Bloemlezing uit Pensées van Blaise Pascal uit Pensées van Blaise Pascal In protestantse kringen is...
Click here to load reader
Transcript of Bloemlezing uit Pensées van Blaise Pascal uit Pensées van Blaise Pascal In protestantse kringen is...
Bloemlezing uit Pensées van Blaise Pascal
In protestantse kringen is de Franse filosoof, natuur- en wiskundige Blaise Pascal bekend geworden
en geniet hij als apologeet veel aanzien. Hij schreef een apologie van het christelijk geloof
(verdedigingsrede, verweerschrift), die hij helaas niet heeft kunnen voltooien. Deze onvoltooide
apologie is posthuum uitgegeven in Pensées(Gedachten). Dit is een boek vol aforismen en
stellingen over het bestaan van God, de ontoereikendheid van de rede, de zin van het leven
enzovoorts. Bekend is de gok van Pascal (le pari): het is beter om wél in God te geloven want als
Hij wel bestaat, is de winst voor de gelovige oneindig. Bestaat God niet, dan verliest de gelovige
niet. Pascal omschrijft dit als een weddenschap.
• Voor de navigatie van een schip kiest men van de passagiers niet degene die van de beste
familie is. (30)
• Ijdelheid. Respect betekent: sloof je uit. (32)
• Te veel en te weinig wijn. Geef hem er niets van en hij kan de waarheid niet vinden. Geef hem
er te veel van [en hij kan het] evenmin. (38)
• Wanneer je te snel of te langzaam leest begrijpt je niets. (41)
• Het is niet goed om te veel vrijheid te hebben. Het is niet goed van al wat je nodig hebt
voorzien te zijn. (57)
• Tirannie bestaat daarin dat je wilt heersen, overal, ook waar je niets te zeggen hebt. (…) (58)
• Gerechtigheid. Zo de mode bepaalt wat aangenaam is, bepaalt ze ook wat rechtvaardig is. (61)
• De bek van de papegaai: hij veegt hem af, ook als die schoon is. (107)
• Denkend riet. Niet in de ruimte moet ik mijn waardigheid zoeken maar in de ordening van mijn
denken. Ik word er niet beter van wanneer ik land bezit. De kosmos omvat mij met ruimte en
laat me als een stip verdwijnen: door het denken omvat ik hém. (113)
• Tegenstrijdigheden. De mens is van nature lichtgelovig en ongelovig, bang en overmoedig.
(124)
• Als hij zichzelf prijst, verneder ik hem. Als hij zich vernedert, prijs ik hem. En ik spreek hem
altijd tegen. Tot hij begrijp dat hij een onbegrijpelijk gedrocht is. (130)
• Verstrooiing. Je verdraagt het gemakkelijker om zonder er bij na te denken te sterven, dan aan
de dood te denken zonder dat er gevaar is. (138)
• Atheïsme: een bewijs van geestkracht, maar slechts tot op zekere hoogte. (157)
• Er zijn maar drie soorten mensen: zij die God dienen omdat ze Hem gevonden hebben, zij die
Hem niet gevonden hebben en daarom bezig zijn Hem te zoeken en zij die leven zonder Hem
te zoeken of gevonden te hebben. De eerste soort is verstandig en gelukkig, de laatste dwaas
en ongelukkig en die ertussen is ongelukkig en verstandig. (160)
• Heel het geloof bestaat in Christus en in Adam, en heel de ethiek in de begeerte en de genade.
(226)
• Alles wat onbegrijpelijk is houdt nog niet op te bestaan. (230)
• Het Evangelie spreekt slechts over de maagdelijkheid van de Maagd tot de geboorte van
Christus. Alles [heeft] betrekking op Christus. (299)
• Door te testen of hij God was, bewezen de Joden dat hij mens was. (306)
• Het is bijgelovig je hoop in uiterlijke vormen te stellen, maar hoogmoedig om je er niet aan te
willen onderwerpen. (364)
• Rusteloosheid. Wanneer een soldaat (of boer etc.) zich beklaagt over zijn zware bestaan, laat
hem dan maar eens niets doen! (415)
• Grootheid. De religie is zo iets groots, dat degenen die, wanneer ze onduidelijk is, niet de
moeite willen nemen er naar te zoeken, er terecht van verstoken blijven. En als zij van dien
aard is dat degene die haar zoekt haar ook kan vinden, wat klaagt men dan? (472)
• Toen de schepping van de wereld tot een steeds verder verleden ging behoren, heeft God
gezorgd voor één enkele in die tijd levende geschiedschrijver [Mozes] en een heel volk
opgedragen diens boek te bewaren, opdat dit de meest authentieke geschiedschrijver ter
wereld zou zijn en alle mensen hierdoor kennis konden nemen van iets dat ze beslist moesten
weten en dat men alleen op die manier te weten kon komen. (474)
• Bij de godsdiensten moet men oprecht zijn: ware heidenen, ware Joden, ware christenen.
(480)
• Toen de Joden de Messias doodden om hem niet te hoeven accepteren, hebben ze hem
daarmee het laatste kenmerk van de Messias verleend. En door hem te blijven verloochenen
hebben ze zichzelf tot onwraakbare getuigen gemaakt. En door hem te doden en te blijven
verloochenen hebben ze de profetieën in vervulling doen gaan [nl. Js 60 en Ps 72 (71)]. (488)
• Naarmate iemand meer geest heeft vindt hij dat er meer originele mensen zijn. Het gewone
volk ziet geen verschil tussen de mensen. (510)
• Wilt u dat anderen positief over u denken, houdt uw mond daar dan over. (671)
• De mens is engel noch dier, en het ongeluk wil dat je je als dier gedraagt wanneer je de engel
wilt spreken. (678)
• Buiten gevaar bang zijn voor de dood en in gevaar niet, want je moet mens zijn. (716)
• We laten ons doorgaans makkelijker overtuigen door argumenten die we zelf gevonden hebben
dan door die waar anderen op gekomen zijn. (737)
• De kwaden zijn mensen die de waarheid kennen maar haar alleen verdedigen voor zover het in
hun kraam te past komt; maar daarbuiten geven ze haar op. (740)
• Omdat de functies van de hertog en koning en hoogte staatsambten reëel en noodzakelijk zijn
(omdat alles door macht wordt bestuurd), bestaan zij altijd en overal, maar omdat door
denkbeelden bepaald wordt of deze of gene ze bekleedt, is dát niet iets duurzaams en
onderhevig aan verandering etc. (765)
• Er zijn heel wat mensen die op dezelfde manier naar een preek luisteren als naar een vesper.
(766)
• De geschiedenis van de kerk moet eigenlijk de geschiedenis van de waarheid genoemd worden.
(776)
• Een van de beurtzangen bij het Kerstvesper: Exortum est in tenebris lumen rectis corde. [“Voor
de vromen is een licht in de duisternis opgegaan,” Ps. 112 (111): 4.] (777)
• Het staat er wel goed voor met de Kerk als zij alleen nog maar door God gedragen wordt!
(845)
• De natuur kent volmaaktheden om te laten zien dat zij Gods beeld is, en gebreken om te laten
zien dat zij niet meer is dan een beeld. (934)
• Maak met vreze werk van uw heil. (969)