Binnenstebuiten3

26
AAls je aan een Marokkaanse Amsterdammer vraagt waar ‘dé moskee’ is, zal hij je zonder twij- fel naar de El Kabir-moskee sturen – het mooiste en belangrijkste islamitische gebedshuis van de hoofdstad. Elke dag komen hier honderden mos- lims en moslima’s bij elkaar om te bidden. De buitenkant van de moskee is een rommeltje – de verf bladdert van de muren en een glazen ruit boven de deur wordt met plakband bij elkaar gehouden –, maar binnen is alles even verzorgd en mooi. De vloer is van glanzend marmer, de wanden zijn bedekt met geornamenteerde tegels en al het houtwerk is voorzien van handgesneden versieringen. In de gebedsruimte zelf ligt een hoogpolig, rood tapijt. Als je erop staat, zakken je tenen in de zachte wol (in de moskee mag je geen schoenen dragen). De twee grote lichtkoepels waardoor het daglicht binnenkomt, zijn ingelegd met gekleurd glas en voorin de ruimte staat de minbar: een preekstoel, waarin tientallen houtsoorten zijn ver- werkt. De versierde zuilen die het plafond dragen, maken het beeld compleet. Voorzitter van de moskee is Mohamed Echar- routi. Samen met Yassmine El Ksaihi, die lid is van de overkoepelende organisatie van moskeeën (UMMON), ontvangt hij zijn gasten in de stijlvolle lounge. Terwijl de voorzitter zijn gasten een glas zoete Marokkaanse thee inschenkt, vertelt hij trots over de moskee: ‘De moskee bestaat al langer, maar vanaf 1985 zijn we in dit pand gehuisvest. De afgelopen drie jaar hebben we verbouwd en het werk is nu bijna klaar. Alle materialen die we familie Zeinab (17 jaar) en haar zus Yassmine (22 jaar) wonen, samen met een broertje, bij hun ouders in Amsterdam-Noord, in een ge- zellige eengezinswoning. Vader en moeder zijn in de jaren zeventig van de vorige eeuw vanuit Marokko naar Nederland gekomen om hier te werken en een bestaan op te bouwen. De twee meiden zijn geboren en getogen in Amsterdam en in de woonkamer, die is ingericht in Marokkaanse stijl met lange banken en veel kussens, vertellen ze honderduit. Zeinab zegt: ‘Wij zijn wel opgevoed met de Koran, maar onze ouders zijn niet superstreng; ze laten ons in veel dingen de vrije keus. Er wordt ons wel verteld dat God overal is en dat hij alles ziet, maar belangrijker zijn toch de normen en waarden die je wor- den meegegeven: wees goed voor je buren en je medemensen, roddel niet, steel niet – eigenlijk de normale dingen. Het geloof speelt in mijn leven wel een rol, maar het is voor mij niet zo belangrijk als voor Yassmine. Ik heb wel altijd op een islamitische school gezeten en op zaterdag ging ik naar de ko- ranschool – daar leer je Arabisch en krijg je uitleg over de islam. Sinds een tijdje ben ik weer begonnen met bidden; dat vind ik toch het mooiste en het belangrijkste.’ El Kabir-moskee Amsterdam Zeinab El Ksaihi

description

 

Transcript of Binnenstebuiten3

Page 1: Binnenstebuiten3

AAls je aan een Marokkaanse Amsterdammer vraagt waar ‘dé moskee’ is, zal hij je zonder twij-fel naar de El Kabir-moskee sturen – het mooiste en belangrijkste islamitische gebedshuis van de hoofdstad. Elke dag komen hier honderden mos-lims en moslima’s bij elkaar om te bidden.

De buitenkant van de moskee is een rommeltje – de verf bladdert van de muren en een glazen ruit boven de deur wordt met plakband bij elkaar gehouden –, maar binnen is alles even verzorgd en mooi. De vloer is van glanzend marmer, de

wanden zijn bedekt met geornamenteerde tegels en al het houtwerk is voorzien van handgesneden versieringen. In de gebedsruimte zelf ligt een hoogpolig, rood tapijt. Als je erop staat, zakken je tenen in de zachte wol (in de moskee mag je geen schoenen dragen). De twee grote lichtkoepels waardoor het daglicht binnenkomt, zijn ingelegd met gekleurd glas en voorin de ruimte staat de minbar: een preekstoel, waarin tientallen houtsoorten zijn ver-werkt. De versierde zuilen die het plafond dragen, maken het beeld compleet.

Voorzitter van de moskee is Mohamed Echar-routi. Samen met Yassmine El Ksaihi, die lid is van de overkoepelende organisatie van moskeeën (ummon), ontvangt hij zijn gasten in de stijlvolle lounge. Terwijl de voorzitter zijn gasten een glas zoete Marokkaanse thee inschenkt, vertelt hij trots over de moskee: ‘De moskee bestaat al langer, maar vanaf 1985 zijn we in dit pand gehuisvest. De afgelopen drie jaar hebben we verbouwd en het werk is nu bijna klaar. Alle materialen die we

familieZeinab (17 jaar) en haar zus Yassmine (22 jaar) wonen, samen met een broertje, bij hun ouders in Amsterdam-Noord, in een ge-zellige eengezinswoning. Vader en moeder zijn in de jaren zeventig van de vorige eeuw vanuit Marokko naar Nederland gekomen om hier te werken en een bestaan op te bouwen. De twee meiden zijn geboren en getogen in Amsterdam en in de woonkamer, die is ingericht in Marokkaanse stijl met lange banken en veel kussens, vertellen ze honderduit. Zeinab zegt: ‘Wij zijn wel opgevoed met de Koran, maar onze ouders zijn niet superstreng; ze laten ons in veel dingen de vrije keus. Er wordt ons wel verteld dat God overal is en dat hij alles ziet, maar belangrijker zijn toch de normen en waarden die je wor-den meegegeven: wees goed voor je buren en je medemensen, roddel niet, steel niet – eigenlijk de normale dingen. Het geloof speelt in mijn leven wel een rol, maar het is voor mij niet zo belangrijk als voor Yassmine. Ik heb wel altijd op een islamitische school gezeten en op zaterdag ging ik naar de ko-ranschool – daar leer je Arabisch en krijg je uitleg over de islam. Sinds een tijdje ben ik weer begonnen met bidden; dat vind ik toch het mooiste en het belangrijkste.’ El

Kab

ir-m

oske

e A

mst

erda

m

Zeinab El Ksaihi

Page 2: Binnenstebuiten3

trekt hij alweer na een jaar en dan komt er een opvolger. Dat is wel eens lastig, omdat de imam thuis moet raken in de gemeenschap om zijn werk goed te kunnen doen. Hij gaat niet alleen voor in gebed, maar hij heeft ook een bemiddelende en steunende rol als er bijvoorbeeld huwelijksproble-men zijn of bij ziekte en verdriet. Vroeger was de maatschappelijke rol van de mos-kee nog groter. Toen werden de ouderenzorg, de rechtshulp en andere sociale taken allemaal geor-ganiseerd door de moskee. Nu zijn daar gelukkig aparte organisaties en stichtingen voor gekomen, die zelfstandig opereren en de moskee alleen nog als uitvalsbasis gebruiken.’

Ook bij ernstige gebeurtenissen is de moskee de bindende kracht in de Marokkaanse gemeenschap. Als er maatschappelijke onrust is, zoals bijvoor-beeld na de moord op Theo van Gogh of als Geert Wilders met een uitspraak olie op het vuur gooit, neemt de moskee het voortouw en probeert ze de gemoederen te sussen en te bemiddelen tussen de partijen.

Vanuit die verzoenende rol organiseert de El Kabir ook elk jaar een grote iftar-maaltijd. De moskee brengt dan allerlei verschillende partijen bij elkaar om gezamenlijk het vasten te verbreken. Aan één tafel zitten bij die gelegenheid moslims en buurt-bewoners, maar ook politie, rabbijnen, politici en schrijvers. Voorzitter Echarrouti zegt over dat jaarlijkse evenement: ‘Wij zijn de oemma, de is-lamitische gemeenschap. De kern van het geloof is voor alle moslims hetzelfde: we lezen allemaal de Koran en proberen ons te houden aan de vijf zuilen. Maar ook voor andere culturen hebben wij respect. In de Koran staat: “Dien God … en wees goed voor de ouders en ook voor de verwant, de wezen, de behoeftigen, de verwante buur, de niet-verwante buur, de niet-verwante medeburger, hij die onderweg is …” En dat proberen we hier in praktijk te brengen.’

hoofddoekZeinab zegt over de hoofddoek: ‘Ik draag nu geen hoofddoek; dat zou niet passen bij de strakke kleren die ik meestal kies en bij mijn manier van leven op dit moment. Ik denk niet dat mijn omge-ving het nu van me verwacht – ze zouden verbaasd zijn als ik het zou doen. Maar aan de andere kant stimuleren mijn Marokkaanse vriendinnen die wel een hoofddoek dragen het ook weer. Ik weet van mezelf dat ik er nog lang niet klaar voor ben. Ik zou te veel dingen moet aanpassen en moeten veranderen. Maar ik ga er wel vanuit dat ik op een dag een hoofddoek ga dragen – in-sja’llah, als God het wil. Als ik wat ouder en serieuzer ben is het misschien ook makkelijker.’ Yassmine vertelt waarom zij wel een hoofddoek draagt: ‘Ik ben me op een bepaald moment meer in de islam gaan verdiepen. Ik had een lijstje met zonden die ik wilde afstrepen, en het niet dragen van een hoofddoek was er daar een van. Het was een stappen-plan, ik heb er twee jaar over gedaan. Het begon ermee dat ik m’n klerenkast ging opruimen en me probeerde wat correcter te kleden – langzaam werd het steeds vanzelfsprekender om voor een hoofddoek te kiezen.’ De moeder van de zussen mengt zich in het gesprek en zegt dat zij het wel fijn zou vinden als Zeinab ook een hoofddoek ging dra-gen. Zeinab zegt daarop: ‘Elke Marokkaanse moeder wil graag dat haar dochter een hoofddoek draagt. Maar er is wel een verschil met onze generatie. Voor mijn moeder is de hoofddoek vanzelf-sprekend vanuit haar cultuur, maar de jongeren tegenwoordig dragen hem vaker puur uit religieuze overtuiging.’

maatschappijVeel Marokkaanse jongeren zijn thuis in twee werelden. Hun ouders houden vast aan de gewoonten en gebruiken van hun moederland, en voeden zo hun kinderen op. Tegelijk hebben ze in het dagelijks leven te maken met de Nederlandse cultuur, die op

De moskee is een heiligdom van Allah. De ruimte

moet daarom schoon en rein blijven. Als ze bin-

nenkomen, trekken alle moskeegangers hun

schoenen uit en betreden de gebedsruimte op

sokken of blote voeten. Aan het begin van de

gebedsruimte staan lange kasten waarin tijdens

het gebed honderden paren schoenen staan.

gebruiken, zoals de tegels en het houtwerk, ko-men uit Marokko – in Nederland kan niemand het zo maken. We moeten alleen nog de buitengevel opnieuw optrekken.’

Elke dag is de moskee geopend en komen de mos-lims hier bidden. Al een uur voor aanvang lopen de eerste mensen binnen. Ze zoeken een plaatsje in de gebedsruimte en pakken een Koran van de stapel of praten wat met elkaar. De meesten zijn buurtbewoners. ‘In de Koran staat dat de mos-lims moeten bidden in de moskee die het dichtst bij hun huis is,’ vertelt Yassmine. ‘Tegenwoordig wordt daar wat flexibeler mee omgegaan. Veel moslims gaan bijvoorbeeld naar een moskee in de buurt van hun werk, omdat dat praktischer is. De ene moskee is ook strenger in de leer dan de an-dere, en je zoekt naar een plek die bij je past.’

Net als in andere moskeeën bidden de vrouwen apart. De El Kabir is zo ingericht dat de mannen en vrouwen elkaar niet hoeven tegen te komen. Zo hebben de vrouwen een eigen ingang en woed-

hoe-ruimte (voor de rituele wassing), en ook een aparte, iets kleinere gebedsruimte. ‘Dat is mak-kelijker,’ zegt Yassmine, ‘want we proberen in de moskee het opwekken van lustgevoelens zoveel mogelijk te vermijden, vooral na de wassing en tijdens het gebed. Om alle misverstanden en ver-leidingen te voorkomen, hebben we het hier zo geregeld dat de mannen en de vrouwen elkaar niet hoeven te zien.’

Het gebed wordt geleid door de imam, de geeste-lijk leider van de geloofsgemeenschap. Over de taken van de imam zegt Yassmine: ‘Er is een vaste imam in de moskee, maar hij wordt vaak maar voor een beperkte periode aangesteld. Soms ver-

Voorzitter van de moskee is Mohamed Echarrouti.

Page 3: Binnenstebuiten3

sommige punten verschilt. Soms botst dat. Zeinab zegt: ‘Op dit moment zijn de Marokkaanse jongeren een probleem in onze ge-meenschap. Er is een kleine groep die het verpest voor iedereen en zo krijgt de maatschappij een slecht beeld van de hele Marok-kaanse gemeenschap. Dat is natuurlijk wel jammer.Ik vind het dan ook goed dat er voor jongeren scholen zijn waar je Arabische les kunt volgen om zo je eigen cultuur beter te leren kennen en waar je leert hoe je je geloof kunt combineren met de westerse cultuur waarin we ook leven.

De Nederlandse cultuur is in vergelijking met onze cultuur vrijer. Ik zou bijvoorbeeld nooit een vriendje mee naar huis kunnen nemen – als ik dat zou willen. Dat zijn de momenten waarop je wel verschillen merkt. Het is niet dat ik anders omga met mijn Ne-derlandse vriendinnen, maar het is wel zo dat ik met mijn Marok-kaanse vrienden en vriendinnen beter kan praten over ons geloof en onze cultuur.’ Yassmine vult aan: ‘De westerse maatschappij lijkt wel vrijer, maar ik vind die vrijheid vaak een illusie. Misschien hoort bij die vrijheid ook wel losbandigheid. Je kunt van islamitische samenlevingen

net zo goed zeggen dat ze vrij zijn – maar op een andere manier. Het is maar vanuit welk gezichtspunt je het bekijkt.’ Zeinab: ‘Wat ik goed vind aan onze cultuur is dat we altijd voor elkaar klaar staan – de islam is warmer. Ook de familiebanden zijn erg belangrijk, terwijl in de westerse cultuur vaak het indi-vidu bovenaan staat. Volgens de islam ligt het paradijs onder de voeten van je moeder.’

Het mooiste object in de moskee is de minbar. Voorin de ruimte staat deze

prachtige preekstoel, van waaraf de imam het gebed uitspreekt en de lezin-

gen worden gehouden. Het is een kunstwerk, met ingelegd hout en sierlijke

ornamenten. De eerste minbar werd door de profeet Mohammed zelf gebruikt

om boven de menigte uit te komen, zodat ze hem beter konden zien en horen. In de ontvangstruimte.

Page 4: Binnenstebuiten3

Een leesboekje van de jongste broer van Zeinab: spelenderwijs wordt de

islam uitgelegd.

In de El Kabir-moskee is een koranschool waar de jongens en meisjes leren hoe je de Koran

moet lezen en aan welke leefregels een goede moslim zich moet houden.

Achter in de moskee is een klein boekwinkeltje waar lesmateriaal te verkrijgen is. Tegen de

muur staan stapels dozen met boeken die net zijn binnengekomen: een geschenk van de Ma-

rokkaanse koning voor landgenoten in het buitenland.

Page 5: Binnenstebuiten3

Tekstje over bidden en of over gastvrijheid...

In de moskeeën klinkt vijf maal per dag de oproep om te gaan bidden. De meeste moslims

gaan een paar keer per week naar de moskee, in ieder geval op vrijdag - in de Koran staat:

‘Vrijdag is voor de gelovigen zowel op de aardse wereld als in het hiernamaals een feestdag.’

Maar meestal wordt thuis gebeden. Ook bij Zeinab thuis klinkt regelmatig de iqaamah.

De vader rolt een kleedje uit en in de richting van Mekka bid hij samen met zijn zoontje.

Het is niet de bedoeling dat mannen en vrouwen in één ruimte bidden; de dames van het

gezin praten achterin de kamer rustig verder terwijl de mannen knielen.

Page 6: Binnenstebuiten3

Moslimjongeren die in de stad wonen hebben hun eigen cultuur

ontwikkeld. Ze combineren elementen van hun Marokkaanse of

Turkse achtergrond met westerse mode en muziek. Uit deze mix

van tradities en trends ontstaan nieuwe ideeën.

Zeinab bezoekt met een paar vriendinnen de tentoonstelling

Multiple M: Moslims, Mode en Muziek. Hier is kleding te zien, ont-

worpen door en voor moslimmeiden. Op de achtergrond klinkt de

muziek van rapper Salah Edin en aan de muur hangt een prachtige

fotoreportage die de nieuwe jongerencultuur in beeld brengt.

Page 7: Binnenstebuiten3
Page 8: Binnenstebuiten3

centrumIn de Alevitisch Cultuur Vereniging worden niet alleen gebedsdien-sten gehouden, maar ook andere activiteiten. Het is de stek voor een grote groep Turkse alevieten die hier hun eigen cultuur bele-ven. Zo zijn er volksdansgroepen en muzieklessen, en de mannen kijken er elke zondag voetbal. Sevim Incedal (17 jaar) is vaste bezoekster van het centrum. Op haar schoudertas heeft ze buttons van Marx en Che Guevara. Trots vertelt ze over het alevitisme en het centrum: ‘Ik kom ongeveer twee keer per week naar de cultuurvereniging. De vereniging is mijn basis. Ik kom hier al van jongs af aan. De gemeenschap zelf zie ik altijd terug, elke dag en overal. Als we elkaar niet in het centrum zien, komen we elkaar wel tegen in de stad of gaan we bij elkaar op bezoek.’

In Turkije waren de alevieten altijd een minderheid en konden ze zich moeilijk organiseren. Sevim: ‘Vroeger waren de alevieten meer verspreid en kenden ze elkaar niet. Maar de alevieten die naar Eu-ropa zijn gekomen hebben elkaar opgezocht en zijn als organisatie steeds groter geworden. Vooral in Duitsland wonen veel alevieten. Tegenwoordig hebben we ook in Turkije meer vrijheid en proberen we een eenheid te vormen.’

alevitismeBinnen het alevitisme bestaan weinig strenge religieuze regels en voorschriften. Het idee is dat een mens uiteindelijk altijd verant-

Langs het spoor in Rotterdam-Zuid staat een lange rij bedrijfsgebouwen. Tussen een sportschool en een magazijn draagt een rommelig pand een bord met het opschrift ‘Alevitische Cultuur Vereniging’. Voor de deur staan een paar vrouwen een siga-retje te roken en wat bij te praten. In de boven-zaal wachten ongeveer 150 mannen, vrouwen en kinderen op het begin van de cem. De cem is de

gebedsdienst van de alevieten – een opvallende stroming binnen de islam, waarvan de meeste aanhangers uit Turkije komen.

Binnen de islam bestaan twee richtingen, die een lange geschiedenis hebben. Na de dood van Mo-hammed, de profeet en de stichter van de wereld-godsdienst, ontstond er strijd over zijn opvolging. De ‘volgers van de traditie’ (de soennieten) zeiden dat de opvolger gekozen moest worden. Maar an-deren geloofden dat Mohammed zelf de nieuwe leider al had aangewezen, namelijk zijn neef Ali. Zo ontstonden de ‘volgers van Ali’ (de sjiieten), waar de alevieten bij horen.

In de zaal van het cultureel centrum is de dede (letterlijk ‘opa’) gearriveerd, die de cem zal leiden. Met aktetas en gekleed in driedelig pak betreedt hij de gebedsruimte. Als de dede eenmaal voor in de zaal zit, buigt iedereen als eerbetoon. De de-de’s zijn de geestelijke leiders van de alevieten. De functie wordt van vader op zoon (heel soms

Ale

vitisc

he

Cul

tuur

Ver

enig

ing

Rot

terd

am

De dede speelt op de saz.

Page 9: Binnenstebuiten3

zijn stem en er rollen tranen over zijn wangen. Ook de andere aanwezigen beginnen te huilen. De sfeer in de zaal is vol van verdriet. De historische gebeurtenis wordt beleefd of ze gisteren heeft plaatsgevonden. En op een bepaalde manier is dat ook zo, want ook in onze tijd hebben de gelovigen het moeilijk. Nog in 1978 werden er in het gebied Kahramanmaras honderden alevieten vermoord. En hoewel de situatie in Turkije nu is verbeterd, is er nog steeds godsdienstongelijkheid.

Twaalf mensen hebben tijdens de gebedsdienst een symbolische rol. Zo sprenkelt een van de twaalf water over de aanwezigen, bedoeld als symboli-sche reiniging. En een andere rol wordt gespeeld door een oude man die bij de deur staat en op een stok leunt. Hij is de gözcü, het ‘oog’, die zorgt voor de veiligheid door de ingang te bewaken. Maar hij houdt ook toezicht op de orde in de zaal. Met zijn stok geeft hij de aanwezigen een por als ze even niet opletten of wegdommelen. Ook de kinderen probeert hij in toom te houden, door de stok af en toe dreigend op te heffen.

Aan het eind van de dienst is er een gezamenlijke maaltijd. Op ronde tafels wordt een geurige maal-tijd opgediend. Na de gebedsdienst, die uren heeft geduurd, heeft iedereen honger, maar niemand begint met eten. Dat is om nog een keer het lijden van Hüseyin en zijn volgelingen te gedenken. Pas als de dede zijn zegen heeft uitgesproken valt ie-dereen aan op de maaltijd, die bestaat uit heerlijk gekruid schapenvlees, Turks brood, dunne yog-hurt en een stuk superzoet gebak als toetje.

De gözcü, die de deur bewaakt.

Vol van verdriet

Sevim: ‘Vrouwen en mannen zijn binnen het alevitisme gelijk. Onder ale-

vieten zal nooit geaccepteerd worden dat een man belangrijker is dan een

vrouw, of andersom. Tijdens onze gebedsdiensten bidden mannen, vrouwen

en kinderen samen, want het gaat om de ziel en niet om het geslacht. Ieder-

een is gelijk, niemand is meer of minder dan de ander.’

woordelijk is voor zichzelf en zijn eigen daden. En dat betekent ook dat een aleviet alle mensen accepteert zoals ze zijn, zonder te letten op geloof of afkomst. Sevim zegt daarover: ‘De alevieten nemen de Koran wel als uitgangspunt, maar het gaat er vooral om een goed leven op aarde te hebben. In veel religies word je bang gemaakt, maar dat gebeurt bij ons niet. Het alevitisme is niet gericht op een leven na de dood. Leef nu maar goed op aarde, de rest komt later wel. We wachten ook niet op een dag des oordeels of wat dan ook. We willen het goed hebben in het hier en nu. Het is misschien mak-kelijk gezegd, maar het is eigenlijk veel moeilijker, want je moet vooral van binnenuit leven. Ik kan mezelf wel aleviet noemen, maar het gaat erom dat je vanbinnen ook zo gaat denken. In het alevitisme gebeurt veel spontaan en vanzelf. Tijdens de maaltijd zeg je als vanzelf de namen van de profeet en Ali. Vaste tijden om te bidden hebben we ook niet – je moet het doen als je het voelt.’

op dochter) doorgegeven en van sommige dede’s gaat die lijn rechtstreeks terug tot Ali zelf. Ook de dede die in Rotterdam de dienst leidt, staat in een lange lijn van voorgangers. Tijdens de cem wordt die traditie steeds bevestigd met de aanroep: ‘Al-lah, Mohammed, Ali askina’, wat betekent: ‘Lief-de voor Allah, Mohammed en Ali’.

Net als andere moslims geloven de alevieten dat er één God is, Allah, en dat Mohammed zijn profeet is. Om de mensen terug te brengen op het rechte pad heeft Allah aan Mohammed de Koran geopen-baard – het heilige boek van de islam. Hierin staat beschreven hoe de gelovigen moeten leven om na hun dood in de hemel te komen. Voor de alevieten staat echter niet een boek, een ritueel of de profeet centraal, maar de mens. Ze hoeven zich dan ook niet streng aan de regels uit de Koran te houden. Het mag wel, maar je kunt ook een goede moslim zijn als je je eigen geweten volgt. De belangrijkste leefregel voor de alevieten is dat je ‘je handen, tong en lendenen beheerst’, dat wil zeggen: niet steelt, niet roddelt en niet

vreemdgaat. Wie zich daaraan houdt, is niet al-leen een goede aleviet, maar ook een goed mens.

Tijdens een lied dat de dede op de saz (een tradi-tioneel snaarinstrument) speelt, springen opeens zes van de aanwezigen naar voren en beginnen in een kring te dansen. Het is de semah, de heilige dans. Ze draaien in een steeds kleiner wordende cirkel waarbij ze hun ogen op de dede gericht houden. De dansers maken zeer geconcentreerd de voorgeschreven bewegingen en raken in een soort trance. De semah mag ook eigenlijk niet een dans worden genoemd, maar ze is voor de alevie-ten vooral een manier om met God in contact te komen.

Als de dansers hun plaats weer hebben gevonden, begint de dede een langzaam lied waarin een diep-tepunt uit de geschiedenis van de alevieten wordt bezongen. In het jaar 680 werd bij Kerbela, een plaats in het huidige Irak, Hüseyin vermoord, de zoon van Ali, samen met 72 van zijn volgelingen. Als de dede zingt over deze gebeurtenis, stokt

Spontaan wordt de sema gedanst -de heilige dans van de Alevieten.

Page 10: Binnenstebuiten3

Sevim zegt over de dede: ‘De dede is een expert op het gebied van de islam. Hij moet de Koran kunnen

lezen en kunnen bidden. Hij moet op de hoogte zijn van de Vier Poorten en de Veertig Treden en moet

proberen ze te volgen. Het hoeft hem niet te lukken, maar hij moet er wel naar streven. Sommige de-

de’s doen dit fulltime, andere hebben er nog een baan bij als ambtenaar, leraar of automonteur.

Tijdens de cem worden ook de geschillen in de gemeenschap besproken. De dede vraagt of er nog

ruzies zijn waarin hij kan bemiddelen. Twee vrouwen komen naar voren en leggen hun probleem voor.

Als iedereen zijn verhaal heeft gedaan, probeert de dede de partijen te verzoenen.

gezin‘Alevieten worden niet volgestampt met ideeën, ook niet in het gezin. Mij is altijd meegegeven waar we vandaan komen en wat we zijn, maar mijn ouders hebben me nooit opgedragen wat ik moet geloven of denken. Ik heb het allemaal zelf opgezocht, uit eigen interesse. Andere gelovigen gaan naar de moskee of kerk en krijgen daar hun ideeën. Dat we niet regelmatig in de moskee bidden en op een ande-re manier vasten wordt ons door andere moslims wel eens verweten. Waarden en normen die voor mij met het alevitisme samenhangen, hebben te maken met familie, dede’s en de gemeenschap. We heb-ben in het gezin en de gemeenschap veel respect voor elkaar. Om elkaar respect te geven heb je inzicht nodig, dat kun je niet leren.’

de WegToch heeft het alevitisme ook een religieus doel, namelijk een Vol-maakt Mens te worden. Om dit te bereiken moet je de Vier Poorten doorgaan en de Tien Treden belopen. Elke trede is een stap op de Weg, bijvoorbeeld ‘Geen schade toebrengen aan levende wezens en de natuur’ of ‘Zoeken naar kennis en die delen met anderen’. Het uit-eindelijke doel is dat je volledig inzicht krijgt in jezelf. Alevieten zeggen ook dat je God kunt herkennen in het gezicht van de mensen... dat de mens dus het evenbeeld van God is. Sevim zegt daarover: ‘Als ik aan de Volmaakte Mens denk, denk ik aan puurheid: anderen mooie zaken gunnen en tevreden zijn met wat je hebt. Het gaat er daarbij om je diepste persoonlijkheid te vinden. Maar het is moeilijk om het goede pad te ontdekken en te volgen. Alevieten zeggen dat dit ‘nog dunner is dan een haar, nog scherper dan een zwaard’. Ik probeer mezelf te onthouden van slechte gedachten, en alleen goede gedachten en gevoelens te hebben. Maar je moet het echt willen en er tijd aan besteden. Het hoort diep vanuit je binnenste te komen. Het leven is een geschenk waar je een hel van kunt maken, maar ook een hemel.’

Page 11: Binnenstebuiten3

Tijdens de dienst is de zaal geladen van verdriet

Page 12: Binnenstebuiten3

Tijdens de gebedsdienst wordt in de keuken het eten voorbereid. Na de

dienst helpt Sevim bij het uitdelen.

Page 13: Binnenstebuiten3

De familie van Sevim.

Voor de sjiieten is Ali de opvolger van Mohammed, de profeet. Ali was niet alleen de

geestelijk leider van de eerste moslims, hij was ook leider van het leger van Mohammed.

Hij nam als aanvoerder en strijder deel aan verschillende oorlogen en kreeg daardoor zijn

bijnaam ‘de leeuw van God’. Op de schilderijen van Ali die in de cultuurvereniging han-

gen zie je hem vaak samen afgebeeld met een leeuw. Beroemd was ook zijn tweepuntig

zwaard, de zulfikar, dat nu als halssieraad door de alevieten wordt gedragen.

Page 14: Binnenstebuiten3

De sema wordt ook weleens uitgevoerd bij culturele manifestaties, zoals hier in een bibliotheek in Rotterdam.

Page 15: Binnenstebuiten3

Hindoeïsme

Page 16: Binnenstebuiten3

‘Met het feest Raksha bandham krijgen jongens van hun zus of nichtjes een bandje

om hun pols gebonden. Zo’n bandje heet een raakhi. De meisjes laten zo zien van

wie ze hulp en bescherming verwachten en aan wie ze zich willen binden. Eigenlijk is

het alleen voor broer en zus, maar omdat onze familie zo hecht is komen de nichtjes

ook meedoen. Vroeger bond iedereen elkaar. Het werd gezien als een gemeen-

schapsfeest. De raakhi staat symbool voor verbondenheid met de samenleving…’

moksjaAvinash Janki (17 jaar) is een regelmatige bezoeker van de Sewa Dhaam-tempel. Wat verlegen, maar tegelijk zelfbewust vertelt hij over het hindoeïsme: ‘Het uiteindelijke doel van elke hindoe is om moksja te bereiken. Wij geloven dat je ziel reïncarneert, dat wil zeggen steeds opnieuw geboren wordt, tot je perfect bent. Wie moksja bereikt, is verlost uit die kringloop. Je kunt op verschillende manieren dat grote doel bereiken, name-lijk via meditatie, of via werk. Maar moksja is ver weg, het is een hele lange reis. Het doel is voor iedereen uiteindelijk hetzelfde, maar dat is niet meteen ook een doel in dít leven. Mij gaat het er nu om te werken voor mijn gemeenschap, en als je goed werkt bereik je vanzelf je doel – vroeg of laat.’

mandirIn zijn ouderlijk huis, waar Avinash met zijn moeder en zus woont, is een aparte kamer als mandir ingericht, compleet met een prachtig altaar waarop godenbeelden, bloemen en heilige boeken staan. ‘Deze kamer noemen we ook een mandir, net als de grote tempel. Ik heb het altaar naar eigen inzicht ingericht. Beneden staan de godinnen, zoals Durga Mata. Daarboven heb ik de beelden gezet van Shri Raam en Hanumanji, dat zijn voor mij de belangrijkste go-den. Vishnu is de hoogste god, hij is onzichtbaar en onbereikbaar,

De oudste bekende godsdienst ter wereld is het hindoeïsme. In het noorden van India, in de scha-duw van het Himalayagebergte, werden 5000 jaar geleden goden aanbeden met offers en rituelen. Nu, een kleine eeuwigheid later, staan diezelfde opperwezens nog steeds op het altaar van de Sewa Dhaam-tempel in de Haagse Schilderswijk.

Voor in deze mandir staan op een verhoging tien-tallen godenbeelden, met daartussen kleurige schilderijen, glanzend gepolijste stenen, exotische schelpen en wierookbranders – maar ook plastic bloemen en kerstverlichting. Het altaar is een spek-takelstuk waar je niet snel op uitgekeken raakt. De hindoegoden zijn gekleed in jurken van gebor-duurde stof en prachtig beschilderd, waardoor ze er levensecht uitzien. Het zijn onder andere Hanu-manji, de helper van goden en mensen, met het hoofd van een aap en het lichaam van een mens. En Ganesh, de god van kennis en wijsheid, die wordt afgebeeld als een rondbuikige olifant die zich laat vervoeren door een muis. Of de schitte-rende Shri Raam met zijn blauwe huid – voor de

hindoes is hij de ideale mens en de incarnatie van de allerhoogste god Vishnu Bhagwaan.

De goden zijn de bewoners van een hogere, gees-telijke wereld. Ondanks de onmetelijke afstand tussen hun hemel en onze aarde is het mogelijk om de goden te leren kennen. Je kunt ze bereiken door offers te brengen of door ze aan te roepen in gebeden. En als ze je goed gezind zijn, zullen ze luisteren en je helpen. Maar de hemelbewoners zijn voor de hindoes zichtbaar en onzichtbaar tegelijk. De goden zijn niet alleen een soort supermensen, maar ze heb-ben ook een symbolische betekenis. Ze staan bij-

Sew

a D

haam

D

en H

aag

Page 17: Binnenstebuiten3

Pas als in de tweede helft van de avond de pandit binnenkomt, richt iedereen zijn aandacht op de ce-remonie. De pandit is opgeleid in de hindoereligie en -filosofie. Hij kent de rituelen en hun betekenis en zorgt ervoor dat ze goed worden uitgevoerd. Maar hij heeft ook een sociale functie. Hij is het middelpunt van de gemeenschap en betrokken bij alle belangrijke momenten in het leven van de hindoes, zoals geboorte, huwelijk en overlijden. Gehuld in een oranje doek die is bedrukt met hei-lige teksten, neemt hij plaats tussen de goden op het altaar.

In zijn lezing roemt de pandit de vrouw en haar rol in het gezin. Maar ook haar geestelijke kant wordt benadrukt. In het hindoeïsme bezit de vrouw meer shakti (spirituele kracht) dan de man en zo heeft ze altijd een voorsprong als het gaat om religieuze zaken. De lezing van de pandit duurt lang: anderhalf uur is hij onafgebroken aan het woord. De hele zaal is nu muisstil en vol aandacht en sommige vrouwen pinken een traan weg als de pandit het heeft over

de liefde van moeders voor hun kinderen en fami-lie. Maar voor een groepje meiden op de achterste bank duurt het allemaal te lang – om de twee mi-nuten kijken ze op hun mobieltje om te zien of de tijd al een beetje opschiet.

Het indringendste moment is misschien wel het einde van de dienst. Tijdens het zingen van een lied waarmee om de zegen van de goden wordt gevraagd, wordt op een schelp geblazen, de sank, en op een groot, koperen bekken geslagen. Het is een soort oermuziek, die je duizenden jaren mee terugneemt in de tijd …

Op het huisaltaar van Avinash liggen verschillende boeken. Er is in het

hindoeïsme niet een boek dat het belangrijkst is, maar er is een hele biblio-

theek van heilige boeken. Daarvan neemt de Ramayana voor de meeste

hindoes een belangrijke plaats in. De Ramayana gaat over religie, maar ook

over opvoeden, over gezinsleven, over de rechten en plichten van de gelovi-

gen en over de manier waarop de goden geëerd moeten worden. Het is een

soort handleiding voor het leven. De pandit is het middelpunt van de gemeen-

schap en betrokken bij alle belangrijke momen-

ten in het leven van de hindoes.

maar om de mensen te helpen neemt hij soms een menselijke vorm aan. Shri Raam is zo’n incarnatie. Hij is op aarde gekomen om de mensen te vertellen hoe je moet leven, volgens welke voorschriften. En Hanumanji is de dienaar van Shri Raam. Hij laat zien hoe je de goden moet vereren en dienen. Met Hanumanji heb ik een speci-ale band. Hij wordt omschreven als: bron van onmetelijke kracht, grote held, dappere strijder, die een lichaam heeft als diamant, die kwade gedachten verdrijft en het goede omarmt, oceaan van wijsheid en deugd. Ik wil ook graag de gemeenschap dienen zoals Hanumanji zijn heer Shri Raam dient. Ik vind het aspect van het hindoeïsme dat zich richt op de maatschappij, op de omgeving, het belangrijkst. Ik vind dat eigenlijk belangrijker dan de rituelen die worden uitgevoerd. Ik ben zelf ook meer een man van daden. Ik probeer mijn medemen-sen te helpen en niet alleen aan mezelf te denken.’

vooroudersOp de hoogste tree van het altaar van Avinash staan foto’s van zijn voorouders. Tijdens de poedja worden de voorouders bedankt voor alles wat ze voor hun kinderen en voor de mensheid hebben ge-daan. Avinash zegt daarover: ‘Op het altaar staan mijn grootouders en andere overleden familieleden. In het midden staat een portret van mijn vader, die is drie jaar geleden overleden. Het eren van je voorvaderen doe je om ze te bedanken dat ze dit alles mogelijk hebben gemaakt, want zonder hen was je er niet geweest.’

poedjaElke dag doet Avinash een poedja in zijn mandir. ‘Hier gebeurt hetzelfde als in de tempel, alleen doe je het nu voor jezelf. Wat je tijdens de poedja thuis doet is vrij: ieder doet het voor zich, op zijn eigen manier. Je kunt het heel uitgebreid doen, maar ook eenvou-dig houden.

voorbeeld voor ‘het vrouwelijke’, ‘de wijsheid’ of ‘de eeuwigheid’. Ze zijn zo de afspiegeling van de krachten in de natuur en in het universum, maar dan voorgesteld als een persoon. De hindoes aan-bidden dan ook niet zozeer de beelden zelf, maar veel meer de ideeën áchter de beelden.

Elke zondag en op bijzondere dagen wordt in de tempel een poedja gedaan. Poedja is de verzamel-naam voor alle rituelen die bij het hindoeïsme ho-ren. Zo’n ritueel kan bestaan uit zang, dans, een gebed of meditatie en wordt gehouden om de go-den te plezieren en ze uit te nodigen om in ons midden plaats te nemen. Een van de vele feesten op de hindoekalender is Navraatri, dat gewijd is aan Durga Mata. Durga Mata is de godin van de natuur en symbool van de vrouwelijke energie. Negen nachten komen de gelovigen tijdens Na-vraatri bij elkaar om elke keer een ander aspect van de godin te vereren. In de tweede nacht gaat het om het moederschap. Om zeven uur ‘s avonds, als de tempel nog helemaal leeg is, beginnen en-kele toegewijden de poedja. In traditionele Indiase

kleding staan ze voor het altaar en bieden de go-den opgemaakte offerschalen aan, met fruit, krui-den en rijst. Ook wordt met een prachtige waaier van pauwenveren de beelden koelte toegewuifd.

Tijdens het ritueel begint de tempel vol te lopen en al snel is er geen plaats meer vrij. De laatkomers krijgen een krukje aangereikt en zoeken een van de laatste lege plekjes in het gangpad. De sfeer in de tempel is heel ontspannen. Sommige bezoekers concentreren zich op het altaar, maar anderen zit-ten omgedraaid in de banken met elkaar te praten. Weer anderen lopen door de zaal en helpen bij het bereiden van de offerschalen.

Brahman is een van de belangrijkste goden

uit het hindoeïsme, hij is de oorsprong van

de schepping.

Page 18: Binnenstebuiten3

‘Ik word wel eens gevraagd om wat in de mandir te vertellen.

Dan bereid ik het een beetje voor en zet ik wat op papier. Maar soms

roept de pandit je onverwacht naar voren. Dan schieten de zenuwen er

wel eens in. Maar meestal gaat het goed.’

De Hindoestanen kwamen in de 19de eeuw vanuit India naar Suriname om

als contractarbeiders op de plantages te werken. Velen van hen keerden na

verloop van tijd weer terug naar India, maar anderen bleven in Suriname en

bouwden daar een nieuw leven op. In 1975, na de onafhankelijkheid van Suri-

name, kwamen veel Hindoestanen naar Nederland, omdat ze als minderheid

hun toekomst in Suriname te onzeker vonden. Bijna alle Hindoestanen zijn

aanhanger van de Sanatan Dharma, de traditionele vorm van het hindoeïsme.

Ik zit hier elke ochtend voor ik naar school ga. Tijdens het ritueel zeg ik gebeden voor de goden en mijn voorouders. Mijn ritueel duurt een klein kwartiertje. Ik heb houvast aan het ritueel; het geeft me een goed gevoel als ik hier even heb gezeten.Ik denk dat het geloof mij inzicht geeft in het leven. Hoe leef je een waardig leven? Hoe is dit alles ontstaan? Dat soort vragen wordt beantwoord door de leer van het hindoeïsme en als ik geen geloof had, dan zou ik dat zeker gemist hebben.’

Avinash in zijn mandir thuis.

Page 19: Binnenstebuiten3

In maart wordt het hindoeïstische lentefeest gevierd. Het Holi-feest begint

met het verbranden van een rieten pop die de heks Holika voorstelt. Hiermee

worden alle negatieve dingen achtergelaten en kan een nieuwe start worden

gemaakt. Daarna trekken de hindoes in een optocht door de stad, waarbij ieder-

een gekleurd poeder over zich heen krijgt en met parfum wordt besprenkeld.

Page 20: Binnenstebuiten3

In de gymzaal van een basisschool komt iedere donderdagavond de jeugd-

vereniging Shakha bij elkaar. Tijdens de bijeenkomst wordt gezongen en

worden er spelletjes gedaan, waarbij de hindoecultuur als een rode draad

door alle activiteiten loopt. Avinash is een van de leiders. Hij zegt over de

jeugdvereniging: ‘Shakha richt zich op Hindoestaanse jongeren en we leren

ze spelenderwijs meer over hun cultuur en geloof. We doen dat door middel

van spelletjes, sport en verhalen over geschiedenis en cultuur.’

De koffiekamer van de tempel voor, tijdens en na het Holi-feest.

Page 21: Binnenstebuiten3

Voor in de tempel zit een muziekgezelschap met traditionele Indiase instru-

menten, zoals tabla’s (kleine trommels die met de vingers en de handpalmen

worden bespeeld) en een samvadini (een klein orgel met een blaasbalg).

Samen met een zangeres begeleiden de muzikanten de dienst.

Page 22: Binnenstebuiten3

Avinash met een beeldje van Hanumanji.

Samen met zijn moeder.

Een wand in de slaapkamer van Avinash met hindoegoden en de godenzonen van Ajax.

Page 23: Binnenstebuiten3

Vroeger moet het een winkel zijn geweest, maar nu is het pand in de Haagse Weimarstraat inge-richt als een tempel van de Hare Krishna-bewe-ging. Elke zondag wordt hier een feest gegeven en komen tientallen volgelingen bij elkaar om urenlang met gezang en gebeden de Indiase god Krishna te eren.

Sri

Kri

shna

Dhaa

m

Den

Haa

gfamiliePradyumna Das is een van de jongste volgelingen in de tempel. Hij is 14 jaar en bijna elke zondag komt hij met zijn ouders naar de tempel om mee te feesten. Pradyumna is opgegroeid met de Krishna-beweging. ‘Ik ben geboren in Nederland, maar mijn moeder komt uit India. Ze was in India ook al een volgelinge van Krishna. Later hebben we nog in Suriname gewoond. Daar was ook een tempel waar we regelmatig kwamen. We gingen dan vaak naar buiten om op straat te chanten.’Pradyumna en zijn familie zijn niet alleen in de tempel met hun ge-loof bezig: ‘We hebben een groot altaar in de huiskamer en brengen elke dag offers. We bieden Krishna dan geschenken aan, zoals fruit en bloemen.’

de allerhoogste GodBinnen het hindoeïsme is de Hare Krishna-beweging een opval-lende stroming. De meeste hindoes geloven dat er verschillende goden bestaan, maar Hare Krishna’s stellen één god boven alle andere. Pradyumna: ‘Krishna is de allerhoogste God. De andere goden zijn halfgoden en de dienaren van God, maar Krishna is de allerbelangrijkste.

Tegen de achtermuur in de tempelruimte staat een altaar waar tijdens de dienst alle aandacht op ge-richt is. Tussen een pracht aan bloemen en om-kleed met glanzende Indiase stof waarin goud- en zilverdraadjes zijn verwerkt, staat hier een schil-derij in zachte pastelkleuren. Het stelt Krishna voor die in extase met vier volgelingen danst. Voordat de dienst begint wordt het altaar, dat al-leen betreden mag worden door enkele vrouwelij-ke aanhangers, netjes gemaakt en ingericht. Verse bloemen worden neergezet en er worden bloe-menkransen om het schilderij gehangen.

Langzaam druppelen de bezoekers binnen. De mannen zoeken een plaats voor in de tempel en de vrouwen, van wie de meesten een Indiase sari dragen, zitten achterin. Zonder dat je er erg in hebt begint de dienst met een zacht gezang: Hare Krishna, Hare Krishna, Krishna Krishna, Hare Hare, Hare Rama, Hare Rama, Rama Rama, Hare Hare. Steeds opnieuw, keer op keer, wordt de god met dezelfde woorden aangeroepen. Langzaam wordt het gezang luider

Aan de muur in de tempel hangt een geborduurde doek met daarop de mantra.

Bezoekers die voor het eerst in de tempel komen, krijgen een japa-mala aange-

boden en worden uitgenodigd om mee te chanten. De mantra bestaat eigenlijk

maar uit drie woorden en heeft de volgende betekenis: ‘O energie van de Heer

(Hare), O al-aantrekkelijke Heer (Krishna), O allerhoogste Genieter (Rama),

laat me U alstublieft toegewijd dienen.’

Page 24: Binnenstebuiten3

kunnen alleen vrede en geluk vinden als we be-vrijd worden uit die cirkel van geboren worden, leven, sterven en weer geboren worden. Eigenlijk willen we het liefst terug naar God, naar Krishna; we willen zijn eeuwige woning bereiken. In het heilige boek Bhagavad-gita staan de woorden van Krishna neergeschreven en vertelt hij ons hoe we kunnen ontsnappen uit de materiële wereld: ‘En iedereen die in het uur van zijn dood, wanneer hij zijn lichaam verlaat, aan mij denkt, komt onmid-dellijk tot mij. Dit lijdt geen twijfel.’ Dus als we zijn naam maar keer op keer noemen, kunnen we naar hem terugkeren. Zoals een kind huilt om zijn moeder, zo huilen we om Krishna als we chanten. We moeten bij het chanten dan ook zijn naam vol overgave uitspreken; onze ge-dachten moeten bij alles wat we doen op Krishna gericht zijn.’

Behalve uit een kleine groep ingewijden bestaat de Krishna-beweging uit een groot aantal volgelin-gen die je op straat niet als zodanig zou herken-nen. Ze hebben een baan of gaan naar school en

games, en dat maakt het soms moeilijk. Deze manier om Krishna te bereiken door veel te chanten en steeds aan hem te denken, noemen we bhakti yoga. Dat is een vorm van yoga die je mis-schien het beste kunt omschrijven als liefdevolle overgave.’

geestelijk leraarOm verder te komen met hun geestelijke ontwikkeling hebben alle Krishna-volgelingen een geestelijke leraar. De leraar van Pra-dyumna Das heet voluit Srila Bhakti Bibudha Bodhayan Maharaj en woont in India.

Srila Bhakti Bibudha Bodhayan Maharaj, de geestelijk leraar van Pradyumna.

dragen de kleren die ze willen. Maar ze proberen wel bij alles wat ze doen Krishna te eren en aan hem te denken. En ze proberen zo vaak mogelijk de mantra te chanten: thuis voor hun huisaltaar, maar ook tijdens het werk of als ze boodschappen doen. Het feest in de tempel wordt afgesloten zoals het begon, met het zingen van de naam van Krishna. De toegewijden staan nu dansend in de tempel-ruimte en het chanten klinkt nog indringender en feller als de eerste keer. Met trommels en een klein harmonium wordt het gezang begeleid: Hare Krishna, Hare Krishna, Krishna Krishna, Hare Hare...

Maar dan is het feest nog niet voorbij. Tijdens de ceremonie dringt de zoet-weeë geur van kerrie en rijst al binnen in de tempelruimte. Elke dienst ein-digt met een gezamenlijke maaltijd. Tijdens het eten wordt er gelachen en gepraat. Pas daarna ver-laten de tempelgangers, geestelijk en lichamelijk voldaan, de tempel.

We geloven dat we steeds opnieuw geboren worden; als je in het vorige leven je doel niet hebt bereikt, dan kom je weer terug om je werk af te maken. Vooral als je streeft naar materiële dingen, word je steeds opnieuw geboren – pas als je dat allemaal loslaat, kun je terugkomen bij Krishna. Ons hoogste doel is om tot Krishna te komen; terug naar God, terug naar huis. En de kortste weg om Krishna te bereiken is door te chanten. Chanten is een soort meditatie waarbij je je gedachten op Krishna richt. Je moet je concentreren, maar juist als je aan het chanten bent ga je vaak aan andere dingen denken, aan geld of computer-

en wordt de mantra sneller en sneller uitgespro-ken (een mantra is een heilige gebedsregel, en het herhalen van een mantra wordt met een aan het Engels ontleend woord chanten genoemd.) De tempelgangers gebruiken nu kleine, koperen bek-kens om hun aanroep kracht bij te zetten. Na een uur chanten is het winkelraam al flink beslagen door het enthousiasme van de tempelbezoekers.

De tempeldienst wordt geleid door swami Jana-kinatha Dasa. Janakinatha Dasa is een reizende Hare Krishna-volgeling die al zijn materiële bezit-tingen heeft opgegeven en volgens strikte regels leeft – hij eet geen vis, vlees of eieren, onthoudt zich van seks en gebruikt geen drugs, ook geen koffie en thee. Hij is gekleed in traditionele Indi-ase kleding en zijn hoofd is kaalgeschoren, op een kleine haarstreng aan zijn kruin na. Hieraan zal Krishna zijn ziel na zijn overlijden naar zich toe trekken – figuurlijk gesproken dan.

Na het chanten geeft de swami een lezing. Ont-spannen zittend op de grond vertelt hij zijn ver-haal. ‘We leven in een materiële wereld met al-lerlei verleidingen. Zolang we ernaar streven om deze materiële behoeften te bevredigen, zullen we steeds opnieuw geboren worden. Toch moeten we bedenken dat we niet dit tijdelijke materiële lichaam zijn, maar juist een spirituele ziel. We

swami Janakinatha Dasa

De moeder van Pradyumna.

Veel van de geestelijken van de Hare Krishna-beweging reizen regelmatig naar

andere tempels om onderricht te geven. Pradyumna heeft zo al verschillende

leraren ontmoet: ‘Ik spreek ook regelmatig andere geestelijke leraren. Ik heb

een schriftje met foto’s van die ontmoetingen. En ze schrijven dan een zegen

voor me die ik erbij plak. Deze zegen heb ik gekregen van een leraar in Radha-

desh, een grote tempel in België. Hij schrijft: “Je voelt je als vanzelf aangetrok-

ken tot Krishna en je hebt veel talenten om Hem mee te dienen. Je zult een

goede volgeling zijn van de Heer en de boodschap van Krishna uitdragen.” ’

Page 25: Binnenstebuiten3

Pradyumna vertelt: ‘Mijn geestelijke leraar woont ver weg en ik zie hem niet vaak, maar ik heb wel regelmatig contact met hem. Heel soms komt hij naar Nederland en dan logeert hij bij ons. Het is genade als zo’n belangrijke man bij je logeert. Er zijn maar een paar van zulke geestelijke leraren, dat maakt hem heel bijzonder. Hij is voor ons een voorbeeld, maar zelf is hij juist heel nederig. Hij is ook een soort vader voor me en hij heeft me een nieuwe naam gegeven: Pradyumna, naar een van de zonen van Krishna. Het is goed om soms een nieuwe naam aan te nemen, dan kun je breken met je fouten uit het verleden en als het ware weer met een schone lei beginnen. Bodhayan Maharaj geeft me instructies; hij vertelt welke gebeden ik moet zeggen en welke offers ik moet brengen. Ook zegt hij hoe vaak ik de mantra moet chanten. Hij helpt me op deze manier met mijn geestelijk leven en ik kan hem alles over Krishna vragen.Meestal hebben we contact via de computer. Bodhayan Maharaj heeft een laptop en via skype en e-mail houdt hij contact met zijn leerlingen. De meesten wonen en Rusland en Brazilië; eigenlijk zijn er in Europa en Amerika niet zoveel.’

De geestelijke leraar van Pradyumna komt weleens in Nederland. Hij geeft dan lezingen en ontvang zijn leerlingen.

In 1965 arriveerde Sri Srimad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada in New York. Met niet veel meer

bij zich dan een paar dollar, een paraplu en een koffer met boeken stapte hij van de boot die hem van

India naar Amerika had gebracht. Srila Prabhupada, zoals hij kortweg wordt genoemd, had van zijn

geestelijke leraar de opdracht gekregen het Krishna-bewustzijn naar het westen te brengen. In een

park begon hij te chanten en zo trok hij de aandacht van de voorbijgangers. Langzaam groeide het

aantal volgelingen en in twaalf jaar tijd – hij overleed in 1977 – wist hij de Hare Krishna-beweging uit te

bouwen tot een wereldwijde organisatie met 108 tempels en 200.000 volgelingen. De Hare Krishna’s

bewijzen Srila Prabhupada alle eer. Op elk altaar is hij aanwezig en zijn naam wordt ook tijdens de cere-

monie steeds genoemd.

‘Dit is een ketting met 108 kralen; hij

wordt japa-mala genoemd. De steen-

tjes stellen de vrienden en vriendin-

nen van Krishna voor. Bij elk steentje

dat door je vingers glijdt, zeg je één

keer de mantra. ‘Ik chant elke dag

ongeveer vijf rondjes, dat is omdat ik

overdag naar school moet. Als ik vrij

ben, heb ik de hele dag voor me en

dan chant ik wel zestien rondjes. Het

kost me niet heel veel tijd, een rondje

duurt bij mij ongeveer vijf minuten.

Niet om er snel vanaf te zijn, maar ik

kan het gewoon goed.’

Page 26: Binnenstebuiten3

Pradyumna met een beeldje van Krishna.