Zes keer is genoeg

26
ZES KEER IS GENOEG

description

Dit is het levensverhaal van twee avonturiers, het relaas van zes transatlantische tochten in zelfontworpen en zelfgebouwde, onconventionele vaartuigen. Een reddingsvlot, een vlot van baggerbuizen, een oude stoomketel, een zware truck, een reusachtige fles: je kunt het zo gek niet bedenken, of Fons Oerlemans bouwde het om tot zeewaardige vaartuigen. Tussen 1974 en 2007 bedwong hij met zijn crew, en sinds 1979 met zijn vrouw Kee Arens, meermaals de Atlantische oceaan. Ontberingen, zware stormen, spanningen, ongelukken, technische problemen, heimwee noch echtelijke twisten konden Fons en Kee van hun doel laten afwijken. Na hun laatste reis, met De Fles, dachten ze: zes keer is genoeg. Maar inmiddels komen alweer nieuwe ideeën aangewaaid.

Transcript of Zes keer is genoeg

Page 1: Zes keer is genoeg

ZES KEER IS GENOEG

Page 2: Zes keer is genoeg
Page 3: Zes keer is genoeg

HoutekietAntwerpen / Amsterdam

Fons Oerlemans en Kee Arens

Zes keer is genoegMet bijzondere vaartuigen op de oceaan

Page 4: Zes keer is genoeg

Copyright © Fons Oerlemans & Kee Arens /Uitgeverij Houtekiet, 2008

Uitgeverij Houtekiet, Vrijheidstraat 33, B-2000 [email protected]

Omslag Jan HendrickxFoto omslag Kee Arens

Foto’s binnenwerk © archief Oerlemans & ArensZetwerk Intertext, Antwerpen

isbn 978 90 8924 002 6d 2008 4765 25

nur 508

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/ofopenbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke

andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijketoestemming van de uitgever.

No part of this book may be reproduced in any form, by print,photoprint, microfilm or any other means, without written

permission of the publisher.

Page 5: Zes keer is genoeg

INHOUD

Voorwoord 9

Inleiding 11

deel 1 | De dageraad van mijn bestaan 13

deel 2 | Atlantis 27

deel 3 | De laatste generatie 45

deel 4 | Vlot, waar ben je 105

deel 5 | De Seaview 179

deel 6 | In een vrachtwagen over de oceaan 251

deel 7 | De bijzondere geschiedenis

van een Flesvaartuig 339

Nawoord 443

Routekaart 446

Met dank aan 447

Page 6: Zes keer is genoeg

My friends, you have only one life to live.Live it well

fons

Leven is Beleven en Overleven

kee

Page 7: Zes keer is genoeg

Opgedragen aan:

Mijn vader en zoon John

die dit boek niet meer kunnen lezen.

Mijn moeder die mij veilig door

mijn jeugd loodste en nog steeds veel liefde geeft.

Mijn zonen Robin en Brendan,

en mijn zus Frieda en broer Eddy.

Al die onvergetelijke mensen in Senegal, Mali,

Burkina Faso, Ghana en de Kaapverdische Eilanden

die op zoek zijn naar een beter bestaan.

De vele wereldburgers die ik mocht ontmoeten

en die door hun universeel denken,

lieten zien dat alle mensen broeders kunnen zijn.

Al die stoutmoedige, avontuurlijke reisgezellen die in

mijn projecten geloofden en vertrouwen in mij stelden.

En in het bijzonder mijn vrouw, Kee Arens,

die besloot de talloze gevaren, ontberingen en

overwinningen waarmee we tijdens onze reizen

te maken kregen, met mij te delen.

fons oerlemans

Page 8: Zes keer is genoeg

Met speciale gedachten aan:

Mijn zonen Robin en Brendan

die ik een vooral blij leven toewens

en het lef om dat te verkrijgen en te behouden

Mijn broers en zusjes

met wie ik al mijn hele leven verbonden ben

Mijn man Fons

die mij al 30 jaar liefdevol verdraagt

kee

Page 9: Zes keer is genoeg

VOORWOORD

De zeven verhalen in dit boek zijn ontstaan uit een enorme hoe-

veelheid aan informatie, genoeg om verscheidene boeken te

vullen. Om het verhaal volledig te maken en een chronologische op-

bouw te geven, deden we beroep op herinneringen, dagboeken, boord-

journaals getuigenissen en mediaverslagen.

We ondervonden dat het zeer moeilijk was die grote hoeveelheid

informatie tot een handelbaar geheel om te vormen. Hoewel we dach-

ten de teksten tot de goede lengte te hebben teruggebracht, leed het

manuscript dat we uitgeverij Houtekiet aanboden toch nog aan

lijvigheid. Voor ons die zoveel herinneringen hadden aan al die ge-

beurtenissen, was het een haast onmogelijke opgave om nog door te

gaan met zoals schrijvers zeggen ‘je eigen kinderen vermoorden’.

Samen met onze redacteur, Greet Spaepen, die het manuscript

met een frisse geest en drastische aanpak benaderde, brachten we

het boek tot de juiste proporties. We zijn haar hiervoor zeer dank-

baar.

Barbados-Antwerpen, 2008

Page 10: Zes keer is genoeg
Page 11: Zes keer is genoeg

INLEIDING

Het moet lang geleden zijn, want de televisie bekeek de wereld

nog in zwart-wit. We staan aan de rand van een vijver waarop

een oranje rubbervlot(je) dobbert en worden te woord gestaan door

een gedreven metaalbewerker met een gedrongen gestalte en vreem-

de, blauwe ogen. Hij vertelt dat hij een helikopter heeft gebouwd die

bij zijn eerste onbemande proefvlucht de testbank mee de lucht in

had genomen. Later was hij met een gyrokopter gecrasht op een au-

toweg waarbij hij zichzelf terugvond tussen de brokstukken van de

machine en enkele verbaasde koeien. En nu zou hij (wijst naar de

dinghy) de oceaan oversteken in het gezelschap van een worstelaar.

Als de camera stopt kijken cameraman Wim Robberechts en ik el-

kaar veelbetekenend aan.

Zo heb ik Fons Oerlemans leren kennen, onbewust van het feit

dat ons beider levens elkaar nog vaak zouden kruisen, op de meest

bizarre plekken en in de meest ongewone omstandigheden. Een aan-

tal van die taferelen is voor eeuwig en altijd vastgelegd in mijn visu-

eel geheugen en ongetwijfeld ook in dat van de cameraman.

In een radiostudio toen hij na twee weken op de oceaan was terug-

gekeerd omdat zijn stoere metgezel het niet meer zag zitten. Hij had

diens gejammer, met zijn goedvinden, op een cassette opgenomen

en ik liet die in mijn radioprogramma horen.

Op de kade van de haven van het Marokkaanse Safi waar de LastGeneration lag aangemeerd, een vlot bestaande uit stalen buizen. Het

werd vervolgens door een vissersboot de haven uit getrokken en Fons

Page 12: Zes keer is genoeg

12 ZES KEER IS GENOEG

begaf zich met twee medepassagiers op weg naar de overkant, met

aan boord een generator, een radiozender en een mechanische ca-

mera.

Op een jacht voor de kust van Trinidad en de Last Generation die

eindelijk aan de horizon verscheen. Een baardige Fons en zijn uitge-

putte metgezellen die eerst en vooral om zuiver water vroegen. En

ik die over de reling hing wegens zeedoodziek.

Een persconferentie in het overvolle huis in Nieuwmoer, nadat

Hassan uit Marokko was overgekomen om een kopie van Fons’ film

te vragen. Hij wilde daar in zijn land mee uitpakken. De hele zaak

werd misbruikt door enkele journalisten.

Het gezicht vanuit een hotelraam op het Kaapverdische eiland

São Vicente: een pleintje, een heuvel met witte huizen, een lelijk

blauw hotel, een stuk haven en helemaal aan het eind van een stei-

ger: een jacht en een wiebelende… fles, de vaarfles, met achteraan

een kleine cockpit en daarin twee bedrijvige figuurtjes: Fons en zijn

vrouw Kee, klaar om de oversteek te wagen.

En dan heb ik nog enkele expedities overgeslagen, en heb ik het

niet gehad over alle wilde projecten die niet doorgegaan zijn, de

sprong uit de ballon in de stratosfeer, de reconstructie van een his-

torische tocht over de Alpen…

Hoe komt het toch, denk ik dan, dat Fons geen internationale

beroemdheid is geworden, een soort Steve Fossett? Hij heeft dezelfde

Ulyssesfactor, met bovendien een grote aaibaarheid, hij zou wereldbe-

roemd kunnen zijn en heel erg rijk. Maar dat laatste heeft hem nooit

geïnteresseerd (we wonen wel in onze fles), en voor het eerste heeft

hij nooit veel moeite gedaan, geen grote agentschappen en public-

relations-bedrijven aan mijn lijf, geen tijd, eerst in een onderwater-

schip en dan nog met een vrachtwagen de Oceaan over en daarna

zien we wel. Zo komt het dat Fons slechts wereldberoemd is in de

Lage Landen. Maar wel uniek.

Jan van Rompaeyradio- en televisiereporter en schrijver

Page 13: Zes keer is genoeg

DEEL 1

De dageraad van mijn bestaan

Page 14: Zes keer is genoeg
Page 15: Zes keer is genoeg

Fons vertelt

In 1944, het vierde jaar van de Tweede Wereldoorlog, was ik zes

jaar. Het leven in Nieuwmoer, ons kleine landelijke dorpje in het

noorden van België, werd beheerst door de aanwezigheid van een

Duitse bezetter. Struiken en camouflagenetten in de bossen en wei-

landen rondom onttrokken de machtige Panther- en Tijgertanks,

luchtafweergeschut en zware machinegeweren aan het oog van de

geallieerde luchtmacht.

De vliegroutes van reusachtige armada’s b17-Vliegende Forten

en Lancasters lagen vaak pal boven mijn dorpje. Het Duitse luchtaf-

weergeschut vlak bij ons huis joeg stromen gloeiende granaten de

lucht in die als zwarte wolkjes tussen de vliegtuigen explodeerden.

Wanneer een venijnige, laagvliegende Thunderbolt het vuur uit

de monden van de kanonnen in de gaten kreeg, werden de camoufla-

genetten snel over de warme lopen geworpen. De lange loop van een

in onze tuin opgesteld 20 mm kanon zwaaide dan even omhoog en

slingerde gloeiende bogen metaal in de richting van het kleine vlieg-

tuig, waarna de gehelmde Duitser snel wegdook in zijn diepe schut-

tersput. We renden dan naar onze schuilkelder. Dat was een door

mijn vader gegraven twee meter diepe met planken en aarde bedekte

ruimte. Ieder die in zijn huis geen stevige kelder had, moest een

schuilplaats maken die bescherming bood tegen kogels en rondvlie-

gende granaatscherven. Tegen een voltreffer, zoals de bom van 250

kilogram die midden op een huis in onze buurt viel en alle bewo-

ners in hun kelder doodde, was echter niets opgewassen.

Veel van de uit Duitsland terugkerende bommenwerpers zag ik

uren later zwaar gehavend weer in de richting van hun thuisbasissen

in Engeland vliegen. De formaties waren verbroken en vaak zag ik

Page 16: Zes keer is genoeg

16 ZES KEER IS GENOEG

dat de condenssporen achter sommige motoren verdwenen waren.

Dat betekende dat er motoren waren stukgeschoten. Op een dag werd

ik letterlijk omver geblazen door de luchtverplaatsing van een Lan-

caster die zich op lage hoogte voortsleepte. De bomen en struiken

zwiepten onder de luchtverplaatsing. Twee propellers draaiden niet

meer en door de stukgeschoten koepels kon ik de bemanningsleden

zien zitten. Een van de bommenluiken stond nog open.

Neerstortende vliegtuigen en zwevende parachutes waren een re-

gelmatig terugkerend verschijnsel in ons dorp. Eens werd een eindje

van ons vandaan een Duitse munitietrein door Thunderbolts en Spit-

fires aangevallen. Met hun zware, ratelende boordwapens doken ze

op de wagons af waarna het angstwekkende geluid van ontploffingen

door de lucht scheurde. Ik zag de piloot van een door luchtafweer

getroffen jager wanhopige pogingen doen om zijn toestel hoogte te

doen winnen maar het rokende vliegtuig bleef rakelings over de

weilanden scheren tot het met vurig geweld op de grond uiteenspatte.

Met mijn vader rende ik naar de smeulende resten in de ijdele hoop

de piloot nog te kunnen helpen. We moesten vluchten voor de explo-

derende munitie.

We leefden constant met het gevaar van mijnen, inslaande gra-

naten, op alles schietende Duitsers, rondslingerende munitie en bom-

bardementen. Wij kregen steeds minder de gelegenheid om naar

ons dorpsschooltje te gaan. Dat was jammer want daar kregen we

vitaminetabletten en levertraan. We moesten dan in een rij gaan

staan en met één en hetzelfde lepeltje diende de zuster ons het olie-

achtige spul toe.

Mijn vader was in de donkere dagen van 1943 opgepakt en als

slaaf naar Noord-Frankrijk gevoerd. Hij moest er werken aan het in-

gewikkelde labyrint van bunkers dat deel uitmaakte van generaal

Rommels Atlantische muur. Om de nazimachine af te remmen pres-

teerden de Europese slaven natuurlijk zo weinig mogelijk. Daarbij

moesten ze oppassen niet als saboteurs gepakt te worden door de

nazi’s want dat zou waarschijnlijk het vuurpeloton hebben betekend.

De Duitsers hadden mijn vader na maanden werken een week verlof

gegeven. Hij wilde absoluut niet terug naar de bunkers en dook met

een paar anderen onder. Hij moest er voortdurend rekening mee

Page 17: Zes keer is genoeg

17DE DAGERA AD VAN MIJN BESTA AN

houden dat hij gezocht werd door de Gestapo (de beruchte geheime

staatspolitie) en verbanning naar een concentratiekamp riskeerde.

Hij moest telkens ergens anders in ons dorp verblijven.

Wij woonden vlakbij de Belgisch-Nederlandse grens wat beteken-

de dat het smokkelen van tabak, boter en kaas één van de weinige

mogelijkheden van bestaan vormde. De nachtelijke, door de Duit-

sers en ook door Nederlandse en Belgische grenswachters afgevuurde

geweersalvo’s herinnerden er ons geregeld aan dat smokkelen een

gevaarlijke bezigheid was. Mijn moeder en ik wachtten altijd in span-

ning tot mijn vader diep in de nacht weer thuis kwam. Tijdens lange

winteravonden, rond de brommende, gloeiende potkachel gezeten,

luisterde ik dikwijls met ingehouden adem naar de avonturen van

de smokkelaars.

Mijn vader nam me eens mee op zijn fiets. Die had hij met oorlogs-

materiaal in elkaar gezet. Onderweg eiste een Duitse soldaat de fiets

op. Mijn vader weigerde maar de Duitser nam zijn geweer en dreigde

te schieten. We moesten te voet naar huis gaan.

Het front naderde ons dorp en de Duitsers vernietigden met grote

ladingen springstof onze mooie, oude, spitse kerktoren. De bronzen

klokken hadden ze al gestolen. Met dynamiet werden reusachtige

bressen in de hobbelige dorpsstraat geslagen met de bedoeling de

oprukkende Britse en Canadese tanks tegen te houden. De Duitsers

verschansten zich daarna in de dichte bossen.

We zaten zonder nieuws want alle radio’s waren in beslag geno-

men. Hier en daar hadden verzetsstrijders nog een apparaat onder

het stro verborgen. Dat maakte het mogelijk om belangrijke, vaak

gecodeerde bbc-berichten op te vangen. Dit was een gevaarlijke be-

zigheid want de Duitsers beschouwden die activiteiten als spionage

en wie betrapt werd riskeerde gefusilleerd te worden.

De Wehrmacht, die vier jaar tevoren met het modernste oorlogs-

materiaal in een onstuitbare Blitzkrieg was binnengevallen, moest

nu de veroverde gebieden hals over kop met paarden, te voet of per

fiets verlaten. Dat deden ze niet zonder de burgers nog meer te terro-

riseren. Vee werd afgeslacht, villa’s en boerderijen werden met ma-

trassen in brand gestoken. Weinig huizen bleven onbeschadigd door

granaatontploffingen en branden. Burgers moesten hun schaarse

Page 18: Zes keer is genoeg

18 ZES KEER IS GENOEG

bezittingen zoals voeding, kleding, dekens, fietsen en zelfs kinder-

wagens afstaan. Velen werden geslagen of gewoon gedood.

22 oktober 1944. De eerste Canadese bevrijders bereikten ons ge-

bied. Hevige gevechten tussen pantsers brachten zware verliezen.

Voor een boerderij stond een zware Duitse Tijgertank met omlaag

wijzend kanon. Een granaat had de voorste bepantsering en de chauf-

feur doorboord en vervolgens door de achterste pantserplaten de tank

verlaten. Het is mij bijgebleven dat de twee gaten volmaakt rond

waren en geen bramen vertoonden, alsof ze geboord waren.

De Canadezen en Britten begonnen het gebied te zuiveren. Ze

vroegen de dorpelingen waar de Duitsers zich verborgen hielden.

Verzetsmannen wisten dat die in de dichte bossen mortier- en ma-

chinegeweerstellingen betrokken. De hele dag hoorden we het gera-

tel van lichte wapens, ontploffingen en het blaffen van kanonnen.

Tegen de avond reden Engelse vrachtwagens, beladen met hun ge-

sneuvelde strijders, langs ons huis.

Grote hoeveelheden militaire goederen werden via de Antwerpse

haven aangevoerd en in onze omgeving opgeslagen om later het of-

fensief te kunnen voortzetten. Maar Duitsland had zijn vergeldings-

wapens V-1 en V-2 operationeel. Londen en Antwerpen zouden de

doelwitten worden. De lanceerbasissen bevonden zich in het door

de Duitsers bezette deel van Nederland.

Voor mijn vriendjes en mij, opgegroeid onder een bezetter, was

het rondslingerend oorlogsmateriaal het speelgoed van onze dro-

men. We bevoorraadden ons in de Romneyloodsen in onze buurt.

Daar vonden we mortier- en kanongranaten, kogelbanden, kisten

met miljoenen machinegeweerpatronen, handgranaten, Bangalore-

torpedo’s, fosforgranaten, dynamiet, ladingen kruit voor de kanon-

nen, kisten slaghoedjes en nog veel meer. Er was vrijwel geen bewa-

king bij de onafzienbare rijen loodsen in de weilanden. We sloegen

of wrongen de oorlogskoppen uit de hulzen van de grote granaten

en namen het kruit en de hulzen met de ontstekers mee. De patro-

nen gebruikten we om af te vuren met Engelse Tommy guns en Ame-

rikaanse Thompson machinepistolen die we in de bossen vonden.

Deze laatste waren gevaarlijk want de zware .45 munitie deed het

wapen in onze kleine handen springen en daveren. Soms vonden we

Page 19: Zes keer is genoeg

19DE DAGERA AD VAN MIJN BESTA AN

in grachten en kuilen wel eens zogenaamde ‘aardappelstampers’,

gevaarlijke, door de Duitsers achtergelaten handgranaten. Op de steel

zat een dopje waaronder zich een ring met een koordje bevond. Ge-

lukkig wisten we van een soldaat dat we na het verwijderen van het

koordje slechts zes seconden hadden voordat het ding ontplofte. Het

kruit stopten we in lege benzinejerrycans, staken het aan, sloten de

stop en doken bliksemsnel de beschutting in. De stalen bussen zwol-

len krakend op en explodeerden nauwelijks vijf seconden later met

een donderende knal. Ze vlogen wel dertig meter de lucht in. Heel

leuk was ook staven kruit uit de granaten aansteken en ze dan uittrap-

pen, waardoor ze minutenlang als een raket fluitend en gillend door

de lucht gierden. In onze vaktaal noemden we ze dan ook ‘fluiters’.

Een lont aanleggen naar een berg kruit en die laten exploderen was

ook een zeer geliefde maar luidruchtige bezigheid. Niemand hield

ons tegen omdat de herrie die wij maakten al jarenlang deel uitmaak-

te van de omgeving. Het is een wonder dat we al die ervaringen heb-

ben overleefd. We zorgden er natuurlijk voor dat onze ouders onkun-

dig bleven wat dat ‘spelen met vriendjes’ precies inhield.

Om te beletten dat de Antwerpse haven verder als doorgangshaven

voor geallieerd oorlogsmateriaal gebruikt zou worden, begonnen de

Duitsers de havenstad met V-1 vliegende bommen te bestoken. Een

van de drukke vliegroutes lag pal boven ons dorp. Er bevond zich

ook Amerikaans luchtafweergeschut in de buurt. Hun opdracht was

elke bom richting Antwerpen neer te halen. De kanonnen, met de

hulp van radar gericht, vuurden als bezeten op de vliegende bom-

men. Het gebeurde dat de snelvuurkanonnen op één dag wel 15 000

gloeiende 40 mm granaten de lucht in joegen. Het regende letterlijk

metaal en het was gevaarlijk buiten te blijven. Als de oorlogskop van

de V-1 geraakt werd, explodeerde de lading in de lucht. Meestal ech-

ter werd een vleugel of hoogteroer getroffen waardoor het ding naar

beneden dwarrelde en op de grond explodeerde. Een V-1 die aan de

luchtafweer wist te ontsnappen, ontplofte in Antwerpen midden in

de overvolle bioscoop Rex, waarbij driehonderd burgers omkwamen.

Op een stikdonkere avond nam mijn vader mij mee naar buiten

en gebood mij stil te zijn en te gaan liggen. Een V-1 waarvan de mo-

tor was stilgevallen en de besturing op hol sloeg, zoefde op lage

Page 20: Zes keer is genoeg

20 ZES KEER IS GENOEG

hoogte over ons huis. We hoorden alleen het geluid van de lucht-

stroom en bleven verstijfd van angst liggen. Een minuut later liet

een explosie weten dat het voorbij was. Het ding was vijfhonderd

meter verder in een weiland terechtgekomen en had gelukkig niet

veel schade aangericht.

Begin 1945. Ik zat met mijn moeder en kleine zusje Frieda in onze

woonkamer toen het hele huis met een oorverdovend lawaai in el-

kaar stortte. We lagen op de grond tussen balken, planken, stenen

en platen. Stofwolken ontnamen ons het zicht en verstikten ons bijna.

Wonder boven wonder waren we alle drie maar licht gewond. Op

een afstand van amper dertig meter was een V-1 ingeslagen! De ont-

ploffing van de 800 kg springstof had een enorme krater met een

diameter van acht meter geslagen.

Het is voorgekomen dat een vliegende bom met stilgevallen mo-

tor een volmaakte glijvlucht uitvoerde en onbeschadigd in een wei-

land neerkwam. Mijn vriendjes en ik waren er natuurlijk als eersten

bij om aan de bom te prutsen en aan de teller te draaien. Geschrok-

ken soldaten konden ons nog net op tijd tegenhouden en namen het

ding mee voor onderzoek.

Wij woonden inmiddels bij mijn grootmoeder iets verder in de

straat. Ons dorp was eind 1944 al bevrijd, maar in april 1945 boorde

een V-2 raketbom zich in het naast ons huis gelegen weiland. De

druk van de explosie had een vernietigende uitwerking op de wo-

ning. Wij waren gelukkig niet thuis maar vonden het huis van groot-

moeder in elkaar gezakt en zonder gevel terug. Toch bleven we in de

resten wonen. Er waren nog twee kamertjes intact.

8 mei 1945. Er daalde een doodse stilte over alle westelijke fron-

ten maar pas drie maanden later zwegen de slagschepen in de Stille

Zuidzee. Op die dag verspreidde zich boven Hiroshima een intense,

verblindende vuurbal met een licht van een huiveringwekkende en

dodelijke schoonheid. De dageraad van het atoomtijdperk was aan-

gebroken. En weer had Duitsland een generatie mensen volkomen

vernietigd.

Natuurlijk ben ik in die tijd dikwijls bang geweest maar ik vond

het vooral ook spannend en avontuurlijk. Met overtuiging kan ik

Page 21: Zes keer is genoeg

21DE DAGERA AD VAN MIJN BESTA AN

zeggen dat ik tijdens en vooral na de oorlog een fantastische en zon-

nige jeugd heb beleefd. Mijn basis voor een onbegrensd avontuur-

lijk bestaan was gelegd.

Na een korte periode waarin de oorlogsschade zo goed mogelijk werd

hersteld, gingen de jongens en meisjes in ons dorp zoals gebruike-

lijk weer naar een aparte school. De jongens werden door de mees-

ter uit de buurt van de meisjes gehouden en de nonnetjes waakten

er angstvallig over dat wij weinig kans kregen de meisjes te benade-

ren. Meisjes waren voor ons vreemde wezens met wie je, dat vermoed-

den we toch, iets onbekends kon doen. Na schooltijd slaagden mijn

vriendjes en ik er toch soms in met meisjes om te gaan. Doktertje

spelen was het leukste spel. De patiënten waren natuurlijk altijd

meisjes. Het heeft nog jaren geduurd voor ze doorhadden waarom

ze, ook als wij ze van een zogenaamde oorpijn moesten verlossen,

eerst hun broekje uit moesten doen.

Een vriend en ik werden door de meester-bibliothecaris aange-

steld als boekenbeheerders tijdens zijn vele afwezigheden. Er was

één kast, liet de meester ons streng weten, waarin wij absoluut niet

mochten rondneuzen. Natuurlijk openden wij onmiddellijk na zijn

vertrek de bewuste kast en vonden er niets anders dan beduimelde

boekjes over het liefdesleven. We begonnen meteen koortsachtig te

lezen en in korte tijd wisten we althans in theorie alles wat een jon-

gen nodig heeft. Andere jongens die we deelachtig wilden maken

aan onze kennis, scholden ons uit voor leugenaars.

We lachten veel en rolden onbekommerd van het ene schooljaar

in het andere. Degenen die niet of nauwelijks geleerd hadden, brach-

ten de meester vlak vóór het examen een grote vis of een ander ca-

deau, waarna hun proeven op slag heel wat eenvoudiger werden.

Het Ministerie van Onderwijs had ons verborgen dorpje eindelijk

gevonden. Op een dag kwam er een controlecommissie die onze ken-

nis aan een test zou onderwerpen. De meester stond voor aap omdat

wij op vrijwel geen enkele vraag een zinnig antwoord konden geven.

Een leerling liet enthousiast weten dat Frankrijk de hoofdstad van

Brussel was. Hij was ook degene die het vaakst vis voor de meester

had meegebracht. Toen ik aan het woord kwam, liet ik weten dat we

Page 22: Zes keer is genoeg

22 ZES KEER IS GENOEG

niet veel hadden kunnen leren omdat we door Adolf Hitler drie jaar

in schuilkelders hadden moeten zitten. De meester keek mij dank-

baar aan.

We speelden in de uitgestrekte bossen, verzamelden vogeleieren

en nestjes, klommen in bomen en plukten stiekem appels en peren

in de boomgaarden. Het kattenkwaad dat we uithaalden werd beteu-

geld door de veldwachter die flinke klappen kon uitdelen. In mijn

dorp lagen ook heel wat sloten, bedekt met groen kroos. Ondiepe

plassen met wuivende rietvelden herbergden een grote hoeveelheid

vogels en vissen. Als we dorst hadden, duwden we het kroos opzij,

maakten een kom met onze handen en dronken het heldere water

gulzig op. Op de sloten en plassen probeerde ik mijn van houten

latten en voorraadbussen gemaakte vlotjes en andere constructies

drijvende te houden. Dat mislukte meestal zodat ik met heel wat

gespartel en met kroos overdekt de oever weer moest bereiken.

We woonden bij mijn grootmoeder in haar heropgebouwde boer-

derijtje. Met de geboorte van broertje Eddy was ons gezin volledig.

Mijn vader was voorman in een steenbewerkingsbedrijf. Zijn nalaten-

schap is in ons dorp en elders nog steeds te zien in de vorm van een

mooie Mariagrot en kleine kapelletjes. In zijn vrije tijd maakte hij

allerlei kunstzinnige creaties in hout en steen.

In de grote tuin achter ons huis groeiden tomaten, bonen, kom-

kommers, aardappelen en nog veel meer. Hammen en worsten hin-

gen aan de zolder te drogen. Kippen scharrelden over het veld. Het

leven was rustig, zonder telefoon en auto. We waren niet rijk maar

mijn lieve ouders zorgden goed voor ons en we kregen alles wat we

echt nodig hadden.

1951. We werden dertien. Twee leerlingen gingen, ongehoord, aan

het seminarie studeren om priester te worden. God had hun geroe-

pen, zei de meester trots. Wij voelden ons een beetje schuldig dat we

gewoon in ons dorp wilden blijven en het liefst onze theoretische

meisjeskennis wilden omzetten in praktische ervaringen. Ons klasje

werd veertien. We zaten in het laatste jaar. Daarna konden we in ons

dorp niet meer naar school, we zouden naar een andere plaats moe-

ten om meer kennis op te doen.

Page 23: Zes keer is genoeg

23DE DAGERA AD VAN MIJN BESTA AN

Toen al droomde ik ervan met een vlot de oceaan over te varen.

Mijn ouders waren het daar nooit mee eens, maar dat belette mij

niet om een eerste ‘realisatie’ op stapel te zetten. Zo zeulde ik een

tijdlang met gebruikte lege vaten rond in de tuin van mijn ouderlijk

huis. Ik slaagde erin om met lichte boomstammen een drijfbaar vlot

in elkaar te knutselen. In mijn onervarenheid bouwde ik iets dat het

heel goed zou doen op een riviertje, maar op de oceaan in een oog-

wenk tot spaanders zou zijn geslagen.

Gelukkig had ik begrepen dat ik mij eerst maar eens bezig moest

houden met het verwerven van de noodzakelijke technische kennis.

Twee jaar lang nam ik iedere dag een heel trage stoomtrein naar

een technische school in Antwerpen. De luidruchtige, stoom blazen-

de machine deed er anderhalf uur over om de dertig kilometer naar

de havenstad te overbruggen. Daarna vond ik het pendelen welle-

tjes. Ik zou zelf wel bepalen welke technische opleidingen interes-

sant en nodig voor mij waren. Daar heb ik nooit spijt van gehad.

De gedachte aan een vlotreis over de oceaan bleef in mijn onder-

bewustzijn sluimeren. De drang naar avontuur en ontdekking bleef

onweerstaanbaar en zou mijn verdere leven gaan bepalen. Techniek

en avontuur zouden, zo besloot ik, mijn toekomst worden. Ik werd

lid van een Deense pen pall club die internationale contacten ver-

zorgde en koos speciaal voor meisjes. Misschien was er wel één bij

die met mij de wereld zou willen intrekken.

1958. Ik was twintig jaar en had mijn verplichte legerdienst ach-

ter de rug. Ik pakte mijn slaapzak, eetgerei, paspoort en wereldkaart

in mijn rugzak. Er restte mij alleen nog mijn ouders te vertellen dat

ik een reis rond de wereld ging maken. Ik dacht zowat twee jaar

nodig te hebben om mijn dorp weer te bereiken. Er was nog geen

toerisme en er was weinig kans een andere avonturier te ontmoe-

ten. Helemaal alleen, op een bromfietsje zonder versnellingen ver-

trok ik in oostelijke richting. De steile bergketen van Salzkammergut

in Oostenrijk was mijn eerste hindernis. Dat was iets te veel voor het

zwakke, rokende motortje. Het werd duwen. Met duizelingwekkende

vaart en verbrande remmen scheurde ik de berghellingen af naar

Graz, en slenterde het oude Joegoslavië van Tito binnen. De dictato-

riale hand van de maarschalk zorgde ervoor dat in de Balkan de vlam

Page 24: Zes keer is genoeg

24 ZES KEER IS GENOEG

nog niet in de pan sloeg. In een verlaten woud kon ik nog net op de

vlucht slaan voor een paar beren die grommend voor mijn tentje

stonden te wiegen. De duizend kilometer lange tocht tot de Griekse

grens was een afwisseling van gevaarlijk rijden op de autoweg Zagreb-

Belgrado en sukkelen over smalle, stoffige binnenwegen door onher-

bergzame streken. Gehavend en moe wankelde ik het mooie Griekse

Thessaloniki binnen. Bij het plaatsje Kavala, waar ik rond midder-

nacht aankwam en bezig was mijn linnen schuilplaats op te stellen,

ging het bijna mis. Terwijl ik mijn slaapzak uit de rugzak haalde

weerklonk er plots een donderende knal en het wollen vulsel vloog

me om de oren. Een groot gat in mijn slaapzak! Er was een lading

hagel uit een jachtgeweer in mijn richting afgevuurd. Daar bleef het

bij, maar ik pakte toch vlug mijn hele hebben en houden bij elkaar

en rende naar het dorp, waar ik de politie opzocht. Ze zouden de

zaak onderzoeken. De volgende dag moest ik terugkomen en werd

ik naar de binnenplaats van de kazerne geleid. Tot mijn verbazing

zag ik daar wel vijftig ruige jagers staan, allemaal met een dubbel-

loopsgeweer over de schouder en een gevulde patronengordel om.

‘Herkent u de man die op u geschoten heeft?’ vroeg de politie-in-

specteur. ‘Neen’, antwoordde ik. Het was immers donker toen het

gebeurde. Daarmee was de confrontatie afgelopen. Even later beken-

de één van de mannen de schutter te zijn geweest. Hij had gedacht

een wolf voor zich te hebben.

Precies een maand na mijn vertrek had ik de 3000 km naar Istan-

boel afgelegd en verkocht mijn versleten brommertje aan een stu-

dent. Ik haalde mijn kaart van Azië te voorschijn en begon met open-

baar vervoer, autostop of op een kameel een maandenlange zwerf-

tocht door Turkije, Libanon, Israël, Egypte, Syrië, Irak, Arabië, Perzië,

Afghanistan en Pakistan, waar ik eindelijk de steden van mijn dro-

men zag. Het toerisme en het geweld hadden in die tijd nog geen

schade toegebracht aan deze mooie historische plaatsen. Toen be-

stond er nog die natuurlijke gastvrijheid die maakte dat je zo maar

ergens binnengeroepen werd om als eregast de maaltijd te gebrui-

ken.

Door de gloeiend hete Iraakse en Arabische woestijnen trekken

was hoe dan ook een gevaarlijke onderneming. Aansluiten bij kara-

Page 25: Zes keer is genoeg

25DE DAGERA AD VAN MIJN BESTA AN

vanen was noodzakelijk om het te overleven. De bedoeïenen vonden

hun weg door de positie van de hemellichamen te berekenen met

eenvoudige middelen. Er waren natuurlijk nog geen radioverbindin-

gen met de bewoonde wereld. Via gebarentaal kon ik meestal van

gedachten wisselen. De woestijnbewoners spraken alleen een Ara-

bisch dialect. In Beiroet, dat toen een prachtige stad en financieel

centrum van het Midden-Oosten was, ontmoette ik de eerste genera-

tie Europese en Amerikaanse ‘angry young men’. Eindeloze discus-

sies met hen brachten geen toenadering en aansluiting. Ik was ge-

lukkig en zeker niet ‘angry’. Veel van de door mij betreden paden

zouden korte tijd later deel gaan uitmaken van de legendarische

hippieroute naar Katmandoe in Nepal. In Istanboel zou het Old Gul-

han Hotel, waar ik enkele dagen verbleef, een soort drugshoofdkwar-

tier worden waar slordige, baardige mannen en langgerokte, vrije

en vooral ruimdenkende meisjes hun zoektocht naar mystiek zou-

den beginnen. Een enkele maal ontmoette ik een paar hippies, voor-

lopers van de seks- en drugsgeneratie waartoe ik zelf ook behoorde

maar waar ik mij totaal niet verbonden mee voelde.

Over mijn belevenissen onderweg schreef ik verhalen, die later

in verschillende tijdschriften gepubliceerd werden.

Ik beleefde een fantastische, verrijkende tijd. Wekenlang sjouwde

ik met mijn rugzak over de Perzische en Afghaanse hoogvlakten en

door bergpassen. Ik vermagerde tien kilo. Ik voelde me vaak een-

zaam op mijn tocht naar de zonsopgang omdat ik nooit iemand ont-

moette die op dezelfde manier reisde als ik. Toen ik na acht maan-

den mijn been zwaar verstuikte, besloot ik naar huis terug te keren.

Maar ik had de smaak van het reizen te pakken! De volgende jaren

trok ik met de rugzak of op de fiets op avontuur door heel Europa en

Noord-Afrika.

Mijn werk als technicus bepaalde echter voor het grootste gedeelte

mijn bezigheden. De vaardigheden die ik op technisch gebied ontwik-

kelde, zouden mijn latere aeronautische en maritieme projecten mo-

gelijk maken. In die tijd trouwde ik met een van mijn Nederlandse

penvriendinnen, Agaath. Ze was verpleegster en niet zo avontuur-

lijk maar dat vond ik toen geen groot bezwaar. We woonden in mijn

oude dorpje Nieuwmoer en kregen twee kinderen, Ingrid en John.

Page 26: Zes keer is genoeg

26 ZES KEER IS GENOEG

We reisden nog enkel in de vakanties. Mijn werk in de uitvinders-

fabriek Van Leer Plastics beviel mij zeer. We deden er talrijke zeer

interessante technische experimenten. In mijn vrije tijd was ik bijna

constant bezig met het bouwen van ballonnen en vliegende machi-

nes. Maar mijn droom om met een vlot de oceaan over te steken

werd een onstuitbare drang.