Basisdossier klimaatcampagne 2012

36
KLIMAATCAMPAGNE 2012 basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

description

Basisdossier. Herwerkte versie van het basisdossier 2011

Transcript of Basisdossier klimaatcampagne 2012

Page 1: Basisdossier klimaatcampagne 2012

KLIMAATCAMPAGNE2012

basisdossierKLIMAATCAMPAGNE

2012

Page 2: Basisdossier klimaatcampagne 2012

2 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

Colofon EDUCATIECEL:

Myriam Keustermans, Jacques Mevis ZUIDCEL:

Freya Rondelez, Kris Vanslambrouck BELEIDSDIENST:

Jean-Pierre De Leener, Sarah Lamote COMMUNICATIEDIENST:

Marjan Cauwenberg, Tine Lommez, Carolien Van Loon CONCEPT EN REALISATIE:

Metronoom FOTO VOORPAGINA:

Dieter Telemans VERANTWOORDELIJKE UITGEVER:

Bogdan Vanden BergheVlasfabriekstraat 11, 1060 Brussel REDACTIE:

Vlasfabriekstraat 11, 1060 Brussel

Overname van (delen van) artikelen is toegestaan, mits bronvermelding.

1. De klimaatverandering is een feit | 4

2. Het Zuiden betaalt de rekening | 6

3. De uitdaging is enorm | 10

4. Niemand wil betalen | 14

5. 20 jaar onderhandelen over het klimaat | 18

6. De klimaatverandering dwingt ons tot een andere ontwikkeling | 21

7. Onze politieke eisen | 24

8. Indonesië: slachtoffer en bron van de klimaatverandering | 26

9. Peru: de ‘centrale bank’ van het leven op aarde | 30

Bronnen | 34

basisdossierKLIMAATCAMPAGNE

2012

Page 3: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 3

Sense of urgency

Tijdens onze klimaatcampagne van 2011 was het enthousiasme groot bij de 11.groepen, scholen, verenigingen, sympathisanten ... om rond klimaat actie te voeren. Toch leerde de peiling na de campagne ons dat de brede bevolking de ernst van de klimaatproblematiek voor het Zuiden nog onvoldoende beseft. Bovendien liep de VN-klimaattop

in Durban (december 2011) uit op een sisser. Canada, Rusland en Japan lieten Kyoto-bis aan zich voorbij gaan, beslissingen over innovatieve financieringsbronnen voor het Groen Klimaatfonds bleven uit en een mondiaal klimaat-akkoord zou pas in 2020 in voege treden. Recenter was er wel één lichtpuntje. België besloot de 30% uitstootreductie te steunen op Europees niveau, een eerste stap naar de 40% die 11.11.11 samen met vakbonden, milieu- en andere Noord-Zuidorganisaties vraagt.

Maar het gaat te traag, veel te traag. Het gebrek aan ‘sense of urgency’ bij onze politici is ronduit onverantwoord in de huidige context. De klimaat-verandering en haar gevolgen kosten nu al jaar-lijks het leven aan 300.000 mensen. 325 miljoen mensen ondervinden jaarlijks ernstige gevolgen van de opwarming van de aarde. Zo worden door de klimaatverandering 45 miljoen extra mensen geconfronteerd met honger of ondervoeding, en 26 miljoen extra mensen voelen zich verplicht te migreren.

Daarom vliegen we in 2012, voor een tweede jaar op een rij, opnieuw in het klimaatthema. Ook dit campagnejaar blijven we focussen op CO2-reductie, klimaatfinanciering en het aan de kaak stellen van de klimaatmoeheid bij beleidsmakers. Drie speerpunten om een fundamentele oplos-sing te vinden.

We gaan ook een stap verder en linken het klimaatprobleem aan het ontwikkelingsdebat. De manier waarop het Noorden zich ontwikkeld heeft, produceert en consumeert, zijn de grootste oorzaken voor de enorme uitstoot van broeikas-gassen. Bovendien botst ons ontwikkelingsmodel op de grenzen van onze planeet. Natuurlijke rijkdommen zoals water, lucht, land, maar ook bossen, grondstoffen, etc. zijn niet oneindig. Conclusie: er is geen ruimte meer voor het Zuiden om zich op dezelfde manier als het Noorden te ontwikkelen. Daarom wil 11.11.11 de aandacht vestigen op de noodzaak van ‘een andere ontwikkeling’.

Een oplossing vinden voor het klimaatprobleem gaat over keuzes maken. Zowel in het Noorden als in het Zuiden. Onze beleidsmakers moeten kiezen voor een duurzame economie en samen-leving met oog voor sociale ongelijkheid. Het Zuiden mag niet in de voetsporen treden van het Noorden en moet kiezen voor een andere manier van ontwikkelen. Dit met de hulp van het Noorden. Maken wereldleiders de noodzakelijke langetermijnkeuzes die wetenschappers al jaren eisen of houden ze oogkleppen op?

Allemaal keuzes die wel degelijk het verschil maken. Voor ons, maar vooral voor het Zuiden. Zij worden immers nu al het eerst en het hardst getroffen door de gevolgen van de klimaatverandering. Voor het Zuiden is de klimaatverandering geen film van Al Gore, wetenschappelijk paper, lezing of campagnedossier. Voor het Zuiden is de klimaat-verandering keiharde realiteit en dagelijkse kost.

In dit herwerkt dossier krijgt u de nodige basis-informatie over het probleem, de impact op het Zuiden en de valse en echte remedies. Om te lezen, maar ook om iets mee te doen.

BOGDAN VANDEN BERGHEAlgemeen Directeur 11.11.11

editoE

RIC

DE

MIL

DT

Page 4: Basisdossier klimaatcampagne 2012

4 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

De klimaatverandering is een feit

De laatste tien jaren hadden we steeds vaker te maken met extreem weer en natuurrampen. Het klimaat is stil-aan de kluts aan het kwijtraken. En het staat vast dat dat komt door de uitstoot van broeikasgassen in de rijke industrielanden. Het Zuiden is hiervan het eerste slacht offer. De aanpak van de klimaatverandering is dan ook een van de grootste mondiale uitdagingen waar we momenteel voor staan.

De jaren 90 van de twintigste eeuw waren de warmste tien jaar van het vorige millennium. De hoeveelheid zee-ijs in het Noordpoolgebied is geslonken tot het laagste peil ooit ge -meten. Bijna overal ter wereld trekken de gletsjers terug. Ijsboringen in Antarctica hebben aangetoond dat de atmosfe-rische concentraties van de twee belangrijkste broeikasgas-sen, kooldioxide en methaan nooit zo hoog waren als nu ...

Zoals een serreBroeikasgassen zijn altijd aanwezig geweest. Wanneer zonnestralen het aardoppervlak raken, wordt een groot deel daarvan terug in de atmosfeer gekaatst. Broeikas-

gassen houden een deel van die teruggekaatste stralen vast. Enkel daardoor is leven op onze planeet mogelijk. Moest dit niet het geval zijn, zou het hier veel te koud zijn. Maar waar we nu mee worden geconfronteerd, is dat er steeds meer broeikasgassen in de atmo-

sfeer accumuleren, waardoor er uiteraard ook meer zon-newarmte wordt vastgehouden en de aarde dus opwarmt. Volhardende sceptici zeggen dat de aarde altijd onder-hevig is geweest aan warmere en koudere periodes. Dat is niet onjuist, maar de snelheid waaraan de aarde de laatste honderd jaar opwarmt, is nooit gezien. De opwarming gaat zo snel dat de natuur, die wel wat rekvermogen heeft, niet genoeg tijd heeft om zich aan te passen. Bovendien zijn klimaatwetenschappers wereldwijd het intussen eens dat deze snelle opwarming wordt veroorzaakt door menselijk handelen. Het is onze westerse ontwikkeling die bijna uit-sluitend gebaseerd is op de verbranding van fossiele brandstoffen, die zorgt voor de enorme hoeveelheid broei-kasgassen.

Koolstof ontsnaptSinds de Industriële Revolutie zijn we in het Westen een steeds grotere hoeveelheid fossiele brandstoffen, zoals steenkool, olie en gas gaan verbranden. In die grondstof-fen zit de koolstof opgeslagen die gedurende miljoenen

Berekening van broeikasgassenDe concentratie van broeikasgassen wordt uitgedrukt in ‘deeltjes per miljoen’ (ppm). Niet alle broeikasgassen dragen in dezelfde mate bij tot het broeikaseffect. Zo is methaan een sterker broeikas-gas dan CO2. Om de bijdrage van broeikasgassen aan het broei-kaseffect onderling te kunnen vergelijken, worden ze uitgedrukt in CO2-equivalenten (CO2-eq). Een hoeveelheid methaan draagt 21 keer meer bij tot het broeikaseffect dan eenzelfde hoeveelheid CO2 en staat dus voor 21 CO2-eq. Lachgas draagt 290 keer meer bij. Om de temperatuurstijging onder de 2°C te houden, moet de concentratie van broeikasgassen gestabiliseerd worden op minder dan 450 ppm. Het IPCC berekende dat dit enkel mogelijk is bij een wereldwijde halvering van de uitstoot tegen 2050. (willen we de stijging beperken tot 1,5°C, gaat het zelfs om 350 ppm)

1

Relatie CO2-temperatuur

MO

CIC

C -

OX

FAM

INTE

RN

ATIO

NA

L

bron: www.brighton73.freeserve.co.uk

CO2, Temperatures and ice ages...

Frank Lansner, civil engineer, biotechnology.

It is general accepted that CO2 is lagging temperature in Antarctic graphs. To dig further into this subject therefore might seem a waste of time. But reality is, that these graphs are still widely used as an argument for the global warming hypothesis. But can the CO2-hypothesis be supported in any way using the data of Antarctic ice cores?

At first glance, the CO2 lagging temperature would mean that it’s the temperature that controls CO2 and not vice versa.

Fig 1. Source: http://www.brighton73.freeserve.co.uk/gw/paleo/400000yrfig.htm

But this is the climate debate, so massive rescue missions have been launched to save the CO2-hypothesis. So explanation for the unfortunate CO2 data is as follows:

First a solar or orbital change induces some minor warming/cooling and then CO2 raises/drops. After this, it’s the CO2 that drives the temperature up/down. Hansen has argued that: The big differences in temperature between ice ages and warm periods is not possible to explain without a CO2 driver.

Very unlike solar theory and all other theories, when it comes to CO2-theory one has to PROVE that it is wrong. So let’s do some digging. The 4-5 major temperature peaks seen on Fig 1. have common properties: First a big rapid temperature increase, and then an almost just as big, but a less rapid temperature fall. To avoid too much noise in data, I summed up all these major temperature peaks into one graph:

CO

2 (p

pm)

Tijdslijn tot nu

Tem

pera

tuur

vers

chil

Temperatuur in °CCO2 in deeltjes per miljoen

Page 5: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 5

jaren aan de atmosfeer is onttrokken. Daardoor komt die nu opnieuw vrij.We zijn zodanig afhankelijk geworden van fossiele energie dat we er zelfs niet meer bij stilstaan. Zonder fossiele ener-gie zou heel onze manier van leven instorten. Heel onze industrie, ons (overmatig) gebruik van de auto, vliegtuigrei-zen, de verwarming en de elektriciteit in onze gebouwen, eigenlijk alles wat is gecreëerd om ons leven ‘gemakkelijk’ en ‘comfortabel’ te maken, draagt bij tot de wereldwijde klimaatverandering. Terwijl deze rechtstreekse verbranding van CO2 goed is voor de helft van alle uitstoot, zijn er nog twee andere belangrijke oorzaken. Onze landbouwmethoden plus het transport van voedingsproducten zorgen ook voor een aan-zienlijk deel. Daarnaast wordt ook nog eens één vijfde van de totale uitstoot veroorzaakt door boskap.

Luxe en leedNiet alleen vinden wij al deze luxe vanzelfsprekend, ook lijkt de klimaatverandering voor ons op het eerste zicht best aangename gevolgen te hebben: de lente begint vroeger, de zomers zijn warmer. Veel erger is dat intussen de mensen in het Zuiden wél nu al grote problemen aan den lijve ondervinden door de op -warming van de aarde. Door het smelten van de ijskappen in de Andes of de Himalaya hebben lokale gemeenschap-pen nu al te kampen met een gebrek aan zoet water. In grote delen van Afrika rukt de woestijn op en worden landbouw-

gronden ingepalmd. In andere regio’s is de regen dan weer veel heviger dan vroeger. Door de stijging van de zeespiegel krijgt een land als Bangladesh steeds vaker te maken met overstromingen. Als we niets doen, zal het aantal natuurrampen alleen maar toenemen, waarbij vooral slachtoffers zullen vallen in de armere landen. Steeds meer mensen zullen op de vlucht gaan naar ‘betere’ gebieden. Al onze inspanningen die we tot hiertoe hebben gedaan voor het bereiken van de Millenniumdoelstellingen dreigen daarbij ook teniet te worden gedaan.

Vijf voor twaalfWe zullen dus dringend in actie moeten komen. Om drama-tische gevolgen en een onomkeerbare schade te voorkomen aan het klimaat, moeten we de opwarming van de aarde beperken tot max. 2°C in vergelijking met het pré-industriële tijdperk. Een 2°C opwarming waarvan een aantal weten-schappers nu al zeggen dat ze wellicht te hoog is: 1,5°C zou een beter richtcijfer zijn. Aangezien de temperatuur de laatste honderd jaar al met 0,6°C is gestegen, zullen we er alles aan moeten doen om de verdere opwarming onder de 1,5°C te houden. Daarnaast zullen we ook nu al de nodige investeringen moeten doen om ons aan te passen aan de gevolgen.

Onze broeikasgassenWie zorgt voor de uitstoot?

Industrie en gewone huishoudens: 50%Landbouw en handel in voedingsproducten: 30%Boskap (door minder CO2-opname): 20%

Welke gassen zorgen voor de klimaatverandering?Koolstofdioxide (CO2): 64% Methaan (CH4): 19%Gehalogeneerde koolwaterstoffen (HCFK’s): 10%Stikstofmonoxide (N2O): 5%Overige: 2%

Waardoor komt CO2 vrij? Verbranding van fossiele energie: 70%Kappen van tropisch bos: 20%Overige: 10%

Waar worden fossiele brandstoffen gebruikt? Productie van energie: 37%Industrie: 22%Woning en tertiaire sector: 13%Transport: 25%Overige: 3%

partner • RRN, CongoIn Congo doet Réseau Resources Naturelles (RRN) er alles aan om het regenwoud mee te redden. RRN is een netwerk van organisaties die samenwerken rond bosbeheer en opkomen voor de rechten haar bewoners. Joseph Bobia: “Zolang de overheid geen duidelijk nationaal plan heeft dat bepaalt welke stukken regenwoud beschermd gebied worden en waar voor-waardelijke houtkap mogelijk is, moet het verbod op nieuwe concessies behouden blijven. Zo’n plan kan er enkel komen in samenspraak met de lokale gemeenschappen. Ook ijveren we voor een labelsysteem voor hout. Als houtleveranciers met labels te kennen geven in welke omstandigheden het hout gekapt is, kunnen consumen-ten kiezen voor legaal en gecontroleerd gekapt hout. Zo helpen ze het Congolees regenwoud in stand houden.”

bron

: IP

CC

Page 6: Basisdossier klimaatcampagne 2012

6 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

De mensen die in ontwikkelingslanden wonen, zijn voor hun levensonderhoud volledig afhankelijk van hun omge-ving. Ze halen hun voedsel, drinkbaar water, medicijnen en materiaal om huizen te maken uit de natuur. Wanneer deze natuurlijke hulpbronnen onvoldoende toegankelijk worden of zelfs volledig verdwijnen door droogte, overstromingen of orkanen, verkleinen ook hun overlevingskansen. Daardoor zullen zij zonder twijfel de eerste slachtoffers worden van de klimaatverandering. Ontwikkelingslanden zijn vaak gelegen in geografisch minder gunstige gebieden. Ze liggen in laaggelegen gebieden waar overstromingen sneller toeslaan, of in gebieden die van nature al droog zijn en door de klimaatverandering nog droger worden. Bovendien ontbreekt het hen aan de middelen om zich te wapenen tegen de gevolgen van de klimaatverandering. De klimaatverandering brengt de ontwikkeling op vijf ter-reinen in het gedrang:

1. Minder voedselzekerheidBoeren zowat overal ter wereld zijn afhankelijk van de sei-zoenen. Door de klimaatverandering worden die seizoenen echter grilliger. De moessonregens in India blijven uit, in andere landen regent het heviger. Daardoor weten land-bouwers niet meer wanneer ze best zaaien. Ze hebben minder opbrengsten of nog erger, hun oogsten mislukken volledig. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) waarschuwt dat “in ongeveer 40 arme ontwik-kelingslanden, met een gezamenlijke bevolking van twee miljard mensen productieverliezen als gevolg van klimaat-verandering tot een dramatische stijging van het aantal ondervoede mensen kunnen leiden, waardoor de vooruit-gang in de bestrijding van armoede en voedselonzekerheid ernstig zal worden belemmerd.”

Terwijl het geïndustrialiseerde Noorden voor de klimaatverandering verantwoordelijk is, krijgt het arme Zuiden de rekening gepresenteerd. Zij zijn de eerste slachtoffers van overstromingen, extreme droogte, en hebben daardoor te kampen met minder voedselproductie.

Het Zuiden betaalt de rekening 2

“De zon is niet meer gewoon warm, zij brandt. Tien jaar geleden begon het regenseizoen telkens op hetzelfde moment, maar nu maken we ons telkens zorgen want als we onze aardappelen poten in oktober regent het niet. Daardoor oogsten de aardappelen van slechte kwaliteit. Het klimaat is

niet meer zoals vroeger. Het is nooit goed weer om te zaaien, op deze manier kunnen we eigenlijk niets zaaien. De oogst per hectare is met meer dan de helft verminderd. De padden die de insecten controleerden, zijn ook verdwenen. Nu moeten we chemische middelen gebruiken.”

“Er is geen goed weer meer om te zaaien”Julian Pillco – Cusco, Peru

MO

CIC

C -

OX

FAM

INTE

RN

ATIO

NA

L

Page 7: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 7

2. Te veel waterDoor de opwarming van de aarde smelten de ijskappen en stijgt de zeespiegel. Tegen 2080 zou de zeespiegel met 40 cm kunnen stijgen. Overstromingen zouden in dat geval het leven van 94 miljoen mensen bedreigen, dat is zo’n zeven keer meer dan nu. Vooral de kustgebieden van Zuid- en Zuidoost-Azië zullen worden getroffen, vanwege de getijdenstormen waardoor het zeewater tot diep in het binnenland binnendringt. Bangladesh ligt gemiddeld maar 10 meter boven de zeespiegel. Een stijging van de zee-spiegel met 9 tot 95 cm zou 18% van het grondgebied onder water zetten. Hetzelfde fenomeem herhaalt zich in de delta van de suburbans in India. Sommige kleine eilanden in de Stille Oceaan, zoals Tuvalu, dreigen volledig te verdwijnen onder de zeespiegel. Behalve deze slachtoffers zullen de landbouwgronden verzilten door overstromingen met zout zeewater. Daardoor zullen boeren opnieuw de dupe zijn en komt de productie van voedsel onder druk te staan. Bovendien voorzien kli-maatmodellen van het IPCC in een land als Bangladesh 10 tot 15% meer regen en cyclonen tegen 2030.

3. Te weinig waterIn andere gebieden dreigt dan weer een watertekort. Door het smelten van de gletsjers in de Andes en de Himalaya drogen de rivieren uit. Een grote stad als La Paz in Bolivia dreigt over een aantal jaren droog te komen staan. In sub-Sahara-Afrika trekt de woestijn op door het uitblijven van de regens. Ethiopië is één van de landen die nu al worden getroffen door toenemende droogte. Een tekort aan water zal in de toekomst leiden tot wateroor-logen. Zo’n oorlog is al aan de gang in Soedan. Hoewel deze burgeroorlog altijd wordt voorgesteld als een oorlog tussen verschillende stammen, is er wel degelijk meer aan de hand. De nomaden in het noorden moeten steeds verder trekken om water te vinden voor hun vee. Daardoor zijn zij terecht gekomen in het gebied van landbouwgemeenschappen. In het noorden van Kenia gebeurt hetzelfde. De Keniaanse Wangari Maathai, die in 2004 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg voor haar strijd voor het klimaat en milieu, bevestigde dit: “Vele stammenoorlogen in Kenia zijn het gevolg van de opwarming van de aarde, omdat waterputten die nooit uit-geput raakten, dit nu wel zijn.”

GEERT DE BELDER - WERELDMEDIATHEEKGEERT DE BELDER - WERELDMEDIATHEEK

Dat de klimaatverandering heel wat desastreuze gevolgen met zich mee zal brengen voor zowel mens als natuur, weet iedereen. In het Noorden ziet men deze ernstige gevolgen vooral als toekomstproblemen. Maar de klimaat-verandering treft nu al miljoenen mensen in het Zuiden. Natuurrampen zijn de voorbije twintig jaar verdubbeld (van 200 naar 400 per jaar). Niet minder dan 7 op 10 rampen waren klimaatgerela-teerd. Niet alleen het aantal stijgt, ook de intensiteit van deze rampen neemt toe. Naast hittegolven, overstromingen, stormen en bosbranden, brengt klimaat-

verandering ook minder voor de hand liggende gevolgen met zich mee. De verspreiding van ziektes zoals malaria, dengue en cholera, water(s)nood en minder voedselveiligheid. Op hun beurt hebben deze effecten een gevolg op migratiebewegingen, instabiliteit, geweld en zelfs conflicten. Minstens 325 miljoen mensen onder-vinden nu al ernstige gevolgen van de klimaatverandering. 45 miljoen extra mensen lijden momenteel honger of zijn ondervoed, en 26 miljoen meer migreren. En jaarlijks sterven maar liefst 300.000 mensen door de klimaatverandering. Dat

is veel, erg veel. Bovendien verwachten wetenschappers dat dit cijfer nog zal stijgen. In 2030 zou klimaatverandering jaarlijks het leven kosten aan een half miljoen mensen. Dat cijfer is ongeveer gelijk aan het aantal vrouwen dat jaarlijks sterft aan borstkanker. Klimaatmoeheid en een gebrek aan ‘sense of urgency’ bij politici en wereldleiders is ronduit onverantwoord in deze situatie.

De klimaatverandering is geen toekomstprobleem. In het Zuiden treft de opwarming van de aarde nu al miljoenen mensen. Enkele cijfers.

Nu al miljoenen slachtoffers

Bronnen: Humanitarian Global Forum (2009); Human Impact Report Climate Change (2009); UNFPA: state of world population (2009); Humanitarian Global Forum (2009)

Page 8: Basisdossier klimaatcampagne 2012

8 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

4. Schade aan ecosystemenDoor de snelle klimaatverandering heeft de natuur niet voldoende tijd om zich aan te passen. De helft van de koraalriffen wereldwijd is nu al beschadigd. Hoe meer CO2 in de oceaan wordt opgelost, hoe zuurder het zeewater wordt. Hierdoor zal het plankton afsterven. Plankton staat echter aan de basis van de hele voedselketen van alle leven in zee. Minder plankton betekent minder vissen en dus minder voedsel voor hen die aangewezen zijn op vis als eiwitbron en minder inkomen voor de vissers.

5. Verspreiding van ziektesDe Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) schat dat nu al 150.000 mensen per jaar sterven door de snellere versprei-ding van ziektes ten gevolge van hogere temperaturen. Muggen spelen een belangrijke rol in het verhaal over de door de klimaatverandering veroorzaakte verspreiding van ziektes. Ze kunnen malaria, knokkelkoorts, gele koorts en vele soorten van hersenontstekingen verspreiden en over-brengen. Malaria eist momenteel 3.000 doden per dag. Het terugdringen van deze ziekte is trouwens een van de ‘succesverhalen’ binnen het behalen van de Millennium-doelstellingen. Maar de inspanningen die hiervoor zijn gedaan zouden wel eens voor niets kunnen zijn geweest, want ondertussen rukt de malariamug terug op. Malaria duikt op in delen van Zuid-Europa, maar vooral in berg-gebieden lijkt de mug zich steeds beter thuis te voelen op grotere hoogtes. Daardoor zijn lokale gemeenschappen genoodzaakt weg te trekken naar steeds hogere gebieden. Een volksverhuizing die niet eindig kan blijven doorgaan. Berekeningen hebben uitgewezen dat er tegen het einde van deze eeuw 40 tot 80 miljoen gevallen van malaria per jaar zullen bijkomen.

“We hebben nu in onze regio veel muggen die drager zijn van het denguevirus, iets wat we nooit eerder hebben gezien. Deze maand

hebben we een controle uitgevoerd en daaruit is gebleken dat we aan een index van 1,9 zitten terwijl het gemiddelde 0,9 is. De gezond-heidsdienst zal actie ondernemen om de muggen uit te roeien in de huizen. In La Haquilla loopt de hele bevolking risico: kinderen,

volwassenen, ouderen. De klimaatverandering heeft veel invloed op de gezondheid: we zien nieuwe ziektebeelden opduiken zoals diarree

en ontstekingen van de luchtwegen.”

“Er is nu dengue waar er vroeger geen was”Katerine Rosillo – Piura, Peru

Het Zuiden betaalt de rekening

MO

CIC

C -

OX

FAM

INTE

RN

ATIO

NA

L

Valse oplossingen • BiobrandstoffenBiobrandstoffen lijken een ideaal alternatief om onze afhankelijkheid van niet-hernieuwbare fossiele brandstoffen te verkleinen. Maar wanneer bossen in het Zuiden worden gekapt voor de teelt van granen, soja of palmolie om ‘milieuvriendelijke’ brandstoffen te maken, worden waardevolle ‘koolstofputten’ vernietigd. Bovendien zet dit de voedselproductie voor miljoenen mensen onder druk. Het zijn de industrielanden die de ontwikkelingslanden

aanzetten tot deze ‘industrie’. Europa wil dat tegen 2020 10% van de transport-brandstof biobrandstof is. Dit is op de koop toe energetisch inefficiënt omdat motoren voor transport alle warmtepro-ductie laten verloren gaan. Het gebruik van biobrandstoffen kan beter renderen in warmtekrachtkoppeling voor warmte- en elektriciteitsproductie. Als die lokaal wordt geproduceerd uit bijvoorbeeld koolzaad, dan blijft er een restproduct dat dan weer soja in het veevoer kan vervangen.Tropisch bos kappen om brandstof voor onze auto’s te produceren is een valse oplossing.

THO

MA

S Q

UIR

YN

EN

- S

UR

VIV

AL

Page 9: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 9

Alle groeiende gewassen, zoals bomen, gras, akker- en tuinbouwgewassen capteren CO2 uit de lucht. De bomen zetten dit om in stammen, takken en bladeren. Grasland fixeert vooral ondergronds in de humuslaag.Dit maakt van de aarde met zijn ge - wassen één groot koolstofreservoir. Daarnaast wordt ook in oceanen kool-stof opgeslagen in het plankton en de algen. Niet alle gewassen nemen echter evenveel CO2 op. De koolstof die akker- en tuinbouwgewassen opslaan, komt jaarlijks opnieuw vrij bij de oogst. Andere koolstofputten zoals onze bos-sen, tropische savannes, woestijnen en vooral de wetlands (veengebieden) groeien traag en nemen dus relatief weinig CO2 op uit de atmosfeer. De bomen in tropische bossen anderzijds halen wel veel koolstof uit de lucht dankzij voldoende water en hoge temperaturen.

Tropische bossenAls deze koolstofreservoirs worden ver-nietigd komen heel wat broeikasgassen in de atmosfeer vrij. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer Indonesische wet-lands worden gebruikt voor palmolie-productie: de methaan opgeslagen in de veengronden gaat de lucht in. Wanneer een tropisch bos wordt gekapt om er soja op te telen of om runderen op te laten grazen daalt bovendien de capaciteit om koolstof te fixeren aanzienlijk doordat gras en gewassen minder koolstof opnemen De koolstofreservoirs die het meest onder druk staan zijn de tropische bos-sen in Zuid-Amerika, Centraal-Afrika en Zuid-Oost-Azië, waar de bossen meest-al gesitueerd zijn in de wetlands.

Voedselproductie en -transportOnze voedselketen zorgt echter voor nog meer uitstoot van broeikasgassen. Het gebruik van fossiele energie voor

het maken van kunstmest en sproeistof-fen, het verwarmen van serres voor de productie van tomaten, komkommers, paprika’s en sla, aardbeien, bloemen, potplanten enz., de brandstof voor land-bouwmachines, of de verwarming van stallen voor kippen en varkens, enz. Veel producten, bijv. mango’s uit Afrika, kiwi’s uit Australië, of asperges uit Peru reizen daarnaast de halve wereld rond. Dit transport van groenten of fruit per vliegtuig zorgt uiteraard voor een immense CO2-uitstoot. Ook per vrachtwagen legt een kilo broc-coli, selder of appelen al gauw ettelijke kilometers af. Producten reizen immers van de boerderij naar de veiling, van de veiling naar een distributiecentrum en van het distributiecentrum naar de supermarkt. Als we dus in maart asperges uit Peru eten, met een lap varkensvlees, gepro-duceerd met soja afkomstig van een land waar vroeger tropisch bos was, hebben we eigenlijk een flinke portie CO2 op ons bord liggen.

Boskap is goed voor maar liefst een vijfde van de totale CO2-uitstoot. In de plaats komen onder meer landbouwgronden waarop soja wordt geteeld als veevoeder of palmolie voor biobrandstoffen. Deze wijziging van landgebruik heeft grote gevolgen want de bossen zijn van onschatbare waarde voor de opslag van koolstof. Ook het gebruik van pesticiden, het verwarmen van serres en het transport van ons voedsel zorgt voor heel wat extra broeikasgassen.

Landbouw en voedsel op reis

Het Zuiden betaalt de rekening

Page 10: Basisdossier klimaatcampagne 2012

10 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

Het IPCC is één van de meest vooraanstaande klimaat-commissies waarin 2.500 klimaatwetenschappers zetelen. Om de zoveel jaar brengen ze een ‘Assesment Rapport’ uit waarin ze rapporteren over de laatste wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de klimaatverandering.

Positieve terugkoppelingenIn zijn laatste rapport stelde dit panel dat de temperatuur op aarde deze eeuw waarschijnlijk met 1,8° tot 4°C zal stijgen als we niet onmiddellijk in actie schieten. Dit zijn alarmerende cijfers. Immers is gebleken dat als de temperatuur meer dan 2°C stijgt, de gevolgen niet alleen catastrofaal zullen zijn, maar ook onomkeerbaar, en wel door het fenomeen van de zogenaamde ‘positieve terug-koppelingen’. Dit komt erop neer dat klimaatverandering tot meer klimaatverandering zal leiden. Een voorbeeld is het verdwijnen van het regenwoud. Wanneer het regent, nemen bomen en planten het water op. Het overtollige water geven ze via hun bladeren opnieuw af aan de omgeving. Daardoor kan het weer regenen. Maar als er door intensieve boskap minder bomen zijn, komt er minder water in de lucht, regent het minder en hebben de resterende bomen minder water. Tegelijkertijd wordt steeds meer bosbodem blootgesteld aan zonlicht, warmt op en droogt uit. Daardoor sterven op

termijn steeds meer bomen af. Bij het vergaan geven ze koolstof vrij. Uit het Amazonegebied kan op deze manier 730 miljoen koolstof vrijkomen – ongeveer 10% van onze eigen huidige uitstoot – en dit elk jaar opnieuw, 75 jaar lang. Een geval apart is de bodem in de permanent bevroren gebieden in het hoge noorden. Als deze permafrost gaat ontdooien, komt methaangas vrij. De uitgestrekte veenge-bieden in West-Siberië, die sinds 2005 zijn beginnen smel-ten, bevatten naar schatting zo’n 50 miljard ton van dit gas. Het vrijkomen van dit gas zou overeenkomen met 73 jaar van de huidige menselijke CO2-uitstoot.

Is het nu 20, 30, 40 of 100%?Het IPCC becijferde dat de globale broeikasgasuitstoot met 50 tot 85% moet dalen tussen nu en 2050 in verge-lijking met 2000. Enkel op die manier kan de opwarming beperkt worden tot 2°C. Als we bovendien rekening houden met het principe van gemeenschappelijke (maar gedifferen-tieerde) verantwoordelijkheden, stelt het IPCC, dan moeten de geïndustrialiseerde landen hun uitstoot met 25 tot 40% terugdringen tussen nu en 2020, en met 80 tot 95% tegen 2050 (in vergelijking met 1990). De opkomende landen, zoals China, India, Brazilië en Zuid-Afrika zouden hun uit-stootgroei moeten beperken met 15 à 30% tegen 2020.

Omdat het steeds duidelijker wordt dat met 2°C het klimaatprobleem niet meer beheersbaar zal zijn en dat 1,5°C een betere maatstaf is, moeten we eerder naar de 40% neigen dan naar de 25%, zonder onduurzame biobrandstoffen of het huidige Clean Development Mecha-nism waarbij bedrijven hier schone lucht kunnen kopen in het Zuiden. Een échte vermindering zal vergaande maatregelen vergen die in onze eigen achtertuin moe-ten worden uitgevoerd.

Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties stelt dat de industrielanden hun CO2-uitstoot drastisch moeten verminderen. Liefst 80 à 95% is nodig om de mondiale opwarming van het klimaat onder de 2°C te houden. Dit zal serieuze inspanningen vergen.

De uitdaging is enorm,onze eigen uitstoot aanpakken3

Page 11: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 11

De massale houtkap in Indonesië zorgde voor een gestage achteruitgang van het regenwoudbestand, a rato van twee miljoen ha per jaar, wat overeenkomt met 300 voetbalvelden per uur. Aan het huidige tempo verdwijnt het tropische regenwoud over 10 jaar. Deze houtkap dient niet alleen de honger naar tropisch hardhout, ze wordt eveneens aange dreven door de stijgende vraag naar palmolie. Palmolie kende de afgelopen jaren een stijgend succes in zowel de voedselindustrie, aller-lei verzorgings producten en als brandstof in de zogenaamde biodiesel. Tropische bossen worden eveneens gekapt voor de

exploitatie van ertsen als goud, nikkel en koper. Deze zogenaamd ‘moderne’ open mijnbouw verwoest niet alleen waardevol natuurgebied, het veroorzaakt watervervui-ling, en ontneemt lokale gemeenschappen hun landbouwgronden. Olie en steenkool zorgen voor een dubbele belasting voor het milieu. Naast alle desastreuze gevolgen bij de ontgin-ning, zijn het ook deze grondstoffen die bij verbranding voor een enorme CO2-uitstoot zorgen.Willen we het klimaat redden, dan zullen we moeten afstappen van de ontginning van fossiele brandstoffen. We zullen moeten

overstappen op nieuwe duurzame tech-nologieën. En zullen we de landen in het Zuiden moeten vergoeden als zij de kost-bare grondstoffen in de grond willen laten zitten en daardoor inkomsten mislopen.

Petroleumwinning vergiftigt niet alleen het milieu en de mensen die er wonen, maar fossiele brandstoffen zijn ook verant-woordelijk voor het grootste deel van de CO2-uitstoot. Daarom moeten we naar een maatschappij zonder petroleum. Bekendste case is het Nationaal Park Yasuní, in het oosten van het Ecuado raans Amazonegebied. Het is het grootste natuurpark van het land met een uitzonder-lijke biodiversiteit. Er wonen verschillende inheemse volkeren waaronder twee groe-pen die niet of nauwelijks in contact kwa-men met de buitenwereld. Maar ondanks zijn status als nationaal park, bleef ook Yasuní niet gespaard van olieontginning. In 2007 nam de Ecuadoraanse regering officieel het voorstel over om geen olie te winnen in een deel van het park, het ITT-gebied. De potentiële inkomsten die de staat hierdoor misloopt worden geschat

op 7,2 miljard dollar. Ecuador vraagt de internationale gemeenschap om minstens 50% hiervan bij te dragen in ruil voor het behoud van het woud. Eind december heeft de regering beslist het Yasuní-initiatief voort te zetten omdat de steun die tot nu toe werd toegezegd, kadert binnen de verwachting die de regering stelde. Het zal echter niet eenvoudig worden om de verwachte financiële steun voor 2012 en 2013, 260 miljoen per jaar, bijeen te krijgen. Anderzijds wordt het voor de regering steeds moeilijker om het project stop te zetten vanwege de grote en toenemende steun vanuit de bevolking. Kenschetsend is het resultaat van een enquête in januari waar de bevolking Yasuni opgaf als belangrijkste verwezen lijking

van de huidige regering. Voorzitster Ivonne Yañez: “We mogen niet opgeven. Yasuní staat voor meer dan alleen het Yasuní-park. Het staat model voor een nieuwe maatschappij zonder petroleum. Wij hopen dat de idee ook andere landen gaat besmetten, daarom spreken we van ‘yasunizar’. En dat schijnt te lukken. Ook in Bolivia komt een campagne op gang voor een ‘Amazone zonder petroleum’.”

Meer info op www.11.be/yasuni

Naast het kappen van tropische bossen om plaats te maken voor landbouwgronden gaat heel wat bos verloren ten voordele van de exploitatie van de overvloedige natuurlijke rijkdommen in het Zuiden, zoals ertsen, hout, en fossiele grondstoffen. Die zijn wel bijna volledig bedoeld om in onze (overdadige) behoeftes te voldoen.

Acción Ecológica en Oilwatch voeren al jaren campagne tegen petroleumwinning in het Amazonegebied. Enkele jaren geleden lanceerden zij een vernieuwend voorstel: laat de internationale gemeenschap betalen voor de petroleum die in de grond blijft.

Honger naar grondstoffen

Yasuní: Keep the oil in the ground

AC

CIO

N E

CO

LOG

ICA

A

CC

ION

EC

OLO

GIC

A

Page 12: Basisdossier klimaatcampagne 2012

12 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

Tussen 2015 en 2020 moet de piek in uitstoot bereikt wor-den om nadien te dalen naar een maximale uitstoot van 1,5 ton per hoofd. Om maar een idee te geven, de VS stoten momenteel 23,5 ton CO2 uit per inwoner, de Europese Unie 10,5 en België 13,2. Het befaamde EU-voorstel met de 20/20/20-doelstelling is ruim onvoldoende. Het staat voor 20% minder CO2-uitstoot, 20% meer hernieuwbare energie en 20% minder energieverbruik tegen 2020. En zelfs dat wordt door de meeste lidstaten niet gehaald. Bovendien kan de reductie

voor meer dan de helft worden gerealiseerd via aankoop van schone lucht buiten Europa. In realiteit is dit dus geen echte 20% vermindering.

Chinese uitstoot Gemakkelijkheidshalve wijzen we naar groeilan-den zoals China, dat momenteel globaal gezien de grootste uitstoter is van CO2. Maar met een uitstoot van 5,5 ton per hoofd is China nog lang niet aan eenzelfde hoeveelheid als de VS of zelfs België. En als we het bekijken over de hele periode van de laatste honderd jaar, kan China zeker niet als grote schuldige worden aange-duid. Bovendien mogen we niet vergeten dat een groot deel van de industriële uitstoot in China komt van de productie van goederen die bestemd zijn voor de export naar onze landen. Dit neemt natuurlijk niet weg dat landen zoals China, maar ook India en Brazilië mee moeten nadenken over een andere manier van ontwik-kelen, zodat zij hun groei meteen op een duur-zame manier kunnen realiseren. Ook enkele ontwikkelingslanden zoals Indo nesië, Ecuador of Peru zitten nu al min of meer aan of zelfs over de grens van 1,5 ton, wat betekent dat zij geen ruimte meer hebben om nog op dezelfde manier te ontwikkelen als wij dat heb-ben gedaan.

Hernieuwbare energieOm onze uitstoot zo drastisch te verlagen, zullen we heel wat inspanningen moeten doen. Het lijkt bijna een onmoge-lijke opdracht, zeker als we niet aan levenskwaliteit willen inboeten. Mits de nodige politieke wil en voldoende finan-ciële middelen is een terugdringen van de CO2-uitstoot met 80 tot 95% haalbaar tegen 2050. Wel zullen we resoluut moeten kiezen voor een ontwikkeling die niet gebaseerd is op fossiele brandstoffen. Dit betekent: 1. Een radicale ommezwaai naar het gebruik van her-nieuwbare energie (zon, wind, waterkracht, geothermie).

Adaptatie – mitigatieTwee belangrijke begrippen in de aanpak van de klimaatverandering zijn adaptatie en mitigatie.

Adaptatie: De klimaatverandering dwingt ons tot maatregelen om ons aan te passen aan de gevolgen van de klimaatverandering. Dat noemt men adaptatie. Adaptatie heeft effect op korte termijn en op een specifieke plaats. Dijken worden, bijvoorbeeld, verhoogd tegen de stijgende zeespiegel. Maar ook natuurlijke systemen kunnen helpen om de gevolgen van klimaat-verandering op te vangen. Zo is herstel van mangrovebossen belangrijk om de gevolgen van orkanen te beperken. De zeespiegel stijgt overal, ook in de landen die geen geld hebben voor zware kustversterkingen. Ook landen die niet verantwoordelijk zijn voor de klimaatverandering, worden zo gedwongen om zich aan te passen. Het is daarom een grote uitdaging voor het adaptatiebeleid om ook ontwikkelings-landen de middelen te bieden om zich te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering.

Mitigatie: Mitigatie is de term die wordt gebruikt voor maatregelen die beogen de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Mitigatie pakt de klimaatverandering aan bij de bron. Voorbeelden van mitigatiemaatregelen zijn energiebesparing (woningisolatie, zuiniger auto’s en apparaten), de overstap naar duurzame energie, maar ook het tegengaan van ontbossing en het stimuleren van CO2-opslag in bossen. De kosten van mitigatie zijn aanzienlijk en de baten ervan liggen in de verre toekomst. Bovendien werkt het pas als alle landen meedoen. Maar zonder mitigatie zullen de gevolgen van klimaatverandering blijven toenemen, tot op een punt waarop ook adaptatiemaatregelen niet meer baten.

De uitdaging is enorm, onze eigen uitstoot aanpakken

Uitstoot per land per hoofd (in ton CO2 – 2005)

0

5

10

15

20

25

30

Aust

ralië VS

Can

ada

Rusla

nd

Belg

iëZu

id-K

orea EU

Zuid

-Afri

ka

Mex

ico

Chin

a

Braz

ilië

Ecua

dor

Peru

Indo

nesië

Indi

aDR

Con

goPa

kista

n

bron: World Research Institute

Page 13: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 13

De keuze voor kernenergie is uitgesloten vanwege de risi-co’s en jarenlange kosten voor het opbergen van nucleair afval. Kiezen voor hernieuwbare energie vraagt zware in -vesteringen die onmiddellijk moeten gerealiseerd worden en pas op langere termijn rendabel worden. Maar de kost van het verbruik van fossiele energie zien we pas als de vervuiling en de opwarming toeslaat en is niet verrekend

in de prijs. De kost voor kernenergie zit evenmin in de elek-triciteitsprijs.2. Bovendien blijkt dat de inzet van hernieuwbare energie maar realistisch is als we de energie veel efficiënter gaan gebruiken. De praktijk leert ons dat we maar gaan bespa-ren op energie of hiervoor de noodzakelijke investeringen doen als de prijs van energie stijgt.

Valse oplossingen • CCSStaat voor Carbon Capture en Storage en is dé technologische oplossing om gewoon verder te doen met de exploitatie en ver-branding van fossiele energiebronnen. We vangen de CO2 op en we steken hem diep onder de grond in de hoop dat hij niet meer zal vrijkomen. Er zijn vandaag te weinig zekerheden verbonden aan deze techniek. Bovendien zijn de negatieve neven effecten erg groot. Een immense kostprijs, een enorme energie- intensi viteit en vooral de kans op CO2-lekken, waardoor de milieu- en sociale gevolgen onoverzichtelijk zullen zijn. Daarom zijn we er bij de huidige stand van zaken geen voorstander van.

• KernenergieIs CO2-neutraal en zou de oplossing kunnen zijn, mocht het niet zo gevaarlijk zijn. In het recente verleden tonen de kernrampen aan dat er altijd een risico aan vast zit. Bovendien is er nog steeds geen afdoende oplossing voor de opslag van het kernafval. Zomaar onder de grond of de zeebodem stoppen in de hoop dat het er nooit meer uit komt, is niet duurzaam. Voor ons kadert kernenergie niet in de keuze voor duur zame ontwikkeling.

De uitdaging is enorm, onze eigen uitstoot aanpakken

Thermometer: de gevolgen per graad opwarming

Nu – Gletsjers in het Zuiden smelten– Landbouw verschraalt– Te veel water – Te weinig water

+ 1°– Oogsten tot 20% lager– Honger neemt toe– De woestijn rukt op – Noordpool smelt– Waterschaarste voor miljoenen mensen– Meer ongelijkheid en conflicten om voedsel

en water– Meer hittegolven en zware stormen– 50 miljoen kustbewoners bedreigd door

stijgende zeespiegel

+ 2°– Muskieten verspreiden massaal

knokkelkoorts– Malaria breidt uit– In Afrika mislukt tot 75% van

de oogsten– Voedselprijzen stijgen – Honger dreigt voor 400 miljoen

extra mensen– Extreme neerslag en overstromingen– Watertekort bedreigt 3 miljard mensen– Oceanen verzuren en de visserij stort

wereldwijd in

+ 3°– Orkanen, stormvloeden, branden,

droogtes en hittegolven frequenter en heviger

– Ondergang van het Amazonewoud– Oogsten dalen, voedselprijzen stijgen

met 30% – 1,3 miljard mensen ondervoed– Watersnood bedreigt Europa– 330 miljoen klimaatvluchtelingen– 3,2 miljard mensen hebben problemen

met water

+ 6°– Het meeste leven op aarde is bedreigd

Nu

+1°

+2°

+3°

+4°

+5°

tot + 1,5°CAls er een ambitieus klimaatakkoord komt: 40% uitstootvermindering tegen 2020

+ 1,5 tot + 3,5°CAls er een weinig ambitieusklimaatakkoord komt

meer dan + 3,5°CAls we niets doen

bron: www.wnf.nl

Page 14: Basisdossier klimaatcampagne 2012

14 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

Rampen als gevolg van de klimaatverandering vereisen steeds meer geld. Geld dat in de eerste plaats naar nood-hulp gaat. Maar waar het waterpeil stijgt, moeten landen zich wapenen tegen overstromingen. Waar de woestijn oprukt of waar gletsjers smelten, moeten boeren het hoofd kunnen bieden aan de toenemende droogte: met irrigatiesystemen, door nieuwe bronnen aan te boren, door herbebossing ... Bovendien is het ondenkbaar dat landen zich wereldwijd ontwikkelen volgens een economisch model dat gebaseerd is op een intensief gebruik van fossiele energie. Een ontwik-keling voor alle landen zoals de industrielanden doormaakten, zou nefast zijn voor het klimaat. Maar de vraag naar energie in het Zuiden neemt geleidelijk toe. Terecht. Het Zuiden wil zich economisch ontwikkelen en dat recht kunnen wij hen niet ontzeggen. Vandaar de nood aan bijkomend geld zodat landen radicaal kunnen kiezen voor een lage koolstofeconomie en op een betaalbare manier toegang krijgen tot de nieuwste duur-zame technologieën die meestal uit het Noorden komen. Ook de grootste bossen liggen in het Zuiden. Deze bossen niet kappen, heeft directe consequenties voor de wereld-

wijde uitstoot van broeikasgassen. Het Noorden profiteert onmiddellijk mee van een gehandhaafd bosbestand. Daarom moeten we het Zuiden vergoeden voor de keuze bossen niet te kappen, maar te beschermen. Deze vergoeding moet ten goede komen van de ontwikkeling van de plaatselijke gemeenschappen.

Hoeveel is er nodig? Er is té lang getreuzeld met het vrijmaken van geld voor structurele maatregelen rond klimaatverandering. Intussen loopt de te verwachten kost op tot 110 miljard euro extra per jaar, vanaf 2013. Ngo’s berekenden dat er wereldwijd nood is aan:• 40 miljard euro om zich aan te passen aan de gevolgen

van de klimaatverandering (adaptatie) • 40 miljard euro voor een aanpassing in het Zuiden om

over te schakelen naar een lage koolstofontwikkeling (mitigatie)

• 30 miljard euro als compensatie voor de bossenAls we niets doen zullen de jaarlijkse kosten nà 2013 verder blijven stijgen. Nu geld vrijmaken en maatregelen nemen om

Het Zuiden moet zich nu al kunnen aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. Adaptatie aan een hogere zeespiegel, toenemende droogte ... kosten handenvol geld. Deze kosten stijgen, elke dag. Ontwikkelingslanden hebben het recht om zich duurzaam te ontwikkelen. Een ontwikkelingsstrategie met respect voor mens en klimaat op lange termijn, heeft een extra prijskaartje.

Niemand wil betalen4

partner • Jubilee South Asia Pacific Jubilee South Asia Pacific is een netwerk van ngo’s in het Zuiden die zich aansloten bij de wereldwijde actie tegen klimaatverandering. Jubilee South klaagt onder meer de rol van de Wereldbank aan.Lidy Nacpil, coördinator: “De Wereldbank ondersteunt grote energieprojecten in het Zuiden en beweert daardoor de energie-armoede terug te dringen. Niets is minder waar, de gewone bevolking geniet nauwelijks van deze projecten en bovendien duwt de WB de regeringen richting privatisering van de energiesector. In Indonesië en de Filipijnen leidde dit tot hogere prijzen! Gevolg: nog minder mensen hebben toegang tot energie. Tegelijkertijd beheert de WB klimaatfondsen, maar ze ondergraaft haar geloofwaardigheid door de ‘traditionele’ energiesector met centrales op basis van fossiele brandstoffen te financieren. Daarom eisen wij dat de WB zich niet mengt in de klimaatfinanciering, en er een autonome VN-instantie komt die de fondsen beheert en vertrekt vanuit de noden van de landen.”

Page 15: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 15

onze CO2-uitstoot te beperken is dus een noodzaak om de kosten voor de toekomst in de hand te houden. Uiteraard moet het gaan om ‘nieuwe’ fondsen. Geld dat bovenóp de huidige, beloofde middelen voor bijvoorbeeld ontwikkelingssamenwerking (0,7% van het BNI) komt.

De mikmak aan klimaatfondsenKlimaatfinanciering gebeurt liefst met publiek geld, samen-gebracht door nationale overheden en beheerd en gecontro-leerd door de Verenigde Naties. De Europese ngo’s pleiten voor de oprichting van één overzichtelijk klimaatfonds onder de vleugels van de Verenigde Naties. Op dit ogenblik zijn er minstens 18 verschillende interna-tionale klimaatfondsen actief. Deze wildgroei is niet alleen erg inefficiënt wat de besteding van de middelen betreft, maar ook erg onoverzichtelijk voor de ontwikkelingslanden die er gebruik van willen maken. Bovendien is het grootste probleem dat de fondsen werken met vrijwillige financiële bijdragen van landen. In de praktijk betekent dit dat zelden of onregelmatig het beloofde bedrag gestort werd. Een aantal landen, zoals Japan, Duitsland, Noorwegen en Australië richtten bovendien ook zelf bilaterale klimaatfond-sen op, voor specifieke landen en doeleinden. Het gaat

Als landen in het Zuiden kiezen om hun waardevolle bossen niet te kappen, lopen ze daardoor inkomsten uit land-bouw, hout, en mijnbouw mis. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de verantwoordelijken voor het hele klimaat-probleem hen hiervoor vergoeden.

Duurzaam bosbeheerIn Ecuador loopt al een experiment. Zo begon de Ecuadoraanse regering met Socio Bosque een project voor duurzaam bosbeheer in ecologisch waardevolle gebieden. De lokale gemeenschappen mogen het bos gebruiken voor hun eigen levensonderhoud, maar niet voor commerciële verkoop. In ruil krijgen ze 30 dollar per hectare per jaar, dat ze moeten investeren in sociale projecten zoals de bouw van scholen.

Geen uitstootbonusToch zitten er ook nogal wat addertjes

onder het gras. Zo is het nog de vraag vanwaar het geld moet komen om deze REDD-projecten te financie-ren. Er bestaan al wel enkele bilaterale en multilaterale fondsen, maar de VN lijkt voorstander van private investeerders. In Bolivia bestaat het Noel Kempf Climate Action Project (NKCAP), waar Exxon, American Electric Power en BP miljoenen dollars investeer-den in de bescherming en uitbreiding van het nationaal park. Als compensatie creëerden ze CO2-kredieten, die ze wilden verkopen aan bedrijven of landen die schone boslucht willen kopen in de plaats van zelf intern de uitstoot te ver-minderen. Dit gaat volledig in tegen de geest van het hele REDD-principe, dat stelt dat REDD niet kan worden ingeroe-pen om extra uitstootkredieten te maken. Ze maakten daarbij ook nog een lichte

overschatting van ongeveer 50 miljoen ton CO2 die ze zouden uitsparen. Een betere optie is dat het geld zou komen van publieke bronnen. Een plan voor bosbehoud moet in samenspraak met de inwoners van het bos worden opgesteld en ingepast in het mitigatie-plan van het land. Daaraan moet een evaluatiemechanisme worden gekop-peld. De internationale gemeenschap compenseert het land voor het niet achteruitgaan van het bosbestand. De gelden moeten onder andere gebruikt worden voor de ont wikkeling van de bewoners.

REDD (Reducing Emissions from Deforestation and Degradation) is een mechanisme dat is uitgedacht om de uitstoot afkomstig van ontbossing of bosdegradatie tegen te gaan. Het basisprincipe is simpel: de industrie - landen compenseren de landen in het Zuiden voor het behoud van hun tropisch bos.

REDD de bossen

partner • Walhi, Indonesië Teguh Surya, klimaat-campagneleider: “We zijn kritisch tegenover REDD omdat er heel wat vraagtekens rijzen over het mechanisme en de uitvoering ervan. Wij willen dat er iets gedaan wordt aan de oorzaken van de ontbossing, nl. de stijgende vraag naar tropisch hout, ertsen, brandstoffen en palmolie. Dat de rege-ring werkt maakt van een duidelijke zonering en de bevolking inzet om bos te beschermen. Maar REDD kijkt enkel naar het algemene beheer van de bossen, gebruikt een vage definitie van ‘bos’, in de ruimste

interpretatie zijn zelfs palmolie-plantages ‘bos’, en de vraag blijft wat er zal gebeuren met de mensen die in de bossen wonen en aan duurzaam bosbeheer doen.”

THO

MA

S Q

UIR

YN

EN

- S

UR

VIV

AL

Page 16: Basisdossier klimaatcampagne 2012

16 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

dan vaak om geld uit de officiële ontwikkelingssamenwerking. Speciale initiatieven rond het Amazonewoud en de Congolese bossen verzamelden dan weer geld op internationaal niveau via de Wereldbank (PPCR). En noodhulp bij rampen veroor-zaakt door klimaatverandering, wordt via een consortium van 36 landen en internationale organisaties, het GFDRR, verstrekt.

WereldbankVooral het klimaatfonds van de Wereldbank doet de wenk-brauwen fronsen. De Wereldbank kan voor ons niet de financiële instelling zijn die de middelen regelt voor adap-tatie en mitigatie in ontwikkelingslanden. In eerste instantie geeft de Wereldbank haar steunmaatregelen via leningen. Bovendien investeert de Wereldbank vandaag nog steeds massaal in economische infrastructuurprojecten die geba-seerd zijn op fossiele energie (bv. steenkoolcentrales). En de Wereldbank is niet democratisch in haar besluitvorming waardoor de stem van ontwikkelingslanden niet even hard doorklinkt als die van het kapitaalkrachtige Noorden.

MarktmechanismenFondsen en middelen die – geheel of gedeeltelijk – geregeld worden via de vrije markt, werken niet. Marktmechanismen zoals Clean Development Mechanisms (CDM’s) of het mechanisme waarbij industrielanden ontwikkelingslanden kunnen betalen om in hun plaats projecten uit te voeren die de uitstoot van broeikasgassen verminderen, dragen niet noodzakelijk bij tot échte ontwikkeling in het Zuiden. Voor de financiering van de adaptatie en de mitigatie in ontwikkelingslanden moet er dus een nieuwe financiële structuur worden opgezet. Het is logisch dat dit onder toe-zicht van de Verenigde Naties gebeurt met verplichte bijdra-gen, transparante structuren en een democratisch beheer.

Valse start Op de klimaattop van Kopenhagen (2009) engageerde België zich om in 2010, 2011 en 2012 alvast 50 miljoen euro jaarlijks te voorzien voor het klimaat. Deze zogenaamde

De strijd tegen de klimaatverandering gaat veel geld kosten. Ontwikkelings-landen hebben grote sommen externe publieke middelen nodig om zich aan te passen aan de klimaatverandering, om hun uitstoot te verminderen en om kool-stofarme ontwikkelingspaden te volgen. Omdat industrielanden grotendeels verantwoordelijk zijn voor de klimaat-verandering besloten ze in Cancún, de klimaatconferentie van 2010, tegen 2020 jaarlijks 70 miljard euro (100 miljard dollar) te voorzien voor de klimaatfinanciering in het Zuiden.Toch is 70 miljard euro per jaar vanaf 2020 onvoldoende. Internationale ngo’s berekenden de verwachtte kost op 110 miljard per jaar, vanaf 2013. Het Belgisch aandeel hierin bedraagt 1 miljard euro.

Maar hoe realistisch is deze eis in tijden van moeilijke budgettaire situaties?

Innovatieve financieringsbronnenEén miljard lijkt een bijna onmogelijke eis in een crisistijd. Toch is de oplossing relatief simpel: innovatieve financierings-bronnen. Het beste is dat binnen het VN-klimaatverdrag internationaal inno-vatieve financieringsbronnen worden afgesproken, die rechtstreeks gestort worden in een internationaal VN-klimaat-fonds. Een deel van de internationale financiële transactietaks (FTT), een mondiale koolstoftaks op exploitatie of verbruik van fossiele brandstoffen, of een taks op internationaal vliegtuig- en bunkerschepentransport zijn prima

adequate, voorspelbare en innovatieve geldbronnen. Bij gebrek aan beslissingen op internationaal niveau moet Europa maatregelen nemen. Een Europese FTT, een Europese vliegtuigtaks, de veiling van emissierechten vanaf 2013 en de CO2-verbruikstaks/koolstoftaks, bieden mogelijkheden.Het grootste deel van bovenstaande voorbeelden werden al grondig onder-zocht en uitgewerkt. Alle informatie ligt met andere woorden op tafel. Het enige dat in deze context nog ontbreekt, is de politieke wil en durf om deze maat-regelen te implementeren.

Meer info opwww.11.be/klimaatfinanciering

11.11.11 eist dat België een jaarlijkse klimaatbijdrage voorziet van 1 miljard euro ten behoeve van het Zuiden. Innovatieve financieringsbronnen kunnen dit mogelijk maken.

Is onze eis van 1 miljard realistisch?

partner • Fobomade, Bolivia Fobomade (Foro Boliviano de Medio Ambiente y Desarrollo) verenigt verschillende organisaties die actief zijn rond bescherming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen. Ze zet in op het inperken van de petroleumexploitatie in het Amazonegebied in Bolivia en verdedigt de rechten van de lokale gemeenschappen die hierdoor worden getroffen.Patricia Molina: “Bossen zijn niet enkel koolstofputten maar ook de plaatsen waar inheemse bevolkingsgroepen en landbouwgemeenschappen leven. Zij leven nog in harmonie met hun omgeving. De bossen laten staan betekent respect hebben voor het leven. Het handels- en landbouwbeleid moeten hervormd worden. Op de eerste plaats zouden de behoeften moeten komen van de lokale bevolking, in plaats

van de bedrijven. Voedselsoevereiniteit is erg belangrijk. Daarbij staan de rechten van de kleine land-bouwer centraal. Wij willen een Amazone zonder olieont-ginning en kijken daarvoor naar bijvoorbeeld Yasuní.”

Niemand wil betalen

Page 17: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 17

fast start-financiering is een eerste stap van een ‘nieuw budget’ voor klimaat financiering, los van de geld dat we nu aan ontwikkelingssamenwerking besteden. Europa en Japan waren de trekkers van dit fast start-initiatief.In 2010 maakte België slechts 42 miljoen euro over, waarvan 40 miljoen wél op de rekening kwam van ontwikkelingssamenwerking. In 2011 stortte België 24,1 miljoen, waarvan opnieuw 20 miljoen op de rekening van ontwikkelingssamen-werking. Voor 2012 voorziet de federale overheid tot nu toe 20 miljoen en het Vlaams Gewest iets meer dan anderhalf miljoen. Het wordt duidelijk dat België nog ver afstaat van het naleven van zijn verbintenis. Maar belofte maakt schuld. 2012 is het laatste jaar waarin België zijn beloofde 150 miljoen additionele middelen voor de fast start-financiering kan waarmaken. Dit is alvast geen goed begin als je weet dat België, volgens raming van internationale ngo’s, vanaf 2013 jaarlijks 1 miljard euro ter beschikking zou moeten stellen voor adaptatie en mitigatie in ontwikkelingslanden (zie ook kader p.16).

Politieke moedEen optelsom van alle financiële bijdragen vanuit de indus-trielanden, maakt duidelijk dat er véél te weinig geld gaat naar adaptatie én mitigatie in ontwikkelingslanden. Er moeten nieuwe financiële mechanismen komen die het nodige geld in het laadje brengen. Een systeem dat niet op vrijwillige bijdragen rust en transparant wordt georganiseerd zodat het duidelijk is waar het geld vandaan komt. Een sys-teem dat werkt met verplichte, afdwingbare bijdragen, zodat ontwikkelingslanden weten op welke middelen en budget-ten ze kunnen rekenen. De ideeën over hoe we deze fondsen bij elkaar sprokkelen, zijn er. Door een internationale heffing op vliegtuigtransport en internationaal bunkerscheepvaart, bijvoorbeeld. Deze sec toren zijn internationaal goed georganiseerd en de inning kan trans-parant en makkelijk verlopen. Of een internationale financiële transactie taks waarvan een deel onmiddellijk naar klimaat-financiering gaat. Maar de politieke moed ontbreekt nog.

Eigen schuld, historische bultHet principe ‘de vervuiler betaalt’ betekent dat vooral de industrielanden moeten betalen om hun verantwoordelijk-heid in het klimaatverhaal te compenseren. België (en

Europa) hebben een historische schuld. Het Europese economische ontwikkelingsmodel is gebaseerd op een verrijking van het Noorden ten koste van de bevolking en het klimaat in het Zuiden. Europese ngo’s berekenden deze historische schuld op 35 miljard euro per jaar. Het Belgisch aandeel hierin bedraagt 1 miljard euro. België en Europa zouden daarom vanaf 2013 jaarlijks respectievelijk 1 en 35 miljard euro moeten bijdragen. Liefst gebeurt dit via nieuwe internatio-nale financieringsbronnen.Bij gebrek hieraan kan dit geld samengebracht worden via de veiling van emissierechten van bedrijven in het Europese emissiehandelssysteem (ETS), enerzijds, en door een ener-gie-koolstofheffing bij huishoudens, openbare diensten en bedrijven die niet onder het ETS vallen, anderzijds. Vanaf 2013 zullen de emissierechten die tot nu toe gratis aan bedrijven werden toegekend, volledig of gedeeltelijk worden geveild. Die veiling van emissierechten en die koolstoftaksen kan België ruim 4 miljard aan nieuwe inkomsten opleveren. Dat is ruim voldoende om te investeren in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie in eigen land en om jaarlijks 1 mil-jard te voorzien om onze historische schuld t.o.v. ontwikke-lingslanden in te vullen.

Huiswerk voor ontwikkelingslandenDe ontwikkelingslanden moeten niet alleen beroep kunnen doen op voorspelbare klimaatfondsen, ze moeten ook eerst zelf hun huiswerk maken. Hun aanpak van de gevolgen van

de klimaatverandering moet gebaseerd zijn op een nationaal adaptatieplan (NAPA, National Adaptation Programme of Ac tion) en een nationaal lage kool-stofontwikkelingsplan (NAMA, Nationally Appropriate Mitigation Action) Die plannen moeten de landen zelf opstellen, in nauw overleg met de vertegen-woordigers van de plaatselijke bevolking, met nadruk op de vrouwen en de meest kwetsbare bevolkings-groepen. Het eerste doel van deze NAPA’s en NAMA’s is immers om deze kwetsbare bevolkings-groepen te helpen.Om die plannen te realiseren is er niet alleen geld nodig, maar is er ook nood aan transfer van duur-zame lage koolstofontwikkelingstechnologie en aan capaciteitsopbouw in deze ontwikkelende landen.

Niemand wil betalen

Vergelijking met andere Belgische uitgaven (in miljard euro – 2010)

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0

Defensie België

Ontwikkelingssamenwerking

Bijdragen aan het klimaatfonds van 2013

MO

CIC

C -

OX

FAM

INTE

RN

ATIO

NA

L

bron

: Nat

iona

al In

stitu

ut v

oor

Sta

tistie

k

Page 18: Basisdossier klimaatcampagne 2012

18 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

1992: De conferentie van Rio de JaneiroOp de conferentie in 1992 ondertekenden 154 leden van de Verenigde Naties het zogenaamde raamverdrag inzake klimaatverandering (UNFCCC: United Nations Framework Convention on Climate Change). Daarbij waren ook de landen van de EU, de VS, Japan, China, India en Brazilië. Zij beloofden om hun CO2-uitstoot in 2000 terug te bren-gen tot die van 1990. België ratificeerde het Verdrag op 16 januari 1996. Deze ‘moeder van alle milieuconferenties’ was het startschot van tal van vergaderingen en conferenties voor de strijd tegen de klimaatwijziging. Al vanaf deze allereerste confe-rentie was het principe dat het logisch en rechtvaardig zou zijn dat de verantwoordelijken voor de klimaatverandering de grootste inspanningen zouden leveren.

1994: Oprichting UNFCC en IPCC In het kader van het raamverdrag kwam in maart 1994 de internationale gemeenschap opnieuw bijeen met als doel actieplannen uit te werken om de klimaatverandering daad-werkelijk tegen te gaan. De landen die het verdrag hadden ondertekend en geratificeerd vergaderen sindsdien jaar-lijks in december over de voortgang van het werk onder de conventie. Deze jaarlijkse bijeenkomsten worden COP of Conference of Parties, genoemd. Om een wetenschappe-lijke basis te hebben voor de politieke beslissingen werd het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) opgericht, een panel van ongeveer 2.500 wetenschappers uit verschillende landen. Op regelmatige basis brengen zij evaluatierapporten uit die een stand van zaken opmaken met betrekking tot de gevolgen van de klimaatveranderingen. Het vierde en voorlopig laatste rapport werd in 2007 gepu-

bliceerd.Reeds tijdens de eerste COP-zitting van Berlijn (1995) zag dit beslissingsorgaan in dat de verbintenissen van het verdrag niet volstonden om de doelstelling te rea-liseren. Er moesten bijkomende kwantita-tieve doelstellingen voor industrielanden vastgelegd worden met horizon na 2000 (het zgn. mandaat van Berlijn).

1997: Het Protocol van Kyoto Twee jaar later werden de conclusies van Berlijn eindelijk in een akkoord gegoten, het bekende Kyotoprotocol. Dat bepaalde de hoeveelheid broeikasgassen die elk land mocht uitstoten en hoeveel het in de periode 2008-2012 moest reduceren in vergelijking met 1990. De totale, wereld-

Al tijdens de Conferentie van de Verenigde Naties over Milieu en Ontwikkeling in 1992 was de inter-nationale gemeenschap zich bewust van het feit dat de aarde door ons toedoen opwarmt en dat we hiertegen maatregelen moeten nemen. 154 leden van de VN ondertekenden een verdrag om tegen 2000 hun CO2-uitstoot sterk te reduceren. 20 jaar en tal van conferenties later is er al veel gepraat, zijn veel plannen gemaakt, maar met het klimaat gaat het nog steeds de verkeerde kant uit. Een overzicht van 20 jaar palaveren.

20 jaar onderhandelen over het klimaat

partner • PMCJ en FDC, Filipijnen Op aandringen van Filipijnse ngo’s heeft de Filipijnse regering onlangs een spe-ciaal fonds opgericht om investeringen inzake klimaataanpassing te financieren. Milo Tanchuling van FDC is hiermee blij: “We beschouwen dit als een belangrijke stap in de erkenning van het klimaatprobleem en de impact op de inkomens van boeren en vissers. Dit fonds zal gebruikt worden voor concrete projecten van lokale besturen en ngo’s, en we zullen er uiteraard op toezien dat dit zo trans-

parant en efficiënt mogelijk verloopt. Wij vinden het bijvoorbeeld onaanvaardbaar dat we hiervoor leningen zouden moeten aangaan bij internationale instellingen zoals de Wereldbank. De klimaatproble-men zijn grotendeels het gevolg van de historische emissies van de industrielanden. Het lijkt ons dan ook normaal dat het Noorden die klimaatschuld aflost en dus geld vrijmaakt voor de landen die de impact ervan voelen.”

5

Page 19: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 19

wijde emissie van broeikasgassen moest met minstens 5% gereduceerd worden, die van de Europese Unie met 8%. Elke ondertekenende partij kreeg wel een hoeveelheid ‘emissierechten’ toegekend. Om het zichzelf makkelijker te maken moest de uitstoot-vermindering niet noodzakelijk in eigen land worden gere-aliseerd. Daarom werd een aantal nieuwe internationale flexibiliteitsmechanismen opgenomen, onder meer het Clean Development Mechanism (CDM), die de landen mochten gebruiken in aanvulling op nationale maatregelen. Deze nieuwe instrumenten gaven de mogelijkheid om bijvoorbeeld broeikasgasemissierechten uit te wisselen.

Zonder resultaat Het Kyotoprotocol werd niet door de Verenigde Staten ondertekend. Degenen die dat wel deden, zoals Europa en Japan, deden véél beroep op deze CDM’s én zeer weinig inspanningen om de eigen uitstoot te verminderen. Het gevolg is dat, ondanks de wellicht goede bedoelingen van het protocol, de wereldwijde CO2-uitstoot enkel is toege-nomen in plaats van afgenomen.

2007: COP 13 in Bali Aangezien intussen meer dan duidelijk was geworden dat het Zuiden al volop geconfronteerd werd met de gevolgen van de klimaatverandering, werd de centrale vraag op deze COP hoe het Zuiden verder zou kunnen ontwikkelen, reke-ning houdend met de enorme kost voor aanpassingsmaat-regelen. De landen geraakten akkoord dat het Zuiden zich kool-stofarm moest kunnen ontwikkelen. Er moest aandacht zijn voor een goed beheer van bossen en herbebossing. Hier ontstond het REDD-principe. En via klimaatfondsen zou er geld komen voor heropbouw, voedselhulp, aanpassing, capacity-building, ziektebestrijding, opvang van migratie enz.

Solidariteit ver weg Binnen de COP, was men het eens over het feit dat de verant-woordelijken voor de opwarming hiervoor moesten betalen. Helaas is de bereidheid tot solidariteit van het Noorden vandaag nog steeds bedroevend laag: alle 18 bestaande klimaatfondsen (behalve het adaptatiefonds) zijn gebaseerd op vrijwillige bij-dragen en de verwachte inbreng is ondermaats. Bovendien is er geen enkele afspraak over hoe het geld moet worden besteed.

2009: COP 15 in Kopenhagen Over drie jaar zou het Kyoto-protocol aflopen. De VN-landen moesten dus dringend de kop-pen bij elkaar steken om een vervolg hieraan te breien. Het

was duidelijk dat Kyoto niet de gewenste resultaten had opgeleverd: de uitstoot op wereldvlak nam nog steeds toe. De verwachtingen voor de klimaattop in Kopenhagen waren dan ook hooggespannen: hier zou een ‘echt’ klimaatakkoord tot stand komen! Groot was dan ook de ontgoocheling toen bekend werd dat de VS, China, India, Brazilië en Zuid-Afika onderling een miniem akkoord hadden bereikt. Er stonden bijv. geen bindende afspraken in rond uitstootreductie. Bovendien werd te veel belang gehecht aan de ‘markt’ voor het behalen van de reductienormen, een systeem van kopen en verkopen van schone lucht. Tenslotte was het voorgestelde bedrag voor de financiering van adaptatie ruim ondermaats. Toch koos Europa eieren voor haar geld en zette haar handtekening onder het akkoord. De ontwikkelingslanden konden alleen maar toekijken. Bovendien werd door deze zet het hele systeem op losse schroeven gezet.

partner • Océan, Congo Océan (Organisation concertée des écologistes et amis de la nature) is een Congolese organisatie die ecologische beginselen wil combineren met de zorg voor voedselzekerheid en ontwik-keling. Cyrille: “Het is logisch dat de plaatselijke bevolking economisch vooruit wil geraken, maar wij sensibiliseren haar om op een duurzame manier met het Congolese regenwoud om te gaan. Tegelijkertijd staat ook onze regering onder druk om internationale investeerders toe te laten die uit zijn op onze natuurlijke rijkdommen. Wij zetten druk op de politici om de exploitatie van het regenwoud te regelen en te controleren en een transparent beleid te voeren over de verdeling van de inkomsten. Ook vinden wij het belangrijk dat de lokale bevolking wordt betrokken bij de beslissingen. En we moeten ervoor zorgen dat de inkomsten ook effectief ten goede komen aan de Congolese bevolking.”

MO

CIC

C-O

XFA

M IN

TER

NAT

ION

AL

Page 20: Basisdossier klimaatcampagne 2012

20 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

2010: COP 16 in Cancún In Cancún kregen de VN-landen een tweede kans om een nieuw, bindend akkoord te maken voor na 2012. Positief nieuws was dat alle landen, ook de VS en de opkomende landen, er hier in slaagden om een consensus te bereiken over de onderhandelingstekst. Daardoor werd het vertrou-wen hersteld tussen de industrielanden, de opkomende landen en de ontwikkelingslanden. Maar veel verder dan het bevestigen van het slechte klimaatakkoord van Kopen-hagen kwam men niet. Eén lichtpuntje is de oprichting van een Groen Klimaatfonds. Dat kan een stap in de goede richting zijn om de klimaat-financiering naar het Zuiden beter te coördineren. Er werden echter geen duidelijke afspraken gemaakt over

hoe dit ‘gemeenschappelijke’ fonds zal worden gespijsd en of de bestaande fondsen ook hierin zullen samenkomen. Ook de kleine stapjes die vooruit zijn gezet op vlak van adaptatie, bosbehoud en technologietransfer zijn ruim onvoldoende om het klimaat te redden. Conclusie, ook hier hebben de staten eerder aan eigenbelang gedacht in plaats van aan het gemeenschappelijk belang. En er is alweer een jaar verloren ...

2011 en 2012: Durban en Rio+20 In Durban werd over drie belangrijke punten een beslissing genomen. Een voortzetting van het Kyotoprotocol na 2012, een mondiaal akkoord in 2020 en een operationeel Groen Klimaatfonds. Ondanks een paar stappen vooruit kunnen we dit bezwaarlijk een succes noemen. Canada, Rusland en Japan gaven al te kennen niet in een Kyoto-bis te stap-pen en beslissingen over innovatieve financieringsbronnen om het Groen Klimaat fonds te spijzen, bleven uit. Maar vooral de einddatum voor de toepassing van het nieuw mondiaal instrument, 2020, ligt veel te ver in de toekomst. Toch wordt de belofte om verder te onderhandelen verkocht als een succes. Er is inderdaad sprake van een zekere diplomatieke doorbraak. Maar landen als China, India, Brazilië en de VS hoeven niets te doen tot 2020. De hoofd-doelstelling, het bereiken van de tweegradendoelstelling, ligt ver buiten bereik. De deur staat open voor 3,5 graden. De noodzakelijke omslag komt er voor 2020 zeker niet. In juni 2012 gaan we opnieuw naar Rio de Janeiro, voor de klimaattop Rio+20. Symbolisch, omdat we dit jaar het 20-jarig jubileum ‘vieren’ van evenveel jaar onderhandelen. Twee jaar dat we extra druk op de ketel – en de politici – zetten ...

Valse oplossingen • Clean Development Mechanism Het protocol van Kyoto voorziet bindende reductiedoelstellingen, maar laat toe dat de uitstootvermindering niet nood zakelijk in eigen land moet gerealiseerd worden. Eén van de ‘flexibele mechanismen’ is het CDM (Clean Development Mechanism). Bedrijven en landen kunnen in plaats van de eigen uitstoot te verminderen emissie-rechten kopen van projecten in ontwikkelingslanden. De idee is dat investeringen in schone technologie in die landen de uitstoot wereldwijd niet laat stijgen en dat de baten van de investeringen ten goede komen aan de ontwikkeling in deze landen. Intussen wordt steeds duidelijker dat het CDM in de meeste gevallen een valse

oplossing is naar vermindering van de uitstoot en bovendien nauwelijks bijdraagt aan de ontwikkeling van de plaatselijke bevolking. In Europa en België maken bedrijven en de lidstaten gretig gebruik van deze valse oplossing. Voor de periode na 2012 heeft Europa beslist dat nog meer beroep kan worden gedaan op CDM-emissierechten. VODO heeft het Belgische en Vlaamse CDM-beleid onderzocht. Voor 11.11.11 is het besluit: beperk gebruik van CDM zo minimaal mogelijk en enkel op voorwaarde dat de huidige praktijk volledig wordt hervormd in de richting van echte duurzame ontwikkeling.

Meer info op www.11.be/cdm

20 jaar onderhandelen over het klimaat

partner • Aksion Klima, FilipijnenChito Tionko: “Op de klimaattoppen in Kopenhagen en Cancún stond ik telkens versteld hoe ver de onderhandelaars af staan van de realiteit. Terwijl onze landbouwers steeds meer te kampen krijgen met mislukte oogsten door de klimaatveran-

dering stellen we vast dat onze overheid de laatste decennia nauwelijks heeft geïnvesteerd in een betere ondersteuning van boeren. Dat maakt dat het nu zelfs goedkoper is om rijst in te voeren. 2010 was een recordjaar inzake invoer van rijst.”

Page 21: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 21

Een eindige planeet Het IPCC is duidelijk. Om dramatische gevolgen van de opwarming van de aarde te beperken, moet de CO2-uitstoot aan banden gelegd worden. Tussen nu en 2050 moet de globale broeikasgasuitstoot met 50 tot 85% verminderen in vergelijking met 2000. Deze kennis is geen nieuwigheid onder de zon. Toch was de uitstoot van broei-kasgassen nooit zo hoog als in 2010. De druk op onze planeet komt niet enkel voort uit de uitstoot van broeikasgassen. De uitputting van natuurlijke rijkdommen vormt ook een belangrijke bedreiging. Water, vruchtbare grond, bodemrijkdommen ... Dit alles is slechts in beperkte mate aanwezig. De ecologische voetafdruk geeft aan hoeveel oppervlakte van de aarde verbruikt wordt. De draagkracht van onze aarde bedraagt 1,8 hectare per persoon. De gemiddelde Belg heeft al een ecologische voetafdruk van 8,0 hectare. Wereldwijd gebruiken we meer dan onze planeet aankan. Minder dan 1 miljard mensen

verbruiken nu al tussen de 3 en 5 maal meer dan de draag-kracht van onze planeet. Het ontwikkelingsmodel van de geïndustrialiseerde landen botst op de grenzen van onze eindige planeet. Bovendien kopiëren de meeste ontwikkelings- en groeilanden vandaag het ontwikkelingsmodel van de industrielanden. Zij hebben toch ook het recht om te ontwikkelen zoals de industrie-landen deden?

Van het Brundtlandrapport naar Rio+20Het Brundtlandrapport (1987), geschreven door de World Commission on Environment and Development, bevestigde als eerste op een wetenschappelijke wijze dat de natuur-lijke rijkdommen niet onuitputtelijk zijn en dat we zorg moeten dragen voor het leefmilieu willen we een toekomst hebben voor de komende generaties. Het rapport riep voor het eerst op tot een ‘duurzame ontwikkeling’. 5 jaar later, kwam er de eerste wereldtop voor duurzame

ontwikkeling. Op Rio 1992 werd duurzame ont-wikkeling gedefinieerd als ontwikkeling geba-seerd op drie gelijkwaardige pijlers: een economi-sche, leefmilieu- en sociale pijler. Verder werd op deze top het engagement aangegaan om op het

Het ontwikkelingsmodel van het Noorden botst op de grenzen van onze planeet. Een andere, duurzame ontwikkeling voor het Zuiden en Noorden dringt zich op.

De klimaatverandering dwingt ons tot een andere ontwikkeling 6

“Vroeger konden ze op basis van de positie van de sterren voorspellen wanneer het seizoen met vooral westenwind of oostenwind begint. Nu is niets nog zeker. We denken dat het goed weer zal zijn en dan steekt plots een storm op. Als we ons vergissen moeten we snel terugkeren en hebben we tijd en geld verloren.”

“Zelfs de oudere vissers geven het op.”Nurmal Halim, 52, tonijnvisser – Pesisir Seltan, West Lampung

CS

F

Page 22: Basisdossier klimaatcampagne 2012

22 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

internationale, nationale en lokale niveau 27 principes te realiseren. Deze gingen voornamelijk over leefmilieu zonder het economische model in vraag te stellen. In het verlengde van de top werd een VN-Commissie voor Duurzame Ontwikkeling opgericht, werden er nationale plannen voor duurzame ontwikkeling uitgewerkt en schreven gemeentes zich in voor de lokale Agenda 21, een uitvoerig VN-actieplan voor het leefmilieu. Internationaal kwamen er de COP’s (Conference of Parties) voor Klimaat, Biodiversiteit en Verwoestijning om in een aantal specifieke domeinen te komen tot internationale afspraken. Vandaag, 20 jaar later is er in juni de top Rio+20. Deze zou de balans moeten opmaken van wat er de voorbije 20 jaar is gebeurd.

Teleurstellende resultatenWe stelden al vast dat de ecologische achter uitgang niet is verhinderd (zie boven). Ook de sociale ongelijkheid, de tweede pijler van duurzame ontwikkeling, is niet afgenomen. In de industrielanden zijn het aantal armen en de ongelijkheid toegenomen. In ontwikkelingslanden betekent een economi-sche groei meestal een verrijking van de elites. Ook de ongelijkheid tussen de industrielanden en groeilanden ener-zijds en ontwikkelingslanden anderzijds is niet geslonken.

Groei?Deze teleurstellende resultaten zijn voor een groot deel te

wijten aan het feit dat het geglobaliseerde, neoliberale economische model, dat berust op economische groei en kortetermijnwinst, niet in vraag werd gesteld. Ook voor de huidige financiële crisis in industrielanden wordt economi-sche groei als enige oplossing gezien.Op zoek naar groei kiezen multinationals voor productie in groeilanden met lage lonen en minder regels voor de CO2-uitstoot en andere vervuiling. Hierdoor wordt de verminde-ring aan broeikasgassenuitstoot, gerealiseerd in sommige industrie landen, volledig opgeheven. Bedrijven uit Amerika, India, China, Europa en de Ara bische oliestaten doen aan land grabbing in Afrika met de steun van het IMF en de nationale regeringen. Ze telen voedsel en biobrandstof voor verkoop aan zij die het kunnen betalen. De plaatselijke boeren wordt de toegang tot water, grond en dus tot inko-men, onderwijs en gezondheidszorg ontzegd. De toename van het Bruto Nationaal Product (BNP) is de enige belangrijke parameter voor het meten van vooruit-gang of groei. Critici stellen zich hier steeds meer vragen bij. Als we eerst het leefmilieu vernielen of de volksgezond-heid ondermijnen en nadien bedrijven en diensten opzetten om dit te herstellen, dan betekent dit een toename van het BNP en dus groei.

Een ander ontwikkelingsmodel De oplossing is een ander ontwikkelingsmodel waarin de economie ondergeschikt is aan de milieu- en sociale doel-

De klimaatverandering dwingt ons tot een andere ontwikkeling

DIE

TER

TE

LEM

AN

S

CONTINENTEN

Noord-Amerika

Oceanië

EUROPA

Wereld

Latijns-Amerika en Caraïben

Azië

Beschikbare biocapaciteit

Afrika

ENKELE LANDEN

Verenigde Arabische Emiraten

Verenigde Staten

BELGIË

Nederland

Hongarije

Brazilië

Turkije

China

Algerije

Kenia

India

De gemiddelde ecologische voetafdruk per inwoner (in hectare – 2007)

0 2 4 6 8 10 12bron

: Liv

ing

Pla

net R

epor

t (20

10)

Page 23: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 23

stellingen. We moeten onze economie zo organiseren dat mensen hun recht op voedsel, water, inkomen, onderwijs, gezondheidszorg ... kunnen realiseren. Om dit mogelijk te maken moeten we de gebruiksruimte die de planeet ons biedt herverdelen.Om de ongelijkheid te verminderen en sociale ontwikkeling mogelijk te maken, moeten we dit doen volgens een gedeelde maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid naar gelang we behoren tot de industrie-, opkomende of ontwik-kelingslandengroep. Zo kunnen we komen tot een nieuw evenwicht tussen de drie groepen van landen en binnen de landen. Industrielanden moeten werken aan meer duurzame produc-tie en consumptie en een samenleving met meer gelijkheid en een verbeterd welzijn. Hierdoor creëren zij meer ruimte voor verbetering van de materiële welstand van de inwoners van opkomende en ontwikkelingslanden. Opkomende landen moeten de exportproductie omturnen naar duurzame productie en verhoogde duurzame consump-tie van goederen en diensten voor de eigen bevolking. Momenteel is de productie te sterk op export naar indus-trielanden gericht. De ontwikkelingslanden moeten de eigen voedselproduc-tie beheren en hun landgebruik zo kunnen organiseren dat ze niet ten prooi vallen aan land grabbing vanuit industrie- en opkomende landen. Hierdoor kunnen ze hun ecosystemen bewaren, een eigen duurzame industriële productie realiseren en een eigen sociaal beleid ontwikkelen.

De overgang naar dit andere modelVoor industrielanden betekent transitie kiezen voor minder energieverbruik en meer hernieuwbare energie, duurzame landbouw, een gemeenschappelijk beheer van lucht, water en bodem en minder consumptie en productie van duur-zame goederen in balans met de natuur. Solidariteit met oog voor grenzen aan de groei. Tot slot vormt een sterke parti-

cipatie van mensen in het beleid een absolute voorwaarde. Transitie in groei- en ontwikkelingslanden betekent dat zij kiezen voor een propere, sociale ontwikkeling. Zij moeten de vervuilende stappen in hun ontwikkeling, de weg die de industrielanden hebben afgelegd, overslaan. Hun verdere ontwikkeling moet gebaseerd zijn op duurzame productie en consumptie. Via participatie moeten de opbrengsten van deze productie eerlijk worden verdeeld. Voorwaarden voor transitie Om dit nieuwe evenwicht tussen industrie-, opkomende en ontwikkelingslanden te bereiken, moeten we duidelijke keuzes maken. We moeten onze economie planmatig organi-seren op basis van internationale afspraken die absoluut nageleefd moeten worden. Het internationale niveau moet via nieuwe parameters m.a.w. ook kunnen controleren of landen, multinationale bedrijven en interna tionale instellingen zich aan de afspraken houden en moet kunnen sanctioneren indien dit niet het geval is. Bovendien is de keuze voor een andere ontwikkeling in ontwikkelingslanden enkel mogelijk als we zorgen voor de nodige financieringsbronnen.

De klimaatverandering dwingt ons tot een andere ontwikkeling

DIE

TER

TE

LEM

AN

S

“De boeren van Nusa dorp planten hun maïs bij het begin van het regenseizoen. Als de regen niet doorzet en de grond uitdroogt, mislukt de maïs. Maar als de maïs te laat in het regenseizoen

geplant wordt, dan is de grond te nat en groeit hij ook niet goed. Wij noemen dit de ‘dwaze regen’. Als we ons vergissen, riskeren we dat onze familie geen eten heeft.”

“Wij noemen dit de ‘dwaze regen’”

Dominggus Tse, maïsboer – Nusa dorp, TTS district, West-Timor

Athiémé, Benin • protos-partner

François Affo Yao werkt bij de gemeente Athiémé in Zuidwest-Benin. Hij heeft veel ervaring in landbouw en milieu: “Tussen 1947 en 1995 veroorzaakte de rivier Mono in onze gemeente vijf grote overstromingen. Maar sinds 2005 komen die bijna elk jaar voor. Daardoor gaat telkens een deel van de oogst verloren. De hele teeltcyclus is ook verstoord door de veranderende regenval. Normaal kennen we twee regenseizoenen. Nu dreigt de productie tijdens het kleine regenseizoen te

verdwijnen. Maar ook tijdens het grote regenseizoen staat de opbrengst onder druk, maar dan door overstromingen. Gevolg: kleinere bananentrossen, maniokwortels die rotten in de grond, enz. Bovendien spoelen wegen en bruggen weg. Huizen en zelfs hele wijken hebben te lijden onder overstromingen en erosie. De gehuchten Badagbohoué en Kpadéhoué zijn bijvoorbeeld verdwenen en Handjivi wordt een eiland telkens het water hoog staat.”PR

OTO

S

Page 24: Basisdossier klimaatcampagne 2012

24 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

1. 11.11.11 wil een rechtvaardig, internationaal klimaat-akkoord met bindende afspraken i.v.m. uitstootvermindering en bindende financiering door de industrielanden van adap-tatie, behoud van koolstofputten en een duurzame lage koolstofontwikkeling in het Zuiden.

2. De uitstootvermindering moet ecologisch verantwoord zijn. België verhoogde zijn ambitie op Europees niveau al naar een reductie met 30%. Goed, maar het kan beter. Europa en België moeten tegen 2020 hun uitstoot vermin-deren met 40%. De vermindering moet vooral intern ge beuren. Valse oplossingen zijn niet gewenst: niet-duur-zame biobrandstoffen zijn uit den boze en het kopen van schone lucht moet zeer sterk worden beperkt. Bovendien moet op de volgende VN-klimaattop te Doha (december 2012) beslist worden dat de emissies ten laatste in 2015 zullen pieken.

3. Het klimaatakkoord moet bovendien sociaal rechtvaar-dig zijn voor de bevolking in het Zuiden. Dit betekent klimaatfinanciering door de industrielanden. Europa en België moeten nieuwe publieke middelen ter beschikking stellen van het VN-klimaatfonds. Deze nieuwe middelen moeten komen bovenop de middelen die afgesproken zijn voor het halen van de Millenniumdoelstellingen. De fast start-financie-ring moet via dit kanaal worden besteed. Het storten van deze beloofde financiering loopt in België enorme achter-stand op. De deadline loopt eind 2012 af. Belofte maakt schuld. België moet deze middelen vóór het einde van het jaar doorstorten. Voor de langetermijnfinanciering moeten Europa en België zich engageren om jaarlijks respectievelijk minstens 35 miljard en 1 miljard euro aan nieuwe middelen vrij te maken om adaptatie en mitigatie in ontwikkelingslanden mogelijk te maken.

4. Het akkoord moet eveneens sociaal rechtvaardig zijn voor de bevolking in de industrielanden. De keuze voor

een andere ontwikkeling en de overgang naar andere pro-ductie- en consumptiemethoden kan maar rechtvaardig zijn als een dialoog wordt gevoerd tussen de overheid en de betrokken partijen in de industrielanden. De transitie naar een andere ontwikkeling moet gepaard gaan met groei in werkgelegenheid, door investeringen in nieuwe technolo-gieën die de natuurlijke rijkdommen respecteren, met een stijgende competentie van de werknemers in deze sec-toren, met respect voor het recht op waardig werk, en behoud van de sociale verworvenheden. Uitvoering van deze keuze gaat gepaard met het voorzien van doelgerichte financiering.

5. Nu het VN-klimaatfonds of het Groen Klimaatfonds geoperationaliseerd is sinds Durban, moet het alle bestaan-de klimaatfondsen bij elkaar brengen. Dit fonds mag geen lege doos worden. Daarom moet het gevoed worden met publiek geld afkomstig van internationaal afgesproken, nieuwe financieringsbronnen.

6. Een antwoord bieden op de klimaatcrisis betekent ook inspelen op de groeiende vraag naar water dat door de klimaatcrisis steeds schaarser wordt. België en Europa moeten het recht op water garanderen door het verzekeren van het beheer door openbare diensten van het drinkbaar water en het zoetwater voor landbouwproductie. Vooral in de sector van adaptatie moeten projecten worden ge - steund: water is cruciaal in de strijd voor ontwikkeling.

7. De architectuur van het REDD mechanisme moet bos-behoud koppelen aan ontwikkelingsdoelstellingen waarbij mitigatie verbonden wordt met het versterken van eco-systemen én armoedereductie. De nationale bosplannen, opgesteld in samenspraak met de inheemse volkeren en lokale gemeenschappen, moeten uitgevoerd worden met bij voorkeur publieke fondsen.

Aan wetenschappelijke klimaatrapporten geen gebrek. We hebben geen excuus om niet te hande-len. Toch merken we een gebrek aan ‘sense of urgency’ bij politici. Dit is ronduit onverantwoord. Een ambi tieus klimaatbeleid op alle politieke niveaus is noodzakelijk. Om dit te bewerkstelligen zet 11.11.11 in op een aantal concrete politieke eisen.

Onze politieke eisen7

Page 25: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 25

8. Technologietransfer: Het intellectuele eigendomsrecht moet op de agenda komen van het internationaal klimaat-beleid. Er moet een multilateraal mechanisme opgezet worden voor de evaluatie en het beheer van nieuwe (kli-maat)technologie. Binnen de EU moet een beleid worden gevoerd voor een solidaire transfer van klimaattechnologie naar ontwikkelingslanden.

9. Flexibele mechanismen zoals CDM moeten geëvalueerd en hervormd worden zodanig dat de doelstellingen van effectiviteit, duurzaamheid en ontwikkeling gegarandeerd worden. Kernenergie en CCS (Carbon Caputure and Storage) zijn geen valabele oplossingen voor het broeikas-probleem omdat kernenergie geen duurzaam alternatief is en CCS vandaag niet wetenschappelijk verantwoord kan worden genoemd. CCS kan ook geen onderdeel zijn van CDM.

10. Er is nood aan een coherente politiek in verschillende beleidsdomeinen. Vooral het beleid betreffende landgebruik, voedselproductie, handel, biobrandstoffen, ontwikkelings-samenwerking ... moet afgestemd worden. Het principe

van voedselsoevereiniteit moet de basis zijn voor de her-vorming van de WTO en het voedsel- en handelsbeleid moet gereguleerd worden om toe te laten dat de ‘boeren-landbouw’ opnieuw kansen krijgt om de wereldbevolking te voeden via lokale productie. Niet-duurzame biobrand-stoffen voor export staan vandaag de lokale voedselproduc-tie in de weg. De agro-industrie, de speculatie op voedsel en de overmatige vleesconsumptie moet aan banden gelegd worden.

11. Rio+20: De VN moet kiezen voor de integratie van de sociale, economische en leefmilieudimensies ten voordele van duurzame ontwikkeling. Dit betekent dat economie ten dienste moet staan van sociale doelstellingen en dat dit maar kan als we de gebruiksruimte van onze planeet respecteren. Hoofdaccenten zijn de rechten van de mens, de erkenning en het behoud van de globaal publieke, goe-deren, de herverdeling en solidariteit tussen en binnen landen. Een VN-orgaan moet kunnen normeren, opvolgen en sanctioneren indien landen, internationale financiële instellingen en multinationale ondernemingen de duurzame ontwikkelingsprincipes met de voeten treden.

Samen met de Bond Beter Leefmilieu zal 11.11.11 de komende twee jaar bruggen bouwen tussen de milieu- en de Noord-Zuidgroepen in Vlaanderen. Zijn intussen betrokken bij deze krachtenbundeling:

We bundelen de klimaatkrachten

Page 26: Basisdossier klimaatcampagne 2012

26 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

Weinig landen bieden zoveel culturele en geogra-fische verscheidenheid als de Indonesische archipel met ruim 17.000 eilanden en een reikwijdte van maar liefst 5000 km tussen Aceh en West-Papua. Deze vormen de grens tussen de Aziatische en Australische tektonische platen wat zorgt voor een verbluffende geografische variatie met tientallen vulkanen, miljoe-nen ha regenwoud, 80.000 km kuststrook (de lang-ste ter wereld), ontelbare koraaleilanden en ruim 300 etnische groepen. Samen vormen die qua bevolking het vierde grootste land ter wereld, na China, India en de VS. Spijtig genoeg ondervinden deze inwoners meer en meer de impact van de klimaatverandering.

Welk klimaat?Tot aan de klimaatconferentie van 2007 in Bali, was klimaatverandering in Indonesië nauwelijks een gespreks- onderwerp. Dit neemt niet weg dat de impact toen al merkbaar was. In diverse rapporten stond te lezen dat de weerspatronen veranderden. Recente studies signaleren een stijging in gemiddelde temperatuur tot 0,3°C per decennium. De regenseizoenen worden onvoor-spelbaar en onverwachte weersomstandigheden nemen sterk toe. Het resultaat is een meer extreem klimaat: meer regen tijdens het regenseizoen met overstromingen tot gevolg, en langere periodes van droogte in het droogseizoen.

Boven dien stijgt de zeespiegel momenteel al met 2 mm per jaar. In de toekomst zal dit 5 mm zijn. Dit maakt Indo nesië met haar 80.000 km lange kustlijn en vele eilanden bijzon-der kwetsbaar. Het veranderend klimaat heeft een duidelijke impact op de

Met haar 80.000 km lange kustlijn, praktijken van ontbossing en veranderend landgebruik is Indonesië bijzonder kwetsbaar voor de klimaatverandering. Onze partners confronteren publiek en politiek met de klimaatproblematiek.

Indonesië: slachtoffer maar ook bron van de klimaatverandering 8

“Vooral de arme vissers, met hun kleinere boten kunnen door het slechte weer minder uitvaren. Daardoor verliezen ze een deel van hun inkomen. Ze lopen ook meer risico op zee omdat de golven hoger zijn geworden. Sinds 2010 zijn 149 vissers omgekomen op zee.”

“Vissers lopen meer risico op zee”Siti Maemunah, Civil Society Forum on Climate Justice

11.1

1.11

Page 27: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 27

rijke biodiversiteit van het land. Volgens het IPCC is maar liefst 50% van de biodiversiteit in Azië in gevaar, waaron-der de talrijke Indonesische koraalriffen.

Kleine boeren en vissers betalen de rekening Ondertussen leggen ook de miljoenen kleine boeren en vissers steeds meer de link tussen hun onregelmatige inkomsten en de extreme weersomstandigheden. Rijst-boeren zijn sterk afhankelijk van het (regen-)weer. Regen of droogte op een ongepast moment is vaak desastreus voor hun teelt. Kleine vissers kunnen bij onvoorspelbaar en slecht weer niet op zee met hun bootjes. Dat betekent ook voor hen een verlies aan inkomsten. Ook de stijging van het zeeniveau en de frequente hoge golven die makkelijker landinwaarts komen wegens het kappen van de mangrove langs de kustlijn, vormen onmiskenbaar grote gevaren. Des te meer omdat maar liefst 60% van de bevolking langs de kuststreek woont, velen ervan in miljoensteden zoals Jakarta en Surabaya. Daarnaast heeft de klimaatverande-ring eveneens een duidelijke impact op de gezondheid van de Indonesische bevolking: klimaatstress, verspreiding van malaria en dengue, verhoogde kwetsbaarheid door tijdelij-ke ondervoeding ...

Slachtoffer, maar ook bronDe opwarming van de aarde is voor het overgrote deel te wijten aan de (historische) consumptie- en productiepatro-nen in het Noorden. Niettemin, sinds kort is Indonesië niet alleen slachtoffer, maar ook bron van klimaatverandering. De uitstoot door ontbossing, de verandering in landgebruik, het droogleggen van veengronden, bosbranden en de pro-ductie en consumptie van fossiele brandstoffen maken van Indonesië de derde grootste uitstoter van broeikasgassen wereldwijd. Maar liefst 80% van de emissies in het land heb-ben te maken met ontbossing en veranderend landgebruik. De houtkap, goed voor zo’n 2 miljoen ha per jaar, dient de honger naar energie, ertsen en grond voor palmolie-plantages. Palmolie wordt gebruikt in de voedselindustrie, verzorgingsproducten en zelfs in bio-diesel. Ook voor olie,

gas en mijnbouw geeft de overheid toestemming voor ont-bossing.De ontginning van de natuurlijke rijkdommen is grotendeels op export gericht en komt de lokale bevolking niet ten goede. Integendeel, kleine boeren zien hun land voor land-bouw, vee, rijstteelt en maïsproductie verloren gaan aan de ontginning van de natuurlijke rijkdommen.

Meer werk voor vrouwenVrouwen doen bijna al het werk in de rijstcultuur op West-Timor. Het werk wordt gezien als eenvoudig en niet zo moeilijk, al gebeurt het planten, verplanten en oogsten in volle zon en moet er van ’s morgens tot ’s avonds gewerkt worden, tot het klaar is. Gedwongen door de klimaatverandering zijn boeren op West-Timor andere gewassen gaan planten evenals groenten, in plaats van een tweede rijstoogst. Maar deze teelten vragen meer werk, zoals elke dag water geven. Omdat die gewassen traditioneel een vrouwenzaak zijn, spenderen de vrouwen nu meer uren op het veld. Hun werklast is verzwaard. Uit: From Timor to Krui, publicatie van Civil Society Forum on Climate Justice

DIE

TER

TE

LEM

AN

S

11.1

1.11

Page 28: Basisdossier klimaatcampagne 2012

28 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

Maatregelen tegen ontbossing? Zeker nadat Indonesië met haar sterk groeiende econo-mie toetrad tot de G20, nam de internationale druk op de Indonesische regering om de emissies te beperken toe. In 2009 kondigde president Yudhoyono aan dat de uitstoot met 26% zou verminderen tegen 2010, en zelfs met 41% indien hiervoor internationale financiering zou komen. Heel wat landen zijn al met geld over de brug gekomen of hebben aangegeven dat er steun kan komen. Zo beloofde Noorwegen $ 1 miljard voor een aan-tal doortastende maatregelen tegen ontbossing. Daarop beloofde Yuhoyono o.a. een 2 jaar durend moratorium op nieuwe concessies in regenwoud en veengrondgebied. Na veel getouwtrek tussen de nationale klimaatcommissie die onder de president staat, en het ministerie van bosbouw dat bekend staat als pro bedrijfswereld, werd het morato-rium in mei 2011 uitgevaardigd. Dit werd echter minimaal ingevuld en het ministerie reikte nog snel een pak nieuwe concessies uit. Een storm van kritiek brak los. Is REDD een optie?Een aantal industrielanden steunt al REDD-pilootprojecten (Reducing Emissions from Deforestation and Degradation), een mechanisme om een betere bescherming van het bos-bestand mogelijk te maken (zie ook p. 15). Met bijna 100 miljoen ha bos komt Indonesië in aanmerking voor REDD-financiering, maar het moet daarvoor de nodige voorberei-dingsmaatregelen treffen. Een precair punt is de positie van de ruim 50 miljoen mensen die in bosgebied wonen, voor

het merendeel inheemse volkeren. Hun traditionele levens-wijze staat garant voor een duurzaam bosbeheer maar hun rechten zijn wettelijk niet erkend. REDD zou kunnen leiden tot een totaalverbod op houtkap voor deze inheemse volke-ren, en zelfs tot een gedwongen verhuis, wat ongetwijfeld zal leiden tot hun verdere marginalisering en wellicht meer ontbossing buiten de beschermde gebieden.Indien de regering nu eindelijk de rechten van haar bevolking voorrang zou geven op die van de bedrijven, dan zou REDD een heel positief effect kunnen hebben. Helaas, zo ver zijn we nog niet. Free and Prior Informed Consent, het inter - na tionaal erkend mechanisme waarbij een lokale gemeen-schap vooraf haar akkoord moet geven indien er land wordt toegewezen aan een concessie, zowel voor een plantage als voor een REDD-programma, blijft al te vaak dode letter.

AdaptatieOndertussen blijft de impact van de klimaatverandering op het dagelijkse leven in de archipel reëel. Onze partners brengen de klimaatverandering aanhoudend onder de aan-

dacht van publiek en politiek in Indonesië.Maar zelfs als het land de uitstoot van broei-kasgassen onmiddellijk aanpakt, moet er dringend werk gemaakt worden van aan-passingsmaatregelen om de kwetsbaarheid van broze ecosystemen en gemeenschap-pen te verminderen. Het IPCC stelt dat vooral water- en voedselzekerheid alle aan-dacht verdienen, d.m.v. betere voorbereiding op rampen, aangepaste technieken en pre-ventie (hogere dammen), overschakeling op andere gewassen (van rijst naar cassave) en betere waterefficiëntie. 11.11.11 pleit dan ook samen met de brede klimaatbeweging voor meer finan ciële middelen voor adapta-tiemaatregelen.

“Vroeger konden we gewoon planten volgens het seizoen, maar dat gaat nu niet meer. Vroeger konden we rekenen op de maan en de sterren, de tekens van de natuur. Als er veel mango’s waren, wisten we dat een bepaald gewas goed zou opbrengen. Dat soort voorspellingen werkt niet meer. Als we ze gebruiken mislukt de oogst. We kunnen niet voorspellen wanneer de regen komt.”

“We kunnen niet voorspellen wanneer de regen komt”

Etty, boerin – Lelobattan, West-Timor

Indonesië: slachtoffer maar ook bron van de klimaatverandering

MO

CIC

C -

OX

FAM

INTE

RN

ATIO

NA

L

11.1

1.11

11.1

1.11

Page 29: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 29

Indonesië: slachtoffer maar ook bron van de klimaatverandering

campagnepartners

• WALHI

WALHI is het grootste en oudste forum van ngo’s en basisorganisaties in Indonesië. De organisatie wil een betere bescherming van het milieu en van de lokale gemeenschappen tegen onrechtvaardigheden begaan in naam van economische ontwikkeling. Door de jaren bouwde WALHI een sterke reputatie op bij regering, industrie en media en werd ze dé referentie op vlak van milieu, natuurlijke rijkdommen en publiek milieuactivisme.Het is een grote beweging die lokaal sterk verankerd is met 483 ledenorganisaties in 27 provincies. Zo houdt WALHI een vinger aan de pols bij lokale milieuproblemen.Wie milieu zegt kan niet buiten de problematiek van het regenwoud. Ondanks mooie beloften blijft het Indonesische bosbestand sterk achteruitgaan. WALHI eist al jaren een strikt moratorium op houtkap en is ook zeer kritisch tegenover het REDD-mechanisme.

• CSFCSF, het Civil Society Forum for Climate Justice, is een coalitie van 29 organisaties. Bewegingen van boeren en vissers, vrouwenorganisaties en ngo’s zoals 11.11.11-partners WALHI, JATAM ( mijnbouw) en Sawit Watch (palmolie) maken er deel van uit. De organisatie ontstond in de aanloop naar de klimaattop in Bali, in 2007. Binnen het platform staan de letters ‘HELP’ voor de gemeenschappelijke visie: menselijke veiligheid of Human security, Ecologische schuld, Landrechten en Productie en consumptie.” Verschillende van deze aspecten vallen samen in hun campagne rond voedselzekerheid, die zich nu op gang trekt. De ‘local food movement’ wil mensen aanzetten om lokaal te produceren en te consumeren en te kiezen voor traditionele gewassen die vaak beter bestand zijn tegen klimaatschommelingen en ziektes.CSF wil klimaatverandering onder de aandacht brengen van publiek en politiek in Indonesië. Nu al vallen er slachtoffers, is de boodschap en de overheid moet hun problemen ernstig nemen.

• IESRIESR is als ngo gespecialiseerd in energie. Het is voor Indonesië een hele uitdaging om aan de groeiende vraag naar energie te voldoen. Daarbij wordt nu grotendeels voor de makkelijkste oplossing gekozen, met name steenkoolcentrales. IESR vindt dat Indonesië het grote aanwezige poten tieel aan hernieuwbare energie zou moeten benutten. Door onderzoek en politiek werk probeert de organi-satie het beleid van de overheid bij te sturen. Zo stelde IESR vast dat de investeringen van de overheid in hernieuwbare energie weinig duurzaam zijn. Middelen worden in zonnecollectoren of waterkrachtcentrales geïnvesteerd, maar als opvolging en begeleiding ontbreken, blijft daar na een aantal jaren vaak weinig van over. IESR zocht daarom uit wat precies de succesfactoren zijn voor kleinschalige hydro-projecten in afgelegen gemeenschappen. Net op die plaatsen is de aanleg van elek-triciteitsvoorziening zeer duur en moeilijk. Deze analyse moet de overheid helpen om haar middelen beter te besteden.Energiearmoede is een belangrijk speerpunt in het werk van IESR. 18 miljoen gezinnen hebben nog geen toegang tot energie. Hier moet de overheid dringend een oplossing aanreiken. Kleinschalige, lokale hernieuw-bare energie kan een belangrijk antwoord zijn. Maar ook de individuele energieconsumptie ontsnapt niet aan de aandacht van de ngo. Met het ‘carbon wheel’, een rad dat de CO2-uitstoot van de modale Jakartaan in beeld brengt, trekt IESR naar shoppingcentra en universiteitscampussen. Het model vond trouwens al navolging bij de lokale overheid.

JATAM is een netwerk van orga nisaties en individuen die de verwoestende exploitatie van steenkoolmijnen in Kalimantan aanklagen. Andrie: “De overheid gaf de laatste jaren honderden nieuwe vergunningen voor steenkoolmijnen in Oost-Kalimantan. Drie kwart van deze steenkool wordt uitgevoerd, op een paar jaar tijd werd Indonesië de grootste exporteur van steenkool, vooral naar India en China. Zij produceren hiermee goedkope elektriciteit die hun economie doet groeien, terwijl hier nauwelijks de helft van de bevolking toegang heeft tot stroom. We moeten volop gaan voor duurzame energiebronnen.”

11.1

1.11

“We moeten volop gaan voor duurzame energiebronnen”Andrie – JATAM, Kalimantan

WA

LHI

IES

R

Page 30: Basisdossier klimaatcampagne 2012

30 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

Het Andesgebergte is de ruggengraat van de Andeslanden. Uitgestrekt van noord naar zuid, gelegen vlak bij de eve-naar en de Stille Oceaan, zorgt het voor de waterbevoor-rading zowel voor de Amazone als voor de kuststreek. De Andeslanden produceren samen maar liefst 10% van al het zoet water op onze planeet! Dit maakt dat een relatief klein land als Peru talrijke verschillende klimaatzones heeft, met een unieke en rijke biodiversiteit. Al deze ecosystemen zijn op een complexe manier met elkaar verbonden.

Onmisbare gletsjersDit is allemaal te danken aan de tropische gletsjers van de Andes. Hun economische, sociale en ecologische waarde is gigantisch. Voor de landbouwers op de hoogvlakten en in de valleien die hun velden irrigeren met het gletsjerwater en voor de vele natuurlijke ecosystemen, met name in het Amazonewoud. Dit water is ook onmisbaar drinkwater voor zowat de hele Peruaanse bevolking, en voor hydro-elektri-citeitscentrales, die bijna 70% van de elektriciteit in Peru produceren. Het is dan ook logisch dat de ontregeling van heel deze waterhuishouding dramatische gevolgen heeft voor de regio. Het smelten van de gletsjers door de klimaat - verandering is dan ook een grote bezorgdheid.

Doordat de winter in Peru tegelijkertijd ook de droge periode is, is de groei van de ijsmassa van de gletsjers niet makkelijk. Wanneer het regenseizoen begint (oktober/november) stijgen ook de temperaturen. Dit zorgt al voor een zeer fragiel even-wicht tussen zomer en winter.

El NiñoEen fenomeen dat de gevolgen van de klimaatverandering nog versterkt is ‘El Niño’. Door een verandering in de zee-stroming verandert ook de temperatuur en de neerslag. Vroeger kwam El Niño op regelmatige basis eens om de tien jaar voor. De laatste drie decennia is dat veel vaker, om

De Andesregio staat bekend om haar rijke biodiver-siteit, haar vele kleurrijke culturen en verschillende klimaatzones. De uitgestrekte wouden maken ongeveer 50% uit van het hele Peruaanse grondgebied en zijn één van de belangrijkste waterreserves ter wereld Precies deze regio en haar bewoners voelen vandaag al in grote mate de dreiging van de klimaatverandering.

Peru: de ‘centrale bank’ van het leven op aarde9

“De apu Ausangate was vroeger prachtig, indrukwekkend. Vroeger was de gletsjer een bron van zoet water maar nu is hij kleiner geworden. De meren dicht bij de Ausangate waren vol, nu is het water al 50 cm gezakt, net zoals het peil van de rivieren. Dat is het probleem met waterschaarste: als er geen sneeuw is, is er geen water. De waterbronnen en de draslanden zijn niet meer dezelfde. De klimaatverandering tast de begroeiing aan, de ‘ichu’, het gras dat we aan de beesten voeren. Dat is er nu al niet meer.”

“Als er geen sneeuw is, is er geen water”Cayetano Huanca – Cusco, Peru

MO

CIC

C -

OX

FAM

INTE

RN

ATIO

NA

L

Page 31: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 31

de drie à vijf jaar, en zeer onvoorspelbaar. In de jaren van El Niño start het regenseizoen op de Altiplano later, maar duurt niet langer, dus is er een langere periode van droogte. De aangroei van ijsmassa op de gletsjers is dan nog moei-lijker. Het al fragiele evenwicht wordt dus nog meer ver-stoord. Doordat de jaren met het El Niño-fenomeen elkaar sneller opvolgen gaat het smelten van de gletsjers de laat-ste decennia ook sneller. In de Amazone en de valleien zorgt dit fenomeen dan weer voor hevige neerslag met overstromingen tot gevolg. De laatste zeven jaren is de noodhulp voor overstromingen, droogtes, en aardverschui-vingen verdubbeld! De kostprijs van de schade bij de laat-ste El Niño in 2003 liep op tot miljoenen dollars. Dit bewijst de kwetsbaarheid van de regio voor klimaatverandering.

KuststreekIn de smalle, droge kuststrook ten westen van de Andes leeft twee derde van de totale bevolking, met slechts 5% van de watervoorraad ter beschikking. Ook zij zijn dus afhankelijk voor hun drinkwater van het water dat uit de

Het idee van ‘buen vivir’ komt van de inheemse culturen van de Andes, de Aymara in Bolivia en de Quichua in Ecuador. Buen vivir zoekt een evenwicht met de Pachamama, Moeder Aarde. Het is ontstaan uit hun diepe overtui-ging dat alles in relatie staat tot elkaar en afhankelijk is van elkaar. ‘Buen vivir’ staat als een rechtvaardig, ecologisch en duurzaam model van leven en ont-wikkeling tegenover ‘vivir mejor’, dat gestoeld is op de idee van eeuwige vooruitgang en onbeperkte economische groei ten koste van onze planeet.

Voor onze PachamamaDe idee van ‘buen vivir’ zoekt, in plaats van steeds meer te willen, een even-wichtig systeem, waar iedereen ‘vol-doende’ heeft om goed en waardig te leven. Niemand die ‘te weinig’ heeft, maar ook zonder ‘te veel’ te nemen van

de natuur. De Pachamama heeft zelf rechten en kan niet worden gereduceerd tot ‘hulpbron’ die oneindig geëxploiteerd en gecom-mercialiseerd kan worden in functie van de mens. Dit idee wordt in de Andeslanden steeds meer opgewaar-deerd. Onder meer doordat Ecuador en Bolivia dit principe recent hebben opge-nomen in hun grondwet. En hoewel er ook kritiek komt dat beide presidenten dit mooie principe niet in de praktijk omzetten en nog even sterk roofbouw op de Pachamama plegen als hun neo-liberale collega’s uit de buurlanden is het toch een erg belangrijk signaal. ‘Buen vivir’ staat immers voor de zoek-tocht vanuit het Zuiden zelf naar alter-natieven tegen het heersende ontwik-kelingsmodel dat de cirkel van sociale

ongelijkheid blijft voeden, alles reduceert tot koopwaar en niet duurzaam is. Het brengt diverse sociale bewegingen bijeen die vanuit verschillende hoeken kritisch staan tegenover dit patroon: de inheemse organisaties die de nadruk leggen op het herwaarderen van hun collectieve manier van samenleven, anti-kapitalisten die overtuigd zijn dat het systeem niet in staat is om het armoede- probleem op te lossen, ecologisten die aantonen dat de natuur haar grenzen bereikt. Voor velen is het vormgeven aan deze idee de enige manier om de klimaatcrisis effectief aan te pakken.

Buen vivir, letterlijk ‘goed leven’ wekt het idee van een gemakkelijk, comfortabel leven, waar genieten centraal staat. Integendeel, het principe ‘buen vivir’ slaat op een leven in evenwicht met de anderen en met de natuur. Gegroeid vanuit de principiële wereldvisie van inheemse bevolkingsgroepen, wil het een alternatief ontwikkelingsmodel zijn tegen de klimaatverandering.

‘Buen vivir’ als alternatief ontwikkelingsmodel

De Amazone in de uitverkoopPlannen van de Peruaanse regering in de Amazone voor de aanleg van:

– meer dan 4.000 km nieuwe wegen – 4.200 km waterwegen – 5 spoorwegen – 52 projecten voor hydro-elektrische energie – 483 duizend ha voor de teelt van gewassen voor

biobrandstoffen

Daarnaast heeft ze in concessie gegeven: – 55 miljoen ha voor de exploratie en exploitatie

van fossiele brandstoffen– 10 miljoen ha voor mijnbouw – 7,7 miljoen ha voor houtkap.

Uit het boek ‘de Peruaanse Amazone in 2021’, waar onze partner DAR aan mee werkte.

THO

MA

S Q

UIR

YN

EN

Page 32: Basisdossier klimaatcampagne 2012

32 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

bergen komt. Als de gletsjers verder smelten en de rivieren opdrogen zullen ongeveer 20 miljoen mensen in Peru te maken krijgen met ernstige watertekorten.

AndesOngeveer 30% van de bevolking leeft in de Andes. Het merendeel hiervan zijn landbouwers. Zij bewerken hun eigen stuk land en kunnen zo voedsel voorzien voor hun gezin. De verkoop van hun producten op de lokale markt is tevens hun (enige) bron van inkomsten. Deze campesinos zijn dus volledig afhankelijk van de opbrengsten van hun veld. Slechte oogst, geen voedsel, geen geld.

En net zij ondervinden nú al de meeste schade van de klimaatverandering. Onder hen betalen eerst en vooral vrouwen en kinderen de rekening. Vrouwen moeten harder zwoegen om eten op tafel te krijgen en kinderen moeten meer werken voor minder voedsel.De productiviteit van de landbouw gaat erop achteruit, door een combinatie van factoren. Temperatuurverschillen zijn extremer en de seizoenen worden onvoorspelbaar. In de regio rond Cuzco is maart een regenmaand. In 2009 bleven 25 van de 31 dagen droog. Op andere momenten is de regen dan weer zo hevig dat de jonge plantjes kapot gaan. Nieuwe plagen tasten de gewassen aan, zoals de aardappels die voor vele gemeenschappen basisvoedsel zijn. Ook de padden zijn verdwenen, die vroeger een deel van de insecten aten. Die kunnen zich nu onbezorgd tegoed doen aan de gewassen. Een deel van de veestapel overleeft de barre koude of verzengende droogte niet.Ook krijgen de bewoners van de hoge Andes te kampen met ziektes die ze vroeger niet kenden, zoals dengue. Vroeger kwamen de muggen die deze ziekte overbrengen niet voor op deze hoogte, maar door de opwarming kunnen ze er nu wel overleven.

AmazoneTen oosten van de Andes strekt zich het Amazonewoud uit, één van de ‘longen’ van onze aarde. Het woud biedt een hele reeks ‘diensten’ aan de mensheid, op vlak van lucht-kwaliteit, waterbevoorrading en biodiversiteit. Maar het speelt ook een essentiële rol in de regeling van het klimaat op aarde. Desondanks is de druk om het gebied te ontginnen on gemeen groot. Het beleid van de Peruaanse regering is gericht op een grootschalige uitverkoop van natuurlijke rijkdommen in het Amazonegebied. De projecten voor de aanleg van nieuwe wegen, de exploitatie van petroleum, mijnbouw, de bouw van nieuwe hydro-elektrische centra-les, uitbreiding van de gewassen voor bio-fuels etc. stape-len zich steeds maar sneller op. Tegen het huidige ritme zou op 30 jaar tijd minstens 56% van het Peruaanse Amazonewoud oerwoud verdwijnen (43,6 miljoen ha)! Dat zou in het slechtste geval nog kunnen oplopen tot 91% (70,3 miljoen ha).Zelfs de beschermde natuurgebieden en de territoriale reservaten van inheemse volkeren zullen niet gespaard blijven. Vandaag al heeft één vijfde van deze oppervlakte een concessie geregistreerd voor exploitatie van fossiele brandstoffen.

VerantwoordelijkheidDeze grootschalige ontbossing en progressieve uitbreiding van de landbouwgrens vormt de grootste bijdrage van de uitstoot van CO2-equivalenten in Peru, niet de industrie of overmatig energieverbruik. De Peruaanse overheid verklaart op internationale congres-sen hoe belangrijk bosbehoud wel is, maar ziet de buiten-landse deviezen graag komen en kijkt vooral naar winsten op korte termijn. Toch draagt zij niet de volle verantwoordelijk-heid. Dit soort extreem extractivisme wordt gevoed vanuit de algemene ‘globaliseringslogica’, die deze landen nog steeds in het stramien van de exportgerichte groei duwt, met de nadruk op de goedkope uitverkoop van grondstoffen en energie. En deze logica wordt nog steeds gestimuleerd door

“Op een dag waren we een huwelijk aan het vieren toen er ineens iets vreemds uit de hemel begon te vallen. We wisten niet wat het was. Toen we het van dichtbij bekeken, zagen we

dat het ijsbolletjes waren, later hoorden we dat dit hagel was. Hoe is het mogelijk dat in het oerwoud waar het warm is ijs-bolletjes uit de lucht vallen? We weten dat de ontbossing veranderingen veroorzaakt in het klimaat en in de regens.”

“In het oerwoud vallen soms hagelbollen”Misael Salas – Amazone

Enkele cijfers over Latijns-Amerika en de Caraïben

– tussen 1990 en 2005 ging er ongeveer 64 miljoen ha tropisch bos voor de bijl

– 250 miljoen ha van het gebied worden bedreigd door verwoestijning

– Ongeveer 600 miljoen inwoners ondervinden nu al de gevolgen van de klimaatverandering, door droogtes, overstromingen enz.

– Tegen 2020 zullen tussen 7 en 77 miljoen mensen te kampen hebben met een tekort aan drinkwater, 5 miljoen mensen zullen honger lijden

Peru: de ‘centrale bank’ van het leven op aarde

THO

MA

S Q

UIR

YN

EN

Page 33: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 33

de internationale bedrijven zelf, door de aanbevelingen van de Wereldbank én bijv. ook door een recente, nieuwe han-delsovereenkomst tussen de EU en Peru.

In het belang van allenEr bestaat een aantal internationale projecten voor selec-tief bosbeheer, maar het is duidelijk dat enkel die deze destructieve tendens niet kunnen compenseren.

Er is meer nodig, zoals sensibilisering van de Peruaanse bevolking, iets waar onze partners hard aan werken. Ook zetten zij voortdurend de regering onder druk en houden nauwlettend haar beslissingen in de gaten. Wij moeten hen bij hun acties ondersteunen en ook hier bij de beleidsmakers aandringen op keuzes die het klimaat ten goede komen. Het behoud van het Amazonewoud en de tropische gletsjers is voor de hele wereld een goede zaak.

campagnepartners

• MOCICCMOCICC is een brede Peruaanse coalitie van organisaties van de civiele maatschappij die actief zijn rond het thema klimaat. De organisatie probeert het beleid te beïnvloeden en sensibiliseert de bevolking rond klimaat-verandering. Ze verzamelde getuigenis-sen over de gevolgen voor lokale gemeenschappen. In het kader van de presidentsver kiezingen van 2011 voert MOCICC campagne onder de slogan ‘Habla candidato’ of Spreek, kandidaat: wat heb je te zeggen over de klimaat-verandering? “Wij willen de visie van de kandidaten horen. Hoe kan Peru de strijd tegen opwarming combineren met ontwikkeling? Hoe komen we tot meer coherentie tussen de verschillende beleidsniveaus? De ministeries van Mijnbouw en Eco nomie kunnen nu concessies geven voor bosontginning voor mijnbouw in gebieden die volgens het ministerie van Leefmilieu beschermd zijn. Er moet een milieu-beleid komen dat bindend is voor alle ministeries.” Rocio Valdeavellano, coördinatrice

• DARDAR beoogt een beter milieubeheer, behoud van de biodiversiteit en een verantwoord gebruik van de natuurlijke rijkdommen in het Amazonegebied in Peru. DAR werkt samen met de lokale gemeenschappen en hun organisaties en zorgt dat zij betrokken wor-den bij de beslissingen over het beheer van hun woon gebied. Ze helpt de organisaties hun rechten op te eisen, en de uitvoering van grootschalige projecten te monitoren. DAR tracht ook het beleid van lokale en nationale overheden te beïnvloeden. Aangezien de projecten dikwijls gefinancierd worden via leningen van supranatio nale instellingen, richt de organisatie haar pijlen ook op de Wereld bank, de inter-Amerikaanse ontwikkelingsbank en consoorten. DAR wil organisaties informeren en bewustmaken over de initiatieven van de Wereldbank m.b.t. klimaat, extractieve industrieën en transparantie. Eveneens versterkt DAR de capaciteiten van organisaties om druk uit te oefenen op internationale financiële instellingen en regeringen.

• COOPERACCIÓNCOOPERACCIÓN is gespecialiseerd in de gevolgen van mijnbouw voor gemeenschappen en milieu. De sterke uitbreiding van de grootschalige mijnbouw in Peru roept al lang grote vragen op. De mijnbouwbedrijven leg-gen beslag op territoria van boerengemeenschappen, met alles wat daarbij hoort en vooral dan het schaarse water. Dat water wordt nog schaarser

door het grote verbruik en de vervuiling door de mijnbouw. In verschillende studies toont Cooperacción aan dat er al zeer veel ‘waterstress’ is, en pleit ervoor zones waar waterbronnen ontstaan te beschermen. De organisatie voert campagne voor een reële ruimtelijke planning, die duide-lijk definieert welke zones beschermd moeten worden, welke gronden voor landbouw zijn voorbehouden en waar eventueel wel extractieve acti-viteiten kunnen plaatsvinden. Cooperacción zet de bedrijven onder druk om risico’s zoals overstromingen, doorbreken van dammen die mijnafval moeten tegenhouden, aan te pakken.

Peru: de ‘centrale bank’ van het leven op aarde

MO

CIC

C -

OX

FAM

INTE

RN

ATIO

NA

L

Page 34: Basisdossier klimaatcampagne 2012

34 | basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012

Grond. Een pleidooi voor aards denken en een groene stad. Bakker, Jan-HendrikAmsterdam-Antwerpen, Atlas, 2011, 334 p.‘Grond’ staat in dit boek zowel voor de aarde waarin wij onze groenten planten, voor de open ruimte in de stad, voor economisch waardevolle stedelijke bouwterreinen, maar ook voor het fundament van ons bestaan en het archief van de tijd. Jan-Hendrik Bakker onderzoekt de emoties rond dit thema in reportages, interviews en filosofische essays voor volkstuinders, boeren en anders-globalisten.

De geplunderde planeet. Het verzoenen van welvaart en natuur. Collier, Paul Antwerpen, Spectrum, 2010, 256 p.Paul Collier biedt een nuchtere kijk op de klimaatverandering waarin hij rekening houdt met enerzijds de voordelen van industrialisa-tie en geglobaliseerde handel, en anderzijds de noodzaak van alternatieve energiebronnen en meer duurzame regelgeving. Dit boek toont aan hoe al deze factoren samenhangen met de sociaal-economische ongelijkheid tussen Noord en Zuid. De auteur stelt voor om het wanbestuur over onze grondstoffen te hervor-men tot een ethische omgang met de natuur.

De staat van het klimaat. Een koele blik op een verhit debat. Crok, Marcel Amsterdam, Uitgeverij Carrera, 2011, 333 p.Bestaat er onder wetenschappers een con-sensus over de klimaatverandering? Wat te denken van de recent aanzwellende kritiek op de IPCC-klimaatrapporten? Staan de fun-damenten van het klimaatbolwerk nog over-eind? Kunnen wij het IPCC wel vertrouwen? Hoe urgent is de opwarming en waarom komen maatregelen maar niet van de grond?

Voor sociale rechtvaardigheid én klimaat. Twee bronnen van welvaart: de menselijke arbeid én de natuur. De klimaatproblematiek is een belangenstrijd.Eekman, WiebeBerchem, Epo, maart 2011, http://www.climatetjusticesociale.be/ Natuurlijke klimaatveranderingen zijn er altijd geweest. Vandaag spreekt men liever over klimaatontaarding omdat de oorzaak niet meer natuurlijk is. Deze klimaatontaarding bedreigt het welzijn van de wereldbevolking. Wiebe Eekman stelt in haar analyse vast dat de huidige klimaatontaarding haar bron heeft in de kapitalistische productiewijze van de laatste 200 jaar.

Wereldvoedsel. Pleidooi voor een rechtvaardige en ecologische voedsel-voorziening. Geurts, Guus Amsterdam, Uitgeverij De Republiek, 2011, 176 p.De verschillen in landbouw en voedsel-productie tussen de Westerse wereld en

de ontwikkelingslanden zijn groot; de samen-hang nog groter. In dit werk zet de auteur de onevenwichten in het wereldwijde voedsel-systeem inzichtelijk uiteen. Guus Geurts schetst een alternatief voor de hedendaagse voedselproductie en -handel. Hij kiest voor regionalisering en voedselsoevereiniteit en levert zo een inspirerende bijdrage aan de discussie over de noodzakelijke omslag in het denken over natuur, landbouw en voedselvoorziening.

Een ongemakkelijke waarheid. Het gevaar van het broeikaseffect en wat we eraan kunnen doen. Gore, Al Amsterdam, Meulenhoff, 2006, 325 p.Onze planeet is in een noodsituatie terecht gekomen. Om het gevaar dat op ons afkomt te kunnen afweren moeten we eerst erkennen dat we voor een crisis staan. Politieke leiders lijken de waarschuwingen niet te zien of te horen. Maar ‘ongemakkelijke waarheden’ gaan niet weg door de andere kant op te kijken. Als er nu niet gereageerd wordt, zullen de problemen alleen maar toenemen. Zie http://www.youtube.com/watch?v=wnjx6KETmi4.

Einde aan de groei. Ons aanpassen aan de nieuwe economische realiteit. Heinberg, RichardUtrecht, Uitgeverij Jan van Arkel, 2011, 379 p.Heinberg beschrijft gedetailleerd waarom groei niet kán blijven doorgaan, gegeven de uitputting van grondstoffen, de aantasting van natuur en milieu en de grenzen aan kredietverlening. Hij gaat in op peak-oil en grondstoffentekorten, op de beperkte moge-lijkheden van innovatie en op de kwetsbaar-heid van het Chinees groeiwonder. Hij vertelt ook wat overheden, buurten en individuen kunnen doen om een economie op te zetten, die wel binnen het aardse budget blijft, de sociale cohesie bewaakt en gemeenschap-pen schokbestendig maakt. Zo ijvert hij voor regionalisering- en transitiemodellen en complementaire geldsystemen waarin mens- en natuurwaarden centraal staan.

Het transitie handboek. Van olie- afhankelijkheid naar lokale veerkracht.Hopkins, RobUtrecht, Uitgeverij Jan van Arkel, 2009, 274 p.Het transitiehandboek is pionierswerk op het gebied van een positieve en praktische over-gang naar een veerkrachtige samenleving als reactie op een definitief dalende oliewinning en het gevaar van een drastische klimaatver-andering. Die veerkracht haalt een systeem vaak uit diversiteit, energiezuinigheid en niet afhankelijk zijn van energiebronnen die van ver komen en uitputbaar zijn.

Welvaart Zonder Groei. Economie voor een eindige planeet. Jackson, Tim Utrecht, Uitgeverij Jan van Arkel, 2010, 258 p.Enerzijds is economische groei noodzakelijk om de sociale zekerheid veilig te stellen. Anderzijds is economische groei niet houd-baar binnen de ecologische draagkracht

van de aarde. Dit niet-duurzame of onstabiel dilemma vormt het vertrekpunt van het boek. Daarin schotelt hij ons een nieuw economisch model voor dat ecologische investeringen en een groene dienstenecono-mie centraal stelt.

De Markt voorbij. Voor een hedendaagse politieke ecologie.Jacobs, R. et al.Leuven, Socialisme 21/Oikos, 2011, 262 p.Voor Gorz, een pionier van de politieke ecologie, vormen de huidige financiële crisis, de crisis van de arbeid en de ecologische crisis één geheel. In ‘De markt voorbij’, een bundeling van zijn teksten, biedt hij een theoretische basis voor onder andere de verontwaardiging over de graaicultuur, het belang van arbeidsherverdeling en autonome tijd, de toenemende kloof tussen arm en rijk en de toestand van onze planeet. Hij denkt ook na over alternatieven en ziet grote moge-lijkheden in de digitale revolutie. Voor Gorz vormen de huidige financiële crisis, de crisis van de arbeid en de ecologische crisis bovendien één geheel. Volgens hem moeten we echter niet enkel deze crisis overwinnen, maar heel het kapitalisme.

Het Klimaat Boek. Pleidooi voor een ecologische omslag. Keytsman, Els; Jones, Peter Tom Berchem, Uitgeverij Epo, 2007, 182 p.Keytsman en Jones bieden een wetenschap-pelijk overzicht van de stand van zaken betreffende de klimaatcrisis. Vervolgens bepleiten ze concrete maatregelen én een voorstel tot beleidsplan. Het gaat hier om een integrale visie op een ecologische eco-nomie met sociaal rechtvaardige oplossingen en nieuwe kansen voor werkgelegenheid en levenskwaliteit.

The story of stuff. Hoe onze obsessie met spullen de planeet, onze samen-leving en onze gezindheid uitput. Een visie op verandering.Leonard, AnnieAmsterdam, Bruna Uitgevers, 2011, 376 p.Onze materialeneconomie is een systeem dat zich in een diepe crisis bevindt. Ze botst constant op grenzen: de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, het gebruik van toxische stoffen tijdens de productie, de afbraakprijzen in de distributiefase, de uitbuiting van arbeidskrachten ... Leonard slaagde erin om een bijzonder leesbaar boek te schrijven dat niet onbewogen laat. Zeker omdat ze aandacht heeft voor hij/zij die niets bezit of koopt, en dientengevolge in de materialeneconomie geen waarde heeft. Ze analyseert hoer hele gemeenschappen en hun leefwereld uit de derde wereld wor-den verspild om de consument, de motor van het systeem, te voeden. Bekijk ook het filmpje naar het gelijknamige boek: www.storyofstuff.org

Zes Graden. Onze toekomst op een warmere planeet. Lynas, Mark Utrecht, Uitgeverij Jan Van Arkel, 2008, 360 p.

Meer lezen?B

ronn

en

Page 35: Basisdossier klimaatcampagne 2012

basisdossier KLIMAATCAMPAGNE 2012 | 35

Deze graad-voor-graad-gids beschrijft de gevolgen van de opwarming bij 1, 2, 3, 3, 4, 5 en 6°C. Lynas zet als eerste alle wetenschap-pelijke scenario’s op een rij. Wat moeten we ons voorstellen bij een warmer klimaat?

De mens als god. Hoe de aarde het Antropoceen kan doorstaan.Lynas, Mark Utrecht, Uitgeverij Jan Van Arkel, 2011, 299 p.Tot voor kort leefden we in het Holoceen, het tijdperk waarin de aarde de levensomstandig-heden van de mensheid bepaalde. Nu leven we in het Antropoceen, het tijdperk waarin de mens zijn omgeving drastisch naar zijn hand zet, maar tevens een ecologische schuld opbouwt. In dit boek beschrijft de auteur de negen ecologische grenzen waartegen de mensheid botst, waaronder die van de biodiversiteit, het klimaat en het zoetwater.

Landbouw en voedsel, verrassend actueel. Mathijs, Erik; Relaes, Joris Leuven, Den Haag, Acco, 2012, 119 p.Vlaanderen behoort tot de topregio’s in Europa wat landbouw betreft, dankzij de zeer intensieve productiewijze en een sterke exportgerichtheid. Toch kampt de sector met een aantal fundamentele problemen. Die zijn het gevolg van enerzijds de aard van de sector zelf, omdat landbouwproductie erg gevoelig is aan de grillen van de natuur en een schoolvoorbeeld is van volledige mede-dinging, anderzijds het gevolg van technolo-gische vooruitgang, globalisering en culturele en socio-demografische veranderingen. Dit boek biedt een economische analyse van de problemen, uitdagingen en oplossingen in de landbouwsector.

Hitte. Hoe voorkomen we dat de planeet verbrandt? Monbiot, George Utrecht, Van Arkel, 2006, 360 p.De klimaatverandering is een feit. De toe-komst van de mensheid staat op het spel. Eén vraag resteert: kan de verandering nog worden gestopt? Monbiot doet voorstellen op velerlei terreinen, gesteund door rigoureus onderzoek van wat wel en wat niet helpt, wat de kosten zijn en welke problemen er op de loer liggen.

De laatste generatie. Hoe de natuur wraak neemt voor het broeikaseffect.Pearce, J.Berchem, EPO, 2009Dertienduizend jaar lang kon de mensheid vertrouwen op een stabiel klimaat. Onze generatie is de laatste die van dat voorrecht geniet. Dit boek over het hoe en waarom van klimaatverandering door de kritische milieu-journalist van de New Scientist leest als een detective. De auteur beschrijft wat klimatologen echt denken over het klimaat. Ze voeren felle debatten over gevaren die groter zijn dan wat de VN nu voorspelt. Pearce analyseert het ‘slagveld’ en stelt dat we niet kùnnen winnen. Enkel verstandig omgaan met de gevolgen is een optie.

Het Nieuwe Noorden. Onze aarde in 2050.Smith, Laurence Houten, Het Spectrum, 2011Er zal veel gaan veranderen in de komende decennia. Mensen zullen steeds noordelijker gaan wonen. De noordelijke landen worden welvarender, terwijl de landen rond de evenaar te maken krijgen met watertekorten, overbevolking, verloederde steden die kampen met stijgende energiekosten en overstromingen. Smith combineert geografie en geschiedenis met zijn reiservaring op de Noordpool, waar hij als wetenschapper werkte.

De hongerige stad. Hoe voedsel ons leven vormt.Steel, CarolynRotterdam, NAi Uitgevers, 2011, 339 p.Scherp en geestig laat Steel zien hoe de relatie tussen voedsel en steden ons leven bepaalt. Ze volgt daarvoor het spoor van ons voedsel: van platteland tot stad, via (super)markten in onze keukens, op onze borden, in de vuilnisbakken en verder. Ze vraagt zich hierbij af hoe wij voedsel kunnen benutten als een manier om onze steden beter te begrijpen, beter te ontwerpen, en leefbaarder te maken.

De Ware Energiefactuur. Verbruggen, Aviel Antwerpen-Amsterdam, Houtekiet, 2008, 291 p.Hernieuwbare energie is duur maar kan door efficiënt gebruik betaalbaar zijn als we belas-tingen ombouwen én aangepaste prijzen voor niet-duurzame energieverbruik vragen. Volgens Verbruggen is dit dé manier om het roekeloos gebruik van fossiele brandstoffen en atoom-energie aan banden te leggen, de super-winsten van elites en monopolies te beperken en geld naar de noodzakelijke technische ontwikkeling te doen vloeien.

Het klimaat verandert. Wat kan je zelf doen?Vromman StevenAntwerpen, Uitgeverij Manteau, 2011, 76 p.Vromman legt uit wat er met het klimaat gebeurt en hoe je zelf voor de aarde kan zorgen. Handig, toegankelijk boekje voor 12j+.

Tijd voor biodiversiteit. Een verhaal over genen, soorten en ecosystemenWaelkens, Siska; Volckaert, Filip (red.)Leuven, Acco, 2011, 192 p.Er sterven dagelijks soorten uit, natuurlijke evenwichten raken verstoord, ecosystemen zijn in gevaar. Dat is erg voor de natuur, maar ook voor het voortbestaan van de mens. Zuiver water, voedselvoorziening, een stabiel klimaat, geneeskrachtige planten: het zijn allemaal dingen die we nodig hebben om te overleven en die we als evident beschouwen, maar die we slechts in stand kunnen houden als we de biodiversiteit niet verder laten aftakelen.

We can change the weather. 100 cases of changeability. Wynants, Marleen Brussel, VUBPRESS, 2010, 225 p. Duurzame ontwikkeling en klimaatverandering zijn momenteel hot topics in de media. Vaak wordt benadrukt dat het om een globaal, wereldwijd probleem gaat. Maar zelden wordt hieraan toegevoegd dat iedere mens een stukje van de oplossing in handen heeft, door te participeren in kleinschalige bottom-up projecten. Om te zorgen dat wetenschap-pers, beleidsmakers, kunstenaars, architecten, ondernemers en andere creatievelingen de handen in elkaar slaan en elkaar inspireren, heeft Crosstalks 100 van deze lokale, sociaal en ecologisch vernieuwende, initiatieven gebundeld.

Online nieuws • Change Magazine wil je helpen een weg te banen in de groeiende informatie rond

klimaatverandering. http://www.changemagazine.nl/• De Morgen, ‘Planet Watch’ is de verzameling actualiteit over klimaatverandering, milieu,

internationale voedselcrisis en ecotips. http://www.demorgen.be/dm/nl/5376/Planet-Watch/index.dhtml• De Wereld Morgen, onafhankelijke, niet-commerciële nieuwssite met veel aandacht voor

berichtgeving uit de sociale bewegingen. http://www.dewereldmorgen.be/nieuws/milieu• IPS (Inter Press Service International) vertaalde nieuwsberichten uit 125 landen over

‘global issues’, grensoverschrijdende en onderbelichte internationale thema’s http://www.ipsnews.be/thema/klimaat• MO*en MO*papers bericht over klimaatverandering, transitie en andere ontwikkelingsthema’s. http://www.mo.be• OIKOS, onafhankelijke denktank voor sociaal-ecologische verandering die werkt

aan sociaal-ecologische verandering door het maatschappelijk debat te voeden. OIKOS heeft een website, geeft boeken en een tijdschrift uit, organiseert debatten en nodigt geregeld internationale sprekers uit.

http://www.oikos.be/home.html• Transitienetwerk Vlaanderen: Hoe kan onze lokale gemeenschap een antwoord bieden

op de uitdagingen en kansen van piekolie en klimaatverandering? http://www.transitie.be

Page 36: Basisdossier klimaatcampagne 2012

191 landen ondertekenden een akkoord om tegen 2015 de armoede in de wereld te halveren. Voer samen met

de Vlaamse Noord-Zuidbeweging actie om de politici aan hun belofte te herinneren én de lat hoger te leggen.

Armoede moet de wereld uit! www.detijdloopt.be

NATIONAAL SECRETARIAAT: 11.11.11Vlasfabriekstraat 11, 1060 BrusselTel. 02 536 11 11Fax 02 536 11 46

PROVINCIALE SECRETARIATEN: 11.11.11 ANTWERPENPatriottenstraat 27, 2600 BerchemTel. 03 281 06 62Fax 03 281 06 89e-mail [email protected] 11.11.11 LIMBURGBedrijfsstraat 10, bus 11, 3500 HasseltTel. 011 87 14 80Fax 011 85 14 93e-mail [email protected] 11.11.11 OOST-VLAANDERENDok Noord 4, E 102, 9000 GentTel. 09 233 02 03Fax 09 233 94 84e-mail [email protected] 11.11.11 VLAAMS-BRABANT/BRUSSELVlasfabriekstraat 11, 1060 BrusselTel. 02 536 11 13Fax 02 536 19 10e-mail [email protected] 11.11.11 WEST-VLAANDERENHugo Verrieststraat 22, 8800 RoeselareTel. 051 24 06 13Fax 051 24 08 39e-mail [email protected]