Antwoorden oefentoets jaar 1 periode 3.doc

4

Click here to load reader

Transcript of Antwoorden oefentoets jaar 1 periode 3.doc

Page 1: Antwoorden oefentoets jaar 1 periode 3.doc

Antwoorden Toets Marketing Blok 3

Vraag 1 (2 punten)W Weakness(es)

T Threat(s)

Vraag 2 (6 punten)1. Ik wil een lening afsluiten.Publieksgroep: Bank(en) Categorie: Kapitaalverschaffers

2. Ik moet in gesprek met Greenpeace omdat ze tegen mijn bedrijf in protest zijn.Publieksgroep: Milieuorganisaties Categorie: Publieksgroepen

3. Ik zou graag tijdens het WK een reclame op TV willen.Publieksgroep: Televisie Categorie: Media

4. Ik moet het bestemmingsplan laten veranderen zodat ik een discotheek kan beginnen.Publieksgroep: Gemeente Categorie: Overheden

Vraag 3 (3 punten)1. Kosten2. Kwaliteit3. Service4. Risico5. Flexibiliteit

Vraag 4 (5 punten)De administratie van de onderneming is ook bepalend voor het hotel van meneer Bliemert, omdat hij moet bijhouden wie er wel en geen fiets bij de kamer leent en of ze worden teruggebracht.Andere antwoorden zijn ook juist, mits je maar de juiste motivatie erbij schrijft.

Vraag 5 (2 punten)Een monopolie heeft maar één aanbieder en een oligopolie heeft 3 tot 5 aanbieders.

Page 2: Antwoorden oefentoets jaar 1 periode 3.doc

Vraag 6 (4 punten)Een bedrijfsverzamelgebouw is een plek waar bedrijven samen gebruik kunnen maken van gedeelde faciliteiten, zoals vergaderruimtes en een kantine. Daarbij is de huur vaak lager en kunnen bedrijven elkaar inspireren, omdat ze dicht bij elkaar in de buurt zitten.

Vraag 7 (4 punten)Zwitserland Zwitserse kaas Kaassoufflé Patat met mayonaise ongezond sporten ontspanning vakantie hotel

Ik gebruik de term “Zwitserse kaas” om een begin te maken voor de naam van m’n hotel. Zwitserse kaas in het Engels is Swiss Cheese. Dat is natuurlijk een gekke naam, dus heb ik er Swiss Breeze van gemaakt (Zwitsers briesje). Het straalt uit dat het bedrijf een frisse uitstraling heeft en je zit in de bergen, dus je hebt veel schone, frisse lucht.

Vraag 8 (1 punt)B. Uitstel van oordeel

Vraag 9 (9 punten)Te veel lessen op de computer: Zorgen voor een gevarieerd lesaanbod. Docenten moeten onderling afstemmen hoeveel ze op de computer werken.Er is de afgelopen jaren meer behoefte aan zonvakanties: Als er meer vakanties worden verkocht, kiezen meer mensen een toeristische opleiding.De toeristische sector is momenteel erg snel aan het veranderen. Alles digitaliseert: Docenten moeten hun vakken onder de loep nemen en meer met digitale tools gaan werken.Andere antwoorden zijn ook juist, mits je maar punten uit de SWOT analyse gebruikt en een passend advies erbij schrijft.

Vraag 10 (5 punten)Ik zou kiezen voor een digitale leeromgeving (Magister), omdat dit voor een hoop duidelijkheid zorgt bij zowel de docenten als de studenten. Als studenten hun huiswerk in Magister hebben, dan zal dit ook beter gemaakt worden. Ook docenten kunnen dan rekening houden met hoeveel huiswerk de studenten hebben.

Andere antwoorden zijn ook juist, mits je maar de juiste motivatie erbij schrijft.

Vraag 12 (4 punten)Substitueerbaarheid (vervangbaar door elkaar) betekent dat als je meer promotie maakt, dat je dan ook meer omzet kan draaien, omdat meer mensen dan het product kopen. Promotie maken kost geld, maar je product goedkoper maken kost ook geld.

Page 3: Antwoorden oefentoets jaar 1 periode 3.doc

Vraag 13 (3 punten)A. Dat de concurrenten een product aanbieden dat niet (precies) hetzelfde is.B. Door reclame te maken waarin ze de verschillen van het product uitlichten. Zo kan Samsung zeggen dat hun smartphone wél een pennetje (stylus) heeft en Apple niet.

Vraag 14 (2 punten)Als er veel vraag is naar een product en weinig aanbod, dan is er weinig concurrentie en hebben de bedrijven een heel sterke positie. Als de vraag laag is en het aanbod hoog, dan is er veel concurrentie en moeten bedrijven vechten om een klant naar zich toe te trekken.

Vraag 15 (2 punten)3 Onderhandelen en contracteren

2 Offreren en selecteren

1 Specificeren

4 Bestellen en bewaken

Vraag 16 (6 punten)Fout bij antwoord BB. Klimatologische en geografische omgevingsfactoren (dit woord ontbrak, excuus!)

A = 1 B = 4 C = 5

D = 2 E = 6 F = 3

Vraag 17 (1 punten)B. Productvormconcurrentie

Vraag 18 (1 punten)B. Substitueerbaarheid (vervangbaar door elkaar)

Vraag 19 (1 punten)C. Prijsgericht

Vraag 20 (3 punten)Wat houdt generieke concurrentie in? Noem een voorbeeld.Generieke concurrentie is als het aanbod anders is, maar het de behoefte bevredigd. Dus bijvoorbeeld een bezoek aan de snackbar (behoefte: honger) of luxe uit eten (behoefte: honger) in een restaurant. Of een massage (behoefte: rust) of een vakantie (behoefte: rust).