“Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen...

12
DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 12 / MAART 2012 / PAGINA 1 UITGAVE VAN HET VEILIGHEIDSBERAAD IN SAMENWERKING MET NVBR, POLITIE NEDERLAND, GHOR, VNG EN HET MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE DE VEILIGHEIDSREGIO Regio Uitgelicht In de rubriek Regio Uitgelicht staat Veiligheidsregio-Rotterdam-Rijn- mond in de schijnwerpers. Een regio die te maken heeft met de combinatie van grootschalige petrochemische industrie en intensieve transport- stromen in een grootstedelijke agglo- meratie met 1,2 miljoen inwoners. Tunnelveiligheid Aanvullende regels voor veilig- heidseisen wegtunnels moet duidelijkheid bieden over de veiligheidseisen voor wegtunnels. 4 Druk op de veiligheidsregio’s opgevoerd Veiligheidsregio’s zullen op korte termijn aan de slag moeten om de samenwerking met de vitale partners te versterken door middel van convenanten. 9 5 Gemeentelijke kolom professionaliseert Honderden functionarissen worden de komende tijd opgeleid en getraind volgens de producten van GROOTER. 8 NR. 12 / MAART 2012 Begin januari was Noord-Nederland in de ban van het wassende water. Veiligheidsregio Groningen verkeerde zes dagen lang in opschalingstatus GRIP 4. Een forse beproeving voor de hoofdstructuur van het crisis- management. Het hoogtepunt van de crisis was de evacuatie op 6 januari van 800 mensen en duizenden stuks vee uit een polder bij Woltersum langs het Eemskanaal. De Groningse veiligheidspartners willen maximaal leren van hun ervaringen en hebben voor dit doel een serie leerarena’s georganiseerd. Aandacht is er daarbij vooral voor de continuïteit van de organisatie tijdens langdurige crises en voor de rol van vitale sectoren in het crisismanagement. “Dit was een stevige praktijktoets voor onze organisatie”, blikt Peter Rehwinkel, voorzitter van de Veiligheidsregio Groningen, terug. “Het was voor mij de eerste keer dat ik onder het regime van de Wet veiligheidsregio’s in mijn rol als voorzitter van het regionaal beleidsteam aan de slag moest. Dat was in het begin toch even zoeken. Hoe gaan we het doen? Wie tekent de noodver- ordening voor evacuatie? De lokale burgemeester of de voorzitter van het RBT? We hadden wel bestuurlijke oefenervaring, maar als je samen voor de eerste keer voor een echte GRIP 4-situatie komt te staan, is de druk op de organisatie toch anders.” Rehwinkel is tevreden met de samenwerking en afstemming tussen de betrokken crisispartners. “Bij een crisis van deze omvang zie je de meerwaarde van de veiligheidsregio als samen- werkingsplatform. Alle operationele en functionele partners zitten dicht bij elkaar, waardoor acties snel kunnen worden afgestemd. Ook de systematiek van netcentrische informatiedeling heeft zich bewezen. Wij werken sinds vorig jaar met het LCMS, het landelijk crisismanagementsysteem. En ik kon merken dat de informatiestromen hebben gewonnen aan snelheid en kwaliteit. Daardoor konden we ons in het beleidsteam beter op de kern van de besluitvorming focussen.” VITALE OBJECTEN Siske Klaassens, hoofd van het Veiligheidsbureau en op 6 januari actief als leider Commando Plaats Incident bij Woltersum, signaleert zijn eigen leerervaringen en aandachtspunten. Zoals het intensieve en tijdrovende karakter van de evacuatie van het vee uit de polder. “Daarbij hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de expertise van een vertegenwoordiger van LTO Nederland (de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland). Die kwam min of meer per ongeluk op ons pad en bleek door zijn korte lijnen in de agrarische sector heel pragmatisch zaken als trans- port, registratie en opvang van vee te kunnen regelen. Deze inbreng was goud waard.” De betrokkenheid van LTO toont volgens Klaassens aan hoe breed het partnernetwerk is waarmee de veiligheidsregio’s bij crisissituaties zaken moeten doen. Partners waarmee de regio niet dagelijks te maken heeft. “Een eyeopener voor ons is in dit verband de betrokkenheid van de vitale partners. En met name de vraag hoe snel deze partners in beeld willen komen in de voorbereidingsfase van het crisismanagement. De polder was een compact, landelijk en op het oog risicoarm gebied. Maar uit een nauwkeurige scan bleek dat in het gebied tal van vitale infrastructuren aanwezig zijn: gaswinninglocaties van de NAM, pijpleidingen van de Gasunie, drinkwaterleidingen, infrastruc- tuur van KPN en een grote rioolwaterzuivering. Hoe compact en landelijk ook, onderlopen van het gebied had door keteneffecten grote gevolgen kunnen hebben tot ver buiten de regio. De vitale partners troffen met daadkracht hun eigen voorzorgsmaatregelen, maar een les die we ter harte nemen is dat we deze externe partners nog eerder bij crisismanagement willen betrekken. Het is voor hen nog niet altijd duidelijk wie binnen de veiligheids- regio hun aanspreekpunt is. Die contacten moeten we strakker organiseren.” LEERARENA’S De link met de externe crisispartners is een van de leerarena’s die de veiligheidsregio aan de wateroverlast heeft gewijd, naast het functioneren van de operationele organisatie, informatie- management, de crisiscommunicatie en de rol van de gemeenten. Veiligheidsregio Groningen voerde in 2009 een systematiek voor multidisciplinair evalueren van GRIP-incidenten in. Kwaliteits- coördinator Esther van Dijk is verantwoordelijk voor de uitvoe- ring van de regionale evaluatiemethodiek. Esther van Dijk: “Vanwege de enorme hoeveelheid bronmateriaal uit het LCMS en verslagen van de operationele en bestuurlijke teams, hebben we besloten dat leerarena’s voor de evaluatie van deze gebeurtenis de beste methodiek zijn. We kunnen dan themagewijs alle betrokken partners samenbrengen en interactief hun ervaringen laten delen. We willen hier echt van leren om onze organisatie verder te verbeteren. “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest: “Maak gebruik van kennis en capaciteit van anderen” Waarnemend dijkgraaf Johannes Lindenbergh van Waterschap Noorderzijlvest kijkt tevreden terug op de bestuurlijke en ambtelijke samenwerking tussen de ‘waterkolom’ en de Veiligheidsregio Groningen tijdens de wateroverlast in januari. Net als de veiligheidsregio draaide ook de crisisorganisatie van het waterschap overuren in de hoogste staat van opschaling. “In 1998 werd Groningen ook al getroffen door ernstige wateroverlast. Daar hebben we lering uit getrokken. Zo is na 1998 het waterschap als vaste partner veel sterker betrokken bij het regionaal crisismanagement. We oefenen sindsdien regelmatig met de veiligheidspartners en kennen elkaar. Het gezamenlijk crisisoverleg verliep soepel. Het waterschap gaat niet over evacuatie, maar wij moeten wel het algemeen bestuur van betrouwbare informatie voor- zien, zodat de burgemeester een goed overwogen beslissing kan nemen. Op onze beurt hebben wij veel steun gehad aan de veiligheidsregio en de uitvoerende hulpdiensten. De brandweer en Defensie zijn operationele organisaties bij uitstek en hebben ons geweldig ondersteund bij de uitvoe- ring van onze taken, zoals dijkversterking en controles. Maar we hebben ook veel ondersteuning gehad van collega- waterschappen, onder andere voor de crisiscommunicatie. Onze leerervaring is dat je zeker bij zo’n langdurige crisis optimaal gebruik moet maken van kennis en capaciteit die anderen kunnen bieden.” Peter Rehwinkel: “Bij een crisis van deze omvang zie je de meerwaarde van de veiligheidsregio als samenwerkingsplatform.” Een deel van de overstroomde bergboezem bij Boterdijk.

Transcript of “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen...

Page 1: “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 12 / MAART 2012 / PAGINA 1

Uitgave van het veiligheidsberaad in samenwerking met nvbr, Politie nederland, ghor, vng en het ministerie van veiligheid en JUstitie

de veiligheidsregioregio Uitgelicht In de rubriek Regio Uitgelicht staat Veiligheidsregio-Rotterdam-Rijn-mond in de schijnwerpers. Een regio die te maken heeft met de combinatie van grootschalige petrochemische industrie en intensieve transport-stromen in een grootstedelijke agglo-meratie met 1,2 miljoen inwoners.

tunnelveiligheidAanvullende regels voor veilig-heidseisen wegtunnels moet duidelijkheid bieden over de veiligheidseisen voor wegtunnels.

4 druk op de veiligheidsregio’s opgevoerdVeiligheidsregio’s zullen op korte termijn aan de slag moeten om de samenwerking met de vitale partners te versterken door middel van convenanten.

95 gemeentelijke kolom professionaliseertHonderden functionarissen worden de komende tijd opgeleid en getraind volgens de producten van GROOTER.

8

NR. 12 / MAART 2012

Begin januari was Noord-Nederland in de ban van het wassende water. Veiligheidsregio Groningen verkeerde zes dagen lang in opschalingstatus GRIP 4. Een forse beproeving voor de hoofdstructuur van het crisis-management. Het hoogtepunt van de crisis was de evacuatie op 6 januari van 800 mensen en duizenden stuks vee uit een polder bij Woltersum langs het Eemskanaal. De Groningse veiligheidspartners willen maximaal leren van hun ervaringen en hebben voor dit doel een serie leerarena’s georganiseerd. Aandacht is er daarbij vooral voor de continuïteit van de organisatie tijdens langdurige crises en voor de rol van vitale sectoren in het crisismanagement.

“Dit was een stevige praktijktoets voor onze organisatie”, blikt Peter Rehwinkel, voorzitter van de Veiligheidsregio Groningen, terug. “Het was voor mij de eerste keer dat ik onder het regime van de Wet veiligheidsregio’s in mijn rol als voorzitter van het regionaal beleidsteam aan de slag moest. Dat was in het begin toch even zoeken. Hoe gaan we het doen? Wie tekent de noodver-ordening voor evacuatie? De lokale burgemeester of de voorzitter van het RBT? We hadden wel bestuurlijke oefenervaring, maar als je samen voor de eerste keer voor een echte GRIP 4-situatie komt te staan, is de druk op de organisatie toch anders.”

Rehwinkel is tevreden met de samenwerking en afstemming tussen de betrokken crisispartners. “Bij een crisis van deze omvang zie je de meerwaarde van de veiligheidsregio als samen-werkingsplatform. Alle operationele en functionele partners zitten dicht bij elkaar, waardoor acties snel kunnen worden afgestemd. Ook de systematiek van netcentrische informatiedeling heeft zich bewezen. Wij werken sinds vorig jaar met het LCMS, het landelijk crisismanagementsysteem. En ik kon merken dat de informatiestromen hebben gewonnen aan snelheid en kwaliteit. Daardoor konden we ons in het beleidsteam beter op de kern van de besluitvorming focussen.”

vitale obJectenSiske Klaassens, hoofd van het Veiligheidsbureau en op 6 januari actief als leider Commando Plaats Incident bij Woltersum, signaleert zijn eigen leerervaringen en aandachtspunten. Zoals het intensieve en tijdrovende karakter van de evacuatie van het vee uit de polder. “Daarbij hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de expertise van een vertegenwoordiger van LTO Nederland (de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland). Die kwam min of meer per ongeluk op ons pad en bleek door zijn korte lijnen in de agrarische sector heel pragmatisch zaken als trans-port, registratie en opvang van vee te kunnen regelen. Deze inbreng was goud waard.”

De betrokkenheid van LTO toont volgens Klaassens aan hoe breed het partnernetwerk is waarmee de veiligheidsregio’s bij crisissituaties zaken moeten doen. Partners waarmee de regio niet dagelijks te maken heeft. “Een eyeopener voor ons is in dit verband de betrokkenheid van de vitale partners. En met name de vraag hoe snel deze partners in beeld willen komen in de voorbereidingsfase van het crisismanagement. De polder was een compact, landelijk en op het oog risicoarm gebied. Maar uit een nauwkeurige scan bleek dat in het gebied tal van vitale infrastructuren aanwezig zijn: gaswinninglocaties van de NAM, pijpleidingen van de Gasunie, drinkwaterleidingen, infrastruc-tuur van KPN en een grote rioolwaterzuivering. Hoe compact en landelijk ook, onderlopen van het gebied had door keteneffecten grote gevolgen kunnen hebben tot ver buiten de regio. De vitale partners troffen met daadkracht hun eigen voorzorgsmaat regelen, maar een les die we ter harte nemen is dat we deze externe partners nog eerder bij crisismanagement willen betrekken. Het is voor hen nog niet altijd duidelijk wie binnen de veiligheids-regio hun aanspreekpunt is. Die contacten moeten we strakker organiseren.”

leerarena’sDe link met de externe crisispartners is een van de leerarena’s die de veiligheidsregio aan de wateroverlast heeft gewijd, naast het functioneren van de operationele organisatie, informatie-management, de crisiscommunicatie en de rol van de gemeenten. Veiligheidsregio Groningen voerde in 2009 een systematiek voor multidisciplinair evalueren van GRIP-incidenten in. Kwaliteits-coördinator Esther van Dijk is verantwoordelijk voor de uitvoe-ring van de regionale evaluatiemethodiek.

Esther van Dijk: “Vanwege de enorme hoeveelheid bronmateriaal uit het LCMS en verslagen van de operationele en bestuurlijke teams, hebben we besloten dat leerarena’s voor de evaluatie van deze gebeurtenis de beste methodiek zijn. We kunnen dan themagewijs alle betrokken partners samenbrengen en interactief hun ervaringen laten delen. We willen hier echt van leren om onze organisatie verder te verbeteren.

“Rol vitale partners is belangrijke leerervaring”

Zes dagen GRIP 4 in Groningen

Vervolg op pagina 2

Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

“Maak gebruik van kennis en capaciteit van anderen”Waarnemend dijkgraaf Johannes Lindenbergh van Waterschap Noorderzijlvest kijkt tevreden terug op de bestuurlijke en ambtelijke samenwerking tussen de ‘waterkolom’ en de Veiligheidsregio Groningen tijdens de wateroverlast in januari. Net als de veiligheidsregio draaide ook de crisisorganisatie van het waterschap overuren in de hoogste staat van opschaling.

“In 1998 werd Groningen ook al getroffen door ernstige wateroverlast. Daar hebben we lering uit getrokken. Zo is na 1998 het waterschap als vaste partner veel sterker betrokken bij het regionaal crisismanagement. We oefenen sindsdien regelmatig met de veiligheidspartners en kennen elkaar. Het gezamenlijk crisisoverleg verliep soepel. Het waterschap gaat niet over evacuatie, maar wij moeten wel het algemeen bestuur van betrouwbare informatie voor-zien, zodat de burgemeester een goed overwogen beslissing kan nemen. Op onze beurt hebben wij veel steun gehad aan de veiligheidsregio en de uitvoerende hulpdiensten. De brandweer en Defensie zijn operationele organisaties bij uitstek en hebben ons geweldig ondersteund bij de uitvoe-ring van onze taken, zoals dijkversterking en controles. Maar we hebben ook veel ondersteuning gehad van collega-waterschappen, onder andere voor de crisiscommunicatie. Onze leerervaring is dat je zeker bij zo’n langdurige crisis optimaal gebruik moet maken van kennis en capaciteit die anderen kunnen bieden.”

Peter Rehwinkel: “Bij een crisis van deze omvang zie je de meerwaarde van de veiligheidsregio als samenwerkingsplatform.”

Een deel van de overstroomde bergboezem bij Boterdijk.

Page 2: “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

IFV en regionalisering brandweer stuk dichterbij De Tweede Kamer is akkoord met wijziging van de Wet veiligheidsregio’s. Het wetsvoorstel regelt de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en volledige regionalisering van de brandweer. Het voorstel moet nu nog door de senaat.

De Tweede Kamer bracht nog een aanvul-ling aan die zegt dat het bestuur van het IFV bij besluitvorming van een aantal taken zorgt voor betrokkenheid van het personeel dat in

de brandweerzorg werkzaam is. Met een ander amende-ment, eveneens met algemene stemmen aangenomen, wordt de verplichte evalu-atie van het IFV geregeld. Deze moet vijf jaar na inwer-kingtreding aan de Kamer worden gezonden.

regionalise-ringDe Kamer ging ook akkoord met volle-dige regionalisering van de brandweer. Alle brandweer-gerelateerde taken worden naar het regionale niveau van de veiligheidsregio getild. Het besluit tot opheffing van de gemeentelijke

brandweer moet binnen een jaar zijn genomen nadat de wet straks van kracht is. De besluit-vorming rond de nieuwe gemeenschappelijke regeling dient op 1 januari 2014 te zijn afgerond, zo bepaalde de Kamer in goed overleg met de minister.

Om te voorkomen dat de regionale brandweer los komt te staan van de ‘lokale democratische controle’, stemde de Kamer in met een amen-dement van de SGP om de gemeenteraad ten minste eens in de vier jaar stil te laten staan bij de wensen in de gemeente voor brandveiligheid en brandweerzorg.

brandPreventieDe Kamer nam op het laatste moment ook nog een motie van de CU aan waarin zij uitspreekt dat de zorg voor brandveiligheid een belangrijke overheidstaak is; dat burgers, bedrijven en instellingen daarin nadrukkelijk een eigen verantwoordelijkheid dragen; en dat in ons land vooral op het gebied van brandpre-ventie nog winst te boeken valt. De regering is verzocht om de komende tijd met het veld te onderzoeken welke aanvullende mogelijkheden er nog zijn om het brandpreventiebeleid in ons land verder te versterken. ////

PAGINA 2 / NR. 12 / MAART 2012 / DE VEILIGHEIDSREGIO

GASTcolumn

Ruud Bitter

Gemeentelijke crisisbeheersing: wat moet je kunnen en wanneer is het goed? Vrijwel iedere gemeente worstelt met de vraag hoe men zich het beste kan voor-bereiden op een ramp of een crisis. Wat moet je nou precies kunnen en wanneer is die prestatie goed? Twee ogenschijnlijk simpele vragen waarop de antwoorden gek genoeg moeilijk zijn te geven. De Wet veiligheidsregio’s legt de verantwoordelijk-heid voor de organisatie van de rampen-bestrijding en crisisbeheersing neer bij het college van burgemeester en wethouders, maar geeft vervolgens nauwelijks aan wat daar onder wordt verstaan. Het bij de Wvr behorende Besluit veiligheidsregio’s stelt dat er een (gemeentelijk) team bevolkings-zorg moet zijn en geeft een opsomming van wat bevolkingszorg in dit verband is. Zeven taken. Het geven van voorlichting aan de bevolking, het voorzien in opvang en verzorging, het geven van nazorg, registratie van slachtoffers en schadegevallen en het geven van advies aan het regionaal operati-oneel team.

Dan komen de vragen. Voor hoeveel mensen moet er opvang worden georgani-seerd? 10, 100 of 1000? Richten we de taken op de niet zelfredzamen of op iedereen? Wat is nazorg nou precies en voor hoe lang moeten we nazorgen? De Wet en het Besluit geven geen duidelijkheid. Daar staat alleen iets in over opkomsttijden, maar niet over hoe en wat de gemeenten zouden moeten presteren. Nergens wordt aangegeven wanneer de beoogde gemeentelijke prestatie goed is en ook niet over hoe dat kan worden gemeten.

Na afloop van een ramp of een crisis met enige omvang verschijnen er tal van gevraagde en ongevraagde evaluaties, meestal over wat er allemaal niet goed is gegaan. En hoewel gemeenten in zijn algemeenheid graag willen leren van gemaakte fouten, worden die evaluaties vaak gebruikt om schuldigen te zoeken. Daar zijn we in veiligheidsland heel goed in. Vooral na afloop vertellen wat er fout ging en wiens schuld dat is. Maar aan de voorkant vertellen over hoe het nou eigenlijk zou moeten gaan, is niet onze sterkste kant. En misschien is dat ook wel erg moeilijk.

Een commissie onder leiding van Piet Bruinooge doet momenteel pogingen om in het kader van het project ‘De gemeen-telijke processen op orde’ omschrijvingen te maken van de te bereiken resultaten. Als het goed is krijgen de gemeenten daardoor antwoorden op hun vragen. Dan pas kun je als gemeente je medewerkers resultaat-gericht gaan opleiden en trainen. Dan pas kun je gaan meten of de gemeenten hun zaakjes goed voor elkaar hebben. Eerst opschrijven wat je moet kunnen en wanneer dat goed is; daarna pas oordelen! Ik hoop van harte dat de commissie Bruinooge gaat slagen in deze zelf opgelegde missie; daar is de rampenbestrijding en crisisbeheersing zeer mee gediend!

Ruud BitterCoördinerend Functionaris/lid Veiligheids­directie Veiligheidsregio Hollands Midden.Ruud Bitter is lid van de commissie Bruinooge.

Wim Papperse nieuwe kwartiermaker Instituut Fysieke VeiligheidDe stuurgroep Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) heeft op 7 maart besloten om Wim Papperse, directeur NIFV, aan te wijzen als kwartiermaker voor het IFV. Hij heeft op 15 maart het kwartier-makerschap overgenomen van Theo Bakhuizen, die bij zijn aantreden heeft aangegeven tot begin 2012 beschikbaar te zijn.

Bakhuizen heeft de afgelopen periode veel bereikt; de blauwdruk voor het IFV staat. De aankomende periode worden de plannen voor het IFV uitgerold en komt de voorbereiding voor het IFV in een andere fase. De nieuwe kwartiermaker gaat sturing geven aan de activiteiten die moeten leiden tot de daadwerkelijke start van het IFV op 1 juli.

Als directeur van de huidige dragerorganisatie NIFV kent Wim Papperse de bestuurlijke opdracht tot de oprichting van het IFV goed en is hij vanaf het begin nauw betrokken geweest bij alle ontwikkelingen.

Dat doen we door helder te omschrijven welke verbeteringen we nastreven en wie eindverantwoordelijk is voor implementatie van de conclusies en aanbevelingen. In juli willen we de evaluatie afronden, waarna we de uitkomsten regionaal willen bespreken en delen in een ‘crisisacademie’. ”

Siske Klaassens vult aan: “Dit was voor alle partijen in de regio de eerste kennismaking met een GRIP 4-situatie in de praktijk. De wil om hiervan te leren is groot. Dat blijkt onder andere uit het feit dat verschillende gemeenten zelf contact met ons hebben gezocht omdat zij graag hun leerervaringen met ons willen delen.”

crisiscommUnicatieOp het gebied van crisiscommunicatie was de waterige crisis in Groningen eveneens een uitdaging. Communicatieadviseur Cyriel Hamstra wijst op de regionale risicocommunicatiecampagnes die in de afgelopen jaren

in Groningen zijn gehouden, waardoor burgers zich in zijn beleving voldoende bewust zijn van water als risicobron en van hun handelings-perspectief. “Mensen bleken tijdens de ontruiming behoorlijk zelfredzaam, waardoor we als overheid bijvoorbeeld maar beperkt opvang hoefden te regelen. De crisis was ook een testcase voor de organisatie en de capaciteit van de crisiscommunicatie. Het was een uitdaging om gedurende meer-dere dagen op alle niveaus ervaren communicatieadviseurs te kunnen inzetten. Hier is het leerpunt ervoor te waken dat de benodigde perso-nele organisatie van crisiscommunicatie niet wordt uitgeput, met name ten aanzien van de sleutelfuncties. Veel steun hebben we gehad aan de communicatiepool van de stad Groningen, maar er is ook over de grenzen van organisaties heen samengewerkt. Communicatieadviseurs van de veiligheidsregio, gemeenten, politie, Defensie en waterschappen vonden elkaar en namen her en der taken van elkaar over. Zo ontstond een vorm van multidisciplinaire crisiscommunicatie, zoals het hoort te zijn. Mooi om te ervaren hoe soepel die samenwerking ging.” ////

Vervolg van cover

Page 3: “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 12 / MAART 2012 / PAGINA 3

De verantwoordelijkheid voor de instandhouding van meldkamers, nu nog neergelegd bij de besturen van de veiligheidsregio’s, gaat onder de nieuwe landelijke meldkamerorganisatie helemaal over naar het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De minister van VenJ wil de verantwoordelijk-heid voor deze organisatie op zich nemen, om zo centraal beheer mogelijk te maken. Onder het beheer van de meldkamer valt bijvoor-beeld de huisvesting, ICT, leidinggevend en ondersteunend personeel en personeel voor de multidisciplinaire werkprocessen. Aan de gezagsverhoudingen in opgeschaalde situaties verandert niets: bij een lokale crisis ligt het gezag bij de burgemeester, bij een bovenlokale crisis bij de voorzitter van de veiligheidsregio.

versniPPerdDoor de komst van één landelijke organisatie werken de meldkamers straks overal op dezelfde

manier. ‘De huidige meldkamers zijn versnip-perd georganiseerd. Zowel rond personeel en werkwijze als ten aanzien van organisatie en beheer. Hierdoor is er een gebrek aan samen-werking tussen meldkamers en een gebrek aan landelijke coördinatie’, geeft het Rijk in een recent persbericht aan.

Het kabinet maakte half februari bekend dat er één nieuwe meldkamerorganisatie komt met welgeteld tien locaties verspreid over het hele land. De opschaling van het huidige aantal van 25 meldkamers moet in 2015 helemaal rond zijn.

regeerakkoordIn het Regeerakkoord was nog sprake van een meldkamerorganisatie met drie locaties. Na onafhankelijk onderzoek en consultatie van het Veiligheidsberaad, Ambulancezorg Nederland, politie, brandweer, de Koninklijke marechaussee en GHOR is het kabinet er echter van overtuigd geraakt dat het beter is te kiezen voor een model met tien meldkamers. Dat is de beste schaal

voor betere dienstverlening. Bovendien blijken de transitiekosten bij drie locaties hoger te liggen dan bij tien. Met tien locaties kan ook de taakstelling van tien oplopend naar 50 miljoen euro per jaar worden gerealiseerd en tóch aan de hoge kwaliteitseisen worden voldaan.Voor minister Opstelten bleek het model uit het Regeerakkoord geen absolute must, zo bleek al eerder tijdens een bestuurlijke conferentie georganiseerd door het Veiligheidsberaad, het Korpsbeheerdersberaad en het ministerie van VenJ. Hij zei open te staan voor alternatieve scenario’s, “Zolang de nieuwe organisatie maar leidt tot een kwalitatief betere dienstverlening en structureel lagere kosten. En zolang de vaart er maar in blijft.”

instemmingHet Veiligheidsberaad heeft verheugd gerea-geerd op het model met tien meldkamers waar de ministerraad half februari mee heeft inge-stemd. Het Veiligheidsberaad en het Korpsbe-heerdersberaad hadden eerder in een brief aan minister Opstelten hun visie op de meldkamer van de toekomst gegeven. Daarin wordt even-eens geopteerd voor het terugbrengen van het aantal meldkamers van 25 naar tien.Het Veiligheidsberaad en het Korpsbeheerders-beraad kijken samen met de minister naar een passend tijdpad voor de schaalvergroting en aanpassing van de werkwijzen. Het transitieak-koord tussen de meest betrokken ministeries en de besturen van de veiligheidsregio’s moet voor de zomer klaar zijn. ////

Naar één landelijke meldkamerorganisatie

multi en monoDe meldkamer van de toekomst voorziet in een nieuwe werkwijze die ertoe moet leiden dat op termijn de burger zoveel mogelijk in het eerste contact wordt geholpen door een multidisciplinaire centralist. De afhandeling van een melding blijft de verantwoordelijkheid van monodisciplinaire centralisten die onder operationele aansturing werken van de dienst waarvoor zij werken: politie, brandweer, ambulance of Kmar. Zo blijven de ambulancevoor-zieningen verantwoordelijk voor de monodisciplinaire taakuitvoering van het personeel dat zij in de meldkamer te werk stellen.

Feitelijk maakt het straks niet meer uit in welke regio meldingen binnenkomen. Dat is zowel voor dagelijkse werkzaamheden als in tijden van rampen en crises een groot voordeel. Bij een calamiteit kan een meldkamer zelfs volledig worden vrijgesteld als calamiteitenmeldkamer.

Meldkamer Rotterdam­Rijnmond.

Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie ziet met groot genoegen proeven met kleinere brandweer-wagens en een variabele voertuigbezetting aan.

“Het zou stilstand zijn als er geen ruimte is voor dergelijk inno-vatief optreden van de brandweer”, zei de minister in de Tweede Kamer tegen SP-kamerlid Nine Kooiman tijdens een overleg over veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg. De Kamerfractie noemt experimenten met snelle interventievoertuigen en (siv’s) minder brandweerlieden, zoals in de zoals in Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, overhaast. Volgens haar zien veel burge-meesters zo de kans om te bezuinigen op brandweermensen. Dat zou ten koste kunnen gaan van de veiligheid. Normaal gesproken rukken in het hele land immers altijd zes brandweerlieden met een grote wagen uit.

De minister benadrukte dat de verantwoordelijkheid in dit geval helemaal bij de veiligheidsregio ligt. Maar hij is er blij mee. Want de proef staat voor ‘dynamiek en innovatie’. De brandweertop en het brandweerkader staan erachter en het geheel past volgens hem goed in de vernieuwing die de brandweer met het landelijke NVBR-project ‘de Brandweer over morgen’ voorstaat. Bovendien kan variabele voertuigbezetting zelfs de opkomsttijden versnellen. Dat geeft volgens de minister ook lucht aan de vrijwilligers bij de brandweer.

randvoorwaardenOpstelten ziet voor dit soort initiatieven twee belangrijke rand-voorwaarden die overigens beide in de regio liggen: de veiligheid van burgers en brandweerpersoneel moet zeker zijn gesteld en er dient sprake te zijn van draagvlak.

Op meerdere plaatsen in het land voeren brandweerkorpsen al langer experimenten uit met kleinere eenheden. De NVBR

heeft een parapluproject variabele voertuigbezetting opgezet om de verschillende pilots en experimenten in het land met elkaar te verbinden en het geheel te onderzoeken. In het onderzoek worden zoveel mogelijk empirische gegevens verzameld, omdat juist ervaring een belangrijke factor is in het lerend systeem van de brandweer.

Daarnaast heeft Opstelten het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van zijn ministerie gevraagd om de uitkomsten van het onderzoek mee te nemen in de komende evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s. Parallel hieraan is het WODC verzocht een instrument te ontwikkelen dat moet leiden tot een helder analysekader voor het meten van de effecten van variabele voertuigbezetting.

Voor zover bekend is nooit wetenschappelijk onderzoek gedaan dat de huidige tank autobezetting onderbouwt. Voor de zesmans voertuigbezetting is gekozen op basis van de brancherichtlijnen. Het meerjarig paraplu-onderzoek wordt halverwege dit jaar afgerond. Het meetinstrument van het WODC wordt in het eerste kwartaal van 2013 opgeleverd.

oPkomsttiJdenHet rapport van de Inspectie openbare orde en veiligheid (IOOV) over de opkomsttijden van de brandweer wordt rond het uitkomen van dit nummer verwacht. Daarna zal minister Opstelten het rapport, voorzien van zijn reactie, aan de Kamer aanbieden. In het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr) zijn de norm-tijden voor de opkomst van de brandweer formeel verankerd. Alleen onder strikte voorwaarden is het bestuur van de veilig-heidsregio bevoegd om gemotiveerd van de tijden af te wijken.

Het bestuur van de veiligheidsregio moet eens in de vier jaar een beleidsplan opstellen. Daarin moet het beschrijven welke

opkomsttijden voor de brandweer gelden en welke voorzieningen en maatregelen daarvoor worden getroffen. Zichtbaar moet zijn binnen hoeveel minuten de brandweer ergens ter plaats moet zijn. Per 1 juli 2011 behoren alle vijfentwintig veiligheidsregio’s te beschikken over een beleidsplan en als afgeleide daarvan een regionaal dekkingsplan.

Minister Opstelten ziet de uitkomst van het rapport met enige spanning tegemoet. Hij verwacht niet dat het Besluit overal voor 100 procent is uitgevoerd. Het is volgens hem best een gevoelig onderwerp. Weliswaar is de minister stelselbewaker, maar veiligheidsregio’s – althans hun besturen – zijn verantwoordelijk voor de regionale afweging. Wat er ook uitkomt, “we zullen het moeten doen binnen de bevoegdheden en binnen de budgetten die er zijn”, zo gaf de minister alvast een voorschot op het vervolg. ////

Variabele voertuigbezetting:

Minister prijst vernieuwende inzet brandweer

Een van de siv’s van Rotterdam­Rijnmond.

Page 4: “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

PAGINA 4 / NR. 12 / MAART 2012 / DE VEILIGHEIDSREGIO

Voorzitter Ahmed Aboutaleb van Veiligheids-regio Rotterdam-Rijnmond (VRR) ervaart regelmatig dat risicobeheersing het leitmotiv is voor het bedrijfsleven in de regio. Juist de concentratie van risico’s is in zijn ogen de reden voor een sterk ontwikkeld veiligheidsbewustzijn. “Als burgemeester van Rotterdam heb ik de afge-lopen jaren werkbezoeken gebracht aan verschil-lende grote ondernemingen en overal waar ik kom begint de introductie van de directie met veiligheid, veiligheid, veiligheid. Tussen economisch belang en veiligheidsbelang zit altijd een spanningsveld, maar de bedrijven hebben

zelf baat bij een stringent veiligheidsbeleid. Los van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de omgeving kunnen zij zich simpelweg geen incidenten en crises veroorloven. Een brand of ongeval verstoort het bedrijfsproces en levert de onderneming economische schade én imagoschade op. Veiligheid is voor de bedrijven dus een economisch belang en daarom zit risicobeheersing in de haarvaten van de industrie. Als bestuurder moet ik erop kunnen vertrouwen dat de bedrijven hun verantwoorde-lijkheid nemen.”

brede veiligheidsdirectieDat overheid en bedrijfsleven een gemeenschap-pelijk veiligheidsbelang hebben, weerspiegelt ook het partnerlandschap van de VRR. Directeur Veiligheidsregio Arjen Littooij schetst de brede samenwerking in de regio. “Wij hebben onze veiligheidsdirectie verbreed met een vertegen-woordiging van partners op het raakvlak tussen overheid en bedrijfsleven. Het Havenbedrijf van Rotterdam en de Milieudienst DCMR zijn lid van de veiligheidsdirectie en participeren bij incidenten ook in de operationele en bestuurlijke crisisteams. Zonder de kennis en expertise van deze cruciale samenwerkingspartners kunnen we in dit gebied geen veiligheidsbeleid voeren. En doordat we al vanaf de eerste schakels van de veiligheidsketen intensief samen optrekken

en elkaar door en door kennen, kunnen we bij incidenten en crisissituaties snel schakelen en de juiste expertise organiseren.”

ketendenkenHet ketendenken is in Rotterdam-Rijnmond sterk ontwikkeld. Dat kan ook niet anders in een regio waar processen in de industrie, logistiek, transport en ICT zo sterk van elkaar afhankelijk zijn om de economische motor draaiende te houden. Die afhankelijkheid maakt de regio wel kwetsbaar en vraagt bij verstoringen om krach-tige operationele en bestuurlijke regie. VRR-voorzitter Aboutaleb noemt twee voorbeelden.“Vorig jaar had een relatief kleine brand in een vitaal netwerkknooppunt van KPN grote effecten in de regio. De ICT-voorzieningen van veel bedrijven werden getroffen, onder andere het openbaar vervoer, maar ook een deel van het C2000-netwerk viel uit. De storing had dus directe gevolgen voor de veiligheid in de regio.”

Een tweede voorbeeld is de botsing van twee goederentreinen in september 2009, op een van de vitale levensaders van de Rotterdamse haven bij Barendrecht. De impact was enorm; tot in Zuid-Duitsland en Zwitserland waren de Europese goederenstromen verstoord. Het omleiden van goederentreinen met gevaar-lijke stoffen over routes waar zij normaal niet reden, leidde in andere regio’s tot tijdelijke extra veiligheidsrisico’s, waarvoor veel interregio-naal bestuurlijk overleg nodig was. En doordat chemische bedrijven in de Rotterdamse haven hun producten niet kwijt konden, ontstonden daar ook veiligheidsrisico’s in de productie- en opslagketen. Aboutaleb: “Dit was een logistieke crisis, die we alleen hebben kunnen beheersen door op het hoogste bestuurlijk niveau de juiste mensen aan tafel samen te brengen en samen pragmatisch knopen door te hakken. Ik heb bijvoorbeeld spoedoverleg gevoerd met de directie van ProRail om elders in het land geplande grote werkzaamheden aan het spoor uit te stellen. Dat had voor ProRail ook immense gevolgen, maar het kón niet anders. Dat zagen alle betrokken partners in en daarom konden we snel doeltreffende maatregelen nemen.”

exPertregioDenken vanuit keteneffecten en gemeenschap-pelijk belang is ook leidend in de plannen van

VRR om zijn kennis en expertise op het gebied van industriële incidentbestrijding beschikbaar te stellen aan andere regio’s. Het beter benutten van landelijk beschikbare expertise was in 2011 een van de aanbevelingen in het rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid naar aanleiding van de Moerdijkbrand.

Arjen Littooij licht toe hoe VRR daaraan invulling kan geven: “Wij hebben in ons verzorgingsgebied zestig bedrijven van het kaliber ChemiePack en groter die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo). Zowel op het gebied van preventie als in de operationele incidentbestrijding hebben we daardoor veel specialistische kennis en kunde opgebouwd. Het specialistisch materieel van de Gezamenlijke Brandweer, de publiek-private brandweerorganisatie voor het haven- en indus-triegebied, kan onder voorwaarden ook buiten zijn eigen verzorgingsgebied worden ingezet. Na de Moerdijkbrand hebben we met Veiligheids-regio Midden- en West-Brabant al afspraken gemaakt over samenwerking en bijstandsverle-ning bij industriebranden.”

Voorzitter Aboutaleb sluit zich hierbij aan: “Ik vind dat de veiligheidsregio’s elkaar maximaal moeten ondersteunen en hun kennis, kunde en capaciteit meer moeten bundelen. Dat gebeurt in mijn ogen nog te weinig. Inzet van onze expertise buiten de eigen regio dient ook ons eigen belang. Als onze regio met 1,2 miljoen inwoners last heeft van een grote industriebrand in een buurregio kan je toch niet met je armen over elkaar blijven zitten? Het is voor de hele BV Nederland goed als bundeling van kennis en slagkracht leidt tot effectievere bestrijding van industriële incidenten.”

riJnmond veiligRisico’s. Rotterdam-Rijnmond zit er vol mee. En meer dan een miljoen mensen leeft en werkt dagelijks temidden van die risico’s. Om de burgers in deze agglomeratie meer bewust te maken van de risico’s en hen handelings-perspectief te bieden, is de VRR recent een risico communicatieprogramma gestart onder de noemer ‘Rijnmond Veilig’. “Doel van het programma is dat we burgers beter willen informeren door snellere communicatie”, legt Arjen Littooij uit. “We willen een breed spectrum aan informatiekanalen inzetten om burgers over risico’s en crises te informeren. Naast social media als Twitter denken we ook aan informatiepanelen in publieke ruimten, zoals de Koopgoot in het stadscentrum en het vernieuwde Rotterdam CS. De eerste stappen daarvoor zijn al gezet. Zo willen we in Rotterdam-Rijnmond een modern informa-tiesysteem voor publieke veiligheid creëren, vergelijkbaar met Amber Alert.”Aboutaleb beaamt het belang van snelle en toegankelijke risico- en crisiscommunicatie: “We moeten de burgers bij een crisis snel kunnen informeren, ook als we nog niet alle informatie volledig hebben. Als wij het niet zeggen, zegt een ander het en dan zijn wij de regie kwijt. We moeten dus alle mogelijke middelen inzetten om burgers tijdig hande-lingsperspectief te bieden. Overigens moeten we ook kunnen relativeren en niet de illusie hebben dat overheid en bedrijfsleven met welke maatregelen dan ook ultieme veiligheid kunnen bieden. Risico’s hóren bij het leven, zeker in Rotterdam-Rijnmond.” ////

“Veiligheid is een economische factor”Wie Rotterdam-Rijnmond zegt, zegt ook: wereldhaven, scheepvaart, logistiek, transport, internationale handel. Hier wordt een belangrijk deel van het bruto nationaal product van Nederland verdiend. De combinatie van grootschalige petrochemische industrie en intensieve transportstromen in een grootstedelijke agglomeratie met 1,2 miljoen inwoners is een uitdaging voor het veiligheidsbeleid. De overheid hoeft het bedrijfsleven echter niet te overtuigen van het belang van risicobeheersing, want in Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond gaan veiligheid en economie hand in hand.

VRR­directeur Arjen Littooij en voorzitter Ahmed Aboutaleb.

De Gezamenlijke Brandweer heeft deskundigheid en slagkracht voor industriële brandbestrijding.

Risicoconcentratie in de Rotterdamse haven: economie en veiligheid gaan hand in hand.

Page 5: “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 12 / MAART 2012 / PAGINA 5

Schultz heeft een wettelijk eenduidige norm laten ontwikkelen voor het veiligheidsniveau waaraan tunnels in het wegennet moeten voldoen. De rekenkundige norm komt er op neer dat een ongeval minder acceptabel is naarmate de gevolgen ervan groter zijn. Zo mag de kans dat er zich ongevallen voordoen waarbij 100 doden of meer vallen, niet groter zijn dan eens in de 100.000 jaar per kilometer tunnel. De norm is geoperationaliseerd in standaarduitrustingen voor de installaties en systemen die in de tunnel worden geplaatst. ‘Met het wetsvoorstel en de standaarduitrusting wordt gerealiseerd dat er vóór de bouw van een tunnel overeenstemming is bereikt over benodigde voorzieningen. Dat voorkomt extra kosten en vertraging’, aldus de minister. Met het opnemen van het veilig-heidsniveau in de wet wil het Rijk voorkomen dat partijen die bij de bouw van een tunnel betrokken zijn, verschillende beelden hebben over de vraag wanneer een tunnel voldoende veilig is.

regie en gezagDoor duidelijkheid te bieden over vragen als: Wanneer is een tunnel veilig? en Welke voorzieningen bevat een veilige tunnel? wordt de regie over de tunnelveiligheid naar landelijk niveau getrokken. Tegelijk kan het bevoegd gezag bij het college van burgemeester en wethouders blijven liggen, waarmee ook de verantwoordelijkheid van het college voor de hulpverlening geborgd is, stelt minister Schultz. Het Veiligheidsberaad is gevraagd haar te adviseren over onder meer de aannames rond zelfredzaamheid en hulpverlening. Met dit proces verandert volgens het Rijk ook de rol van de openstellingsvergunning en de omgevingsvergunning. ‘Door het toepassen van een gestandaardiseerde uitrusting is de keuze over de benodigde uitrusting van een tunnel al in de planfase beslecht en daarmee is de veiligheid van de tunnel gegeven

omdat met de uitrusting wordt voldaan aan de veiligheidsnorm’, schrijft de minister.Het voorstel voorziet ook in de mogelijkheid om voor verschil-lende typen tunnels verschillende uitrustingen vast te stellen. Zodra de standaarduitrustingen zoals die nu ontwikkeld worden voor rijkstunnels gereed zijn, zal met de decentrale en parti-culiere tunnelbeheerders bekeken worden of die standaarduit-rustingen ook op hun tunnels van toepassing zijn, of dat daar aanpassingen op nodig zijn. Voor bestaande tunnels gaat een overgangstermijn gelden.

Aanvullende regels voor veiligheidseisen wegtunnelsMinister Mélanie Schultz van Haegen van Infra-structuur en Milieu wil met aanvullende regels duidelijkheid bieden over de veiligheidseisen voor wegtunnels. Daarvoor is een wettelijk eenduidige norm ontwikkeld. Daarnaast komt er een regeling waarin per type tunnel en per type gebruik standaarduitrustingen van installaties en systemen worden voorgeschreven.

Grootschalige oefening in tunnel.

bUrgemeester:

“Tussen standaardisatie en maatwerk”Burgemeester Jan Lonink van Terneuzen heeft als portefeuille-houder brandweer in het Veiligheidsberaad ook de tunnels als beleidsterrein. Met de Westerscheldetunnel, de langste auto-tunnel in Nederland, op de achtergrond is hij tevens een van de zogeheten tunnelburgemeesters. Lonink is medevoorzitter van de Commissie Tunnelveiligheid die tot aan het eind van dit jaar zal functioneren.

De notie van eenduidige normstelling waar de minister naar streeft, suggereert meer dan het is, aldus Lonink: “Het is prima om standaardveiligheid te definiëren, maar een gestandaardiseerde tunnel bestaat niet. Zeker in een stede-lijke omgeving, dus los van de rijkswegen, is de problematiek vaak veel complexer. Het blijft altijd maatwerk. Denk maar wat het vraagt rond toe- en afritten voor vrachtwagens in een tunnel die uitkomt op een winkelcentrum. Of aan tunnels met dubbele lagen of meerdere vervoersmodaliteiten. Standaardi-sering geeft wel duidelijkheid, maar leidt niet per definitie tot snellere beschikbaarheid of hogere kostenefficiency.”

voortraJectWaar de tunnelburgemeesters het wel met de minister over eens zijn, is dat naarmate het voortraject beter geregeld is en alles aan veiligheid wordt meegenomen in de ontwerp- en bouwfase, de laatste fase van de openstellingsvergunning relatief minder belangrijk wordt: “Als het proces daartoe leidt, halen we ook als gemeenten en veiligheidsregio’s heel veel winst binnen.”Maar de eindverantwoordelijkheid van het bevoegd gezag zit nog niet goed in de plannen, stelt Lonink vast. Daarbij stelt hij voorop dat de meeste burgemeesters in hun loopbaan hooguit één keer met besluitvorming over een tunnel worden geconfronteerd: “Daar worstelen zij best mee. Afzonderlijk

hebben veiligheidsregio’s ook niet alle expertise in huis. Intussen moet de burgemeester wel de openstellingsvergunning afgeven. Daarmee geeft hij een garantie af voor een veilig gebruik van de tunnel. Ook wil je als burgemeester natuurlijk met een gerust hart je brandweer er naar toe kunnen sturen.”

adviesfUnctieAlle partijen vinden dat daarvoor een adviesfunctie nodig is. Maar deze wordt volgens Lonink niet goed belegd door de functie “tamelijk vrijblijvend over te laten aan de veiligheidsbeambte van de betreffende tunnel, die op zijn beurt een relatie heeft met de tunnelbeheerder”.

Om de kwaliteit en onafhankelijkheid te waarborgen dient er, vindt hij, een landelijk platform te komen voor kennisdeling én advies op het gebied van tunnelbouw en renovatie: “De minister wil een kennisplatform. Dat komt er dus wel. Maar het gaat burgemeesters en de veiligheidsregio’s juist om de adviesfunctie.”Lonink kan zich zelfs indenken dat als de adviesfunctie landelijk niet goed wordt belegd, het Veiligheidsberaad het initiatief zou moeten nemen om zo te voorkomen dat 25 veiligheidsregio’s het wiel opnieuw gaan uitvinden: “Dat zou pure verspilling zijn.” ////

Lonink: “Je wilt als burgemeester met een gerust hart je brandweer er naar toe kunnen sturen.”

veiligheidsberaad:

‘Grote bezwaren tegen wetsvoorstel’Het Veiligheidsberaad moet constateren dat de minister, op één ondergeschikt punt na, nog steeds niet aan de bezwaren van het Veiligheidsberaad is tegemoetgekomen. Daarmee blijven de bezwaren die het Veiligheidsberaad al bij de consultatie over het conceptwetsvoorstel had, onverkort van kracht. De suggestie dat de minister met deze wetswijziging strengere eisen stelt aan de veiligheid van tunnels is onjuist. Het wetsvoorstel behelst een verlaging van het veiligheidsniveau ten opzichte van het niveau dat de laatste jaren is bereikt, aldus het Veiligheidsberaad. Het Veiligheidsberaad onderschrijft de wens van de minister om besluitvorming over tunnels te versnellen, maar wijst de suggestie van de hand dat vertragingen in de openstelling van tunnels grotendeels te wijten zijn aan de veiligheidseisen die gemeenten en hulpverleners stellen. In een brief aan de Tweede Kamer roept het Veiligheidsberaad de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Milieu op deze bezwaren te betrekken in de komende behandeling van het wetsvoorstel. ‘Het bevoegd gezag moet, op advies van de veilig-heidsregio, kunnen beoordelen of een tunnel veilig is, voordat het akkoord kan gaan met openstelling. De wetswijziging slaat het bevoegd gezag de mogelijkheden daartoe goeddeels uit handen’, schrijft het Veiligheidsberaad.

oPlossingHet Veiligheidsberaad hecht sterk aan wettelijke verankering van een bredere normstelling (breder dan alleen gericht op het sterfterisico, red.) en een uitbreiding van de kwantitatieve risicoanalyse met een scenarioanalyse binnen de hele veiligheids-beoordeling. Het ruimtelijk besluit moet niet alleen in overleg, maar ook in overeenstemming met het bevoegd gezag worden genomen. Verder wil het Veiligheidsberaad onverminderd naar een onafhankelijke kennis- en adviesfunctie voor tunnelbeheer-ders en bevoegd gezag. ////

Het Veiligheidsberaad is over dit dossier mede geadviseerd door de RCC, de brandweer en GHOR NL.

De Tweede Kamer heeft inmiddels schriftelijk verslag gedaan. Op basis van dit verslag wordt nu een nota geschreven, waarna verdere behandeling zal plaatsvinden.

Page 6: “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

PAGINA 6 / NR. 12 / MAART 2012 / DE VEILIGHEIDSREGIO

Het NFI, een agentschap van het ministerie van Veiligheid en Justitie, ontstond in 1999 na een fusie van het Gerechte-lijk Laboratorium en het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie. De politie en het Openbaar Ministerie (OM) zijn de grootste klanten van het NFI, maar ook andere overheidsdiensten met een rol in hulpverlening, opsporing, toezicht en handhaving kunnen van de specialistische kennis en kunde gebruik maken. De afgelopen jaren heeft het instituut een forse kwaliteitsslag

gemaakt, waardoor de doorlooptijd van forensische onderzoeken met negentig procent is verkort. Het NFI heeft met het Openbaar Ministerie en de politieregio’s een service level agreement gesloten waarin is vastgelegd welke diensten en producten in welk volume de organisatie levert en binnen welke verwerkingstijd. Jaarlijks heeft het NFI de capaciteit om circa 80.000 zaken te behandelen, waarvan 60.000 routineonderzoeken. In zo’n 20.000 gevallen is sprake van maatwerk bij zeer complexe misdrijven en calamiteiten.

rol in de keten“Forensisch onderzoek begint bij de politie in de regio”, legt directeur externe relaties Kees Möhring uit. “Negentig procent van de strafrechtelijke onderzoeken op locatie kan uitstekend worden uitgevoerd met de forensische expertise die bij de regio-nale eenheden beschikbaar is. Maar is sprake van een omvangrijke of complexe zaak, dan kunnen wij aanvullende expertise leveren. Gewoonlijk wordt daarover beslist door politie of OM. Als sprake is van een terroristische aanslag hebben we per definitie een rol via het Landelijk Team Forensische Opsporing. Dan is conform het geldende protocol het Landelijk Parket leidend in het onderzoek.”

Het NFI hecht sterk aan het leveren van toegevoegde waarde in de strafrechtketen. Geen dingen dubbel doen maar inzetten op hoogwaardige aanvullende expertise is volgens Möhring het motto van de organisatie. “Die expertise hebben we binnen het NFI in dertig specialismen georganiseerd. In de afgelopen jaren zijn met name de DNA-analyse, digitale technieken en het onderzoek naar zaken met een chemische, biologische of nucleaire component sterk doorontwikkeld. Door deze research

and development activiteiten hebben we in de forensische wereld internationaal een plek in de top. Omdat wij onze bedrijfsvoering-processen strak organiseren, kunnen we bij een ondersteunings-vraag voor een complex onderzoek snel een multidisciplinair team van specialisten samenstellen.”

7x24 UUr oProePbaarSnel handelen is cruciaal om bruikbare sporen te vinden. Het NFI kent daarom quick response teams die 7x24 uur oproepbaar zijn bij rampen en complexe ongevallen. Zij komen in de eerste fase van het incident in actie om de situatie in kaart te brengen en sporen veilig te stellen. Het NFI was onder andere actief bij de vuurwerkramp in Enschede, de crash van het Turkish Airlines-toestel bij Schiphol en het ongeluk met een Apache-helikopter in de Bommelerwaard. Maar ook begin 2011 bij ChemiePack in Moerdijk. Daarbij raken de forensisch experts onvermijdelijk het werkterrein van andere hulpdiensten. Möhring vervolgt: “Het staat buiten kijf dat redden, blussen en crisisbeheersing bij fysieke ongevallen en rampen de hoogste prioriteit hebben. Wel kan vanuit het oogpunt van forensisch onderzoek en uiteindelijk opsporing en vervolging veel winst worden geboekt als hulpver-leners zich realiseren dat hun handelen grote invloed kan hebben op aanwezige sporen. Deze samenloop van belangen op een calamiteiten-pd is voor ons de reden om onze samenwerkings-

partners in de veiligheids-regio’s op te zoeken en hen meer forensisch bewustzijn bij te brengen.”

Anick van de Craats, opleidingsadviseur bij de NFI Academy, haakt in: “De mogelijkheden van het NFI om op een calamiteiten-pd al tijdens de incidentfase veilig een eerste onderzoek te doen, zijn de afgelopen jaren sterk verbeterd. Vroeger moesten forensische experts van politie en NFI bij gebeurtenissen als industriële branden en chemi-sche ongevallen wachten tot het terrein door de brandweer werd vrijgegeven. Nu hebben wij zelf experts opgeleid voor het werken in beschermende kleding en uitrusting tot de hoogste beschermings-

graad. Deze CBRN-specialisten (CBRN: Chemische, Biologische, Radiologische en Nucleaire incidenten red.) werken overigens nauw samen met andere politiediensten en Defensie in het Landelijk Team Forensische Opsporing. Ook het RIVM is bij CBRN-gerelateerde misdrijven en incidenten een belangrijke partner voor ons.”

Volgens Van de Craats onderkennen andere hulpverleners het belang van grondig forensisch onderzoek, maar houden zij er in

de praktijk nog te weinig rekening mee omdat ze onvoldoende weten van dit proces. “Wij organiseren daarom als NFI Academy cursussen en workshops voor bevelvoerenden van brandweer en GHOR. Een eerste pilot voor ambulancemedewerkers uit de regio Haaglanden is tot grote tevredenheid van beide partijen verlopen. Het was voor de geneeskundig specialisten bijvoorbeeld een eyeopener dat zij bij het openknippen van de kleding van het slachtoffer van een schotwond beter niet dóór de kogelgaten heen kunnen knippen, omdat dan voor ons belangrijke sporen verloren kunnen gaan. Op dezelfde manier willen we ook bij brandweer-lieden bewustzijn kweken van hoe door bepaalde blustactieken onbedoeld sporen verloren kunnen gaan. We werken momen-teel aan een serie interactieve trainingen onder de noemer ‘CSI Serious Gaming’. Dat biedt hulpverleners de gelegenheid om in de huid van een forensisch expert te kruipen, waardoor ze op een laagdrempelige manier inzicht krijgen in onze processen en belangen.”

gezamenliJke belangenEn dat zijn gezamenlijke belangen, in de ogen van Kees Möhring. “Bij rampen en incidenten hebben alle ketenpartners hun eigen specialisme, maar snelle en daadkrachtige opsporing van schul-digen dankzij grondig sporenonderzoek is ook in het belang van slachtoffers. We willen de contacten met de veiligheidsregio’s en de daarin werkzame beroepsgroepen graag verder uitbouwen. Op korte termijn hopen we bij de Raad van Regionaal Comman-danten een presentatie te kunnen geven over ons werk. Via het Veiligheidsberaad willen we ook met regionale bestuurders in gesprek, om te bespreken hoe we de samenwerking op het kruispunt van strafrechtketen en veiligheidsketen verder kunnen verbeteren.” ////

De pArTnerS vAn De veiliGheiDSreGio’S

De veiligheidsregio’s zijn opgericht om de samen werking tussen brandweer, politie, GHOR en gemeenten te bevorderen. Maar het samenwerkingsverband is breder dan deze vier kolommen. Ook waterschappen, Defensie, Justitie, vitale sectoren en anderen werken nauw samen met de veiligheidsregio’s. In deze rubriek belichten wij telkens een samenwerkingspartner. Dit keer het Nederlands Forensisch Instituut.

veiligheidsPartner nfi

Nederlands Forensisch Instituut:

“Rol hulpverleners bij sporenonderzoek versterken”Bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) draait alles om grondige sporenanalyse om zo daders van strafbaar handelen te kunnen vervolgen. Niet alleen in de hitech laboratoria in Den Haag, maar soms ook op de plaats delict (pd). Daar kunnen de belangen van het NFI en de veiligheidsregio’s elkaar raken. Tal van hulpverleners zijn al op de locatie actief geweest om te redden, te blussen of geneeskundige hulp te verlenen aan slachtoffers. Hun handelen kan grote invloed hebben op de mogelijkheden om achteraf sporen-onderzoek te doen. Daarom wil het NFI de contacten met veiligheidsregio’s verstevigen en de sector forensisch bewustzijn bijbrengen. Zo kunnen straf-rechtsketen en veiligheidsketen met elkaar verbonden worden en elkaar versterken.

Kees Möhring: “Meer forensisch bewustzijn kweken bij hulpverleners.”

Expertise achter de schermen.

Het NFI kan binnen het Landelijk Team Forensische Opsporing ook onder CBRN­omstandigheden optreden.

het nfi in feiten en ciJfersBij het NFI werken circa 700 mensen, verdeeld over meer dan dertig specialismen. Het NFI verricht onder andere DNA-onderzoek, medisch forensisch onderzoek, milieu-, brand-, verkeers- en explosievenonderzoek. Via een Mobiel Forensisch Team is de NFI-expertise ook snel inzetbaar op incidentlocaties voor sporenonderzoek.In 2011 leverde het NFI circa 52.000 onderzoeksproducten, waarvan bijna 38.000 op het gebied van DNA-analyse. Er werden 40 tot 50 onderzoeken op plaatsen delict uitgevoerd.

Page 7: “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 12 / MAART 2012 / PAGINA 7

risicoanalyseDe basis ligt bij een risicoanalyse op macroniveau, waarna op microniveau de subevenementen worden uitgewerkt. Algemeen directeur Veiligheidsregio Limburg-Noord Piet Lucassen: “Het is een geleerde les van de afgelopen Koninginnedag in Weert en Thorn: het begint met een gedegen risicoanalyse. Vanuit de veilig-heidsregio proberen met een helikopterview verbinding te leggen tussen alle multidisciplinaire aspecten.” Op basis van de risicoana-lyse adviseert Veiligheidsregio Limburg-Noord de organisatoren van de Floriade in de te nemen maatregelen. “Wij laten weten wat van hen wordt verwacht ten aanzien van hun veiligheidsorga-nisatie. Bij sommige subevenementen moet de organisatie extra maatregelen nemen.”

De risicoanalyse blijft tot en met de Floriade een continu proces. Volgens projectleider Roger Knorr worden, waar mogelijk, de bestaande structuren benut. “De organisatie Floriade BV is aangesloten bij de crisisbeheersing. Zo is bijvoorbeeld een officier van dienst van de Floriade aangehaakt bij de overlegstruc-tuur.” Burgemeester Bruls, tevens voorzitter van Veiligheids-regio Limburg-Noord, vertelt over de keuze om de organisator op te nemen in het beleidsteam. “De Floriade BV moet zes maanden lang scherp staan op het gegeven dat in die periode bepaalde risico’s zich kunnen voordoen. We moeten elkaar kunnen aanspreken op de veiligheid op en rondom het terrein. De organisator is voor een groot deel verantwoordelijk voor de te nemen maatregelen, maar we moeten het toch met elkaar doen.” Lucassen vult aan: “De Floriade zorgt voor verbinding en integratie van lopende ontwikkelingen binnen de veiligheidsregio. Het project werkt als een olievlek. Mensen weten elkaar te vinden

op onderwerpen doordat elkaars toevoegde waarde zichtbaar is en wordt.” Burgemeester Bruls ervaart één projectleider voor de gemeente Venlo en Veiligheidsregio Limburg-Noord als een gouden greep. “Je belegt op deze manier alles in één hand, en de projectleider kent de lokale én de regionale situatie. Daarnaast is ook samenwerking met directe buurgemeenten vanuit de veilig-heidsregio goed georganiseerd. Denk aan een noodscenario als zich zoiets voordoet als bij Pukkelpop. Dan hebben wij voor het proces ‘opvang’ echt de hele regio nodig.”

analyseHet sturen op feitelijke informatie in de voorbereiding is lastig vanwege het ontbreken van ervaringsgegevens. Het blijft vooral bij veronderstellingen, aldus projectleider Knorr: “De vorige Floriade was tien jaar geleden. De wereld van toen is bijna niet te vergelijken met die van nu. Mede daarom sturen we continu bij op basis van de vraag: sluiten de veronderstellingen nog voldoende aan op de werkelijkheid? Hoe dichter bij de start van het evenement, hoe meer het juiste beeld tot stand komt. Vanwege deze uitdaging is de eerste weken van de Floriade een veiligheidsteam actief om de analyse verder te volmaken door bezoekerscijfers en andere veronderstelde factoren te vergelijken met de werkelijke situatie.”

ProJectstrUctUUrAlle drie benadrukken: zorg voor een goede en duidelijke project-structuur. Lucassen: “Dit is een schoolvoorbeeld van multidis-ciplinaire samenwerking. Het betekent ook dat de brandweer meekijkt op het advies van de politie en andersom. Samen maak je een multidisciplinair veiligheidsplan, dat wordt vast gesteld in de veiligheidsdirectie.” Maar ondanks de projectmatige aanpak blijft het een uitdaging om iedereen op vlieghoogte te houden. Een manier om betrokkenheid te generen bij dit grootschalige evenement is onder meer geweest het in elkaar schuiven van oefe-ningen en de voorbereiding op het evenement. “Door te oefenen wordt voor onze medewerkers het papier werkelijkheid, wat tegelijk ook weer zorgt voor een aanscherping van de plannen.”

Na 7 oktober is het voor de projectorganisatie niet voorbij, want de evaluatie is voor Lucassen belangrijk. “Onze evaluatie biedt andere veiligheidsregio’s wellicht leerpunten welke ze kunnen

gebruiken. Ik wil graag na afloop een bijdrage leveren om deze informatie te delen met gemeenten en veiligheidsregio’s. Wellicht zou het Veiligheidsberaad een themabijeenkomst kunnen koppelen aan onze evaluatie.” Ook burgemeester Bruls sluit zich hierbij aan. “Maar voor het zover is, nodig ik iedereen uit om langs te komen en zelf de Floriade 2012 te aanschouwen.” ////

Floriade 2012: schoolvoorbeeld van multidisciplinaire samenwerkingVanaf 5 april vindt rond Venlo 187 dagen lang de Floriade 2012 plaats. Tijdens deze Wereld Tuinbouw Expo kunnen bezoekers genieten van bloemen, planten bomen, groentes, fruitsoorten, architectuur en culturele programma’s met muziek, dans en beeldende kunst. Het is meer dan een evenement, vertelt burgemeester Hubert Bruls trots. “Het is eigenlijk een ruimtelijke ordeningsontwikkeling met een wereldkarakter waarbinnen je elke dag evenementen organiseert.” Om de aaneenschakeling van kleine en grote subevene-menten veilig te organiseren is een werkgroep vanaf 2007 al aan de slag gegaan met de voorbereidingen. Vanaf juni 2011 is het project Veiligheid Floriade 2012 officieel van start gegaan.

Burgemeester Hubert Bruls: “Het is een gouden greep om één project­leider aan te stellen voor zowel de gemeente als voor de veiligheidsregio.”

Burgemeester Peter den Oudsten van Enschede wordt tijdelijk korpsbeheerder van het politiekorps Oost-Neder-land in oprichting. Hij neemt deze functie op zich omdat Nijmegen, de grootste gemeente in het gebied, een vacature heeft voor de functie van burgemeester. Thom de Graaf, burgemeester van Nijmegen, is per 1 februari voorzitter geworden van van de HBO-raad, de vereniging van hoge-scholen.

Erik van Zuidam volgt Thomas Faber op als regionaal commandant van de brandweer Groningen. Van Zuidam werkt sinds 1978 bij de regiopolitie in Groningen. En werd in 2006 plaatsvervangend korpschef. In zijn nieuwe functie moet hij de regionalisering van de zeventien samenwer-kende brandweerkorpsen binnen de 23 gemeenten leiden en omvormen tot één regionaal brandweerkorps Groningen.

Ruth Clabbers, sinds september 2010 directeur Nationale Veiligheid bij het ministerie van VenJ, is per 15 april benoemd tot directeur van zowel de directie Arbeidsmarktfraude als ook van de directie Opsporing bij de Inspectie SZW.

Stoffel Heijsman is benoemd tot korpschef Noord- en Oost-Gelderland. Hij volgt Annelore Roelofs op die per 15 januari is benoemd tot lid van de hoofddirectie van de Dienst Justitiële Inrichtingen.

Kees Riezebos is per 5 maart directeur Veiligheid en Bestuur bij het ministerie van VenJ. Riezebos was senioradviseur van BMC Advies en Interim-management. Daarvoor vervulde hij de functie van plaatsvervangend directeur Bestuurlijke en Financiële Organisatie bij het ministerie van BZK.

perSonAliA

landeliJke handreikingen In de voorbereiding van de Floriade 2012 is gebruik gemaakt van de landelijke handreiking van de GHOR Nederland: ‘Geneeskundige advisering bij evenementen’ (zie www.ghor.nl). Omdat de landelijke multidisciplinaire Handreiking Evenementenveiligheid pas begin dit jaar beschikbaar is gekomen, is nog gebruik gemaakt van de eigen regionale methodiek. Het Veiligheidsberaad heeft inmiddels de delen I, II en V voorlopig vastgesteld, waarbij deel V onder verantwoordelijkheid van het portefeuillehouderoverleg crisisbeheersing tot stand gekomen is. Deel III is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van het ministerie van VenJ. Deel IV is gepubliceerd onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken, Land-bouw en Innovatie (programma Slim geregeld, goed verbonden). De handreiking (in delen) is te vinden op: infopuntveiligheid.nl

In dit project werken de volgende partners samen: Veiligheidsregio Limburg-Noord, Politie Limburg-Noord, Floriade BV en Gemeente Venlo. De Floriade BV verwacht twee miljoen bezoekers; het terrein beslaat zo’n 66 hectare. Na de Floriade die loopt van 5 april t/m 7 oktober 2012 wordt dit terrein verder ontwikkeld tot bedrijventerrein.

Page 8: “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

PAGINA 8 / NR. 12 / MAART 2012 / DE VEILIGHEIDSREGIO

GROOTER komt voort uit GROOT, een lande-lijke projectgroep met daarin regionale en lokale coördinatoren voor gemeentelijke processen. Mensen uit het veld dus. Zij hebben een paar jaar geleden het initiatief genomen om lande-lijke kwalificatieprofielen en opleidingskaders te ontwikkelen voor gemeentelijke sleutel-functionarissen binnen de crisisbeheersing. Dat gebeurt in opdracht van het Landelijk Overleg van Coördinerend Gemeentesecretarissen (LOCGS).Hiermee probeert GROOT en nu dus GROOTER – de afkorting staat met enige fantasie voor Gemeentelijke Rampenbestrijding Opleiden Trainen Oefenen – het gat te vullen dat voor de oranje kolom tot voor kort bestond: het ontbreken van gemeentelijke functiespeci-fieke opleidingen voor de crisisbeheersing. Het afnemen van een proeve van bekwaamheid onderstreept de waarde van de opleiding en waarborgt de kwaliteit. Maar het belangrijkste is natuurlijk dat leidinggevende gemeentelijke functionarissen weten wat hun taken, bevoegd-heden en verantwoordelijkheden zijn. En dat ze bekwaam zijn om deze functie uit te voeren. Want dat is precies het doel van het project: professionalisering van de bevolkingszorg in crisistijd.

eerste ProevenEind december werden de eerste proeven van bekwaamheid afgelegd voor Officier van Dienst Bevolkingszorg (OvDBz). Drie mede-werkers van de gemeente Vlaardingen hebben deze met goed gevolg doorstaan. De komende maanden en jaren zullen nog vele gemeentelijke

functionarissen volgen. Veiligheidsregio’s en inliggende gemeenten beschikken straks over goed opgeleide functionarissen die zich inzetten voor het leveren van adequate bevolkingszorg. En dát dan voor alle niveaus in de crisisbe-heersing: van Commando Plaats Incident tot Regionaal Beleidsteam.

eigen temPoHet project wordt gedragen door veiligheids-regio’s en gemeenten. Gemeenten werken in het kader van bevolkingszorg immers samen met en op de schaal van de veiligheidsregio’s. Elke organisatie kan in haar eigen tempo en met eigen lokale en regionale uitgangspunten gebruik maken van de verschillende opleidingen, procesindelingen, functieprofielen en ‘examens’ in de vorm van proeven van bekwaamheid.GROOT(ER) wordt zelf geen opleidings-instituut. Door de kwalificatieprofielen en opleidingskaders over te dragen aan de markt wordt beoogd marktwerking te genereren, waardoor opleidingen zo goedkoop mogelijk kunnen worden aangeboden. Ook kunnen veiligheids regio’s en gemeenten ervoor kiezen de opleidingen zelf te ontwikkelen en te geven, waardoor de kosten wellicht nog lager worden.

Alle documenten worden bewaard en beheerd bij het Nederlands Bureau Brandweer-examens (in toekomst onderdeel van het IFV). Hiermee is zeker gesteld dat ze actueel worden gehouden. ////

Meer is te vinden op de website van GROOT: www.veiligheidsberaad.nl/groot

Kristel Scheffers, bestuursadviseur crisisma-nagement bij de gemeente Tilburg, was een van de initiatiefnemers en is intussen ook project-leider van GROOTER. Onnodig te zeggen dat zij ontzettend trots is op wat nu voorligt: “Onze grote frustratie was destijds dat er geen landelijk afgestemde opleidingen waren voor gemeen-telijke mensen in de crisisbeheersing. Gelukkig hebben we veel bijval gekregen. En nu liggen de kwalificatieprofielen en opleidingskaders er.”

De eerste proeven van bekwaamheid die net zijn afgelegd, vormen ook voor de projectgroep de kroon op het werk. Scheffers: “Dit is zó leuk. Hier hebben we het voor gedaan. Zoals het ook voor betrokkenen, gemeenten en veiligheids-regio’s fantastisch moet zijn om te weten dat zij nu op cruciale functies de geschikte mensen hebben staan.”Scheffers is trouwens zelf bewust niet betrokken geweest bij het afnemen van de proeven van bekwaamheid. Het project levert onder finale goedkeuring van het LOCGS de producten,

Gemeentelijke kolom in crisistijd professionaliseert

Projectleider Kristel Scheffers:

“Geschikte mensen op juiste plaats”

De komende jaren zullen honderden functionarissen in gemeenten en veiligheids-regio’s worden opgeleid en getraind volgens de producten van GROOTER. Daarnaast leggen steeds meer crisismedewerkers uit de gemeentelijke kolom proeven van bekwaamheid af. Zo wordt de gemeentelijke bevolkingszorg ten tijde van crises en rampen verder geprofessionaliseerd.

Een van de onderdelen van bevolkingszorg is de registratie van slachtoffers. (Oefening met gevaarlijke stoffen in Vlaardingen, waarbij passagiers op schip onwel werden en bij aankomst aan wal werden opgevangen en geregistreerd.)

groot wordt grooterHet project GROOT heeft al verschillende producten opgeleverd op het gebied van opleidingen en trainingen bevolkingszorg tijdens rampen en incidenten. Zo is een opleidings-kader voor de basisopleiding gemaakt en zijn voor een aantal sleutelfuncties binnen de oranje kolom kwalificatieprofielen, opleidingskaders en proeven van bekwaamheid opgesteld. Voor de functies van Algemeen Commandant Bevolkingszorg, Officier van Dienst Bevolkingszorg, hoofd taakorganisatie en teamleider zijn al proeven van bekwaamheid ontwikkeld.Vanaf 1 januari wordt gewerkt aan kwalificatieprofielen op het gebied van crisiscommunicatie, informatiemanagement, omgevingszorg, opvang en verplaatsen mens en dier, en nafase. Dat gebeurt onder de vlag van een nieuw project dat GROOTER heet.

inclusief de proeven, op. Maar daarna is het aan de markt om overeenkomstig de verschil-lende producten en profielen de bijbehorende opleidingen en ‘examens’ te verzorgen. Daar is overigens zeker belangstelling voor. Zo heeft een consultancybedrijf dat veel trainingen verzorgt, zelfs al een ‘academie voor bevolkings-zorg’ opgericht.

Scheffers benadrukt dat het doel van GROOT en sinds 1 januari GROOTER nooit was om zelf een academie op te zetten: “Het ging ons erom dat er uniforme opleidingen komen.” Waarbij onder uniformiteit wordt verstaan dat iedereen zich voor 80 procent in de opleidingsmodule(s) moet kunnen herkennen. De rest mag lokaal en regionaal met het nodige maatwerk worden ingevuld.Nadat de kwaliteit van de producten geborgd is bij een instituut als het IFV, zal het project GROOTER op een gegeven moment ook stoppen. Zal er niet ook nog een GROOTST komen? Scheffers lacht: “Je zou het wel zeggen hè. En toegegeven, we hebben nog steeds niet alle gemeentelijke functies behandeld. In die zin zou er misschien wel ruimte voor zijn. Maar daar is het nu nog te vroeg voor.” ////

Scheffers: “Het ging er ons om dat er uniforme opleidingen kwamen.”

In 2012 wordt NL-Alert ingevoerd in alle 25 veiligheidsregio’s. NL-Alert is een nieuw en aanvullend alarmmiddel van de overheid om mensen in de directe omgeving van een (dreigende) ramp te waarschuwen en te informeren via de mobiele telefoon. In het bericht staat specifiek wat er aan de hand is en wat mensen het beste kunnen doen. Het is niet nodig je vooraf te abonneren of aan te melden voor NL-Alert.

NL-Alert is een waardevolle aanvulling op de bestaande communicatiemiddelen die veiligheidsregio’s kunnen inzetten om burgers tijdens een crisis tijdig te informeren. Nog voor de zomer wordt NL Alert als eerste ingevoerd in de drie veiligheidsregio’s Rotterdam Rijnmond, Twente

en Haaglanden. Dit gebeurt voor de zomer. De invoering in de overige veiligheidsregio’s volgt aansluitend en is begin november afgerond.

Vanaf medio november volgt een lande-lijke massamediale campagne om burgers te informeren over NL-Alert, de wijze waarop NL-Alert kan worden ingezet en wat burgers moeten doen om een NL-Alert op hun mobiele telefoon te ontvangen.

Inmiddels is de voorbereiding op de invoering van NL-Alert in de veiligheids regio’s van start gegaan. ////

Voor meer informatie: www.nlalert.nl

Landelijke invoering NL-Alert in 2012

Page 9: “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 12 / MAART 2012 / PAGINA 9

Veiligheidsregio’s die nog niet actief aan de slag zijn met de samenwerking met vitale partners, zullen dat alsnog zo snel mogelijk moeten doen.

Tot dusver is vooral bekeken hoe veiligheids-regio’s die achterblijven ‘gestimuleerd kunnen worden’ om de voorliggende convenanten met vitale sectoren te ondertekenen. Intussen laat minister Opstelten van VenJ er geen misver-stand over bestaan dat recentelijk met het Veiligheidsberaad harde afspraken zijn gemaakt die erop neerkomen dat de convenanten “als

de wiedeweerga tot stand moeten komen en worden geïmplementeerd”. Gebeurt dat niet, dan lijkt het de minister een ‘goed idee’ om de Inspectie OOV ernaar te laten kijken.

Oorspronkelijk is het project Vitale Partner-schappen in Veiligheid gestart voor vier vitale sectoren, te weten: drinkwater, gas en elektra en ICT/telecom. Afgelopen tijd is het uitgebreid met Rijkswaterstaat en de waterschappen, Defensie en het spoor.

Veiligheidsregio’s zijn verantwoordelijk voor het maken van afspraken met de beheerders van vitale infrastructuur, over de samenwer-king ter voorbereiding op en bestrijding van een incident of ramp. Het Veiligheidsberaad ondersteunt veiligheidsregio’s bij dit project. Dat gebeurt in opdracht van het ministerie. Een aantal veiligheidsregio’s is al actief aan de slag gegaan. Maar over het hele land gerekend is het aantal ondertekende en geïmplementeerde convenanten nog beperkt.

hackenKamer en Kabinet vinden het hoog tijd dat de weerbaarheid van vitale sectoren wordt vergroot. Bij een overleg in de Kamer kwam de kwestie van het hacken van Zeeuwse gemalen aan de orde. De systemen van rioleringspompen en gemalen van de gemeente Veere bleken slecht beveiligd. Het gevaar zit erin dat dit breder geldt voor de digitale beveiliging van sluizen, gemalen, rioleringspompen en zelfs bruggen in ons land. In het Veerse geval was het kinderlijk eenvoudig om vanaf een thuiscom-puter op de systemen in te breken.

Minister Opstelten, zelf verantwoordelijk voor de nationale veiligheid, gaf aan dat experts en ook de Nationaal Coördinator Terrorismebe-strijding (NCTB) al meermalen hebben gewaar-schuwd voor de kwetsbaarheid van ICT in de zogeheten SCADA-systemen.

‘Weerbaarheid vitale sectoren vergroten’

Druk op de veiligheidsregio’s opgevoerd

Henk Jan Meijer: “Tenslotte zijn wij regisseur van veiligheid. Daarom moeten we vooral naar vitale partners toe actief zijn.”

aansPoringBurgemeester Henk Jan Meijer van Zwolle is lid van het dagelijks bestuur van het Veiligheids-beraad. Hij heeft de multidisciplinaire samen-werking en het project Vitale Partnerschappen in portefeuille. Meijer ziet de oproep van de minister vooral als een aansporing om verder te gaan. Het belang van samenwerking met vitale sectoren en de bescherming van vitale regionale infrastructuur staat immers buiten kijf. Meijer: “We zijn als veiligheidsregio’s tot nu toe erg met ons zelf bezig geweest of met onderwerpen als de regionalisering van de brandweer. Maar uiteindelijk zijn wij regisseur van veiligheid. Daarom moeten we vooral naar vitale partners toe actief zijn.”

Landelijk zijn de modelconvenanten voor drinkwater, gas en elektra, Rijkswaterstaat en de waterschappen klaar en wordt nog gewerkt aan ICT, telecom en Defensie. Door de constructie van verlengd lokaal bestuur kan het Veilig-

heidsberaad niet één handtekening zetten voor iedereen. Elk van de 25 regio’s zal er in de verschillende sectoren regionaal mee aan de slag moeten gaan. Die opgave reikt in praktijk beduidend verder dan het zetten van een hand-tekening, want het gaat natuurlijk vooral om de afspraken die erbij komen kijken.

vriJbliJvendheid voorbiJMeijer erkent dat het Veiligheidsberaad niet de middelen in huis heeft om met vrijblijvendheid af te rekenen: “Wij hebben geen sancties zoals de minister die met een dreigende korting van de rijksuitkering kan sturen. Maar het mag duidelijk zijn dat we de vrijblijvendheid nu wel voorbij zijn. Het wij-gevoel van de veiligheidsregio’s moet omhoog. We zullen met elkaar dwin-gender afspraken moeten maken én we zullen ons als veiligheidsregio’s minder vrijblijvend op moeten stellen. Anders wordt het straks allemaal door het Rijk overgenomen. Kijk maar naar wat er bij de politie gebeurt.” ////

Veiligheidsregio Utrecht (VRU) deed in samenwerking met Crisislab onderzoek naar de communicatiebehoefte van burgers. Een eerlijke transparante overheid en het bieden van hande-lingsperspectief zijn de sleutelwoorden. Uit het Utrechtse onder-zoek blijkt dat burgers zich ervan bewust zijn dat zij een eigen verantwoordelijkheid hebben voor hun veiligheid, maar dat zij ter voorbereiding wel goed geïnformeerd willen worden. Het risico-bewustzijn geldt vooral voor kleine risico’s met een grote kans, zoals woninginbraken en andere inbreuken op de sociale veiligheid.

commUnicatiestrategieAndrea Naphegyi, adviseur risicocommunicatie bij de VRU: “Ons doel is burgers ook houvast te bieden bij de voorbereiding op grootschalige risico’s met een kleine kans. Mensen gaven aan behoefte te hebben aan eerlijke informatie en niet aan geruststel-lende sussende boodschappen. Ook moet de informatie voor henzelf bewezen nut hebben en helder handelingsperspectief bieden. Met die uitgangspunten ontwikkelen we nu een commu-nicatiestrategie. Een multimediale aanpak via een website, social media en de algemene nieuwsmedia is wat ons voor ogen staat. Belangrijk is dat mensen via die kanalen te horen krijgen waar ze

informatie over relevante risico’s in hun omgeving kunnen vinden én dat de boodschap wordt overgedragen door ter zake deskun-digen. Dat blijken burgers erg belangrijk te vinden.”De VRU werkt nu een strategie uit voor de risicotypen overstro-ming en natuurbrand. Die strategie wordt richtinggevend voor de risicocommunicatie in brede zin. Het eindproduct wordt eind juni gepresenteerd op een regionaal symposium. Andrea Naphegyi vervolgt: “De resultaten van ons onderzoek zijn ook beschikbaar voor andere regio’s. Door onze kennis te delen kan dubbel werk worden voorkomen. Bestuurlijk is van belang dat we met effectieve risicocommunicatie het vertrouwen van burgers in de overheid vergroten. Als we aan de voorkant van de veiligheids-keten de risicocommunicatie goed regelen, maken we het onszelf bij de crisiscommunicatie in de acute fase gemakkelijker.”

veerkracht samenlevingOok Zeeland timmert aan de weg op het gebied van risicocom-municatie en zelfredzaamheid. Onder leiding van lector Veilig-heid Dick Fundter voert de Hogeschool Zeeland een project uit in opdracht van veiligheidsregio Zeeland met het doel de in de samenleving aanwezige veerkracht te benutten. Dick Fundter: “Binnen lokale samenlevingen zijn tal van sociale structuren en netwerken actief die we als overheid moeten leren gebruiken. Wij stellen vast dat generieke informatiecampagnes met folders en boodschappen over noodpakketten en vluchtroutes niet of onvol-doende werken. De informatie moet meer worden toegespitst op de persoonlijke belevingswereld van mensen en het doel moet zijn de binnen de gemeenschap aanwezige capaciteiten in crisis-tijd aan te spreken. Eind dit jaar ronden we het tweejarig project

af. We starten dan een pilotcursus voor veiligheidsregisseurs in de lokale gemeenschap en een zelfredzaamheidprogramma dat voor burgers is ontwikkeld. Ook komt er een toolkit voor hulpverle-ners. Zo maken we mensen coproducent van hun eigen veiligheid en leren we de hulpverlening om die veerkracht in de samenle-ving te faciliteren en te gebruiken.” ////

Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met:Veiligheidsregio Utrecht: [email protected] en Veiligheidsregio Zeeland: Dick Fundter; [email protected]

Risicocommunicatie, wat verwacht de burger?Risicocommunicatie is een wettelijke verantwoorde-lijkheid van de veiligheidsregio’s, maar wat verwacht de burger qua informatie nu eigenlijk van de overheid? Verschillende regio’s zijn actief op zoek naar mogelijk-heden om gericht burgers te informeren, gebaseerd op de wensen en behoeften. Hieronder twee voorbeelden uit de praktijk.

Heidebrand op de Utrechtse Heuvelrug. Natuurbrand is een van de maatgevende risico’s voor Veiligheidsregio Utrecht.

Page 10: “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

PAGINA 10 / NR. 12 / MAART 2012 / DE VEILIGHEIDSREGIO

De werkgroep werd door het Veiligheidsberaad ingesteld in september 2011 naar aanleiding van het rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid over Moerdijk. De werk-groep, bestaande uit een aantal (oud)bestuur-ders en directeuren veiligheidsregio’s en een vertegenwoordiger van het ministerie van VenJ, kreeg de opdracht te onderzoeken hoe de leiding en coördinatie bij bovenregionale rampen en crises beter kan. Burgers willen veiligheid, duidelijkheid en zekerheid. Niet de bevoegdheden van het openbaar bestuur moeten leidend zijn, maar hoe het openbaar bestuur het best aan de behoeftes van de burger tegemoet kan komen. De werkgroep verwacht in mei met verbetervoorstellen te komen, maar heeft vooruitlopend hierop enkele voorstellen gedaan waarmee het Veilig-heidsberaad op 17 februari heeft ingestemd.

vier PUntenDe verbetervoorstellen richten zich op de volgende vier punten: een landelijk afspraken-kader tussen veiligheidsregio’s voor leiding en coördinatie bij bovenregionale incidenten, eenduidigheid en afstemming van crisiscom-municatie, de één-loketfunctie van zowel de bronregio als het Nationaal Crisiscentrum bij een bovenregionale ramp en tot slot duide-

lijkheid over de coördinerende rol van de Rijksoverheid in bijvoorbeeld situaties van schaarste. Verschillende veiligheidsregio’s hebben al onderling afspraken gemaakt over leiding en coördinatie bij bovenregionale rampen en crises, zoals in het IJsselmeerge-bied, de Waddenzee en Zuid-Holland. Het is belangrijk dat zulke afspraken landelijk eenduidig zijn om te voorkomen dat er een lappendeken van verschillende afspraken ontstaat.

De minister van VenJ wil graag vaart zetten achter dit onderwerp en stuurt daarom een brief naar de veiligheidsregio’s, waarin hij de te nemen maatregelen aankondigt. De minister komt hiermee zijn toezegging na uit de beleidsreactie naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad, waarin hij belooft meer duidelijkheid te geven over de rol van de Rijksoverheid bij crisisbeheersing. In deze brief wordt bij de te bieden diensten een onderscheid gemaakt tussen ondersteunende/faciliterende activiteiten (bijvoorbeeld de ondersteuning van het Nationaal Voorlichting Centrum aan de regio’s) en situaties waarbij het Rijk een meer coördinerende rol op zich neemt . Denk hierbij aan een grieppandemie of aan een incident als Koninginnedag 2009 in Apeldoorn, waarbij een landelijk advies werd gegeven aan burgemeesters over het afgelasten van evenementen. ////

De samenwerking tussen politie en geestelijke gezondheidszorg wordt verder verstevigd. Daarvoor tekenden de Raad van Korpschefs en het bestuur van GGZ Nederland een vernieuwd convenant.

Het gaat hier vooral om crisissituaties met verwarde personen. In dergelijke situaties vindt zoveel mogelijk een gezamenlijke aanpak plaats, waarbij het aspect van hulpverlening voorop staat. Zo is afgesproken dat mensen alleen nog maar worden ingesloten in een politiebureau wanneer sprake is van een strafbaar feit.

De afspraken zijn op landelijk niveau gemaakt, maar dienen ter ondersteuning van de samen-werking die de komende tijd vooral regio-naal en lokaal zijn beslag moet krijgen. Het nieuwe convenant is een praktisch document, samengesteld door mensen uit het veld. Tot de deelnemende partijen behoorden onder meer GGZ-instellingen, GGD’en en verschil-lende regiokorpsen van de politie. Daarnaast is Ambulancezorg Nederland betrokken geweest bij de uitleg van wanneer ambulancezorg noodzakelijk kan zijn voor patiënten met een psychiatrisch ziektebeeld.

bemoeizorgAanleiding voor het convenant was de groei-ende vraag naar duidelijkheid rond het hele onderwerp. In het convenant wordt onder-scheid gemaakt tussen acute zorg en niet-acute langetermijnzorg. De niet-spoedeisende zorg is een taak van de GGZ en overige hulpver-leners. Op het gebied van ‘bemoeizorg’, oftewel zorg in zorgwekkende situaties, gaan politie en GGZ meer samenwerken. Zo zijn nu duide-

lijke afspraken gemaakt over bereikbaarheid en beschikbaarheid. Ook zijn afspraken gemaakt over het melden van vermissingen, het vervoer van patiënten en het doen van aangiften van strafbare feiten binnen GGZ-instellingen.

Het convenant richt zich vooral op de eerste opvang van verwarde personen en het overleg tussen politie en GGZ en andere relevante lokale partijen over het voorkomen van crisissituaties en het verbeteren van wat onderling aan infor-matie wordt uitgewisseld. De afspraken regelen onder meer een snelle diagnose, de verantwoor-delijkheden bij tijdelijke opsluiting, informatie-uitwisseling en het (vrijwillig of gedwongen) vervoer.

verbindenDe bestuurders van politie en GGZ zijn enthou-siast dat deze stap is gezet en verwachten dat beide organisaties beter zijn opgewassen tegen deze problematiek. Jelle van Veen, werkzaam bij Politie Amsterdam-Amstelland, is voorzitter van de landelijke expertgroep GGZ. Hij vindt de kracht van het jongste convenant dat GGZ en politie zich echt aan elkaar verbinden: “We zeggen niet tegen elkaar: ‘Die is van jou’ maar zijn - ieder vanuit de eigen kerntaak - gezamen-lijk verantwoordelijk. Daarbij betrekken we ook andere partijen als de GGD en maatschappelijke opvangorganisaties.”

Het convenant zal zijn weg vinden binnen de regionale eenheden van de (nationale) politie. Daarvoor wordt een ‘operationaleringsdocu-ment’ gemaakt. In feite een klein handzaam boekje zodat collega’s op straat weten welke stappen er bij crisissituaties moeten worden gezet en hoe de informatie-uitwisseling verloopt.

In zijn eigen regio Amsterdam-Amstelland kunnen politieagenten 24 uur per dag naar een en hetzelfde nummer bellen voor ‘vangnet en advies’. Op dat nummer, gevestigd bij de GGD, wordt alleen al in de stad Amsterdam zesdui-zend keer per jaar een beroep gedaan. “Het zou mooi zijn als het straks ook bij andere regionale eenheden om één of twee telefoonnummers gaat. Want je kunt moeilijk met een boekje vol telefoonnummers op zak gaan lopen”, geeft Van Veen de andere regio’s mee.

groeidocUmentHet convenant wil nadrukkelijk een groei-document zijn. Het biedt ook een mooie opstap naar een verdiepingsslag met andere partijen als de gemeentelijke koepelorgani-satie de VNG, de ministeries van VenJ en VWS (ook vanwege de wettelijke kaders en de barrières waar partijen in praktijk tegenaan lopen) en uiteraard de veiligheidsregio’s. Hoe meer hoe beter, wat Van Veen betreft. Als het maar leidt tot zo eenvoudig mogelijke afspraken over hoe te handelen in crisissitu-aties. Ook als die zich op een kleine schaal afspelen. ////

Werkgroep bovenregionale samenwerking komt met voorstellen

Meer aandacht voor crisissituaties met verwarde personen

De Onderzoeksraad voor Veiligheid publiceerde in februari het rapport over de brand bij Chemiepack. In dit rapport werden niet alleen aanbevelingen gegeven aan het bedrijf en de gemeente, maar ook aan het ministerie van VenJ en het Veiligheidsberaad. Beide organisaties pakken gezamenlijk een aantal van deze aanbevelingen op in een bestuurlijke werkgroep over leiding en coördinatie bij bovenregionale samenwerking. Welke aanbevelingen zijn dit en waar adviseert deze werkgroep precies over?

Samenwerkingsoefening incidentbestrijding op de Waddenzee.

Politieoptreden (grootschalige multidisciplinaire oefening Zeewolde).

Page 11: “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 12 / MAART 2012 / PAGINA 11

uiT heT veiliGheiDSberAAD

In 2012 komt het Veiligheidsberaad geen vijf, maar vier keer bij elkaar. Voor de vergaderingen wordt echter wel meer tijd vrijgemaakt, zodat er naast het nemen van besluiten ook ruimte is voor ‘thematische verdieping’.

Op 17 februari 2012 is het Veiligheidsberaad voor het eerst dit jaar samen geweest. De thematische verdieping tijdens deze vergadering ging over de opkomsttijden bij de brandweer. Elie van Strien, portefeuillehouder risicobeheersing in het bestuur van de NVBR, en in het dagelijks leven commandant van Brandweer Amsterdam-Amstelland, hield hierover een heldere presentatie.

Uitslaande brandDe tijdnormen variëren tussen de vijf en tien minuten, afhan-kelijk van het gebouw en de gebruiksfunctie. Achttien minuten is het absolute maximum. Deze normen zijn nog gebaseerd op de woninginrichting van de jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw. Tegenwoordig zijn woningen gevuld met kunststoffen. Door die synthetische materialen wordt een brand al binnen enkele minuten uitslaand.

Van Strien liet zien dat je de opkomsttijden op verschillende manieren kunt beïnvloeden; onder meer door:• Variabele voertuigbezetting: met een kleinere bezetting is de

brandweer snel op weg. • Risicobeheersingsmaatregelen en preventie (rookmelders,

voorlichtingscampagnes enzovoorts).

Hij besloot zijn inleiding met de conclusie dat de echte winst aan de voorkant te behalen is en er een nieuw, geactualiseerd en goed onderbouwd fundament moet komen onder de tijdnormen. En als veiligheidsregio’s gemotiveerd willen afwijken van de norm, zij dat in het hele land volgens dezelfde criteria doen.Het verhaal van de brandweercommandant vormde de opmaat tot een levendige discussie.In de discussie werd gesteld dat het belangrijk is in gesprek te gaan met de Minister van VenJ over de norm. Het Veiligheidsbe-raad onderschrijft de wenselijkheid te investeren in de voorkant. ‘De vraag hoe redden we mensen? En doen we met rookmelders en dergelijke genoeg aan preventie? is een cruciale vraag’. De algemene conclusie die bleek uit de discussie is, dat het zou

moeten gaan over het feitelijke resultaat van de brandweerinzet en niet over het halen van de wettelijke norm. Het Veiligheids-beraad gaat daarover graag in gesprek met minister Opstelten en de Inspectie OOV. ////

beslUiten veiligheidsberaad Het Veiligheidsberaad heeft 17 februari ingestemd met:• de Handreiking Evenementenveiligheid, een instrument voor veiligheidsregio’s om gemeenten te adviseren over de veiligheid

tijdens evenementen.• het beleidskader NL Alert. Met NL Alert kunnen mensen in een gebied bij een (dreigende) calamiteit worden geïnformeerd

met tekstberichten op hun mobiele telefoon.• de brief waarin het Veiligheidsberaad en het Korpsbeheerdersberaad minister Opstelten hun visie op de meldkamer van de

toekomst kenbaar maken. De ministerraad heeft overigens op dezelfde dag ingestemd met dit voorgestelde model van één meldkamerorganisatie op tien locaties.

• de vernieuwing van de Management Development en Leiderschapsontwikkeling voor de veiligheidsregio’s.• quick wins ter verbetering van bovenregionale samenwerking, onder meer landelijk dekkend afsprakenkader over leiding en

coördinatie bij bovenregionale rampen en crisis.

publicATieS & ApplicATieS

Stel, je wilt als veiligheidsregio inwoners stimuleren om via de smartphone een bijdrage te leveren aan veiligheid, leefbaarheid of hulpverlening. Wat kun je hen dan aanbieden naast NL Alert, Amber Alert enzovoorts? En welke applicaties (kortweg ‘apps’ genoemd) zijn voor de hulpverleningsdiensten misschien zelf ook wel interessant?

Het blijkt een flinke zoektocht om alle apps op het gebied van veiligheid in kaart te brengen. Er zijn apps om de leefbaarheid te verbeteren, zoals Verbeter de Buurt en Buiten Beter waar je meldingen van onveiligheid kan doorgeven aan de gemeente. Apps als De Politie Zoekt en Boevenvangen die het mogelijk maken om de politie te helpen bij de opsporing. En, in het kader van de hulpverlening kan de gebruiker een EHBO-app downloaden, maar ook de dichtstbijzijnde AED zoeken via zijn smartphone. Op Infopunt Veiligheid van het NIFV, is een speciale ‘app-map’ samengesteld, waarin alle applicaties die interessant kunnen zijn voor de hulp verleningsdiensten zijn opgenomen: infopuntveiligheid.nl (dossier sociale media).

leefbaarheid Buiten beter: buitenbeter.nlVerbeter de buurt: verbeterdebuurt.nl Safe City: safecity.nl

oPsPoring Boevenvangen :boevenvangen.nl De Politie Zoekt: depolitiezoekt.nl

handhaving StopHeling: stopheling.nl/EuroBiljet: dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzicht-en-archief/nieuws-2011

zelfredzaamheid Persoonlijk Veiligheidsadvies: 2bsafe.eu/projecten/pva

hUlPverlening ICE: http://ice-app.netHelp: helpapp.nl/AED4: aed4.eu AED Alert: aed-alert.nlEHBO: rodekruis.nl/ehbo/ehboopzak/paginasAmbulance: itunes.apple.com/nl/app/

De smartphone als hulpmiddel

64 procent van de respondenten leest meerdere, of zelfs alle artikelen uit De Veiligheidsregio. Gemiddeld wordt de krant gewaardeerd met een 7,3. Zo blijkt uit het lezersonderzoek dat in oktober en november 2011 werd gehouden.

Lezers die bij een gemeente werken geven gemiddeld het laagste cijfer (een 6,2) en brandweermensen het hoogste (een 8).Met de stelling ‘de krant sluit aan op mijn informatiebehoefte’ was 57% het eens. En 49% onderschreef de stelling ‘door de krant kunnen veiligheidsregio’s van elkaar leren’.Van de respondenten vond 67% de frequentie van vier keer per jaar prima. Daarentegen ziet 22% de krant liever vaker verschijnen.

PaPier versUs digitaalAls het gaat om de verschijningsvorm, op papier of digitaal, spant het erom. 36% geeft voorkeur aan de papieren uitgave, 37% ontvangt De Veiligheidsregio bij voorkeur digitaal en 27% heeft het liever allebei.Met 63% van de respondenten die de krant in elk geval ook op papier wil blijven ontvangen, blijven we daar vooralsnog mee doorgaan. Maar voor wie liever vanaf een beeldscherm leest: het actuele nummer van De Veiligheidsregio is altijd te vinden op de website van het Veiligheidsberaad, evenals de eerder verschenen nummers. Voor vragen of het aanvragen van een kosteloos abonnement: [email protected] ////

Wat u vindt van De Veiligheidsregio

WRR: betere verdeling van verantwoordelijkheid voor fysieke veiligheid

w e t e n s c h a p p e l i j k e r a a d v o o r h e t r e g e r i n g s b e l e i d

Evenwichtskunst

Fysieke veiligheid is een kerntaak van de overheid. Het is daarom niet verrassend of onredelijk dat de overheid wordt aangesproken op de omgang met gevaarlijke stoffen, de voedselveiligheid, de bescherming tegen overstromingen en infectieziekten of de gevaren van nieuwe technologieën.

Maar verwachtingen over de verantwoordelijkheid van de overheid kunnen ook overspannen zijn. Er wordt in dit verband wel gesproken over de zogenaamde ‘risico-regelreflex’: na een ernstig incident volgt standaard een roep om drastische maatre-gelen (of de overheid anticipeert daarop). Dat mechanisme zou aanleiding geven tot overreacties in wet- en regelgeving en bijdragen aan het beeld dat de overheid het voornaamste risicovangnet is.

Zijn de risico-regelreflex en de reflex om de verantwoordelijkheid bij de overheid te leggen hardnekkige verschijnselen? Nemen burgers en bedrijfsleven onvoldoende verantwoordelijkheid voor fysieke veiligheid? Is een kleinere rol voor de overheid mogelijk?

Minister Donner (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) heeft de wrr verzocht om te reflecteren op deze moeilijke vragen. Simpele antwoorden zijn er niet. Daad-werkelijke aantastingen van de fysieke veiligheid (incidenten) en potentiële gevaren (risico’s en onzekerheden), vragen altijd om lastige afwegingen en evenwichtskunst.

Evenwichtskunst over de verdeling van ver ant woordeli j kheid voor f ysieke veilig heid

evenw

ichtsku

nst

W E T E N S C H A P P E L I J K E R A A D V O O R H E T R E G E R I N G S B E L E I D

actievere rol van bedriJven en bUrgers mogeliJkDe Wetenschappelijke Raad voor het Rege-ringsbeleid (WRR) stelt in een publicatie ‘Evenwichtskunst. Over de verdeling van verant-woordelijkheid voor fysieke veiligheid’ (2011) dat de overheid niet als enige de prijs voor veilig-heid en de rekening voor schade kan betalen. Ook bedrijven en burgers moeten daarvoor verantwoordelijkheid dragen, bijvoorbeeld door zich beter te verzekeren. De WRR stelt vast dat diverse bedrijven en brancheorganisaties zich op verschillende manieren inzetten voor fysieke veiligheid. De overheid kan hen veel nadrukke-lijker betrekken bij het verkennen van risico’s en onzekerheid. Ook het bedrijfsleven heeft baat bij een hoog niveau van fysieke veiligheid. ‘Evenwichtskunst’ is geschreven op verzoek van de minister van Binnenlandse Zaken die de WRR vroeg te reflecteren op een aantal vragen omtrent fysieke veiligheid en de rol van de over-heid daarin. Voor meer informatie zie: wrr.nl

DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 8 / FEbRuaRI 2011 / PaGINa 1

Uitgave van het veiligheidsberaad in samenwerking met nvbr, Politie nederland, ghor, vng en het ministerie van veiligheid en JUstitie

de veiligheidsregio

van en voor de veilig­heidsregio’s: onder­

steuningsorganisatie Fysieke veiligheid.

“Een organisatie waar veiligheids­regio’s en instellingen graag contact

mee hebben.” Dat is wat Theo Bakhuizen, de net aangestelde

kwartiermaker, voor ogen staat.

“schaalvergroting is niet aan de orde”,

aldus Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie. De

laatste stand van zaken over de ontwikkelingen rond de Wet

veiligheidsregio’s.

3

in de rubriek de partners van de veiligheidsregio’s

dit keer een nadere kennis­making met het Rijksinstituut

voor Volksgezondheid en Milieu: het RIVM.

6

4

ed d’hondt, de kersverse voorzitter van GHOR Nederland:

bruggenbouwer tussen publieke gezondheid en rampenbestrij­

ding.

5

NR. 8 / FEbRuaRI 2011

Dat is de uitkomst van een bestuurlijke conferentie die het

Veiligheidsberaad, het Korpsbeheerdersberaad en het ministerie

van Veiligheid en Justitie (V en J) in december 2010 organiseerden

en waaraan zowel bestuurders als vertegenwoordigers uit de

kolommen deelnamen. Doel van de conferentie was het vaststellen

van te nemen stappen in deze kabinetsperiode voor een gemeen­

schappelijke visie op de toekomst van de meldkamer.

Voorzitter Thom de Graaf van het Veiligheidsberaad, die het

geheel samenvatte, stelde heel concreet voor dat er een stuurgroep

komt met daarin het ministerie, bestuurlijk verantwoordelijken en

vertegenwoordigers van de branches. Het is de bedoeling dat de

stuurgroep de richting, die tijdens de conferentie is ingezet, verder

vorm zal geven. De resultaten kunnen dan in het voorjaar weer met

een breder gezelschap worden besproken en vervolgens nog voor

de zomer aan de minister van V en J worden aangeboden. Waarop

de minister de bevindingen deelt met de Tweede Kamer.

regeerakkoordIn het Regeerakkoord staat dat het kabinet tot één meldkamer­

organisatie wil komen, verspreid over drie locaties, om in geval

van storingen en onderhoud uitval te voorkomen. Minister

Opstelten van V en J wil dus duidelijk een bundeling van krachten.

Daarmee zal volgens hem de kwaliteit van de dienstverlening

omhoog gaan en wordt die verbeterde kwaliteit ook nog eens

tegen lagere kosten geleverd. De regering wil met deze operatie

een structurele bezuiniging realiseren van 50 miljoen euro. De

besparing is zelfs al ingeboekt.Hoe de meldkamer van de toekomst er precies uit komt te zien,

staat nog niet vast. Het model uit het Regeerakkoord is voor

Opstelten geen absolute must. Wat hem betreft is er ruimte om

dat anders in te vullen. “Ik sta open voor alternatieve scenario’s”,

zei de minister op de conferentie. “Zolang de nieuwe organisatie

maar leidt tot een kwalitatief betere dienstverlening en structureel

lagere kosten. En zolang de vaart er maar in blijft.”

realistischDe Graaf is blij met de ruimte die de minister biedt: “Hij heeft

aangegeven dat hij de weg er naar toe en de tijdfasering met het

Veiligheidsberaad en het veld wil bespreken. Dat is een goede

zaak, want het is geen sinecure om deze operatie in gang te zetten

en tot een goed einde te brengen.”De Graaf twijfelt er niet aan dat schaalvergroting verstandig is:

“Het kan beter én goedkoper door samen te voegen.” Intussen

verhult De Graaf niet dat er in het veld en bij bestuurders nog

grote aarzeling bestaat met betrekking tot één meldkamer, al of

niet met drie locaties. Hij vindt zelf ook dat

Groeiende consensus over

toekomstige meldkamer

Onder professionals en bij bestuurders is algemene

bereidheid aanwezig om wegen te verkennen naar

een schaalvergroting van de meldkamerorganisatie.

Zij zijn ervan overtuigd dat het goedkoper kan, dat er

noodzaak is voor samenwerking en verbetering van

efficiency en dat er ook kwalitatief nog een wereld te

winnen is. Een meldkamerorganisatie met ten hoogste

drie locaties gaat velen echter een stap te ver. Tien

meldkamers lijkt realistischer.

Vervolg op pagina 2

Geluiden uit het veldOp de bestuurlijke conferentie kwamen ook de

disciplines aan het woord. Een kort overzicht van

hun aandachtspunten voor de Meldkamer van de

Toekomst:Jack versluis, arts mba en directeur/bestuurder

regionale ambulance voorziening Utrecht (ravU):

“Ambulancezorg is bij uitstek gestandaardiseerd en gepro­

tocolleerd. De multidisiciplinaire samenwerking gaat in de

regio al heel goed. Je ziet de politie, brandweer en ambu­

lancezorg naar elkaar toekruipen. Maar ieder heeft wel zijn

eigen expertise. Dat willen we graag zo houden. Een zekere

schaalvergroting zal best kunnen. Ik denk aan een grens van

anderhalf tot twee miljoen inwoners. Verder moet je niet

gaan, want dan verlies je de binding met de partners waar je

zoveel mee te maken hebt.”sjoerd van der schuit, namens de raad van

regionaal commandanten van de brandweer:

“De meldkamer van de brandweer is eigenlijk een rare

organisatie. Je ziet een aantal mensen het grootste deel van

de tijd niks doen en als er wel wat aan de hand is hebben ze

feitelijk handen tekort. Want waar het dan om gaat is de flits­

kracht daar te krijgen waar die nodig is – en dat er zo nodig

opgeschaald wordt. Wij willen met elkaar het traject in van

schaalvergroting. Tegelijkertijd zien we dat dit niet alleen een

reorganisatieproces van de meldkamer is. Op het moment

dat je naar schaalvergroting gaat, heeft dat ook effecten op

de werkprocessen en de kosten. Dus als we dit traject ingaan

– waar we zeker voor zijn – dan zal er ook aandacht moeten

zijn voor de frictiekosten.”annelore roelofs, korpschef van politieregio

noord­ en oost­gelderland en portefeuillehouder

meldkamers in de raad van korpschefs:

“De burger wil snel en adequaat geholpen worden. Daar

moeten we afspraken over maken. Vraag niet langer ‘Wie

wilt u spreken’, maar ‘Wat wilt u melden?’ Scheid spoed­

vragen van andere gesprekken. De hulpvraag staat centraal.

De meldkamer heeft een regie­ en intelligence­functie.

Daarnaast is zij de lifeline voor veel collega’s. Ik moet er niet

aan denken dat we één meldkamer in Nederland hebben

en dat de afstand tot de meldkamer zo groot is dat er straks

allemaal tussenstations komen waar vervolgens allerlei

meldingen doorgegeven worden. Dan is de meldkamer

misschien wel efficiënt, maar het totale proces niet. Wat de

politie betreft zou de meldkamer gekoppeld kunnen worden

aan de tien toekomstige politieregio’s. Schaalvergroting is

dus absoluut noodzakelijk. Daar is wat ons betreft geen

discussie over.”

Annelore Roelofs: “Koppel meldkamer aan de tien toekomstige

politieregio’s.”

DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 7 / OktObER 2010 / PAGINA 1

Uitgave van het veiligheidsberaad in samenwerking met nvbr, Politie nederland, ghor, vng en het ministerie van binnenlandse Zaken en koninkrijksrelatiesde veiligheidsregiobestuurlijk congres ter gelegenheid van inwerkingtreding wet veiligheidsregio’s.Bestuurders, managers bijeen om te

praten over de verdere ontwikke­lingen rond het veiligheidsdomein.

evenementenbeleid: rol van gemeente en veiligheidsregioAan het woord enkele ervarings­deskundigen over dilemma’s, verwachtingen, rollen en verant­woordelijkheden.

3

kabinet komt met reactie op onderzoeken Poldercrash: verdere standaardisatie in meld­kamerdomein en verbeteren van slachtoffervolgsystematiek.

74

samenwerkende partners Dit keer de rol van het Nederlandse Rode Kruis belicht: een onmisbare ketenpartner bij de rampenbestrijding en crisis­beheersing.

6

NR. 7 / OktObER 2010

Het gesprek met hem mag in meerdere opzichten actueel heten.

Op 1 oktober zijn de Wet veiligheidsregio’s en de daarbij beho­

rende besluiten in werking getreden. “Er is lang over gedaan maar

ik ben blij dat de Wet er nu ligt”, zegt Thom de Graaf: “We hebben

jarenlang een beetje drooggezwommen, zou je kunnen zeggen.

De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid nam de veiligheids­

regio’s zelfs al de maat alsof de Wet allang van kracht was.”

Volgens hem mag iedereen blij zijn dat er nu een stevige Wet ligt.

“Met normen, met afspraken wie in welke fase waarover gaat. Die

duidelijkheid hadden we nodig. Zij positioneert de veiligheids­

regio’s aanzienlijk beter als cruciale organen voor de rampen­

bestrijding en crisisbeheersing, en in veel regio’s intussen ook voor

de brandweerzorg.”

veiligheidsberaadOok het Veiligheidsberaad zelf is nu ‘in positie gebracht’. Naast

overlegorgaan voor de veiligheidsregio’s vormt het beraad het

officiële aanspreekpunt voor de rijksoverheid om afspraken

te maken op het gebied van rampenbestrijding en crisisbe­

heersing. In de nabije toekomst komt daar nog de bestuurlijke

verantwoordelijkheid bij voor de Ondersteuningsorganisatie

Fysieke Veiligheid die in oprichting is en waar onder meer het

Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) in opgaat.

Het Veiligheidsberaad en het Bureau Veiligheidsberaad

vormen een slanke maar doeltreffende organisatie, stelt De

Graaf. Het beraad telt 25 collega­burgemeesters annex voorzit­

ters van veiligheidsregio’s. Het dagelijks bestuur bestaat uit zes

leden. Het bureau is even overzichtelijk met taken richting alle

professionele organisaties tot op het hoogste niveau. “Maar het

allerbelangrijkste is dat we dienstbaar zijn aan de veiligheidsre­

gio’s”, zegt de voorzitter er heel duidelijk bij.

Met deze positieve stand is het dan ook zaak om vooruit te

zien en niet meer achterom te kijken, vindt De Graaf – al

kent hij de ‘ernstige bedenkingen’ die er met name in de

Eerste Kamer waren tegen de gekozen bestuurlijke figuur

voor de veiligheidsregio. Volgens de meeste senaatsfracties

is er bij de gekozen regioconstructie met indirecte demo­

cratische legitimatie eerder sprake van verlegd lokaal bestuur

dan verlengd lokaal bestuur. Minister Ter Horst deelde de

zorgen van de Kamer en zegde toe dat zij zich er hard voor

zal maken dat in het kabinet en in de Eerste en Tweede

Kamer een discussie gevoerd gaat worden over de bestuur­

lijke inrichting van Nederland.

ZomPig moerasDaar is ook na het vertrek van de minister nog steeds alle reden

voor, beaamt De Graaf. Want bij elkaar zijn we volgens hem flink

losgezongen van de Thorbecke­inrichting van ons staatsbestel

met provincies en gemeenten. Alleen, de veiligheidsregio en de

rampenbestrijding mogen niet het slachtoffer worden van het

‘zompige moeras’ waarin de discussie over de bestuurlijke organi­

satie van Nederland zich al tientallen jaren bevindt, benadrukt de

voorzitter van het Veiligheidsberaad: “De kamerleden hebben het

grootste gelijk van de wereld met hun kritiek. Maar veiligheids­

regio’s zijn te belangrijk om zich te laten meezuigen in dat moeras.

Crisisbeheersing en rampenbestrijding zijn van een te groot

belang om in die discussie het slachtoffer te worden.”

Overigens verwacht De Graaf niet dat de door Ter Horst

gewenste discussie onder het nieuwe kabinet een grote vlucht

zal nemen: “Wat dat betreft is het roeien met de riemen die we

hebben. En laten we wel wezen: met de veiligheidsregio hebben

we een goede riem in handen.”

beZUinigingenDe voorzitter van het Veiligheidsberaad is wel in een ander

opzicht beducht voor het regeerakkoord, omdat de nieuwe

regering in lijn van de bezuinigingsvoorstellen van de Commissie

Vijlbrief de brandweer en de veiligheidsregio’s weleens zou

kunnen meenemen in de bezuinigingsslag. Daarvoor is het

fenomeen veiligheidsregio naar zijn oordeel te kwetsbaar: “Want

we zijn nog aan het opbouwen.”

De komende jaren moeten de veiligheidsregio’s, in de

woorden van SP-kamerlid Ronald van Raak, uitgroeien tot

‘geoliede machines die op het onvoorziene zijn voorbereid’.

De Graaf: “Mooi gezegd. Als de politiek daartoe dan ook de

middelen verschaft ben ik helemaal blij. Want vergis je niet.

Veiligheidsregio’s zijn afhankelijk van gemeenten en van rijks­

financiering. Dus die hangen als het ware tussen twee financie­

ringsbronnen in. Ik hoor nu al wethouders financiën zeggen dat

veiligheidsregio’s net als andere gemeenschappelijke regelingen

ook maar moeten inleveren. Daarnaast bekijkt het Rijk of we niet

wat kunnen met de brandweer en de gelden voor crisisbeheer­

sing. Hoe begrijpelijk ook vanuit het perspectief van degenen die

korten, maar als je aan twee kanten moet inleveren kunnen die

veiligheidsregio’s nooit geoliede machines worden. We zullen

dus moeten kijken wat het effect is van het regeerakkoord en de

bezuinigingen. Want het Rijk en al die wethouders moeten niet

denken dat je op de brandweermiddelen en de veiligheidsmid­

delen stevig kunt bezuinigen. Je kunt niet met een dubbeltje voor

een kwartje veiligheid kopen.”

sociale veiligheidOver ‘veiligheid’ valt trouwens nog iets te zeggen. Veiligheids­

regio’s zullen in toenemende mate niet alleen relevant zijn

voor de brandweer en crisisbeheersing

Thom de Graaf:

Pal voor de veiligheidsregio

Veiligheid in het regeerakkoordHet gesprek met voorzitter Thom de Graaf van het

Veiligheidsberaad vond plaats vlak voordat het concept-

regeerakkoord tussen de coalitiefracties VVD en CDA

werd gepresenteerd. Daarnaast is een gedoogakkoord

overeengekomen tussen VVD, PVV en CDA. Wat zeggen

het regeer- en gedoogakkoord precies over veiligheid?

nationale PolitieEr komt een nationale politie onder verantwoordelijkheid van

de minister die belast is met de zorg voor veiligheid. De minister

wordt eindverantwoordelijk voor het beheer. Er komen tien

politieregio’s waarbij de grenzen van de tien arrondissementen

van de gerechtelijke kaart leidend zijn. De burgemeester blijft

verantwoordelijk voor de openbare orde, capaciteitsinzet voor

lokale taken en het vergunningenbeleid.

In de regio’s beslist de driehoek over de inzet van de politie.

Daarbij heeft de burgemeester een beslissende stem. Bij geschillen

over de inzet wordt de beslissing genomen door de regioburge­

meester bij wie het gezag berust. Hij hoort daarbij de regionale

hoofdofficier van justitie en de regionale politiechef. De regio­

burgemeester (dat is de burgemeester van de grootste gemeente

in de regio, red.) stemt ook af met de burgemeesters in de regio.

Bij geschillen over de inzet van de politie die de regio overstijgen,

beslist de minister of degene die hij daartoe gemandateerd heeft.

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet (30880) wordt op

deze wijze aangepast.

andere PUnten• Het kabinet breidt de operationele sterkte van de politie uit

met 3000 agenten, waaronder 500 animal cops (dierenpolitie)

voor het bestrijden van dierenmishandeling.

• De aanrijtijden van de politie worden verbeterd, zowel in de

stedelijke gebieden als in de gebieden daarbuiten.

• Het aantal meldkamers wordt gereduceerd tot één meld­

kamerorganisatie met drie locaties.• Bij de vorming van gecombineerde teams van de politie en

andere diensten zal de krijgsmacht vaker worden ingezet.

• Het kabinet komt met een voorstel dat zwaardere straffen stelt

op geweld tegen politie, brandweer, ambulancepersoneel en

andere gezagsdragers.• Werkgevers in het openbaar vervoer nemen de aangifte over

van werknemers die het slachtoffer van geweld zijn geworden.

Dit geldt ook voor andere publieke sectoren zoals scholen,

ziekenhuizen, brandweer en ambulance.

Je kunt niet met een dubbeltje voor een kwartje

veiligheid kopen, stelt de Nijmeegse burgemeester

Thom de Graaf als voorzitter van het Veiligheidsberaad.

Daarom is er alle reden het gesprek met de nieuwe

minister en de nieuwe ‘macht’ in Den Haag aan te gaan

om de verworvenheid van de kwetsbare, net van de

grond gekomen veiligheidsregio’s te beschermen.

Thom de Graaf over bezuinigingen, de nieuwe

wetgeving en zijn visie op actuele onderwerpen.

Vervolg op pagina 2

De Graaf: “Veiligheidsregio’s te belangrijk om slachtoffer te worden van

politieke discussie.”

DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 9 / JUNI 2011 / PAGINA 1

Uitgave van het veiligheidsberaad in samenwerking met nvbr, Politie nederland, ghor, vng en het ministerie van veiligheid en JUstitie

de veiligheidsregioGoed voorbereid op een grootschalige infectieziekte-uitbraak

Toolkit Samenwerking tussen huisartsen en GHOR“stel de juiste vragen als bestuurder”.Burgemeester Stef Strous kijkt terug op een geslaagde Koninginnedag 2011. Een evenement dat voor gemeenten valt onder ‘risicovolle evenementen’ en onderdeel uitmaakt van het regionaal risicoprofiel.

huisartsen: partners in crisisbeheersing. Twee huisartsen, beiden bestuurslid bij de landelijke orga­nisaties voor huisartsen, vertellen over de groeiende samenwerking tussen huisartsen en veiligheids­regio’s.

3

“Crisisbeheersing is meer dan rood, wit, blauw en oranje”. Aan het woord is Jos Stierhout, de nieuwe voorzitter van de stuurgroep Netcentrisch Werken. Hij volgt in deze functie Don Berghuijs op, die eerder dit jaar overleed.

10

4

meldkamers voeren de eerste set van landelijke standaard meldingclassificaties in.De invoering is onderdeel van de landelijke implementatie. De classificaties worden terug­gebracht van 10.000 naar 700.

5

NR. 9 / JUNI 2011

“Veiligheidsregio’s vormen de spil van de hele crisis­beheersing. Als je als rijksoverheid iets op dit vlak wilt betekenen merk je hoe belangrijk de veiligheids­regio’s zijn. Daarom is het van belang dat wij regelmatig met elkaar de ontwikkeling van de veiligheidsregio’s bespreken.”

Dat zei minister Ivo Opstelten op een Bestuurlijk Congres dat het Veiligheidsberaad in samenspraak met het ministerie van Veilig­heid en Justitie organiseerde. Door gezamenlijk na te denken over speerpunten, maar ook over mogelijkheden tot verdere verbete­ring, komen de partijen volgens hem steeds dichterbij het ideaal­plaatje. Dat wil zeggen: bij krachtige veiligheidsregio’s en landelijke rampen­ en crisisorganisaties die staan als een huis. Op de strategische bijeenkomst begin mei in Delft waren zeventig professionals aanwezig: burgemeesters annex voorzitters van de veiligheidsregio’s, de hoofden van de operationele diensten en de ambtelijke top van het veiligheidsdomein.Opstelten zwaaide ook lof over het steeds professioneler opereren

van het veld. Dat dat gebeurt, hoort hij van de medewerkers op zijn departement en constateert hij zelf ook tijdens zijn werkbe­zoeken: “We merken dat de implementatie van de Wet veilig­heidsregio’s voorspoedig verloopt.”‘GRIP op de toekomst van de veiligheidsregio’, luidde de titel van

het congres. Opstelten pakte er drie onderwerpen uit, omdat zich daar dit jaar belangrijke wijzigingen voor aandienen.institUUt Fysieke veiligheidAllereerst het wetsvoorstel voor de oprichting van het Instituut

Fysieke Veiligheid, een organisatie van en voor de veiligheids­

regio’s die naar verwachting een belangrijke rol gaat spelen bij de vaststelling van één landelijke veiligheidsagenda en goede bovenregionale samenwerking. Als het aan de minister ligt komt dat instituut er snel. Liefst wil hij dat het op 1 januari 2012 formeel van start gaat. Of dit gaat lukken hangt af van de snelheid van de

parlementaire behandeling van het wetsvoorstel en de termijn van inwerkingtreding van de wet.

regionalisering brandweerEen ander recent wetsvoorstel betreft de regionalisering van de brandweer. Een gevoelig onderwerp, onderkent de minister. De gemeentelijke brandweer verdwijnt immers en alle brandweergerelateerde taken komen te liggen op het niveau van de veiligheidsregio. Opstelten is zich er naar eigen zeggen van bewust dat hij een aantal bestuurders met dit wetsvoorstel voor “een stevige uitdaging” stelt. Hij realiseert zich ook dat het voorstel nog niet bij alle brandweervrijwil­ligers op voorhand op groot enthousiasme kan rekenen. Maar het is zijn stellige overtuiging dat ook de vrijwilligers straks, in een regionaal opgezette brandweerorganisatie, hun werk nóg beter zullen kunnen doen.

nationale PolitieDe derde ontwikkeling die gevolgen heeft voor de veiligheids­regio’s is de vorming van de nationale politie. De reorgani­satie van de blauwe kolom mag niet ten koste gaan van de samenwerking met de rode en de witte kolom, benadrukte de minister. Er moet een goede verbinding blijven tussen politie en veiligheidsregio’s. Daar spreekt hij over met het Veiligheidsberaad, het Korpsbeheerdersberaad en de VNG. Volgens Opstelten is het mede een kwestie van het scheppen van de juiste randvoorwaarden waaronder de politie ook in het nieuwe bestel straks haar bijdrage kan leveren aan de taken van de veiligheidsregio. Met dat oogmerk wil hij de inbreng van de politie in de veiligheidsregio’s bij aanpassingswet regelen. Bijvoorbeeld waar het gaat om het opstellen van het regionale risicoprofiel, het Beleidsplan Veiligheidsregio en de af te sluiten convenanten.

Veiligheidsregio’s steeds professioneler

Wetsvoorstel IFV en regionalisering brandweer nog vóór zomerreces naar Tweede Kamer

Voorafgaand aan de behandeling in de ministerraad vond een uitgebreide consultatie plaats. Met alle betrokken partijen is in de Stuurgroep IFV, met daarin vertegenwoordigers van het Veilig­heidsberaad, VNG, NIFV, Nbbe, kwartiermaker IFV, GHOR NL en NVBR*, uitgebreid gesproken over het wetsvoorstel. Daar­naast is het wetsvoorstel nog formeel ter consultatie aangeboden aan de VNG, de VBV en de vakcentrales Abvakabo FNV en CNV en is het wetsvoorstel op internet voor consultatie opengesteld voor alle andere belangstellenden.

De tekst van het wetsvoorstel en het advies van de Raad van State

Vervolg op pagina 2

Vervolg op pagina 4

Het wetsvoorstel over de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en de regionalisering van de brandweer is na behandeling in de ministerraad begin april doorgezonden naar de Raad van State. Na het beantwoorden van vragen van de Raad van State zal het wetsvoorstel worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Streven is om het wetsvoorstel nog vóór het zomerreces aan de Tweede Kamer aan te bieden.

Ivo Opstelten: “We merken dat de implementatie van de Wet veiligheidsregio’s voorspoedig verloopt.”

worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer. Daarmee wordt ook de memorie van toelichting openbaar. In deze toelichting wordt ingegaan op de consultatiereacties. institUUt Fysieke veiligheidDe realisatie van het IFV is met de aanbieding van het wets­

voorstel aan de Raad van State een stap

Page 12: “Rol vitale partners is belangrijke leerervaring” Zes ... · Zes dagen GRIP 4 in Groningen Vervolg op pagina 2 Johannes Lindenbergh, waarnemend dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest:

PAGINA 12 / NR. 12 / MAART 2012 / DE VEILIGHEIDSREGIO

Limburg-Noord ontwikkelt PIT-toolVeiligheidsregio Limburg-Noord ontwikkelde een eigen tool voor crisiscommunicatie: de ‘PIT-tool’. Met deze tool kunnen medewerkers en woordvoerders, belast met de crisicommuni-catie snel: • SMS-berichten versturen;• berichten versturen via social media accounts;• mediaberichten aanmaken en aan de (lande-

lijke) media toesturen als mail maar ook plaatsen op de eigen mediaberichtensite;

• berichten versturen die al eerder zijn opgesteld en standaard beschikbaar zijn bij incidenten met gevaarlijke stoffen, afhankelijk van de situatie;

• COMNET raadplegen. Dit is een onder-steuningsmodule waarin instructies maar ook roosters, oefenplanning en dergelijke zijn opgenomen.

De Limburgse tool wordt nog uitgebreid met een module waarin de medewerkers hun bevin-dingen tijdens een dienst kunnen vastleggen, zodat een volgende collega hiervan kennis kan nemen. De tool is door de regio zelf ontwikkeld om zo de berichtgeving naar de calamiteiten-zender te verbeteren, maar gaandeweg is de tool verder uitgebreid. De PIT-tool is beschikbaar voor zowel PC als iMac als iPad. Ook andere regio’s kunnen van deze tool gebruik gaan maken. Zie voor meer informatie: https://opleidingen.regiopit.nl.

Campagne BLIJF UIT DE ROOK! Beschikbaar voor andere regio’sSeptember 2011 startte de regionale brandweer van Groningen de campagne BLIJF UIT DE ROOK!’ Dit naar aanleiding van een onder-zoek van GGD Groningen. Brandweercollega’s uit Groningen, Friesland en Drenthe werden onderzocht op de gevolgen van het inademen van rook. Het onderzoek heeft voor het eerst wetenschappelijk verband aangetoond tussen negatieve gezondheidseffecten en het inademen van rook. Deze conclusies waren de opmaat voor de campagne. BLIJF UIT DE ROOK! bestaat onder andere uit een brief naar alle medewerkers, een radiospot,

flyers, stickers op de tankautospuiten in de hele regio, advertenties, banners die doorlinken naar brandweer.groningen.nl/rook, stickers, affiches, een campagnewebsite met informatie en een prijsvraag. Ook de woordvoering is aangepast.Inmiddels komen uit het hele land verzoeken van brandweerkorpsen en veiligheidsregio’s om het campagnemateriaal te mogen gebruiken. Dat kan. Voor meer informatie hierover: [email protected]

Fryslân wijzigt naam

Hulpverleningsdienst Fryslân wordt Veiligheids-regio Fryslân. In april wordt de nieuwe naam, nieuwe huisstijl en nieuwe website gelanceerd. Veiligheidsregio Fryslân is de netwerkorga-nisatie die staat voor het waarborgen van de gezondheid en veiligheid van alle inwoners van Fryslân. Samenwerking, alert zijn en slagvaardig handelen zijn de kernbegrippen bij het werk van deze organisatie. Onder de koepel van Veilig-heidsregio Fryslân vallen Brandweer Fryslân en GGD Fryslân. Deze organisaties houden hun eigen naam en uiterlijk. Bekijk voor meer infor-matie: www.youtube.com/VRFryslan of kijk op www.veiligheidsregiofryslan.nl

Plaatsen C2000 masten gestart In Emmer-Compascuum ging onlangs de eerste spade de grond in voor het plaatsen van de eerste C2000 antennemast die wordt gebouwd in het kader van ODIN. Het project ODIN staat voor het versneld wegwerken van de meest urgente dekkingsproblemen. De antennemast biedt de oplossing voor een gemeld radiodek-kingsprobleem in de regio. De antennemast is de eerste van de in totaal 67 masten die gebouwd gaan worden voor het oplossen van de 53 meest urgente dekkingsproblemen. De gemiddelde doorlooptijd van het verwerven van een locatie en de bouw van een antennemast is 50 weken. Afhankelijk van de frequentie die gebruikt gaat worden voor de antennemast kan deze nog dit najaar aangesloten worden. Of, in geval van mogelijk gebruik van een Defensiefrequentie, uiterlijk volgend najaar.Naar verwachting kan nog voor eind 2012

een aantal antennemasten worden voorzien van de vrijgemaakte frequenties. De overige opstelpunten die gebruik gaan maken van Defensiefrequenties worden oktober 2013 in gebruik genomen nadat alle randapparatuur is geher programmeerd. De keuze waar welk type frequentie wordt ingezet, wordt op grond van technische overwegingen gemaakt door de operationeel beheerder van het C2000-netwerk, vts Politie Nederland.

Masterclass over nut en noodzaak van serious gamingOp donderdag 12 april wordt een masterclass Maatschappelijke Veiligheid gehouden over de toepassingen van in het maatschappelijke veilig-heidsdomein. Veel bestuurders krijgen vroeg of laat te maken met de vraag om serious gaming technieken in te zetten in hun organisatie. Maar wanneer en waarvoor is nog niet altijd duidelijk.

Aanleiding voor deze masterclass wordt gevormd door de uitkomsten van het natio-nale multidisciplinaire onderzoeksprogramma GATE (Games for Entertainment and Training). Binnen dit programma zijn de afgelopen jaren pilots uitgevoerd die de mogelijkheden tonen van het toepassen van games met een ander doel dan entertainment in de domeinen zorg, onderwijs en veiligheid. Zoals bijvoorbeeld de burgemeestersgame. Geïnteresseerden voor de masterclass kunnen contact opnemen met: [email protected]

Veiligheidsregio Haaglanden organiseert interne symposia

Naar aanleiding van de uitkomsten van RADAR (de landelijke toets van het IOOV in 2009) zette Veiligheidsregio Haaglanden een verbeterpro-gramma op voor het versterken van de crisisbe-heersing en rampenbestrijding en zo te voldoen aan de wettelijke eisen.

“We zijn vanuit de vier kolommen: brand-weer, politie, GHOR en gemeente, zowel op bestuurlijk als op management- en operatio-neel niveau, gezamenlijk hierin opgetrokken. Dat maakt dit programma ook zo sterk.” Aldus André de Rond, programmaleider. ‘“We hebben inmiddels zo’n 80 procent van het programma uitgevoerd. Het grootste en tevens laatste onderdeel was het informeren van alle betrokkenen uit de crisisorganisatie. En dat zijn er nogal wat: 500 tot 600 man. Om iedereen zo goed mogelijk te informeren en te betrekken bij de plannen, zoals het beleids-plan, crisisplan en risicoprofiel, hebben we zes interne symposia georganiseerd.”

Bewustwording“Het ging daarbij niet alleen om informeren, maar ook om bewustwording en helder te maken welke rol ieder in het proces heeft. Ik denk dat we met deze symposia een grote stap voorwaarts hebben gemaakt, mede ook dankzij het multidisciplinaire karakter.”

Meer informatie over de opzet van de symposia: [email protected]

kort (regio)nieUws

De veiliGheiDSreGio in uw brievenbuS?De Veiligheidsregio niet ontvangen? Of zijn uw adresgegevens veranderd? Stuur dan een mail naar: [email protected]

hier KAn uw nieuwS STAAnWilt u uw kennis over projecten en initiatieven delen met uw partners in het land? Of heeft u nieuws betreffende uw veiligheidsregio? Stuur dan een mail naar de redactie: [email protected]

agenda9 mei:Bestuurlijk Congres Veiligheidsberaad 14 JUni: Expertmeeting Instituut Fysieke Veiligheid26 sePtember: Expertmeeting Vitale partnerschappen29 november: Expertmeeting Evenementenveiligheid

Zie voor meer informatie: www.veiligheidsberaad.nl

colofonDe Veiligheidsregio is een kwartaaluitgave van het Veiligheidsberaad in samenwerking met NVBR, Politie Nederland, GHOR, VNG en het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het kopiëren en/of overnemen van (delen van) de inhoud van deze uitgave is toegestaan, mits men vooraf toestem-ming vraagt aan de redactie en onder bronvermelding.

redactieadresBureau VeiligheidsberaadT.a.v. redactie De VeiligheidsregioPostbus 70106801 HA [email protected]

hoofdredactieVeiligheidsberaad, Winrie de Boer

redactieraad GHOR, Judith van Berkel NVBR, Frank HuizingaVNG, Roelant Schenk Politie Nederland, Ron Looije

redactieMinisterie VenJ, Peggy Kruikemeijer, Nicolien WamstekerVeiligheidsberaad, Elize Fallon, Joke van der Schaaf, Eveline Heijna

Eindredactie: Ada Kraft Redacteuren: Rob Jastrzebski, Roy Johannink, Klaas Salverda.

Traffic: PINO evenementen & congressenOntwerp en opmaak: Bor Borren Design Fotografie: Floriade BV, Groningen, Peter Hofman, Rob Jastrzebski, NFI, Foto ROT Groningen: ROELart, Terneuzen, Tilburg, NIFV, VenJ, Venlo, foto’s Waterberging en Woltersum: Waterschap NoorderzijlvestCartoon: Patrick van GernerDrukwerk: Roto Smeets Utrecht

Oplage: 10.000 - maart 2012