Andere tijden en de werktijdfactor artikel geke lexmond

6
1 Andere schooltijden en de werktijdfactor Inleiding Andere schooltijden in het onderwijs staat volop in de belangstelling en veel scholen zijn bezig met de invoering ervan. De website www.anderetijdeninonderwijsenopvang.nl ondersteunt bestuur en management en is een vraagbaak voor iedereen die in andere tijden is geïnteresseerd. Invoering van andere schooltijden heeft consequenties voor de werktijdfactor van de parttimers of voor hun inzetbaarheid. In dit artikel gaan we in op de gevolgen voor de inzetbaarheid bij de overgang naar een 940-uursrooster. Een andere rooster De wijziging van de WPO en de WEC in 2006 heeft de mogelijkheid geboden de schooltijden anders in te richten. In eerste instantie is daarbij de aandacht vooral uitgegaan naar het kiezen voor een rooster met een gelijk aantal schooluren voor elk leerjaar, het Hoorns model. Dat model en varianten daarvan zijn nu al op een groot aantal plaatsen gerealiseerd. Inmiddels is een nieuwe beweging op gang gekomen die mede voortkomt uit de snelle ontwikkeling van de kinderopvang in de afgelopen jaren. De wens is daarbij af te stappen van het ‘oude’ model van de vrije woensdagmiddag en te kiezen voor een rooster dat elke dag gelijk is. Daardoor ontstaat een evenwichtiger dagelijks ritme voor alle betrokkenen, niet in de laatste plaats voor de kinderen zelf, maar ook voor de ouders, de leerkrachten, de kinderopvang en de recreatieve en sportorganisaties. De inspiratie voor andere schooltijden stoelt mede op nieuwe inzichten waarbij gesproken wordt over het vijf gelijke dagen model, het bioritme model en het van 7 tot 7 model. Onderzoek en voorbeelden andere schooltijden Het Ministerie van OCW heeft het ITS verzocht een internationaal vergelijkende literatuurstudie te verrichten naar de effecten van variaties in de inrichting van tijden met betrekking tot onderwijs en opvang op leerlingen, ouders, leraren, pedagogisch medewerkers en professionals cultuur en sport. Onlangs verscheen het rapport “Variatie in schooltijden. Een internationale literatuurstudie naar de effecten van verschillende invullingen van de schooldag, de schoolweek en het schooljaar” van G. Driessen, A. Claassen en F. Smit. Veel praktijkvoorbeelden van de mogelijke varianten zijn te vinden in het onderzoek van Jan Littink: Andere schooltijden. Oplossingen uit de praktijk. De discussie over veranderingen is dus volop gaande en één van de gevolgen is dat de regelingen rond de bepaling van de werktijdfactor onder druk komen te staan. Het 940-uurs rooster De overgang van de bestaande systematiek naar een nieuwe systematiek met een gelijk aantal uren onderwijs in ieder leerjaar leidt tijdelijk tot de inzet van extra formatie. Dit is nodig om te voorkomen dat de leerlingen in de onderbouw die minder dan 940 klokuren onderwijs hebben ontvangen in de ‘oude’ systematiek gedurende hun schoolloopbaan in totaal niet minder dan 7520 uren onderwijs ontvangen. In dit artikel gaan we hier eerst even kort op in aan de hand van twee eenvoudige voorbeelden.

description

 

Transcript of Andere tijden en de werktijdfactor artikel geke lexmond

Page 1: Andere tijden en de werktijdfactor  artikel geke lexmond

1

Andere schooltijden en de werktijdfactor Inleiding Andere schooltijden in het onderwijs staat volop in de belangstelling en veel scholen zijn bezig met de invoering ervan. De website www.anderetijdeninonderwijsenopvang.nl ondersteunt bestuur en management en is een vraagbaak voor iedereen die in andere tijden is geïnteresseerd. Invoering van andere schooltijden heeft consequenties voor de werktijdfactor van de parttimers of voor hun inzetbaarheid. In dit artikel gaan we in op de gevolgen voor de inzetbaarheid bij de overgang naar een 940-uursrooster. Een andere rooster De wijziging van de WPO en de WEC in 2006 heeft de mogelijkheid geboden de schooltijden anders in te richten. In eerste instantie is daarbij de aandacht vooral uitgegaan naar het kiezen voor een rooster met een gelijk aantal schooluren voor elk leerjaar, het Hoorns model. Dat model en varianten daarvan zijn nu al op een groot aantal plaatsen gerealiseerd. Inmiddels is een nieuwe beweging op gang gekomen die mede voortkomt uit de snelle ontwikkeling van de kinderopvang in de afgelopen jaren. De wens is daarbij af te stappen van het ‘oude’ model van de vrije woensdagmiddag en te kiezen voor een rooster dat elke dag gelijk is. Daardoor ontstaat een evenwichtiger dagelijks ritme voor alle betrokkenen, niet in de laatste plaats voor de kinderen zelf, maar ook voor de ouders, de leerkrachten, de kinderopvang en de recreatieve en sportorganisaties. De inspiratie voor andere schooltijden stoelt mede op nieuwe inzichten waarbij gesproken wordt over het vijf gelijke dagen model, het bioritme model en het van 7 tot 7 model. Onderzoek en voorbeelden andere schooltijden Het Ministerie van OCW heeft het ITS verzocht een internationaal vergelijkende literatuurstudie te verrichten naar de effecten van variaties in de inrichting van tijden met betrekking tot onderwijs en opvang op leerlingen, ouders, leraren, pedagogisch medewerkers en professionals cultuur en sport. Onlangs verscheen het rapport “Variatie in schooltijden. Een internationale literatuurstudie naar de effecten van verschillende invullingen van de schooldag, de schoolweek en het schooljaar” van G. Driessen, A. Claassen en F. Smit. Veel praktijkvoorbeelden van de mogelijke varianten zijn te vinden in het onderzoek van Jan Littink: Andere schooltijden. Oplossingen uit de praktijk. De discussie over veranderingen is dus volop gaande en één van de gevolgen is dat de regelingen rond de bepaling van de werktijdfactor onder druk komen te staan. Het 940-uurs rooster De overgang van de bestaande systematiek naar een nieuwe systematiek met een gelijk aantal uren onderwijs in ieder leerjaar leidt tijdelijk tot de inzet van extra formatie. Dit is nodig om te voorkomen dat de leerlingen in de onderbouw die minder dan 940 klokuren onderwijs hebben ontvangen in de ‘oude’ systematiek gedurende hun schoolloopbaan in totaal niet minder dan 7520 uren onderwijs ontvangen. In dit artikel gaan we hier eerst even kort op in aan de hand van twee eenvoudige voorbeelden.

Page 2: Andere tijden en de werktijdfactor  artikel geke lexmond

2

De financiële consequenties van een 940-uurs rooster De traditionele school kent een rooster van 880 lesuren in de leerjaren 1 t/m 4 en 1000 uur voor de groepen 5 t/m 8. Kiest de school voor een 940-uurs rooster voor alle groepen dan is een overgangsperiode nodig, omdat alle leerlingen verplicht 7520 lesuren onderwijs moeten ontvangen in de 8 jaar basisonderwijs. De overgangsperiode duurt maximaal 4 jaar, zoals uit onderstaand voorbeeld blijkt.

������� ������� ������ ������ ������� ������� ������ �������

���� �� ���

��� �� ��� ���

��� ��� ��� ��� ���

���� ��� ��� ��� ��� ���

���� ��� ���� ��� ��� ��� ���

���� ��� ���� ���� ��� ��� ��� ���

���� ��� ���� ���� ���� ��� ��� ��� ��� ������ ����������

���� �� ���� ���� ���� ���� ��� ��� ��� ��� ��� ��

�� � ��� ��� ���� ���� ���� ���� ��� ��� ��� ��� ��

���� ��� ��� ��� ���� ���� ���� ���� ��� ��� ��� ��

���� �� ��� ��� ��� ���� ���� ���� ���� ��� ��� ��

��� �� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� � � �

��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� � � �

���� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� � � �

���� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� � � �

���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���

��������

De extra investering per jaar komt neer op 240 lesuren met een werktijdfactor van 0,2581 en aan extra loonkosten ongeveer � 14.700,-. Dit geldt dan wel voor een school waar precies 8 groepen geformeerd zijn. Over een periode van vier jaar bedragen de meerkosten ongeveer � 60.000,-. Op veel scholen gaan de leerlingen in groep 3 en 4 al meer uren naar school dan 880 uur. De overgangsperiode zou daardoor korter kunnen zijn. Dit is echter schijn, de school zal niet met verschillende schooltijden voor alle groepen willen werken. De consequentie is dan dat sommige groepen meer onderwijstijd ontvangen dan de verplichte 7520 uur, zoals uit onderstaand schema blijkt. Die extra onderwijstijd ontvangen ze nu echter ook al. Deze school met 8 groepen verzorgt nu jaarlijks 7600 uur onderwijs, op termijn treedt hier daarom een besparing op van 80 uur onderwijstijd per jaar.

������� ������� ������ ������ ������� ������� ������ �������

���� �� ���

��� �� ��� ���

��� ��� � � ��� ���

���� ��� � � � � ��� ���

���� ��� ���� � � � � ��� ���

���� ��� ���� ���� � � � � ��� ���

���� ��� ���� ���� ���� � � � � ��� ��� � ������ ����������

���� �� ���� ���� ���� ��� ��� ��� ��� ��� ���� ���

�� � ��� ��� ���� ���� ���� ���� ��� ��� ��� ��� ��

���� ��� ��� ��� ���� ���� ���� ���� ��� ��� ��� ��

���� �� ��� ��� ��� ���� ���� ���� ���� ��� ��� ��

��� �� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� � � ���

��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� � � ���

���� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� � � ���

���� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� � � ���

���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ����

��������

Page 3: Andere tijden en de werktijdfactor  artikel geke lexmond

3

De financiële gevolgen van invoering van andere schooltijden zijn in deze situatie geringer dan in het vorige voorbeeld. De eerste vier jaar zijn de meerkosten in totaal ongeveer � 36.000. Na vier jaar is er sprake van een besparing van zo’n � 5.000,- per jaar. De werktijdfactor en het 940-uurs rooster Voor de leerkracht met een fulltime aanstelling zal er bij verandering van schooltijden nauwelijks iets wijzigen. Zijn maximale lessentaak blijft 930 uur en de normjaartaak blijft 1659 uur. Het lesrooster per dag en per week wijzigt wel, dit wordt geregeld in het werkreglement. Het werkreglement bevat in ieder geval een arbeids- en rusttijdenregeling (CAO PO, artikel 2.4, lid 3). Voor de parttime leerkracht die nu in de bovenbouw lesgeeft op een school met 1000 uren onderwijs, zal de werktijdfactor te ruim zijn bij een leerjaar van 940 uur als hij op dezelfde dagen ingeroosterd blijft. De aanstelling die bijv. op drie volle dagen was gepland en ook zo werd uitgevoerd, zal in de nieuwe situatie leiden tot een inzet op een vierde dag. Als basis voor de volgende voorbeelden dient de meest voorkomende situatie: 1000 uur bovenbouw (in de regel zijn dit 1004 – 1010 uur), 880 uur onderbouw (of iets meer) en een effectief aantal schoolweken van 39,2 weken. N.B. Voor de bepaling van de werktijdfactor wordt uitgegaan van 1010 lesuren in de bovenbouw. De 10 uren extra worden meegenomen om gedurende het schooljaar calamiteitenverlof te kunnen geven. De meeste scholen hebben een rooster dat ergens tussen de 1000 en 1010 uur bovenbouw uitkomt. Het effectieve schoolweken is als volgt bepaald:

• Bij een weekrooster van 25,75 uur (op woensdag 3,75 uur, overige dagen 5,5 uur): 1010 / 25,75 = 39,2

• Bij een weekrooster van 26 uur (op woensdag 4 uur, overige dagen 5,5 uur): 1010 / 26 = 38,8

• Bij een weekrooster van 25,5 uur (op woensdag 3,5 uur, overige dagen 5,5 uur): 1010 / 25,5 = 39,6

Voorbeeld weekrooster met 25,75 lesuren bovenbouw en 39,2 effectieve schoolweken. groepen 1 t/m 4 groepen 5 t/m 8 dag ochtend middag dag ochtend middag maandag 8.30 – 12.00 13.30 – 15.30 maandag 8.30 – 12.00 13.30 – 15.30 dinsdag 8.30 – 12.00 13.30 – 15.30 dinsdag 8.30 – 12.00 13.30 – 15.30 woensdag 8.30 – 11.30 vrij woensdag 8.30 – 12.15 vrij donderdag 8.30 – 12.00 13.30 – 15.30 donderdag 8.30 – 12.00 13.30 – 15.30 vrijdag 8.30 – 12.00 vrij vrijdag ` 8.30 – 12.00 13.30 – 15.30 We gebruiken de volgende deeltijdaanstellingen: groepen 5 t/m 8 Leerkracht A: 2 volle dagen + de woensdag

werktijdfactor: 14,75 x 39,2 / 930 = 0,6215 maximale lessentaak: 0,6215 x 930 = 578 uur

Leerkracht B: 3 volle dagen werktijdfactor: 16,5 x 39,2 / 930 = 0,6957 maximale lessentaak: 0,6957 x 930 = 647 uur

Page 4: Andere tijden en de werktijdfactor  artikel geke lexmond

4

groepen 1 t/m 4 Leerkracht C: dinsdag tot en met vrijdag werktijdfactor: 17,5 x 39,2 / 930 = 0,7376 maximale lessentaak: 0,7376 x 930 =686 uur VOORBEELD 1: Leerlingen woensdagmiddag vrij In de nieuwe situatie wordt gekozen voor een rooster van 940 uren per leerjaar met een weekrooster van 23,50 uur voor alle leerjaren. Er zijn 40 effectieve schoolweken per jaar (940 / 23,50 = 40). groepen 1 t/m 8 dag ochtend middag maandag 8.30 – 12.00 13.00 – 14.30 dinsdag 8.30 – 12.00 13.00 – 14.30 woensdag 8.30 – 12.00 vrij donderdag 8.30 – 12.00 13.00 – 14.30 vrijdag 8.30 – 12.00 13.00 – 14.30 Leerkracht A, werktijdfactor 0,6215. De leerkracht wil deze werktijdfactor houden. De inzetbaarheid van de leerkracht in het nieuwe rooster blijft met dezelfde werktijdfactor daarom ook 578 uren. In het nieuwe rooster geldt voor de maandag t/m de woensdag een inzet van 5 + 5 + 3,5 = 13,5 uur per week en 13,5 x 40 = 540 lesuur per jaar. De leerkracht kan echter 578 uur ingeroosterd worden en hij kan daarom op jaarbasis nog 38,5 uur ingeroosterd worden op een donderdag of vrijdag, bijvoorbeeld 11 donderdagochtenden. Leerkracht B, werktijdfactor 0,6957. Ook B wil dezelfde werktijdfactor houden. De inzetbaarheid blijft 647 lesuren per jaar. In het nieuwe rooster geldt voor 3 volle dagen 15 x 40 = 600 lesuren. Leerkracht B kan nog 47 lesuren ingeroosterd worden. Leerkracht C, werktijdfactor 0,7376. Leerkracht C houdt dezelfde werktijdfactor. De inzetbaarheid blijft 686 lesuren per jaar. In het 940-uursrooster worden op dinsdag tot en met vrijdag 18,5 x 40 = 740 lesuren verzorgd. Leerkracht C wordt 54 lesuren vrij geroosterd, ofwel 11 volle dagen. Als leerkracht A en B graag op dezelfde dagen willen blijven werken als voorheen, is het alternatief dat zij genoegen nemen met een kleinere werktijdfactor die in overeenstemming is met de vermindering van het te geven aantal uren onderwijs. Ze dienen dan zelf aan de werkgever een verzoek te doen om de werktijdfactor naar beneden bij te stellen (taakvermindering op eigen verzoek). Leerkracht C kan om taakuitbreiding vragen. Maximale inzet lessentaak De school krijgt bekostigd op basis van het aantal leerlingen. Per leerling wordt formatie (en daaraan gekoppeld geld) toegekend. De bekostiging is gebaseerd op gemiddeld 940 lesuren per jaar per groep en een maximale lessentaak van 930 uur per toegekende formatieplaats. De school kan daarom de leerkrachten niet minder uren les laten geven dan hun werktijdfactor toelaat, om de eenvoudige reden dat hier geen bekostiging voor

Page 5: Andere tijden en de werktijdfactor  artikel geke lexmond

5

is. De maximale lessentaak die de werktijdfactor toestaat, moet daarom ook bijna altijd volledig benut worden. VOORBEELD 2: Het 5 gelijke dagen model Bij de overgang naar het rooster van 940 uren per leerjaar kiest de school voor het 5 gelijke dagen model. Per week is de lestijd 25 uur. Het effectieve aantal schoolweken is 37,6 (940 / 25 = 37,6). groepen 1 t/m 8 dag ochtend middag maandag 8.30 – 12.00 12.30 - 14.00 dinsdag 8.30 – 12.00 12.30 - 14.00 woensdag 8.30 – 12.00 12.30 - 14.00 donderdag 8.30 – 12.00 12.30 - 14.00 vrijdag 8.30 – 12.00 12.30 - 14.00 Alle leerkrachten behouden hun huidige werktijdfactor. Leerkracht A, werktijdfactor 0,6215. De inzetbaarheid van de leerkracht in het nieuwe rooster blijft met dezelfde werktijdfactor ook 578 uren. In het nieuwe rooster geldt voor maandag t/m woensdag een inzet van 15 x 37,6 = 564 lesuren. Leerkracht A kan nog 14 lesuren, 3 dagen, ingeroosterd worden. Leerkracht B, werktijdfactor 0,6957. De inzetbaarheid is 647 lesuren per jaar. In het nieuwe rooster geldt voor 3 volle dagen 15 x 37,6 = 564 lesuren. Leerkracht B kan nog 83 lesuren, 17 dagen, ingeroosterd worden. Leerkracht C, werktijdfactor 0,7376. De inzetbaarheid is 686 lesuren per jaar. In het nieuwe rooster geldt voor de dinsdag t/m de vrijdag 20 lesuren x 37,6 = 752 lesuren. Leerkracht C wordt 66 lesuren vrijgeroosterd, ofwel 13 volle dagen. Het bioritme model en het van 7 tot 7 model Beide modellen gebruiken in hun voorbeelden lesroosters van 5,5 uur per dag gedurende 5 dagen per week. Als gekozen wordt voor een 940-uurs rooster per jaar, dan heeft dit als consequentie dat er ‘maar’ 940 / 25,75 = 34,2 effectieve schoolweken zijn. Dit lijkt niet erg logisch. Natuurlijk kunnen leerlingen meer uren onderwijs krijgen dan die 940 uur, maar hiervoor moet dan wel aanvullende bekostiging worden gevonden. Het ligt daarom meer voor de hand om in deze modellen ook uit te gaan van een rooster van 5 lesuren per dag gedurende 5 dagen per week, zoals in voorbeeld 2. Consequenties De voorbeelden 1 en 2 maken duidelijk dat bij de overgang naar andere schooltijden er het nodige geschoven moet worden in de inzet van de medewerkers. Niet iedereen zal meteen staan te juichen. Een kleinere werktijdfactor is alleen mogelijk als de medewerkers hier schriftelijk om verzoeken. Een grotere werktijdfactor zal alleen mogelijk zijn als er voldoende formatieruimte aanwezig is. De te compenseren uren van leerkracht C kunnen niet zondermeer door de leerkrachten A en B ingevuld worden. Het moet roostertechnisch ook allemaal passen.

Page 6: Andere tijden en de werktijdfactor  artikel geke lexmond

6

Belangrijk is daarom dat wanneer andere schooltijden overwogen worden, het team er van het begin bij betrokken wordt én de gevolgen voor de inzetbaarheid meteen worden benoemd. De exacte invulling is natuurlijk nog niet bekend, maar wel moet meteen duidelijk worden gemaakt dat de huidige werkdagen in een nieuw rooster niet meer vanzelfsprekend zijn. De CAO vormt hierin geen belemmering. Werknemers kunnen geen vaste dagen claimen. Artikel 2.4 lid 5 zegt: “De dagen van de week waarop deeltijders hun werkzaamheden moeten vervullen worden, na overleg met de werknemer, eenmaal per jaar voorafgaand aan het schooljaar door de werkgever vastgesteld. Wijzigingen gedurende het jaar zijn mogelijk in overleg met de werknemer.” Conclusie Een besluit tot andere schooltijden begint met een open gesprek tussen het schoolbestuur en alle betrokkenen. Of, zoals Liesbeth Verheggen, lid dagelijks bestuur Algemene Onderwijsbond het zegt: “We moeten goed luisteren naar de wensen van ouders, maar net zo goed naar die van het personeel en de directie. En dat zijn heel simpele wensen. Dus wel even tijd voor die boterham tijdens de lunchpauze en respect voor de cao. Maar daar komen we vast samen wel uit.”1 Geke Lexmond

1 Andere Tijden. Tijd voor nieuwe schooltijden? Uitgave van het Project Andere Tijden in onderwijs en opvang. Mei 2010.