzw Witte Brigade (Fidelio), de pvba Home Marcel Louette en het persoonlijkarchief Marcel Louette. Antwerpen, 2001, V+197 p. De inventaris kan besteld worden bijhet Archief en Documentatiecentrum Witte Brigade (Fidelio).Een zowel kwantitatief als kwalitatief belangrijk onderdeel van het archief van de verzets-groep betreft de ruim 4.500 persoonsdossiers (Witte Brigade (Fidelio) en KempischLegioen) die sinds 1946 werden aangelegd in het kader van de erkenning van de indivi-duele weerstanders en tot vandaag nog worden aangevuld met relevante biografische ge-gevens. Deze dossiers vormen de ‘pièce de résistance’ van de collectie en zijn onontbeer-lijk voor elke sociografische benadering van het verzet en haar naoorlogse uitbouw. Dedossiers van de weerstanders die werden gedeporteerd (in totaal zo’n 700) werden met desteun van de Europese Commissie gedigitaliseerd op cd-rom. Dit gebeurde in het kader

Page 23: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 2302-3

van de oproep van de Commissie “tot het indienen van voorstellen voor projecten voor debescherming van voormalige nazi-concentratiekampen als historische monumenten als-mede voor het behoud van de archieven die informatie bevatten over de deportaties naardeze kampen” (Publicatieblad EG, 1.2.2000, C28).Een derde – eveneens in 2001 afgerond – project was de inventarisatie van een 3.000-taldossiers van kampslachtoffers die in het kader van de Duitse Wiedergutmachung in aanmer-king konden komen voor een vergoeding. Deze werden aan het documentatiecentrumgeschonken door verzetslid Roger Opdebeeck, die als juridisch adviseur in Antwerpen debelangen van deze (voornamelijk Oost-Europese, Joodse maar ook enkele Belgische) slacht-offers behartigde. Van deze dossiers is een alfabetische naamlijst beschikbaar.De collecties werden de voorbije jaren in toenemende mate geconsulteerd in het kadervan licentiaatsverhandelingen en lokaal historisch of heemkundig onderzoek maar biedenongetwijfeld nog veel stof voor tal van studieonderwerpen. Alle archiefbestanden zijnconsulteerbaar mits gemotiveerde aanvraag. De gedigitaliseerde dossiers zijn toegankelijkop PC.

Inlichtingen: Archief en Documentatiecentrum Witte Brigade (Fidelio),Van Maerlantstraat 53, 2060 Antwerpen, tel. 03/233.33.91.

Opening van het gerenoveerde Liberaal Archief

Begin 2000 startten verbouwingswerken in het Liberaal Archief. Sindsdien was het Archiefin de ban van aannemers, elektriciens, loodgieters, schrijnwerkers, vloerders en schilders.De renovatiewerken aan het voormalig schoolgebouw zijn nu grotendeels achter de rugen het Liberaal Archief stelt dan ook graag al zijn deuren open tijdens het eerste weekendvan oktober.Op vrijdag 4 oktober 2002 bent u van harte uitgenodigd op het openingscolloquium, datplaats vindt om 14u30 in het Liberaal Archief, Kramersplein 23 te Gent. Tussen 17u en19u staan de deuren open voor de receptie en een bezoek aan het vernieuwde gebouw.Tegelijkertijd wordt naar aanleiding van het 20-jarig bestaan van het Liberaal Archief eenstaalkaart van onze collecties voorgesteld.Om organisatorische redenen vragen wij wel om vóór 1 oktober 2002 uw komst te beves-tigen.U bent eveneens van harte welkom op de feestelijke opendeurdag op zondag 6 oktober2002, tussen 10u30 en 17u.

Inlichtingen: Liberaal Archief, Kramersplein 23, 9000 Gent, tel. 09/221.75.05, fax 09/221.12.15,e-mail [email protected], website www.liberaalarchief.be.

Page 24: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-324

Recente aanwinsten en publicaties van het ADVN

Het thematisch onderzoeksveld van het Archief-, Documentatie- en Onderzoeks-centrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN) in Antwerpen, behelst de geschiede-nis van het Vlaams nationalisme en van de nationale bewegingen en alle onderwerpendie rechtstreeks of onrechtstreeks met het nationalisme te maken hebben, zoals deidentiteitsproblematiek.Over de collectie van het ADVN werd onder meer bericht in het BVNG-Mededelingen-blad van 2000/4; het volledige ‘ADVN-Archievenoverzicht’ zal nog in 2002 verschij-nen; de aangroei van de collectie wordt daarenboven regelmatig en uitvoerig bespro-ken in diverse periodieke publicaties, zoals uiteraard ook in de eigen ADVN-Tijdingen enADVN-Mededelingen. Daarom worden in dit stukje slechts de meest recente, verwor-ven of ontsloten – en markante – archieven en collecties gesignaleerd.Het ADVN bewaart de archieven van de meeste belangrijke Vlaams-nationale vereni-gingen en organisaties. Onlangs werd die collectie aangevuld met de omvangrijkearchieven van de Vlaamse Toeristenbond-Vlaamse Automobilistenbond (VTB-VAB) envan het Algemeen Nederlands Zangverbond (ANZ). De VTB werd in 1922 gesticht alsVlaamse tegenhanger van de hoofdzakelijk Franstalige Touring Club de Belgique omhet toerisme in Vlaanderen en door Vlamingen te bevorderen. Mede onder impulsvan Jozef Van Overstraeten ontwikkelde de VTB diverse cultureel-flamingantische ac-tiviteiten en bleef het lange tijd één van de belangrijkste flamingantische organisaties.Het ANZ werd vlak na de oorlog gesticht als opvolger van het in 1944 ontbondenVlaamsch Nationaal Zangverbond (VNZ). Het werd bij het brede publiek vooral be-kend door de organisatie van het jaarlijks Vlaams Nationaal Zangfeest en van hetNEKKA-festival. Daarnaast nam het ook deel aan de niet-partijgebonden, politiekeVlaamse beweging. Zoals gebruikelijk bij grote overdrachten, zal door het ADVN vandie archieven in eerste instantie een plaatsingslijst worden opgesteld. Daardoor zal hetarchief binnen een redelijke termijn in de leeszaal geconsulteerd kunnen worden. Ineen tweede fase kan dan een uitgebreide inventaris aangemaakt worden.Recent werd het persoonsarchief ontsloten van Jaak Peeters, tijdens de jaren 1980nationaal secretaris van het Vlaams Blok. Oud-BRT-(thans VRT-)producer JeroomVerhaeghe schonk zeer interessante archief- en documentatiedossiers, opgemaakt tervoorbereiding van onder meer de reeks uitzendingen betreffende de Tweede Wereld-oorlog. Het onlangs verworven Fonds Alma Carola is een unieke verzameling betref-fende onder meer de Nieuwe Orde, de traditionalistische rooms-katholieke bewegingen ‘Breendonk II’.Twee belangrijke nieuw fondsen, ‘ Vlamingen in Zuid-Amerika’ en ‘ Vlamingen in Noord-Amerika’, werden tijdens het afgelopen jaar samengesteld. Daarin worden de talrijkeoverdrachten opgenomen, verzameld door het ADVN tijdens de – door de Vlaamseoverheid gefinancierde – prospectiereizen op het Amerikaanse continent. Hierdoorwordt historisch onderzoek mogelijk naar de talloze Vlamingen die om sociaal-econo-

Page 25: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 2502-3

mische of politieke redenen als emigrant in het buitenland verblijven. Dit ‘emigratie-archieffonds’ zal de volgende jaren aangevuld worden.In het kader van de comparatieve benadering van het onderzoeksveld werd onlangs deunieke collectie van de Koerdische intellectueel Memo Yetkin, met meer dan 12.000boeken over Koerdistan, van Zweden naar het ADVN overgebracht.Het ADVN bevordert reeds geruime tijd de verspreiding van de resultaten van hetwetenschappelijk (archief)onderzoek, onder meer door middel van een eigen werk-maatschappij, Perspectief Uitgaven. Het fonds van de uitgeverij bevat een 20-tal titels.Recentelijk werd daar een boek van Frank Seberechts over de militaire en politiekecollaboratie aan toegevoegd, onder de titel Tussen Wolchow en Schelde. Een kritisch boekover Vlaanderen en het Oostfront. In het najaar van 2002 werd van de hand van JorisDedeurwaerder een wetenschappelijke biografie gepubliceerd van geneesheer, hoog-leraar en flamingant Reimond Speleers. Aan die gelegenheid wordt in het ADVN eenbeperkte tentoonstelling gekoppeld, ‘Activalia’, van stukken uit eigen collectie betref-fende het activisme. Ook in de herfst worden het zesde en zevende deel uitgebrachtvan de Bibliografie van de Vlaamse Beweging, samengesteld door Pieter Jan Verstraete.Voorts wordt de vinger aan de pols gehouden van de wetenschappelijke historiografievan de Vlaamse beweging, in het driemaandelijkse Wetenschappelijke tijdingen.

Inlichtingen: ADVN, Lange Leemstraat 26, 2018 Antwerpen,tel. 03/225.18.37, e-mail [email protected], [email protected], [email protected].

Page 26: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-326

Colloques ❁ Colloquia

Les réseaux économiques dans les processus de construction européenneColloque organisé par l’Institut d’études européennes UCL-Pôle européen Jean Monnetet la Fundación Academia Europea de Yuste, en collaboration avec l’European NAvigator(ENA) Bruxelles, Chambre des Représentants, 16-17 octobre 2002

PROGRAMME

Mercredi 16 octobre 2002

8h45: Accueil9h00: Début du colloque

Discours de bienvenue par Herman De Croo (Président de la Chambre des Représentants)Ouverture du colloque par Antonio Ventura Diaz Diaz (Directeur de la Fundación AcademiaEuropea de Yuste) et Gilbert Trausch (Président du Conseil scientifique de la Fundación Academia Europea de Yuste)

9h30: Début de la première session: Réseaux et formations initialesPrésident de séance: Michel Dumoulin (Université catholique de Louvain)Exposé introductif par Felice Dassetto (Université catholique de Louvain), Méthodologie etHistoriographieOlivier Dard (Université Paris X), Les réseaux technocratiques français face aux processus deconstruction européenne des années trente aux années cinquanteGiuliana Gemelli (Università di Bologna), The role of foundations (European and American) in thecreation of scientific and intellectual networks, a long term analysisDaniela Preda (Università di Genova), Résistance et ‘confino’: les réseaux de formationeuropéenne. Le cas italien

12h30: Fin de la première session

14h: Début de la deuxième session: Réseaux sectoriels: étude autour de la sidérurgie (1e partie)Président de séance: Eric Bussière (Université Paris IV)Clemens A. Wurm (Humboldt Universität zu Berlin), The position adopted by the West Europeansteel industry and its networks with regard to the United Kingdom (1924-1939)Charles Barthel (Centre d’études et de recherches Robert Schuman, Luxembourg), EmileMayrisch et les dirigeants de l’Arbed entre la Belgique, la France et l’Allemagne: rivalités etcomplicités (1918-1925)Françoise Berger (Université Paris I), Les réseaux de l’industrie sidérurgique pendant les années30. Deux exemples croisés

Page 27: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 2702-3

Réseaux sectoriels: étude autour de la sidérurgie (2e partie)Président de séance: Etienne Davignon (Société Générale de Belgique)René Leboutte (University of Aberdeen), L’industrie sidérurgique belge et ses réseaux dans lesannées cinquanteRobert Boyce (London School of Economics), La position de l’industrie sidérurgique britanniqueet ses réseaux face à la construction européennePaolo Tedeschi (Università di Brescia), La Falck et les réseaux économiques en Lombardie

17h30: Fin de la deuxième session

Clôture de la journée: Philippe Busquin (Commission européenne), Le rôle des réseaux descientifiques dans l’émergence d’un espace européen de la recherche

Jeudi 17 octobre 2002

8h45: Accueil9h15: Début de la troisième session: Réseaux sectoriels: l’industrie de transformation

Président de séance: Werner Bührer (Technische Universität München)Jean-François Eck (Université Lille III), Entre compétition et coopération: les contacts entregroupes de l’industrie chimique français et allemands de 1945 à la fin des années 1960Marine Moguen-Toursel (Université catholique de Louvain), Les structures de coordination del’industrie automobile en Europe après la mise en œuvre du Traité de RomePascal Deloge (Université catholique de Louvain), Mars et Mercure, lieu de rencontre entre lesélites de l’armée, l’état et de l’entreprise

Patronat et syndicats après 1945Président de séance: Jean-François Eck (Université Lille III)Matthias Kipping (Universitat Pompeu Fabra), Neil Rollings (University of Glasgow), Networks ofpeak industrial federations at the early stages of European integration – the Council of EuropeanIndustrial Federations (CEIF) and the Council of the Directors of European Industrial Federations(CDEIF)Pierre Tilly (Université catholique de Louvain), Un syndicaliste belge, directeur de presse, AndréRenard, de l’entreprise à l’OIT: comment être un homme de réseau et d’influence du terrain localau niveau international?Sylvain Schirmann (Université de Metz), Le conseil syndical interrégional Saar-Lor-Lux: un coind’Europe syndicale en marche?

12h30: Fin de la troisième session

14h00: Début de la quatrième session: Milieux économiques institutionnelsPrésident de séance: Jean Godeaux (Gouverneur honoraire de la Banque Nationale de Belgique)Olivier Feier tag (Université Paris X), La diffusion des idées de Pierre Quesnay, la BRI etl’internationalisme monétaire (1929-1937)Lubor Jilek (Institut européen de l’Université de Genève), Pensée économique et Société desNations: le rôle du secrétariat dans la diffusion des idéesWerner Bührer (Technische Universität München), La naissance de l’O.E.C.E.Catherine R. Schenk (University of Glasgow), The European central bank networks in the contextof the international payments problems of the 1960s

Page 28: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-328

Thierry Grosbois (Université catholique de Louvain), Le rôle des réseaux dans la stratégieeuropéenne des multinationalesBent Boel (Aalborg Universitet), Le rôle de l’Agence européenne de productivité dans laconstitution de réseaux économiques

17h30: Fin de la quatrième session

Présentation du projet European NAvigator (ENA)

Vendredi 18 octobre 2002

8h45: Accueil9h15: Début de la cinquième session: Robert Triffin et les milieux monétaires (1e partie)

Président de séance: Alexandre Lamfalussy (Université catholique de Louvain)Bernard Snoy (Pacte de stabilité pour l’Europe du sud-est), Le parcours de Robert TriffinJacob J. Kaplan (Yale University), Networks and Institutions in the Origins and Operations of theEuropean Payments UnionJérôme Wilson (Université catholique de Louvain), Le Groupe de BellagioValérie Aubourg (Ecole Normale Supérieure), Le Groupe de Bilderberg: fonctionnement etévolution jusqu’au milieu des années 60

12h30: Fin de la cinquième session

14h00: Début de la sixième session: Robert Triffin et les milieux monétaires (2e partie)Président de séance: Nicolas Krul (Adviser to transnational investment institutions)Ivo Maes (Banque Nationale de Belgique) et Erik Buyst (Katholieke Universiteit Leuven), LaCommission des Communautés européennesPiet Clement (Banque des Règlements Internationaux), Central bank cooperation at the Bank forInternational Settlements. A clearing house of financial ideasBarbara Curli (Università di Firenze), Les milieux monétaires italiens et l’intégration européenneMarcelino Oreja (Fundación Academia Europea de Yuste), Les milieux économiques et financiersespagnols et l’adhésion de l’Espagne à la Communauté européenne (sous réserve)Katrin Rücker (Institut d’études politiques de Paris/Philipps-Universität Marburg), The postwareconomic and monetary ‘milieux’ and the first European Enlargement (with a special focus onFrance, Germany and Britain)

Clôture de la journée: Alfonso Iozzo (Administrateur-délégué du Groupe San Paolo IMI)

17h00: Fin de la sixième session

Conclusions du colloque: Michel Dumoulin (Université catholique de Louvain)

Lieu: Chambre des Représentants, Rue de Louvain 21, 1000 Bruxelles

Informations: Arthe Van Laer (Aspirante du FNRS-Institut d’études européennes UCL),Place des Doyens 1, 1348 Louvain-la-Neuve, tél. 010/47.85.69 ou 0479/33.28.29,fax 010/47.85.49, e-mail [email protected].

Page 29: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 2902-3

Het gebruik van de gerechtelijke archieven over de repressie van decollaboratie na de Tweede WereldoorlogL’utilisation des archives judiciaires relatives à la répression de lacollaboration après la Seconde Guerre mondialeBrussel/Bruxelles, Huis van de Parlementsleden/ Maison des parlementaires, 18.X.2002

De vervolging en bestraffing van de collaboratie na de Tweede Wereldoorlog en de straf-uitvoering hebben geleid tot de productie van een massa archieven, waarvan de straf-dossiers de meest gekende zijn. Deze archieven zijn een eersterangsbron voor de studievan de bezettingsgeschiedenis en de vervolging en de bestraffing van de collaboratie. Hoe-wel strafdossiers al veelvuldig werden aangewend voor het historisch onderzoek is hetgebruik ervan omslachtig: aangepaste ontsluitingsinstrumenten ontbreken en de raadple-ging is afhankelijk van een voorafgaande toelating. Bovendien bestaat er nog geen over-zicht van alle gerechtelijke bronnen met betrekking tot de repressie. Het doel van destudiedag is een stand van zaken op te maken, de eigenaren en de bewaarders van dearchieven te confronteren met de wensen van de onderzoekers en na te gaan waar en opwelke manier verbeteringen mogelijk zijn. Buitenlandse voorbeelden kunnen daarbij inspi-rerend werken. Daarom werden ook Franse, Nederlandse en Oostenrijkse specialistenuitgenodigd.

La poursuite et la condamnation de la collaboration après la Seconde Guerre mondiale,ainsi que l’exécution des peines ont conduit à la production d’une masse d’archives, dontles dossiers pénaux sont les plus connus. Ces archives sont une source de premier planpour l’étude de l’histoire de l’occupation ainsi que pour celle de la poursuite et de lacondamnation de la collaboration. Bien que les dossiers pénaux aient déjà été utilisés à demultiples reprises pour la recherche historique, leur emploi n’est pas aisé: des instrumentsd’accès adapté manquent et la consultation est dépendante d’une autorisation préalable.En outre, il n’existe pas encore d’aperçu de toutes les sources judiciaires en rapport avecla répression. Le but de la journée d’études est de dresser un état de la question, deconfronter les propriétaires et les conservateurs des archives avec les souhaits deschercheurs, et d’examiner où et de quelle manière des aménagements sont possibles. Desexemples étrangers peuvent être des sources d’inspiration. C’est pourquoi des spécialistesfrançais, néerlandais et autrichiens ont aussi été invités.

PROGRAMME/PROGRAMMA

Président/Voorzitter: L. Vos (KULeuven)9h00: Introduction/Inleiding, José Gotovitch (CEGES/SOMA)

La Belgique/België9u15: Bruno De Wever (Universiteit Gent), Laat nu ook de geschiedenis oordelen9h45: Jean-Yves Mine (Auditeur-général Cour Militaire), De raadpleging van de archieven van de

repressie: procedures, mogelijkheden en beperkingen

Page 30: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-330

10h15: Discussion/Discussie

10u30: Koffiepauze/Pause café

11h00: Rolande Depoortere (Archives Générales du Royaume), La conservation et l’ouverture à larecherche des archives judiciaires aux AGR

11u30: Marc Verwilghen (Minister van Justitie), De bewaring, ontsluiting en raadpleging van degerechtelijke archieven met betrekking tot de repressie: toekomstperspectieven

12u00: Discussie/Discussion

12u30: Middagmaal/Repas

Buitenlandse ervaringen/Les expériences étrangères

La France/Frankrijk13h30: Denis Peschanski (CNRS-Université Paris I), Les archives de la répression en France14h00: Alain Bancaud (Institut d’Histoire du Temps Présent), Le point de vue des chercheurs

14h30: Discussion/Discussie

14h45: Pause café/Koffiepauze

Nederland/Les Pays Bas15u15: Sjoerd Faber/Gretha Donker (Vrije Universiteit Amsterdam/Ministerie van Justitie Nederland), De

onderzoeker en de archieven van de Nederlandse ‘Bijzondere Rechtspleging’15u45: Sierk Plantinga (Nationaal Archief Den Haag ), Het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging bij

het Nationaal Archief: bewaring, ontsluiting en raadpleging

Oostenrijk/L’Autriche16u15: Winfried Garscha (Dokumentationsarchiv des österreichischen Widerstandes/Zentrale

österreichische Forschungsstelle Nachkriegsjustiz), The Records of the Austrian Post War Trials:Content and location of judicial documents concerning denazification proceedings (1945-1955)and proceedings against war criminals (1945-1975) in Austria

16u45: Discussie/Discussion

17u15: Dirk Luyten (SOMA/CEGES), Besluiten/ Conclusions

Inlichtingen: De studiedag vindt plaats in de Congreszaal van het Huis van de Parlementsleden,Leuvenseweg 21 Brussel. De zaal ligt in het stadscentrum en is gemakkelijk bereikbaar met hetopenbaar vervoer (trein Centraal Station en Metro Park). Simultaanver taling Nederlands-Frans enFrans-Nederlands is voorzien. Inschrijving is gratis maar verplicht. Wie dat wenst kan eenbroodjesmaaltijd bestellen (6 euro). Inschrijven voor 10 oktober 2002 bij het SOMA, Résidence Palace,Wetstraat 155/2, 1040 Brussel, fax. 02/287.47.10, e-mail [email protected]; het vereiste bedragoverschrijven op rekening 000-0000159-62 van het SOMA.

En pratique: La journée d’études se déroule dans la salle des congrès de la Maison des parlementaires,Chaussée de Louvain 21 à Bruxelles. La salle se trouve dans le centre ville et est facilement accessiblevia les transports en commun (train Gare centrale et métro Parc). La traduction simultanée Néerlandais-

Page 31: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 3102-3

Français et Français-Néerlandais est prévue. L’inscription est gratuite mais obligatoire. Un repas léger(petits pains) peut être commandé pour 6 euro.Inscription avant le 10 octobre 2002 au CEGES, Résidence Palace, Rue de la Loi 155 boîte 2 à 1040Bruxelles, fax 02/287.47.10, e-mail [email protected]. L’inscription pour le repas est à virer aucompte 000-0000159-62 du CEGES.

Les guides de voyages: une source pour l’histoire de BelgiqueBruxelles, Section d’Histoire de l’Université libre de Bruxelles, 17 octobre 2002

Les guides de voyages présentent un intérêt majeur pour les historiens (mais aussi pourles historiens de l’art, les linguistes, les géographes…). Depuis quelques années un nombrecroissant de chercheurs utilisent ce type de sources pour mener des travaux sur desthèmes extrêmement variés. En Belgique, malgré un intérêt de plus en plus marqué pources guides, il n’existe encore ni liste bibliographique générale ni publication globale surleur utilisation critique.La journée d’études a pour objectif de réunir des chercheurs belges intéressés par cethème pour confronter leurs expériences avec celles de quelques collègues étrangers quitravaillent sur de telles sources. Cette réflexion commune permettra d’examiner les moyensà mettre en œuvre pour en faciliter leur utilisation. Elle sera aussi l’occasion d’une pre-mière rencontre visant à mieux faire connaître les différents types de travaux qui sontaujourd’hui en cours et à envisager de futures collaborations.Les chercheurs qui s’inscriront à cette journée d’études seront invités à remplir un petitformulaire reprenant leurs propres recherches sur le sujet et expliquant dans quel contexte,ils utilisent ces guides de voyage. Ces documents seront imprimés et remis à l’ensembledes participants.Une table-ronde clôturera la journée. Elle permettra d’entamer une réflexion globale surla meilleure manière de développer les travaux sur cette thématique largement interdisci-plinaire en assurant un lien entre tous les chercheurs qui sont engagés dans ce type derecherches.

PROGRAMME

9h00: Accueil9h15: Introduction9h45: François Moureau (Sorbonne/Paris IV), Les études sur la littérature des voyages, aujourd’hui:

résultats et perspectives10h15: Gaëtane Maës (Université de Lille III, centre de recherches ARTES), Le Voyage pittoresque de la

Flandre et du Brabant de J.-B. Descamps (1769) ou les problèmes de la réédition critique d’unguide de voyages

Page 32: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-332

10h45: Pause café

11h15: François de Callataÿ (EPHE-BR), Les récits de voyageurs étrangers en Belgique (1800-1850):commentaires sur un projet en cours

11h45: Annie Heritier (Université de Lyon), La naissance du patrimoine artistique et sa connaissancegrâce aux guides de voyages: aspects juridiques à travers l’exemple de la région lyonnaise, de lafin de l’ancien régime au début du 19e siècle

12h30: Repas

14h00: Sébastien Dubois (FNRS-UCL), Perspectives d’histoire géographique. Identités territoriales etperception de l’espace à travers la littérature géographique en Belgique (XVII e -XIX e siècle)

14h30: Stéphanie Queriat (ULB), L’utilisation des guides de voyage pour une approche du tourisme dansles Ardennes belges entre 1850-1914

15h00: Serge Jaumain (ULB) et Christophe Loir (FNRS-ULB), La recherche sur les guides de voyages enBelgique: bilan et perspectives

15h30: Table-ronde

Lieu: ULB, Campus du Solbosch, Avenue Roosevelt, Section d’Histoire, Bâtiment NA, Salle 5.111

Informations et inscriptions: Serge Jaumain et Christophe Loir, ULB, CP 175,Avenue Roosevelt 50, 1050 Bruxelles, tél. 02/650.38.07, fax 02/650.39.19,e-mail [email protected] ou [email protected].

ODIS-Workshop, Nieuwe Sociale BewegingenBrussel, Kamer van Volksvertegenwoordigers, 22 november 2002

Op 22 november 2002 vindt de derde workshop van het ODIS-project (Onderzoeks-steunpunt en Databank Intermediaire Structuren) plaats in de Congreszaal van de Kamervan Volksvertegenwoordigers en Senaat te Brussel (Leuvenseweg 21). De workshop han-delt over de historische en sociologische benaderingen van Nieuwe Sociale Bewegingen inBelgië. Niet alle Nieuwe Sociale Bewegingen zijn even nieuw: tijdens de studiedag zal deomstreden term in vraag gesteld en geanalyseerd worden, onder meer door middel vaneen confrontatie met enkele historische voorlopers. Daarnaast is er ruimte voor de pre-sentatie van nieuwe visies op deze bewegingen, ontwikkeld sinds de jaren 1990. Een laatsteaandachtspunt is de ontsluiting en bewaring van archiefmateriaal en documentatie in ver-band met Nieuwe Sociale Bewegingen. ODIS verzamelt op 22 november 2002 een aantalonderzoekers op zijn derde workshop om dieper in te gaan op bovengenoemde vraagstel-ling, in een poging om het debat rond Nieuwe Sociale Bewegingen opnieuw op gang tetrekken en zo mogelijk nieuwe perspectieven te bieden.

Page 33: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 3302-3

VOORLOPIG PROGRAMMA

Historische en sociologische benaderingen van Nieuwe Sociale Bewegingen

08u30: Onthaal09u00: Jan De Maeyer, Verwelkoming

Module: (Nieuwe) Sociale Bewegingen: definitie, probleemstelling en analyse09u15: Marc Hooghe, Inleidend overzicht van onderzoek naar nieuwe sociale bewegingen09u45: Jan Moulaert , Comparatieve en levensloopanalyse: anarchistische beweging einde 19e eeuw en

Hein-Anton van der Heijden, 20e-eeuwse milieubeweging

10u30: Koffiepauze

Module: Oud en nieuw in één? Confrontatie tussen een nieuwe sociale beweging en haarhistorische voorloper(s)

10u45: Leen Van Molle (o.v.b.), Casus: Vrouwenbeweging11u15: Anne Walraet (o.v.b.), Casus: Derdewereldbeweging11u45: Patrick Stouthuysen, Casus: Vredesbeweging

12u15: Jaak Billiet en Marc Hooghe, Voorlopige conclusies en publieke discussie

12u30: Middagpauze

Module: Nieuwere visies op Nieuwe Sociale Bewegingen14u00: Stefaan Walgrave, Weeral nieuwe sociale bewegingen? Over ‘nieuwe emotionele bewegingen’ in

België en elders14u30: Dick Houtman, Postmoderne sociologie en nieuwe sociale bewegingen

15u00: Koffiepauze

15u15: Peter Van Aelst, Anti-/andersglobalisme als Nieuwe Sociale Beweging15u45: Walter Leirman (o.v.b.), De seniorenbeweging als Nieuwe Sociale Beweging

Module: Bewaring en ontsluiting van documenten i.v.m. Nieuwe Sociale Bewegingen16u15: Piet Creve, Archieven en documentatie van Nieuwe Sociale Bewegingen

16u45: Jaak Billiet en Marc Hooghe, Conclusies en publieke discussie

17u30: Einde

Page 34: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-334

Colloque international Guerre et économie au XXe siècleInternationaal colloquium Oorlog en Economie in de twintigste eeuwBruxelles/Brussel, Amazone, 28-29.XI.2002

THEMA’S/THÈMES

1. La préparation de la guerre par les entreprises/Oorlogsvoorbereiding door ondernemingenB. Wubs (Rotterdam), Economische oorlogsvoorbereiding door UnileverP. Van Heesvelde (Brussel), De rol van de NMBS in de economische oorlogsvoorbereidingT. Geiger (Manchester), British defence industry and the transition from war to peace

2. La préparation de la guerre par les Etats/Oorlogsvoorbereiding door de staatJ.W. Brouwer (Nijmegen), Het debat over de herbewapening in Nederland na de TweedeWereldoorlogT. Tellier (Lille), P. Reynaud et la préparation financière de la guerre en FranceJ.M. Sterkendries (Bruxelles), Les premières réalisations de l’OTAN. L’accord d’aide mutuelleBelgo-Américain et l’effort de défense de la Belgique, quelques aspects économiques

3. L’économie d’occupation/De bezettingseconomie L. Van Molle (Leuven), De verhouding stad/platteland in België tijdens beide wereldoorlogen (o.v.b.)A. Triebel (Berlin), War economy and municipal government. Some comments on the Berlin andParis experience, 1914-1920H. Klemann (Utrecht), De Nederlandse economie tijdens de Tweede WereldoorlogH. Willems, F. Buelens (Antwerpen), Werking en evolutie van de Belgische Beurs tijdens de TweedeWereldoorlogE. Laureys (Brussel), De Antwerpse diamantdiaspora 1940-1950G. Coppieters (Brussel), De politiek van de minste weerstand? De houding van de Limburgsemijndirecteurs tijdens de Tweede Wereldoorlog

4. La mobilisation des ressources/De mobilisatie van middelenJ.N. Grandhomme (Strasbourg), L’utilisation des prisonniers alsaciens-lorrains par l’industrie deguerre du bassin de Saint-Etienne (1914-1919)R. Hemmerijck (Brussel), De Belgische vakbeweging en de burgerlijke mobilisatie, 1944-1945J. Wynants (Verviers), La reprise de l’activité économique à Verviers à la Libération

Praktisch: Het colloquium vindt plaats in de Conferentiezaal van Amazone,Middaglijnstraat 10, 1030 Brussel op 28 en 29 november 2002. Simultaanvertaling is voorzien.Inlichtingen: http://www.cegesoma.be/Activiteiten/Colloquia. Of telefonisch 02/287.48.11,e-mail [email protected] pratiques: Le colloque se déroulera dans la salle de conférence d’Amazone,Rue du Méridien 10, 1030 Bruxelles les 28 et 29 novembre 2002. Une traduction simultanée est prévue.Renseignements: http://www.cegesoma.be/Activités/Colloques. Ou tél. 02/287.48.11,e-mail [email protected].

Page 35: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 3502-3

Les archives d’entreprises à BruxellesBruxelles, Archives générales du Royaume, vendredi 13 décembre 2002

Bruxelles est une ville industrielle depuis le XIIIème siècle. Au XIXème siècle, elle accédaau rang de capitale du premier pays industriel du continent tout en développant sonactivité commerciale et tertiaire. Mais, depuis une trentaine d’années, l’industrie detransformation s’efface progressivement devant un secteur tertiaire en constante expansion.Dans un cas comme dans l’autre, on ne compte plus les disparitions, regroupements ettransferts géographiques.Grace au risque de voir disparaître les archives de ces entreprises en pleine mutation etavec elles des données précieuses sur le passé économique de la région, les Archivesgénérales du Royaume ont entrepris un projet visant à la préservation et à la valorisationde ce patrimoine. Ce sont les initiatives prises dans ce cadre et celles des autres acteursque nous vous invitons à découvrir.

1ère partie: Les sourcesModérateur: Madame Ginette Kurgan (professeur ordinaire ULB)9h00: Accueil9h15: Ginette Kurgan, L’histoire des entreprises: un aperçu historiographique9h40: Chantal Vancoppenolle (chef de travaux AGR), Les archives d’entreprises bruxelloises aux

Archives générales du Royaume9h55: Christophe Bulté (attaché scientifique AGR), Un cas précis: Les archives des séquestres10h10: Sylvie Lefèvre (chargée de mission) et Christine Dupont (conservatrice adjointe La Fonderie), Les

archives d’entreprises à la Fonderie10h25: Thérèse Symons (archiviste-conservatrice adjointe Archives de la Ville de Bruxelles), Les archives

d’entreprises aux Archives de la Ville de Bruxelles

10h40: Pause

11h00: Madeleine Jacquemin (attachée scientifique AGR), Le Guide des archives d’associationsprofessionnelles et d’entreprises en région bruxelloise: l’enquête

11h15: Caroline Six (attachée scientifique AGR), Les sources annexes dans le cadre de recherches surl’histoire des entreprises

11h30: Discussion et questions dirigées par le modérateur

2ème partie: L’usage des archives d’entreprisesModérateur: Monsieur Jean Puissant (professeur ULB)14h00: Guido Vanderhulst (directeur La Fonderie), L’usage des archives dans la réaffectation des

bâtiments industriels14h25: Emmanuel Collet (archiviste Delhaize Frères et Cie Le Lion), La gestion des archives et la position

de l’archiviste au sein de l’entreprise14h50: Maître Daniel Absil (avocat-curateur au Barreau de Bruxelles), La place des archives dans le

traitement d’un dossier de faillite d’entreprises

Page 36: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-336

15h15: Pause

15h35: Serge Jaumain (professeur ULB, directeur Centre des Études Canadiennes), L’accès aux sourceset leur utilisation dans l’étude du secteur de la grande distribution. L’expérience d’un chercheur

16h00: Jean-Louis Moreau (Association pour la Valorisation des Archives d’Entreprises), 15 ans auservice des archives d’entreprises. L’expérience d’un historien conseil

16h25: Discussion et questions dirigées par le modérateur

Lieu: Archives générales du Royaume, Rue de Ruysbroeck 2, 1000 Bruxelles.

Informations et inscriptions: Madeleine Jacquemin et Caroline Six,tel.02/513.76.80, 02/513.76.81, e-mail [email protected].

Panelgesprek. Doel of middel?De impact van de informatisering op de geschiedschrijvingGent, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL),vrijdag 13 december 2002

Op Vrijdag 13 december 2002 organiseren de Vlaams-Nederlandse Vereniging voor Ge-schiedenis en Informatica (VGI), het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (CTB),het Vlaams Centrum voor Volkscultuur (VCV) en het Masereelfonds een panelgesprekonder de titel: Doel of middel? De impact van de informatisering op de geschiedschrijving. Vooraf-gaand aan het panelgesprek zal een documentaire over de problematiek van elektronischarchief worden vertoond.

PROGRAMMA

13u00: Vertoning documentaire Into the future van Terry Sanders, ingeleid door Edward Vanhoutte14u00: Koffie en/of thee, verfrissingen14u30: Panelgesprek

Bart De Nil (centrale tekst), Marc Jacobs (moderator), Peter Doorn, Bart De Wilde, Peter Heyrman,Tony Valcke, Edward Vanhoutte (panelleden)

17u00: Receptie

Locatie: grote vergaderzaal van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde,Koningstraat 18, Gent. (Routebeschrijving is beschikbaar op de website van de KANTL: www.kantl.be)

Inlichtingen: Het panelgesprek is gratis maar u moet zich vooraf inschrijven bij het: CTB,Cindy Holtyzer, Koningstraat 18, 9000 Gent, tel. 09/265.95.50, e-mail [email protected].

Page 37: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 3702-3

Séminaires Fondation Auschwitz, Centre d’Etudes et de DocumentationCycle académique 2002-2003: Questions approfondies d’histoire et de mémoire descrimes et génocides nazis

La Fondation Auschwitz, Centre d’Etudes et de Documentation, reconnue Service Générald’Education Permanente, organise un cycle de formation destiné aux enseignants ducycle secondaire. Ce cycle comprendra quatre séminaires, sous la forme de week-endsrésidentiels (vendredi et samedi), qui aborderont quatre thématiques différentes. Ils serontanimés par des spécialistes des différentes disciplines impliquées dans les thématiquesenvisagées. Pour assurer une discussion approfondie, des textes seront préalablementdistribués aux enseignants inscrits. Ils feront l’objet de débats après une brève présentation.

Novembre 2002

Séminaire IV: Jeudi 14 et vendredi 15 novembre 2002 (Région de Bruxelles-Capitale),Le concept d’humanité. Droit, éthique et politique après AuschwitzAnimateurs: Monsieur Thomas Berns (Philosophe, Chargé de recherches au FNRS, Centre de

Philosophie du droit de l’Université libre de Bruxelles), monsieur Raphaël Gely (Philosophe,Chercheur qualifié au FNRS, professeur à l’Université libre de Bruxelles) et monsieur LudovicHennebel (Juriste, Chercheur au Centre de Philosophie du droit de l’Université libre de Bruxelles)

Février-mai 2003

Séminaire I: 21-22 février 2003 (Province de Namur), Le témoignage. Portée et usagesAnimateurs: Monsieur Jean-François Forges (Enseignant en Histoire, Lyon), monsieur Philippe Mesnard

(Professeur de Littérature moderne à l’Université de Marne-la-Vallée, France) et monsieur YannisThanassekos (Collaborateur scientifique à l’Université libre de Bruxelles, Directeur de la FondationAuschwitz)

Séminaire II: 16-17 mai 2003 (Province de Liège-Esneux), Littérature et témoignage. Analyse de textesAnimateur: Monsieur Albert Mingelgrun (Professeur de Littérature à l’Université libre de Bruxelles)

Le programme septembre-novembre 2003 est disponible au secrétariat de la Fondation Auschwitz.

Informations et inscriptions: Les séminaires commencent le vendredi à 10h00 et se terminent le samedià 17h00. Les frais de participation s’élèvent à 24,79 euro par séminaire (logement et pension complète).Toute personne souhaitant s’inscrire à un ou plusieurs séminaires est priée de prendre contact avec leSecrétariat de la Fondation Auschwitz, Rue des Tanneurs 65, 1000 Bruxelles, tél. 02/512.79.98,fax 02/512.58.84, e-mail [email protected], site internet http://www.auschwitz.be.

Page 38: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-338

Comptes rendus ❁ Recensies

Een jonge provincie met wortels in een ver verleden

Frederik De Cocker, Universiteit Gent

In september 2001, iets meer dan vijf jaar nadat het project van start gegaan was, kon hetbestuur van de provincie Vlaams-Brabant met terechte trots het boek Geuren en kleuren ende gelijknamige bijhorende tentoonstelling aan het publiek voorstellen. Deze sociale eneconomische geschiedenis van Vlaams-Brabant in de 19de en 20ste eeuw was het resultaatvan een breed samenwerkingsverband tussen het provinciebestuur, het Centrum voorEconomische Studiën (KULeuven) en de vier erkende privaatrechtelijke archief- en docu-mentatiecentra. Het economische luik van deze historische studieopdracht werd toever-trouwd aan het Centrum voor Economische Studiën. Het CES-onderzoeksteam (EricBuyst en Wim Peeters) wou de ontwikkeling op lange termijn (19de en 20ste eeuw) van deprovincie Vlaams-Brabant onderzoeken en onder meer nagaan tot welke effecteninfrastructuurveranderingen en –planning geleid hadden. Ook de invloed van de evolue-rende economische structuur op het dagelijkse leven en op het welvaartsniveau van debevolking, geografische en sectorale verschuivingen, het industrieel-archeologisch patri-monium enz. maakten deel uit van de studie. Het sociale luik van het project werd gerea-liseerd door de vier privaatrechtelijke archief- en documentatiecentra, namelijk het Ka-tholiek Archief- en Documentatiecentrum (KADOC), het Archief- en Documentatiecen-trum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN), het Liberaal Archief en het Amsab-Instituutvoor Sociale Geschiedenis. Deze samenwerking resulteerde in het aanleggen van een cen-trale heuristische databank met bibliografische, archivalische en iconografische referen-ties. Bronnen, gegevensreeksen en statistieken werden onderling uitgewisseld, besprokenen becommentarieerd. Deze werkwijze wierp zijn vruchten af en was, zo lezen we in dewetenschappelijke inleiding (pp. 9-18), in belangrijke mate verantwoordelijk voor het wel-slagen van dit toch wel ambitieus project.De auteurs kozen ervoor om de reeks thematische bijdragen in een zo logisch mogelijkechronologisch volgorde aan bod te laten komen. In een eerste van in totaal twaalf hoofd-stukken wordt terecht stilgestaan bij de eenheid maar vooral ook verscheidenheid van dezerecente (1995) provincie. Vanuit historisch perspectief vormt ze immers sociaal, econo-misch, politiek noch cultureel een eenheid. Ook geografisch valt deze verscheidenheid op,met drie van elkaar gescheiden stroomgebieden, grote verschillen qua bodemstructuur,reliëf, landschap, vegetatie enz. Op basis van deze geografische karakteristieken, stedelijkeinvloedssferen en historisch-administratieve grenzen menen de auteurs in totaal zes afzon-

Page 39: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 3902-3

derlijke regio’s te kunnen afbakenen die intern een grote coherentie en eenvormigheidvertonen. In de daaropvolgende bijdragen probeert men het specifieke karakter van dezezes regio’s (Hageland, Haspengouw, Leuven, Pajottenland, Vilvoorde en Zenne & Zoniën)verder uit te diepen. Dat een definiëring van regio’s veelal problematisch is, erkennen deauteurs ook (p. 10, 28). Een regio stoort zich meestal niet aan politiek-administratievegrenzen. Het is precies die dynamiek en wisselwerking met omliggende gebieden/regio’sdoorheen de tijd die een comparatieve interregionale studie zo boeiend maakt. In eentweede hoofdstuk schetst Bart De Keyser de overgang van een agrarisch georiënteerdemaatschappij uit het Ancien Régime naar uiteindelijk een moderne industriële economierond het midden van de 19de eeuw. Een vrij schuchtere overgang, zo blijkt, die vooralgeplaatst wordt in het licht van de ontwikkelingen op nationaal niveau. De Keysers vol-gende bijdrage (“Brussel en zijn rand”) is diepgaander uitgewerkt en focust op de socialeeffecten van deze economische omwenteling. De crisis van de jaren 1840 en de somsvertwijfelde pogingen van de overheden en privé-initiatiefnemers om weerwerk te biedentegen ‘le mal des Flandres’ krijgen ruime aandacht. Bart D’hondt gaat in zijn bijdrage(“De blauwe steden”) in op de sociaal-politieke context en effecten van de industriëledoorbraak en probeert vooral vanuit een lokale benadering een verklaring te vinden voorhet liberale succes in sommige Vlaams-Brabantse steden en gemeenten.Onder de titel “Een samenleving in de kering (1890-1950)” worden in deel II vier bijdra-gen samengebracht. Maarten Van Dijck en Leen Van Molle werpen een licht op de agra-rische sector, die doorheen deze periode een cruciale rol innam binnen de Vlaams-Brabantseeconomische context. Net daarom was de transformatie die deze sector doormaaktebijzonder ingrijpend. Zowel de meer algemene structuur- en conjunctuurontwikkelingenbinnen de landbouwsector, als de Vlaams-Brabantse eigenheden en ook de sociaal-poli-tieke belangenvertegenwoordiging van de sector komen in deze bijdrage aan bod. In eenzesde hoofdstuk gaan Peter Heyrman en Wim Peeters verder in op de industrialisatie vanVlaams-Brabant (1850-1940) en sluiten zo aan bij de bijdrage door Bart De Keyser indeel I. Pas in de jaren 1860-1870 gaat dit industrialiseringsproces aarzelend van start. Deauteurs beschouwen de ontwikkeling van de verkeersinfrastructuur als een hefboomfunctievoor de ontwikkeling van de eerste industriële kernen in de Vlaams-Brabantse regio’s.Langs de kanalen – Brussel-Willebroek (1829) en Brussel-Charleroi (1832) bijvoorbeeld– vestigden zich talrijke ondernemingen, zoals de wolspinnerij van François Scheppers inLot en de linnenblekerij van Henry-Joseph Rey in Ruisbroek. De nieuwe sociaal-econo-mische realiteit binnen deze gebieden stak scherp af tegen hun veeleer ruraal ommeland.Met voldoende aandacht voor de ontwikkelingen op nationaal vlak analyseren de auteursde verdere stappen in het industrialisatieproces na de Eerste Wereldoorlog, waarin detendens tot schaalvergroting, standaardisatie en verregaande rationalisatie centraal staat.Amsab-medewerkers Bart De Nil en Bart Willems namen het ontstaan en de ontwikkelingvan de socialistische beweging in Vlaams-Brabant voor een vrij lange periode (1830-1950)voor hun rekening. Opnieuw valt hier de specifieke eigenheid en context van elke regio,stad of gemeente op. De traditionele greep van clerus en adel op het platteland, de vrijsterke liberale vertegenwoordiging in een aantal steden (Diest, Tienen), de relatief lage

Page 40: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-340

industrialisatiegraad en het gebrek aan grote nijverheidsconcentraties kunnen volgens Willemsen De Nil als voornaamste redenen voor de moeizame verspreiding van het socialismenaar voor geschoven worden. Pas na de Eerste Wereldoorlog, met de democratisering vanhet kiesrecht, kon het socialisme in Vlaams-Brabant doorbreken. Peter Heyrman schreefeen gelijkaardige bijdrage over de christelijke arbeiders- en middenstandsbeweging (1830-1958). In dit relaas van 130 jaar initiatieven van katholieke zijde van soms erg uiteenlo-pende aard probeert de auteur een aantal dwarslijnen aan te brengen en een licht tewerpen op het organisatorische luik van deze bewegingen.Het derde en laatste deel van Geuren en kleuren is voorbehouden voor de periode 1950 totheden. Onder de titel “De uitdagingen van de moderne maatschappij” werden vier hoofd-stukken samengebracht die ingaan op de economische transformaties en sociale implica-ties van de laatste 50 jaar. Eric Buyst schetst onder meer voor de regio Hageland een beeldvan de moeizame totstandkoming van een regionaal expansiebeleid en geeft enkele facto-ren aan die aan de basis lagen van het mislukken van deze doelstellingen. Het ‘aanzuig-/leegzuigeffect’ van Brussel op de regio Vilvoorde en het Pajottenland kreeg door het ge-brek aan meer gedetailleerde studies hierover slechts een algemene beschouwing mee. In“Vlamingen in de rand rond Brussel” gaat Guy Leemans na in welke mate de ontwikkelin-gen vanuit de hoofdstad ingegrepen hebben op het leven in de Brusselse rand. Tot deBestuurstaalwet van 1932 bleef de Brusselse problematiek voor zowel Vlamingen als Wa-len een kwestie van tweede orde. Het is pas na de Tweede Wereldoorlog dat het langsVlaamse zijde tot een grootscheepse mobilisatie voor de vrijwaring van het Vlaamse karak-ter van de Vlaamse rand rond Brussel zou komen. De impact van de Europeanisering ende internationalisering op Brussel, waardoor een groot deel van de Vlaamse rand eenonderdeel ging uitmaken van het socio-demografische stadsgewest, komt eveneens alsbelangrijke factor in deze complexe problematiek aan bod. Marc Hooghe en Peter Heyrmangaan na hoe bestaande en nieuwe sociale bewegingen reageerden op de socio-politiekeontwikkelingen die de Belgische samenleving vanaf de jaren 1960 onderging. Opvallend isde vaststelling dat Vlaams-Brabant hierin een niet al te belangrijke rol speelde. De univer-siteitsstad Leuven fungeerde weliswaar als actiecentrum, maar de innovatie daar was veelminder radicaal dan bijvoorbeeld in Gent of Antwerpen het geval was. De explosie vaneconomische activiteit en tewerkstelling in de jaren 1990, maar ook de knelpunten diedoor deze hoogconjunctuur veroorzaakt werden, komen aan bod in de afsluitende bij-drage van Yves Segers. Anno 2002 is Vlaams-Brabant een van de meest welvarende regio’sin België en Europa, wat het voor een belangrijk deel te danken heeft aan haar centraleligging met Brussel als knooppunt en de goede verkeersinfrastructuur.In de inleiding van ‘Geuren en kleuren’ beklemtonen Peter Heyrman en Jan De Maeyerdat het boek “facetten van de sociaal-economische geschiedenis van Vlaams-Brabant wilbehandelen” en dat men Geuren en kleuren niet als de “ultieme synthese over het onder-werp” mag beschouwen (p. 12). Tijdens hun onderzoek werden de auteurs meermaalsgeconfronteerd met een manifest gebrek aan bestaande studies en/of relevant ontslotenen toegankelijk bronnenmateriaal. Bovendien bleek het bestaande onderzoek zich vooralte concentreren rond een aantal specifieke regio’s (bijvoorbeeld Vilvoorde-Zaventem en

Page 41: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 4102-3

de Leuvense agglomeratie). Andere regio’s (bijvoorbeeld Haspengouw en Zenne & Zoniën)bleken dan weer sterk ondervertegenwoordigd. Sommige thema’s van de sociaal-econo-mische geschiedenis van Vlaams-Brabant werden nog maar nauwelijks aangeraakt en kon-den uit tijdsgebrek slechts in erg algemene zin in het boek aan bod komen. Dit valt deaandachtige lezer dan ook snel op. Sommige bijdragen beperken zich tot de grote kracht-lijnen van de sociaal-economische geschiedenis en laten bepaalde aspecten onderbelichtof zelfs onbehandeld. Desondanks lieten de onderzoeksresultaten toe een aantal bijzonderinteressante conclusies naar voor te schuiven. Zo bleek het sociaal-economisch profiel vande provincie in belangrijke mate bepaald door de geografische situering. Haar centraleligging, de nabijheid van Brussel en de infrastructurele voordelen die dit met zich mee-bracht, speelden een cruciale rol in haar ontwikkeling. Anderzijds bracht de nabijheid enaantrekkingskracht van de hoofdstad ook een aantal nadelen met zich mee en werd deautonome dynamiek en ontwikkeling van een aantal regio’s en Vlaams-Brabantse stedendaardoor misschien gehinderd. Een tweede dwarslijn die de onderzoekers aanbrengen isde reeds hoger vermelde infrastructuur als hefboom voor het industrialisatieproces en dedaaraan gelieerde sociale processen. Men kon ook vaststellen dat deze industriële ontwik-keling vrij laat op gang kwam en zich veelal beperkte tot welbepaalde groeikernen. Daar-buiten bleef Vlaams-Brabant, en dit tot op de dag van vandaag, een overwegend landelijkeprovincie. De uiteenlopende economische ontwikkelingspatronen van de Vlaams-Brabantseregio’s, geënt op hun divergente sociaal-economische kenmerken, bepaalden mee hetrijke kleurenpalet van de provincie. Zo specialiseerden het afgelegen en nauwelijks ontslo-ten Hageland en Pajottenland zich in thuisarbeid en de tuinbouwsector. Pas na de TweedeWereldoorlog, toen er een betere ontsluiting kwam, konden andere troeven (vrijetijds-sector, residentiële functie enz.) uitgespeeld worden. Andere Vlaams-Brabantse regio’svertoonden dan weer een meer gemengd uitzicht. Lokale nijverheidstradities en de aanwe-zigheid van de kanaal- en spoorweginfrastructuur speelden een cruciale rol in de uitbouwvan industriële kernen in Vilvoorde-Zaventem en delen van de regio Zenne & Zoniën. Inde rijke landbouwregio Haspengouw kon de stad Tienen zich tot een belangrijk voedings-middelencentrum ontwikkelen. De regio rond Leuven vertoonde dankzij haar economi-sche specialisatie (brouwerij- en voedingsindustrie), de relatief vroege uitbouw van eengoede verkeersinfrastructuur en de aanwezigheid van de universiteit een erg autonomedynamiek in vergelijking met de andere Vlaams-Brabantse regio’s. Deze uiteenlopendeeconomische profielen vertaalden zich uiteraard in het welvaartspeil, de leef- en werk-omstandigheden van de bevolking, die soms grote regionale verschillen vertoonden. Ookin het proces van sociale ontvoogding speelden deze ontwikkelingspatronen een belang-rijke rol. De Vlaams-Brabantse samenleving bleef lange tijd erg gesloten en weinig toegan-kelijk voor nieuwe sociale en politieke overtuigingen. Een lokale elite beheerste het open-bare leven en maakte het de nieuwe sociale bewegingen moeilijk om rond de eeuwwisse-ling voet aan de grond te krijgen en zich te ontplooien.Geuren en kleuren moest een overzichtelijke, wetenschappelijk gefundeerde, maar ander-zijds ook voor een ruim publiek toegankelijke synthese van de sociaal-economische ge-schiedenis van Vlaams-Brabant in de 19de en 20ste eeuw worden en dat is het ook. De

Page 42: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-342

meer vanuit wetenschappelijk oogpunt geïnteresseerde lezer zal misschien teleurgesteldmoeten vaststellen dat het theoretisch kader tot een minimum beperkt werd, er nietoverdreven veel statistische gegevensreeksen in verwerkt werden, geen erg gedetailleerdeanalyses gemaakt werden enz. Dit was ook niet het opzet van deze publicatie, ook alomdat dit met de huidige stand van het onderzoek en het tijdsbestek waarin dit projectvolbracht diende te worden, eenvoudigweg niet haalbaar was. Geuren en kleuren vindt pre-cies in zijn synthetiserende aanpak, de interregionale comparatieve werkwijze en, niet inhet minst, de onderzoeksresultaten en het globale kader die aangebracht worden, zijngrote kracht. Ondanks het feit dat een hele ploeg auteurs betrokken was bij een erg ruimen veelzijdig onderzoeksthema, is men er toch in geslaagd een gestroomlijnd geheel af televeren. Kortom, Geuren en kleuren is een leesbaar, inhoudelijk goed en rijk geïllustreerdboek geworden. Dat er nog heel wat leemten bestaan in onze kennis van de sociale eneconomische geschiedenis van de provincie Vlaams-Brabant is, om tal van redenen, helaaseen feit, zoals de auteurs zelf meermaals aanhalen. Met het verschijnen van een uitstekendsynthesewerk zoals Geuren en kleuren werd de drempel voor heemkundigen, geschiedenis-studenten en historici alvast een stuk verlaagd en is hopelijk een stimulans gegeven voornieuw en diepgaander onderzoek.

Jan De Maeyer en Peter Heyrman (red.), Geuren & kleuren. Een sociale en economische geschiedenisvan Vlaams-Brabant 19de en 20ste eeuw, Leuven, Uitgeverij Peeters, 2001, 399 p.

Een geschiedenis van de ruimtelijke ordening in België (1835-2001)

Guido Convents

Wie door België en voornamelijk Vlaanderen reist, heeft al snel de indruk dat er aanruimtelijke ordening nooit erg veel energie is besteed, of misschien wel in het volproppenvan de ruimte met goedkope woningen. Proportioneel heeft Vlaanderen de minste bossenen open ruimte in Europa. Overal waar men gaat of staat, staan huizen en in de mooistevalleien botst men op aartslelijke goedkope cités, die dan tot ontsteltenis van de bewonersregelmatig onder water lopen omdat ze in voormalige moerassige gebieden gebouwdwerden. De lintbebouwing draagt bij tot het onveilig verkeer en maakt de infrastructuurvoor nutsvoorzieningen onnodig duur. Tijdens de toekenning van bevoegdheden aan degewesten werd het hardst geroepen om die over de ruimtelijke ordening. Ruimtelijkeordening blijkt economisch, politiek, en ook cultureel erg belangrijk te zijn. Misschien is deexplosie van de lintbebouwing in de jaren 1960 en 1970 er wel mede de oorzaak van datde kerk niet meer midden van het dorp ligt maar in de verte, op het einde van een langeweg? Was dat de bedoeling, of was dat precies niet de bedoeling van bepaalde beleids-makers?

Page 43: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 4302-3

Van een geschiedenis van de ruimtelijke ordening in ons land en in Vlaanderen magverhoopt worden dat het de oorzaken van deze ontwikkelingen aan bod laat komen. Datdoet het al door uitvoerig de oprichting van de voorganger van de Vlaamse Landmaatschappij,de Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendom (NMKL) uit de doeken te doen.Deze blijkt in 1935 niet uit bekommernis voor de open ruimte of de natuur te zijn ont-staan, maar uit politieke redenen. Het doel was precies de plattelandsvlucht naar desteden af te remmen. Deze was op gang gekomen na de zware recessie van begin jaren1930 toen de tewerkstelling in de landbouw met meer dan een derde afkalfde. De Belgwilde naar de stad waar de arbeids-, sociale en culturele leefvoorwaarden beter waren.De moderniteit lokte. De NMKL had tot taak om hypothecaire leningen tegen lage rente-voet toe te kennen aan minder gegoede gezinnen, die op het platteland een stuk grondwilden bewerken. Het houden van kleinvee en kleine tuinen zou in deze visie een extrainkomen voor de gezinnen betekenen. Deze politiek was niet nieuw. Katholieke politicihadden reeds in 1896 het private Werk van den Akker opgericht om de arbeiders op hetplatteland te houden en hun van de “zedelijke verloedering” van de stad te bewaren. DeKatholieke Actie speelde later ook nog een rol. Volkse tuinwijken gaven de arbeider rusten verbondenheid met de natuur en zijn familie. De geschiedenis van deze organisatie isfascinerend. In de jaren 1920 en 1930 werden ook werklozen ingeschakeld in de uitbouwvan de tuinen. Het werd gezien als een efficiënt middel tegen het socialisme en commu-nisme. Enkele tienduizenden gezinnen verkregen zo goedkoop hun “huis met een tuin”. Inde crisisjaren 1930 wilde dit werk haar actieradius uitbreiden maar de Waalse liberalepoliticus François Bovesse zag het anders. Hoewel hij een vrijdenker was wilde hij de“retour à la terre” grondiger bewerkstelligen. Dit leidde tot een storm van kritiek waarbijde critici erop wezen dat er niet voldoende vruchtbare grond zou zijn en dat 540.000 haBelgische bossen zouden verdwijnen. Ondanks deze tegenwerpingen werd voor de uitvoe-ring van zijn plannen in 1935 de NMKL opgericht. Het Werk van de Akker werd verdergezet en de NMKL ontwikkelde daarnaast soortgelijke activiteiten. De boerenbond zag deNMKL aanvankelijk als een concurrent omdat deze instelling goedkoop krediet aan land-en tuinbouwers verstrekte en zich met commissies ook regionaal inplantte. Maar danbemerkte ze de voordelen van de samenwerking.Voor de Tweede Wereldoorlog kregen voornamelijk de ‘voorbeeldige’ krachten van demaatschappij leningen: zoals oud-militairen, kleine zelfstandigen met een goede reputatiemaar een beperkt inkomen. Er waren soms conflicten met andere instellingen die desociale woningbouw wilden stimuleren met goedkope leningen. Deze van de NMKL wa-ren lager! Families die jaren in krotten, barakken of woonwagens hadden vertoefd en dieplots in een nieuwe woning van de NMKL kwamen, voelden zich vaak ontheemd. Zewerden geconfronteerd met een andere wijze van leven die stoelde op afbetalingen enregelmatig onderhoud van de woning. De NMKL probeerde ook werklozen uit de stedenmet leningen te verleiden om naar het platteland te trekken en er als landbouwer oflandarbeider te beginnen. In de zomer 1940 bood de NMKL zijn diensten aan de overheids-administratie (secretaris generaal Verwilghen) aan om het platteland te heropbouwen. Debevordering van de landbouw paste ook in de Duitse bezettingspolitiek. Volkstuinen en

Page 44: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-344

kleine landbouwwinningen werden zelfs als prioriteit beschouwd. Er heerste wel een bouw-verbod tijdens de oorlog.Na de oorlog kreeg de NMKL van de overheid de opdracht om met staatssteun model-woningen voor oorlogsslachtoffers te bouwen. Daarna begon ze met de massale aankoopvan gronden om woningen te bouwen. De ‘terug naar het land’-politiek werd door denieuwe CVP-minister van het Gezin De Riemaecker-Legot meer dan ooit gepromoot. Delandvlucht diende gestopt te worden. Franstalige socialisten en communisten kwamentegen deze politiek in de weer. Ze konden de wet De Taeye van 1948 niet afremmen en al6 jaar later kon de 100.000ste woning met staatssteun en goedkope lening op het platte-land worden gebouwd. Vanaf 1950 legde de NMKL zich volledig toe om op het plattelandook meer sociale woningen in groepsbouw op te trekken (in de volksmond de zoge-naamde cités). De groepsbouw betekende een aanzienlijke besparing in de kosten en eensnellere uitvoering van de werken. Voor politici betekende het een kans om de uitster-vende dorpen een nieuw leven in te blazen. Van groepsbouw ging men snel over naarcomplexbouw waarbij naast woningen ook gemeenschappelijke nutsvoorzieningen gebouwdwerden zoals scholen of postkantoren. Kortom, een klein dorp met alles erop en eraan.De auteurs van de studie gaan niet in op de politieke implicaties. Een nieuwe wijk bete-kende vaak ook een versterking van een bepaalde politieke partij (politiek clientisme) enkon bestaande politieke verhoudingen grondig verstoren. Rond vervuilende en nieuweindustrieën in het Luikse, de Zuiderkempen of de steenkoolmijnen werden cités en kleinelandeigendommen voor de arbeiders gebouwd. Vooral voor de mijnwerkers werd extrainspanningen geleverd. Daarvoor kwam er ook steun van het de Europese Gemeenschapvoor Kolen en Staal.De gouden jaren 1960 betekende de doorbraak voor de NMKL. Het particuliere woning-bezit werd gepromoot. De kwantiteit primeerde op de kwaliteit. Niet het woonbeleidmaar het woningenbeleid primeerde. De tuin werd tot siertuin gereduceerd. Degeprefabriceerde woningen met steeds goedkopere bouwmaterialen deden hun intrede.De kosten stegen en het budget van de NMKL werd steeds beperkter. Met het bouwen vankleinere woningen voor bejaarden en bejaardentehuizen had het NMKL een nieuwe marktaangeboord. In de jaren 1970 begon haar invloed op de woningbouw te tanen.In de tweede helft van de 20ste eeuw werd de druk op de kleinschalige landbouw dermategroot dat de overheid maatregelen uitvaardigde om de landbouw te moderniseren doorgrootschaligheid met ruilverkavelingen mogelijk te maken. De NMKL was een van de drieorganisaties de ruilverkavelingwet van 25 juni 1956 diende uit te voeren. Ze zag het alstaak om tegelijk zoveel mogelijk natuurgebieden voor de landbouw vrij te maken om zoveelmogelijk mensen op het platteland te houden. Het betekende het einde van vele pittoreskeeeuwoude landschapsgezichten. Rivieren en sloten werden rechtgetrokken, verbreed ofgedempt. Om de toegang tot percelen te verbeteren, werden de veldwegen in de ruilver-kavelingen eveneens rechtgetrokken en vol beton of asfalt gegoten. Alleen wanneer delandbouw concurrentieel met de rest van de wereld bleef, bleven de mensen op het landwerken, was de redenering. Daarvoor werden duizenden hectare moerassen of natuurge-bied drooggelegd, bossen massaal gekapt, en holle wegen en kleine heuvels in het land-

Page 45: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 4502-3

schap eenvoudig weg uitgegomd. Houtwallen en hoogstammige fruitbomen werden be-dreigde fenomenen. Bepaalde planten en dieren verdwenen uit het landschap. Kortom,de vermenging van economie en sociale politiek vertekende en verminkte het landschap in(voornamelijk) Vlaanderen. Uit de studie van Guy Dejongh en Peter Van Windekens kande lezer opmaken welke streken hier onder geleden hebben.Grosso modo kan gesteld worden dat de globalisatie al in de jaren 1960 zichtbaar in hetBelgische landschap werd. De EEG-landbouwpolitiek van commissaris Sicco Mansholtbetekende eind jaren 1960 een ommezwaai van de politiek tegen de landvlucht. De land-bouw diende meer dan ooit gemoderniseerd te worden en dat betekende grote arealen,weinig arbeiders en veel machines en het einde van landwinning voor nieuwe landbouw-bedrijven. In 2002 wordt er een averechtse politiek gevoerd: De Morgen kapitelde op 15juli 2002 op zijn opiniepagina (p. 16) “Europese landbouw: naar kwaliteit in plaats vankwantiteit”. De plannen van eurocommissaris Franz Fischler draaien nu om kleinschaligheid,milieu, natuur, dierenwelzijn en voedselveiligheid. Of hoe het landschap in minder dan 30jaar door Europese richtlijnen en Belgische interpretaties gemoduleerd wordt.Met de wijziging van de ruilverkavelingwet op 22 juli 1970 werd de NMKL omgedoopt totde Nationale Landmaatschappij (NLM). Na de petroleumcrisis in 1973 en de daaropvol-gende economische regressie kende de sociale woningbouw een felle terugslag. In Wallo-nië werden nog minder huizen dan in Vlaanderen gekocht. Onder druk van de milieu-beweging en andere sociaal-culturele factoren kreeg de NLM meer aandacht voor dekwalitatieve agrarische ruimte voor toerisme, natuurbehoud, landschapzorg, woonkwaliteitenz.Vertegenwoordigers van economie, landbouw en de Cultuurraad voor de Nederlandsecultuurgemeenschap werden bij de ruilverkavelingwet van 11 augustus 1978 betrokken –om in het kader van de ruilverkaveling onder meer oog te hebben voor het historischlandschap. De dienst Monumenten en Landschappen werd opgericht. De NLM en haarlandschapsplannen werden meer en meer schietschijf van de opkomende milieugroepen.Speculaties en vergroting van financiële interesses in de landbouw bij de NLM werdengelaakt. Het is ontstellend te zien hoe tot diep in de jaren 1980 de NLM niet altijd denodige tact en natuurbehoudvisie in haar kavelplannen beoogde.In het kader van de decentralisering van de beslissingsbevoegdheden in België tijdens dejaren 1980 werd de NLM geregionaliseerd. Dit resulteerde in december 1988 in de op-richting van de Vlaamse Landmaatschappij en de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij. Dezelaatste zou in de eerste jaren van de 21ste eeuw met fraude en corruptie in opspraakkomen. De regionale diensten waren uitgegroeid tot echte baronieën, maar daar blijft hetboek niet bij stilstaan. De schandalen kwamen pas aan het licht nadat de studie wasafgesloten. Maar het uitvoeren van de overheidspolitiek om sociale woningen op de marktte brengen gaat voort. Het is ongemeen interessant te zien op welke wijze de cultureleautonomie van de gewesten ook invloed heeft op de regionalisering van de NLM. Deeerste regering van Leo Tindemans was nauw betrokken bij de regionalisering van deruilverkaveling en de sociale huisvesting. Zonder meer is het fascinerend hoe het ruimte-lijk structuurplan Vlaanderen (de wettelijke omkadering en uitwerking van de landinrich-

Page 46: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-346

ting) en de verschillende mestplannen in ons land tot stand zijn gekomen. Op het eindevan de 20ste eeuw is de VLM onder meer in de weer voor de inrichting van natuurgebie-den. Zij voert daarmee het Decreet op het Natuurbehoud van 21 oktober 1997 uit.Eén van de conclusies van het boek zou kunnen zijn dat de overheidspolitiek met desociale huisvesting zich nu op de leefbaarheid van de steden dient te concentreren eninderdaad de landvlucht aantrekkelijk te maken. Misschien kunnen zo de woningen dieher en der in het landschap staan en die door toedoen van haar politiek uit de jaren1930 en 1940 gebouwd werden gesloopt worden en vervangen worden door de ooitomgehakte bossen en drooggelegde natuurgebieden.Zonder meer is het werk van Guy Dejong en Peter Van Windekens een aanrader. Hetheeft alleszins een aantal vragen beantwoord die ondergetekende zich al jaren heeftzoals hoe komt het dat België en vooral Vlaanderen zo konden worden volgebouwd. Deauteurs hebben de grote lijnen en de feiten geschetst. Nu kunnen de studies volgen diebeslissingsmechanismen voor aankopen en toewijzingen met de politieke implicatiesdaaraan verbonden onderzoeken.

Guy Dejongh en Peter Van Windekens, Van Kleine landeigendom tot Vlaamse Landmaatschappij.Vijfenzestig jaar werking op het Vlaamse platteland. Deel 1935-2001, Brussel, 2002.Inlichtingen: Vlaamse Landmaatschappij, Gulden Vlieslaan 72, 1060 Brussel.

Bâtir le lendemain

Frank Caestecker, CEGES-SOMA

Dit boek is de eerste studie dat de heropbouw van de joodse gemeenschap na detragische gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog behandelt. Het doet dit door hetprisma van één organisatie, ‘L’Aide aux Israélites Victimes de la Guerre’ (AIVG), deopvolger van de Joodse verzetsorganisatie ‘Le Comité de Défense des Juifs’. Het AIVGwas in de onmiddellijke na-oorlogse periode een pluralistische sociale dienst voor dejoodse gemeenschappen, maar ook de gesprekspartner van de ‘joodse lobby’ bij deBelgische autoriteiten. Deze organisatie speelde een cruciale rol bij de na-oorlogseverwerking van de erfenis van de Endlösung.Catherine Massange doet in dit boek verslag van de werking van deze joodse welzijns-organisatie tussen 1944 en 1975, waarbij zij zich vooral steunt op interne documentenvan deze organisatie. De uitdaging waarvoor deze dienst stond bij haar oprichting in deherfst van 1944 was enorm. De helft van de ongeveer 65.000 joden die in 1940 inBelgië verbleven was het slachtoffer van de holocaust. Het AIVG verzorgde de opvangvan de 1.500 overlevenden die gerepatrieerd werden uit de concentratiekampen, maarook vele onderduikers die zich na de oorlog met moeite konden reïntegreren in deBelgische samenleving bevonden zich onder het cliënteel van de AIVG. Tenslotte wer-

Page 47: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 4702-3

den ook de 10.000 overlevenden die voor de oorlog niet in België verbleven, maar naseptember 1944 een toevlucht zochten in België door het AIVG ondersteund.Naast een financiële en materiële ondersteuning van de overlevenden dat het AIVG opzich nam werd het officieel belast met het beheer van de nazi-inventaris van degedoemden, het jodenregister. Alhoewel de jodenvervolging voorbij was, konden degevolgen ervan niet worden uitgewist. De Belgische overheid hoorde blind te zijn voorde religieuze affiliatie van haar burgers en het catalogeren van bepaalde inwoners vanBelgië tot een door de nazi gedefinieerde bevolkingsgroep was voor de Belgische over-heid zeker taboe. Geen overheidsorganisme, maar een privé-organisatie – de AIVG –moest de vervolgden identificeren voor alle mogelijke stappen ter neutraliseren van hetaangedane leed. Het AIVG kreeg hiermee onmiddellijk bij de bevrijding de erkenningals vertegenwoordiger van de vervolgden. Deze bevoegdheidstoewijzing illustreert hetonvermogen van de liberale staat om in het reine te komen met de vervolging van dejoden in de bezettingsjaren. De impasse waarin de na-oorlogse Belgische overheid zichbevond om in haar beleid de ‘joodse’ vervolgenden te rehabiliteren speelde het AIVGduidelijk parten in haar lobbywerk ten bate van de overlevenden. Zo kon de Belgischeoverheid voor de kinderen wees geworden door de deportatie van hun ouders geencategoriaal beleid voeren want een administratieve, laat staan wettelijke categorie ‘joodsewezen’ was in België onaanvaardbaar.Kort na de euforie van de bevrijding kreeg het AIVG in toenemende mate af te rekenenmet wedijver van andere joodse organisaties die haar ambitie om de vervolgden tevertegenwoordigen in vraag stelden. Het AIVG moest om haar ambitie waar te makende strijd tussen zionisten en voorstanders van assimilatie/integratie in de Belgische sa-menleving, tussen communisten en traditionele politieke strekkingen, tussengeseculariseerde joden, orthodoxe en fundamentalistische joden overstijgen. Een schieronmogelijke opdracht en het AIVG verloor reeds in 1946 de steun van de Antwerpsejoodse gemeenschappen. De Koude Oorlog en de oprichting van de staat Israël heeftde verdeeldheid binnen de joodse gemeenschappen nog verscherpt met navenante ge-volgen voor het AIVG. Het AIVG werd meer en meer de vertegenwoordiger van hetBrusselse, geseculariseerde jodendom. Het AIVG was ook geen organisatie die steundeop een intense betrokkenheid van de lokale joodse gemeenschappen. Massange wijstonder meer op de moeilijkheid voor het AIVG om een autonome financiële basis teverwerven. De Belgische joden, ook toen ze de financiële ravage van de oorlogsjarenachter zich hadden gelaten waren nauwelijks bereid deze sociale dienst een financiëleruggengraat te bezorgen. Tot op het eind van de jaren 1950 was de werking van dezeorganisatie enkel mogelijk door Amerikaanse fondsen (de Joint).Dit boek documenteert uitvoerig het sociale werk van het AIVG. Deze organisatie heeftzich in het bijzonder onderscheiden in de opvang van een 1.000-tal wezen, vooralkinderen die door het ‘Comité de Défense des Juifs’ onttrokken waren aan de Duitsemoordoperatie en wiens ouders nooit meer zijn teruggekomen. De weeshuizen die hetAIVG oprichtte komen in dit boek uitvoerig aan bod. Deze werking van het AIVG is opeen bijzonder levendige wijze weergegeven dankzij de inspectieverslagen van het minis-

Page 48: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-348

terie van Openbare Gezondheid waarvan Massange dankbaar gebruikt als aanvullingop haar klassieke bronnen (interne archivalia). Massange wijst erop dat het AIVGinspanningen deed om de joodse wezen een opvoeding aan te bieden die in overeen-stemming was met de geloofsovertuiging van de overleden ouders. Het pedagogischproject van de homes vooral gericht op integratie in de Belgische samenleving, maarook een zionistisch home werd door het AIVG ondersteund. Het AIVG wilde repre-sentatief zijn voor de joden in België en dus recht doen aan haar politieke, religieuzeen sociale diversiteit. Het netwerk van door het AIVG ondersteunde homes weerspie-gelde de heterogeniteit van zij die de doem van nazi’s hadden overleefd. De beperktefinanciële middelen waarover het AIVG beschikte maakte dat het hier niet enkel eenprincipiële keuze betrof. Zo werden in het zionistische home vooral kinderen vanbuitenlandse nationaliteit opgenomen die minder kans hadden om zich succesvol inBelgië te integreren en voor wie migratie naar Israël opportuner leek.In 1961 werd het AIVG herdoopt tot ‘Service Social Juif ’ (SSJ), een naamswijzigingdie een wijziging van de identiteit van de joodse gemeenschap in België illustreert maarwaarop Massage niet ingaat. Zij duidt deze naamswijziging enkel als een uiting van deprofessionalisering van het joodse sociale werk. Vooral door de sterke Amerikaanseinvloed, via de Joint was het Joodse sociale werk, volgens Massange zo ver voor ophaar tijd. De oorlogservaring bleef het joodse sociale werk bepalen in de jaren 1960en 1970. Omwille van de erfenis van de holocaust – een omvangrijke groep alleen-staande bejaarden en veel psychiatrische aandoeningen – stelde zich veel vroeger danbij andere sociale diensten een aantal specifieke sociale problemen bij de ‘ServiceSocial Juif ’. Massage stelt dat deze sociale dienst zowel voor psycho-sociale begelei-ding als derde leeftijdwerking een pioniersrol heeft gespeeld in België.Dit boek is een eerste, verdienstelijke aanzet om de na-oorlogse joodse geschiedenisvan België in kaart te brengen. Het AIVG, later SSJ was een centrale organisatie bij deheropbouw van een joods (organisatie)leven in België. De auteur behandelt op eenchronologische wijze de thema’s waarmee deze joodse sociale dienst mee geconfron-teerd werd. Alhoewel de auteur soms hagiografische accenten legt – het boek is ookeen huldeboek aan deze organisatie – schuwt zij de controverses in het verleden vandeze organisatie niet. Het boek bestrijkt naast het verwerken van de erfenis van deholocaust, ook andere thema zoals de politieke conflicten binnen de joodse gemeen-schap, de rol van een joodse zuil in het na-oorlogse bestel en de evolutie van dewelzijnssector. De beschrijvende aanpak maakt dat deze thema’s enkel oppervlakkigaangeraakt worden, ook voor de centrale focus van dit boek – de verwerking van deholocaust-erfenis – sluit dit boek het onderzoek niet af. Het boek geeft een belang-rijke aanzet met een interne kijk op dit verleden die moet aangevuld worden met eenanalyse die de grenzen van de joodse gemeenschap overstijgt.

Catherine Massange, Bâtir le lendemain. L’Aide aux Israélites Victimes de la Guerre et leService Social Juif de 1944 à nos jours, Bruxelles, Devillez, 2002.

Page 49: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 4902-3

Les magistrats des cours et des tribunaux

Guido Convents

De laatste decennia wordt er steen en been geklaagd over het feit dat zij die in Belgiërecht spreken, kortom de magistratuur, onderbetaald en overwerkt zijn. In het beginvan de 21ste eeuw heeft de minister van Justitie de mond vol van een betere rechts-bedeling en vooral een betere betaling van de magistraten. In Brussel lijken zijn woor-den amper op de in rechten afgestudeerde Vlamingen indruk te maken. Ze zijn nietgeïnteresseerd in een carrière als magistraat. Het beroep heeft aan prestige verlorenen de verloning beschouwen ze niet als aantrekkelijk. Vele buitenstaanders schuddendaarbij het hoofd. Dat er mogelijk een eeuwenoude ideologie of een psychologischereflex aan de basis van ligt, is minder bekend. Maar het lijkt er op… en het lijkt te zijningebakken met het rechtssysteem en het –denken dat Napoleon Bonaparte in onzestreken ingang deed vinden. Het doctoraat van Jacques Logie dat door de de EcolePratique des Hautes Etudes in Genève (Librairie Droz) werd uitgegeven wijst hierop.Terwijl na de Franse Revolutie het Directoire ijverde voor een goed betaalde magistra-tuur, dacht Napoleon daar anders over. Hij wilde niet dat ze echt goed betaald zouworden. De Napoleontische magistratuur werd veelal bevolkt door de nieuwe burge-rij. Deze had weinig affiniteiten met de oude aristocratie die voordien rechters leverdeen met de Franse Revolutie grotendeels van het toneel verdwenen was. Voor Napoleonwas het duidelijk dat aanzien en respect niet automatisch en alleen aan geld mochtengekoppeld worden, maar dat de magistratuur dat moest verdienen. Hij vond ook dateen rechter of magistraat pas echt tot de notabelen kon behoren als hij zich inzettevoor het algemeen belang. In de twee decennia na de Revolutie was er bij de revolu-tionairen nog altijd een afwijzen van de rijken die geld en macht aan eigen genoegensbesteedden en weinig oog hadden voor de gemeenschap. De magistratuur mocht zijninzet voor de gemeenschap niet ondergeschikt maken aan de financiële verdienstendie dat opleverde, meende Bonaparte. Maar de realiteit zag er in onze contreien vaakanders uit. De magistraat behoorde al per definitie tot de betere lagen van de maat-schappij. Hij had gestudeerd en had vaak al een neveninkomen. Bovendien ontspoor-den de benoemingen in de loop der jaren, omdat ze niet meer aan de wetgevendelichamen werden voorgelegd maar in feite door de procureur-generaal te Brusselgebeurden. Het doel bleef evenwel een magistratuur uit te bouwen die bij iedereenrespect afdwong. Voor ons land betekende het de vestiging van een burgerlijk engekwalificeerd magistratenkorps en een definitieve breuk met dat uit de Oostenrijksetijd. Wel stelde Logie toen al vast dat er (kleine) regionale verschillen waren tussen de(Vlaamse en Waalse) departementen.

Jacques Logie, Les magistrats des cours et des tribunaux en Belgique, 1794-1814. Essai d’approchepolitique et sociale, Genève, Droz, 1998.

Page 50: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-350

Tabak en keramiek in het Stedelijk Museum van Hasselt

Guido Convents

Het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof blijkt niet alleen museum van en voorde stad Hasselt te zijn. Met zijn tentoonstellingen en publicaties beoogt ze een bijdragete leveren aan de betere kennis van fenomenen in de regio en daarbuiten.De tentoonstelling die het Museum van 10 maart tot 27 mei 2001 bracht, is er eenvoorbeeld van. Buiten Limburg weten slechts weinigen dat er in deze provincie ooit eenkleinschalige maar toch belangrijke tabaksverwerkende nijverheid heeft bestaan. Al inde 17de eeuw was er tabakshandel in de Limburgse regio. Er werd slechts sporadischtabak geteeld. Vanaf 1830 vormden er zich te Maaseik en te Bree kleipijpencentra waarjaarlijks tussen 1880 en 1914 miljoenen pijpen werden vervaardigd. Dat daarvoor na-tionale en internationale handelsverkeer en contacten van wezenlijk belang waren, ligtvoor de hand. Klei voor de pijpenkoppen kwam deels uit eigen streek en deels uit hetbuitenland zoals Duitsland en Turkije. Hout voor de pijpensteel kwam op een gegevenogenblik uit het Middelandsezeegebied.Na de onafhankelijkheid van België verloren de grote Nederlandse sigarenproducentenhet Belgisch afzetgebied. De invoertol was te hoog.. De Nederlanders richtten filialenop in Noord-Limburg, omdat de lonen er bijzonder laag waren (bijna de helft lagerdan elders in België) en omdat de streek vlakbij de Nederlandse grens lag. De bouw vande spoorlijn Hasselt-Eindhoven (1866) was het begin van de ontsluiting van de streekvoor de Nederlandse tabaksproducenten. Door hun toedoen en door Belgische lokaalondernemersschap groeide de regio rond Peer, Hechtel, Zonhoven, Bree, Tongeren,Hasselt en Genk uit een centrulm van de sigarenproductie met kleine ateliers en veelthuiswerkers. Tientallen verschillende sigarenmerken zagen er het licht. In de BelleEpoque maakten deze Limburgse sigaren toch een vierde van de Belgische productieuit. De Eerste Wereldoorlog en vooral de buitenlandse concurrentie na de TweedeWereldoorlog betekenden een einde voor deze nijverheid.De geïllustreerde catalogus van de tentoonstelling bevat een uitvoerige bibliografie eneen indrukwekkende lijst van Limburgse tabaksfabrikanten.

Van 20 april tot 8 september 2002 vond een overzichtstentoonstelling van de Hasseltsekeramiek uit de belle époque plaats. De tentoonstelling overrompelde gewoonweg elkebezoeker. Een verborgen wereld van neo-classicistische kunst tot verfijnde art nouveauopenbaarde er zich. Het hoogtepunt van de activiteiten van de productie van keramiekin Hasselt lag in de jaren 1895-1914. De toongestelde stukken stamden grotendeelsvan privé-verzamelaars, die de ambitie hebben om de Hasseltse keramiek de plaats inde nationale en internationale kunstgeschiedenis te geven die ze verdient. Buiten hetlouter kunstzinnige kunnen ze nog vanuit tal van invalshoeken bekeken worden. Eénervan is dat een groot deel ervan de visie is van een klein provincie stadje op wat mooiekunst moet zijn. Naast erg fijne en geraffineerde keramiek was op de tentoonstellingvoluptueuze (op het kitscherige af met de ongewone hevige kleuren) opzichtige keramiek

Page 51: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 5102-3

die de provinciale burgerij het gevoel diende te geven dat ze een betere klasse was metzin voor het artistieke (en het dure) te zien.In de 19de eeuw kende het vruchtbare Zuid-Limburg waarvan Hasselt nog deel uit-maakt, een aantal goeddraaiende jeneverstokerijen. Dat jenever ook in aarden gebak-ken kruiken vervoerd werd, heeft mogelijk meegespeeld in het feit dat welstellendestokers als Florent Villers en een aantal kleine industriëlen waaronder Adrien deCorswarem in 1890 de Manifacture de Porcelaines de Limbourg oprichtten. Kort daaropwaren al een 200-tal mensen in dienst en werd de technische kennis vanuit Duitslandgeïmporteerd. De directeur en een aantal werknemers kwamen uit een porseleinfabriekuit Duitsland. Ze produceerden onder meer porseleinen heiligenbeeldjes en opzichtigegedecoreerde tafelserviezen. Drie jaar later bleek dat de verkoop stagneerde. De regiowas te klein en de contacten om een groter afzetgebied te bereiken ontbraken. Hetfabriekje ging dicht. Maar in 1895 sloegen de jeneverstokers de handen in elkaar metBrusselse industriëlen: de Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt kwamtot stand. Sleutelfiguren waren hier (naast de kapitaalkrachtige oud-investeerders vande Hasseltse porseleinenfabriek zoals Florent Villers) de uit Brussel stammenden HenriClément Baudoux, Arille de Gallaix en Célestin Helman. Ze hadden blijkbaar de rela-ties voor de uitbouw van de hoofdstedelijke markt. Het verklaart waarschijnlijk ookwaarom de Brusselse mondaine krant Le Petit Bleu van 17 december 1896 een uitvoeriggeïllustreerd artikel aan de Hasseltse keramiek wijdde. De Art Nouveau manifesteerdezich in meer en meer in heel het land. Met een 100-tal werknemers werden nu ondermeer gevelstenen, tegels en majolica, jeneverkruiken, reclameborden en tegeltableausgeproduceerd. Jonge artiesten als Fernand Toussaint, Jacques, Jean Madiol en JosDamien speelden in op de nieuwe artistieke smaken van de tijd en hun ontwerpenbehaalden prijzen op beurzen en tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Hunproducties waren dan ook te zien op de Wereldtentoonstelling in Brussel (1897) enLuik (1905) en op de tentoonstelling in Milaan (1906). Na de Eerste Wereldoorlogwerd de productie herleid tot hoofdzakelijk wandtegels voor sanitaire ruimen en zwem-baden. De aanwezigheid van de fabriek in een dichte woonwijk, de milieuhinder en hetontbreken van creativiteit om nieuwe afzetmarkten te ontdekken, betekenden het eindevan de fabriek in 1954.In 1979 schreef industrieel-rcheoloog Adriaan Linters dat van de keramiekproductie inHasselt nog maar bitter weinig geweten is. 20 jaar later lichtten de tentoonstelling encatalogus een tipje van de sluier op. De catalogus plaatst de Hasseltse productie in denationale en internationale context. Hopelijk verleiden de prachtige kleurenfoto’s inhet boekwerk, de bewaarde stukken en de versierde geveltekens die in ons land endaarbuiten nog te zien zijn, historici en kunsthistorici om zich over deze industrie,productie en zijn consumenten te buigen.

In rook vervlogen. Tabak in Limburg. Catalogus, Hasselt, Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof,2001, 6,20 euro. Gracieus Hasseltse keramiek uit de belle époque, Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof, Hasselt, 2002, 17 euro.Inlichtingen: Maastrichterstraat 85, 3500 Hasselt, tel. 011/24.10.70, [email protected], website http://stellingwerffwaerdenhof.be.

Page 52: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-352

Publicaties ❁ Publications

La collaboration au quotidien

Le 14 avril 1943, dans Bruxelles occupée par les nazis, trois coups de pistolet tirés parun étudiant résistant de 19 ans mettaient fin à la vie et à la carrière de Paul Colin, leplus en vue des collaborateurs des Allemands. Arnaud Fraiteur – c’était le nom dujeune résistant – et ses deux complices seront pendus au fort de Breendonck.Journaliste, critique d’art renommé, la victime était depuis toujours un admirateurfervent de la culture allemande, qui n’a pas fait la différence entre Goethe et Goebbels.En 1940, dès le début de l’occupation, Paul Colin crée Le Nouveau Journal qui prônechaque jour l’Ordre nouveau national-socialiste.Depuis sa mort il y a presque soixante ans, aucune biographie du personnage n’aencore été publiée, malgré tant d’ouvrages consacrés à la Belgique sous l’Occupation.Sans chercher à connaître les raisons de ce silence, Jean-Léo a décidé de la rompre,en racontant Paul Colin et son temps.Son livre n’est ni un pamphlet, ni une réhabilitation; c’est littéralement un ‘repor-tage’, basé sur des correspondances et documents inédits.

Jean-Léo, La collaboration au quotidien. Paul Colin et ‘Le Nouveau Journal’ (1940-1944),Bruxelles, Racine, 122 p., ISBN 2-87386-277-7.

Averbode

‘Averbode’ is een begrip in de uitgeverswereld. Vandaag is de uitgeverij vooral bekendom haar educatieve tijdschriften, literaire kinder- en jeugdboeken, en haar religieusboekenfonds. Maar historisch gezien zijn de uitgeversactiviteiten van Averbode ruimeren meer gediversifieerd. KADOC heeft hierover jarenlang multidisciplinair onderzoekgevoerd in samenwerking met de abdij en de uitgeverij. Het resultaat van dit onder-zoek is thans gebundeld in het boek Averbode, een uitgever apart.Het verhaal van de uitgeversactiviteiten van Averbode start op het einde van de 19de

eeuw, wanneer de norbertijnen bij de uitbouw van de Aartsbroederschap voor O.L.Vrouwvan het H. Hart het belang ontdekken van religieus propagandamateriaal, zoals bid-prentjes en almanakken. Dit religieuze verhaal krijgt een economische componentwanneer de eerste bescheiden handdrukpers wordt vervangen door krachtiger ma-

Page 53: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 5302-3

chines. Zo groeit stap voor stap een drukkerij die over de nodige capaciteit beschiktom op grote schaal tijdschriften en weekbladen te drukken. Alle publicaties uit diebeginperiode (de Bode van O.L.V. van het H. Hart, de Maria-Almanak en de Messager deNotre-Dame du Sacré-Coeur) kaderen in de H. Hart- en de Mariadevotie, die in de 19de

eeuw een sterke heropleving kennen. Na de eeuwwisseling start Averbode ook met deuitgave van familiebladen, zoals Averbode’s Weekblad en La Semaine d’Averbode. Die mik-ken dan weer op volksontwikkeling en geloofsopvoeding.Na de Eerste Wereldoorlog beleven de uitgeverij en de drukkerij van Averbode eenware expansie. De Eucharistische Kruistocht (EK), een beweging die via geloofsop-voeding en veelvuldige communie de wereld wil herkerstenen, vormt een belangrijkemotor voor het publicatiefonds. In 1920 brengt Averbode Zonneland en Petits Belges opde markt en vanaf 1930 ook de avontuurlijke reeksen Vlaamsche Filmkens en Presto films.In Vlaanderen zijn dat zowat de eerste katholieke tijdschriften die fictie én stripsbrengen voor de jeugd. Het succes blijft niet uit, wat een goede basis vormt voor deuitbouw van een jeugdboekenfonds. Na de Tweede Wereldoorlog verschuift hoofd-redacteur pater De Kesel, alias Nonkel Fons, het accent in de tijdschriften van reli-gieuze naar educatieve ontspanning. Voor iedere leeftijdsgroep creëert hij een eigenblad, Zonnekind, Zonnestraal en met Doremi gaat hij zelfs internationaal... totdat de‘vergrijzing’ bij hem toeslaat. De kritiek blijft niet uit. Pas vanaf de jaren 1980 slaagtAverbode erin om voor het jeugdboekenfonds en zijn educatieve tijdschriften opnieuwerkenning te krijgen in het hertekende jeugdliteraire landschap. Met de website Kidcityzorgt Averbode begin jaren 1990 op het vlak van multimediale edutainment opnieuwvoor een primeur in Vlaanderen.Met zijn familiebladen daarentegen weet Averbode veel minder efficiënt in te spelenop de modernisering van de samenleving. Tijdens het interbellum wordt het aanboduitgebreid met het neutrale blad Ons Land en het culturele tijdschrift Hooger Leven,waarmee Norbertijn Emiel Valvekens en Gerard Walschap mikken op de katholiekeintelligentsia. Beide bladen overleven de Tweede Wereldoorlog echter niet. Ondoor-dachte investeringen en een gebrek aan bedrijfseconomische kennis brengen de abdijin het begin van de jaren 1930 zelfs op de rand van het failliet. Slechts ten koste vanzware inspanningen kan het tij worden gekeerd. Maar toch moeten de familiebladenAverbode’s Weekblad en La Semaine midden de jaren 1960 worden opgedoekt. Vanaf danworden inspanningen geleverd voor de uitbouw van een religieus boekenfonds, datprobeert in te spelen op de groeiende behoefte aan zingeving.Voor de abdij zijn haar uitgeversactiviteiten nog steeds een bewuste en actieve vormvan apololaat, waarmee zij zich historisch inschakelt in de kerkelijke optie voor een‘goede pers’. Het boek Averbode, een uitgever apart beschrijft en verklaart in ruim 500blz. en 400 kleurenillustraties hoe Averbode dit persapostolaat op een heel eigenmanier heeft ingevuld.

Averbode, een uitgever apart. 1877-2002, Leuven, 2002.Voor meer informatie: http://www.averbode.com.

Page 54: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-354

Opstellen voor een inspirerende non-conformist.Een huldeboek voor Werner Vandenabeele (1926-2000)

Werner Vandenabeele (Overmere, 1926-Gent, 2000) wordt in de titel van het post-ume huldeboek dat aan hem wordt gewijd, omschreven als “een inspirerende non-conformist”. Uiteraard was deze veelzijdig geëngageerde intellectueel nog veel meer.Met name echtgenoot en (groot)vader, oud-leerling van de jezuïeten en licentiaatgeschiedenis (Centrale Examencommissie), kritisch observator van zijn omgeving envan het wereldgebeuren, leraar geschiedenis aan het Koninklijk Atheneum van Lok-eren (tot zijn 65ste!), (historisch) publicist, linkse flamingant en internationalist, toe-ristische gids in Lokeren en elders, ex-katholiek en vrijzinnige, eerste archivaris van hetDocumentatie- en Archiefcentrum van de Communistische Beweging (DACOB) inBrussel, politiek-maatschappelijk en persoonlijk mentor van velen enz. Zoals zijn rouw-brief en zijn gedachtenisprentje het stellen, was hij echter het meest gehecht aan deeenvoudige maar tegelijk veelomvattende omschrijving ‘historicus’.Kort na zijn overlijden werd besloten om voor Werner Vandenabeele een blijvendmonument op te richten in de vorm van een (hulde)boek. In deze publicatie, diemidden december 2002 verschijnt, werden een uitvoerig biografisch portret van hemen een aantal herinneringen van vrienden en bekenden samengebracht, maar vooraleen reeks uiteenlopende historische studies die aan Werner Vandenabeele werdenopgedragen en die zijn hele, zeer ruime interesseveld bestrijken.

INHOUDSTAFEL

1. Sabine Van Rysselberghe, Woord vooraf2. Ludo Abicht, Inleiding: de kracht van het geheugen3. Björn Rzoska, Werner Vandenabeele (1926-2000), historicus tussen ‘Vlaamse Leeuw’ en ‘Internationale’

4. HerinneringenJacqueline Baetens, Herinneringen aan een geschiedenisleraarPol Hoste, Afscheid nemen van Werner VandenabeeleCarina Keppens, Werner, de collega met visieJoost Vandommele, Denkend aan Werner

5. Lokerse geschiedenisHendrik Defoort, Omtrent historiografische beeldvorming, socialisme en coöperatie: deGentse socialisten en ‘den buiten’ vóór de Eerste WereldoorlogHilaire Liebaut, Het Vlaemsch Gezelschap ‘Hoop in Toekomst’ te Lokeren (1848-1867)Roland Meyfroot, De Durme, verleden en heden van een rivierGeertrui Van Acker, Omtrent de openbare gezondheidszorg in Lokeren tijdens de eerste helftvan de 19de eeuw

Page 55: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC 5502-3

Marina Van Hoorick, De wijk Oudenbos te Lokeren. Enkele historische en sociaal-geografische kanttekeningenPiet Veldeman, De geschiedenis van de Lokerse burgerwacht (1831-1920)André Verstraeten, Sprokkelingen uit het landelijk leven in Lokeren tussen 1918 en 1940Ann Vervaet, Schets van een woonfenomeen uit het industrieel verleden van Lokeren:de ‘hofjes’ of beluiken

6. Vlaamse en andere geschiedenisLuc Boeva, Ontsluiting door trefwoorden in het Archief en Documentatiecentrum voor hetVlaams-nationalisme (ADVN) te AntwerpenJan Debrouwere, Bedenkingen inzake fascisme, nazisme, Europa en Duitsland. Eenhommage aan Werner Vandenabeele: humanist, democraat, flamingant en marxistBruno De Wever, De erfenis van de collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog in BelgiëHerman Maes, De Rijksuniversiteit te Gent en de ‘Ecole des Hautes Etudes à Gand’ in1945-1946Nico Van Campenhout, Karel Heynderickx (1875-1962): het activisme als breuklijn in eenmensenlevenRik Van Daele, Reynaert de vos, de geusPeter Vandenabeele, Emiel Vandenabeele, scheepsbouwer en politicus in Nieuwpoort(1857-1948)Joost Vandommele, Dichter René De Clercq (1875-1932), medereiziger van de socialistischearbeidersbewegingJuul Verhelst en Griet Maréchal, De Politieke Controlecommissie van de CommunistischePartij van België: haar opdrachten, organisatie en archief. Een verkenning

Nico Van Campenhout (red.), Opstellen voor een inspirerende non-conformist. Een huldeboekvoor Werner Vandenabeele (1926-2000), Lokeren, Stad Lokeren i.s.m. Masereelfonds en Imavo,ter perse, ca. 400 blz.Inlichtingen: U kan voorintekenen voor het boek door uiterlijk op 6 december 2002 25 euro over teschrijven op rekeningnummer 091-0106024-32 van het Stadsarchief van Lokeren (Torenstraat 1a,9160 Lokeren, tel. 09/340.50.89; fax 09/340.50.53, e-mail [email protected]) met vermelding“Werner Vandenabeele”. Vanaf 16 december 2002 kost het boek 30 euro.

Page 56: BVNG ABHC · 2015. 2. 11. · BVNG 02-3 ABHC 7 directeur Jean Vanwelkenhuyzen. In 1977 verschijnt, als een kers op de taart, een eerste Mededelingenblad. De ‘geboorte’ van de

BVNGABHC

02-356

Prix ❁ Prijzen

Prix Fondation Auschwitz (2.500 euro) et Prix Fondation Rozenberg(2.500 euro) 2002-2003Prijs Stichting Auschwitz (2.500 euro) en Prijs Stichting Rozenberg-Caillet (2.500 euro) 2002-2003

De Stichting Auschwitz, studie- en documentatiecentrum over het concentrationaire uni-versum, stelt de Prijs in van de Stichting Auschwitz en van de Prijs Stichting Rozenberg-Caillet ter herdenking van de slachtoffers gevallen in de concentratie- en vernietigings-kampen onder het nazisme.De Prijs van de Stichting Auschwitz en van de Prijs Stichting Rozenberg-Caillet kunnenjaarlijks toegekend worden in de maand juni ter bekroning van twee onuitgegeven enoriginele werken die een wezenlijke bijdrage leveren tot de historische, politieke, economi-sche en sociale analyse van het IIIe Rijk, van de nazimisdaden en -genocides, van deprocessen en mechanismen die er toe geleid hebben, evenals van hun impact op hethedendaags bewustzijn.De Prijs van de Stichting Auschwitz en van de Prijs Stichting Rozenberg-Caillet bedragenelk de som van 2.500 euro. Deze kunnen niet opgedeeld worden en worden niet verhoogdindien deze gedurende één of meerdere jaren niet zouden uitgereikt worden. De StichtingAuschwitz behoudt zich het recht voor het bekroonde werk te publiceren.De Raad van Bestuur van de Stichting Auschwitz, op voorstel van de jury, behoudt zich hetrecht voor om een laureaat of meerdere kandidaten een navorsingssubsidie toe te kennen.De werken zullen onderzocht worden door een jury die speciaal voor deze gelegenheidwordt samengesteld. Zij is samengesteld uit leden van de Raad van Bestuur van de Stich-ting Auschwitz alsook uit personen waarvan de opname in de jury wenselijk wordt geacht.Drie exemplaren van de voorgestelde werken dienen geadresseerd te worden aan de Stich-ting Auschwitz t.a.v. Baron Paul Halter, Huidevettersstraat 65 te 1000 Brussel ten laatsteop 31 december van elk jaar. De exemplaren van niet weerhouden werken zullen terug-gestuurd worden aan de auteurs.

Inlichtingen: Stichting Auschwitz, Archieven van de Stad Brussel, Huidevetterstraat 65, 1000 Brussel,tel. 02/512.79.98, e-mail [email protected], website http://www.auschwitz.be.