Babel februari 2013 - UvA Studenten - Universiteit van Amsterdam

13
Februari 2013 1 Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen UvA • jaargang 21 • nummer 5 • februari 2013 • student.uva.nl/Babel Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam Hippe feestjes en Facebook-events: gehypete literatuur als consumptiegoed Spinvis over zijn theatertour, Franse liedjes en werken in fabrieken Schrijver Olga Kortz: ‘Het leven heeft geen nut, maar dat is niet erg’

Transcript of Babel februari 2013 - UvA Studenten - Universiteit van Amsterdam

Februari 2013 1

Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen UvA • jaargang 21 • nummer 5 • februari 2013 • student.uva.nl/Babel

Faculteit der GeesteswetenschappenUniversiteit van Amsterdam

Hippe feestjes en

Facebook-events: gehypete literatuur

als consumptiegoed

Spinvis over zijn theatertour, Franse liedjes en werken in fabrieken

Schrijver Olga Kortz:

‘Het leven heeft geen nut, maar

dat is niet erg’

Februari 2013 3

Reportage Kleine talenstudies: ‘soms wordt het privéles’

5

De Ode Daan Heerma van Voss over John Cale – en over zijn nieuwe roman

19

02 tekening

03 HoofdredaCtioneel

FaculteitSzaKen

04 Brood op de plank Tamar Davidowitz

05 reportage 8-8-4

06 reportage Kleine talen

JOuRnaliStieK

07 Het interview Spinvis

10 aCHtergrond Studentenidealisme

12 in gesprek Olga Kortz

KunSt & liteRatuuR

15 lofdiCHt Daan Doesburgh

16 fiCtie

18 miJn agenda

19 de ode Daan Heerma van Voss

cOlumnS & Opinie

2O essay Verhipstering van de literatuur

22 Column Caroline

22 Column Italianer

23 reCensies

24 de koelkast van

inHOuD

De duivel draagt pradaHet lijkt wel: hoe ouder we worden, hoe meer we willen. waar je vroeger gerust nog drie keer per week tot twaalf uur uitsliep, heb je nu alle zeven keer vieren-twintig uren nodig. om ‘iets’ te bereiken. of eigenlijk wel meer dan iets. Het liefst willen we zoveel mogelijk, en zo groots mogelijk. Je komt zelfs op het punt dat je je gaat identificeren met dat naarstig ijverige meisje uit The Devil Wears Prada… Het gaat alleen maar erger kriebelen, het woekert voort, kruipt waar het niet gaan kan. ambitie. er hangt nog altijd een egocentrische en eerzuchtige nasmaak aan het woord. ambitie, dat is toch zoiets waardoor je relatie uitgaat en je je vrienden nooit meer belt? dat je jezelf schijnbaar zo goed vindt dat je denkt dat jij het weleens even gaat maken. maar de ambitieuze mens weet: als je er eenmaal aan hebt geproefd, kun je niet meer terug.

ambitieus zijn, een slippery slope. want waar ligt de grens tussen streven en strainen? wanneer slaat ‘iets’ willen bereiken om in niet inzien dat het niet gaat lukken – en je toch doorbeukt? Hoe weet je dat je doorschiet? de top is niet voor iedereen weggelegd. Het is er waarschijnlijk ook best wel eenzaam. schrijver olga kortz kan het weten – zij zat een maand samen met haar ipad in Brno, tsjechië. met resultaat: dit voorjaar verschijnt haar debuutroman bij prometheus. ook daan Heerma van voss kan er wat van: hij is vijfentwintig en heeft voor zo’n beetje elk blad, krant of tijdschrift van naam geschreven. o ja, in februari verschijnt ook nog zijn nieuwe roman ook bij uitgeverij prometheus. erik de Jong, alias spinvis, droomt van een franse carrière – maar blijft realistisch: in plaats van op parijs, mikt hij voorzichtig op een stadje in de provence.

Daan Borrel en Francisca Wals

Colofon Babel, Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen, Spuistraat 134, kamer 112, 1012 VB Amsterdam, [email protected]/babel

Hoofdredactie Daan Borrel, Francisca WalsPenningmeester Daan Borrel, Francisca WalsRedactie Quint Italianer, Inger van der Ree, Kim Schoof, Florentine Sterk, Lieke van der VeerMededewerkers Lucia Admiraal, Jesse Beentjes, Ties Brock, Caroline van Keeken, Minthe Lok, Nina Schuttert, Andrea Spijer-Beek, Jolijn SwagerEindredactie Marie-Claire van Bracht, Lisanne Buijze, Alexandra Cousy, Anne Everard, Myrthe Geerts, Janneke van de Griendt, Ingrid van der Mooren, Jolijn Swager, Niqué van den Tillaart

Fotografie Roos Aalvanger, Wouter Alberts, Julie Hrudova, Andrea Margelli, Marcel VendrigIllustraties Claudia Spinhoven, Guy Verbeek, Tobias WalsRedactieraad Yra van Dijk, Reinier Kist, Everdien Rietstap, Floor Rusman, Jerrold Smit, Joris van WoudenVormgeving Luke van Veen, www.lukevanveen.nlDruk Grafiplan Nederland BV, www.grafiplan.biz

Schrijven of illustreren voor Babel? Babel heeft regelmatig plaats voor nieuw schrijftalent, fotografen en illustratoren. Mail ons je cv en recent werk.

Vind ons leuk op www.facebook.com/BabelFGwVolg ons via www.twitter.com/BabelFGw

Cover /// thomas Huisman

Beeld /// Roos aalvanger

Beeld /// tobias WalsteKening

10

achtergrond Studenten met idealen: wel in Bologna, niet in amsterdam

4 Babel

tamar Davidowitz 27 jaarStudie Bachelor Kunstgeschiedenis (Universiteit Leiden) en Grafiek (Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, Den Haag) Master Conservering en Restauratie (UvA) Post-Initieel Traject Conservering en Restauratie (UvA)afstudeerjaar: 2012 Werk: Junior restaurator Metaal RijksmuseumSalaris: ‘Vind ik raar om in de Babel te zetten’

‘Metaal heeft iets bijzonders, alsof je bepaalde ge-heimen moet kennen voordat je het kan bewerken,’ antwoordt Tamar op de vraag waarom ze voor de specialisatie metaal heeft gekozen. Op tafel ligt een assortiment sieraden, zorgvuldig verpakt, van La-lique tot stukken zo oud als het Byzantijnse Rijk. Ze mogen alleen aangeraakt worden met groene handschoenen aan.

In het Atelier van het Rijksmuseum werken lijkt een droombaan. Hoe ben je hier terecht gekomen? ‘Ik wilde altijd al restaurator worden, maar ik wist niet of ik toegelaten zou worden tot de masterop-leiding Conservering en Restauratie: de selectie is heel streng. De scheikunde was een behoorlijke uitdaging en ik was bang dat het te bèta zou zijn voor mij. Maar toen dacht ik bij mezelf: If there is a will, there is a way! Ik heb de stoute schoenen aan-getrokken en heb mezelf aangemeld. Eerst moest ik een vooropleiding scheikunde van één jaar vol-gen, maar daarna werd ik toegelaten. Na een stage bij het Rijksmuseum kreeg ik dit project aangebo-den: of ik de sieraden en limoge-emailles wilde behandelen voor de heropening. Duizendmaal yes! Ik studeerde af op een vrijdag en maandag ging ik hier al aan de slag.’‘De combinatie van het handvaardige met het aca-demische vind ik fantastisch. Ik ken historische zilver- en goudsmidtechnieken, maar ik ben ook bezig met scheikunde, materiaalkunde en kunst-geschiedenis.’

Word je tijdens je opleiding meteen losgelatenop echte kunstobjecten? ‘Vooral bij een specialisatie als metaal mag je snel met de praktijk aan de slag. Verschillende technie-ken leer je door ze toe te passen op oefenobjecten, en later onder begeleiding op particuliere col-lecties en museumstukken. Aan het einde van de masteropleiding mocht ik samen met mijn docent Tonny Beentjes en een medestudent aan De Den-ker van Rodin werken.’

De Denker is heel bekend, vond je dat nietspannend? ‘Op het moment zelf was ik zo gefocust op mijn werk dat ik me niet besefte hoe veel het project eigenlijk betekende. Om te achterhalen hoe de ontbrekende stukken eruit zagen, zijn we naar het atelier van Rodin in Meudon, bij Parijs, gegaan. We vonden een gipsen model dat heel erg leek op het model dat Rodin zelf gebruikt heeft. Dat model hebben we gescand, waarna we de ontbrekende delen in 3D konden printen. Daar hebben we ver-volgens weer mallen van gemaakt voor afgietsels uit epoxy met bronspoeder. Urenlang ben ik aan het retoucheren geweest, een visueel trucje om de overgangen van oude naar nieuwe stukken er mooier uit te laten zien.’ ‘Pas toen De Denker weer tentoongesteld werd in het Singer, kwam er een moment van besef. Veel mensen hadden De Denker in zijn beschadigde vorm willen laten. Maar iedereen was totaal ver-baasd, zo’n mooi resultaat had men niet verwacht. Dan krijg je veel waardering voor je werk.’

Hoe bepaal je wat de beste manier is om een kunstwerk te restaureren?‘Als ik in het atelier van het Rijksmuseum aan het werk ben, overleg ik met een conservator en met andere metaalrestauratoren. Ook leer je uit erva-ring, wanneer je bijvoorbeeld een reeks sieraden moet restaureren, zijn veel handelingen verge-lijkbaar. De grondwet van restauratiewerk is dat we originele materialen niet aantasten en dat alle handelingen omkeerbaar moeten zijn. Soms heb-ben we geen keuze, zoals bij het hoofd van De Denker. Deze moesten we toch buigen om het in zijn originele vorm terug te krijgen. Bij belangrijke kunstobjecten bepaalt een commissie van experts wat moet gebeuren en vaak is jarenlang onderzoek nodig naar de geschiedenis en het maakproces van een kunstwerk.’

Waar zie je jezelf over tien jaar? ‘Restaureren van sieraden is een droom die uit-komt. Een sieraad is een micro-universum, er zijn zo veel verschillende handelingen en technieken verwerkt in zo’n klein object. Soms voelt het alsof ik de top al bereikt heb. Er is maar een handjevol echte banen, de meeste restauratoren werken als freelancer op projectbasis en rijk word je er niet van. Ik heb heel veel geluk gehad dat ik meteen bij het Rijksmuseum aan de slag kon. Binnenkort loopt mijn contract af, dan moet ik op zoek naar een nieuw project. Ik zou graag weer bij een mu-seum werken, dan kan ik zowel onderzoek doen als uitvoerend bezig blijven.’

In de voetsporen van een kunstenaar Hoewel menig geesteswetenschapper het veracht, zo lang mogelijk uitstelt of zelfs ontkent: er is leven na de faculteit. Ter inspiratie of puur uit interesse; iedere maand een blik door de bril van een ex-FGw’er als heuse kostwinner. Deze maand: Tamar Davidowitz (1985), junior restaurator Metaal bij het Rijksmuseum. tekst /// Florentine Sterk Beeld /// Roos aalvanger

Daan Doeleman (1991), rechten: tweede jaar, filosofie: eerste jaar

Je studeert aan twee faculteiten die beide vanaf dit collegejaar zijn overgegaan op 8-8-4.‘Het komt goed uit dat ik per studie maar twee vakken tegelijk volg. Ik geloof dat het de bedoe-ling was dat vakken intensiever zouden worden, maar bij Rechten hebben ze echt maar wat gedaan. Omdat ze bijvoorbeeld wel iets moesten tentami-neren aan het eind van blok twee, kregen we een tussentoets die, mits gehaald, vrijstelling gaf voor een door de docenten geselecteerde vraag op het eindtentamen in januari.’Hoe zag die eens zo zorgeloze januarimaand eruit?‘Voor Filosofie volgde ik ‘wetenschappelijk schrij-ven’ en bij Rechten ‘bestuursprocesrecht’, deel één. Ik weet dat de tweedejaars Filosofie een ‘filoso-fisch practicum’ kregen voorgeschoteld en dat de decaan studievereniging AmFiBi [Filosofie, red.] gevraagd had met ideeën hiervoor te komen. Eén ervan was het lezen van filosofen in hun moeder-taal, Oudgrieks bijvoorbeeld, en dus wat van die taal leren. In drie weken.’ Andere opmerkelijkheden?‘Het enige vak dat ik vorig jaar niet heb gehaald, is door 8-8-4 volledig komen te vervallen: er bestaat niets meer wat er ook maar op lijkt. Geen idee wat ik er nu voor in de plaats moet doen.’Ooit overwogen gebruik te maken van het FSR Meldpunt 8-8-4?‘Nee. Ik houd niet van klagen. Formeel dan.’

Esther Crabbendam (1990), geschiedenis: vier-de jaar, italiaans: tweede jaar, voorzitter facultaire studentenraad (fsr)“8-8-4 niet hier”?‘Hoewel sommige opleidingen moeite hebben het systeem in te passen, is 8-8-4 helemaal zo slecht nog niet voor de faculteit. De programma’s van bijvoorbeeld Geschiedenis vind ik zelfs verbeterd. Maar die hervormingen gelden met name voor de nieuwe eerstejaars, problemen bestaan vooral voor de huidige ‘overgangsstudenten’.’

Zijn dat de problemen waartoe jullie Meldpunt 8-8-4 dient?‘Precies. Bij talenstudies hebben de ouderejaars onderdelen van de taalverwerving gemist, die de nieuwe studenten door 8-8-4 wel krijgen aange-boden. Zij moeten die onderdelen nu volgen in bezemklasjes, waarvoor ze geen punten halen. Herkansingen vallen samen met de tentamens van het volgende blok en de januarimaand heeft zelfs geen herkansingsmogelijkheid. Studenten die twee bachelors volgen, krijgen geen vrijstellingen meer voor vakken, waardoor ze zich een tweede keer door ‘wetenschappelijk schrijven’ heen moe-ten worstelen! Waar de FSR zich hard voor maakt is dat de huidige studenten niet de dupe worden van de overgang naar het nieuwe systeem, wat in wezen best een vooruitgang is.’Hoe is het negatieve beeld van 8-8-4 dan ontstaan?‘Door de vertraagde planning en ineffectieve com-municatie kwamen er veel negatieve berichten van docenten. Ze zagen bijvoorbeeld de bedoelde cre-atieve ruimte van januari als een knutselmaandje waarvoor ze hun goede, bestaande vakken moes-ten omgooien. Dat riep weerstand op en resul-teerde in sommige gevallen in een vruchteloze januarimaand.’

Sybren Spit (1993), nederlands: tweede jaar, lid van de opleidingscommissie neerlandistiekIs 8-8-4 zo gruwelijk als werd voorspeld?‘Ik denk dat 8-8-4 geen wezenlijk verschil maakt. Het was onhandig van de universiteit om er weinig informatie over te verstrekken. Daarvan heeft de FSR gebruik gemaakt. De FSR dacht: niemand kent ons, laten we ergens een punt van gaan maken. Zij hebben 8-8-4 in een slecht daglicht gesteld. En dat meldpunt! Ik heb net zo weinig problemen met 8-8-4 als met Polen. Beide meldpunten zijn een schertsvertoning en enkel aandachttrekkerij met als aanleiding een fictief probleem.’Sommige vakken zoals taalverwerving zijn moeilijk te hervormen naar het 8-8-4-systeem. Niet bepaald een fictief probleem.‘Oh nee? Je haalt nog steeds zestig punten en je krijgt daarvoor zelfs de hele januarimaand erbij! Ik deed in januari een onderzoek waarvoor die vier weken zich prima leenden. Als het niet lukt om een indeling te maken, is dat luiheid van sta-tische docenten die hun stof van vorige jaren niet willen aanpassen. Het soort luiheid dat ook alleen maar aan een faculteit als Geesteswetenschappen kan bestaan.’

Is het ook luiheid van de studenten die zeggen door de intensivering en de nieuwe herkansings-regeling hun tentamens niet meer te halen?‘Absoluut. Het nieuwe systeem dwingt je eerder te beginnen, maar je moet het niet de schuld geven van je falen wanneer je dat vertikt.’

Er is tegen gestreden en geprotesteerd, maar dit jaar moest ook onze faculteit eraan geloven. Na een heel semester kunnen we met de billen bloot. Blijkt 8-8-4 echt zo’n marteling als voorspeld? Drie studenten delen hun lief en leed. tekst /// Kim Schoof Beeld /// Roos aalvanger

8-8-4, geklier of plezier?FaCultEitSzakEn reportageFaCultEitSzakEn Brood op de plank

Februari 2013 5

Februari 2013 76

‘T oen mijn twee medestudenten eens niet op kwamen dagen bij het vak Poolse Literatuur was ik alleen met de docent. Het lokaal in het P.C. Hoofthuis leek ineens wel heel groot. We zijn maar in zijn werkkamer

gaan zitten in het Bungehuis. Daar werd een gewoon college al snel een inte-ressante en heel leerzame dialoog over de literatuur.’

Jesse Beentjes (20) studeert Pools en Geschiedenis. Hij is een van de twee voltijdstudenten Pools die zich dit studiejaar hebben aangemeld. Regelmatig heeft hij privéles. Dat was in het begin wel spannend, want even wegdromen tijdens het college is er dan niet bij – laat staan om onvoorbereid naar de les te komen. Maar Beentjes ziet er de voordelen van in. De lessen zijn productief, want hij voelt zich genoodzaakt om de literatuur grondig te bestuderen. Ook voor Jan Kostelijk (21) is privéles normaal. Naast Europese studies stu-deerde hij vorig jaar Tsjechisch. Eerst met twee anderen, maar in het tweede semester bleef hij als enige over. Het was soms lastig alleen, vertelt hij, want de gezelligheid van medestudenten en het ‘gedeelde leed’ bij het leren van een taal ontbrak. Wanneer Kostelijk het eens te druk had om de les te vol-gen, moest hij dat zijn docente per sms laten weten, anders zou zij voor niets komen. Maar zij kon zich wel helemaal aanpassen aan zijn studievoortgang.De lage studentenaantallen bij de kleine talen zijn niet hoopgevend voor de toekomst van deze studies. Maar er is hierdoor wel veel individu-ele aandacht voor de studenten. En dat komt de studieresultaten ten goede, denkt Dorin Perie, do-cent bij Roemeens: ‘We kunnen goed inspringen op de verschil-lende behoeften van de studen-ten. Na verloop van tijd zie je dat alle studenten, zelfs zij die hele-maal geen aanleg hebben voor het leren van een vreemde taal, een hoog niveau bereiken.’

Legendarische kerstborrelEen bijkomend gevolg is dat de verhoudingen tussen student en docent niet hetzelfde zijn als bij grotere studies. Perie: ‘De persoonlijke aandacht in de les-sen is charmant, maar soms is het net een huiskamer.’ Kostelijk vertelt dat hij vaak een kopje koffie dronk met de docente na de les. En hoe hij met haar Tsjechische kerstliedjes zong op de ‘legendarische’ kerstborrel voor docenten en studenten Slavische talen, waar de wodka rijkelijk vloeide. Toch blijft de academische afstand tussen student en docent bewaard, meent Beentjes. ‘En als ik mijn opdrachten niet maak krijg ik dat net zo hard te horen.’

Het lijkt zo slecht nog niet, die kleine studentenaantallen. Maar zonder stu-denten geen toekomst. Dit jaar zijn er voor het eerst geen inschrijvingen ge-weest voor Roemeens, terwijl de studie voor het laatste jaar als volwaardige bachelor wordt aangeboden. Vanaf volgend jaar is er alleen nog een minor. Perie: ‘Wij zijn de eerste in de reeks, want de verwachtingen voor andere ta-lenstudies zijn ook niet onmiddellijk rooskleurig te noemen.’

Arbeiders en fabriekenKostelijk vindt het jammer maar ook begrijpelijk dat er weinig inschrijvin-gen zijn: ‘Zeggen dat je Spaans studeert klinkt natuurlijk veel leuker dan Tsjechisch. Dan denken mensen aan zon, zee en strand en niet aan goedkope arbeiders en fabrieken. Daarbij is het een moeilijke taal om te leren. Het is een andere taalgroep, met klanken die ver van ons af staan.’ Ook Beentjes

wijt de gebrekkige belang-stelling voor zijn studie aan negatieve beeldvorming over Oost-Europa: ‘Toen ik voor het eerst naar Polen ging verwachtte ik grijze flats en een intolerante rooms-katholieke bevolking. Veel mensen weten niet dat Polen een opkomend land is met een bloeiende cultuur. Het is bovendien een inte-ressant kruispunt van Oost en West.’

Perie denkt dat de negatieve publiciteit over het ver-dwijnen van Roemeens en andere kleine talenstudies ertoe heeft bijgedragen dat

er geen enkele inschrijving is geweest dit jaar. Soms vreest hij dat de huidige studenten zich, denkend aan hun toekomst, afvragen: waar ben ik aan begon-nen? Ook Beentjes overwoog even, weliswaar uit tijdgebrek, te stoppen als voltijdstudent Pools. Maar door zijn tutor werd hem op het hart gedrukt om te blijven. Beentjes: ‘Toen realiseerde ik me: het voortbestaan van de studie hangt wel een beetje van mij af.’

FaCultEitSzakEn reportage

De ‘kleine talenstudies’ in Nederland kampen met teruglopende studenten-aantallen. Zo ook Roemeens en de Slavische talen aan onze faculteit, waar privéles geen uitzondering is. Wat betekent dit voor de lessen en de relatie tussen docent en student? tekst /// lucia admiraal Beeld /// tobias Wals

‘Het is soms net een huiskamer’Onderwijs bij de kleine talen

Babel

Het voortbestaan van de studie Hangt wel een beetje van mij af

Het is ongelooflijk als mensen teksten van mij op overlijdensberichten zetten. flessenpost die aankomt, is met niets te vergelijken.

SpinviS

JournaliStiEk Het interview

98 Babel

nu in mooie volzinnen te praten. Er is maar een klein gedeelte van de samenleving dat dat kan. Dat betekent natuurlijk niet dat andere mensen die ge-voelens niet hebben.’

Probeer je die mensen ook een stem te geven in je muziek?‘Dat is misschien wat te pretentieus. Het zou kun-nen. Maar ik probeer iedereen een stem te geven.’

Wat heeft dat met jouw verleden in de fabriek te maken?‘Wat je daar meemaakt, is kapitaal. Het goede van werken in zo’n fabriek is dat je gedwongen bent samen te werken met mensen met wie je normaal niet om zou gaan. Ik heb een keer met Somaliërs, Turken en betonvlechters – die in hun vrije tijd vooral dronken en vochten – een zeecontainer met verrot vlees uitgeladen. Dat was het putje van mijn carrière. Maar zulk soort arbeid is wel een goede bindende factor. Ik merkte dat iedereen dezelfde angsten en twijfels heeft.’

Dat klinkt bijna als maatschappijkritiek. Zulke ideeën horen we niet vaak terug in jouw muziek.‘Klopt. Geëngageerde muziek heb ik nooit mooi gevonden. Iemand eens even een lesje leren, ver-

tellen hoe het zit. Zulke teksten vind ik te bedoele-rig, niet romantisch en oninteressant. Maar dat is gewoon mijn smaak. Ik vind de melodie trouwens minstens zo belangrijk als de inhoud van de tekst.’De Jong heeft al tien jaar het onvrijwillige imago van zolderkamermuzikant en vinexromanticus.

Vorig jaar werd hij door de bezoekers van de web-site van Esquire verkozen tot best geklede man van Nederland. Verrassend. Is het beeld van hem veranderd? ‘Dat best geklede man, jongen, dat is echt wonderlijk! De genomineerden worden denk ik gezocht in bepaalde doelgroepen. Een rapper, een politicus, een regisseur… en ik dan. Ik vind het

interessant en leuk, de wereld van glamour, foto-shoots en make-up. Maar dat ik die prijs ook zou winnen, echt, no way gewoon. Ik kwam in een ho-tel met de hele beau monde van de modewereld, en de andere genomineerden, die hun eigen kleding maken en stoffen en stropdassen uit Marokko of Londen halen. Stond ik daar met mijn pakje. En ik won. Ik weet nog steeds niet waarom.’ Hij haalt zijn prijs uit een kastje tevoorschijn: een horloge van een paar duizend euro. ‘En ik draag nooit horloges. Maar nu dus soms wel… tja.’

Hij weet niet wat zo’n prijs doet met zijn imago. ‘Ik weet niet eens wat mijn imago is. Als je twintig bent, moet je jong en sexy zijn. Daar ben ik nu wel van verlost. De bekendheid die ik door de verkie-zing kreeg, had helemaal níets met muziek te ma-ken. Ik ging fluitend naar huis en ben verder ge-gaan met mijn werk. Je moet er niet in verdwalen, in de showwereld, niet denken dat het de echte wereld is. Het enige wat echt is, is die piano daar. De rest is make believe.’

ik Heb een keer met somaliërs, turken

en betonvlecHters een zeecontainer met verrot vlees

uitgeladen

JournaliStiEk Het interview

alleen de piano is echt

W e spreken De Jong in het Vaticaan. Zo heet de studio onder zijn rijtjeshuis in een stille, kale woonwijk in Nieuwegein-

Zuid. De kelder is een muziektempeltje. Er staat een piano, een drumstel en een handvol gitaren en banjo’s. Een nijlpaardje met een amulet in de bek, een lachende zon op het raam, drie compu- terschermen op het rommelige bureau. In deze ruimte schrijft De Jong zijn liedjes. ‘Je kan hier goed herrie maken’, zegt hij. ‘De buren hebben nergens last van. Althans, ik heb ze er nooit over gehoord.’

Het Vaticaan is ook de plek waar het derde Spin-vis-album is opgenomen. Tot ziens, Justine Keller (2011) staat in het teken van de eindeloze liefde van een man voor de droomvrouw uit zijn jongens-jaren, Justine Keller. De Jong gaat er deze maand de theaters mee in. De plaat is een boek, de tour de verfilming – bij wijze van spreken dan. Hoeveel vrijheid krijgt de band om met het verhaal aan de haal te gaan? ‘Hier in mijn studio ben ik heel zorgvuldig bezig alles te schrijven en te arrange-ren. Als ik de muziek aan mijn band geef, gaan zij het veranderen. Het is hetzelfde als in een relatie: als je iemand niet vrijlaat, zit het niet goed. Maar tegelijkertijd ben ik wel verantwoordelijk om die liedjes goed te houden. Ik ben een tuinman die aan het snoeien is. Er is altijd wildgroei.’

De Jong laat zich voor zijn teksten inspireren door alledaagse spreektaal. Vrienden en kennissen, on-der wie schrijver Tommy Wieringa, spraken voor zijn tour brieven aan Justine Keller in. Hij pakt een boek van Gerard Reve. ‘Hier ben ik nu mee bezig, voor die brieven. Reve sneed spreektaal los van zijn context, waardoor een tekst ineens iets ont-roerends kreeg. Als iemand iets zegt, ga je snel aan die schoonheid voorbij. Reve schreef het zo op dat je allerlei diepere betekenissen en romantiek kon vermoeden. Heel knap. Zijn literatuur is onlos-makelijk verbonden met de manier waarop wij in Nederland praten. Als je het vertaalt, blijft er niet veel van over.’

Geldt dat niet ook voor jouw teksten?‘Misschien is dat zo.’

Vind je dat jammer?‘Ja. Ik ben nu wel in het Frans aan het zingen. Mir-the Smeets, een meisje uit Aix-en-Provence, heeft mijn teksten heel mooi in het Frans vertaald. Ze heeft zowel aan de inhoud als aan de klank en het metrum gedacht. Toch zijn het andere liedjes ge-worden. Onder onze taal zit nu eenmaal nog een taal. Die gaat verloren als je in een andere taal gaat zingen.’

Het is voor De Jong een droom om in Frankrijk op te treden. Er zijn al plannen. Hij heeft iemand gevonden die optredens wil regelen, en misschien een platenmaatschappij die zijn muziek wil uit-brengen. ‘Maar de kans dat je daar voet aan de grond krijgt, is onwaarschijnlijk klein. De Franse muziekwereld is heel gesloten. Parijs is een ves-ting waar je alleen kunt spelen als je er vandaan komt. Zelfs mensen uit Bordeaux komen niet in Parijs. Daar moet je niet aan beginnen. Dus begin ik maar in Aix-en-Provence.’

In Nederland heeft De Jong succes. Een gouden plaat voor het nummer Voor ik vergeet hangt aan de muur. Hij heeft de Zilveren Harp, de Popprijs en de Annie M.G. Schmidt-prijs gewonnen en speelt

voor uitverkochte zalen. Zijn teksten raken men-sen, en dat laten ze hem weten. ‘Dat vind ik heel fijn. Het is ongelooflijk als mensen teksten van mij op geboortekaartjes of overlijdensberichten zet-ten. Ik zit hier maar in mijn eentje te werken. Het is een soort flessenpost. Als ik zie dat de fles aan-komt, geeft dat moed en inspiratie. Dat is met niets te vergelijken.’ Een nummer 1-hit heeft hij nog niet gehad. ‘Dat zou ik nog wel willen, ja. Natuurlijk! Maar ik ga niet om die reden mijn muziek veranderen. Ik sta met mijn ene been in de amusementswereld, met mooi gemaakte, melodieuze popmuziek. Met mijn andere been sta ik in iets heel vreemds, donkers en raars. Dat verhoudt zich wat mij betreft prima tot elkaar.’

Heb je weleens een nummer gemaakt waarvan je dacht: dit zou een hitje kunnen worden?‘Dat zeg ik bij álle nummers die ik maak. En het wordt er nooit een, haha. Ik heb er geen verstand van.’

Voor hij in 2002 met het album Spinvis doorbrak, heeft De Jong vele paden bewandeld. Hij werkte in fabrieken, maakte hoorspelen en schreef muziek voor Teleac. ‘Het goede van verschillende dingen doen, is dat je onderweg altijd weer andere dingen tegenkomt. Negen van de tien dingen lukken niet, of verzanden. Maar soms lukt het wel, en dan is het goed. Je moet er geen principes op nahouden, dat is heel belangrijk. Ik ken een jongen die nooit fri-kandellen eet, omdat hij een krokettenman is. Echt uit principe. Dat kan wel een blokkade zijn. Je kunt je beter open opstellen.’

In de fabriek kwam hij allerlei soorten mensen tegen, die helemaal niet zo veel van elkaar ver-schilden. ‘Iedereen heeft dezelfde dromen en ver-langens. Als je nooit geleerd hebt hoe het sociale spel werkt, omdat je uit het buitenland komt bij-voorbeeld, kun je minder goed uiting geven aan die gevoelens. Dat kan frustrerend zijn. Wij zitten hier

Met zijn ene been in de amusementsmuziek, met het andere in iets donkers en raars. Erik de Jong (1961) – beter bekend als Spinvis – voelt zich er prettig bij. Deze maand gaat hij de theaters in met de muziek van zijn album Tot ziens, Justine Keller. tekst /// ties Brock en Quint italianer Beeld /// marcel Vendrig

Parijs, daar moet je niet aan

beginnen. dus begin ik maar in aix-en-Provence

op 9 februari speelt spinvis in de meervaart en op 11, 12 en 13 maart in de kleine komedie. voor meer data, zie www.spinvis.nl.

Februari 2013

Februari 2013 1110 Babel

H et was donderdagochtend 16 mei, 1969. De lucht was bewolkt maar heel af en toe liet de zon in Amsterdam zich eventjes zien. Boeken werden opengeslagen, soms schoot er een hand gretig de lucht in. Een

aantal pennen haalde het papier, een grotere hoeveelheid bleef in de tas en over het algemeen keek men wat suf voor zich uit. De Oudemanhuispoort en haar studenten ontwaakten eigenlijk net als iedere andere donderdag. Een klein eindje verder, op het Spui, werd die dag een plan gesmeed dat de ge-schiedenisboeken in zou gaan.

Hard tegen hardEen jaar daarvoor, in 1968, hadden veel boze studenten in Parijs zich massaal achter barricaden verschanst. Het vuur der studentenrevolutie verspreidde zich via Londen en Berlijn over de rest van Europa. In Nederland was de ka-tholieke Hogeschool van Tilburg de eerste in de revolutionaire rij. Nadat deze omgedoopt was tot Karl Marx Universiteit werd het tijd voor ‘het echte werk’: vijf dagen lang werd het Maagdenhuis, het administratief centrum van de Uni-versiteit van Amsterdam, bezet.

Via een geïmproviseerde luchtbrug - heel veel meer dan een ladder was het niet - werd er eten aangevoerd om te voorkomen dat de bezetters zouden ver-hongeren. De sfeer in en om het gebouw was idealistisch en fel. Veel studen-ten hielden via megafonen toespraken over hun verlangen naar een democra-tische universiteit, speelden een gitaarlied a la The Times They are A Changin’ van Bob Dylan, en geloofden met onbegrensde overtuiging in het slagen van deze actie - ook al was dit niet de eerste bezetting van het Maagdenhuis. Het ging hard tegen hard. Veel professoren die in de ogen van de studenten te conservatief waren, werden letterlijk weggepest. Ton Regtien, studentenlei-der, politiek activist en publicist, wakkerde een extreem links en communis-tisch gedachtegoed aan. Door het gebrek aan inspraak binnen het universi-teitsbestuur was menig student hier erg ontvankelijk voor. Zo veranderden op 16 mei 1969 aardig wat studenten in radicale bezetters en begon de ac-tie tegen de verstarde, onpersoonlijke en onmaatschappelijke wijze waarop aan de universiteit werd gedoceerd. De bezetting van het Maagdenhuis was

tevens een pleidooi voor de mede-zeggenschap over de inhoud en de vorm van de studies. De megafonen schreeuwden om participatie in het overleg over de aanstaande invoe-ring van de Wet op Universitaire Bestuursvorm. Na de vijfde dag werden de bezet-ters overmeesterd door de politie. De spandoeken werden van de ge-vels getrokken en de mobiele een-heid voerde de studenten af. Toch hebben de bezetters wel degelijk iets bereikt met deze grimmige ac-tie: met de invoering van de Wet op Universitaire Bestuursvorm werd inderdaad de grote macht van de hoogleraren verminderd, en werd

de zeggenschap gedeeld door studenten en de administratieve tak van de Universiteit van Amsterdam.

à la BologneseDe hedendaagse student is in slaap gesukkeld en komt niet meer voor zijn rechten op, toch? Studenten in de Noord-Italiaanse stad Bologna bewijzen met hun ludieke protestacties het tegendeel. De Universita degli Studi di Bologna (UniBo) is permanent bezet en Piazza Verdi staat wekelijks vol met strijdende, idealistische studenten. Wat maakt Bologna anno 2013 ontvanke-lijk voor taferelen die wij met het Amsterdam van 1969 associëren? Het is de strijd die men momenteel nog voert voor een gedemocratiseerde universiteit. Het hoofdkantoor van de Universita Bologna wordt bezet met identieke mo-tieven en beklad met soortgelijke leuzen als het Amsterdamse Maagdenhuis in 1969. De studentenaanvoerders in Bologna willen nu, net als Ton Regtien in Amsterdam destijds eiste, inspraak in het universitaire bestuur en een uni-versiteit die een autonoom orgaan is. Ook in Bologna betogen studenten dat de hoogleraren hun monopolie op de universiteit intrekken, en plaatsmaken voor een universiteit waar studenten medezeggenschap hebben.

Zal het protest in Bologna luwen als binnenkort dezelfde idealen bereikt wor-den die de Universiteit van Amsterdam al in de jaren zestig bereikte? Waar-schijnlijk niet. Deze stad heeft door haar roerige politieke geschiedenis een langdurige reputatie opgebouwd van een links studentenparadijs. ‘La Rossa’ werkt als een magneet op politiek en maatschappelijk geëngageerde jonge-ren. In de stad waar een vierde deel van de inwoners student is, voeren de spandoeken traditiegetrouw het woord.

‘Snel een zesje halen’Waarom is het zo stil in Amsterdam? Omdat de universiteit al gedemocrati-seerd is? Omdat hier minder dan een vierde deel van de inwoners studeert? Omdat wij het Zuid-Europese temperament missen? Of is het omdat er hele-maal niets meer is om je als Amsterdamse student druk over te maken? Volgens UvA-docent Cultuurpatronen Rudolf Valkhoff is dat er wel degelijk. Hij noemt het veelbesproken ingevoerde 8-8-4-systeem, het falen van de nieuwe SIS-site en bovenal de achterliggende hernieuwde centralisatie van de universiteit. Zoals de macht voor de bezetting van het Maagdenhuis in de jaren zestig nog volledig bij de hoogleraren lag, is deze nu opnieuw in handen van een selecte groep. Dit keer is dat het universitaire bestuur. Het heeft er dan ook alle schijn van dat de bevochten verworvenheden van de Maagden-huisactie onopgemerkt zijn verdwenen. Maar wáárom zien wij in Amsterdam dan toch geen enkele vorm van protest of verzet? Valkhoff vindt dat de hedendaagse generatie Amsterdamse studen-

ten niet mag worden weggezet als een in slaap gesukkelde gedooggeneratie. Hij ziet wel degelijk frustraties bij de hedendaagse studenten, maar heeft het idee dat deze generatie in het bijzonder kampt met een groot gevoel van machteloosheid. ‘In de eerste plaats heeft dat gevoel van machteloosheid te maken met de dialectiek van het ‘serieus nemen’. De studenten worden opgejaagd met het studiemotto ‘hoe sneller, hoe beter’. En tja, als je met een dergelijke visie de universiteit bestuurt, dan kun je natuurlijk ook geen serieuze, leergierige en actieve houding van de student verwachten.’ Studeren is volgens Valk-hoff gereduceerd tot ‘snel een zesje halen’. Volgens de UvA-docent heeft die mentaliteit onder andere te maken met de hernieuwde centralisatie van de universitaire macht. ‘Bestuurders en managers hebben eigenlijk overal in de universitaire wereld alleenrecht gekregen. De criteria van de managers, en dat kun je ze niet kwalijk nemen want zo zijn ze opgevoed, zijn kwantitatief. Het grote probleem is dat je kwaliteit niet in cijfers kunt meten. De aandacht voor kwaliteit gaat zo verloren. En de digitale revolutie heeft hier ook een nodig steentje aan bijgedragen. Laten we eerlijk zijn; de computer heeft voor de student natuurlijk oneindig veel goede dingen gebracht, maar heeft er ook voor gezorgd dat bijvoorbeeld beoordelingscriteria bij uitstek kwantitatief zijn geworden. En ander belangrijk punt is dat door de digitale revolutie de macht van de managers anoniemer, minder grijpbaar en beter afgeschermd wordt.’ Met name door deze digitale anonimiteit van de macht vraagt Valkhoff zich af of de kruistocht tegen de hernieuwde centralisatie niet bij voorbaat verloren

is. ‘Het idee niks te kunnen beginnen tegen die digitale supermacht zonder aanwijsbaar gezicht zorgt voor een heel sterk gevoel van machteloosheid.’ Hier ziet hij een radicaal verschil met de maagdenhuistijd en het protest in Bologna. Want ook al is in Bologna de computer natuurlijk net zo goed uitge-vonden, de universitaire macht is daar nog in handen van de hoogleraren. Een supermacht mét aanwijsbaar gezicht dus.

ZoethoudertjesDaarnaast worden de Nederlandse studenten van deze generatie in het uni-versitaire leven zoet gehouden met een mooie mensa met goedkoop eten en een overvloed aan studieruimtes, zo nodig voorzien van klimaatbeheersing. In een groter verband zien we vergelijkbare processen in de samenleving. Ie-dereen krijgt studiefinanciering, en reist gratis met de trein. De hedendaagse equivalent van de Romeinse brood en spelen? ‘Het ironische, en tegelijkertijd misschien wel hoopgevende is dat al deze verworvenheden al aan hun aftocht zijn begonnen. Het Atrium is onlangs een stuk duurder geworden, de studiefinanciering wordt een lening en de OV-jaarkaart zal binnenkort worden afgeschaft.’ Rudolf Valkhoff ziet parallel-len tussen deze ontwikkelingen en de situatie die in de jaren zestig vooraf ging aan onder andere de bezetting van het maagdenhuis. De huidige veran-deringen en het hieruit volgende feit dat studeren een elite-aangelegenheid dreigt te worden zouden volgens Valkhoff bij deze of de volgende generatie nog best wel eens tot vormen van een nieuw en sterker protestgevoel kunnen leiden.‘En ja, ik kan wel zeggen dat ik daar naar uitkijk.’

8-8-4-discussies, het falende SIS-systeem, universitaire bezuinigingsmaatregelen en geen spoor van protest onder Amsterdamse studenten. Dit in tegenstelling tot fel actievoerende studenten in het Italiaanse Bologna en het Amsterdam van ’69. Zijn wij een in slaap gesukkelde gedooggeneratie? tekst /// inger van der Ree Beeld /// ©Flickr, marcello corazza

The Times They Are A Changin’?

de universita degli studi di bologna is Permanent bezet en Piazza verdi staat wekelijks vol met strijdende,

idealistiscHe studenten

JournaliStiEk aCHtergrond

Februari 2013 1312 Babel

‘H et leven heeft geen nut, maar dat is niet erg.’ Olga Kortz zegt het als ik haar na an-derhalf uur vraag wat ze de mensheid te

vertellen heeft. ‘Mensen vinden me raar als ik dat zeg, zwaar op de hand. Mij stelt het wel gerust.’

De theekopjes zijn vintage. Roze met bloemetjes. Op een andere een plaatje van Frida Kahlo. Ei-genlijk is alles in haar huis vintage. Houten vloer, groene ribbank, een tafel van de Noordermarkt en een Pastoe-dressoir – ‘van straat geplukt’. Overal verzamelingetjes: mineralen en schelpen, opge-zette vlinders, knipsels van foto’s en gedichten. In de kast: Campert, Grunberg, Reve. Alleen de grote Mac-computer valt uit de toon. Die staat achter bij de tuindeuren op een bureautje. Hier schrijft ze haar columns, gedichten en verhalen. En haar boek: Onnozele kinderen, haar debuutroman, ver-schijnt dit voorjaar. ‘Een existentiële roman over een verloren liefde’, volgens de brochure van de uitgeverij. Ze wil er niet te veel over loslaten – ‘dat is niet leuk’ – maar de rode draad is een ongeluk-kig liefdesverhaal. ‘Twee mensen leren elkaar kennen en richten elkaar vervolgens te gronde. De hoofdpersoon is een getroebleerd iemand, die haar bestaan constant ter discussie stelt. Ze zoekt nut, in haar leven en in de liefde, maar vindt het niet.’

Je hoofdpersoon heet Olga. Ben jij het?‘Je zou het m’n alter ego kunnen noemen. In haar zitten de extremen van mijzelf. Ze is donkerder, cy-nischer. Ik kan beter relativeren.’

Het boek zou er maanden geleden al zijn.‘Ik ben vier keer opnieuw begonnen, ik kon de juiste toon niet vinden. Een eerdere versie had een mannelijke hoofdpersoon, daar was ik heel ver mee. Ik wilde af van dat vrouwelijke: vrouwelijke schrijver, vrouwelijk hoofdpersoon. Ik dacht, dan word ik serieuzer genomen. Maar het klopte niet.’

Frustrerend.‘Nee. Ik heb meters gemaakt. Ik moest het opschrij-ven.’

Waarom wil je schrijven?‘Ik zie het als een verplichting aan mezelf. Het is zonde als ik het niet zou doen. Ik hoorde Jan Jaap van der Wal een keer zeggen: neem verantwoorde-lijkheid voor je eigen talenten.’

Ik vraag wat haar talent dan is. Dat vindt ze lastig. Omdat ze dan moet vertellen wat ze goed kan en daar houdt ze niet zo van. Toch doet ze het: ‘Ik zou iedere situatie kunnen fictionaliseren. Ik zie overal een verhaal in. En ik heb gevoel voor taal.’

Heb je een goed boek geschreven?‘Ik ben tevreden.’

Brno. Tsjechië. Rocco drentelt af en toe voorbij. Rocco is haar hondje, een tekkel die ze op straat op Sardinië vond. Met haar ex-vriend had Olga ook een hondje. En een auto en een huis. Na zes jaar ging het stuk

– en het hondje verhuisde met hem mee naar Ant-werpen. Rocco is goed voor haar discipline, zegt ze. En discipline heeft ze absoluut nodig wil ze tot iets komen. ‘Ik sta vroeg op, eet gezond, drink doorde-weeks niet en laat Rocco drie keer per dag uit.’ Ik wil weten of het eenzaam is, de hele dag thuis

schrijven. Nee, ze houdt van alleen zijn. Toen ze net van Den Bosch naar Amsterdam was verhuisd om te studeren – eerst Rechten, later Nederlands – was ze veel alleen. Ze zag er de romantiek wel van in, van dat invechten in de grote stad. Ze woonde op een kamer bij een Franse operazangeres in Zuid in de tijd dat in die buurt een aantal penoza’s werd geliquideerd, nam de tram van begin- tot eindhalte en keek naar buiten – ‘dat had wel wat’. Daarnaast, met dat alleen zijn valt het nu wel mee. Ze ziet ge-noeg mensen, spreekt veel met vrienden af. Iets te veel soms. Ze had rust nodig om haar boek af te schrijven. ‘Ik was alleen naar Parijs vertrokken, naar Sardinië, ik was met mijn ouders mee op va-kantie gegaan, ik had nieuwe huisdieren genomen. Maar ik bleef rusteloos,’ schreef ze in november in haar online column voor HP/De Tijd. ‘En de Word-

Zwaar op de hand, vinden sommigen haar. Zelf vindt ze dat wel meevallen. Olga Kortz (1985) is dichter, columnist en schrijver. Dit voorjaar verschijnt haar debuutroman. tekst /// Francisca Wals Beeld /// andrea margelli

Meters maken

ik zou iedere situatie kunnen fictionaliseren.

ik zie overal een verHaal in

JournaliStiEk in gesprek

Op een ipad kan maar één prOgramma tegelijk Open staan. aan het eind van de maand was m’n bOek af

JournaliStiEk in gesprek

Februari 2013 15

bestanden bleven leeg.’ Uiteindelijk vertrok ze naar Brno, naar het huis van haar peettante. ‘Bor-neo?’ laat ze een van haar vrienden in diezelfde column vragen. ‘Nee. Brno. Tsjechië.’

Toch nodig, ondanks je discipline. ‘Ja. Ik had een vrij onstuimige zomer, met een an-dere liefde met wie het uitging. Het schrijven ging niet, ik moest Amsterdam uit. Mijn peettante heeft ook een huis in Zwitserland, daar wilde ik eigen-lijk heen. “Dan sneeuw je in,” zei ze. Vond ik niet erg. Maar er is daar geen verwarming en hout stoken zou me duizenden euro’s kosten. Dus werd het Brno. Voor internet moest ik naar het café om de hoek, en ik had alleen een iPad bij me – op een iPad kan maar één programma tegelijk open staan. Aan het eind van de maand was m’n boek af.’

Een wapenVijf keer per week schrijft Olga voor HP/De Tijd. Of liever: HP/De Site. Columns over het jonge schrijversbestaan, en de laatste tijd ook meer over actualiteiten. De toon is sarcastisch, op het cyni-sche af. Net zoals toen ze nog voor studentenblad Propria Cures schreef. In haar column ‘Schrijvers-land jaaroverzicht: wie deed het met wie?’ oppert ze crowdfunding voor een huwelijk tussen Daan

Heerma van Voss en het zusje van zijn collega. En dat Hannah Bervoets nog vrijgezel is, is maar goed ook: ‘anders klopt haar zorgvuldig uitgedachte branding van trashy crazy single girl from noord gestoord niet meer.’ Ze steekt de draak met de Amsterdamse literaire scene, met haar schrijvers-vrienden, met schrijvende BN’ers, met boeken-PR (‘misschien moet ik mijn boek uitbrengen onder het pseudoniem Heleen van Royen’). En met zich-zelf: ‘Ik mocht een boek schrijven omdat mijn foto in de krant stond.’

‘Humor is mijn wapen,’ zegt ze. ‘Het is een middel tegen verdriet, tegen leed.’ Wat voor leed? ‘Mijn peetoom overleed toen ik twaalf was. Hij voelde als een vader. Dat heeft een diepe wond geslagen. Zo’n pijn heb ik nooit meer gevoeld. Hoewel, lief-desverdriet komt in de buurt. Ik ben bang voor dat soort verdriet, en dat probeer ik dan met humor te bestrijden.’

Schrijf je dat verdriet van je af? ‘Nee. Ik moet me goed voelen om te kunnen schrij-ven. Anders wordt het veel te zwaar. Ik heb een ze-kere lichtheid nodig. Als ik verdriet heb blijf ik in bed, of luister ik naar vrolijke muziek.’

Voel je je nu goed?‘Ja. Ik ben content. Ik vind 27 een fijne leeftijd. Na wat geestelijke groeipijn ben rustig. Ik zorg ervoor dat ik veel te doen heb, ik verveel me niet.’

Je hebt levensenergie.‘Ja. Ik hou niet van uitslapen, móet er ’s ochtends uit. Het is voor mezelf een bewijs dat ik niet de-pressief ben.’

Ben je dan bang voor een depressie? ‘Nou, doorslaan in het idee dat het leven geen nut heeft, kan denk ik tot depressie leiden. Maar mij geeft het de ruimte om te ontspannen. Ik kan me binnen het leven wel nuttig maken; mooie boeken schrijven, mensen entertainen. Alles ligt nog open nu, het kan nog zoveel kanten op.’

Wat als je boek twee sterren krijgt?‘Dan drink ik een fles wijn en ga ik de volgende ochtend weer verder. Jammer, volgende boek beter. Ik heb ook al een idee voor mijn volgende roman, over mijn Indische wortels. En ik kan altijd nog onder een pseudoniem thrillers gaan schrijven.’ Ze lacht.

Opnieuw een held zijnAan welk bijzonder gedicht geeft een poëziegeleerde of dichter zijn of haar lof? Elke maand in ‘Lofdicht’ een gedicht met bijbehorend eerbetoon. Deze maand Daan Doesborgh (1988), dichter, voormalig stadsdichter van Venlo en master-student Boekwetenschap en Handschriftenkunde aan de UvA. Hij publiceerde twee bundels: De reeds beweende liefdes van Daan Doesborgh (2008) en De Venus Suikerspin (2010). tekst /// Quint italianer Beeld /// Wouter alberts

the reason i write is to create something as beautiful as you

when i’m with you i want to be the kind of man i wanted to be when i was six years old a perfect man, who kills.

leonard cohen (geb. 1934)

‘H et klinkt misschien seksistisch,’ zegt Doesborgh in zijn stamkroeg De Barones, ‘maar mannen begrijpen dit gedicht beter dan vrouwen.’ Nadat hij de door zijn vriendin gebakken kattentongen (grote koek-

jes, red.) heeft uitgedeeld aan de barvrouw en aan mij, legt hij uit waarom. ‘Bij een man die het leest, komt het nostalgische gevoel terug van toen hij een klein jochie was. Toen hij nog politie en boefje speelde. Hij wilde de slechteri-ken doodmaken, om het meisje te redden. A perfect man, who kills. Vrouwen vinden die bewoordingen vaak gek en gewelddadig. Maar James Bond zit toch ook niet in over de handlangers van de slechterik die hij doodt? Het is een soort kinderachtig mannelijk gevoel. Ik werd meteen gegrepen toen ik het gedicht las, maar een vriendin vond het vreselijk. Toen ik het aan vrienden liet lezen, kwam ik steeds datzelfde onderscheid tegen.’

Doesborgh betreurt het feit dat het heldendom tegenwoordig overbodig is geworden. ‘Cohen heeft heel adequaat het gevoel uitgedrukt dat je, als je later eenmaal een vriendin hebt, weer zo’n held wil zijn. Het is een grote frustra-tie van de man dat dat niet meer kan. We zijn verpakt onder beschermende atmosfeer, er is geen behoefte meer aan helden. Waarschijnlijk is je vrouw ook heel geëmancipeerd en wil ze niet eens meer beschermd worden. Daar-naast willen mannen ook gewoon weer klein zijn. Bier drinken, seks hebben, op jezelf wonen, het is allemaal leuk. Maar als puntje bij paaltje komt, willen mannen toch het liefst buitenspelen, totdat moeder roept dat het eten klaar is. Of lekker een beetje gamen of zo, dat doe ik nog weleens. Geen verantwoorde-

lijkheid hebben. Misschien wordt dat gevoel ook wel weer minder als je wat ouder bent.’

Zelf heeft Doesborgh ook ooit geprobeerd vanuit zo’n nostalgisch gevoel te schrijven. Maar zulke gedichten spraken alleen zijn familie aan. ‘Omdat ik er de beelden van mijn eigen jeugd bij dacht. Alleen mijn broertje vond die ge-dichten grappig, anderen konden niks met de beelden die ik gebruikte. De kunst is om iets particuliers te veralgemenen. Dit gedicht is heel kort en sim-pel, niet het beste of mooiste gedicht ooit geschreven. Maar je moet misschien in een zenklooster hebben gezeten om zo’n gevoel uit te kunnen leggen als Cohen. Ik weet niet precies hoe hij het doet.’

In een poging dat te achterhalen, leest Doesborgh het gedicht hardop voor. ‘In de eerste strofe beschrijft hij een gevoel dat ik zelf ook wel herken, maar hij heeft het een beetje corny opgeschreven. Er zou ook nog wel een stukje bij mogen: dat hij zoiets moois wíl creëren, maar dat het uiteindelijk niet te doen is. De tweede strofe daarentegen is geniaal. Cohen gebruikt ineens de bewoordingen van iemand van zeven, zonder dat hij dat eerst introduceert. Iemand van dertig die zegt: ‘Ik wil een man zijn die doodt’, is een naar per-soon. Maar voor een jongetje van zeven is het heel begrijpelijk. Ik wil Leonard Cohen niet met Picasso vergelijken, maar Picasso zei ooit: ‘Het kostte me vier jaar om te leren schilderen als Rafaël, maar ik heb er mijn hele leven over gedaan om te leren schilderen als een kind.’ Dat is wat Cohen hier ook doet.’

kunSt&litEratuur lofdiCHt

14 Babel

Beeld /// andrea margelli

Februari 2013 17

S alome wist met kalme zekerheid wat ze zou aantreffen in de badkuip. Haar zus lag bleek als een wassen pop in de granieten rechthoek. Het gezicht en de handen dreven aan de oppervlakte van de donkere vloei-

stof die haar leek te conserveren. Alleen op die plekken waar het water de huid raakte toonde het zijn rode kleur. Het gegil van haar moeder had boven-aards gegalmd tussen de badkamermuren. Salome had vaak in stilte geluis-terd naar de muziek die alleen haar zus kon horen in het stromende badwater. Haar moeder was naar de praktijk voor psychotherapie van de buurvrouw gegaan om de alarmlijn te bellen. Ze was nog niet teruggekomen. Het huis zou dadelijk volstromen met geluiden. Salome wilde er niet bij zijn als de si-renes kwamen en hulpverleners het bad lieten leeglopen. Het water leek dik als stroop in het diffuse licht. Ze knipte het uit voordat ze de badkamer verliet.

Buiten reed een tram voorbij. Salome telde zoals altijd de vijf compartimen-ten. De straatlantaarns waren nog aan. Vanuit het portiek van de sigarenwin-kel op de hoek van de Plantage Kerklaan kon ze de hele straat overzien. Een ambulance en politiewagen zonder zwaailichten stonden voor haar huis. Haar moeder liep, ondersteund door de buurvrouw en een agente, naar binnen. Ter hoogte van de woonkamer sprong een licht aan. Niemand was naar haar op zoek. Volgens de elektrische klok naast het kruispunt was het bijna acht uur. De eigenaar zou zo komen om zijn winkel te openen. Op de wagens voor haar huis en een oude man na was de straat leeg. De man liep gebogen over zijn rol-lator. Twee ambulancebroeders tilden voorzichtig een stretcher naar buiten. Daarop lag een silhouet van wit laken, vastgesnoerd met vijf blauwe elastie-ken. De man begon hevig met zijn armen te maaien, de tandeloze mond open-gesperd. Zijn armen waren door ouderdom lang geworden in verhouding tot zijn lichaam. Hij hield ze gestrekt boven zijn hoofd, tot de agente naar buiten kwam om hem weg te manen.

Salome zat met de kat op schoot naast de buurvrouw. Haar moeder en de agente hielden op de bank tegenover hen kopjes lauwe thee vast. De buur-vrouw stond op om de televisie aan te doen. Op de salontafel lag een tiental krantenartikelen over haar zus. De bovenste kopte

WOnDeRKinD lOSt WiSKunDig RaaDSel Op

De koeienletters van de krant en het stukje tekst eronder vermengden zich tot een grillige vlek. De buurvrouw nam als eerste het woord.

‘Het is verschrikkelijke verspilling. In 25 jaar heb ik nooit eerder een derge-lijke toestand langs zien komen. Wel vaker tragedies, maar nooit eerder van deze omvang.’ Haar kalkoenennek bewoog door terwijl zij pauzeerde.

‘Wat zelfmoordpogingen bij jonge mensen vaak gemeen hebben is een wei-gering tot het innemen van medicatie en bovenal het ten einde lopen van een project, of het mislukken daarvan. Iets waar ze hun hoop op hebben geves-tigd.’

Terwijl ze sprak keek Salome naar het beeldscherm, waar stijldansers in stilte hun glinsterende acts opvoerden.

‘Ze kon niet denken met haar medicijnen.’

De kat sprong met geheven staart van Salome’s schoot. De agente duwde haar hand tegen haar neus om een nies te onderdrukken.

‘Er zat een fout in haar recept, dat bleef ze herhalen. Ze kon het niet vinden en dacht dat ze een paar weken nodig had. De stemmen waren al een hele tijd weg, dus wij dachten dat het wel kon.’

De buurvrouw schudde haar kwabbige hals. Haar moeder begon zachtjes te huilen. De agente probeerde zo geruisloos mogelijk haar neus te snuiten en keek met dikke ogen naar de deur. Salome stond op om haar moeder te troos-ten, maar die wendde zich af om in snikken uit te barsten. Ook de ogen van de agente begonnen te tranen.

Buiten passeerden twee trams elkaar met rinkelende bel. Salome wendde haar blik af zonder hun delen te tellen en keek naar het grillige mozaïek bo-ven een Chinees restaurant. De asymmetrische vormen stelden haar gerust. Een eenzame journalist hield zich op voor het huis waar nu aan de buiten-kant niets ongewoons meer te zien was. Verderop voor zorgcentrum St. Jacob stond een ambulance. Over het fietspad lag een rollator op zijn kant.

16 Babel

getallentekst /// andrea Speijer-Beek Beeld /// claudia Spinhoven

kunSt&litEratuur fiCtie

Februari 2013 19

H et is drie uur ’s middags wanneer ik aanbel bij een indrukwekkend grach-tenpand op de Brouwersgracht in Amsterdam. Daan Heerma van Voss doet open. Hij werkt hier, maar woont ergens anders. De Amsterdammer is

schrijver, interviewer, historicus en heeft in 2010 – nog tijdens zijn studie geschie-denis – uitgeverij Babel & Voss opgericht. Toen ik hem mailde voor een interview liet hij me met een haast poëtische reply weten dat hij praten over een lievelings-cd meestal maar ‘gebabbel over niks’ vindt. Veel liever vertelt hij over zijn nieuwe ro-man, die 22 februari in de winkels ligt. En dat vind ik prima; tijdens het praten over zijn nieuwe boek kom ik er achter dat Daan indirect tóch een ode brengt aan iemand.

John CaleIk warm mijn handen aan een kop thee en hij zet muziek op. Fragments of a rainy season van John Cale, samen met Lou Reed het genie achter The Velvet Underground, een rockband uit New York uit de jaren ’60. ‘De grenslijn tussen originaliteit en ab-surdisme is altijd heel dun, maar zeker bij deze muziek en deze man’, vertelt Daan. ‘Cales muziek geeft me energie, is melodieus en heel talig tegelijk. Ik draai zijn mu-ziek dagelijks omdat het me op een goede manier aan het werk zet. Gekte, onze-kerheid en angst zijn dan geen excuus meer om niet verder te werken.’ Maar een inspiratiebron noemt hij deze muziek liever niet. ‘Ik hou niet zo van dat woord. Ik vind het belangrijker na te denken over waaróm iets je aan het werk zet. Inspiratie is vaak een excuus om niet verder te zoeken naar beweegreden.’John Cale is belangrijk geweest voor Daans nieuwe boek. ‘Cales muziek gaat veel over angst en wanhoop.’ Zijn boek, De Vergeting, gaat over de dag dat hoofdpersoon Daan Heerma van Voss wakker werd, en niets meer wist. Het verhaal is waar ge-beurd. Later bleek het te gaan om een specifieke vorm van tijdelijk geheugenverlies, Transient Global Amnesia (TGA). ‘Cale is een toonbeeld van hoe iets nieuws, origi-neels en creatiefs kan ontstaan uit angst en wanhoop. Er is weinig zo vruchtbaar als die bodem. En die dag heeft me veel doen nadenken over angst. Ik voelde angst; angst dat ik niks meer kon herinneren, angst dat het nog een keer kon gebeuren; en tegelijk is angst, medisch gezien, één van de oorzaken geweest van TGA. TGA is een gevolg, een oorzaak, en een beschrijving van die dag. Al die dingen samen komen terug in Cales muziek. Het is zoals hij zingt: Fear’s a man’s best friend.‘

Een openhartig boekDaan denkt dat zijn boek reuring teweeg zal brengen, op een positieve manier. ‘Ik merk het nu al, en het is nog niet eens uit. Ik word namelijk nu al veel benaderd door media.’ Sommigen vinden dat zijn boek té openhartig is, maar Daan geeft daar niet zoveel om. ‘De kwestie van openhartigheid is in mijn ogen niet relevant. Kwa-liteit is het enige criterium. Een autobiografisch gegeven moet het startpunt zijn voor de verbeelding, anders vind ik het niet interessant. Dat is ook de reden dat hij zijn boek een roman noemt en geen memoir. ‘Ik wil niet dat mijn boek zich beperkt tot enkel een medische uitleg. De roman is veel meer dan een medisch verhaal, een absurdistische en fantasievolle zoektocht naar wat een mens zich zou willen herin-neren, en wat het betekent om te vergeten.’Als openhartigheid niet belangrijk is voor een goed boek, wat dan wel? ‘Originaliteit. Dat houdt in dat er geen clichés in zitten en het op een goede manier fantasierijk is. Een goed boek moet je vervoeren, interesseren, raken en je zeker niet verdoven. Ik vind De Vergeting origineler dan mijn eerste twee romans. Een roman zoals deze ken ik in ieder geval niet. Ik heb me minder laten leiden door boeken die ik kende, en de geijkte manieren om een verhaal te vertellen. Het is intuïtiever geschreven. Het is zeer persoonlijk, een intiem moment van crisis, en tegelijk soms grotesk en ronduit maf. Ik schrijf over de werkster van mijn ouders, en in een volgende scène verkoop ik mijn ziel aan de duivel. In dit boek moet het even zijn zoals ik het zeg.’

Fear’s a man’s best friendElke maand brengt iemand een ode aan zijn of haar lievelingsboek, -cd, -film of andersoortige cultuuruiting. Deze maand is het de beurt aan schrijver Daan Heerma van Voss (1986), die eigenlijk liever wil praten over zijn nieuwe boek. tekst /// minthe lok Beeld /// Roos aalvanger

kunSt&litEratuur miJn agenda kunSt&litEratuur de ode

Ergens in februariNaar Primrose, Russian Colour Photography in FOAM – € 5,50, gratis met MuseumkaartEen overzichtstentoonstelling met handmatig ingekleurde fotografie uit Rusland vanaf 1850. Onder andere werk van Aleksander Rodchenko (woei!), Sovjetpropaganda en avant-garde. Leuk voor Slavis-ten, historici, algemene kunstminnaars en misschien zelfs voor lomography-hipsters.

Zaterdag 2 februari16.00 Art Basement in Coffeemania – € 7,50 (vroege vogels mogen voor € 5)Twee studenten Theaterwetenschap dachten, laten we iets leuks organiseren. Het werd Art Basement, een evenement in de kelder van Coffeemania in de Ottho Heldringstraat (ojee, buiten de ring) waar jonge theater-, film-, dans-, muziek- en andersoortige kunstmakers hun ‘ding’ kunnen doen. Een ‘nieuw, jong en rauw festival’, aldus de facebookpagina. Ook leuk: de afterparty in Café Cox naast de Stads-schouwburg – wel een endje fietsen.

Woensdag 6 februari20.30 Malle dansjes doen in Trouw op de bliepjesmuziek van Trust – € 10Ik doe graag de afwas met Trust op de achtergrond. Dat is een synthesizerduo uit Toronto dat jaren 80-achtige muziek om op rond te stuiteren. Erg leuk.

Zondag 10 februari15.00 Schneemann&Co in Felix Meritis – € 10 De beschrijving zag er wat vaag doch veelbelovend uit en misschien is het iets om te doen op een lome zondagmiddag. Kamermuziek en poëzie, een saxofoonkwartet, muziek van Satie, conservatoriumstu-denten en ‘SchneemannSoup’. Wat dat ook moge zijn.

Donderdag 14 februari20.00 Birdwatching in Frascati – € 12 Dit is iets hips. Choreograaf Benjamin Vandewalle en beeldend kunstenaar Erik de Vries nemen je mee op een bewegend platform langs een landschap van witte muren en lichamen, op zoek naar de grenzen van het oriëntatievermogen. Dat zijn niet mijn woorden. Het A Taste of Something Raw-festival vindt plaats in De Brakke Grond en Frascati van 14 t/m 16 februari.

Maandag 18 februariWie weet eens naar M.A.S.B.A. in Café De WalvisIedere week is het Maandag-Avond-Speciaal-Bier-Avond in Café De Walvis (Spaarndammerstraat 516). Drie glazen speciaalbier voor € 7,50. Nou ja. Meer uitleg is er niet nodig.

Woensdag 20 februari20.30 CCC: De vette jaren zijn voorbij in De Brakke Grond – € 11,50 (online) of € 13,50 (kassa)Een voorstelling van deVlaamse toneelgroep SkaGeN. Ik houd erg van Vlaams. Wie weet trouw ik ooit met iemand die ‘efkes’ zegt in plaats van ‘even’. Dat terzijde. Deze voorstelling gaat over de Cellules Communistes Combatantes, een revolutionaire groep in België die aanslagen pleegde tegen kapitalisti-sche doeleinden in de jaren 80. Kijktip vooraf: de film The Edukators: Die Fetten Jahre Sind Vorbei over een groepje anti-kapitalisten dat bij rijke mensen inbreekt om de meubels te verplaatsen.

Zondag 24 februari15.00 Presentatie van dat koffieboek in Perdu – gratis! (wel reserveren via de website)De presentatie van Koffie, een doeboek. Een boek over het grote verhaal van koffie, de enige drug die overal ter wereld legaal is. Over de koffiemolen van Anders Breivik, ontploffende Senseo-apparaten en cafeïnevrij Engels. Voor mensen die net als ik wel eens koffie drinken.

Iedere maand selecteert een Babel-redacteur de leuke dingen uit zijn of haar agenda. Deze maand Jesse Beentjes, student Geschiedenis en Pools.

18 Babel

E erlijk gezegd maak ik nooit plannen. Ik laat de maand over mij heenkomen en zie wel wat er gebeurt. In februari betekent dat waarschijnlijk hele avonden op de bank met een glas wijn en de nieuwste dvd van Miranda en op Valentijnsdag met een doos koekjes in bed. Maar wie weet spoed

ik me nog eens door de regen of drabsneeuw naar activiteiten van culturele of ordinaire aard.

2120 Babel

ColumnS&opiniE essay

De verhipstering van de literatuur

D e literatuur is veranderd. Of liever, de we-reld om literatuur heen is veranderd. Zoals grammofoonplaten weer vintage werden,

is literatuur – zo kopt De Telegraaf groot – weer helemaal ‘hot’. Het hebben van een platencollectie baart opzien, een boekenkast wordt ook steeds meer een onmisbaar en cool bezit onder de (hip-ster)massa. Muffige achterafzaaltjes met een klein publiek worden ingeruild voor grote prachtzalen waarin mooie meisjes met nog mooiere jurkjes, ge-stifte lippen en pumps rond paraderen. Misschien is het een vreemd soort nostalgie naar iets wat misschien wel helemaal nooit geweest is – en dus ook niet veranderd is – maar mijn oude geliefde voelt alleen zo anders de laatste tijd. Lieve litera-tuur, hoe zit het nou?

Vier jaar geleden begon ik met de bachelor Lite-ratuurwetenschap. Het was een studie die nie-mand kende, en ook niemand wilde kennen. Als mensen naar mijn studie vroegen, konden ze hun desinteresse maar moeilijk verbergen tijdens mijn antwoord. ‘Goh, leuk,’ zeiden ze droog, terwijl ze gretig de andere kant op keken, opzoek naar een nieuwe gesprekspartner.Over de meeste mensen die zelf de studie deden dacht ik vooral: die doen vast niks anders dan boeken lezen. Maar op de literatuurevenementen waar ik nu kom, zien de zogenaamde literatuurlief-hebbers er eerder uit alsof ze nog nooit een boek van dichtbij hebben gezien. Op vrijdagavond schui-ven al die kekke jurkjes en zware Ray-Banmontu-ren aan om te luisteren naar schrijvers en verha-len. Onder het hoorspel wordt er vervolgens meer naar de rest van het publiek gekeken dan naar het podium. Zien en gezien worden. Intellectueel zijn is hip. Lezen en schrijven, alsof we er geen genoeg van krijgen. Maar uiteindelijk lijkt het toch meer om de evenementen, het ‘attenden’ op Facebook en ‘het hele ding’ eromheen te gaan, waar je im-

mers kunt laten zien dat je leest en schrijft. Alleen schrijven in je studeerkamer is niet ‘hot’ genoeg. Olga Kortz, een jonge schrijfster, beschrijft het fe-nomeen van de hedendaagse schrijver in een van haar columns als volgt: Een populair boek, dat is een boek met een verhaal eromheen. Het verhaal zelf doet er nauwelijks meer toe. Er is meer aan-dacht en betere verkoopcijfers als de schrijver een pedofiel is met een moeder die hem sloeg en een vader die hem misbruikte, dan als het gewoon een goed geschreven boek is.

De hele hype lijkt dus om een zoveelste stroming te gaan die uitgebuit wordt door het consumentis-me, zoals ook de filosofie door Stine Jensen en Rob Wijnberg gehypet werd. Het gaat om de mateloze ijdelheid van onze generatie; we willen onszelf het liefst zoveel mogelijk etaleren. De Tijger Consu-mentisme had goed door dat literatuur en filosofie hier uitermate geschikte middelen voor zijn: zo werden ze langzaam zijn prooi.

Opheffing van de tweedeling Het ten prooi vallen van het consumentisme is niet de enige reden waarom de literatuurwereld ineens zo hip is. In Nederland hebben we altijd een sterke scheiding gehad tussen eerste- en tweederangsli-teratuur. Het liefst kijken we nog altijd neer op bestsellers, zeker vanuit de wetenschap, en houd je zorgvuldig verborgen dat je Fifty Shades of Grey op je nachtkastje hebt liggen. Literatuur met een hoofdletter zullen we lezen. In andere landen is deze scheiding minder sterk, schrijft literatuur-wetenschapper Erica van Boven in het NRC van 15 december 2012. Volgens haar zouden niet alleen de canonboeken – De avonden, Multatuli – onder-zocht moeten worden. Populaire boeken zijn inte-ressant, omdat tegenwoordig de meest verkochte boeken gelezen worden door de mensen die nor-maal niet lezen. Vooral op sociologisch gebied is dit dus belangwekkend. Canonboeken worden vaak onderzocht omdat zij een voortrekkersrol zouden hebben en daar-door origineler zijn. Uit grootschalig digitaal onderzoek van de Amerikaanse literatuurweten-schapper Matthew Jockers blijkt dat canonboeken vaak helemaal niet origineler zijn dan de door het volk geliefde boeken. Hij deed met behulp van gedigitaliseerde boeken onderzoek naar statistische wetmatigheden, zoals woordgebruik, thematiek en interpunctie. Het argument van authenticiteit valt hierdoor weg. Van Boven ver-klaart de Nederlandse traditionele afkeer van populaire boeken door onze calvinistische volks-aard. Nederlanders hebben een vrije starre literatuuropvatting.Lange tijd was de opvatting dat de grote intellectu-elen originele en invloedrijke romans schreven, en de pulp door vrouwen en ander gespuis werd ge-schreven. Deze opvatting is nu (eindelijk) aan het transformeren. Een vrouw – ja, zelfs een vrouw, een allochtoon of student – kan een goed boek

Anderhalf miljoen (amateur)schrijvers in Nederland, volgestouwde zalen bij literatuurevenementen; geile kaften; nog geilere schrijvers en bijna niemand die echt een boek heeft gelezen. Literatuur is ‘hot’ in Amsterdam. tekst /// Daan Borrel Beeld /// guy Verbeek

alles moet tegenwoordig

groots, ‘lacHen’, toegankelijk en Prosecco

zijn. dus ook de literatuur

schrijven. En iedereen mag lezen. En er vooral ook zijn mening over geven. De starre houding is aan het veranderen.In dit transformerende gedachtegoed leven we. Ergens diep vanbinnen kijkt de opgeleide kenner nog neer op literatuur met een kleine l, maar be-zoekt toch samen met de nieuweling een literair evenement waar buitensporig gedanst en gesjanst wordt. Oude werelden worden opgeheven, nieuwe ontdekt.

Ik wil geen pessimist en geen zeur zijn. Het is heel goed en leuk dat er hernieuwde aandacht is voor literatuur. Het klopt alleen niet dat er bij litera-tuurfestijnen achteraf meer wordt gepraat over de presentators die in badkuipen zaten of voortdu-rend seksistische, laagdunkende grappen maakte, dan over wat er nou werd voorgedragen. Ergens wringt het dat energiemaatschappijen literaire avonden sponsoren. Er gaat haast meer tijd in de PR zitten dan in het schrijven van de boeken waar het om draait. Alles moet tegenwoordig groots, ‘lachen’, toegankelijk en prosecco zijn. Dus ook

de literatuur. Dat lieve stoffige literatuurmanne-tje moet ineens een stoere jongen met een grote bek zijn. En tuurlijk, als je stoffigheid wilt, kan je nog altijd naar een bruin café gaan waar de (onbekende) schrijver voordraagt uit zijn poëziebundel. Het publiek zal uit hoogstens vijf man bestaan, maar samen aandachtiger luisteren dan de honderden toeschouwers in de Stadsschouwburg tijdens de Jonge Schrijversavond. Maar het oog wil ook wat. En je Facebookpagina ook. Massificatie van de literatuur Dé literatuur en dé literatuurgeschiedenis bestaat natuurlijk niet. Er zijn evenementen, gebeurtenis-sen, en daar plakken mensen betekenis aan in es-says. Zo ook ikzelf. Op 15 december 1931 gaan E. Du Perron en M. Nijhoff (twee grootse schrijvers uit die tijd) met elkaar op de vuist. Hier wordt als betekenis ‘de vorm-of-ventdiscussie’ aan vastge-plakt: het gaat ineens ook om de schrijver als per-soon achter het boek, in plaats van puur inhoud. Op 16 maart 1983 is er de eerste uitzending van

het televisieprogramma ‘Hier is Adriaan van Dis’. De media worden een belangrijk schakel in de li-teratuur en zorgen sindsdien voor stijgende ver-koopcijfers. De schrijver wordt nog belangrijker en de massa wordt via de media ook betrokken in de literatuurwereld. Op 23 november 2012 presen-teert een corpsbal de Jonge Schrijversavond (en maakt daarbij opmerkelijk veel seksueel getinte opmerkingen, maar dit terzijde). In 2012 wordt er anderhalf miljoen euro verdiend met een boek over oud-voetballer René van der Gijp. De beteke-nis? Iedereen kan en mag schrijven, iedereen kan en mag lezen. Sinds begin 1900 is literatuur, net als alle andere kunstvormen, niet meer iets enkel voor de elite, maar voor iedereen.

Misschien verdwijnt de literatuurhype weer over een jaar. Platen bij het oud vuil, intellectuelen worden gewoon weer sukkels, en boeken duf en saai. Dan mag je zelfs weer gewoon een spijker-broek en slobbertrui aan naar literaire evenemen-ten. Ook goed. Als ik maar gewoon mag blijven lezen.

Februari 2013

‘Hè bah, een verkleedfeest!’, dacht ik toen een vriend me vertelde over Lili Marleen, een klein-schalige fuif met wisselend thema tussen de jaren 20 en 40. Ik ben met dit soort dingen namelijk altijd de enige die de dresscode serieus neemt. Dit resulteert vaak in pijnlijke situaties waarin ik, totaal uitgedost als ordinaire blondine met plastic poedel, afkeurende blikken van meisjes met sub-tiele accessoire loop te ontwijken.

Maar dit feest is heel anders, merkte ik meteen bij binnenkomst. Mensen die niet gekleed zijn vol-gens het thema komen er niet in bij Lili Marleen. De filosofie van de organisatoren Morschi Franz en Ivo Meinen is dan ook: ‘We gaan GEkleed niet VERkleed, aandacht en liefde voor de kleinste details staan bij ons hoog in het vaandel.’ Dit geldt ook voor de ruimte waar het feest plaats vindt. In de woonkamer staan kleine tafeltjes met kaarsen en naast de openhaard staat zelfs een oude vleu-gel. Je waant je onmiddellijk in een sjiek landhuis.Eenmaal binnen bekijkt iedereen bewonderend elkaars outfit. Het thema van deze editie is het Berlijn van de jaren 20 en dat straalt er ook vanaf. Niks subtiele accessoires: de rokkostuums, glinsterende cocktailjurken en lange sigaretten vliegen je om de oren. Het zijn vooral studenten, jonge musici en hier en daar een verdwaalde oude heer. Er hangt een broeierige sfeer, vrouwen nip-

pen van hun whiskey en kijken verleidelijk naar de mannen die pijp staan te roken bij het haard-vuur. Op de achtergrond klinkt zachte charleston muziek en af en toe is er een live optreden. Zo wordt er door de organisatoren spontaan een Italiaanse opera uit 1935 ingeknald en speelt een orkest klassieke muziek. Zo nu en dan verraad een flits van een iPhone of digitale camera dat we eigenlijk gewoon in 2013 zijn.

Als we rond een uur of vier naar huis gaan is het feest nog in volle gang. Eenmaal buiten is er

sprake van een lichte cultuurshock, ik vind de mensen op straat ineens zo ordinair en niet stijl-vol gekleed. Wat een avond!

Wat: Lili Marleen, feest met wisselend thema: altijd tussen de jaren 20 en 40.Waar: Ten Club (Nes 116)Toegang: € 10 toegang inclusief welkomstdrankjeWanneer: zie facebookpagina

BeOORDeling:

The roaring 20’s

tekst /// nina Schuttert Beeld /// andrea margelli

Als je wil weten hoe acteurs van een script tot een voorstelling komen, moet je eens langsgaan bij een performance van Nachtgasten. Improvisa-tietheater met een strak format, zo is het toneel – ontwikkeld door acteurs en vaste Nachtgasten Koen Wouterse, Jef Hoogmartens, Niels Crolset en Yorick Zwart – te omschrijven. Nachtgasten is ontwikkeld om jonge, nog onbekende toneel-spelers en studenten de kans te geven samen te experimenteren voor publiek. Hoe het werkt: elke acteur krijgt afzonderlijk, in het bijzijn van het publiek, zijn aandeel in de voorstelling te horen. Er wordt verteld welke relatie hij heeft met de andere karakters en welke geheimen hij meebrengt in het spel. Nadat alle spelers hun informatie hebben gekregen volgt een drie kwartier durende improvisatie waarbij alleen het publiek beschikt over volledige kennis. Een van de vaste Nachtgasten houdt het spel in de gaten en stuurt de acteurs – waar nodig – een sms met een opdracht. Bijvoorbeeld dat hij meer nadruk mag leggen op een situatie of zijn geheim

mag prijsgeven. Deze opdracht wordt ook aan het publiek getoond, maar niet aan de andere spelers. Zo blijven de toeschouwers actief bezig met het spelverloop. Dit is een groot voordeel voor diegenen die benieuwd zijn naar het acteerproces en die zijn opgewassen tegen de onvoorspelbaar-heid van improvisatietheater. Want het spel vliegt geregeld uit de bocht. In de vaak soapachtige verhaallijnen liggen voldoende valkuilen die niet altijd worden vermeden. Zo was het publiek bij de uitvoering van Titanic getuige van een wel erg lollige inventarisatie van wie er allemaal heeft geneukt met kapitein John. Ook werd er gepape-gaaid. Daar stonden een paar prachtige hoogte-punten tegenover. John en Wilma vonden elkaar na jaren van heimelijk smachten en mislukte huwelijken en de door John bezwangerde zus van zijn ex-echtgenote voerde een meesterlijke dron-ken scène op (met echte champagne). Vlak nadat de twee geliefden elkaar eindelijk omarmden kwam de dramatische mededeling dat de Titanic in tweeën was gebroken. Bij Nachtgasten leer je in korte tijd niet alleen de karakters, maar ook de

acteurs en het acteerproces kennen. Er worden risico’s genomen, want falen mag. Het spelplezier staat voorop. Als toeschouwer bij Nachtgasten ervaar je de onverdunde creativiteit van improvi-satietheater.

Wat: Nachtgasten, improvisatietheaterWaar: Nachtgasten speelt op podia door heel Nederland. Kijk op www.nachtgasten.nl/verwacht voor tijden en locaties. Toegang: € 5 à € 10

BeOORDeling:

Nachtgasten

tekst /// andrea Speijer-Beek

ColumnS&opiniE

Een beetje opwinding in de openbare ruimte vind ik altijd aangenaam. Een slaande ruzie op straat, een arrestatie – liefst met een klein beetje geweld – of iemand à la de Damschreeuwer in de metro: het doorbreekt de sleur, maar het breekt vooral het ijs. Als er een dronkenlap staat te zingen op het Spui, wissel ik opeens veelbetekenende blikken uit met mensen die ik niet ken. Een soort gemeenschapsgevoel dat ik verder alleen heb tijdens EK’s en WK’s. En dan zelfs nog alleen als we winnen.

Gisteren was het weer zover. Vanaf het fietspad naast de Jumbo kwam een meisje op een roze scooter met een razende vaart aanrijden. Aan haar jas een bontkraag, aan haar stuur een hockeystick. Richting het zebrapad dat het meisje naderde, kwam een jongen aanlopen met in beide handen grote plastic tassen vol boodschappen. Hij zag het meisje niet. Ik stond op de hoek van de straat en zag het gebeuren.

Pas op vijf meter afstand van de jongen – die het zebrapad was opgelopen – zag het meisje hem. Een haastige ruk aan het stuur kon niet voorkomen dat ze, als met de grootste precisie, over al zijn tien tenen reed. Hij kreeg een harde por in zijn maag van het stuur. Alsof er niets gebeurd was, reed het meisje door. De jongen liet de tassen vallen. Terwijl hij zijn ene hand tegen zijn maag hield en met de andere aan zijn schoenen voelde, keek hij het meisje na en schreeuwde toen vanuit de grond van zijn hart: ‘Stomme roze kut!’Geschrokken keek ze achterom. Toen ze zag dat hij haar niet achterna kwam, reed ze weer verder. Wel keek ze daarna nog drie keer achterom.

Omstanders schoten de jongen te hulp. Toen het allemaal wel mee bleek te vallen, barstte het volksfeest los. ‘Jezus, zag je dat! Wat een klap!’‘En ze rijdt nog door ook. Wat een trut.’‘Wat riep-ie nou? Roze kut? Hahaha.’En mensen die geen commentaar op het voorval hadden, stonden op zijn minst veelbetekenende blikken uit te wisselen. Zo werd het enorm gezellig voor de Jumbo. De botsing had iets moois teweeg gebracht. Ook het slachtof-fer zelf kon een pijnlijke glimlach niet onderdrukken.

Kameraden

tekst /// Quint italianer Beeld /// Wouter alberts

Caroline

italianer

Er zijn mensen die altijd en overal de Poolster weten te vinden. Na sluitings-tijd wijzen ze hun medekroegbezoekers quasinonchalant op het mysterieuze lichtpuntje aan de hemel. Niet zelden nemen ze daarbij dan ook meteen de Grote Beer even mee. Vervolgens voorspellen ze het weer van de komende drie weken met één achteloze blik op de maan. Aan hun sleutelbos bungelt vaak een zakmes van miniatuurformaat – want je weet maar nooit. Die men-sen komen altijd thuis.

Niet in de laatste plaats vanwege het richtingsgevoel dat onlosmakelijk aan bovenstaande is verbonden. Plant ze bij wijze van test ergens in het moeras, de jungle of ander onbegaanbaar gebied in een ver land - mét noodweer; ze komen in no-time weer aan bij hun tent, hostel of berghut. Met een uit zelfver-dediging geslachte buffel onder hun arm voor het avondeten.

Ik heb altijd moeite gehad met mijn goed voorbereide medemens, beschik-kend over een nooit aflatend innerlijk kompas en talloze overlevingsstrate-gieën. Ik heb ze bespot en belachelijk gemaakt.

Dat ik een groot aantal van deze types tot mijn vrienden mag rekenen, heb ik voor lief genomen. Sterker nog, ze behoren tot het groepje diepzuchtenden dat ik steevast opbel wanneer ik verregend en verdwaald midden in de nacht rondfiets op zoek naar mijn plaats van bestemming. Al jaren laat ik me lichte-lijk gegeneerd de goede richting in loodsen, afgaand op hun geruststellende stemgeluid.

Echt druk heb ik mij nooit gemaakt over mijn gebrek aan overlevingskennis. Totdat ik The Hunger Games zag. Met een mengeling van bewondering en jaloe-

zie zag ik hoe de hoofdrolspeelster gewapend met pijl en boog de ene na de andere voltreffer maakte. Zigzaggend door struiken, bossen en rivieren.Sindsdien heeft mijn desinteresse plaatsgemaakt voor fascinatie. Met de beeltenis van actrice Jennifer Lawrence nog vers op mijn netvlies, belde ik naar boogschietvereniging Concordia. Volgende week heb ik er mijn eerste handboog-schietles. Mijn toekomstige schietvaardigheden gaan ooit van pas komen, dat weet ik zeker.

Ik verheug me nu al op dat telefoontje van één van mijn goed voorbereide medemensen met mini-zakmes die oog in oog staat met een beer. Geruststel-lend zal ik ze toespreken waarna ik ze fluitend tegemoet zal fietsen met mijn pijl en boog.

Overleven

tekst /// caroline van Keeken Beeld /// Julie Hrudova

kunSt&litEratuur reCensies

24 Babel

De koelkast van Ruben, nick en ivo

Wie je bent is wat je eet en liefde gaat door de maag – wat er in je koelkast ligt is geen triviale zaak. Babel inspecteert elke maand de inhoud van de koelkast van een student. Deze maand de koelkast van v.l.n.r. Ruben Poelstra (1992), Nick Borger (1993) en Ivo Wolsing (1992), studenten Griekse en Latijnse Taal en Cultuur. tekst /// Quint italianer Beeld /// Wouter Alberts

pestoNick: ‘Ik kom net tot de conclusie dat we enorm veel pesto hebben. Wel zeven potjes. Hm, deze ziet er wel een beetje waterig uit.’Ivo: ‘Deze is echt beschimmeld.’Nick: ‘Als je het roert is het gewoon weer goed hoor. Jij bent degene die altijd met pesto kookt.’Ivo: ‘Ja, het is ook gewoon lekker. Is die honingmosterd van vorig jaar?’Nick: ‘Nee, die zat in Rubens kerst-pakket.’

wHisky Ruben: ‘Ik ben een groot fan van Jame-son, Ierse whisky.’Nick: ‘We hebben altijd wat in huis. Af en toe een glaasje vinden we erg lekker.’

Nick: ‘Er zat hier eerst een gla-zen plaat. Maar we hadden een keer soep gemaakt voor eerste-jaars en de gloeiend hete pan in de koelkast gezet. De plaat sprong. Toen moesten we de koelkast wel even uitmesten.’

BiertJe Nick: ‘Op de bovenste plank past precies een krat-je bier. Als we een feestje in het vooruitzicht hebben staat het helemaal vol. Nu staat er maar één biertje. Niemand durft het te pakken…’Ivo: ‘Maar we zijn geen alcoholisten hoor.’Nick: ‘De lamp in de koelkast doet het trouwens al zo’n anderhalf jaar niet. Hij heeft het heel even gedaan en toen sprong-ie weer.’

fruit Ivo: ‘Waarom ligt dit in de koelkast? Dat is helemaal niet nodig.’Nick: ‘Dan blijft het langer goed.’Ruben: ‘Het fruit is van mij. Ik vind het lekker als het koud is.’Nick: ‘Verder delen we overigens alles.’

rode saus Ivo: ‘We weten niet wat dit is.’Nick: ‘Misschien is het wel heel smerig...’Ivo: ‘Zullen we het openmaken?’Ruben: ‘Het is loempiasaus, jongens.’