Blindeman

13
blindeman

description

Sinds Inge, hun dochter, bij een ongeval een oog verloor, hebben Wim, medisch consulent, en zijn vrouw het moeilijk met elkaar. Het wordt nog erger als Inges goede oog aangetast blijkt door een verwoestende ziekte. Een nieuw geneesmiddel zou soelaas kunnen brengen, maar uitgerekend dat middel is nu precies het doelwit van een nietsontziende strijd tussen twee machtige families uit de farmaceutische wereld. Bezeten door zijn verlangen het geneesmiddel in bezit te krij­gen, riskeert Wim vermalen te worden door de gebeur­tenissen. Ook de aantrekkelijke docente Carla, op wie hij meteen een oogje heeft, wordt meegezogen in de stroom. Haar ambitie om door te breken als historica maakt haar blind voor gevaar.

Transcript of Blindeman

blindeman

Herman De Jonghe

Blindeman

HoutekietAntwerpen / Utrecht

© Herman De Jonghe / Houtekiet / Linkeroever Uitgevers nv 2011

Houtekiet, Katwilgweg 2, b-2050 [email protected]

Omslag Wil ImminkFoto omslag © Sara Engels

Zetwerk Intertext, Antwerpen

isbn 978 90 8924 154 2d 2011 4765 5

nur 330

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke

toestemming van de uitgever.No part of this book may be reproduced in any form, by print,

photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.

Voor mijn kinderen Peter, Mimi en Siska

Et Jehanne la bonne LorraineQu’ Englois brulerent a Rouen;

Ou sont ilz, ou, Vierge Souvraine?Mais ou sont les neiges d’antan?

françois villondichter en galgenbrok, geboren in 1431,

het jaar dat Jeanne verbrand werd.

9

Zaterdag 30 juni

In die warme zomernacht, vol van geuren en verre muziek, had Etienne Perleau Zijn stem gehoord. Wat eerst een nacht

leek te worden als alle andere, een kwelling van slapeloosheid, woelen, pijn en spijt, onderbroken door te korte momenten van vergetelheid, werd een keerpunt in zijn leven. Toen hij vroeg in de morgen ontwaakte, de slaapkamer hield haar vor-men nog verborgen, wist hij het zeker: de Heer had Zijn wil aan hem geopenbaard, zo helder en klaar als het bazuingeschal op de dag des oordeels. Hoewel alles nu anders was, had hij als naar gewoonte in zijn slaapkamer ontbeten, voor het grote raam dat uitkeek op de tuin en het meer, had Ernest hem geholpen bij het aankle-den, had hij op zijn bureau de kranten doorgenomen en was naar het terras gewandeld toen de zon hem daartoe uitno-digde. Met beide handen op het koude marmer van de balus-trade staarde hij in de verte en overwoog wat hem te doen stond. Waarom, Heer, vroeg hij zich af, waarom nu nog, aan het eind van mijn leven? Kan deze kelk niet aan mij voorbijgaan? Om er meteen aan toe te voegen: niet mijn wil, maar de Uwe ge-schiede. De zomer lag op het land. Alleen de kop van de Säntis, gin-

10

der in het zuiden, was nog wit, de toppen van het Zwarte Woud aan de andere kant koesterden zich donkergroen in de krach-tige zon. Uitdagend flonkerde ze daar beneden in het water van het Bodenmeer, dat het blauw van de hemel en het groen van de heuvels opzoog en juichend weer de wereld in gooide. Alles toonde vandaag de grootsheid van de Heer. In gedachten verzonken wandelde hij naar het zwembad, het wateroppervlak rimpelde verschrikt, bleef daar een poos staan, besliste dat hij zijn opdracht niet langer voor zich uit mocht schuiven en keerde terug naar de openstaande deur van de grote eetkamer. Daar riep hij om Ernest. Die kwam meteen naar buiten, Ernest Schikl was altijd binnen gehoorsafstand. ‘M’neer?’ Hij haalde diep adem, vroeg de telefoon, zocht een plaats in de zon en liet haar zijn oude huid verwarmen. De vogels zongen in de bomen rond het grasperk, de wind fluisterde in de kruinen, het riviertje dat opzij naast de villa kronkelde, ruiste geruststellend op zijn weg naar het meer. Ernest reikte met een lichte buiging de telefoon aan. Eén ogenblik nog ble-ven zijn armen willoos naast zijn lijf hangen, om vervolgens de Satan van zich af te duwen en het pad van de Heer te kiezen. Hij vroeg Ernest te blijven en mee te luisteren. Hij drukte een paar toetsen in, er klonk eerst wat gekraak, pieptonen op verschillende hoogtes, dan een bekende stem: ‘Hallo, Etienne?’ ‘Dag Marc.’ Er was toch niks aan de hand, vroeg zijn zoon bezorgd. Hij stelde hem gerust en vroeg hoe het aan de andere kant van de oceaan was. ‘Prima! Wonderful!’ En hoe stond het met de zaken? ‘Prima! Wonderful!’ Er volgde een kort verslag met woorden als vernieuwing, restyling en reorganisatie, toen kwam de vraag waarom hij al zo lang niets meer van zich had laten horen. Dat

11

kan ik ook aan jou vragen, jongen, antwoordde hij, het laatste telefoontje uit Dallas dateerde van januari, om hem een geluk-kig Nieuwjaar te wensen. Het bleef een wijle stil aan de andere zijde. Toen, op veront-waardigde toon, legde Marc uit hoe druk hij het had, dat het leiden van een multinational als Tyler-Perleau niet veel ruimte overliet voor socialiseren, dat de tijden moeilijk waren en de pro blemen veelkoppig. Hij zweeg gelaten, terwijl Marc een over zicht gaf van zijn bezigheden. De arme jongen had gelijk. Met hem was het net zo geweest, alleen het bedrijf, altijd het bedrijf. Dwaas die hij was. Toen de klaagzang was uitgezongen vroeg hij: ‘Hoe gaat het met Daisy?’ ‘Prima. Wonderful!’ Ze had het ook druk met haar zaak, de dieetproducten. Ze had nu haar eigen productielijn. Een goud-mijn, grinnikte Marc, hier in de States. Maar waarvoor belde hij eigenlijk? Het moest nu maar. Hij sloot zijn ogen, bad om sterkte, en zei dat hij zich zorgen maakte. Grote zorgen, over het bedrijf. Marc wist zeker wel wat hij bedoelde. Geen reactie. ‘Hallo, Marc, hoor je me?’ De stem in de hoorn was van metaal. ‘Ja, ja. Je maakt je zor-gen. Wat is er?’ Dat was moeilijk om aan de telefoon uit te leggen, het was delicaat, het was… ja, iets dat onder vier ogen besproken moest worden. Of Marc niet naar Kreuzlingen wilde komen, naar de villa. Een dag of twee, om eens rustig te praten. Zij beiden, vader en zoon, en Ernest. Hij mocht gerust Daisy meebrengen, ze kon winkelen in Konstanz of een wandeling maken in de heu vels of… Stilte. Tot Marc zei: er zijn geen problemen, ik zie geen en-kele reden om over te komen.

12

Hij herhaalde dat hij alleen maar wilde helpen, raad geven, zijn ervaring ter beschikking stellen en meer van die dingen, en Marc zei opnieuw dat er geen problemen waren, dat alles onder controle was, dat het bedrijf op weg was nummer één in de wereld te worden, the biggest in the world, en dat was het toch wat Etienne altijd gewild had. Is het niet? So what? Dan moest het maar, over de telefoon, zonder te weten wie er allemaal meeluisterden. Hij bracht zijn zoon op de hoogte van het verraad. Dat de Tylers, die miljoenen hadden verdiend toen ze bij de fusie hun armzalige aandelen hadden mogen in ruilen voor die van het nieuwe bedrijf, achter zijn rug leurden met hun aandelen, dat ze nu, nu het bedrijf moeilijkheden ken de, de eersten waren om gauw gauw hun winst te pakken en het zinkende schip te verlaten. En dan, Marc, zei hij, zijn stem beefde, dan kun je overgenomen worden en is de holding haar mooiste dochter kwijt. Een nauwelijks ingehouden vloek aan de andere kant van de oceaan. ‘Etienne, in godsnaam… Wie beweert dat?’ Dat kon hij niet zeggen, en toen werd Marc écht boos. Wat hem toch bezielde, dat de Tylers nooit zoiets zouden doen, dat hij getrouwd was met Daisy Watson, dat de Tylers zijn schoon-familie waren, dat… enzovoorts. Hij onderging de woorden-vloed, en toen die opgehouden was zei hij dat het juist die schoon familie was die de overname van Barmtech tegen alle adviezen in had geforceerd en dat de neergang van het aandeel daarmee begonnen was. Marc fulmineerde dat hij veel te snel oordeelde, dat elke overname een moeilijke beginperiode kent, dat ze met Barmtech de eenentwintigste eeuw waren ingestapt en weldra alle concurrenten achter zich zouden laten. Binnen enkele maanden kwam er een eerste product op de markt, een nieuw soort oogdruppels dat de medische wereld met stom-heid zou slaan.

13

Wie had die jongen zo verblind? Binnen enkele maanden was er geen bedrijf meer, het waren loze woorden. Dat zei hij niet, hij wees er Marc alleen op dat het aandeel in één maand tijd met tien dollar in waarde was gedaald, en dat kon die niet ontkennen. Een tijdelijke zwakte, wierp die arme jongen op, en vroeg vervolgens ongerust of de holding iets van plan was. Het gesprek week af, hij bad de Heer om hem de juiste woor den in de mond te leggen. Jongen, zei hij, Marc, we moe-ten overleggen hoe we die verkoop kunnen beletten. Wij samen. Kom naar Kreuzlingen, hier kunnen we vrijuit praten. Marc bezwoer dat hij de hoorn zou neerleggen als Etienne zo doorging, dat hij niet naar de villa zou komen en dat er geen problemen waren. Etienne moest stoppen met die nonsens, hij moest genieten van zijn oude dag en vooral doen wat hij beloofd had toen hij zich uit het bedrijf terugtrok: zich nergens mee bemoeien. De directie stond haar mannetje en had geen adviezen uit Zwitserland nodig. Die toon, dacht hij geschokt, die toon. Zo had hij nooit te-gen zijn vader gesproken. De Boze waarde rond in Dallas, nu wist hij het zeker. Nog één maal probeerde hij zijn zoon over te halen om op bezoek te komen, als hij niet zo oud was, zou hij niet geaarzeld hebben zelf naar Amerika te reizen, het was zo belangrijk, maar toen zei Marc dat hij dadelijk een vergade-ring had en beëindigde het gesprek. Gesprek afgelopen, verbinding verbroken, de oceaan sloot zich weer. Hij kreeg niet eens de kans om te zeggen dat zij de laatsten van de Perleaus waren, dat er niet meer zoveel tijd was. Hij gaf de telefoon terug aan Ernest. Die boog en zei: ‘U hebt de juiste woorden gebruikt, m’neer.’