Exegese Genesis 11, De Toren Van Babel

download Exegese Genesis 11, De Toren Van Babel

of 36

description

exegese Toren van Babel

Transcript of Exegese Genesis 11, De Toren Van Babel

Toren van Babel

Toren van Babel

Exegese Genesis 11:1-9

4-2-2013

Dit werkstuk biedt een studie naar de toren van Babel. Er wordt onder andere ingegaan op de grammatica van de tekst, de structuur van de tekst en de Umwelt.

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 inleiding

3Hoofdstuk 2 Genesis 11:1-9 in werkvertaling met tekstkritische,

filologische en grammaticale aantekeningen

42.1 inleiding

42.2 Genesis 11:1-9

42.3 Werkvertaling Genesis 11:1-9

52.3.1 t/m 2.3.9

62.4 Werkvertaling Genesis 11:1-9 in vergelijking met De Nieuwe Bijbelvertaling

182.4.1 t/m 2.4.9

182.5 Conclusie

21Hoofdstuk 3 Structurele analyse

223.1 Inleiding

223.2 Structuur Genesis 11:1-9

223.3 Een literaire creatie

233.4 Genre en auteur van de tekst

243.5 Diachrone benadering

253.6 Synchrone benadering

263.7 Conclusie

27Hoofdstuk 4 Umwelt

284.1 Inleiding

284.2 Ziggurats

284.2.1 Dur-Scharrukin en de toren van Babel

284.2.2 E-temenanki en Babylon

294.3 Conclusie

30Hoofdstuk 5 Conclusie

32Lijst met Afkortingen

34Bibliografie

34Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit werkstuk wordt een studie gedaan naar de toren van Babel uit Genesis 11:1-9. Ten eerste wordt er gekeken naar de grammaticale analyse. Hierin toon ik aan dat de tekst zoals wij die hebben betrouwbaar is. Ten tweede wordt gekeken naar de structurele analyse waaruit duidelijk zal worden dat de tekst een literaire creatie is. Ten slotte wordt nader ingegaan op de Umwelt waaruit duidelijk zal worden dat het verhaal van de toren van Babel niet geheel uniek is. Vervolgens wordt er in het eindhoofdstuk nog een aantal conclusies getrokken over de hierboven genoemde zaken.

Belangrijk te vermelden is het feit dat in de kerkelijke traditie veelal wordt uitgegaan van een zonde die te maken heeft met hoogmoed met betrekking tot dit verhaal. Vanuit de context van Genesis 1-11 zal echter duidelijk worden dat het niet gaat om hoogmoed, maar om het feit dat men zich niet wil verspreiden over de oppervlakte van de aarde.

Een studie naar deze tekst betekent dat er keuzes gemaakt dienen te worden. Vanwege het aantal studiepunten kan niet alles worden behandeld en worden benoemd. Daarom worden bepaalde gegevens uitgebreider behandeld dan andere gegevens en soms worden bepaalde gegevens niet behandeld. Ik heb hierin gepoogd de belangrijkste zaken weer te geven voor het verstaan van de tekst. Hoofdstuk 2

Genesis 11:1-9 in werkvertaling met tekstkritische, filologische en grammaticale aantekeningen.

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ten eerste de Masoretische tekst, genomen uit de Biblia Hebraica Stuttgartensia, van Genesis 11:1-9 weergegeven. Vervolgens wordt er een werkvertaling gegeven. Daarna worden er tekskritische, filologische en grammaticale aantekingen besproken. Daarna wordt de werkvertaling vergeleken met De Nieuwe Bijbelvertaling. De Godsnaam wordt hier consequent vertaald met HEERE. 2.2 Genesis 11:1-9

1

2

3

4

5

6

7

8

9

2.3 Werkvertaling Genesis 11:1-9

Genesis 11:1-91a En de gehele aarde was (van) dezelfde lip1b en dezelfde woorden.

2a En het gebeurde toen zij naar het oosten trokken2b dat zij een vlakte in het land Sjinear vonden, en zij vestigden zich daar.3aa En zij zeiden tegen elkaar: Kom, laten wij tegels tegelen,

3ab en laten wij die tot brand branden.3ba En zij hadden tegel als bouwsteen3bb en asfalt als specie.4aa En zij zeiden: kom, laat ons bouwen, voor ons, een stad en een toren en zijn top (tot) in de hemelen,4ab en laat ons maken voor ons een naam,

4b opdat wij niet verstrooid worden op de oppervlakte van de gehele aarde. 5aa Maar de HEERE daalde af

5ab om de stad en de toren te zien,

5b die de zonen van de mens bouwden.

6aa En de HEERE zei: Zie, dezelfde volk en dezelfde lip voor allen

6ab en dit is het begin van hun doen.

6ba En voortaan zal hun niets onmogelijk zijn,

6bb alles wat zij bedenken om te doen.7aa Kom, laten wij afdalen,7ab en laten wij hun lip daar verwarren,

7ba zodat zij niet verstaan,

7bb de lip van elkaar.8a En de HEERE verstrooide hen vandaar op de oppervlakte van de gehele aarde.

8b En zij hielden op om de stad te bouwen.

9aa Daarom noemt men haar naam Babel,

9ab want daar heeft de HEERE de lip van de gehele aarde verward,

9ba en vandaar verstrooide de HEERE

9bb hen op de oppervlakte van de gehele aarde.2.3.1 Genesis 11:1

- is een imperfectum consecutivum derde persoon mannelijk enkelvoud. Deze vorm is niet congruent met het woord , omdat dit zelfstandig naamwoord vrouwelijk is. Het is echter wel congruent met het woord , een mannelijk woord. Westermann meent dat uit vers 1 het woord uit vers 2 anticipeert. Vers 1 wordt hierdoor een toestand en met vers 2 begint het eigenlijke verhaal. Vers 1 leidt immers geen gebeuren in, en past eigenlijk niet in deze nominale zin. Westermann stelt een alternatieve vertaling voor: Will man es genauer artikulieren, so mte man sagen: Es gab einmal eine Zeit, da... Hij voegt daar echter wel aan toe dat hier niet adequaat overgezet kan worden.

- is het subject horend bij . Vele commentatoren kiezen ervoor om het subject op te vatten als heel de mensheid.

- betekent letterlijk lip, en duidt een manier van spreken aan en wordt veelal vertaald met taal. Het woord duidt echter een concrete taal aan en het woord duidt meer in het algemeen het taalvermogen aan. - is een meervoudsvorm en komt als zodanig slechts vijf keer voor in de BHS, waarvan drie keer in Genesis: 11:1, 27:44, 29:20, n keer in Danil: 11:20 en n keer in Ezechil: 37:17. - De tweeledige uitdrukking moet worden opgevat als een hendiadys. Westermann meldt dat de verdubbeling ter versterking dient.

- De twee telwoorden en hebben een adjectief karakter: het is congruent met het substantivum en wordt erachter geplaatst, net als bij een adjectief, zie Joon 142b. Deze telwoorden fungeren als pronominal substitutions en krijgen hier de betekenis dezelfde , zie Joon 147a.1. De telwoorden vormen tevens een appostie bij de substantiva, zie Waltke- OConnor 12.1f.* De Septuaginta leest voor het woord in vers 1: en dus niet de gebruikelijke formule .

* De LXX voegt voor allen toe aan het einde van vers 1. Westermann merkt op dat het goed volgt, omdat hiermee een parallelismus gegeven is, ()voor allen komt immers overeen met ()) heel de aarde.Tegen Westermann kan worden ingebracht dat, in navolging van zijn eerdere opmerking, vers 1 geen parallelismus hoeft te bevatten, omdat het eigenlijke verhaal in feite begint bij vers 2 en niet bij vers 1. Ten tweede, er is geen interne evidentie waarom dit woord zou zijn weggevallen. Het is plausibel dat de LXX heeft toegevoegd juist vanwege het creren van een parallelismus. Bovendien is een tekstwijziging die enkel berust op metrische overwegingen onwaarschijnlijk. Een andere reden voor dit verschil kan zijn dat de LXX een andere Vorlage heeft gehad, die niet noodzakelijk oorspronkelijker behoeft te zijn. Ten slotte is het mogelijk dat de LXX vanwege de formulering bij vers 6 ( ) heeft toegevoegd aan vers 1. Op grond van deze argumenten is de lectio brevior te prefereren. 2.3.2 Genesis 11:2 - Vers 2 zet in met het woord (imperfectum consecutivum). Door met dit woord te beginnen wil de auteur aanduiden dat er een nieuwe sectie komt, zie Ges- K 111f.

- komt van de stam + Qal infinitivus constructus met een aangehangen persoonlijk voornaamwoord, derde persoon, mannelijk, meervoud. De stam + Qal betekent zoveel als uittrekken of doortrekken en is een typisch nomadische term voor mobiliteit.

- met de prepositie creert een hypotactic temporal clause.

- betekent volgens sommige uitleggers van het oosten , volgens anderen oostwaarts. oostwaarts is plausibel vanwege een parallel met Genesis 13:11 , waarin wordt vermeld dat Lot voor zichzelf heel de Jordaanvlakte kiest en vervolgens naar het oosten trekt. Echter, beziet men het vanuit het gebergte van Ararat, dan zou het niet oostwaarts, maar zuidwaarts moeten zijn. Wenham vertaalt in het oosten en laat hiermee de keuze onbeslist. In de werkvertaling is gekozen voor oostwaarts.- De drie verba , en , respectievelijk een Qal infinituvs constructus, Qal imperfectum consecutivum en nog een Qal imperectum consecutivum, hebben alle drie de mannelijke meervoudsvorm derde persoon. Het subject bij de verba ontbreekt in dit vers. Bandstra meent dat uit vers 1 als geldende subject bij deze verba hoort. Hoewel dit mogelijk is, is het volgens Hamilton waarschijnlijker dat de zonen van de mens uit vers 5 het subject is van deze verba. - is een significant woord in deze zin. Het duidt immers aan dat men onderweg is en nog niet weet waarheen.

- duidt een actie aan en geen toestand, vandaar de vertaling zij vestigden zich daar en niet zij wonen daar.

- is een vallei die vaak breed en vlak is, soms ook u-vormig. Wenham meent echter dat u-vormig in dit verhaal niet klopt.

- Met wordt volgens Hamilton het land Mesopotami aangeduid.

- is het antecedent van . * De LXX vertaalt vanuit het oosten . 2.3.3 Genesis 11:3- komt van de stam bhy of bh + Qal imperatief mannelijk enkelvoud. Dit woord, in deze vorm, is een interjectie, waardoor het kom! betekent, en in Genesis en Exodus vijf keer voorkomt, zie Joon 105e. Voor de verlenging h zie Ges-K 69o. - De cohortativus is hier een volitive, zie Joon 114e.- is het subject horend bij . Het subject is enkelvoudig, en het finite is meervoudig gebruikt, omdat de gesprekspartners met elkaar spreken, en er dus meer dan n aan het woord is.

- komt van de stam 2bl en heeft hier als stamformatie de Qal, en het is een cohortativus. Wanneer de cohortativus samengaat met de eerste persoon meervoud, wat bij het geval is, fungeert het als een oproep tot anderen om te helpen in waar zij mee bezig zijn, zie Ges-K 108b.- De combinatie met wordt vaak gebruikt om een wederkerigheid aan te tonen.

- is een denominativus van . Letterlijk betekent laten wij tegels tegelen. Beide hebben de stam 2bl. Bij moeten we denken aan lemen tegels, ofwel tichels, dat in de zon werd gedroogd, sun-baked brick, en als bouwsteen fungeerde. Tevens is hier sprake van een figura etymologica, zie Ges-K 117r, en Joon 125p. - betekent letterlijk en laten wij tot brand branden. komt van de stam Prc en heeft als stamformatie Qal, en is eveneens een cohortativus eerste persoon meervoud, zie opmerking Joon 119j. duidt aan dat iets hard geworden is door het te laten branden. Het is bovendien, net als de voorgaande formule, een denominativus en een figura etymologica. - staat na een woord met een atnach, en daarmee duidt het een begin aan van een nieuwe helft in deze zin. De vorm is een imperfectum consecutivum, derde persoon vrouwelijk enkelvoud. - steen heeft hier de letterlijke betekenis van het woord. Het fungeert hier voor het eerst als bouwmateriaal, zie (TWOT, 9). Daarom vertaal ik dit woord in de werkvertaling met bouwsteen. is een gebruikelijk Semitisch woord, dient hier te worden opgevat als een collectief enkelvoud, en krijgt nooit de betekenis van rots.

- betekent Asfalt , en fungeerde als cement om de toren te bouwen. Westermann merkt op dat het van belang is dat op deze plaats het woord gebruikt wordt, en niet het Akkadische uit Genesis 6:14.

- specie was een soort cement om de tegels bij elkaar te houden.

* De LXX vertaalt met . Wat opvalt is dat de MT hier meervoud gebruikt en de LXX enkelvoud. Dit kan zijn vanwege het feit dat in de MT na het werkwoord in het meervoud, twee keer een enkelvoudig substantivum volgt. De vooronderstelling is dat het Grieks geen collectief enkelvoud kent. Dit is echter onwaarschijnlijk. In het NT is het gebruik van het collectief enkelvoud immers al aanwezig. Ook de Vulgaat vertaalt hier met enkelvoud, dixitque alter ad proximum suum, terwijl het substantivum collectief enkelvoud de Latijnse grammatica niet vreemd is. De LXX en de Vulgaat zouden een andere Vorlage gehad kunnen hebben, hoewel ik eerder van mening ben dat zij vanwege het enkelvoudig substantivum het verbum ook enkelvoudig vertaald hebben, en daarom is de zogenoemde lectio difficilior, de MT, de lectio probabilior.2.3.4 Genesis 11:4- krijgt de betekenis van de cohortatief, maar het is geen zuivere cohortatief vorm. Hnb is de stam, en heeft hier de Qal als stamformatie waardoor het bouwen betekent. Vanwege de cohortatief wordt het hier met laat ons bouwen vertaald.

- in de lamed van bevindt zich een dagesj forte conjunctivum, vanwege de van het woord ervr, waarbij de nadruk op de eerste lettergreep komt, zie Ges-K 20f. duidt het gebruik van een dativus commodi aan, vanwege het aangehangen persoonlijk voornaamwoord met l.. Het wordt ook wel een dativus ethicus genoemd, om de belangrijkheid te benadrukken van een actie voor een bepaald subject, zie Ges-K 119s. In deze constructie dient de persoon van het persoonlijk voornaamwoord overeen te komen met de persoon van het verbum, wat hier in vers 4 het geval is, namelijk beide eerste persoon meervoud. - De constructie kan worden opgevat als een hendiadys. - is een stad. Het gaat hier niet om een stad in de moderne zin van het woord. Er leefden destijds veel minder mensen in een stad. Een stad was vaak relatief klein. Het woord moet breed opgevat worden: Any settlement, more-or-less permanently inhabited, protected by the erection of a fortres or a simple wall, can be called . In tegenstelling tot een dorp, had een stad in het oude Nabije Oosten normaliter wel een muur.

- wordt vertaald met toren. Dit woord komt vaker voor in de Hebreeuwse Bijbel, en is een algemene aanduiding voor iets dat groot en/of hoog is. De toren vertegenwoordigt in het oude Nabije Oosten de stad bij uitstek, omdat zij een evident teken is van de kracht en autonomie van de stad. betekent letterlijk hoofd, en duidt figuurlijk de top aan. Met de toevoeging in de hemelen is het evident dat de auteur hier een grote toren op het oog heeft en het niet hyperbolisch verstaan moet worden. Op geen enkele plaats in de Bijbel betekent een cultusgebouw.- laat ons maken is opnieuw een woord dat evenals de betekenis van een cohortativus heeft. - Those who accomplish much make a name for themselves and consequently remain famous. Een naam maken en beroemd worden blijkt inherent te zijn in dit verhaal, en is bovendien een oude gedachte. - Wanneer er geappelleerd wordt om iets wel of niet te doen in combinatie met , dan dient dit Hebreeuwse woord te worden opgevat als een equivalent van het Latijn (final) ne, zie Ges-K 152w, vergelijk Joon 160, 168. Na volgt, op twee uitzonderingen na, altijd een imperfectum.

- is een Qal imperfectum meervoud en betekent verstrooien. Voor de constructie met imperfectum, zie Ges-K 107q.- De prepositie krijgt bij de betekenis op de oppervlakte van heel de aarde.

* In tegenstelling tot in vers 3, wordt het hier wel vertaald met een meervoudsvorm in de LXX: . Tevens vertaalt de Vulgaat hier ook meervoudig: et dixerunt.* vertaalt de LXX met . komt overeen met het Griekse woord a&stu. Beide termen veronderstellen immers een stad met een muur. Hoewel de LXX vertaalt met , toch is het Griekse idee van een stad totaal anders dan hoe de Isralieten dat destijds zagen. Bij de Grieken had het woord de betekenis van een politieke staat, terwijl het Hebreeuwse zich concentreert op een beschermde stad.

* De Vulgaat gaat ervan uit dat een naam maken betrekking heeft op het beroemd zijn: et celebremus nomen nostrum.* De LXX vertaalt in plaats van opdat wij niet verstrooid worden vrdat wij verstrooid worden. Zo ook de Vulgaat: antequam dividamur vrdat wij worden verdeeld.* wordt vertaald met .Deze termen worden ook gebruikt voor de ballingschap in bijvoorbeeld de boeken Jesasja, Jeremia en Ezechiel.

2.3.5 Genesis 11:5

- is een Qal imperfectum consecutivum van de stam . Wanneer er gesproken wordt over het afdalen van , heeft het de betekenis vanuit de hemel neerdalen en om die reden is het niet noodzakelijk te vermelden dat uit de hemel neerdaalt. Letterlijk betekent en hij daalde af, hier is de w echter antithetisch gebruikt en krijgt het in plaats van de betekenis en maar.

- Vanaf nu komt er een ander subject, namelijk .

- is een Qal infinitivus constructus van de stam . is hier vertaald met om te zien en het heeft de betekenis van inspecteren. De infinitivus met geeft hier het doel (final clause) aan, zie Ges-K 114g. - In de zin duidt het object of accusativus aan, zie voor nota accusativi Ges-K 117.

- Bij de zin is het antecedent.- komt van de stam en is hier een Qal perfectum derde persoon meervoud.

- betekent letterlijk zonen van de mens.

2.3.6 Genesis 11:6

- Nadat de HEERE is afgedaald, gaat Hij spreken . - In het woord Zie zit, vanwege het substantivum , ook de betekenis van een demonstrative pronoun en die van een copula, zie Ges-K 147b. Het drukt in deze context bovendien een nieuwe en vermeldenswaardige ontwikkeling uit.

- betekent volk in de zin van people en duidt de afkomst van iemand aan, terwijl meer een politieke entiteit heeft. komt van de stam wat binden of verbinden betekent. Dit is de eerste keer dat het woord voorkomt. - komt van de stam en heeft de Hifil als stamformatie waardoor het de betekenis beginnen heeft. Het is een infinitivus constructus met een APV 3 mannelijk meervoud. Zie voor de Pathah vr de Ges-K 67w. - om te doen is eveneens een infinitivus constructus met de stamformatie Qal . - zijn drie nominale zinnen achter elkaar.

- duidt hier een tijdsbepaling aan, vandaar de vertaling voortaan , van nu af aan.

- is een Nifal imperfectum van de stam en duidt aan dat iets onmogelijk is. Het gebruik van deze stam met de stamformatie Nifal komt nog slechts eenmaal voor, namelijk in Job 42:2. Hier staat: . Wat opvalt is niet enkel het feit dat dezelfde vorm twee keer voorkomt, maar dat deze ook in combinatie wordt gebruikt met een woord dat dezelfde stam kent: . Hier in vers 6 met een verbum, in Job met een substantivum.- heeft de prepositie !mi en drukt de verwijdering uit van een ding, persoon, of de scheiding van een persoon van een bepaald object, zo ook hier in de zin niets zal hun onmogelijk zijn, zie Ges- K 133d. Antecedent bij is .* In de Vulgaat ontbreekt het woord Deus: et dixit ecce En hij zei, zie.2.3.7 Genesis 11:7- voor zie 2.3.3- is een Qal cohortativus eerste persoon meervoud van de stam . Hierdoor wordt het vertaald met laten wij afdalen. Onmiddellijk rijst de vraag op wie er met wij wordt bedoeld. Het is evident dat de HEERE het zelf zegt. Dit wordt soms opgevat als een pluralis excellentiae of pluralis maiestatis en door de Joden ook wel pluralis virtutum genoemd. Dit is echter een onjuiste uitleg en kan het beste worden opgevat als een pluralis deliberationis, zie Ges-K 124g. Dit is mijns inziens het meest plausibel. Daar komt bij dat een pluralis maiestatis bij een verba in het Hebreeuws niet bestaat, zie Joon 114e.

- is eveneens een Qal cohortativus eerste persoon meervoud. Dit verbum komt van de stam wat in de stamformatie Qal verwarren als betekenis krijgt, of vermengen. Het verwarren duidt Gods interventie aan in dit verhaal. - voor zie 2.3.1- moet worden opgevat als zodat, zie Ges-K 107q, 165b. Deze vorm wordt op deze wijze zelden gebruikt, zie Joon 168f. Met de toevoeging is het negatief gebruikt en wordt het vertaald met zodat niet. - is een Qal imperfectum derde persoon mannelijk meervoud van de stam . Dit verbum betekent horen, luisteren of gehoorzamen, maar wordt hier opgevat als verstaan of begrijpen. Het is belangrijk te vermelden dat hier niet het gebruikelijke verbum voor begrijpen wordt gebruikt. * Aanvankelijk vertaalde de LXX met (vers 1,6) en nu met en .2.3.8. Genesis 11:8

- is een Hifil imperfectum consecutivum derde persoon mannelijk enkelvoud van de stam en is hier vertaald met verstrooien. Zie ook 2.3.4 voor dit verbum.- is het object aangeduid met de nota accusativus . Zie ook 2.3.5 voor de nota accusativus.- bestaat uit en , samengevoegd krijgt het de betekenis vandaar.- Voor zie 2.3.4

- is een Qal imperfectum consecutivum van de stam en betekent ophouden of stoppen.- is een Qal infinitivus constructus van de door ons alreeds bekende stam hn b en is hier vertaald met om te bouwen.- Voor zie 2.3.4

* Zowel de Samaritaanse Pentateuch als de LXX voegen toe bij . Bovendien voegen zij er nog aan toe ldgmh-taw en de toren, in de LXX . Mijns inziens is hier sprake van assimilatie met vers 4 stad en toren. Door de toren toe te voegen is de tekst congruent met vers 4. Bovendien hebben de schrijvers van de Samaritaanse Pentateuch moeilijke lezingen versimpeld, wat hier ook het geval kan zijn. Er zijn, net als voor de tekskritische variant bij vers 1, geen gegronde argumenten die kunnen aantonen waarom de toren zou zijn geschrapt. Het is gezien de context van het verhaal logischer om de toren toe te voegen, dan weg te laten. Daarom kies ik ervoor om de MT zou te laten staan, dus de lectio brevior. 2.3.9 Genesis 11:9- is vertaald met daarom.

- de formulering is zo vertaald: men noemde haar naam. is een Qal derde persoon mannelijk enkelvoud en betekent hij noemt. In deze context is geen persoon an sich bedoeld, vandaar dat het met men vertaald is en niet met hij. Dit wordt ook wel de indefinite personal subject genoemd en kan worden uitgedrukt bij een derde persoon met een finite verbum, dus , zie Ges-K 144d,Joon 155e, Waltke- OConnor 4.4.2

- Na een gebeurtenis is het in de Hebreeuwse Bijbel vaker zo dat er een verklaring wordt gegeven voor het ontstaan van iets. In deze context is dat de naam Babel. Dit wordt ook wel etiologie genoemd: een verhaal dat de herkomst van een traditie of gebruik wil verklaren.

- Babel is de plek waar de lip van de mensheid is verward. Tevens zijn zij vandaar verstrooid. Babel wordt hier in verband gebracht met wat verwarren betekent, zie ook 2.4. heeft de betekenis van modderen of door elkaar gooien. - is een Hifil perfectum drie mannelijk enkelvoud van de stam , met een APV derde persoon mannelijk meervoud vertaald met hij verstrooide hen.* Hoewel de Vulgaat Babel letterlijk overneemt, vertaalt de LXX in plaats van Babel . Daarmee geeft de LXX de relatie aan tussen en . betekent verwarring en hij heeft verstrooid.

* De LXX voegt naast nog toe. Deze variant is in de MT niet te vinden, en dient ook niet overgenomen te worden. 2.4 Werkvertaling Genesis 11:1-9 in vergelijking met De Nieuwe Bijbelvertaling

2.4.1 Vergelijking met vers 11: Ooit werd er op de hele aarde n enkele taal gesproken.De NBV begint Genesis 11:1 met het woord ooit. Dit woord staat niet in de grondtekst, maar is een interpretatie van de vertaler waarmee hij in het midden laat of het daadwerkelijk historische gronden heeft. De hendiadys neemt de NBV samen, vertaald als n enkele taal. Het woord spreken staat ook niet in de grondtekst.

2.4.2 Vergelijking met vers 22: Toen de mensen in oostelijke richting trokken, kwamen ze in Sinear bij een vlakte, en daar vestigden ze zich. De NBV heeft weg vertaald. Het werkwoord is ook in de vertaling niet terug te vinden, terwijl dit wel een significant woord is in deze context. De NBV kiest ook voor de vertaling oostwaarts. 2.4.3 Vergelijking met vers 33: Ze zeiden tegen elkaar: Laten we van klei blokken vormen en die goed bakken in het vuur. De kleiblokken gebruikten ze als stenen, en aardpek als specie. De NBV laat in de vertaling de interjectie kom! weg. De NBV geeft de juiste handeling weer van wat er gebeurt, enkel met andere woorden, wat niet per definitie fout is. In de laatste zin, dus na de atnach, worden enkel enkelvoudige woorden gebruikt, de NBV geeft dit consequent weer in het meervoud. De betekenis van de zin verandert er echter niet door. 2.4.4 Vergelijking met vers 44: Ze zeiden: Laten we een stad bouwen met een toren die tot in de hemel reikt. Dat zal ons beroemd maken, en dan zullen we niet over de hele aarde verspreid raken. De NBV spreekt van een stad bouwen met een toren, waarmee zij de voorkeur voor een bepaalde interpretatie van de hendiadys geven. Laat ons een naam maken heeft de NBV, mijns inziens terecht, genterpreteerd als beroemd maken.

2.4.5 Vergelijking met vers 55: Maar toen daalde deHEERaf om te kijken naar de stad en de toren die de mensen aan het bouwen waren. De NBV vertalers hebben de w ook antithetisch opgevat. zonen van de mens vertaalt de NBV kortweg met mensen. Hier zit an sich geen fout in, omdat de auteur van dit verhaal de mensen bedoeld en de woordspeling niet in de vertaling kan meeklinken. Toch is het goed om de letterlijke vertaling wel te laten staan. Bovendien wordt er in Genesis 6 gesproken over de dochters van de mensen. Om deze reden zou ik ook zonen van de mensen vertalen en niet kortweg mensen.

2.4.6 Vergelijking met vers 66: Dit is n volk en ze spreken allemaal een en dezelfde taal, dacht deHEER, en wat ze nu doen is nog maar het begin. Alles wat ze verder nog van plan zijn, ligt nu binnen hun bereik. De NBV heeft in plaats van zeggen het werkwoord denken ingevuld. Nu is dit een veel voorkomend fenomeen. De HEERE sprak dan als het ware tegen zichzelf, wat opgevat moet worden als denken. Dit is in zekere zin terecht. Veelal konden enkel uitverkoren mensen direct communiceren met een godheid in het oude Nabije Oosten, maar ook in de Bijbel is dit zo. Wanneer God spreekt door de donder, kon de mensheid het niet verstaan en moesten er specialisten aan te pas komen om het te verklaren. Van een specialist is hier echter geen sprake. De vooronderstelling is hier dat de HEERE niet letterlijk gesproken kan hebben en vandaar het woord denken, maar de vertaling an sich is niet onjuist.

2.4.7 Vergelijking met vers 77: Laten wij naar hen toe gaan en spraakverwarring onder hen teweegbrengen, zodat ze elkaar niet meer verstaan. Meteen valt op dat de NBV weglaat dat de HEERE opnieuw afdaalt. Voor een dergelijke vertaling ben ik niet, omdat daarmee niet kan worden gezien of er meerdere lagen in een verhaal zitten. Bovendien laat de NBV het woord kom weg, terwijl de auteur hier iets ironisch mee wil aanduiden. 2.4.8 Vergelijking met vers 88: DeHEERverspreidde hen van daar over de hele aarde, en de bouw van de stad werd gestaakt. Geen opmerkingen bij dit vers.2.4.9 Vergelijking met vers 99: Zo komt het dat die stad Babel heet, want daar bracht deHEERverwarringin de taal die op de hele aarde gesproken werd, en van daar verspreidde hij de mensen over de hele aarde.

Omdat er vaker naam wordt gebruikt, zou ik er toch voor kiezen om dat ook consequent zo te vertalen wat de NBV niet doet.

2.5 Conclusie

Aan de hand van de grammaticale, tekstkritische en filologische bestudering kan er geconcludeerd worden dat de MT in zekere zin een betrouwbare tekst is ten op zichte van de andere teksttradities. Wat betreft de NBV vertaling kan er geconcludeerd worden dat de vertaling in principe niet fout is, maar dat zij zo nu en dan wel belangrijke elementen weglaat en interpreteert. Hoofdstuk 3 structurele analyse3.1 inleiding

In dit hoofdstuk wordt de structuur van Genesis 11:1-9 weergegeven. Vervolgens wordt aan de hand van een nadere uitwerking gekeken in hoeverre deze tekst een literaire creatie is. Er wordt kort weergegeven wie de auteur van de tekst is en wat de genre is. Daarop volgen nog de diachrone en synchrone benadering en ten slotte de conclusie van dit hoofdstuk. 3.2 Structuur Genesis 11:1-9Fokkelman onderscheidt een parallelle en een concentrische structuur in Genesis 11:1-9. De parallelle structuur ziet er als volgt uit:

Wat opvalt is dat de structuur gebalanceerd is. Dat wil zeggen (A) gaat over eenheid, maar (A) ook. Bij (B) bedenkt de mens een plan, maar in (B) komt Gods tegenplan. In (C) gaat het om het bouwen en in (C) stoppen ze met bouwen. In (D) wordt zichtbaar dat men een naam wil maken en in (D) krijgen ze een anti-naam. In (E) gaat het over de verstrooiing die zij niet willen en in (E) worden ze verstrooid. De concentrische structuur ziet er als volgt uit:

Eerst wordt over de eenheid van de taal (A) gesproken, daarna de plaats (B), de communicatie met elkaar (C), de plannen die zij hebben (D) om te bouwen (E) een stad en een toren (F). Het afdalen van de HEERE is het markeringspunt (X). God ziet de gebouwen (F) die de mensen maken (E) en bedenkt vervolgens een plan hiertegen (D) waardoor communicatie onmogelijk wordt (C) en de eenheid van plaats (B) en taal (A) gebroken wordt. 3.3 Een literaire creatieDe tekst begint en eindigt met , en om die reden is hier sprake van een inclusio. In vers 1 wordt er achteraan toegevoegd en in vers 9 komt ervoor te staan. Hierdoor is er sprake van een chiasme:

Tevens blijkt hier weer ironie in te zetten. In vers 1 gaat het over de eenheid van de wereld, terwijl in vers 9 het einde hiervan wordt aangeduid. Er is sprake bij B-B van alliteratie met het woordpaar en . Het woord heeft hier ook verband mee. De naam die zij willen maken is afhankelijk van de hemelen, Gods verblijfplaats. is in deze context van belang vanwege de plaats waarvandaan zij de hemelen als het ware willen bestormen en daarmee een naam willen bereiken. Opnieuw is er sprake van ironie wanneer het woord wordt gebruikt. In C-C is er weer sprake van het tegendeel (C), net als bij de voorgaande constructies. D-D beschrijft de mensen tegen God en God tegen de mensen; bouwen wordt gevolgd door vernietiging. In E-E wordt eerst gesproken over het voor ons bouwen en in E worden mensen voor het eerst zonen van de mensen genoemd waaraan het woord bouwen voorafgaat. Deze alliteratie duidt aan dat mensen in wezen bouwers zijn. In X, vers 5, daalt de HEERE af wat hier het markeringspunt aanduidt. Daarnaast komt de Godsnaam vijf keer voor.In vers 3 en 4 wordt gebruikt om de activiteit van mensen uit te drukken. In vers 7 wordt ditzelfde Hebreeuwse woord gebruikt, maar dan om de activiteit van de HEERE uit te drukken. De ironie hierin is dat de mensen begonnen met , maar dat God het beindigd met . Een ander ironisch punt is het feit dat de mensen een naam willen hebben. Deze naam krijgen zij ook, namelijk Babel.

Een overduidelijke woordspeling, die verder nergens in de MT voorkomt, vormen de woorden . De fonologie l,b,n komt in totaal zes keer voor. Wanneer we dit vergelijken met het belangrijke woord n,b,l, blijkt dat we een klank-chiasme hebben. Nog enkele voorbeelden van woordspelingen:

3.4 Genre en auteur van de tekst

Genesis 1-11 wordt door Westermann in de eerste plaats onderscheiden in twee tekstsoorten: er is een opsommende tekst en een vertellende of verhalende tekst. Binnen de verhalende tekst is er weer een driedeling te maken: schepping, prestaties, en schuld en straf worden in n adem genoemd. Westermann plaatst Genesis 11:1-9 binnen de vertellende tekst en vervolgens weer in prestatie verhalen en verhalen over schuld en straf.

In de wetenschappelijke literatuur bestaat er een algehele consensus dat de auteur van Genesis 11:1-9 Jahwist geweest is. Het meest evidente argument hiervoor is het gebruik van de Godsnaam . Bovendien is de stijl van de tekst betrekkelijk eenvoudig. Nog een argument is dat bij J een tendens van antropomorfisme aanwezig is wanneer er over God gesproken wordt, zoals het afdalen en spreken van God in Genesis 11:1-9.

3.5. Diachrone benadering

Indien er meerdere auteurs gewerkt kunnen hebben aan het ontstaan van de Pentateuch en er redacteurs zijn geweest die het weer samengesteld hebben, dan is het niet uit te sluiten dat er in de loop van de tijd toevoegingen of weglatingen hebben plaatsgevonden binnen de overlevering van de tekst. Wanneer Genesis 11:1-9 zeer nauwkeurig gelezen wordt, lijkt het er inderdaad op dat er meerdere tradities present zijn in dit korte verhaal. Hermann Gunkel beargumenteert in zijn Genesis commentaar dat het verhaal van Genesis 11:1-9 bestaat uit twee van elkaar onafhankelijke verhalen (nicht aus einem Gu): een over het bouwen van de toren en de ander over het bouwen van een stad, waarbij eerstgenoemde de verstrooiing van de mensheid verklaard en de tweede de verwarring van de taal. De reden van deze analyse is om de inconsistentie van het verhaal op te lossen: het dubbel noemen van het maken van stenen in vers 3, het afdalen van de HEERE wat twee keer voorkomt, zowel stad als toren wordt genoemd en taal en locatie. Echter, naast Skinner, heeft Gunkel vrijwel geen aanhangers gehad voor zijn theorie, omdat veel commentatoren menen dat het verhaal een eenheid vormt. Die eenheid wordt bijvoorbeeld bepleit door voor ons alreeds bekende namen als Fokkelman en Cassuto. Voor Westermann vormt het eigenlijke verhaal van de bouw van de toren vormen de verzen 2-5. Vers 1 en 9 vormen het etiologisch raamwerk. De verdubbeling van het afdalen van de HEERE vormt ook voor Westermann een belangrijk argument om aan te nemen dat er meerdere lagen in de tekst aanwezig zijn. De twee verschillende afdalingen hebben volgens hem verschillende motieven. In vers 5 behoort het tot het eigenlijk torenbouw verhaal. Vanaf vers 6 begint een andere traditie en daarom wordt volgens Westermann nogmaals het afdalen van de HEERE genoemd. De vooronderstelling hierbij is dat J afwist van beide tradities en deze zo heeft samengevoegd.Een ander probleem naast de twee verhalen en het twee keer afdalen, is het feit dat vers 7 en 8 niet congruent lijken te zijn. Gaat het nu om de verwarring van de taal, of de verstrooiing over de aarde? In hoeverre deze vraag terecht is hangt in feite af van de relatie tussen vers 8 en vers 9. Wanneer we deze nader bekijken valt het op dat er sprake is van een inclusio die begint bij 8a en eindigt bij 9bab. Om een inclusio te creren is dus het motief van de verstrooiing ook al in 8a genoemd.

3.6 Synchrone benadering

In principe is een deel van de synchrone benadering al besproken met de behandeling van de structuur van de tekst. Nu wil ik verder ingaan op de wijdere context van Genesis 11:1-9. Daarbij is het van belang om vanuit Genesis 1-11 (Urgeschichte) enkele zaken te noemen die voor de interpretatie van het verhaal van de toren van Babel van belang zijn. In het verhaal over de toren van Babel komen we meerdere malen het woord verstrooien of verspreiden tegen. Het hoofddoel van de mensen was om bij elkaar te blijven en niet te worden verstrooid. Hier reageert de HEERE op door de mensen juist wel over de gehele aarde te verstrooien. Dit hangt samen met de opdracht om te vermenigvuldigen. Dit zal nu nader worden uitgewerkt.

In Genesis 10 is te lezen dat Noach drie zonen had: Sem, Cham en Jafet. Bovendien lezen we in dit hoofdstuk over een genealogie van de volken zowel etnografisch geordend alsook cultureel. De nakomelingen van Jafet zijn bewoners van de kustgebieden en de eilanden. De nakomelingen van Cham zijn de stedelingen. De nakomelingen van Sem worden in verband gebracht met het nomaden leven.

Bij het lezen van Genesis 10 valt op dat er niet enkel verschillende volken zijn, maar ook verschillende talen. Genesis 11:1 lijkt dit geheel te zijn vergeten. Een argument zou kunnen zijn dat Genesis 11 op een verkeerde plek staat. Een ander, plausibeler, argument is dat Genesis 11 aangeeft wat het risico zou zijn geweest wanneer men slechts n taal en volk zou willen zijn. Het gevolg zou zijn geweest dat zij zich niet hadden verspreid, als de HEERE niet had ingegrepen. Zoals aangegeven behoren Genesis 10 en 11 tot de Urgeschichte. Dit begint bij Genesis 1. Elke keer lezen we weer dat wanneer er geschapen wordt, men de opdracht krijgt om zich te vermenigvuldigen. Zo moet de mens zich ook vermenigvuldigen en de aarde vullen en bewerken. Na de zondvloed krijgt de mens in Genesis 9 opnieuw de opdracht om zich te vermenigvuldigen en de aarde te vullen. In deze context moet Genesis 11 worden verstaan.

3.7 Conclusie

Zoals eerder vermeld veronderstelt Fokkelman dat Genesis 11:1-9 een literaire creatie is. In dit hoofdstuk heb ik aangetoond dat Fokkelmans veronderstelling juist is. In het verhaal lijkt het tevens zo te zijn dat er sprake is van meerdere lagen in de tekst. Mijns inziens gaat Gunkel te ver door het verhaal als het ware in tween te splitsen en dit toe te schrijven aan twee verschillende tradities. Gezien het feit dat de HEERE twee keer afdaalt, en het feit dat er sprake is van een Babel-etiologie, kan er sprake zijn van een latere uitbreiding in de tekst, maar dit is allerminst zeker.

Hoofdstuk 4 Umwelt4.1 InleidingIn dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de cultuur van het oude Nabije Oosten, ofwel de Umwelt. Het zal evident worden dat er duidelijke parallellen aanwezig zijn tussen de toren van Babel uit Genesis 11:1-9 en vermeldingen over torens, Ziggurats, uit de Umwelt. Er wordt nader ingegaan op twee torens die mogelijk verband hebben met de toren van Babel uit Genesis 11:1-9. 4.2 ZigguratsIn het oude Nabije Oosten heerste nogal eens de opvatting dat de godheid zich op de bergen openbaarde en wat ertoe heeft geleid dat heiligdommen op kunstmatige hoogte werden gebouwd. Om een dergelijk gebouw hoog te maken voegde men er telkens een verdieping aan toe. Een dergelijke toren met verdiepingen wordt een ziggurat ziqquratu genoemd. Dit woord is afgeleid van het werkwoord zaqaru dat in de hoogte bouwen, hoog maken of ophogen betekent. Nu voert het te ver om al deze gegevens weer te geven aangezien er vele archeologische vondsten zijn gedaan. Daarom worden er hier twee belangrijke elementen vermeld die mogelijk in verband staan met de toren van Babel. 4.2.1 Dur-Scharrukin en de toren van BabelChristopher Uelinger meent dat het bouwproject Dur-Scharrukin Sargonsburcht het dichtst bij het verhaal van Genesis 11:1-9 komt. Dur-Scharrukin was de nieuwe hoofdstuk van koning Sargon II. In 715 v.Chr. begon men hieraan te bouwen en zoals gebruikelijk werden gedeporteerde buitenlanders ingezet waarbij het goed mogelijk is dat er ook Isralieten tussen zaten, aangezien Sargon een opstand had neergeslagen in Samaria in 750 v.Chr. en waarbij hij met Juda indirect in conflict is geraakt. Dur-Scharrukin werd gebouwd als een stad met een acropolis, die een Isralitische schrijver gemakkelijk had kunnen noemen. Het bewijs van onderdanen is met het volgende citaat gegeven: Onderdanen uit de vier windrichtingen met elk een andere taal, onverstaanbaar gebrabbel, bewonder van bergen en platteland (..), die ik op bevel van Assur, mijn Heer, met mijn toornige scepter heb verover, liet ik n taal spreken en in de stad wonen.

In 705 v.Chr. komt Sargon II echter om het leven in een veldslag. Als gevolg hiervan werd de bouw van de stad Dur-Scharrukin gestaakt. De hypothese van Uelinger luidt: De oervorm van Genesis 11:1-9 kan in reactie op het lot van Sargonsburcht ontstaan zijn als een korte mythe.

Aan de hand van deze analyse maakt Genesis 11:1-9 dus geen deel uit van de Urgeschichte, maar is het een construeerde mythe. Echter, dit alles speelt zich af in Assyri, terwijl Genesis 11:1-9 het heeft over het land Shinear en de stad Babel. Arie van der Kooij vindt dat Uelinger te weinig oog heeft voor de verschillen. Hij noemt niet enkel het bovengenoemde verschil Babel, maar ook dat het Genesis verhaal over n lip gaat, niet in de zin van unanimiteit, maar in de zin van n taal. Het feit dat Babel, een zeer oude stad, wordt genoemd en het verklaren van het ontstaan van andere talen, wat ook in de Urgeschichte niet ongebruikelijk was, kan er evenwel gezegd worden dat het verhaal wel degelijk teruggaat tot de proto-geschiedenis. Daarom stelt Arie van der Kooij het volgende voor: So I would suggest that Gen 11:19 is a story about the early days of mankind which has been composed in such a way that it mirrors major events and ideological claims known from the last decade of the eighth century BC (..) It is based on the idea of a certain analogy between events in the past and in the present () Babel is Babel, but can then be seen in analogy with a city like Dur-Sharrukin.

4.2.2 E-temenanki en Babylon

Een tweede plausibele mogelijkheid die correspondeert met de toren van Babel is de berichtgeving van Nabopolassar over de wederoprichting van E-temenanki. E-temenanki was de naam van een ziggurat toegewijd aan Marduk in de stad Babylon in de zevende eeuw v.Chr. In een gevonden lijst wordt E-temenanki alsvolgt weergegeven: E2-temen-an-ki en betekent huis, fundament van hemel en aarde. Deze ziggurat staat in de stad MIN su-an-naki, een bijnaam voor de stad Babylon. Bovendien had deze ziggurat een omvang van 90mx90mx90m. Wanneer de aanvang van de bouw van deze ziggurat begon is onzeker. In de enuma elis, die vermoedelijk uit de dertiende eeuw v.Chr. stamt, wordt volgens A.R. George wel gezinspeeld op Etemenanki: The reference to a ziqqurrat at Babylon in the Creation Epic (Enma eli VI 63: George 1992: 301-2) is more solid evidence, however, for a Middle Assyrian piece of this poem survives to prove the long-held theory that it existed already in the second millennium BC. There is no reason to doubt that this ziqqurrat, described as ziqqurrat aps elte the upper ziqqurrat of the Aps, was E-temenanki. Met andere woorden: in de enuma elis voorkomende ziggurat Apsu is in feite de ziqqurat E-temenanki.Vanstiphout stelt dat het zeer waarschijnlijk is dat Nebukadnezar I de bouwheer van de toren van Babel is. In de berichtgeving van Nabopolassar gaat het over de wederoprichting van de E-temenanki. Daarmee is dus gegeven dat deze ziggurat in het verleden is vernietigd en hersteld diende te worden. Dit werk werd door Nebukadnezar II doorgezet, wat wordt bevestigd door de Stele van de toren van Babel. Ook R. de Vaux meent dat de Bijbelse traditie van de toren van Babel tot deze ziggurat behoort.

(stele van de toren van Babel)4.3 Conclusie

Uit de vele ziggurats die gevonden zijn vormt ofwel E-temenanki, ofwel Dur-Scharrukin als mogelijke model voor het verhaal van de toren van Babel. Tegen Dur-Scharrukin kan worden ingebracht dat het verhaal zich afspeelt in Zuid-Oost Meopotami en niet in Assyri. In dit onderzoek is echter de mogelijkheid geopperd dat de tekst een Babel-etiologie kent. Mocht dit zo zijn, dan is dit geen valide tegenargument. Het is goed mogelijk dat de Babel-etiologie is ontstaan als reactie op Nebukadnezar II, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. Andere menen dat E-temenanki de ziggurat is waarop Genesis 11:1-9 doelt. Het duidt een toren aan die oud, groot en qua plaats meer overeenkomt, ervan uitgaande dat Genesis 11:1-9 geen Babel-etiologie kent. Kortom, de keuze welke toren de mogelijke toren zou zijn van Genesis 11:1-9 hangt af van enkele vooronderstellingen. Daarom concludeer ik dat beide tot de mogelijkheid behoren, maar dat het tot nu toe niet als objectief geverifieerd kan worden. Hoofdstuk 5 ConclusieVanuit hoofdstuk 2 kan geconcludeerd worden dat de MT een betrouwbare tekst is ten opzichte van de andere teksttradities. Dit is aangetoond aan de hand vergelijkingen met de LXX, de Vulgaat en de Samaritaanse pentateuch. We hebben tevens de NBV vertaling vergeleken met de MT. Hoewel de NBV de tekst op zich goed heeft vertaald, zijn er toch wat minpunten waaronder het feit dat zij soms interpreterend vertalen. Bovendien worden er zo nu en dan belangrijke woorden weggelaten die belangrijk zijn voor het verstaan van de tekst. In hoofdstuk 3 werd nader ingegaan op de structurele analyse van de tekst. Hierbij werd duidelijk dat er verschillende visies zijn op de tekst. Enerzijds zijn er geleerden die menen dat de tekst een literaire eenheid vormt, zoals Fokkelman en Cassuto, anderzijds zijn er geleerden die menen dat de tekst geen literaire eenheid vormt en meerdere tekstlagen kent, zoals Westermann en Gunkel. Hoewel Gunkel te ver doorgaat in het splitsen van de bronnen, kunnen Fokkelman en Cassuto weer te ver zijn doorgeschoven naar de andere kant. De kans bestaat dat er meerdere lagen in de tekst aanwezig zijn, hoe klein deze aanpassingen ook zijn mogen. Toegegeven moet worden dat het allerminst zeker is. Er kan wel met zekerheid gezegd worden dat de tekst met haar paronomasia, woordspelingen en alliteratie een literair product is. In hoofdstuk 4 is aangetoond dat de toren van Babel in zekere zin niet uniek is. Dit is met archeologische bewijzen als objectief aan te duiden. Er zijn immers veel gebouwen gevonden die iets weg hebben van de toren van Babel. Zo zijn er meerdere ziggurats gevonden in zowel Mesopotami als in Assyri. In deze studie is gekozen om twee ziggurats in het bijzonder te behandelen omdat deze mogelijk verband hebben met Genesis 11:1-9. Er is aangetoond dat beide tot de mogelijkheid behoren en het belangrijk is welke vooronderstellingen men heeft bij de tekst. Wanneer men er in hoofdstuk 3 bijvoorbeeld vanuit gaat dat er sprake is van een Babel-etiologie, dan is het mogelijk dat de ziggurat uit Assyri model kan staan voor de hier behandelde tekst, ondanks het feit dat het zich afspeelt in Mesopotami en niet in Assyri. Maar omdat we in hoofdstuk 3 voorzichtig dienen te zijn met conclusies, geldt dat hier ook. We kunnen met een zekere waarschijnlijkheid concluderen dat n van deze twee behandelde ziggurats, Dur-Scharrukin en E-temenanki, verband hebben met Genesis 11:1-9. Wanneer we kijken naar de Wirkungsgeschichte moet er geconcludeerd worden dat het verhaal van de toren van Babel in de Bijbel verder nergens voor komt. Uiteraard is de hele geschiedenis door gesproken over de toren van Babel, bijvoorbeeld in de kunst. In het boek Jubileen wordt in hoofdstuk 10 vers 26 vermeld dat de toren van Babel vernietigd werd door een machtige wind die God over de aarde bracht. In de inleiding werd gesteld dat men in het christendom er vaak vanuit gaat dat het verhaal over de toren van Babel gaat om de hoogmoed van de mens. Het is evident geworden dat dit in feite niet het geval is. Vanuit de context van Genesis 1-11 blijkt immers dat het niet gaat om hoogmoed, maar om beroemdheid en het feit dat de mensheid zich niet wil verspreiden over de oppervlakte van de aarde, terwijl dit wel haar opdracht is.

Lijst met afkortingenBHS

Biblia Hebraica StuttgartensiaBDB

Brown Driver BriggsBKAT

Biblischer Kommentar Altes TestamentGes-K

Gesenius-KautzschHALOT

The Hebrew and Aramaic Lexicon of the Old TestamentICC

International Critical CommentaryJoon

Joon-MuraokaLXX

SeptuagintaNAC

New American CommentaryNICOT

New International Commentary of the Old TestamentMT

Masoretische TekstNBV

De Nieuwe BijbelvertalingTDNT

Theological Dictionary of the New TestamentTDOT

Theological Dictionary of the Old TestamentTLOT

Theological Lexicon of the Old TestamentTWOT

Theological Wordbook of the Old TestamentWBC

Word Biblical Commentary

BibliografieAlexander, T.D, & Baker, W.D., (eds.), Dictionary of the Old Testament Pentateuch, Leicester, 2003.Ausloos, H., Oud maar niet verouderd, Leuven, 2010.Baden, J.S., The tower of Babel: A Case Study in the Competing Methods of Historical and Modern Literary Criticism, in: Journal of Biblical Literature 128, no. 2, 2009.Bandstra, B., Genesis 1-11 A handbook on the Hebrew text, Waco, 2008.Botterweck, G. J., H. Ringgren, H.-J. Fabry (eds.). Theological Dictionary of the Old Testament, Eerdmans, 1977.Broers, P.D.H., Woordenboek van het Bijbels Hebreeuws, Nieuw-Lekkerland, 2007.Brown, F., S.R. Driver, and C.A. Briggs. Hebrew and English Lexicon of the Old Testament. Hendrickson, 1979.Cassuto, U., A commentary on the book of Genesis- from Adam to Noah, Jerusalem, 1964.Cowley, A.E., and E. Kautzsch (eds.)., Gesenius' Hebrew Grammar, Oxford, 1910.Fokkelman, J.P., Narrative Art in Genesis, Amsterdam, 1975.George, A. R., The Tower of Babel: Archeology, history and cuneiform text; Archiv fuer Orientforschung, 51, 2007.Gesenius, W., Hebrisches und Aramisches handwrterbuch ber das Alte Testament, Leipzig, 1921.Gunkel, H., Genesis (3rd ed., 1910; trans. Mark E. Biddle), Macon, 1997.Hamilton, V.P., The New International Commentary on the Old Testament Genesis 1-17, Grand Rapids, 1990.Harris, R.L., G.L. Archer, Jr., and B.K. Waltke (eds.)., Theological Wordbook of the Old Testament, Moody, 1980.Horst, S., Genesis I, Urgeschichte (1,1-11,26), Neukirchener, 1996.Joon, P., & Muraoka T., A Grammar of Biblical Hebrew, Roma, 2006.Kaiser, O., (ed.) Texte aus der Umwelt des Alten Testaments, bd. 2/4, Gtersloh, 1982-1997. Kittel, Gerhard and Gerhard Friedrich, ed. Theological Dictionary of the New Testament, Grand Rapids: Eerdmans, 1964-76.Korpel, M.C.A., Handleiding Exegese Oude Testament, Utrecht, 2012.Korpel, M.C.A., De Moor, J., De zwijgende god, Vught, 2011.Jenni, E., & Westermann, C (eds.)., Theological Lexicon of the Old Testament, Peabody, 2004.Koehler, L., & Baumgartner, W (eds.)., The Hebrew and Aramaic Lexicon of the Old Testament, Leiden, 2001.Van der Kooij, A., The City of Babel and Assyrian Imperialism: Genesis 11:1-9 Interpreted in the Light of Mesopotamian Sources, in: Lemaire, A. (ed.)., Vetus Testamentum, vol. 109, Leiden, 2004.Mathews, K.A., The New American Commentary Genesis 1-11, Nashville, 1996.Skinner, J., International Critical Commentary- Genesis, Cambridge, 1910.Uelinger, C., Weltreich und eine Rede, Gttingen, 1990.De Vaux, R., Hoe het oude Israel leefde, bd. 2, Utrecht, 1978.Verheij, A.J.C., Basisgrammatica van het Bijbels Hebreeuws, Delft, 2007.Waltke, B.K., and M. O'Connor. An Introduction to Biblical Hebrew Syntax. Eisenbrauns, 1990.Wenham, G., Word Biblical Commentary Genesis 1-15, Mexico city, 1987.Westermann, C., Biblischer Kommentar Altes Testament Genesis 1-11, Neukirchen- Vluyn, 1976.Van Wolde, E. (ed.)., De toren van Babel, Zoetermeer, 2004.https://www.bibelwissenschaft.de/de/bibelkunde/themenkapitel-at/entstehung-des-pentateuch/ (d.d. 22 januari 2013). Voorts afgekort als MT

Het apparatus criticus bij het boek Genesis is verzorgd door O. Eifeldt (1969). Voorts wordt Biblia Hebraica Stuttgartensia afgekort als BHS.

Alle opmerkingen worden weergegeven met een koppelteken ( - ), behalve tekstkritische varianten, deze worden weergegeven met een asterisk ( * ). Niet elke tekstuele variant (*) die hier behandeld wordt is opgenomen in het apparatus criticus van de BHS.

De letter a en b geven de vershelften aan (Atnach). De Griekse letters a en b verdelen de vershelften weer in delen (Zakkeef). De ingesprongen teksten zijn de directe redes.

Westermann, C., Biblischer Kommentar Altes Testament Genesis 1-11 (BKAT), Neukirchen- Vluyn, 1976, p. 710.

Ibid., p. 722. Deze alternatieve vertaling van Westermann heeft De Nieuwe Bijbelvertaling ook.

Zie bijvoorbeeld Wenham, G., Word Biblical Commentary Genesis 1-15 (WBC), Mexico city, 1987, p. 238. De commentatoren beroepen zich veelal op Genesis 19:9 waar staat dat uit de drie zonen van Noach heel de aarde bevolkt is. De vraag is dan natuurlijk in hoeverre zij hier heel de wereld op het oog hadden, en niet alleen het oude Nabije Oosten, de door hen kenbare wereld. Daarnaast kan het ook hyperbolisch bedoeld zijn.

Koehler, L., & Baumgartner, W (eds.)., The Hebrew and Aramaic Lexicon of the Old Testament (HALOT), Leiden, 2001, p. 1348.

Koehler, L., & Baumgartner, W (eds.)., (HALOT), p. 536. Zie ook: Uelinger, C., Het Genesisverhaal, een cultuurhistorische lezing, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel , Zoetermeer, 2004, p. 56.

Jenni, E., & Westermann, C (eds.)., Theological Lexicon of the Old Testament (TLOT), Peabody, 2004, p. 78.

Houtman, C., Zoveel hoofden, zoveel zinnen: de Toren van Babel in exegese, kerk en theologie, in: Van Wolde, E. (ed.)., De toren van Babel, p. 90.

Westermann, C., Genesis 1-11 (BKAT), p. 723.

Voor de betekenis dezelfde zie ook: Bandstra, B., Genesis 1-11 A handbook on the Hebrew text, Waco, 2008, p. 556.

Voorts weergegeven als LXX en geciteerd naar A. Rahlfs (ed.), Septuaginta. Id est Vetus Testamentum

graece iuxta LXX interpretes. Editio minor. Duo volumina in uno, Stuttgart, 1971.

Waarschijnlijk baseert Westermann zich op de LXX dat het eigenlijke verhaal pas begint bij vers 2 en niet bij vers 1. Immers, in vers 2 wordt wel vertaald met .

Westermann, C., Genesis 1-11 (BKAT), p. 710. Westermann veronderstelt blijkbaar dat Genesis 11:1-9 een literaire creatie is. Zo ook Fokkelman: Fokkelman, J.P., Narrative Art in Genesis, Amsterdam, 1975, pp. 12;45.

Korpel, M.C.A., Handleiding Exegese Oude Testament, Utrecht, 2012, p. 8.

Een APV. Dit wordt kortweg ook wel suffix genoemd, zie: Verheij, A.J.C., Basisgrammatica van het Bijbels Hebreeuws, Delft, 2007, p. 29.

Fokkelman, J.P., Narrative Art in Genesis, p. 44. Zie ook voetnoot 3 in: Skinner, J., International Critical Commentary- Genesis (ICC), Cambridge, 1910, p. 225.

: Bandstra, B., Genesis 1-11 A handbook on the Hebrew text, p. 556.

Zie bijvoorbeeld: Westermann, C., Genesis 1-11 (BKAT), pp. 710;724. En: Horst, S., Genesis I, Urgeschichte (1,1-11,26), Neukirchener, 1996, pp. 270, 275-276.

Zie Mathews, K.A., The New American Commentary Genesis 1-11 (NAC), Nashville, 1996, p. 478. Zie ook (BDB, 869).

In Genesis 8:4 wordt immers vermeld dat de ark op het gebergte Ararat vastzit, aldus Wenham, G., Genesis 1-15 (WBC), p. 238.

Wenham, G., Genesis 1-15 (WBC), p. 233.

Bandstra, B., Genesis 1-11 A handbook on the Hebrew text, , pp. 557-558. Indien men uit vers 1 opvat als heel de mensheid, dan wordt met in principe hetzelfde bedoeld, zie Houtman, C., Zoveel hoofden, zoveel zinnen: de Toren van Babel in exegese, kerk en theologie, in: Van Wolde, E. (ed.)., De toren van Babel,p. 91. Dan maakt het dus niet uit welke van de twee het subject vormt van deze verba, omdat met beide hetzelfde wordt aangeduid.

Hamilton, V.P., The New International Commentary on the Old Testament Genesis 1-17 (NICOT), Grand Rapids, 1990, p. 351.

Westermann, C., Genesis 1-11 (BKAT), p. 724.

Westermann, C., Genesis 1-11 (BKAT), p. 725.

Wenham, G., Genesis 1-15 (WBC), p. 239.

Koehler, L., & Baumgartner, W (eds.)., (HALOT), p. 150.

Wenham, G., Genesis 1-15 (WBC), p. 239.

Hamilton, V.P., Genesis 1-17 (NICOT), p. 351.

Hypothetische vorm.

Koehler, L., & Baumgartner, W (eds.)., (HALOT), p. 236.

Bandstra, B., Genesis 1-11 A handbook on the Hebrew text , p. 559.

Jenni , E., & Westermann, C (eds.)., (TLOT), Peabody, 2004, p. 1245.

Koehler, L., & Baumgartner, W (eds.)., (HALOT), p. 517.

Ibid., p. 518.

Uelinger, C., Het Genesisverhaal, een cultuurhistorische lezing, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel, p. 56.

Koehler, L., & Baumgartner, W (eds.)., (HALOT), p. 1361.

Vanwege het gebruik van de Lexicon via Bibleworks 8.0 is het niet mogelijk om het paginanummer te vermelden, maar wel het nummer van het woord.

Jenni , E., & Westermann, C (eds.)., (TLOT), Peabody, 2004, p. 1068.

BDB, p. 330.

Westermann, C., Genesis 1-11 (BKAT), pp. 710-711.

BDB, p. 330.

Westermann, C., Genesis 1-11 (BKAT), p. 711.

(TWOT, 1615) pretendeert dat verwijst naar een permanente verblijfplaats.

Jenni, E., & Westermann, C (eds.)., (TLOT), p. 881.

(TWOT, 1615)

Van Wolde, E., Het verhaal van De toren van Babel in Genesis, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel, p. 18.

Jenni, E., & Westermann, C (eds.)., (TLOT), p. 1188.

Skinner, J., Genesis (ICC), Cambridge, 1910, p. 226.

Jenni, E., & Westermann, C (eds.)., (TLOT), p. 1357.

Vanstiphout, L.J., Is De toren van Babel Babylonisch?, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel, pp. 46-47.

(TWOT, 1780)

Jenni, E., & Westermann, C (eds.)., (TLOT), p. 1003.

(TDNT, ), zie ook (TWOT, 1615)

This verb can be found in important contexts pertaining to the concept of exile in the Pentateuch () The verb denotes a rupture of sociological ties as an important characteristic of the exile motif Alexander, T.D, & Baker, W.D., (eds.), Dictionary of the Old Testament Pentateuch, Leicester, 2003, p. 246.

Jenni, E., & Westermann, C (eds.)., (TLOT), pp. 891, 1371.

Cassuto, U., A commentary on the book of Genesis- from Adam to Noah, Jerusalem, 1964, p. 244.

Jenni, E., & Westermann, C (eds.)., (TLOT), pp. 1178.

Bandstra, B., Genesis 1-11 A handbook on the Hebrew text, p. 568.

Gesenius, W., Hebrisches und Aramisches handwrterbuch ber das Alte Testament, Leipzig, 1921, p. 596.

(TDOT, 2:426-427).

Gesenius, W., Hebrisches und Aramisches handwrterbuch ber das Alte Testament, p. 601.

Koehler, L., & Baumgartner, W (eds.)., (HALOT), p. 902.

Zie ook Westermann, C., Genesis 1-11 (BKAT), p. 200.

Zie ook Westermann, C., Genesis 1-11 (BKAT), p. 200. En: Uelinger, C., Het genesisverhaal, een cultuurhistorische lezing, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel, p. 61.

Koehler, L., & Baumgartner, W (eds.)., (HALOT), p. 1572.

Een Grieks woord wat eigenlijk niet bestaat, maar is overgenomen vanuit het Hebreeuws, zie Westermann, C., Genesis 1-11 (BKAT), p. 710.

Koehler, L., & Baumgartner, W (eds.)., (HALOT), p. 292.

Gesenius, W., Hebrisches und Aramisches handwrterbuch ber das Alte Testament, p. 215.

Korpel, M.C.A., Handleiding Exegese Oude Testament, p. 10.

Broers, P.D.H., Woordenboek van het Bijbels Hebreeuws, Nieuw-Lekkerland, 2007, p. 274. Vergelijk ook Exodus 5:8.

Jenni, E., & Westermann, C (eds.)., (TLOT), p. 1355.

Zie Ausloos, H., Oud maar niet verouderd, Leuven, 2010, pp. 130, 233-234.

Voorts afgekort als NBV. Voor de werkvertaling zie 2.3

Zie 2.3.4

Stadt und Turm kann nach EAspeiser (s. Wort) eine Art von Hendiadys sein, also die vom Turm gekrnte Stadt oder eine Stadt mit einem Turm meinen: Westermann, C., Genesis 1-11 (BKAT), p. 711.

De Herziene Statenvertaling doet hetzelfde in bijvoorbeeld 1 Sam 20:26 Saul zei er die dag niets van, want hij dacht: Er is hem iets overkomen, zodat hij niet rein is, ja, hij zal wel onrein zijn.

Korpel, M.C.A., De Moor, J., De zwijgende god, Vught, 2011, pp. 119-187.

Fokkelman, J.P., Narrative Art in Genesis, p. 20.

Zie uitleg Fokkelman: Fokkelman, J.P., Narrative Art in Genesis, p. 21.

Deze structuur wordt algemeen erkend als de structuur van Genesis 11:1-9. Zie ook Fokkelman, J.P., Narrative Art in Genesis, p. 22.

Zie uitleg Fokkelman: Fokkelman, J.P., Narrative Art in Genesis, p. 23.

Fokkelman, J.P., Narrative Art in Genesis, p. 24.

Fokkelman, J.P., Narrative Art in Genesis, pp. 16-18.

Fokkelman, J.P., Narrative Art in Genesis: Specimens of Stylistic and Structural Analysis, Assen, 1975, p. 14.

Fokkelman, J.P., Narrative Art in Genesis, p. 15.

Westermann, C., Genesis 1-11 (BKAT), pp. 24-25.

Sinds geleerden als Julius Wellhausen wordt verondersteld dat er meerdere auteurs hebben gewerkt aan Genesis. Dit geldt overigens niet enkel voor het boek Genesis, maar voor heel de Pentateuch. Traditioneel gezien worden er vier auteurs onderscheiden: Jahwist (J), Elohist (E), Priestergeschrift (P) en de Deuteronomist (D). Een mogelijke redacteur zou dit weer hebben samengevoegd. J wordt grosso modo geplaatst in de 9e eeuw v.Chr. In de recente wetenschap wordt deze datering ten principale verworpen en gaat men er vanuit dat het kort voor de ballingschap is geschreven of soms nog later. Zie ook HYPERLINK "https://www.bibelwissenschaft.de/de/bibelkunde/themenkapitel-at/entstehung-des-pentateuch/" https://www.bibelwissenschaft.de/de/bibelkunde/themenkapitel-at/entstehung-des-pentateuch/ (d.d. 22 januari 2013). De vraag rijst op in hoeverre deze theorie plausibel te maken is of als objectief is te verifiren. Weten wij bijvoorbeeld wel zeker dat er slechts vier auteurs aan de Pentateuch hebben gewerkt, en niet bijvoorbeeld acht? Ligt de mogelijkheid er niet dat er meerdere Jahwisten zijn geweest? Een andere vraag die oprijst is in hoeverre het enkel het werk van auteurs is. Het is plausibel dat er een (smalle) mondelinge traditie bestond die door de auteurs is gebruikt en verwerkt. Zo gaat Gunkel uit van een orale traditie van kleine verhalen die een periode van circa 6 eeuwen kent (1800-1200 v.Chr.).

Er zijn ook geleerden die deze hypothese in twijfel trekken, zoals Umberto Cassuto in The documentary hypothesis and the composition of the Pentateuch.

Zie bijvoorbeeld Hamilton, V.P., Genesis 1-17 (NICOT), pp. 14-15.

Gunkel, H., Genesis (3rd ed., 1910; trans. Mark E. Biddle), Macon, 1997, pp. 9499.

Voor de uitwerking van de twee verhalen van Gunkel naast elkaar, zie Skinner, J., Genesis (ICC), , p. 223.

Baden, J.S., The tower of Babel: A Case Study in the Competing Methods of Historical and Modern Literary Criticism, in: Journal of Biblical Literature 128, no. 2, 2009, p. 210.

Westermann, C., Testament Genesis 1-11 (BKAT), p. 719.

Van der Kooij, A., The City of Babel and Assyrian Imperialism: Genesis 11:1-9 Interpreted in the Light of Mesopotamian Sources, in: Lemaire, A. (ed.)., Vetus Testamentum, vol. 109, Leiden, 2004, p. 3.

Van Wolde, E., Het verhaal van De toren van Babel in Genesis, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel, p. 21.

Van der Kooij, A., The City of Babel and Assyrian Imperialism: Genesis 11:1-9 Interpreted in the Light of Mesopotamian Sources, in: Lemaire, A. (ed.)., Vetus Testamentum, vol. 109, Leiden, 2004.

De Vaux, R., Hoe het oude Israel leefde, bd. 2, Utrecht 1978, p. 115.

Vanstiphout, L.J., Is De toren van Babel Babylonisch?, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel, p. 30.

Uelinger, C., Het Genesisverhaal, een cultuurhistorische lezing, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel , pp. 64-67. Voor een uitgebreide analyse zie Uelinger, C., Weltreich und eine Rede, Gttingen, 1990.

Uelinger, C., Het Genesisverhaal, een cultuurhistorische lezing, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel, p. 65.

Ibid., p. 67.

Van der Kooij, A., The City of Babel and Assyrian Imperialism: Genesis 11:1-9 Interpreted in the Light of Mesopotamian Sources, in: Lemaire, A. (ed.)., Vetus Testamentum, vol. 109, p. 10.

Ibid., p. 10.

Ibid., pp. 10-11.

Zie voor de berichtgeving Kaiser, O., (ed.) Texte aus der Umwelt des Alten Testaments, bd. 2/4, Gtersloh, 1982-1997, pp. 490-493.

Vanstiphout, L.J., Is De toren van Babel Babylonisch?, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel,, pp. 33-34.

Ibid., p. 34.

Gedicht dat veelal scheppingsepos wordt genoemd, gaat over de verheffing van Marduk tot de leider van alle goden, zie Vanstiphout, L.J., Is De toren van Babel Babylonisch?, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel, p. 40.

George, A. R., The Tower of Babel: Archeology, history and cuneiform text; Archiv fuer Orientforschung, 51, 2007, p. 20. Voor pdf bestand zie: HYPERLINK "http://eprints.soas.ac.uk/3858/2/TowerOfBabel.AfO.pdf" http://eprints.soas.ac.uk/3858/2/TowerOfBabel.AfO.pdf (d.d. 2 februari 2013). Deze mening is Vanstiphout ook toegedaan: Vanstiphout, L.J., Is De toren van Babel Babylonisch?, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel, p. 41.

Ibid., p. 41.

De Vaux, R., Hoe het oude Israel leefde, bd. 2, Utrecht 1978, p. 116.

Van Laarhoven, J., De toren van Babel in de kunst, in: Van Wolde, E (ed.)., De toren van Babel, pp. 109-142.

2