Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

25
INLEIDING Beroepscode voor de sociaal werker

Transcript of Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

Page 1: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

INLEIDINGBeroepscodevoor de sociaal werker

Page 2: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

2

VOORWOORD

Voor een samenleving waarin iedereen volwaardig mee kan doen, is het belang van sterk sociaal werk groot. Er zijn immers allerlei sociale problemen die meedoen in de weg staan. Als partners van het programma Sociaal Werk Versterkt zetten we ons gezamenlijk in voor sterker sociaal werk. Dat vraagt om deskundige sociaal werkers die – zich bewust van hun rol – midden in de samenleving staan. En om sociaal werkers die hun keuzes goed kunnen onderbouwen. Deze beroepscode ondersteunt sociaal werkers hierin. De code bevat collectieve beroepsnormen van de sociaal werker. Hij bevordert ethische bekwaamheid en het vermogen om doordachte besluiten te nemen en die te verantwoorden. Ook helpt hij bij het maken van afwegingen en het nemen van beslissingen in, soms moeilijke, situaties. De beroepscode draagt zo bij aan het bewaken van de kwaliteit van samenlevingsgerichte ondersteuning en van individuele hulp en ondersteuning aan mensen. Daarmee versterkt een door de beroepsgroep gedeelde beroepscode het aanzien van het beroep.

Als programmapartners willen we graag iedereen bedanken die een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van deze beroepscode. Met name de honderden sociaal werkers die meedachten en feedback gaven, en de samenstellers en redacteuren (Jaap Buitink en Jurja Steenmeijer) die onver­moeibaar hebben geluisterd, gelezen, geschreven, geschrapt en geschaafd.

Uiteraard ook een woord van dank voor degenen die de ontwikkeling en publicatie van deze beroepscode financieel mogelijk hebben gemaakt: FCB en VWS.

De komende tijd gaan we met elkaar ervaren en monitoren hoe de beroepscode in de praktijk uitpakt. En zoals bij iedere code: eens komt er een moment dat we vinden dat actualisering nodig is. In het Programma Sociaal Werk Versterkt hebben beroeps­verenigingen en vakbonden met elkaar een basis gelegd om elkaar als partners ook dan weer te vinden.

Namens het programma Sociaal Werk Versterkt, Marije van der Meij en Edwin Luttik

Utrecht, februari 2018

LeeswijzerHet eerste deel van deze beroepscode bestaat uit een inleiding. Hierin komen onder meer aan bod: de kernwaarden van het beroep, de professionele beroepshouding, ethische dilemma’s en het gebruik van de beroepscode in de dagelijkse praktijk van de sociaal werker. In hoofdstuk 1 tot en met 6 staan de artikelen met een toelichting. Daar waar in de beroepscode hij/hem staat kan ook zij/haar gelezen worden.

Het programma Sociaal Werk Versterkt komt voort uit het Actie programma Professionalisering Welzijn & Maat­schappelijke Dienst verlening. Het programma wordt gedragen door vak­bonden CNV en FNV, beroepsverenigin­gen BVjong en BPSW, de opleidingen middels MBO Raad en Vereniging Hogescholen, de werkgevers verenigd in Sociaal Werk Nederland, Registerplein, FCB, Kennisinstituut Movisie, de Werkplaatsen Sociaal Domein en cliëntenorganisatie LOC Zeggenschap in zorg.

Page 3: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

Beroepscode voor de sociaal werker 5Normen van de beroepsgroep 5De betekenis van de beroepscode 5De basis van de beroepsethische normen 6Kernwaarden van professionals in het sociaal werk 6Persoonlijke kwaliteiten 6Ethische dilemma’s in de praktijk van sociaal werkers 7Gebruik van de beroepscode in de praktijk 8

Hoofdstuk 1 Centrale waarden 9Artikel 1 Bevorderen menselijke waardigheid 9Artikel 2 Versterken eigen kracht 9Artikel 3 Vakbekwaamheid 10Artikel 4 Gelijke bereidheid 11

Hoofdstuk 2 Relatie met de burger/cliënt en diens omgeving 11Artikel 5 Informatie geven 12Artikel 6 Overeenstemming over plan van aanpak 12Artikel 7 Macht en afhankelijkheid in de professionele relatie 13Artikel 8 Omgaan met vertrouwelijke informatie 14Artikel 9 Toestemming voor verschaffen van informatie aan derden 14Artikel 10 Buiten medeweten en toestemming informatie aan derden verschaffen 15Artikel 11 Beroep op geheimhoudingsplicht bij de rechter 15Artikel 12 Verslaglegging/dossiervorming 16Artikel 13 Bewaking van het dossier 16Artikel 14 Inzage in het dossier 17Artikel 15 Dossier aanvullen en corrigeren 17Artikel 16 Het beëindigen van de professionele relatie 18

Hoofdstuk 3 Samenwerking 15Artikel 17 Burger/cliëntgerichte (keten)samenwerking 19Artikel 18 Regie in de multidisciplinaire of ketensamenwerking 19Artikel 19 Privacy in de samenwerking 19Artikel 20 Samenwerking met informele zorgpartners 20

Hoofdstuk 4 Verhouding met de werkgever/opdrachtgever 17Artikel 21 Organisatie als beleidskader 21Artikel 22 Professionele autonomie 21Artikel 23 Verantwoording 21

INHOUDSOPGAVE

3

Page 4: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

Hoofdstuk 5 Relatie tot het beroep en beroepsgenoten 22Artikel 24 Collegiale toetsing en beroepsethische reflectie 22Artikel 25 Schending van het vertrouwen 22Artikel 26 Beroepsgerichte samenwerking en ontwikkeling 22

Hoofdstuk 6 De relatie met de samenleving 23Artikel 27 Signalering en ondersteuning 23Artikel 28 Toegankelijkheid van sociaal werk 23Artikel 29 Werken aan goede beeldvorming 23

Begrippenlijst 20Sociaal werker 24Burger/cliënt 24Normen/artikelen 24Colofon 25

INHOUDSOPGAVE

4

Page 5: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

INLEIDING

5

INLEIDING

Normen van de beroepsgroepIn een beroepscode staat de beroepsethiek ­ de normen ­ van een beroepsgroep beschreven. Het gaat om regels die aangeven wat gewenst gedrag van de sociaal werker is. Deze normen zijn niet altijd vast­gelegd (in bijvoorbeeld protocollen van de organisatie). Vaak handelt een sociaal werker er onbewust al naar. Zo zal het voor sociaal werkers logisch zijn dat zij respectvol omgaan met de burgers en cliën­ten met wie zij werken. Vaak gaat het echter om situaties die minder eenduidig zijn en die vragen om de afweging: wanneer doe ik het goede?

De betekenis van de beroepscodeEen beroepscode ondersteunt professionals in hun dagelijkse werk. De code bevordert ethische bekwaamheid en het vermogen om doordachte besluiten te nemen. Hij helpt bij het maken van afwegingen en het nemen van beslissingen in, soms moeilijke, situaties in hun werk. De code voor sociaal werkers ondersteunt hen bij het achteraf kunnen verantwoorden voor de keuzes die zij gemaakt hebben.

Sociaal werkers werken vanuit het mandaat van de samenleving en vanuit hun professionele auto­nomie. Dit geeft hen onafhankelijkheid en handelingsruimte. Daar staat tegenover dat professionals individueel en gezamenlijk blijven toetsen of de kwaliteit van hun professioneel handelen goed is. En dat zij hierop aanspreekbaar zijn. Professionele autonomie vraagt dus ook de bereidheid om het professioneel handelen (geanonimiseerd) te verantwoorden naar burgers/cliënten, beroepsgenoten, werk­ of opdrachtgever en samenleving. Een beroepscode geeft cliënten, burgers, werkgevers en opdrachtgevers duidelijkheid over wat zij mogen verwachten van (het gedrag van) sociaal werkers.

De beroepscode draagt bij aan het bewaken van de kwaliteit van hulp en ondersteuning aan cliënten en burgers. Daarmee versterkt een door de beroepsgroep gedeelde beroepscode het aanzien van het beroep.

Beroepscode voor de sociaal werker

Page 6: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

INLEIDING

6

INLEIDING

De basis van de beroepsethische normenSociaal werkers sluiten met hun beroepscode aan bij fundamentele mensen­ en kinderrechten, zoals beschreven in internationale verdragen Dit zijn: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, internationale verdragen rond de rechten van kinderen, van mensen met een handicap, en conventies over burger­ en politieke rechten en de uitbanning van discriminatie.

Een belangrijke inspiratiebron bij het formuleren van de beroepsethische normen is de definitie van Social Work van de Internationale Federatie Social Work (IFSW): “Sociaal werk is een praktijkgerichte professie en een academische discipline die maatschappelijke verandering, sociale cohesie en de emancipatie en zelfstandigheid van mensen bevordert. Principes van sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, collectieve verantwoordelijkheid en respect voor diversiteit staan centraal in het sociaal werk. Versterkt door theorieën van sociaal werk, sociale wetenschappen, geesteswetenschappen en relevante lokale kennis, stimuleert het sociaal werk mensen en instituties om uitdagingen in het leven aan te gaan en het welzijn van individu en samen-leving te verbeteren.”

Kernwaarden van professionals in het sociaal werkDe centrale missie, zoals omschreven in de definitie van Sociaal Werk, is uitgewerkt in een aantal kernwaarden: • Sociaal werkers respecteren de intrinsieke waarde en waardigheid van mensen en de rechten

die daaruit voortvloeien.• Sociaal werkers respecteren het recht van burgers/cliënten om hun eigen leven te bepalen en

hun eigen beslissingen te nemen, zonder de rechten van anderen aan te tasten.• Sociaal werkers stimuleren en bevorderen het recht te participeren in de samenleving.• Sociaal werkers zien de menselijke persoon in samenhang met familie, sociale gemeenschap en

natuurlijke omgeving: ze vormen een geheel.• Sociaal werkers richten zich op de mogelijkheden en krachten van individuen en gemeenschappen

en bevorderen hun empowerment.• Sociaal werkers staan voor het bevorderen van sociale rechtvaardigheid in relatie met individuen

en de gemeenschap.• Sociaal werkers staan op tegen discriminatie en erkennen diversiteit.• Sociaal werkers hebben een taak om de samenleving en overheid te wijzen op onrechtvaardigheden.

Persoonlijke kwaliteitenNaast de competenties die horen bij het beroep, beschikt een sociaal werker over professionele en persoonlijke kwaliteiten, zoals:• betrokkenheid bij het welzijn en de ontwikkeling van burgers/cliënten en hun sociale omgeving; • integriteit en betrouwbaarheid naar burgers/cliënten en relevante anderen, met respect voor hun

privacy;• respect voor de burgers/cliënten ongeacht sekse, ras, cultuur, geaardheid en daden;• betrokkenheid bij kwetsbare burgers/cliënten, dit met gepaste afstand;• professionele onafhankelijkheid en het zelfstandig vermogen om te oordelen;• verantwoord gebruik van hun professionele positie en bewustzijn van de grenzen van hun eigen

deskundigheid.

Page 7: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

INLEIDING

7

INLEIDING

De sociaal werker is zich ervan bewust dat hij ervoor zorg draagt dat hij, zowel in de beroepsuitoefe­ning als in de privésfeer, het vertrouwen in het beroep bevordert. Dit betekent ook dat hij ervoor waakt dat zijn deskundigheid niet wordt gebruikt voor belangen die in strijd zijn met de doelstelling van het beroep. Hij is er zich van bewust is dat vertrouwen in het beroep – in veel gevallen gebaseerd op zijn voorbeeldrol ­ een bestaansvoorwaarde voor de uitoefening ervan is.

Ethische dilemma’s in de praktijk van sociaal werkersEr doen zich in de praktijk van sociaal werkers situaties voor waarbij verschillende waarden met elkaar kunnen botsen, bijvoorbeeld: • het maken van keuzes in het belang van de burger/cliënt botst soms met het (ervaren van) welzijn

van de burger/cliënt;• belangen en rechten van individuele burgers/cliënten botsen soms met belangen van de samen­

leving (bijvoorbeeld de buurt);• rechten van minderheden botsen soms met belangen van individuele rechten van een groepslid;• de betrokkenheid van de sociaal werker botst met de professionele afstand of de spanning tussen

ondersteuning en correctie;• zorg en ondersteuning van de burger/cliënt staan tegenover controle en eisen stellen;• belangen van ouders onderling of tussen hun en hun kinderen komen niet overeen;• een helpende houding botst met de gewenste zelfredzaamheid van de burger/cliënt;• respect voor de autonomie van de burger/cliënt staat tegenover de stigmatisering en het geschon­

den zelfrespect van de burger/cliënt;• respect voor de burgers/cliënten en tegelijk soms bescherming of controle;• respect voor gelijkwaardigheid van man en vrouw tegenover burgers/cliënten die deze waarde niet

onderschrijven.

Deze dilemma’s zijn onder te brengen in een aantal centrale thema’s. Deze thema’s komen op ver­schillende plaatsen in deze beroepscode terug en worden in meerdere artikelen concreet uitgewerkt. Geheimhouding is zo’n thema dat als een rode draad door de beroepscode loopt. Je hebt als sociaal werker de verantwoordelijkheid om de informatie die je krijgt over de burger/cliënt en de sociale omge­ving vertrouwelijk te behandelen. Het delen van de informatie die je hebt is soms echter onvermijdelijk om doelen te realiseren, zeker als meerdere professionals samenwerken. Wanneer je welke informatie deelt, wat je mag vastleggen in een dossier, en welke gedragsregels je in acht neemt bij het vastleggen en delen, wordt op verschillende plaatsen in de code uitgewerkt.

Het vertrouwelijk omgaan met informatie draagt bij aan de toegang tot de hulp­ en dienstverlening. Burgers en cliënten zullen alleen samenwerken met sociaal werkers als ze ervan op aan kunnen dat infor­matie en gegevens niet zomaar op straat komen te liggen of met anderen worden gedeeld.

De beroepscode draagt bij aan het bewaken van de kwaliteit van hulp en ondersteuning aan cliënten en burgers. Daarmee versterkt een door de beroepsgroep gedeelde beroeps­code het aanzien van het beroep.

Page 8: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

INLEIDING

8

De sociaal werker is ervoor verantwoordelijk dat hij zijn werk zo deskundig mogelijk uitvoert. Ook daarover staan normen in deze beroepscode. Het is vanzelfsprekend van belang om nieuwe ontwik­kelingen op het vakgebied steeds te volgen, en nieuwe inzichten in het professioneel handelen in te zetten. Maar minstens net zo belangrijk is het om regelmatig te reflecteren op het eigen professionele handelen. Daarbij is het erkennen van de eigen bekwaamheid ­ en de grenzen daarvan ­ een centraal onderdeel.

In de praktijk kan het voor komen dat een sociaal werker wordt geconfronteerd met een conflict van plichten. Bijvoorbeeld de plicht om vertrouwelijk met informatie om te gaan en de verantwoordelijkheid om de hulp of zorg te bieden – of organiseren – waar de burger/cliënt behoefte aan heeft. Een con­flict van plichten kan bijvoorbeeld ontstaan in een context waarin de sociaal werker meerdere rollen vervult. Er zijn sociaal werkers die in opdracht van gemeenten werken en vanuit die opdracht worden verplicht om informatie te geven over de burger/cliënt, de aard en omvang van de hulp, eventuele signalen van bijstandsfraude, etc. Bij verschillende rollen en plichten – die niet met elkaar te verenigen lijken – biedt de beroepscode een leidraad voor het handelen.

Gebruik van de beroepscode in de praktijkWanneer de sociaal werker in zijn werk te maken krijgt met morele dilemma’s, dan vraagt dat van hem een professionele reflectie en vaak ook werk­ en/of teamoverleg. Hij moet kiezen tussen handelingsal­ternatief A of B. De beroepscode is daarbij een wegwijzer, maar geeft geen concreet advies. De beslis­sing neemt de sociaal werker zelf, zo veel mogelijk in afstemming met collega’s. In het sociaal werk zijn voorbeelden van werkvormen en gespreksmodellen voor moreel beraad en ethische reflectie beschik­baar. Deze laten zien hoe morele vragen helpen bij het analyseren van een dilemma.

Niet alle morele plichten of normen zullen voor alle sociaal werkers van toepassing zijn. Deze beroeps­code is van toepassing op de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden die bij een functie horen. Als je als sociaal werker niet met cliëntdossiers werkt, heb je niet te maken met de morele plicht om inzage in het dossier te geven. En dat kan hetzelfde zijn voor groepsmaatschappelijk werkers als ze voor groepswerk geen individuele cliëntdossiers bijhouden. Relevant is vooral dat de beroeps­normen, voor zover ze van toepassing zijn, met de code kunnen worden getoetst. En niet naar de letter, maar vooral naar de geest.

Page 9: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

9

Centrale waarden

Artikel 1. Bevorderen menselijke waardigheid

De sociaal werker respecteert, erkent en bevordert de menselijke waardigheid van de unieke persoon. Het beroepsmatig handelen van de sociaal werker is erop gericht de burger/cliënt binnen zijn sociaal-culturele context, en in wisselwerking met zijn omgeving tot zijn recht te laten komen.

1. Respecteren, erkennen en bevorderen van de menselijke waarde en waardigheid impliceert herken­ning van het unieke in, en de waardigheid van de burger/cliënt. Het betekent iemand in zijn waarde laten en serieus nemen zoals hij is. De sociaal werker stemt zijn handelen af op de unieke persoon waarmee hij het contact aangaat binnen diens specifieke context.

2. Het ‘tot zijn recht komen’ wil zeggen dat het kind, de jongere of de volwassene zich kan ontplooien naar eigen aard, behoeften en opvattingen. Dit gebeurt in wisselwerking met de sociale omgeving en binnen de sociaal­culturele context. De sociaal werker is alert op signalen als beleid en uitvoe­ringsregels deze ontplooiing kunnen belemmeren.

3. De ‘sociaal­culturele context’ wijst op de sociale en culturele achtergronden en waarden en normen van de burger/cliënt.

4. Met ‘wisselwerking’ wordt de interactie bedoeld tussen burger/cliënt en diens sociale netwerk, met sociale participatie als doel. De sociaal werker heeft hierin een stimulerende en activerende taak.

Artikel 2: Versterken eigen kracht

Een sociaal werker erkent en bevordert de eigen kracht, verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid en sociale participatie van de burger/cliënt.

1. ‘Eigen kracht’ duidt op weerbaarheid, zelfredzaamheid en sociale participatie van de burger/cliënt. Dit in samenhang met het sociale netwerk en de sociale omgeving van de burger/cliënt, en binnen de sociaal­culturele context.

2. ‘Eigen verantwoordelijkheid’ betekent dat de burger/cliënt zelf in staat is om een eigen mening te vormen en een eigen wil te bepalen. ‘Eigen verantwoordelijkheid’ dient duidelijk te worden onder­scheiden van ‘zelfredzaamheid. Hiermee wordt het vermogen van de burger/cliënt om zelf taken uit te voeren, bedoeld.

3. Het ‘erkennen en bevorderen van eigen kracht, verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid en sociale participatie’ gebeurt in wisselwerking ­ en zo veel als mogelijk samen ­ met de sociale omgeving of het sociale netwerk van de burger/cliënt, en rekening houdend met de sociaal­culturele context. Daarnaast betekent het dat de burger/cliënt zo veel als mogelijk zelf de beslissingen neemt die hem aangaan.

4. Het ‘erkennen’ van de eigen verantwoordelijkheid van de burger/cliënt wijst op de verantwoordelijk­heid van de sociaal werker om in samenspraak met burgers/cliënten te beoordelen of, en in welke mate, zij en/of hun sociale netwerk over voldoende draagkracht en mogelijkheden beschikken om eigen verantwoordelijkheid te nemen en zelfredzaam te zijn. Volwassenen zijn in principe in staat eigen verantwoordelijkheid te dragen en zelfredzaam te zijn of worden. Soms is dat echter niet of verminderd mogelijk. Bijvoorbeeld door: leeftijd, cognitieve en verstandelijke beperkingen,

HOOFDSTUK 1

Page 10: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

10

HOOFDSTUK 1

bij psychosociale of sociaal juridische (bijvoorbeeld financiële) problemen, of indien het sociaal netwerk vrijwel ontbreekt of geen mogelijkheden biedt. Ook in dat geval zal eigen verantwoordelijk­heid, zelfredzaamheid en sociale participatie uiteraard zo veel als mogelijk worden nagestreefd. Dit betekent het zoveel als mogelijk verminderen van de afhankelijkheid van anderen.

5. Het bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid betreft niet alleen de individuele persoon als cliënt, maar ook als burger in de samenleving. De sociaal werker zet zich in om, mede afhankelijk van de functie en doelstelling van het werk, de vaak kwetsbare en maatschappelijk afhankelijke positie van burgers/cliënten te verminderen.

Artikel 3: Vakbekwaamheid

De sociaal werker oefent zijn beroep vakbekwaam uit op basis van actuele kennis en recente inzichten. Hij onderhoudt zijn beroepskennis, beroepscompetenties en professionele houding op aantoonbare wijze.

1. Een belangrijk aspect van ‘vakbekwaamheid’ is dat de sociaal werker zich bewust is van zijn beperkingen. Een sociaal werker kan niet alles weten. Hier open over zijn naar de burger/cliënt is essentieel voor een transparante professionele relatie.

2. Met ‘actuele kennis’ en ‘recente inzichten’ wordt gedoeld op ontwikkelingen op het vakgebied van sociaal werkers en op ontwikkelingen in de samenleving.

3. Het up­to­date houden van beroepskennis vereist onder meer het bijhouden van vakliteratuur. Beroepscompetenties en een professionele houding vragen ook om reflectie. In de competentie­profielen van de verschillende beroepen in de sociale sector staan de competenties beschreven. In het algemeen geldt dat iedere sociaal werker werkt aan de verbetering van zijn professionaliteit en aan de kwaliteit van de beroepsuitoefening.

4. Het werken aan professionaliteit en de kwaliteit van de beroepsuitoefening betekent dat de sociaal werker, waar mogelijk, een actieve bijdrage levert aan de vakinhoudelijke en beroepsethische ontwikkeling van het beroep.

Page 11: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

11

HOOFDSTUK 1

1. ‘Gelijke bereidheid’ betekent dat de sociaal werker geen onderscheid maakt op grond van ras, etniciteit, nationaliteit, seksuele geaardheid, chronische ziekte, levensovertuiging, maatschappe­lijke/morele discussiethema’s of politieke voorkeur.

2. ‘Gelijke bereidheid’ betekent ook dat iedereen gelijke kansen behoort te krijgen tot het aangaan van contact met een sociaal werker. De sociaal werker zet zich in om laagdrempeligheid van de dienstverlening te bevorderen.

3. ‘Gelijke bereidheid’ betekent daarnaast dat ook als de complexiteit van de problematiek groot is, de sociaal werker bereid is tot het aangaan van een professionele relatie.

4. De sociaal werker kan ook zelf het initiatief nemen voor het aangaan van contact met bepaalde doelgroepen. Bijvoorbeeld wanneer de eigen kracht, zelfredzaamheid, kennis of het zelfinzicht beperkt is, en alleen door initiatief van de sociaal werker gestreefd kan worden naar realisatie van artikel 1.

5. De gelijke bereidheid een professionele relatie aan te gaan betekent niet dat de sociaal werker in de praktijk iedereen ook moet helpen. Redenen om niet in te gaan op een (hulp)vraag kunnen zijn: • De hulpvraag valt niet binnen de competenties van de sociaal werker of de opdracht/doelstelling

van de organisatie. In dat geval overweegt en adviseert de sociaal werker of verwijzing naar een relevante andere professional of (hulp­)organisatie van toepassing is.

• Het verschil in waarden en normen binnen de professionele relatie, zoals bijvoorbeeld bij morele thema’s als abortus of euthanasie, staan een adequate professionele relatie in de weg.

Artikel 4: Gelijke bereidheid

De sociaal werker toont ten opzichte van iedereen een gelijke bereidheid tot het aangaan van een professionele relatie.

Page 12: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

12

HOOFDSTUK 2

Relatie met de burger/cliënt en diens omgeving

1. De sociaal werker overtuigt zich ervan dat de burger/cliënt de verstrekte informatie heeft begrepen en ruimte krijgt voor het stellen van vragen.

2. Indien van toepassing zorgt de sociaal werker ervoor dat de wettelijke vertegenwoordiger van de bur­ger/cliënt bovengenoemde informatie ontvangt. Bijvoorbeeld als de burger/cliënt nog geen 16 jaar is.

3. De sociaal werker toetst het instellingsbeleid inzake privacy aan de beroepscode en wetgeving, en informeert de burger/cliënt daar zo nodig over.

4. Het bij aanvang, of gedurende het proces van de professionele relatie, verschaffen van voor de betreffende hulp­ en dienstverlening relevante informatie, vindt plaats op basis van: wetgeving, kwaliteitskaders, instellingsbepalingen en beroepswaarden. Hier wordt tenminste mee bedoeld de informatie over:a. mogelijkheden, vormen en wijzen van de beroepsuitoefening, inclusief openheid over al dan

niet haalbare doelen;b. de beroepscode;c. de (rechts­)positie van de burger/cliënt, met name in die sectoren waarin het juridisch kader de

rechtspositie in belangrijke mate inkleurt (zoals in de jeugdbescherming, voogdij of de gedwongen hulpverlening);

d. mogelijke interne en externe (keten­)samenwerkingsverbanden en de mogelijke gevolgen daarvan voor de burger/cliënt. Bijvoorbeeld ten aanzien van privacy;

e. de privacy en geheimhoudingsplicht, het recht op inzage en afschrift, de mogelijkheid tot aanvul­len of corrigeren van het dossier en klachtrecht;

f. eventuele kosten van de diensten en mogelijke vergoeding daarvan;g. het wettelijk meldrecht bij vermoedens van kindermishandeling, huiselijk geweld of risico’s voor

de ontwikkeling van het kind;h. voorwaarden, risico’s en wijze van gebruik van elektronische communicatie en sociale media

in de professionele relatie, waaronder de wettelijke eisen in deze.

Artikel 5: Informatie geven

De sociaal werker zorgt ervoor dat de burger/cliënt voldoende, duidelijke en relevante informatie ontvangt voor de hulp- en dienstverlening.

Artikel 6: Overeenstemming over plan van aanpak

De sociaal werker onderhoudt zo veel als mogelijk op basis van instemming van de burger/cliënt een professionele relatie.

1. ‘Zo veel als mogelijk’ wijst op de aard van de relatie: a. Bij een outreachende aanpak zoals straathoekwerk, ambulant veldwerk of ambulant jongeren­

werk is een concrete of (volledige) toestemming vaak niet relevant.b. Bij gedwongen, voorwaardelijke hulp­ of dienstverlening en andere hulpverlening met juridische

implicaties, is een volledige instemming vaak niet mogelijk. Daar wordt de overeenstemming/instemming mede bepaald door de voorwaarden die hierbij worden gesteld door de wetgever en/of andere instanties.

Page 13: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

13

HOOFDSTUK 2

2. Bij een vrijwillige relatie is volledige instemming wel het uitgangspunt. Dit betekent dat de professional met de uitvoering begint als hij zich ervan heeft overtuigd dat de burger/cliënt de werkwijze en het plan van aanpak heeft begrepen, weet wat de burger/cliënt daarvan vindt, en hij daarover zoveel mogelijk instemming van de burger/cliënt heeft verkregen. Ook bij een vrijwillige professionele relatie kunnen er zich situaties voordoen waarbij de toestemming niet kan worden afgewacht, of dat handelen zonder toestemming geboden is. Zoals in situaties van een conflict van plichten, waaronder het gebruik maken van het meldrecht. In dit soort situaties zal er altijd sprake moeten zijn van een zorgvuldige belangenafweging in overleg met een collega en/of deskundige.

3. Tijdens de uitvoering evalueert de sociaal werker regelmatig de instemming. Dit betekent dat niet slechts bij aanvang, maar ook voor het continueren van de professionele relatie instemming vereist is.

4. In werksettingen waarin de burgers/cliënten niet, of niet geheel, zelf hun wil kunnen bepalen, betrekt de professional de wettelijke vertegenwoordiger en/of diens familie of contactpersoon. Dit is bijvoorbeeld het geval in het sociaal­agogisch werk, in de psychogeriatrie, psychiatrie, versla­vingszorg en in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Hierbij blijft de eigen verant­woordelijkheid van de burger/cliënt zo veel als mogelijk uitgangspunt en zal in het overleg met hem de mate van instemming blijken.

1. Een verantwoorde professionele relatie is gebaseerd op de beroepswaarden en –normen, zoals in deze beroepscode zijn verwoord. De sociaal werker is zich ervan bewust dat de relatie met de burger/cliënt asymmetrisch is, dat wil zeggen dat de burger/cliënt in een min of meer afhankelijke positie verkeert.

2. Misbruik is het gebruiken van de professionele relatie voor eigen belangen, zoals eigen materieel of immaterieel gewin en bevrediging van eigen behoeften en verlangens.

Artikel 7: Macht en afhankelijkheid in de professionele relatie

De sociaal werker gaat een verantwoorde professionele relatie aan met de burger/cliënt, waarin hij geen misbruik maakt van het overwicht dat voortvloeit uit zijn deskundigheid en (machts)positie.

Page 14: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

14

HOOFDSTUK 2

Artikel 8: Omgaan met vertrouwelijke informatie

De sociaal werker heeft de plicht tot geheimhouding van informatie over de persoon en omstandigheden van de burger/cliënt.

Artikel 9: Toestemming voor verschaffen van informatie aan derden

De sociaal werker vraagt toestemming aan de burger/cliënt voordat hij aan derden informatie over hem vraagt of verschaft, of met hen overlegt om op te treden voor of namens de burger/cliënt.

1. Voor het aangaan van een professionele relatie dient de sociaal werker een betrouwbare partner te zijn. De burger/cliënt moet erop kunnen rekenen dat de informatie die een vertrouwelijk karak­ter heeft, geheim blijft. Elke burger moet zich zonder angst voor schending van de privacy tot een sociaal werker kunnen wenden.1

2. Vertrouwelijkheid heeft niet alleen betrekking op informatie, maar raakt ook andere privacyaspec­ten. Zoals bijvoorbeeld het niet onaangekondigd binnengaan van een ruimte waar de burger/cliënt zich bevindt, of die van een burger/cliënt is. En ook het ervoor zorgdragen dat persoonlijke gesprek­ken buiten het gehoor van anderen plaatsvinden, of het respecteren van persoonlijke eigendommen van de burger/cliënt.

1 Dit artikel is mede gebaseerd op artikel 272 uit het Wetboek van Strafrecht

1. Iedere keer dat de sociaal werker informatie over de burger/cliënt met derden wil delen, vraagt hij toestemming aan de burger/cliënt en legt hij de toestemming vast in het dossier (indien van toepassing). Toestemming van de burger/cliënt betekent niet automatisch dat de sociaal werker ook altijd informatie met derden deelt.

2. De sociaal werker zal bij toestemming altijd moeten nagaan of die in vrijwilligheid is afgelegd en of de toestemming niet strijdig is met de belangen van derden.

3. Geen toestemming is nodig:a. bij een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om informatie te delen, ook wanneer de burger/cliënt

hiervoor geen toestemming verleent;b. als meerdere hulpverleners een functionele professionele relatie met dezelfde burger/cliënt

hebben en de burger/cliënt daarvan op de hoogte is;c. als levensbelang(en) op het spel staan (zie artikel 10).

Geen toestemming om informatie te delen, betekent overigens niet automatisch dat de professionele relatie moet worden beëindigd. Het is wel aanleiding om dit met de burger/cliënt te bespreken.

Page 15: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

15

HOOFDSTUK 2

1. In geval van handelen bij bedreiging van levensbelangen overlegt de sociaal werker met beroeps­genoten en/of andere deskundigen, en verantwoordt hij zijn handelen tegenover de burger/cliënt of wettelijke vertegenwoordiger.

2. Met bedreigd levensbelang wordt niet alleen fysiek gevaar bedoeld, maar ook andere bedreigingen, zoals bedreiging van het psychisch welbevinden of van het sociale leven.

3. Bij kinderen en jongeren is de sociaal werker extra alert op signalen die zouden kunnen wijzen op bedreigde levensbelangen. Toestemming is in geval van onderzoek naar vermoedens van huiselijk geweld, ouderen­ en/of kindermishandeling niet vereist. Wanneer er een vermoeden is van huiselijk geweld of kindermishandeling, gebruikt de sociaal werker de meldcode2.

4. Als de burger/cliënt (tijdelijk) niet in staat is zijn wil ter zake te bepalen, of wanneer wettelijk verte­genwoordigers en/of naasten van de burger/cliënt niet in staat of bevoegd zijn om namens de bur­ger/cliënt te handelen, kan, voor zover nodig, de verantwoordelijkheid van de burger/cliënt worden overgenomen.

5. Met ‘levensbelangen van de burger/cliënt’ worden ook de bij de hulpverlening betrokken hulp­ en dienstverleners, bijvoorbeeld de sociaal werker zelf, bedoeld.

Artikel 10: Buiten medeweten en toestemming informatie aan derden verschaffen

De sociaal werker handelt buiten medeweten en toestemming van de burger/cliënt indien:• levensbelangen worden bedreigd;• de burger/cliënt niet in staat is zijn wil ter zake te bepalen; • toestemming wegens wettelijke bepalingen niet nodig is.

Artikel 11: Beroep op geheimhoudingsplicht bij de rechter

De sociaal werker beroept zich bij de rechter op de plicht om vertrouwelijk om te gaan met informatie indien het afleggen van een getuigenis of beantwoording van bepaalde vragen strijdig is met die plicht.

1. Wanneer de sociaal werker geen toestemming heeft om te getuigen, of als er andere zwaarwegende redenen zijn om niet te spreken, dan kan de sociaal werker een beroep doen op zijn geheimhou­dingsplicht. Het is aan de rechter om te beoordelen of het beroep op geheimhouding (verschonings­recht) in een specifiek geval terecht gebeurt.

2 Voor informatie over de meldcode zie: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk­geweld/meldcode. Informeer ook wat

het beleid van de eigen organisatie is rondom melden bij het vermoeden van huiselijke geweld of kindermishandeling.

Page 16: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

16

HOOFDSTUK 2

1. Verslaglegging en dossiervorming – conform de beroepsstandaard ­ is noodzakelijk om een verant­woorde professionele relatie op te bouwen, het handelen te kunnen verantwoorden tegenover de burger/cliënt of groep, en om de dienstverlening zo nodig over te kunnen dragen.

2. Relevante gegevens zijn gegevens over de burger/cliënt en zijn omstandigheden, en de voortgang van het hulp­ en dienstverleningsproces, die: a. van belang zijn voor het doel van de professionele relatie en bijdragen aan het kunnen realiseren

van artikel 1;b. zo feitelijk mogelijk worden beschreven, waarbij slechts interpretaties worden opgenomen als die

duidelijk als zodanig worden aangegeven en noodzakelijk zijn voor (het eventueel overnemen van) het verdere hulp­ of dienstverleningsproces;

c. alleen als ‘diagnoses’ worden vastgelegd indien zij door een deskundige persoon zijn gesteld met vermelding van naam en datum;

d. pas worden geoormerkt als ‘definitief’ als zij doorgesproken zijn met de burger/cliënt. Is dit nog niet gebeurd dan wordt dit vermeld.

3. Persoonlijke werkaantekeningen behoren niet tot het dossier. Zij dienen als geheugensteun voor de professional en zijn voor derden niet tot personen herleidbaar. Deze aantekeningen worden vernie­tigd als zij niet meer nodig zijn.

Artikel 12: Verslaglegging/dossiervorming

De sociaal werker verzamelt relevante gegevens ten behoeve van een verantwoorde professionele relatie.

Artikel 13: Bewaking van het dossier

De sociaal werker bewaakt dat de vastgelegde vertrouwelijke gegevens ontoegankelijk zijn voor personen die niet functioneel betrokken zijn bij het hulp- en dienstverleningsproces.

1. De sociaal werker zorgt ervoor dat het dossier goed is beveiligd. Dit geldt zowel voor het schriftelijke als het digitale dossier.

2. De sociaal werker bewaakt dat de vastgelegde vertrouwelijke gegevens ontoegankelijk zijn voor personen die niet functioneel betrokken zijn bij het hulp­ en dienstverleningsproces. En hij draagt er verantwoordelijkheid voor dat de beveiliging van deze gegevens voortdurend wordt geëvalueerd en bijgesteld.

3. Bij geautomatiseerde of digitale dossiervorming betekent dit dat de sociaal werker zorgvuldigheid en kwaliteit in acht neemt op het gebied van hardware, software en gebruikersgegevens.

4. De sociaal werker deelt deze verantwoordelijkheid met de organisatie waar hij werkt en met zijn collega’s. De sociaal werker gaat na of de gegevensverwerking binnen de instelling – indien van toepassing ­ voldoet aan de geldende privacywetgeving.

Page 17: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

17

HOOFDSTUK 2

1. De burger/cliënt heeft het wettelijke recht op inzage in de over hem vastgelegde gegevens. 2. De sociaal werker maakt een inschatting van mogelijk ernstig nadeel dat kan optreden bij inzage.

Door zorgvuldig handelen met in achtneming van wet­ en regelgeving weegt de sociaal werker de verschillende belangen af en licht de beslissing toe in het dossier.

3. Bij hoge uitzondering kan bepaalde informatie bij de inzage­ of afschriftverstrekking achterwege gehouden worden wanneer het belang van derden zich daartegen verzet. De sociaal werker houdt alleen dan informatie achter wanneer er sprake is van een conflict van plichten dat samen met een collega of deskundige geconstateerd is.

4. Wanneer er sprake is van ernstig nadeel, verleent de sociaal werker inzage aan een door de burger/cliënt aan te wijzen professionele vertrouwenspersoon.

Artikel 14: Inzage in het dossier

De sociaal werker verleent de burger/cliënt en/of zijn wettelijke vertegenwoordiger desgevraagd inzage in het dossier, tenzij dit voor de burger/cliënt ernstig nadeel oplevert.

Artikel 15: Dossier aanvullen en corrigeren

De sociaal werker biedt de burger/cliënt en/of diens wettelijke vertegenwoordiger de mogelijkheid om gegevens in het dossier aan te vullen of te corrigeren.

1. Wanneer de burger/cliënt van mening is dat de in het dossier vastgelegde gegevens niet correct zijn, maakt de sociaal werker daar in het dossier een aantekening van. Informatie die feitelijk incorrect is, dient te worden gecorrigeerd.

2. Wanneer er verschillen van mening bestaan over de juistheid van informatie, neemt de sociaal werker de verschillende zienswijzen ­ met vermelding van de bron ­ in het dossier op.

3. De sociaal werker geeft in het dossier aan welke tekstonderdelen afkomstig zijn van de burger/ cliënt of diens vertegenwoordiger.

4. De burger/cliënt heeft er recht op dat op zijn verzoek gegevens in het dossier, of het gehele dossier, worden verwijderd c.q. vernietigd. De sociaal werker gaat na of de vernietiging van de gegevens niet in strijd is met de belangen van de burger/cliënt of derden.

Page 18: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

18

HOOFDSTUK 2

1. ‘Verantwoord afsluiten of overdragen’ houdt in dat de sociaal werker zijn beslissing verantwoordt tegenover de burger/cliënt, en zo nodig een eventuele overdracht of verwijzing begeleidt.

2. Het nemen van de beslissing om de professionele relatie te beëindigen, over te dragen of door te verwijzen, vraagt om het toetsen van:a. de doelstelling en het beleid van de organisatie waar de sociaal werker werkzaam is;b. de professionele of beroepsstandaard, ofwel het geheel van beroepsverplichtingen en competen­

ties die voortvloeien uit de aard van de professionele dienstverlening, de relatie met de burger/cliënt en de maatschappelijke functie van het beroep van sociaal werker;

c. de eigen deskundigheid.3. De sociaal werker geeft in zijn verantwoording aan de burger/cliënt aan in welke mate de afsluiting,

overdracht of verwijzing bijdraagt aan het belang van de burger/cliënt.4. Onder zorgvuldige afsluiting, overdracht of verwijzing wordt verstaan dat de sociaal werker de

professionele relatie niet onnodig laat voortduren.

Artikel 16: Het beëindigen van de professionele relatie

De sociaal werker beëindigt de professionele relatie indien niet meer kan worden voldaan aan de vraag van de burger/cliënt, en/of als niet meer gewerkt kan worden volgens de beroepsstandaarden. Bij afsluiting van de professionele relatie draagt hij deze, eventueel, op verantwoorde wijze over of verwijst door.

Page 19: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

19

HOOFDSTUK 3

Samenwerking

1. Verantwoord samenwerken betekent dat de sociaal werker vanuit zijn eigen competenties en beroepsethiek bijdraagt aan de samenwerking.

2. De sociaal werker erkent daarbij de grenzen van de eigen expertise en is bereid eigen (voor)oordelen ter discussie te stellen. Hij erkent daarbij ook de eigen aard en waarde van de bijdrage van anderen.

3. De sociaal werker toont respect voor de specifieke bijdrage van andere disciplines en probeert ver­schillen van mening op een constructieve manier op te lossen. Hij hanteert zijn zwijgplicht conform deze beroepscode, en rekent erop dat ook samenwerkingspartners zich gebonden achten aan de zwijgplicht. Bij twijfel overlegt hij hierover.

4. Een sociaal werker verleent geen medewerking aan werkzaamheden met of van anderen indien deze ingaan tegen zijn beroepsnormen.

Artikel 17: Burger/cliëntgerichte (keten)samenwerking

De sociaal werker werkt verantwoord samen met andere professionele en informele hulp- en dienstverleners wanneer dit in het belang is van de burger/cliënt.

Artikel 18: Regie in de multidisciplinaire of ketensamenwerking

De sociaal werker zet zich in voor een efficiënte samenwerking en een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheden. Hij draagt daarmee bij aan een transparante en eenduidige regie van de hulp- en dienstverlening.

Artikel 19: Privacy in de samenwerking

De sociaal werker gaat vertrouwelijk om met informatie over de burger/cliënt, en over de informatie die hij in de samenwerking van samenwerkingspartners verkrijgt.

1. Een sociaal werker levert niet alleen een bijdrage aan de samenwerking met het oog op een goede hulp­ en dienstverlening. Hij heeft ook de verantwoordelijkheid om afspraken te maken over een optimale regie, coördinatie en afstemming, en het informeren van de burger/cliënt daarover.

1. In multidisciplinaire samenwerkingsverbanden of teams ­ zoals sociale wijkteams ­ werken verschil­lende disciplines samen en is het delen van informatie essentieel. Dit staat vaak op gespannen voet met de vertrouwelijkheid. Sociaal werkers zien erop toe dat binnen deze teams de privacy van de burger/cliënt wordt gerespecteerd, en dat er op dat punt duidelijke afspraken worden gemaakt.

2. De sociaal werker deelt in een samenwerkingsverband alleen vertrouwelijke informatie over een burger/cliënt, wanneer dit voldoet aan de normen over het delen van informatie, zoals die in deze beroepscode zijn omgeschreven. Dat betekent dat informatie delen alleen op basis van toestem­ming van de burger/cliënt kan plaatsvinden, behoudens de uitzonderingen in artikel 10.

Page 20: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

20

HOOFDSTUK 3

3. In iedere samenwerkingssituatie weegt de sociaal werker het al dan niet delen van informatie af. Hij betrekt daarbij de rol en functie van de samenwerkingspartner ten opzichte van de burger/cliënt, de aard en reikwijdte van de gevraagde en te delen informatie en het doel of de noodzaak van het delen.

4. De sociaal werker stelt de burger/cliënt op de hoogte van informatie die hij van derden krijgt over de burger/cliënt, en welke informatie hij op welke wijze vastlegt in het dossier.

Artikel 20: Samenwerking met informele zorgpartners

De sociaal werker is bereid om samen te werken met informele werkers en dienstverleners uit het sociale netwerk van de burger/cliënt of het cliëntsysteem.

1. Een sociaal werker toont naar informele werkers eenzelfde respect als naar professionele beroeps­beoefenaren. Niet alleen voor hen als persoon maar ook voor de (ervarings)deskundigheid die zij inbrengen.

2. De sociaal werker houdt rekening met de draagkracht en draaglast van informele werkers.3. Een sociaal werker ziet erop toe dat informele werkers dezelfde beroepsethische normen en waar­

den hooghouden als de professionals. Bijvoorbeeld met betrekking tot de geheimhoudingsplicht. In deze samenwerking houdt de sociaal werker in ieder geval vast aan zijn eigen professionele deskun­digheid en onafhankelijkheid.

Page 21: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

21

HOOFDSTUK 4

1. De sociaal werker vergewist zich ervan dat hij kan werken in overeenstemming met de beroepsstan­daard. Dit geldt zowel voor sociaal werkers met een dienstbetrekking als voor zelfstandig werkende sociaal werkers.

2. Wanneer een sociaal werker gedetacheerd is, en dus zowel met een werkgevende als opdracht­gevende organisatie werkt, neemt hij de werkgevende organisatie als kader voor de beroeps­uitoefening. Met dien verstande dat hij de doelstellingen en het beleid van de opdrachtgevende organisatie daar als richtinggevend kader nadrukkelijk bij betrekt.

Verhouding met de werkgever/opdrachtgever

Artikel 21: Organisatie als beleidskader

De sociaal werker aanvaardt de organisatie waaraan hij zich verbindt als het kader voor zijn beroepsuitoefening. Hij werkt actief mee aan de uitvoering van de doelstelling en aan ontwikkeling van beleid, en toetst daarbij of zijn functie en de inzet van zijn deskundigheid in overeenstemming zijn met de beroepsstandaard.

Artikel 22: Professionele autonomie

De sociaal werker is zich bewust van de verantwoordelijkheid, om binnen de handelingsruimte die hij heeft, zelfstandig, onafhankelijk en professioneel verantwoord te handelen.

1. Professionele autonomie betekent dat de sociaal werker zijn handelingsruimte ­ binnen de beroep­sethische en wettelijke grenzen – op verantwoorde wijze gebruikt om zo goed mogelijk op de burger/cliënt af te stemmen en maatwerk te leveren.

2. Deze professionele autonomie impliceert een eigen verantwoordelijkheid om de taken, verantwoordelijk­heden en bevoegdheden die hij heeft, te toetsen aan de voorwaarden van een goede beroepsuitoefening.

3. De sociaal werker is zich als autonome professional bewust van de eisen en grenzen die door de wetgever, (decentrale) overheden en opdrachtgevers aan de beroepsuitoefening zijn gesteld.

4. Sociaal werkers hebben de individuele en collectieve verantwoordelijkheid om binnen organisatori­sche kaders en beleidskaders professionele autonomie te borgen.

Artikel 23: Verantwoording

De sociaal werker verstrekt de leiding van de organisatie gegevens die van belang zijn voor de ontwikkeling en evaluatie van het beleid. Ook is hij bereid om verantwoording af te leggen over de wijze waarop hij zijn functie vervult en de kwaliteit van zijn werk waarborgt.

1. Een sociaal werker zal de inhoudelijke keuzes en procesmatige stappen in zijn dienst­ en hulp­verlening aan collega’s en leidinggevende verantwoorden. In eerste instantie om ervan te leren, in tweede instantie om de organisatie de kans te geven zich een beeld te vormen van de kwaliteit van de dienst­ en hulpverlening in het algemeen, en van de individuele werker in het bijzonder.

2. Het gaat hier om het gevraagd en ongevraagd verstrekken van niet tot individuele personen herleid­bare gegevens ten behoeve van beleidsonderdelen die gevolgen hebben voor de beroepsuitoefening.

Page 22: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

22

HOOFDSTUK 5

1. Dit betekent dat de sociaal werker – ook de zelfstandig werkende en de gedetacheerde ­ zijn des­kundigheid, ervaring en visie deelt met beroepsgenoten. Dat hij bereid is om zijn deskundigheid en opvattingen ter discussie te stellen in collegiaal overleg, en zich inzet voor een zo veel als mogelijk gedeelde besluitvorming. Collegiale toetsing is de basis voor verantwoorde beroepsuitoefening.

Relatie tot het beroep en beroepsgenoten

Artikel 24: Collegiale toetsing en beroepsethische reflectie

De sociaal werker toetst zijn beroepsmatig handelen aan het beroepsethisch en professioneel oordeel van zijn collega’s.

Artikel 25: Schending van het vertrouwen

Een sociaal werker is attent op signalen die erop wijzen dat het belang van een burger/cliënt, en/of het vertrouwen in het beroep, wordt geschaad door beroepsgenoten. En hij onderneemt, indien nodig, relevante stappen.

Artikel 26: Beroepsgerichte samenwerking en ontwikkeling

Een sociaal werker ondersteunt activiteiten, en werkt samen met collega’s aan activiteiten, die ten goede komen aan de professionalisering van het sociaal werk.

1. Een sociaal werker zal een dergelijk signaal bespreken met de betreffende collega en indien nodig met andere collega’s en/of zijn leidinggevende. Mocht dat na uitvoerig overleg niet tot verbetering leiden dan kan een beroep worden gedaan op door de beroepsgroep georganiseerde handhavings­kaders. Deze hebben tot doel om het gebruik van de beroepsnormen te stimuleren en te borgen.

1. Een sociaal werker is zich ervan bewust dat hij samen met collega’s verantwoordelijk is voor het imago van het werk van de eigen instelling, en van het werk en het beroep in de samenleving. Dit wordt zichtbaar door bijvoorbeeld de bereidheid tot het samenwerken met stagiairs, kennisontwikke­ling, kennisdelen en deelname aan onderzoek of publicaties.

Page 23: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

23

HOOFDSTUK 6

1. De kernwaarden zijn omschreven in artikel 1 en 2 van deze beroepscode. Kort gezegd worden deze kernwaarden samengevat als: de burger/cliënt tot zijn recht laten komen.

2. De sociaal werker verzamelt en analyseert signalen die erop wijzen dat de waardigheid van de persoon, dan wel diens vermogen om zo zelfstandig mogelijk de regie over het eigen leven te nemen, bedreigd wordt. Signalering en emancipatie behoren tot de kerntaken van sociaal werkers.

3. De analyse van de signalen vindt plaats in dialoog met beroepsgenoten.4. De sociaal werker maakt de analyse van signalen en ontwikkelingen binnen de eigen organisatie

en/of beroepsvereniging aanhangig. Waar mogelijk gaat hij over tot, en/of werkt hij mee aan actie die tot verbetering leidt.

De relatie met de samenleving

Artikel 27: Signalering en ondersteuning

De sociaal werker signaleert ontwikkelingen in de samenleving en vestigt de aandacht op beleid en uitvoeringsregels die de kernwaarden van het beroep raken.

Artikel 28: Toegankelijkheid van sociaal werk

Een sociaal werker beijvert zich voor de toegankelijkheid van het sociaal werk en de hulp- en dienstverlening.

Artikel 29: Werken aan goede beeldvorming

Een sociaal werker werkt actief mee aan een goede beeldvorming van het sociaal werk.

1. De toegankelijkheid van sociaal werk is voor een belangrijk deel afhankelijk van het vertrouwen dat burgers/cliënten in de dienstverlening stellen. De sociaal werker spant zich dan ook in om het vertrouwen in het sociaal werk te bevorderen.

2. Daarnaast is hij alert op beleid of uitvoeringsregels die de toegang tot sociaal werk belemmeren, zoals het stellen van eisen en voorwaarden aan burgers/cliënten of financiële belemmeringen.

1. Een goede beeldvorming draagt bij aan het vertrouwen dat burgers/cliënten hebben in de dienst­verlening. Dit draagt bij aan de toegankelijkheid.

2. Goede beeldvorming helpt potentiële cliënten en gebruikers van de hulp­ en dienstverlening om goed te weten wat hen te wachten staat. Bovendien is een goede beeldvorming belangrijk voor het bestaansrecht van het werk.

3. De sociaal werker zorgt ervoor dat hij op professioneel verantwoorde wijze handelt, en waakt ervoor dat hij het aanzien van het beroep door zijn handelen beschadigt.

Page 24: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

24

BEGRIPPENLIJST

Sociaal werkerOnder sociaal werker vallen vele beroeps­ of functiebenamingen, zoals: maatschappelijk werkers, sociaal agogisch werkers, jeugd­ en jongerenwerkers, cliëntondersteuners, groepsbegeleiders, sociaal raadslieden, opbouwwerkers, et cetera. Het betreft hier dus het sociale domein, waarvoor we in deze beroepscode dezelfde morele plichten herkennen en benoemen.

Burger/cliëntTot nu toe werd in de sociale sector vooral gesproken over ‘cliënt’. Maar in bepaalde sectoren spreekt men niet of nauwelijks van cliënten, maar van burgers of bewonersgroepen. De primaire doelgroep is dan een wijkbewoner of een jongere in de wijk. Voor de uitwerking naar beroepsethiek en morele plichten maakt dat weinig verschil: de morele plicht om correcte informatie te verstrekken, respect te hebben, vertrouwelijk met privégegevens om te gaan, et cetera, blijft hetzelfde.

Normen/artikelenEen norm is een geschreven of ongeschreven gedragsregel die bijdraagt aan het realiseren van een waarde. Een aantal normen zijn vastgelegd in wetten. Zoals de wet die bepaalt dat stelen verboden is. Of een wet die regelt wat een eerlijke arbeidsovereenkomst is. Normen in de vorm van wetten zijn vaak heel specifiek en daardoor goed te toetsen. De artikelen of normen in een beroepscode zijn ook toets­baar, niet zozeer naar de letter, maar naar de geest. De toelichtingen bij de artikelen verduidelijken die geest.

Page 25: Beroepscode - Sociaal Werk Nederland

25

COLOFON

Samenstelling en redactie • Jaap Buitink (adviseur, auteur en trainer in beroepsethiek) • Jurja Steenmeijer (trainer en ethicus)

Advies • Jan Ebskamp (adviseur, auteur en trainer in beroepsethiek) • Lennie Haarsma (trainer en coach sociaal domein, specialisme klacht­ en tuchtrecht)• Mariette van den Hoven (universitair hoofddocent, Ethiek Instituut van de Universiteit Utrecht)• Maarten Verheij (als jurist verbonden aan de CHE, auteur ‘Privacy & Geheimhouding. Een handrei­

king voor professionals in sociaal werk’ en buitenredacteur van vakblad Sociaal Werk)• Suzanne Kern (docent & supervisor/ontwikkelaar Bachelor Social Work en huidig curriculum MWD) • Werkgroep Beroepscode van het Programma Sociaal Werk Versterkt bestaande uit vertegenwoor­

digers van de volgende organisaties: BPSW, BVjong, CNV Zorg & Welzijn, FNV Zorg & Welzijn en Registerplein

OntwerpPiraña grafisch ontwerp, Utrecht

CopyrightBPSW, BVjong, CNV Zorg & Welzijn, FNV Zorg & Welzijn

Utrecht, februari 2018