Oefentoets: De tijd.

1. Zet het juiste cijfer bij de dag.Kleur de dagen van het weekend rood.

2. Vul de juiste dag in.

Vandaag is het woensdag.

Morgen is het ……………………………………………………..

Overmorgen is het ……………………………………………….

Gisteren was het ………………………………………………….

Eergisteren was het ………………………………………………

3. In een jaar gebeuren er veel dingen zoals:

Naam: ……………………………………………

Datum: ………………./………………………../………………….

maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zondagzaterdag

…../8

…../4

…../3

…../50

…../10

Je verjaardag

1. ………………………………………………

2. ……………………………………………..

3. ………………………………………………

4.Vul aan.

In 1 jaar zijn …………………………….. maanden.

In 1 jaar zijn …………………………….. seizoenen.

5. Verbind.

6. Vul aan.

Welke maand is het?

Het is de eerste maand van het kalenderjaar:

……………………………..

Het is de eerste maand van het schooljaar:

……………………………….

De maand

De dag

Het jaar

Het seizoen

Januari

maandag

Winter

2013

…../1

…../2

…../1

…../12

7. Zet het juiste nummer in het bolletje. Sommige maanden hebben al een nummer. Schrijf hier de maand in het vakje.

2 5

3

8. Vul aan.

Na de zomer komt de ………………………………

Na de herfst komt de ………………………………..

Voor de zomer komt de ……………………………..

Voor de winter komt de ………………………………

9. Vul het juiste seizoen in.

januari

…………………….

………………………….april

………………..

juni

juli

augustus

september

oktober

november

december

………………………..

…../2

…../3

10. Nummer van kort naar lang.

11. Verbind de maand met het aantal dagen.

winter………………………..

………………………..

eeuw

maand

dag

jaar

uur

…../5

…../9

Succes!

juli augustusseptember oktoberdecember

januari februari

30 dagen