Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

15
In Brabant Piet de Kroon Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

Transcript of Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

Page 1: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

In BrabantP i e t d e K r o o n

Zes eeuwen rekenkamersin Brabant 1

Page 2: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

Piet de Kroon (1950) is werkzaam als directeur-secretaris van de Zuidelijke Rekenkamer. Hij groeide op in Made en Breda en houdt zich onder meer bezig met genea-logisch en historisch onderzoek naar zijn geboortestreek.

Auteur

i n b r a b a n t N U M M E R 4 A U G U S T U S 2 0 1 2

De provincies Noord-Brabant en Limburg besloten in 2004 een gezamenlijke rekenkamer

in te stellen. Dat besluit leidde een jaar later tot de start van de Zuidelijke Rekenkamer.

De provinciale rekenkamer lijkt een nieuw fenomeen, tenminste voor wie alleen naar de

recente staatkundige geschiedenis van Nederland kijkt. Ruim zes eeuwen geleden waren er

echter al rekenkamers in het Brabantse actief. 2

De moderne rekenkamer doet onderzoek naar de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het openbaar bestuur. Zo staat het in de wet. Dat onderzoek richt zich vooral op de maatschap-pelijke effecten van de besteding van gemeen-schapsgeld en op de manier waarop die effecten worden behaald. Naast de Zuidelijke Rekenkamer die in Eindhoven is gevestigd, telt Nederland nog vier andere provinciale rekenkamers. Ze zijn een uit-vloeisel van de Wet dualisering provinciebestuur uit 2003. Die wet maakt een scherp onderscheid tus-sen besturen en controleren: Provinciale Staten stellen kaders voor beleid, Gedeputeerde Staten voeren dat beleid vervolgens uit en Provinciale Staten controleren wat daarvan terecht is geko-men. Om die controle door Provinciale Staten te voeden met gedegen onderzoek werden de reken-kamers in het leven geroepen. De oorspronkelijke rekenkamers hadden een veel meer naar binnen gerichte functie in dienst van de vorst. Al aan het begin van de vijftiende eeuw werd een dergelijke rekenkamer van Brabant ingesteld, die tot eind 1795 zou bestaan, en ook aan het begin van de negentiende eeuw was er op het grondgebied van de huidige provincie Noord-Brabant een eigen departementale rekenkamer werkzaam. De belangrijkste taak was de boek-houdkundige en administratieve controle van ontvangsten en uitgaven. Het administratieve toezicht werd uitgeoefend door een controleur. Hij had het recht om ter plaatse inspecties uit te oefenen en daarover bij de rekenkamer verslag uit te brengen. Later namen de inspecteurs van

de rekenkamer die bevoegdheid over. Hoeksteen van de financiële controle was de gang van een controleur, na afloop van een boekjaar, naar de rekenkamer om daar persoonlijk verantwoording af te komen leggen over de gevoerde boekhouding. Het afhoren van de rekening (daar hebben we ook de woorden ‘auditeur’ en ‘audit’ aan te danken, van het Latijnse ‘audire’ = ‘horen’) begon met een ver-klaring onder ede dat de rekening juist was. Alle rekeningen werden nagerekend door een auditeur en vervolgens een rekenmeester.

Camere vander RekeninghenDe geschiedenis van de rekenkamer begint bij Filips de Stoute (1342-1404), hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen. Hij stelde op 15 februari 1386 een ‘Camere van den Rade’ (Chambre du Conseil) in. Deze raadkamer had een gerechtelijke en een financiële afdeling. Uit de gerechtelijke afde-ling zou zich de Raad van Vlaanderen ontwikke-len, uit de financiële afdeling de rekenkamer van Vlaanderen in Rijsel, de eerste echte rekenkamer in de Nederlanden. Antoon van Bourgondië, de tweede zoon van Filips de Stoute, erfde het hertogdom Brabant en Limburg. Onder Antoons regering ondergingen de Brabantse instellingen ingrijpende wijzigingen. Op 29 juni 1404 gaf Antoon drie ambtenaren de opdracht om in de archieven van het slot van Tervuren alle stukken op te sporen die nodig waren voor het onderzoek van de rekeningen. Een paar dagen later, op 1 juli, kregen dezelfde ambtenaren officieel opdracht om de boekhouding van alle rekenplichtigen binnen het

4 1

Zonder het enthousiaste werk van de vele onderzoekers die zich met het Brabantse erfgoed bezighouden, zou de bron waar-

uit ook In Brabant put weldra leeg raken. In Brabant biedt daarom iedere editie een gastauteur uitgebreid de ruimte om zijn

of haar verhaal te doen, om te tonen hoe diep hij of zij in het Brabantse verleden is gedoken.

foto links: In 1407 verhuisde de

Brabantse Reken-

kamer van Vilvoorde

naar Brussel, waar

zij haar intrek nam

in de rechtervleugel

van het paleis op de

Koudenberg. (Atlas

van Loon, 1649)

Page 3: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

hertogdom op te vragen en te controleren. De akte waarin deze opdracht werd vastgelegd, vormt het feitelijke begin van de Brabantse Rekenkamer. Twee jaar later volgde de officiële instelling, toen Antoon bij patentbrieven van 20 februari 1406 een ‘Camere vander rekeninghen’ oprichtte. Deze Rekenkamer van Brabant werd gevestigd in Vilvoorde. Ze werd belast met het onderzoek naar de rekeningen van alle kashouders en betalers van het hertogdom. Antoon stelde drie auditeurs aan met ruime bevoegdheden voor het verzamelen van alle stukken die voor de financiële controle van belang kunnen zijn. Een jaar later verhuisde de Brabantse Rekenkamer van Vilvoorde naar Brussel, waar zij haar intrek nam in de rechtervleugel van het paleis op de Koudenberg.

UitbreidingDe Rekenkamer van Vlaanderen en de Reken-kamer van Brabant kwamen in 1430 beide on-der het gezag van Filips de Goede (1396-1467). De Vlaamse Rekenkamer in Rijsel werd hiërar-chisch gesteld boven de Brabantse Rekenkamer in Brussel. De beide rekenkamers sloegen hun vleugels in snel tempo uit, toen Filips de Goede in korte tijd een aanzienlijk aantal heerlijkhe-den en vorstendommen verwierf: Henegouwen, Namen, Brabant (met inbegrip van Limburg en de landen van Overmaas), Holland, Zeeland, Friesland, Luxemburg, Chiny en La Roche. De nieuwe gebie-den werden zoveel mogelijk ondergebracht in het ressort van de twee bestaande rekenkamers. De Rekenkamer van Vlaanderen werd bevoegd voor Luxemburg, de Rekenkamer van Brabant voor Namen en Henegouwen. In Den Haag werd vervolgens in 1446 een derde rekenkamer ingesteld, speciaal voor Holland en Zeeland. In 1463 werd deze Hollandse Rekenkamer overigens weer opgeheven en gedurende een aantal jaren geïncorporeerd in de Brabantse Rekenkamer in Brussel. De competentie van de Brabantse Rekenkamer werd in 1465 vervolgens uitgebreid tot de rekenplichtigen in Luxemburg-Chiny.

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D4 2  

Antoon van Bourgondië (1384-1415), de tweede zoon van Filips de

Stoute, richtte op 20 februari 1406 een ‘Camere vander rekeninghen’

voor Brabant op. (Brabant-Collectie, Tilburg University)

Page 4: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

i n b r a b a n t N U M M E R 4 A U G U S T U S 2 0 1 2 4 3

Rekenkamers weer samen tot één instelling in Mechelen. Opnieuw felle protesten bij de reken-kamer, die andermaal niet gehonoreerd werden. Volgens Filips waren rekenkamers vorstelijke in-stellingen waarmee hij kon doen en laten wat hij wilde. Het personeel van de rekenkamer werd ge-sommeerd zich ‘sans plus d’excuse’ naar Mechelen te begeven en van daaruit het werk voort te zet-ten. De centrale Mechelse rekenkamer liep echter al snel uit op een mislukking en in het voorjaar van 1498 waren de drie rekenkamers weer zelfstandig aan het werk in Rijsel, Brussel en Den Haag.Het werk van de rekenkamer werd inmiddels steeds omvangrijker. Een van de gevolgen daar-van was dat er steeds meer archiefruimte nodig was. In 1503 kreeg de Brabantse rekenkamer

Als gevolg van al deze uitbreidingen waren de lokalen van de rekenkamer aan de Koudenberg langzamerhand te klein geworden. De rekenkamer vond andere kantoorruimte binnen de stad en ver-huisde naar twee gebouwen naast een toren van de oude stadsmuur. In december 1473 verving Karel de Stoute (1433-1477) - die het gehele bestuursapparaat reorgani-seerde, waaronder de centrale financiën en recht-spraak - de drie rekenkamers door één centrale instelling met zetel in Mechelen. Het personeel van de Brabantse Rekenkamer en de Staten van Brabant protesteerden heftig tegen deze ver-andering. Zij beriepen zich daarbij op de plech-tige belofte van Karel, gedaan tijdens zijn ‘Blijde Inkomst’ (installatie als hertog) in 1467, om de Brabantse Rekenkamer ongemoeid te laten. Het protest mocht niet baten. Op 2 januari 1474 begon de nieuwe Rekenkamer in Mechelen formeel haar werkzaamheden. Na de dood van Karel de Stoute werd een aantal van zijn centraliserende maatregelen ongedaan gemaakt. De Rekenkamer in Mechelen werd in 1477 opgeheven en de voormalige Rekenkamers van Rijsel, Brussel en Den Haag werden in ere hersteld.

BrabantDe Rekenkamer van Brabant was een strikt Brabantse aangelegenheid. Artikel 92 van de Blijde Inkomst van Maria van Bourgondië (de dochter van Karel de Stoute) van 29 mei 1477 bepaalde dat de toegang tot het college van de Rekenkamer van Brabant was beperkt tot amb-tenaren uit Brabant of Overmaas. Om ervoor te zorgen dat daar niet de hand mee gelicht werd, hadden de benoemingsakten voor hun rechts-geldigheid het grootzegel van Brabant nodig. Ook moesten de ambtenaren in de handen van de Brabantse kanselier zweren om de privileges van het gewest te eerbiedigen. Filips de Schone (1478-1506) voegde in 1496, precies zoals zijn grootvader Karel de Stoute twee decennia daarvoor had gedaan, de drie

Portret van Filips de Goede (1396-1467) door Rogier van der

Weyden (1399/1400-1464). (Collectie Musée des Beaux-Arts de

Dijon. Bron: Wikimedia Commons)

Page 5: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

De NederlandenMet het einde van de Gelderse Oorlogen in 1543 kwam ook Gelre onder het gezag van Karel V (1500-1558), die op dat moment al heerste over de Bourgondische Nederlanden. In 1546 zond de rekenkamer een van haar rekenmeesters naar Arnhem om daar ter plaatse de financiële be-heers- en controletaken uit te oefenen. Na korte tijd keerde hij terug naar Brussel en werden de Gelderse particuliere ontvangers gedwongen om voortaan zelf de gang naar Brussel te maken en in het gebouw van de Brabantse Rekenkamer hun rekeningen te overleggen en te laten contro-leren. In Gelre groeide het verzet tegen deze rege-ling. Vanaf 1555 kwam er vervolgens met tussen- pozen weer een rekenmeester vanuit Brussel naar Arnhem om de rekeningen ter plaatse af te horen. De kritiek op de ondergeschiktheid aan Brabant hield echter aan en zou uiteindelijk gehoor vinden. Per ordonnantie van Karels opvolger Filips II (1527-1598) van 9 februari 1559 kwam er een vierde rekenkamer bij, die van Gelre. De nieuwe rekenkamer werd gevestigd in Arnhem en was al-leen bevoegd in Gelre. Een aardig beeld van de positie van de rekenkamer in het staatsbestel zien we bij de vredesonderhan-delingen in 1576, die een einde probeerden te ma-ken aan de Nederlandse Opstand. Op 19 oktober van dat jaar begonnen deze onderhandelingen op de Collatiezolder te Gent tussen de koningsgetrouwe gewesten (de Staten van Brabant, Vlaanderen, Henegouwen, Artesië, Namen, Utrecht, Mechelen, Doornik en het Doornikse Valenciennes, Rijsel, Douai en Orchies) aan de ene kant en de Staten van Holland en Zeeland en de Prins van Oranje voor de opstandige gewesten aan de andere kant. Er zaten achttien onderhandelaars aan tafel. Namens de koningsgezinde gewesten was dat voor de derde stand (de burgerij) onder meer Jan de Pennantz, voorzitter van de Rekenkamer van Brabant, die te-vens als secretaris fungeerde.

daarom de beschikking over de toren van de oude stadsmuur naast haar gebouw. Het archief werd in de toren ondergebracht. De Instructie voor de Rekenkamer van Brabant uit 1541 bepaalde de samenstelling van het vaste personeelsbestand op drie rekenmeesters (inclu-sief de voorzitter), twee auditeurs en een griffier. De rekenmeesters zagen toe op het ‘afsluiten’ van de rekeningen, die door de auditeurs werden onderzocht. De griffier was verantwoordelijk voor alle correspondentie.

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D4 4  

Filips de Schone (1478-1506). (Collectie Rijksmuseum, in

bruikleen bij Noordbrabants Museum)

Page 6: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

i n b r a b a n t N U M M E R 4 A U G U S T U S 2 0 1 2 4 5

Karel de Stoute

(1433-1477), hier

afgebeeld in volle

wapenuitrusting

als de graaf van

Charolais, in

het Wapenboek

van de Orde

van het Gulden

Vlies. (Collectie

Bibliothèque de

l’Arsenal, Parijs.

Bron: Wikimedia

Commons)

Page 7: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

Willem van Oranje vaart in een schip door de Nieuwe Vaart te

Brussel. De prins is gezeten aan een tafel in een boot versierd

met takkengroen of bomen en wapenschilden. Onderdeel van

de intocht van Willem van Oranje te Brussel, 18 september 1577.

(Houtsnede van Antoni van Leest. Collectie Rijskmuseum)

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D4 6  

DissidentenDe rekenkamer werd overigens zelf ook steeds meer inzet van politieke strijd. Landvoogd Don Juan van Oostenrijk besloot in 1578 om de Brabantse Rekenkamer uit Brussel weg te halen en naar Namen over te brengen. Hij had daar een goede reden voor. Hij was namelijk in ernstige aanvaring gekomen met de opstandige Staten-Generaal, nadat hij een jaar eerder de citadel van Namen had ingenomen en dat met veel ceremo-nieel had gevierd; als reactie daarop was Willem van Oranje vervolgens op zijn beurt triomfantelijk binnengehaald in Brussel, waar zich steeds meer aanhangers van het calvinisme bevonden. In deze ge-spannen verhoudingen was het voor een koninklijke instelling als de Brabantse Rekenkamer steeds moeilijker werken in Brussel. Vanuit Namen controleerde de rekenkamer de boek-houding van de rekenplichtigen die trouw waren ge-bleven aan de koning van Spanje: Limburg (ten noor-den van de rivier de Vesder), Luxemburg, een deel van Brabant en Namen (eigenlijk ressorteerde het graafschap Namen onder de Vlaamse Rekenkamer, maar omdat de Brabantse Rekenkamer al in Namen was gehuisvest, had de landvoogd de rekenplich-tigen van het graafschap bij deze Kamer onder-gebracht). In deze tumultueuze periode werden ondertussen ook ‘dissidente’ rekenkamers opgericht, die de boek-houding moesten controleren van de ontvangers in het gebied dat onder toezicht stond van de Staten-Generaal. In Brabant zien we dergelijke re-kenkamers in de periode 1578-1584 in Antwerpen en in Brussel, de belangrijkste calvinistische steunpunten in het hertogdom. Ook Vlaanderen kreeg, naar het voorbeeld van Brabant, in 1580 een eigen opstandige kamer. In Arnhem werd het personeel van de Gelderse Rekenkamer vervan-gen door personeelsleden met een anti-Spaanse gezindheid. De koningsgetrouwen verhuisden in 1581 naar Roermond om daar hun eigen reken-kamer voort te zetten.

Page 8: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

i n b r a b a n t N U M M E R 4 A U G U S T U S 2 0 1 2 4 7

Tussen 1580 en 1585 kwamen het hertogdom Brabant en het graafschap Vlaanderen geleidelijk terug onder Spaans gezag en verdwenen de ‘rebel-se’ rekenkamers in Antwerpen, Brussel en Gent. Op 6 juli 1585 kreeg de Brabantse Rekenkamer te Namen het bevel om naar Brussel terug te keren en werd de oude situatie in ere hersteld.

Een kaart van de vier kwartieren van het hertogdom Brabant.

(Brabant-Collectie, Tilburg University)

Page 9: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

Centraal of nietOok in de daarop volgende periode zouden de rekenkamers afwisselend zelfstandig, dan wel onder één paraplu opereren. In 1681 werden de Rekenkamer van Vlaanderen en die van Brabant in één pand ondergebracht, in het hotel van de Rekenkamer van Brabant in Brussel. Een van de rekenkamers kreeg er een afdeling bij om de zaken van Gelre te behartigen. Aan het begin van de achttiende eeuw werden de beide rekenkamers gedurende korte tijd ook formeel weer in één cen-trale instelling ondergebracht, de ‘Chambre des Comptes du Roy’, waarna op 1 september 1706 de Brabantse Rekenkamer weer werd heropgericht.In 1735 werden de Rekenkamer van Brabant en de Rekenkamer van Vlaanderen – voor de laatste maal - verenigd in één centrale instelling voor de hele Oostenrijkse Nederlanden. Wel bleven er af-zonderlijke bureaus bestaan die de respectievelijke taken van de vroegere rekenkamers van Vlaanderen en van Brabant uitoefenden. Aan het hoofd van de rekenkamer stond een gemeenschappelijk voorzit-ter, vanaf 1794 bijgestaan door een vice-voorzitter, die de leiding had over zes rekenmeesters, zes auditeurs en twee griffiers. Daar kwamen dan nog buitengewone auditeurs en meesters bij, evenals de ereleden. In totaal telde de rekenkamer, inclusief lager personeel, in 1735 vijftig personen, in 1786 zeventig en in 1791 meer dan honderd.

Bataafs BrabantToen Frankrijk per decreet van 1 oktober 1795 de Zuidelijke Nederlanden inlijfde, betekende dat het einde van het hertogdom Brabant. De oude politieke, administratieve en gerechtelijke instellingen wer-den afgeschaft. Staats-Brabant, de voorloper van het huidige Noord-Brabant, trad in 1796 als achtste provincie toe tot de Staten-Generaal van de nieuwe Bataafse Republiek. Ook voor de rekenkamer viel het doek. Haar taken werden door nieuwe instel-lingen overgenomen. Een Comité van Financiën van Bataafs-Brabant vormde van juli 1795 tot april

WantoestandenDe rekenkamers werden geacht in grote ge-strengheid toe te zien op een juiste vastlegging van ontvangsten en uitgaven van derden. Met hun eigen ontvangsten en uitgaven bleken zij het niet altijd even nauw te nemen. Dat werd links en rechts opgemerkt en er ontstond gaandeweg steeds meer kritiek op de manier waarop de re-kenkamers anderen de maat namen, terwijl ze ge-lijktijdig voor zichzelf grote vrijheden claimden. In 1658 kwam een aantal misbruiken en wantoestan-den bij de Brabantse Rekenkamer naar buiten. De bestuurlijke reactie: er werd een onderzoeks-commissie ingesteld die in de eerste helft van 1659 inderdaad talrijke ongeregeldheden aan het licht bracht. Personeelsleden bleken het niet zo nauw te nemen met de werktijden, onkostennota’s waren vervalst, er was geknoeid met de wedden en reis-vergoedingen. Ook de kwaliteit van het werk liet volgens de onderzoekscommissie te wensen over. In reactie op het onderzoeksrapport werd een nieuw reglement toegezegd. Het zou overigens alleen bij die toezegging blijven. In de praktijk ver-anderde er weinig, de kritiek op de rekenkamers bleef bestaan.Inmiddels was de Rekenkamer van Brabant door-gegroeid en telde in 1664 tweeëndertig ambtena-ren. In hun publicatie Het Rekenhof geven Rion et al. aan dat er in de tweede helft van de zeventiende eeuw een verdrievoudiging van het aantal ambte-naren had plaatsgevonden in de rekenkamers van Vlaanderen, Brabant, Holland en Gelre. Daarvoor wordt een aantal verklaringen opgevoerd: de ont-wikkeling van de venaliteit binnen de ambtenarij (het toekennen van ambten in ruil voor een lening), de aanstellingen op aanbeveling en het nepotisme. De financiële last van een alsmaar uitdijend ambtena-renapparaat werd ondertussen zo groot, dat er in-grijpend bezuinigd moest worden. Het personeels-bestand van de Rekenkamer van Brabant werd als gevolg daarvan teruggebracht naar acht meesters, vier auditeurs en een griffier.

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D4 8  

Page 10: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

i n b r a b a n t N U M M E R 4 A U G U S T U S 2 0 1 2 4 9

1796 het college tot afhoring van de rekeningen van de belastingontvangers in Brabant; tussen april 1796 en maart 1799 werd deze taak overgenomen door het Comité van Domeinen en Financiën van Bataafs-Brabant en vervolgens tot juli 1802 door de Commissie tot de Administratie der Financiën van het voormalig gewest Bataafs-Brabant.

Een kaart van de Bataafse Republiek uit 1806,

gemaakt door Eustache Hérisson als onder-

deel van zijn Atlas Portatif. Contenant La

Geographie Universelle Ancienne et Moderne.

Page 11: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

Departementale Rekenkamer In juni 1802 trad het nieuwe departementale be-stuur van Brabant in werking. Het werd belast met het beheer van de geldmiddelen van het departe-ment en van de Bataafse Republiek, voor zover die in het departement voor rekening van het land geheven werden. Daarnaast werd toezicht uitgeoefend op de kantoren van de generale en particuliere ontvangers. Voor de uitoefening van deze taken werd in september 1802 een departe-mentale Rekenkamer van Brabant opgericht, die gehuisvest zou worden in ’s-Hertogenbosch, in het pand aan de Hinthamerstraat waar thans De Muzerije is gevestigd. Die rekenkamer bestond uit vijf leden die volgens voorschrift afkomstig waren uit de verschillende gebiedsdelen van Brabant. Op 2 september 1802 werden ze door het departementaal bestuur be-noemd: J. Linsen de Jonge voor de stad Grave en het land van Cuijk; N.F. de Wijs voor de stad Den Bosch; F. van der Borght voor de vier kwartieren van de Meierij; P.C. van Ghert voor de stad en het land van Breda en J.A. Creyghton voor stad en land van Bergen op Zoom, Steenbergen en Willemstad.3

Om in aanmerking te komen voor het ambt van lid van de rekenkamer had een aantal van hen hun eerdere functie moeten opzeggen. Dat gold voor Van Ghert, die het schoutambt vervulde in Alphen en secretaris van de gemeente Alphen was, en voor Van der Borght die ontslag nam als districts-gecommitteerde tot de Heffingen. De nieuw benoemde leden, die bij toerbeurt ieder voor een maand als president gingen fungeren, werden uitgenodigd om op dinsdag 21 september om 10.00 uur ’s ochtends de eed af te komen leg-gen in handen van de President van het provinci-aal bestuur, Van Berkel. Vervolgens ontstond tijdens de vergadering van 2 september enige commotie, omdat er twijfel was gerezen of Van Ghert wel binnen de Bataafse Republiek was geboren. Blijkens de notulen ging dezelfde dag nog een brief uit aan Van Ghert met de vraag ‘om ten spoedigsten zijn doopceel

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D5 0  

of doopbrief in te zenden of enig ander bewijs waaruit zijn geboorteplaats blijkt’. Een week later was dat geregeld en op 21 september legde Van Ghert met zijn collega’s de eed af. Op 7 oktober werd vervolgens C. de Roon als secretaris van de rekenkamer aangesteld. In de Brabant-Collectie van de Universiteit van Tilburg bevindt zich nog een exemplaar van de Instructie van deze departementale rekenkamer uit 1803. Het pamflet, dat als officiële bekendma-king van de oprichting van de rekenkamer tegen de muren van alle gemeentehuizen in Brabant werd opgehangen, geeft iets prijs van de maat-schappelijke functie die de rekenkamer werd toe-gedicht. De annonce opent met de mededeling dat deze oprichting heeft plaatsgevonden ‘tot waarborg en geruststelling der Ingezetenen’. De Instructie geeft een omschrijving van de werk-zaamheden van de rekenkamer en legt precies vast welke honorering daar tegenover staat: ‘Aan pre-sentiegeld wordt 6 gulden per gewone vergadering betaald, gelijkelijk te verdelen onder de aanwezige leden en de secretaris. Die na het slaan van het uur in de Vergadering komt, verliest de helft van zijn aan-deel’. Ook het aantal vergaderingen is vastgelegd: drie per week, waarvan één op woensdag. En om ervoor te zorgen dat er ook echt werk wordt afge-leverd, is er nog een financiële prikkel ingebouwd. Wie zonder toestemming wegblijft of vroegtijdig de vergadering verlaat, verbeurt tien gulden. Bij besluit van het Staatsbewind van 28 april 1803 werd vervolgens de administratie van alle domeinen gedelegeerd aan de departementale besturen. In Brabant betekende dit dat de Rekenkamer van het departement Brabant de taak van de in 1799 inge-stelde ‘Commissie tot de Administratie der Financiën van het voormalig gewest Bataafs Brabant’ overnam. De departementale rekenkamer was slechts een kort leven beschoren. In de vergadering van de rekenkamer van 23 juli 1805 werd kennisgenomen van het staatsbesluit van vier dagen eerder ‘be-treffende het dissolveren der Departementale Rekenkamers’. Een maand later vond de officiële

Page 12: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

De Bossche Hinthamerstraat aan het begin van de vorige

eeuw. In het pand rechts vooraan op de foto is tegenwoordig

De Muzerije gevestigd. In 1802 werd hier de departementale

Rekenkamer van Brabant gehuisvest. (Brabant-Collectie,

Tilburg University)

i n b r a b a n t N U M M E R 4 A U G U S T U S 2 0 1 2 5 1

opheffing plaats. Nederland werd ingelijfd bij Frankrijk. Het was de opmaat naar het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden met eigen staatsinstellingen. Een daarvan was de Algemene Rekenkamer die sinds 1814 in Den Haag zetelt en de controle op de financiën van de rijksoverheid voor haar rekening neemt. De provinciale reken-kamers leken voorgoed van het toneel verdwe-nen. Tot begin van de eenentwintigste eeuw de dualisering van het provinciaal bestuur de pro-vinciale rekenkamer nieuw leven inblaast en de Zuidelijke Rekenkamer ten tonele verschijnt.

‘Afrekenkamer’Ondanks verschillen in aard en reikwijdte van de controle, zijn er nog steeds overeenkomsten tus-sen de vroegere rekenkamers en hun moderne op-

volger. In hun bespreking van de controle op de overheidsfinanciën in de Nederlanden tot 1600 melden Brokken en De Schepper4 dat de contro-leurs erop letten of alles correct en op de juiste wijze was opgevoerd en ingeschreven. Zo niet, dan werd commentaar gegeven dat een en ander diende te worden veranderd of dat een bepaald bewijsstuk ontbrak. ‘Bij een regelmatige uitkering

Page 13: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D

van een salaris bijvoorbeeld diende de eerste keer een authentieke kopie te worden gevoegd van de benoemingsbrief.’ Vijfhonderd jaar later deed de Zuidelijke Rekenkamer vrijwel hetzelfde. In 2007 onderzocht ze alle 885 personeelsdossiers van medewerkers van de provincie Noord-Brabant die in de periode 1997-2007 de organisatie had-den verlaten. Het onderzoek vond plaats op verzoek van Provinciale Staten, nadat er veel commotie was ontstaan naar aanleiding van een serie artikelen in het Brabants Dagblad, waarin enorme ‘gouden handdrukken’ aan het licht wa-ren gekomen. Provinciale Staten wilden weten of dit incidenten waren of juist vaker voorkwam. De rekenkamer plaatste in haar rapport onder meer kritische opmerkingen bij de dossiervorming in het provinciehuis. ‘De door de rekenkamer onder-zochte 885 personeelsdossiers bleken vaak niet compleet te zijn. Veelal ontbraken besluiten over aanstelling en ontslag. (…) Daarnaast ontbraken vaak de motivering en onderbouwing van regelin-gen of bleken deze, indien wel aanwezig, in veel gevallen uiterst pover.’ 5

De moderne rekenkamer mag dan een andere maatschappelijke functie vervullen dan haar voor-gangers, de attitude van de onderzoeker is nog steeds herkenbaar: controleren aan de hand van bewijsstukken of er goed met het geld is omge-sprongen. Niet langer het geld waar de vorst een persoonlijk recht op kon claimen, maar gemeen-schapsgeld dat gebruikt wordt voor de ‘res publica’.De machtsmiddelen waarover de rekenkamer beschikt zijn in de loop der eeuwen wel enorm af-genomen. De Zuidelijke Rekenkamer van 2011 legt

5 2  

Instructie van de departementale rekenkamer uit 1803.

Het pamflet, dat als officiële bekendmaking van de oprich-

ting van de rekenkamer tegen de muren van alle gemeen-

tehuizen in Brabant werd opgehangen, geeft iets prijs

van de maatschappelijke functie die de rekenkamer werd

toegedicht. (Brabant-Collectie, Tilburg University)

Page 14: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

i n b r a b a n t N U M M E R 4 A U G U S T U S 2 0 1 2

volgens de Provinciewet haar bevindingen en oor-delen vast in rapporten en deelt aan Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Daarnaast staat in de wet dat de rekenkamer aan Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten voorstellen kan doen. Dat is alles, meer machtsmiddelen heeft de provinciale rekenkamer niet. En natuurlijk, van de openbare adviezen van de rekenkamer en het de-bat daarover in de politieke arena, kan een dwin-gende werking uitgaan. Maar in de Bourgondische tijd ging het er toch wel heel anders aan toe. Om te beginnen waren rekenplichtige ambtenaren persoonlijk aansprakelijk voor tekorten waar-aan zij in hun rekening schuldig werden bevon-den. Brokken en De Schepper beschrijven in het gedenkboek dat werd uitgegeven bij het 175-jarig bestaan van de Algemene Rekenkamer in 1989 het lot van Jan Baillart, algemeen ontvanger van Brabant rond 1430. Baillart had twee jaar lang ver-zuimd om bij de rekenkamer in Brussel zijn reke-ningen af te laten horen. Het kostte hem zijn baan, zijn vermogen en twintig jaar gevangenisstraf in de Brusselse gevangenis De Vrunte. Wie dat ri-sico niet nam en wel op tijd verscheen voor het afhoren van zijn rekeningen werd trouwens ook nog behoorlijk onder druk gezet om de waarheid geen geweld aan te doen. Bekend is het opschrift boven de grote toegangspoort van de Rijselse Rekenkamer in de zestiende en zeventiende eeuw.6 Die tekst waarschuwt dat iedereen op een dag rekenschap moet afleggen en vroeg of laat de rekening krijgt gepresenteerd, want het oordeel zal streng, maar gefundeerd zijn.De moderne rekenkamer is geen ‘afrekenkamer’, maar wil met haar werk een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het openbaar bestuur. Dat zouden de voorgangers van de hedendaagse rekenkamer maar een slap aftreksel gevonden hebben van waar het volgens hen om ging: het veilig stellen van het geld van de vorst. En dat mocht best met wat dreiging gepaard gaan.

5 3

Een volledig geannoteerde versie van dit artikel is terug te vinden op de

websites www.tijdschriftinbrabant.nl en www.thuisinbrabant.nl.

Tip

• Erik Aerts, ‘Spanje of Oranje? Loyale en dissidente rekenkamers in Brabant en

Vlaanderen bij het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1577-1585)’,

in: Miscellanea archivistica. Studia 118 (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief

in de Provinciën, Brussel, 1999) 9-46.

• Erik Aerts en Anne Vandenbulcke (red.), Administreren en controleren door de

eeuwen heen – De rekenkamers in de Zuidelijke Nederlanden (14e – 18e eeuw);

catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in het Algemeen Rijksarchief van

5 november 1997 tot 30 januari 1998 (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in

de Provinciën, Educatieve Dienst, Brussel, 1997).

• Mario Damen, ‘De Staat van Dienst – De gewestelijke ambtenaren van Holland

en Zeeland in de Bourgondische periode (1425-1482)’, in: Hollandse Studiën 36

(Historische Vereniging Holland, 2000).

• Jan Dumolyn, Staatsvorming en vorstelijke ambtenaren in het graafschap

Vlaanderen (1419-1477) (Antwerpen/Apeldoorn, Garant, 2003).

• Het Departementaal Bestuur van Braband, doet te weeten: dat ‘er, tot waar-

borg en geruststelling der ingezetenen, eene departementale rekenkamer’;

pamflet (’s-Hertogenbosch, H. Palier & zoon en P. Arkesteyn, 1803).

• J. Sanders, J. Bos-Rops, A. Vliet, Noord-Brabant in de Bataafs-Franse Tijd,

1794 – 1814; een institutionele handleiding (Rijksarchief Noord-Brabant en

Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2002).

• Wil van de Pas, ‘Tussen centraal en lokaal gezag. De bestuurlijke organisatie van

Gelre in transitie (1543-1581)’, in: F. Keverling Buisman et al., Verdrag en

Tractaat van Venlo, herdenkingsbundel, 1543-1993. (Uitgeverij Verloren,

Hilversum, 1993).

• Pierre Rion, Erik Aerts, Anne Vandenbulcke, Het Rekenhof (Uitgeverij Lanno,

1999).

• P.J. Margry, E.C. van Heukelom en A.J.R.M. Linders (red.), Van ‘Camere vander

Rekeninghen’ tot Algemene Rekenkamer; zes eeuwen Rekenkamer; gedenk-

boek bij het 175-jarig bestaan van de Algemene Rekenkamer (SDU Uitgeverij,

Den Haag, 1989).

• Anne Vandenbulcke, Les chambres des comptes des Pays-Bas espagnols.

Histoire d’une institution et son personnel au XVIIe siècle (Brussel, 1996).

Literatuur

Page 15: Zes eeuwen rekenkamers in Brabant 1

  i n b r a b a n t T I J D S C H R I F T V O O R B R A B A N T S H E E M E N E R F G O E D5 4  

Noten

De informatie over de Rekenkamer van Brabant is met name ontleend aan de volgende twee pu-blicaties: Erik Aerts en Anne Vandenbulcke (red.), Administreren en controleren door de eeuwen heen

– De rekenkamers in de Zuidelijke Nederlanden (14e – 18e eeuw); catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in het Algemeen Rijksarchief van 5 november 1997 tot 30 januari 1998. (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, Educatieve Dienst, Brussel, 1997); en Pierre Rion, Erik Aerts, Anne Vandenbulcke, Het Rekenhof (Uitgeverij Lanno, 1999).Wanneer hierna gesproken wordt over (het her-togdom) Brabant, wordt gedoeld op het totaal van de ‘kwartieren’ Antwerpen, Brussel, Leuven en ’s-Hertogenbosch. De bestuurlijke indeling in kwartieren heeft bestaan tot 1795, toen het ancien régime werd afgeschaft en onder Frans bewind departementen werden ingesteld. Zie ook: J.G.M. Sanders, Noord-Brabant tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden, 1572-1795. Een instituti-onele handleiding (’s-Hertogenbosch/Hilversum, 1996).Brabants Historisch Informatie Centrum, archie-ven 01.01.16: Departementaal Bestuur van Bataafs Brabant 1802 – 1807, Besluiten september – okto-ber 1802, nr. 409.H.M. Brokken en H. de Schepper, ‘Beheer en con-trole van de overheidsfinanciën in de Nederlanden tot omstreeks 1600’, in: Van ‘Camere vander Rekeninghen’ tot Algemene Rekenkamer (’s-Graven-hage, 1989).Zuidelijke Rekenkamer, Loon naar werken – Ontslag-regelingen provincie Noord-Brabant (Eindhoven, december 2007).

Het opschrift boven de grote toegangspoort van de Rijselse Rekenkamer:

‘Si vous pensez par folie ou erreur,Que nul ne rend enfin compte, sinonCeux qui ont tître & nom de ReceveurOu singuliere administration des biensD’aucuns Princes, Seigneurs ou Villes,Otez de vous tels pensers inutiles.’

‘Lors ouvrira au son de la buccineSa generale & grande Chambre des Comptes,Où il faudra sans autre cri ni signe,Tous les humains trists & craintifs, & domptezEnir compter & faire ostensionDe leurs receptes & villications.’

‘Car nous sommes tous Receveurs & faut bien,Que rendons compte au Prince Souverain,Tout ce qu’avons & sommes est du sien,Rien nest nôtre fors par & sous sa main.Tout vient de luy, ame, sens, volonté,Memoire, corps, agilité, beauté.’

(…)

‘Tout y sera noté, écrit, & misJusques au moindre & dernier quadrant,Les excés faits, tems perdu, biens omis,O que bien nez & très-heureux serontQui lors bon compte & juste apporteront.’

J. de Seur, La Flandre illustrée par l’institution de la Chambre du Roi à Lille, l’an 1385, par Philippe le Hardi, Duc de Bourgogne, etc. (Rijsel, 1713), in: Erik Aerts en Anne Vandenbulcke (red.), Administreren en controleren door de eeuwen heen – De reken-kamers in de Zuidelijke Nederlanden (14e – 18e eeuw); catalogus bij de gelijknamige tentoonstel-ling in het Algemeen Rijksarchief van 5 november 1997 tot 30 januari 1998. (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, Educatieve Dienst, Brussel, 1997)

1

2

3

4

5

6