Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas”...

109
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van gas met rechtsvergelijkend overzicht Masterproef van de opleiding „Master in de rechten‟ ingediend door Lobke Dejonghe (studentennummer: 20052374) (major: burgerlijk recht en strafrecht) Promotor: Prof. Dr. Ingrid Boone Commissaris: Prof. Dr. Jean Rogge

Transcript of Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas”...

Page 1: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2009-2010

Aansprakelijkheid voor schade door opslag en

transport van gas met rechtsvergelijkend overzicht

Masterproef van de opleiding

„Master in de rechten‟

ingediend door

Lobke Dejonghe

(studentennummer: 20052374)

(major: burgerlijk recht en strafrecht)

Promotor: Prof. Dr. Ingrid Boone

Commissaris: Prof. Dr. Jean Rogge

Page 2: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

Voorwoord 1

2

In dit woord vooraf wens ik even stil te staan bij het tot stand komen van deze Masterproef. 3

In het eerste masterjaar van de opleiding Rechten wordt men verondersteld een thema te 4

kiezen bij een promotor. Mijn keuze ging uit naar het thema „Aansprakelijkheid voor schade 5

door opslag en transport van gas‟ onder leiding van Prof. Dr. Bocken. Ik had reeds mijn 6

juridisch schrijven in derde bachelor onder zijn wakend oog geschreven en wilde graag 7

nogmaals onder zijn toezicht werken. Tot mijn spijt werd me verteld dat Prof. Dr. Bocken met 8

emeritaat zou gaan aan het einde van mijn eerste masterjaar. Ik wens hem toch te bedanken 9

om mij de kans te geven dit onderwerp te bespreken. 10

Reeds van de eerste ontmoeting was zijn opvolgster Prof. Dr. Boone aanwezig bij de 11

begeleiding. Zij heeft mij erg goed opgevangen bij de verdere begeleiding van deze 12

Masterproef in mijn tweede masterjaar. Ik wens Prof. Dr. Boone dan ook te bedanken voor 13

de goede begeleiding en de goede raad bij het opstellen van mijn inhoudstafel en het 14

uitwerken ervan. 15

Ook mevrouw Phang zou ik graag even vermelden. Zij was mijn commissaris in het eerste 16

masterjaar. Na haar vertrek van de faculteit Rechten heeft Prof. Dr. Rogge heeft haar plaats 17

ingenomen. 18

Naast deze academici zijn er ook enkele mensen uit mijn persoonlijke, huiselijke kring welke 19

ik wens te danken voor hun oneindige steun. Mijn ouders die mij de kans hebben gegeven 20

om te studeren en deze opleiding af te werken. Zij hebben ook met de nodige aandacht dit 21

werk nagelezen. Naast de steun van mijn ouders kreeg ik ook veel steun van mijn vriend 22

Roeland Watteeuw. Hij heeft me ook geholpen met de lay-out van dit werkstuk. 23

Deze Masterproef heeft mij bloed, zweet en tranen gekost. Zonder deze personen zou het 24

resultaat niet hetzelfde geweest zijn. 25

Page 3: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

3

Voorwoord ....................................................................................................................... 2 26

Probleemstelling ............................................................................................................... 7 27

Hoofdstuk 1: Definities en juridische omkadering .............................................................. 9 28

Afdeling 1: Begrippen ............................................................................................................... 9 29

§ 1. Gas ........................................................................................................................................................... 9 30

§ 2. Vervoer van gas ....................................................................................................................................... 9 31

§ 3. Opslag van gas ....................................................................................................................................... 10 32

Afdeling 2: Bevoegdheidsverdeling en overzicht van de toepasselijke reglementen met 33

betrekking tot vervoer en opslag van gas ................................................................................ 11 34

§ 1. Veiligheidsmaatregelen ......................................................................................................................... 12 35

a. Vervoer van gas ............................................................................................................................... 12 36

b. Opslag van gas ................................................................................................................................. 12 37

§ 2. Vergunningsplicht .................................................................................................................................. 13 38

a. Vervoer van gas ............................................................................................................................... 13 39

b. Opslag van gas ................................................................................................................................. 14 40

§ 3. Europese Richtlijn betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn 41

betrokken ..................................................................................................................................................... 15 42

Hoofdstuk 2: Schadegevallen en de verschillende aansprakelijkheidsgronden. ................. 17 43

Afdeling 1: Aansprakelijkheid volgens het gemeen recht: buitencontractuele aansprakelijkheid 17 44

§ 1. Foutaansprakelijkheid o.b.v. art. 1382 BW ........................................................................................... 17 45

a. Fout: onzorgvuldigheid ................................................................................................................... 17 46

b. Bijzonder geval: aansprakelijkheid van de aannemer ..................................................................... 18 47

1. Raadplegings- en informatieplicht ................................................................................................... 20 48

2. Lokalisatieplicht ............................................................................................................................... 20 49

3. Toepassingsgevallen ........................................................................................................................ 21 50

4. Strafrechtelijke aansprakelijkheid van de aannemer ...................................................................... 25 51

§ 2. Aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken: art. 1384, lid 1 BW ............................................................. 25 52

a. Bewaarder van een gebrekkige zaak ............................................................................................... 27 53

b. Zaak ................................................................................................................................................. 30 54

c. Het gebrek van de zaak ................................................................................................................... 31 55

d. Schade aan derde en causaal verband ............................................................................................ 34 56

e. Bewijsregeling ................................................................................................................................. 35 57

f. Bevrijdingsmogelijkheid .................................................................................................................. 37 58

§ 3. Aansprakelijkheid voor de instorting van gebouwen: art. 1386 BW ..................................................... 38 59

a. Gebouw ........................................................................................................................................... 40 60

Page 4: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

4

b. Instorting ......................................................................................................................................... 40 61

c. Verzuim in onderhoud of gebrek in de bouw ................................................................................. 40 62

d. Causaal verband .............................................................................................................................. 41 63

§ 4. Burenhinder: art. 544 BW ...................................................................................................................... 42 64

a. Toepassingsvoorwaarden................................................................................................................ 42 65

1. Nabuurschap .................................................................................................................................... 43 66

2. Abnormale hinder ............................................................................................................................ 46 67

3. Causaal verband .............................................................................................................................. 48 68

4. Toerekenbaarheid ........................................................................................................................... 49 69

Afdeling 2: Aansprakelijkheid volgens het gemeen recht: contractuele aansprakelijkheid ......... 51 70

§ 1. Art. 1641 BW: Vrijwaring door de verkoper voor gebreken van de verkochte zaak ............................. 51 71

a. Gebrek ............................................................................................................................................. 53 72

b. Verborgen gebrek ........................................................................................................................... 54 73

c. Ernstig gebrek.................................................................................................................................. 54 74

d. Gebrek bestaat bij de koop ............................................................................................................. 55 75

e. Korte vorderingstermijn .................................................................................................................. 55 76

§ 2. Contractuele aansprakelijkheid: huurder/verhuurder .......................................................................... 56 77

a. Aansprakelijkheid van de huurder .................................................................................................. 57 78

1. Aansprakelijkheid van de huurder voor de door hem veroorzaakte schade: art. 1732 en 1733 BW.79

............................................................................................................................................................. 57 80

2. Bevrijdingsmogelijkheid voor aansprakelijkheid op grond van artikel 1732 en 1733 BW .............. 58 81

3. Aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door huisgenoten: art. 1735 BW ............................... 61 82

b. Aansprakelijkheid van de verhuurder ............................................................................................. 64 83

Afdeling 3: Aansprakelijkheid op grond van bijzondere wetten ................................................ 67 84

§ 1.Wet betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen ........... 67 85

a. Toepassingsgebied .......................................................................................................................... 67 86

1. Gas ................................................................................................................................................... 67 87

2. Vervoer van gas ............................................................................................................................... 68 88

3. Aardgasdistributie ........................................................................................................................... 68 89

b. Compensatoire schadevergoeding .................................................................................................. 68 90

c. Risico-aansprakelijkheid .................................................................................................................. 69 91

d. Strafrechtelijke aansprakelijkheid ................................................................................................... 70 92

§ 2. Wet betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor 93

het opslaan van gas. ..................................................................................................................................... 70 94

§ 3. Wet betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken ................................................ 70 95

a. Toepassingsvoorwaarden................................................................................................................ 71 96

1. Product ............................................................................................................................................ 71 97

Page 5: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

5

2. Gebrek van het product ................................................................................................................... 72 98

3. Schade en causaal verband ............................................................................................................. 73 99

4. Producent ........................................................................................................................................ 74 100

b. Bevrijdingsmogelijkheden ............................................................................................................... 76 101

§ 4. Wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte 102

verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen: objectieve aansprakelijkheid103

...................................................................................................................................................................... 77 104

a. Preventie ......................................................................................................................................... 77 105

b. Objectieve aansprakelijkheid .......................................................................................................... 78 106

c. Sancties ........................................................................................................................................... 79 107

Hoofdstuk 3: Verzekeringen ............................................................................................ 81 108

Afdeling 1: Verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid ................................................. 81 109

§ 1. Verzekering BA exploitatie .................................................................................................................... 82 110

a. Gedekte personen ........................................................................................................................... 82 111

b. Gedekte aansprakelijkheid .............................................................................................................. 82 112

c. Gedekte activiteiten ........................................................................................................................ 83 113

d. Gedekte schade ............................................................................................................................... 83 114

e. Uitsluiting en verval......................................................................................................................... 83 115

§ 2. Toepassingsgeval ................................................................................................................................... 84 116

Afdeling 2: Wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en 117

betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke 118

gevallen ................................................................................................................................. 84 119

§ 1. Toepassingsgebied ................................................................................................................................ 84 120

a. Inrichtingen ..................................................................................................................................... 84 121

b. Verzekeringnemer ........................................................................................................................... 85 122

c. Derden ............................................................................................................................................. 85 123

§ 2. Modaliteiten inzake tussenkomt ........................................................................................................... 86 124

a. Rechtstreeks vorderingsrecht ......................................................................................................... 86 125

b. Excepties ......................................................................................................................................... 86 126

c. Subrogatierecht van de verzekeraar ............................................................................................... 86 127

Hoofdstuk 4: Situatie in Nederland .................................................................................. 87 128

Afdeling 1: Inleiding ................................................................................................................ 87 129

Afdeling 2: Aansprakelijkheid voor gebrekkige roerende zaken ................................................ 88 130

§ 1. Roerende zaak ....................................................................................................................................... 88 131

§ 2. Gebrek en bijzonder gevaar .................................................................................................................. 88 132

Page 6: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

6

§ 3. Bekendheidseis ...................................................................................................................................... 89 133

§ 4. Aansprakelijke persoon ......................................................................................................................... 89 134

§ 5. Verhouding met de productaansprakelijkheid ...................................................................................... 90 135

Afdeling 3: Aansprakelijkheid voor opstallen ........................................................................... 90 136

Afdeling 4: Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen ............................................................. 91 137

§ 1. Gevaarlijke stof ...................................................................................................................................... 91 138

a. Stof .................................................................................................................................................. 92 139

b. Gevaar ............................................................................................................................................. 92 140

c. Bekendheid ..................................................................................................................................... 92 141

§ 2. Aansprakelijke persoon ......................................................................................................................... 92 142

Afdeling 5: Aansprakelijkheid voor boorgaten en mijnbouwactiviteiten ................................... 93 143

Afdeling 6: Productaansprakelijkheid ...................................................................................... 94 144

Afdeling 7: Wet buisleidingenstraat Pernis-Antwerpen ............................................................ 94 145

Hoofdstuk 5: Besluit ........................................................................................................ 96 146

Bibliografie ..................................................................................................................... 98 147

148

Page 7: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

7

Probleemstelling 149

150

Om het onderwerp van deze Masterproef, met als titel “Aansprakelijkheid voor schade door 151

opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 152

Bij opslag van gas kunnen we denken aan de bovengrondse gasopslagplaats zoals in 153

Zeebrugge of zoals de ondergrondse gasopslagplaats zoals in Loenhout, maar ook een 154

gasfles of een butaantank in de achtertuin zijn vormen van opslag van gas. Het transport van 155

gas via pijpleidingen is alom bekend. Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen 156

hoofdpijpleidingen, stedelijke pijpleidingen en de vertakkingen naar de eindgebruiker. Ook 157

het vervoer van gas over de weg, via het spoor of over de zee kan tot het thema worden 158

gerekend. 159

Het uitoefenen van een activiteit die verband houdt met opslag of transport van gas is een 160

gevaarlijke aangelegenheid die vele risico‟s met zich meebrengt. Een onderneming moet 161

zich dan ook aan de talrijke veiligheidsvoorschriften houden zoals voorzien in wetgeving en 162

Koninklijke besluiten. Wanneer er zich schadegevallen voordoen in dergelijke 163

ondernemingen, zal de omvang meestal niet van geringe aard zijn, het is dan ook 164

aangewezen dat de exploitant een verzekering afsluit. 165

De schade die kan worden aangericht door gas is van velerlei aard: een gasfornuis dat 166

ontploft, een pijpleiding die barst waardoor een brand ontstaat, een lekkende gasfles met als 167

gevolg een huis dat ontploft... De voornaamste gevaren zijn dan ook brand en ontploffing. 168

Wanneer deze risico‟s zich voordoen zal materiële schade ontstaan, maar daarnaast kan 169

ook lichamelijke schade ontstaan wanneer er personen bij het ongeval betrokken zijn. 170

Mensen kunnen gewond raken of overlijden ten gevolge hun brandwonden en andere 171

verwondingen. Zij zullen veelal ook morele schade lijden. Dit is echter niet de enige vorm van 172

schade die zich kan voordoen. Er is ook vermogensschade mogelijk: de trein die enkele uren 173

niet kan rijden wegens een gaslek, bedrijven die hun activiteiten tijdelijk moeten stopzetten 174

lijden een inkomensverlies, ook dit is een schade die veroorzaakt kan worden door 175

calamiteiten bij de opslag en transport van gas. 176

De aansprakelijkheid voor de verscheidene soorten schadegevallen met gas wordt niet 177

beheerst door één uniforme regel. Naar gelang de oorzaak of de omstandigheid zal een 178

aansprakelijkheidsregel toepassing vinden. Belangrijk is ook een onderscheid te maken 179

tussen de buitencontractuele vorderingen en de contractuele vorderingen. 180

AIs de ontploffing bijvoorbeeld te wijten is aan slecht onderhoud van de leidingen, dan speelt 181

de foutaansprakelijkheid uit art. 1382 BW. Deze regel is ook van toepassing wanneer de 182

schade werd veroorzaakt door beschadiging van de leiding tijdens het uitvoeren van werken, 183

dan is de aannemer vaak aansprakelijk. Het is ook mogelijk dat niemand een fout kan 184

Page 8: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

8

worden verweten, maar dat de zaak gebrekkig was. In zo‟n geval kan men beroep doen op 185

art. 1384, lid 1 BW. 186

Bij de instorting van een gebouw kan men denken aan de toepasselijkheid van artikel 1386 187

BW. De toepassing van deze regeling zal dan ook worden onderzocht in dit werkstuk. 188

Naast deze voor de hand liggende buitencontractuele aansprakelijkheidsbepalingen is er ook 189

rechtspraak te vinden waar men beroep doet op de burenhinder. 190

De belangrijkste contractuele verhoudingen zijn deze tussen de koper en verkoper en de 191

huurder en verhuurder. 192

Na verloop van tijd zijn er ook bijzondere aansprakelijkheidsregelen ingevoerd. In de wetten 193

van 12 april 1965 en 18 juli 1975 met betrekking tot gas vinden we een 194

aansprakelijkheidsbepaling terug. Daarnaast vallen de wet productaansprakelijkheid en de 195

wet betreffende brand en ontploffing in voor publiek toegankelijke inrichtingen ook onder de 196

bijzondere wetten welke zullen worden besproken. 197

Het blijkt duidelijk dat er geen uniforme aansprakelijkheidsregeling bestaat die een kant-en-198

klaar antwoord biedt. Het is dan ook nodig om casusgericht tewerk te gaan om te zien welke 199

oplossingen de rechtspraak aanreikt. 200

Na de bespreking van al deze vergoedingsregelen bekijk ik kort de mogelijkheid tot 201

verzekering van dergelijke risico‟s. 202

In het laatste hoofdstuk van deze Masterproef zal tenslotte worden ingegaan op de 203

buitencontractuele aansprakelijkheidsregelingen die we vinden in Nederland. Het kan nuttig 204

zijn andere wetgeving te bekijken om de eigen wetgeving te verbeteren. 205

Page 9: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

9

Hoofdstuk 1: Definities en juridische omkadering 206

207

Afdeling 1: Begrippen 208

209

Hieronder zullen algemeen toepasselijke definities worden gehanteerd. In de bijzondere 210

wetgeving zal bij het toepassingsgebied worden gespecificeerd wat daar onder welbepaalde 211

begrippen dient te worden begrepen. 212

213

§ 1. Gas 214

Gas is een aggregatietoestand van een stof. Elke stof kan in principe als gas voorkomen. Er 215

zijn gassen die gebruikt worden als energiebron (aardgas) en er zijn ook andere gevaarlijke 216

gassen zoals koolmonoxide, chloorgas en andere1. 217

De meest bekende soort gas als energiebron is aardgas, maar er zijn ook andere soorten 218

zoals: butaangas, propaangas of LPG, autogas2. In België werd nooit aan gaswinning 219

gedaan, waardoor alle aardgas dus wordt ingevoerd3. Voor België wordt gas, gasvormig 220

ingevoerd onder vloeibare vorm (LNG: Liquid Natural Gas). Het vloeibaar maken van gas 221

wordt gedaan om hoger rendement te halen bij het transport ervan4. Dit houdt evenwel een 222

bijkomend risico in dat dit gepaard gaat met hoge druk. Aardgas kent dan nog eens 2 223

vormen: hoogcalorisch aardgas en laagcalorisch aardgas5. Beiden hebben een apart 224

netwerk en worden gebruikt in België. Het hoogcalorisch aardgas bestrijkt de provincies 225

West- en Oost-Vlaanderen, het grootste gedeelte van de provincies Henegouwen, Namen en 226

Luik, en een groot deel van Limburg. Het laagcalorisch aardgasnetwerk bevindt zich in de 227

provincies Antwerpen en Brabant en ook deels Limburg en Henegouwen. 228

Al deze gassen brengen risico‟s met zich mee die voor schadegevallen kunnen zorgen. In dit 229

werkstuk zal ik voornamelijk de aansprakelijkheid voor schade door gassen die als energie 230

worden gebruikt (brandbaar) en een ontplofffingsriscio met zich meebrengen, onderzoeken. 231

232

§ 2. Vervoer van gas 233

Vervoer van gas omvat alle vormen van transport: vervoer van gas over zee, via het spoor, 234

over de weg en vervoer door middel van pijpleidingen. In België gebeurt het vervoer tot de 235

grenzen van ons land ofwel via LNG-schepen ofwel via pijpleidingen, eenmaal in België 236

1 http://nl.wikipedia.org/wiki/Gas_%28aggregatietoestand%29.

2 http://nl.wikipedia.org/wiki/Gas.

3 http://www.aardgas.be/consumenten/over-aardgas/aardgasproductie-en-de-energiemarkt/ontginning-en-

vervoer en http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/klimaatconferentie/klimaatbibliotheek/mobiliteit/BwWnpart2.pdf. 4 http://www.fluxys.com/nl-BE/About%20natural%20gas/LNG/LNG.aspx.

5http://www.fluxys.com/nl-BE/About%20natural%20gas/GasLorH/GasLorH.aspx.

Page 10: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

10

gebeurt het vervoer uitsluitend via ondergrondse pijpleidingen of buisleidingen6. Het vervoer 237

van aardgas in België gebeurt via het net van Fluxys. In dit werkstuk zal ik mij beperken tot 238

het vervoer via pijpleidingen en hun stedelijke vertakkingen om het gas tot bij de consument 239

te brengen. Het onderscheid tussen vervoer naar een consument of naar een afnemer om 240

uiteindelijk zelf te zorgen voor het transport naar de eindgebruiker is van belang voor de 241

toepassing van de wet betreffende de productaansprakelijkheid7. 242

Een van de bekendste pijpleidingen is de “Zeepipe”, zij is bovendien de langste onderzeese 243

pijpleiding ter wereld. De Zeepipe brengt aardgas van Noorse gaswinningsvelden naar West-244

Europa, Zeebrugge. Deze pijpleiding heeft een lengte van 810 km. Bovendien werd de 245

“Zeepipe” ontdubbeld, zodat er ook een leiding aankomt in Duinkerke8. Het gas wordt van 246

Zeebrugge dan verder verdeeld naar gebruikers in België, Frankrijk en Spanje9. Vanuit 247

Duinkerke vertrekken dan nog verder leidingen om ook een deel van Frankrijk te 248

bevoorraden. 249

Bij wijze van inleiding wil ik even enkele statistieken meedelen met betrekking tot 250

gaspijpleidingen en de schadegevallen meedelen. De beheerders van gaspijpleidingen 251

stelden vast dat sinds 1970 reeds 1200 ongevallen zijn gebeurd. De bekendste gasramp te 252

België is deze in Gellingen met het trieste record de eerste te zijn waarbij ook omwonenden 253

het slachtoffer werden van de ramp. Vastgesteld werd dat er 0,41 ongevallen gebeuren per 254

1000 km leiding per jaar. In België lopen zo‟n 3800 km aardgasleidingen10, wat ons dus 255

statistisch 1,56 ongevallen per jaar geeft. De helft van deze ongevallen ontstaat door lekken 256

die het gevolg zijn van werken uitgevoerd door derden aan of in de nabijheid van de 257

leidingen en slechts een minderheid van deze lekken ontstaan door corrosie en slijtage van 258

de leidingen11. 259

260

§ 3. Opslag van gas 261

Gassen kunnen op verschillende manieren worden opgeslagen. Men kan gas opslaan in 262

verplaatsbare recipiënten (gasflessen), in vast opgestelde reservoirs, in ondergrondse 263

reservoirs, in tanks… Er zijn grote opslagplaatsen welke bedoeld zijn voor verdere verdeling 264

van het gas (en om de continuïteit van de gasbevoorrading te kunnen verzekeren)12 of vooraf 265

6 http://www.fluxys.com/nl-BE/About%20natural%20gas/Transport/Transport.aspx.

7 Wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991.

8 http://www.aardgas.be/consumenten/over-aardgas/aardgasproductie-en-de-energiemarkt/ontginning-en-

vervoer/transport?q=over-aardgas/aardgasproductie-en-de-energiemarkt/ontginning-en-vervoer/transport. 9 http://en.wikipedia.org/wiki/Zeepipe.

10 www.aardgas.be.

11 L. JANSSENS, “Spanning stijgt rond actiekaarten gas. Nood aan informatie en opleiding is sinds „Gellingen‟

groter dan ooit”, Fireforum Magazine april 2006, nr.1, 23. 12

http://www.fluxys.com/nl-BE/About%20Fluxys/Publications/~/media/Files/Publications/Brochures/Fluxys_AanDeSlagVoorDeAardgasvoorzieningVan%20Morgen_NL%20pdf.ashx.

Page 11: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

11

klaargemaakte hoeveelheden die onmiddellijk bestemd zijn voor gebruik door de 266

consument13. Er is een bijzondere wet van18 juli 1975 betreffende het opsporen en 267

exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas14, welke 268

dus van toepassing is op ondergrondse opslagplaatsen. In België zijn er 5 grote 269

opslagplaatsen: 2 bovengronds en 3 ondergronds. De bovengrondse opslagplaatsen zijn in 270

Zeebrugge en Dudzele alwaar vloeibaar LNG-gas wordt bewaard15 en de ondergrondse zijn 271

in Loenhout (in mergelgrotten), Anderlues en Péronnes (in oude steenkoolmijnen). Péronnes 272

is inmiddels niet meer actief wegens niet rendabel genoeg16. In een ondergrondse 273

opslagplaats wordt het gas in gasvormige toestand opgeslagen. Vloeibaar aardgas wordt in 274

bovengrondse terminals bewaard. Kleine hoeveelheden gas worden bij voorkeur in tanks, 275

cilinders en gasflessen opgeslagen. Dat gas wordt onder hoge druk en dus vloeibaar 276

opgeslagen17. Voor de deze vormen van opslag van gas zijn we aangewezen op het gemeen 277

recht en in het bijzonder voor klaargemaakte hoeveelheden gas op de wet inzake de 278

productaansprakelijkheid. 279

280

Afdeling 2: Bevoegdheidsverdeling en overzicht van de toepasselijke reglementen 281

met betrekking tot vervoer en opslag van gas 282

283

Er is geen algemene afbakening qua bevoegdheid inzake deze materie. Het is een kluwen 284

van rechtsregels van zowel de federale als de Vlaamse en Waalse regeringen. Er zijn 285

bijzondere wetten uitgevaardigd op federaal niveau en er zijn reglementen op gewestelijk 286

niveau. De gewesten zijn bevoegd om regels uit te vaardigen over het opsporen en winnen 287

van natuurlijke rijkdommen, waaronder aardgas. De federale overheid is bevoegd voor de 288

opsporing en exploitatie van ondergrondse gasopslagplaatsen. 289

Vervoer en opslag van aardgas is een risicovolle activiteit, vandaar dat ook de Europese 290

Gemeenschap een richtlijn heeft aangenomen met betrekking tot de beheersing van zware 291

ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn18. Deze richtlijn werd in België omgezet 292

in een samenwerkingsakkoord19. 293

13http://www.primagaz.be/particulier/producten/index.html.

14 Wet 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd

voor het opslaan van gas, BS 14 augustus 1975. 15

http://www.aardgas.be/consumenten/over-aardgas/aardgasproductie-en-de-energiemarkt/ontginning-en-vervoer/opslag-van-aardgas. 16

http://www.creg.be/pdf/Adviezen/A075NL.pdf. 17

http://www.ncc.nl/techniek/energie/gas.htm. 18

Richtlijn 96/82 EG van de Raad betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, Pb.L. 14 januari 1997. 19

Samenwerkingsakkoord 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, BS 16 juni 2001.

Page 12: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

12

Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de veiligheidsmaatregelen en 294

vergunningsvoorwaarden gesteld voor gasvervoer en deze voor gasopslag. Beiden zijn het 295

voorwerp van aparte wetgeving. 296

297

§ 1. Veiligheidsmaatregelen 298

Als men een activiteit van opslag of vervoer van gas wil uitoefenen dan zijn er talrijke 299

bepalingen die moeten gevolgd worden. Deze zijn te vinden in zowel wetten, Koninklijke 300

besluiten of andere reglementering. Het is evident dat hierop streng wordt toegezien. Ook 301

arbeidsreglementen bevatten specifieke bepalingen om de gevaren te beperken. Hier wordt 302

slechts een kort overzicht gegeven om een globaal beeld te schetsen. Het zou mij te ver 303

leiden om alle voorschriften te bespreken, ik moet u dus verwijzen naar andere literatuur20. 304

305

a. Vervoer van gas 306

Voor het gasvervoer zijn er twee federale wetten21 van toepassing die worden aangevuld 307

door uitvoeringsbesluiten, zowel op federaal niveau als op gewestelijk niveau. De 308

bevoegdheden betreffende de aardgasdistributie werden namelijk geregionaliseerd met de 309

bijzondere wet tot hervorming der instellingen22. 310

Er zijn aparte Koninklijke besluiten voor de te nemen veiligheidsmaatregelen voor het 311

oprichten en exploiteren van installaties voor gasvervoer23 en voor gasdistributie24 door 312

middel van leidingen. Ze bevatten voorschriften met betrekking tot het onderhoud, maar ook 313

bepalingen over de temperatuur van het te vervoeren gas, de materialen van de leidingen en 314

worden bepaalde proeven opgelegd. 315

316

b. Opslag van gas 317

Voor opslag van gas is er een federale wet die van toepassing is op de ondergrondse 318

opslagplaatsen25 welke hiervoor specifieke vereisten stelt. Andere vormen van opslag van 319

gas vormen dan weer het voorwerp van andere wetgeving. Zo zijn er Koninklijke besluiten 320

20 L. LAVRYSEN, Gevaarlijke stoffen, Brussel, Story-Scientia, 1986, 235p; L. DERIDDER, T. VERMEIR, Leidingen

voor nutsvoorzieningen, Brugge, Die Keure, 2000, 315p. 21

Wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 7 mei 1965; wet 24 december 1970 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van gasdistributie-installaties, BS 12 januari 1975. 22

Wet 8 augustus 1988 tot wijziging van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen, BS 13 augustus 1988. 23

KB 11 maart 1966 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen, zoals gewijzigd door KB 24 januari 1991, BS 16 mei 1966. 24

KB 28 juni 1971 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en exploitatie van installaties voor gasdistributie door middel van leidingen, BS 15 september 1971. 25

Wet 8 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, BS 14 augustus 1975.

Page 13: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

13

die de voorwaarden formuleren voor het op de markt brengen van gasflessen26. De druk van 321

de flessen, de samenstelling van de inhoud, voorschriften met betrekking tot het gaskraantje 322

en dergelijke worden er nader bepaald. 323

Een ander Koninklijk besluit27 bevat bepalingen die enkel van toepassing op werkgevers en 324

werknemers actief bij de opslag van ontvlambare en brandbare vloeistoffen. 325

326

§ 2. Vergunningsplicht 327

Voor elke activiteit met betrekking tot transport van gas is er een individuele en 328

voorafgaande vergunning28 van de bevoegde minister of andere mandataris vereist. 329

Werkzaamheden met gas brengen een zeker risico met zich mee en daarom de vereiste van 330

voorafgaande vergunning. Zo kunnen de bevoegde instanties nagaan als de 331

veiligheidsmaatregelen worden nageleefd. Beschikken over een correcte vergunning zal 332

vooral van belang zijn in functie van de aangegane professionele uitbatingsverzekering en 333

het gedekte risico. 334

335

a. Vervoer van gas 336

Om gas te vervoeren ter bevoorrading van het distributienet moet men beschikken over een 337

voorafgaande vergunning, art. 3 van de wet van 12 april 1965 schrijft dit voor 29. Voor andere 338

vormen van vervoer heeft men een voorafgaande toelating nodig als gebruik moet worden 339

gemaakt van openbaar domein, privaat erf… Wie over een vergunning beschikt heeft tevens 340

de toelating alle nodige installaties op te richten, deze geschieden op de kosten van de 341

vergunninghouder30. Andere vergunningsvereisten voor gasvervoer vinden we terug in 342

enkele Koninklijke besluiten31. 343

344

345

26 KB 12 juni 1989 betreffende het op de markt brengen van gasflessen, BS 16 september 1989; KB 7

december 1999 betreffende het vullen, de distributie en de etikettering van flessen met vloeibaar gemaakt petroleumgas, BS 29 december 1999. 27

KB 13 maart 1998 betreffende de opslag van zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare en brandbare vloeistoffen, BS 15 mei 1998. 28

Art. 3 wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 7 mei 1965; art. 2 KB 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunning voor aardgas, BS 5 juli 2001; art. 2 wet 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, BS 14 augustus 1975. 29

L. LAVRYSEN, Gevaarlijke stoffen: een overzicht van de Belgische wetgeving, Brussel, Story-Scientia, 1986, 89, nr. 114. 30

Art. 4 wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 7 mei 1965. 31

KB 11 januari 1991 betreffende de verlenging van een vergunning of van een toelating voor vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 6 maart 1991; KB 14 mei 2002 betreffende de vervoersvergunning voor gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 5 juni 2002.

Page 14: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

14

b. Opslag van gas 346

Bij gasopslag is het zowel voor het opsporen van ondergrondse opslagplaatsen als voor het 347

opslaan van gas in deze ondergrondse plaatsen dat men een vergunning moet bezitten. 348

Enkele Koninklijke besluiten zijn genomen ter uitvoering van de wet van 18 juli 197532. De 349

vergunning wordt verleend bij koninklijk besluit. Het is mogelijk dat alleen een vergunning 350

wordt verleend voor het opsporen van ondergrondse opslagplaatsen33. De vergunning is 351

altijd beperkt in tijd. Tevens dient de aanvrager aan te tonen dat hij over voldoende financiële 352

en economische middelen beschikt voor dergelijke activiteit34. Het koninklijk besluit dat de 353

vergunning verleent bevat de voorwaarden onder dewelke de vergunning is verleend en de 354

vergunning kan ten allen tijde worden gewijzigd, ingetrokken of verlengd35. Al deze 355

voorwaarden en mogelijkheden worden gesteld omwille van het gevaarlijk karakter dat deze 356

activiteiten met zich meebrengen. 357

Ook voor het vullen van gasflessen moet men alvorens met de activiteit te starten een 358

vergunning bezitten36 die wordt verleend door de bevoegde minister van energie. Bij het 359

verlenen van de vergunning wordt gelet op de aanwezigheid van bepaalde apparatuur om de 360

gasflessen veilig te vullen. 361

Het belang om over de juiste vergunning te beschikken blijkt uit een arrest van het hof van 362

beroep van Brussel37. In casu vulde een uitbater van een tankstation lege gasflessen met 363

LPG-gas (vloeibaar petroleumgas) zonder over de vereiste vergunning te beschikken. 364

Bovendien wist hij niet dat het overvullen van de gasflessen uiterst gevaarlijk is. Een 365

exploitant van een kippenkraam kwam meermaals bij hem om zijn gasflessen te hervullen. 366

Op 12 juni 1999 ging het mis. Een gasfles gevuld door de uitbater van het tankstation kwam 367

tot ontploffing in het kippenkraam. De uitbater van het benzinestation is aansprakelijk voor de 368

schade veroorzaakt door de ontploffing en roept zijn verzekeraar in tot tussenkomst. Deze 369

verzekeraar weigerde echter te presteren. De uitbater beschikte niet over de correcte 370

vergunning en de verzekeraar was niet op de hoogte van deze activiteit, welke het risico erg 371

had verzwaard. De verzekeraar kon aantonen dat hij niet had gecontracteerd als hij wist van 372

32 KB 29 december 1975 tot bepaling van de voorschriften en de wijze waarop een vergunning voor het

opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas wordt verleend, BS 16 januari 1976 en 24 maart 1976; KB van 29 december 1975 betreffende de verklaring van openbaar nut voor het oprichten van gebouwen en bovengrondse installaties die nodig zijn voor het opsporen of exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, BS 16 januari 1976 en 24 maart 1976. 33

Art. 2 wet 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, BS 14 augustus 1975. 34

Art. 3 wet 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, BS 14 augustus 1975. 35

Art. 5-6 wet 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, BS 14 augustus 1975. 36

Art. 2 KB 12 juni 1989 betreffende het op de markt brengen van gasflessen, BS 16 september 1898; KB 7 december 1999 betreffende het vullen, de distributie en de etikettering van flessen met vloeibaar gemaakt petroleumgas, BS 29 december 1999. 37

Brussel (13e kamer) 28 september 2005, T. Verz. 2007, 195.

Page 15: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

15

het verzwaarde risico en was dus slechts gehouden tot het terugbetalen van de betaalde 373

premies38. De verzekeraar kon ontkomen aan zijn betalingsplicht en de volledige schadelast 374

werd verhaald op de uitbater van het tankstation. 375

376

§ 3. Europese Richtlijn betreffende de beheersing van zware ongevallen 377

waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken39 378

Deze richtlijn is beter bekend als de Seveso II-richtlijn en werd in België omgezet in een 379

samenwerkingsakkoord40. De richtlijn handelt over preventie van zware ongevallen met 380

gevaarlijke stoffen en bevat bepalingen om de schade bij dergelijke ongevallen te beperken 381

voor zowel mens als milieu41. De gevaarlijke stoffen waarvan sprake worden verduidelijkt in 382

een bijlage. Hieruit blijkt dat gasvormige stoffen zoals aardgas ook gedefinieerd worden als 383

een gevaarlijke stof. De richtlijn is evenwel niet van toepassing op het vervoer van 384

gevaarlijke stoffen door middel van pijpleidingen42, maar wel op de opslagplaatsen voor gas. 385

Om dergelijke ongevallen te beheersen legt de richtlijn volgende verplichtingen op aan de 386

lidstaten en exploitanten: zij moeten een preventiebeleid opstellen dat kan worden gevolgd 387

wanneer een ongeval zich voordoet43, elke exploitant moet een veiligheidsrapport indienen44, 388

er moeten noodplannen worden opgesteld45. 389

Ook de lidstaten zelf spelen een rol bij de beheersing van dergelijke ongevallen: zij moeten 390

ervoor zorgen dat bepaalde bedrijven voldoende ver uit elkaar staan wanneer de schade 391

mogelijks groter zal zijn als deze bedrijven zich in elkaars nabijheid bevinden46. De lidstaten 392

moeten dus de veiligheid garanderen aan de hand van de ruimtelijke ordening. 393

Wanneer een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen zich voordoet rust er zowel op de 394

lidstaat als op de exploitant in een informatieverplichting. De lidstaat moet anderen die 395

eventueel getroffen zouden kunnen worden zo spoedig mogelijk inlichten over de te nemen 396

veiligheidsmaatregelen om de schade te beperken47. De exploitant moet informatie 397

verstrekken over de juiste toedracht van het ongeval, de betrokken gevaarlijke stoffen en 398

dergelijke opdat de autoriteiten en hulpdiensten gepast zouden kunnen reageren48. 399

38 Art. 26§3 b, 2

e lid wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, BS 20 augustus 1992.

39 Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van zware ongevallen

waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, Pb.L. 14 januari 1997. 40

Samenwerkingsakkoord 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, BS 16 juni 2001. 41

Art. 1 Seveso II-richtlijn, Pb.L. 14 januari 1997. 42

Art. 4, d Seveso II-richtlijn, Pb.L. 14 januari 1997. 43

Art. 7 Seveso II-richtlijn, Pb. L 14 januari 1997. 44

Art. 9 Seveso II-richtlijn, Pb. L 14 januari 1997. 45

Art 11 Seveso II-richtlijn, Pb. L 14 januari 1997. 46

Art. 8 Seveso II-richtlijn, Pb. L 14 januari 1997. 47

Art. 13 Seveso II-richtlijn, Pb. L 14 januari 1997. 48

Art. 14 Seveso II-richtlijn, Pb. L 14 januari 1997.

Page 16: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

16

Wanneer een exploitant niet voldoet aan zijn verplichtingen overeenkomstig de richtlijn en 400

het samenwerkingsakkoord kan een lidstaat deze beheerder een exploitatieverbod 401

opleggen49. 402

Omdat zulke ongevallen zich niet elke week voordoen, wordt er ook een overlegsysteem 403

ingeschreven in de richtlijn. Lidstaten wisselen gegevens uit van de maatregelen die zij 404

voorschrijven ter preventie en wisselen informatie uit met betrekking tot de ervaring die zij 405

hebben opgedaan bij het inperken van de gevolgen bij een schadegeval50. 406

De Seveso-wetgeving wordt in België wel degelijk toegepast zo blijkt uit een arrest van de 407

Raad van State van 19 mei 200551. In casu werd een exploitant de hernieuwing van zijn 408

vergunning geweigerd omdat hij geen veiligheidsrapport had opgesteld. De 409

Seveso-wetgeving stelt die bepaalde inrichting vrij van de verplichting een veiligheidsrapport 410

op te stellen, maar dit betekent niet dat er geen analyse dient te worden gemaakt van de 411

veiligheidsrisico‟s. De Raad oordeelt dan ook dat deze analyse eerst dient te gebeuren 412

alvorens een beslissing kan genomen worden met betrekking tot de vergunning van de 413

exploitant. 414

49 Art. 17 Seveso II-richtlijn, Pb. L 14 januari 1997.

50 Art. 19 Seveso II-richtlijn, Pb. L 14 januari 1997.

51 RvS 19 mei 2005, MER 2005, afl 3, 229.

Page 17: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

17

Hoofdstuk 2: Schadegevallen en de verschillende aansprakelijkheidsgronden. 415

416

Afdeling 1: Aansprakelijkheid volgens het gemeen recht: buitencontractuele 417

aansprakelijkheid 418

419

Wanneer er schade is ontstaan ten gevolge van opslag of transport van gas, denkt men in de 420

eerste plaats aan de gemeenrechtelijke regels om vergoeding te bekomen. De verschillende 421

gronden waarop een vordering kan steunen, zullen hieronder worden verduidelijkt aan de 422

hand van casussen. 423

424

§ 1. Foutaansprakelijkheid o.b.v. art. 1382 BW 425

Art. 1382 BW bevat het basisprincipe van de foutaansprakelijkheid. We dienen dit artikel 426

samen te lezen met art. 1383 BW. Volgens deze 2 artikelen is degene die door zijn fout of 427

nalatigheid schade veroorzaakt aan derden, gehouden deze te vergoeden. Er zijn dus 3 428

toepassingsvoorwaarden: er dient een fout te worden vastgesteld die schade berokkent en 429

er moet een oorzakelijk verband zijn tussen deze fout en de schade. 430

De voorwaarden schade en oorzakelijk verband liggen voor de hand. Men stelt een 431

aansprakelijkheidsvordering pas in wanneer men een nadeel lijdt: de schade52. Om een 432

persoon aansprakelijk te kunnen stellen, moet zijn fout in oorzakelijk verband staan met 433

schade53. Deze voorwaarden zal ik dus niet verder bespreken. 434

Over de bewijsregeling valt ook niets abnormaal te vertellen. Het algemeen procesrechtelijk 435

principe dat de eiser het bewijs levert geldt hier ook. 436

Mijn aandacht gaat uit naar de fout welke vereist is voor de toepassing van artikel 1382 BW 437

en naar een speciaal geval van artikel 1382 BW: de aansprakelijkheid van de aannemer. 438

439

a. Fout: onzorgvuldigheid 440

Vaak zijn schadegevallen, ontploffingen, te wijten aan een slecht onderhoud van de 441

leidingen. Er dient te worden nagegaan als dit kan worden gekwalificeerd als een 442

onzorgvuldigheid en dus een fout in de zin van art. 1382 BW. 443

Het Hof van Cassatie bevestigt op 8 mei 1980 een uitspraak van het hof van beroep te 444

Brussel54. Het hof van beroep te Brussel had de onderneming Sibelgaz verantwoordelijk 445

geacht na een brand en enkele ontploffingen in de Anspachlaan. Om de oorzaak van dit 446

schadegeval te achterhalen werd een gerechtelijk expert aangesteld. Deze stelde dat de 447

52 H. VANDENBERGHE, “Recente ontwikkelingen bij de foutaansprakelijkheid” in H. COUSY, H. VANDENBERGHE,

Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht, Themis, Brugge, Die Keure, 2007-2008, 61, nr. 25. 53

H. VANDENBERGHE, “Recente ontwikkelingen bij de foutaansprakelijkheid” in H. COUSY, H. VANDENBERGHE, Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht, Themis, Brugge, Die Keure, 2007-2008, 66, nr. 33. 54

Cass. 8 mei 1980, Pas. 1980, 1116.

Page 18: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

18

hypotheses dat de brand en ontploffing te wijten zijn aan een ontstekingsvlam, gloeiende 448

kolen op de goederen, de onvoorzichtige tussenkomst van een derde, de aanwezigheid van 449

een defecte kachel in de kelder,…kunnen worden uitgesloten. Volgens de expert is de ramp 450

te wijten aan de aanwezigheid van gas in de kelders van het gebouw. De verspreiding van 451

dat gas in de kelderruimte is te wijten aan de onvoldoende weerstand van de aldaar liggende 452

gasleidingen. De leidingen die daar werden geplaatst door de onderneming Sibelgaz waren 453

oude leidingen welke niet voldeden aan de veiligheidseisen zoals gesteld door het Koninklijk 454

besluit van 11 maart 1966. Bovendien hadden werknemers van dezelfde onderneming later 455

een reparatie of een nieuwe aansluiting uitgevoerd, waarbij zij konden vaststellen dat de 456

leidingen defect waren. Zij hebben nagelaten deze te repareren of te vernieuwen. De 457

rechtspraak heeft al meermaals bevestigd dat de miskenning van een wettelijke of 458

reglementaire bepaling op zich, een fout uitmaakt55. De onderneming Sibelgaz is 459

aansprakelijk voor de schade welke werd veroorzaakt door de gasontploffing en brand. 460

We kunnen ook denken aan de beschadiging van leiding na uitvoering van werken maar dit 461

zal hieronder worden behandeld bij de aansprakelijkheid van de aannemer. 462

Het kan ook een moedwillige fout betreffen van een derde. Hier rijst wel het probleem dat dit 463

moet worden vastgesteld om iemand te kunnen aansprakelijk stellen of om tot een gedeelde 464

aansprakelijkheid te komen. 465

De aansprakelijkheid van een aannemer voor een brand ten gevolgen van het gebruik van 466

een gebrekkige gasbrander wordt aanvaard, op grond van de aannemingsovereenkomst als 467

bewaarder van de zaak en op grond van art. 1382 BW. Daarnaast heeft de buur recht op 468

schadevergoeding op grond van art. 544 BW van de eigenaar van de brandende woning. 469

Brand is abnormale hinder. 470

471

b. Bijzonder geval: aansprakelijkheid van de aannemer 472

Onze volledige ondergrond ligt vol met allerlei soorten leidingen, aangezien dit de meest 473

aangewezen transportmanier is voor allerlei nutsvoorzieningen zoals gas, water, elektriciteit 474

en dergelijke. Als een aannemer dan werken uitvoert, is de kans groot op zo‟n leiding te 475

botsen en deze te beschadigen. Vooral werken in de buurt van gas- en elektriciteitsleidingen 476

vereisen een bijzondere aandacht. Beschadiging van deze soort leidingen zorgen niet alleen 477

voor een onderbreking in de distributie, maar brengen ook het risico op brand, ontploffing, 478

elektrocutie en dergelijke met zich mee. Deze kunnen op hun beurt gebruikers en derden 479

ernstige materiële en lichamelijke schade toebrengen56. Bovendien verduidelijkt de 480

55H. VANDENBERGHE, “Recente ontwikkelingen bij de foutaansprakelijkheid” in H. COUSY, H. VANDENBERGHE,

Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht, Themis, Brugge, Die Keure, 2007-2008, 46, nr. 4. 56

M. APS, “Aansprakelijkheid bij beschadiging van gas- en elektriciteitsleidingen. Overzicht van recente rechtspraak”, Bb&b 2006, 147.

Page 19: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

19

bijzondere wet van toepassing op de gasleidingen dat elke daad welke de 481

gasvervoerinstallatie of exploitatie kan schaden verboden is57. Een aannemer moet zich dan 482

ook voldoende informeren over de ligging van kabels en leidingen en voldoende 483

voorzorgmaatregelen treffen. De belangrijkste verplichtingen voor de aannemer zijn de 484

raadplegingsplicht en de lokalisatieplicht. 485

De schade ontstaan aan de leidingen geeft aanleiding tot een aansprakelijkheid op grond 486

van art. 1382 BW. Er moet dus bewijs worden geleverd van schade, fout en causaal 487

verband. De fout kan dus bestaan uit het niet naleven van wettelijke verplichtingen of een 488

tekortkoming op de zorgvuldigheidsplicht confom art. 1382 BW, namelijk nalaten alle 489

maatregelen te nemen die een normaal vooruitziend en voorzichtig aannemer in dezelfde 490

omstandigheden had gedaan58. De fout, het niet naleven van wettelijke verplichtingen, 491

maakt hier de onzorgvuldigheid van de aannemer uit. Op de aannemer rust een algemene 492

voorzorgverplichting59. De rechtsleer en rechtspraak zien namelijk in de sectoriële wettelijke 493

verplichtingen een concretisering van de algemene zorgvuldigheidsplicht van art. 1382 BW. 494

Indien hij deze niet naleeft, kan men spreken van een onzorgvuldigheid en dus fout in het 495

kader van art. 1382 BW60 en stelt hij zich bloot aan eventuele aansprakelijkheidsvorderingen. 496

Bij wijze van volledigheid wordt hieronder een kort overzicht gegeven van de twee 497

belangrijkste verplichtingen die de aannemer moet volgen en enkele voorbeelden van 498

aansprakelijkheden. Deze aansprakelijkheid is belangrijk aangezien vele schadegevallen 499

zich voordoen nadat een leiding werd beschadigd en aldus de veiligheid van het transport 500

niet meer kan gegarandeerd worden. Zo denken we maar aan de gasramp te Gellingen. 501

De veiligheidsverplichtingen beginnen reeds bij de bouwheer. Als de bouwheer werken plant 502

in Vlaanderen is er een meldingsplicht in KLIM61 of KLIP62. De aangifte van de werken zorgt 503

ervoor dat u de indicatieve liggingsplannen van de infrastructuur en de na te leven 504

veiligheidsvoorwaarden in uw bezit krijgt. Dit dient te gebeuren opdat in de ontwerpplannen 505

rekening kan worden gehouden met de ligging van verschillende nutsvoorzieningen63. 506

Hierna dient de aannemer opnieuw de werken te melden. 507

508

509

57 Art. 11 Wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van

leidingen, BS 7 mei 1965. 58

M. NEUT, “Beschadiging van ondergrondse kabels en leidingen: raadplegingsplicht van de aannemer versus informatieplicht van de kabeleigenaar.”(noot onder Rb. Mechelen 9 juni 1998), RW 1999-2000, 52, nr. 4. 59

J.DE STAERCKE, “Deel II Bouwen en administratief recht” in K. DEKETELAERE, M. SCHOUPS en A. VERBEKE

(eds), Handboek bouwrecht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 276, nr. 197. 60

H. VANDENBERGHE, “Recente ontwikkelingen bij de foutaansprakelijkheid” in H. COUSY, H. VANDENBERGHE, Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht, Themis, Brugge, Die Keure, 2007-2008, 46, nr. 4. 61

Federaal kabels en leidingen informatiemeldpunt. 62

Kabel en leidingen informatie portaal. 63

Informatiebrochure “Werken in de nabijheid van fluxysleidingen”, Fluxys, 2010.

Page 20: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

20

1. Raadplegings- en informatieplicht 510

Net zoals de bouwheer dient de aannemer alvorens de werken te beginnen de nutsbedrijven 511

te raadplegen. Met betrekking tot transportleidingen vinden we deze wettelijke verplichting 512

terug in het KB van 21 september 198864. Voor distributieleidingen dient de aannemer 48 uur 513

voor de aanvang van de werken de nutsmaatschappijen in te lichten van de geplande 514

werken65. 515

Er gelden verstrengde maatregelen wanneer de werken zich bevinden binnen een 516

veiligheidszone van 15 meter rondom de leidingen. Hier is een verhoogde aandacht 517

gewenst. Ook wordt een onderscheid gemaakt tussen de aard van de leiding en haar 518

diameter, afhankelijk van deze aard bestaat er een voorbehouden zone waar geen werken 519

mogen worden uitgevoerd66. 520

Nadat de aannemer nutsbedrijven heeft geraadpleegd, dienen zij de correcte liggingplannen 521

ter zijner beschikking te stellen: de informatieplicht van de nutsmaatschappijen. Eventueel 522

kunnen de plannen gepaard gaan met adviezen betreffende aftakleidingen waarop de 523

aandacht dient te worden gevestigd. 524

De nutsbedrijven hebben bovendien de verplichting om de plannen correct op te stellen. Art. 525

42 van het KB van 28 juni 1971 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de 526

oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasdistributie door middel van leidingen67 527

vermeldt immers dat de plannen zowel het traject van de leidingen als hun diepte moeten 528

weergeven. 529

Als het nutsbedrijf nalaat de informatie te verstrekken binnen een redelijke termijn en dit na 530

aanmaning van de aannemer, heeft de aannemer voldaan aan zijn raadplegingsplicht. De 531

aannemer mag er dan van uitgaan dat het nutsbedrijf geen specifieke informatie heeft68. 532

533

2. Lokalisatieplicht 534

Eenmaal in het bezit van de liggingplannen van de leidingen en installaties berust op de 535

aannemer de verplichting om deze ook te lokaliseren. In de rechtsleer wordt een 536

onderscheid gemaakt tussen een intellectuele en een materiële lokalisatie69. 537

64 KB 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de verplichtingen van raadpleging en informatie

bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van gasachtige en andere producten door middel van leidingen, BS 8 oktober 1988. 65

Art. 51 KB 28 juni 1971 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasdistributie door middel van leidingen, BS 15 september 1971. 66

M. APS, “Aansprakelijkheid bij beschadiging van gas-en elektriciteitsleidingen. Overzicht van recente rechtspraak.”, Bb&b 2006, 147. 67

KB van 28 juni 1971 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasdistributie door middel van leidingen, BS 15 september 1971. 68

Rb. Kortrijk 24 juni 1977, RGAR 1979, 9931. 69

M. DEBAENE en A. VAN GRUNDERBEEK, “De aansprakelijkheid van aannemers en nutsmaatschappijen bij de beschadiging van ondergrondse kabels en leidingen”, TBO 2007, afl. 1, 13, nr. 11.

Page 21: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

21

Een intellectuele lokalisatie is eigenlijk niet meer dan de plannen correct lezen en aan de 538

hand hiervan de plaats van de kabels bepalen. Een materiële lokalisatie vereist dat men 539

peilingen uitvoert voor de plaatsbepaling70. 540

Specifiek voor aardgas vermeldt de rechtsleer dat er overleg dient te gebeuren met de 541

nutsmaatschappij over de wijze van lokalisatie. Dit zal vaak een peiling inhouden. Pas na 542

deze peiling en na het nemen van alle maatregelen ter beveiliging en instandhouding van de 543

leidingen zal er kunnen worden gestart met de werken71. Andere rechtsleer betwist dit. Er is 544

voor een aannemer geen reden om de plannen te wantrouwen, hij kan dus louter een 545

intellectuele lokalisatie doen72. In de rechtsleer zijn vele strekkingen over wanneer een 546

peiling dient te gebeuren en wanneer niet. Mijns inziens is het logische de stelling van Marie 547

NEUT te volgen73. Wat zou het nut nog zijn om plannen op te maken als men er niet mag 548

van uitgaan dat deze correct zijn. Wat mijns inziens wel mogelijk is dat het nutsbedrijf de 549

aannemer er attent kan op maken dat er eventueel werken zijn uitgevoerd waardoor de 550

ligging gewijzigd is en dat er dus, uit voorzorg, beter een peiling kan worden gedaan. Dit 551

moet m.i. echter uitzonderlijk gebeuren. Soms zal het evenwel toch aangewezen zijn om 552

peilingen uit te voeren als er een nieuwe leiding dient te geplaatst te worden waar reeds tal 553

van leidingen aanwezig zijn. 554

Rechtsleer vermeldt wel dat een manuele lokalisatie dient te gebeuren voor aftakleidingen, 555

daar deze niet voorkomen op de grondplannen74. 556

In de rechtspraak is men eerder geneigd te oordelen dat de aannemer alle voorzorgen moet 557

nemen om de ligging van de kabels correct te bepalen en dit dus door middel van peilingen. 558

559

3. Toepassingsgevallen 560

De aansprakelijkheid van de aannemer kent vele toepassingsgevallen. Ik zal mij beperken 561

tot een kort overzicht. 562

De grootste toepassing bekend in België zal de gasramp te Gellingen zijn van 30 juli 2004. 563

De feiten zijn als volgt: iets voor 9u in de ochtend doet er zich een enorme ontploffing in het 564

industriegebied van Gellingen voor die de grond in een straal van 15km er rond doet beven. 565

Alles in een straal van 400 meter is weggevaagd of weggesmolten. Er ontstaat een hevige 566

brand en de ravage is groot. De eindbalans is zwaar: 24 doden en tal van zwaargewonden. 567

70 W. ABBELOOS, “Werken in de omgeving van kabels en leidingen”, T. Aann. 2007, 40, nr. 18.

71 J. DE STAERCKE, “Deel II Bouwen en administratief recht” in K. DEKETELAERE, M. SCHOUPS en A. VERBEKE

(eds), Handboek bouwrecht, Antwerpen, Intersentia, 2003,277, nr. 198. 72

M. DEBAENE en A. VAN GRUNDERBEEK, “De aansprakelijkheid van aannemers en nutsmaatschappijen bij de beschaiging van ondergrondse kabels en leidingen”, TBO 2007, afl.1, 13, nr. 11. 73

M. NEUT, “Beschadiging van ondergrondse kabels en leidingen: raadplegingsplicht van de aannemer versus informatieplicht van de kabeleigenaar” (noot onder Rb. Mechelen 9 juni 1998), RW 1999-2000, 53, nr. 6. 74

A. VAN INNIS, “Beschadigingen van ondergrondse leidingen. Vijfentwinitg jaar rechtspraak., Iuvis 1997, 630.

Page 22: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

22

Hiermee wordt dit een van de grootste rampen in de geschiedenis van België genoemd. 568

In de dagen na de ramp rijzen de vragen naar de juiste toedracht van de ontploffing. Door de 569

erge brandschade is het in dergelijk dossier veelal moeilijk om de precieze oorzaak aan te 570

tonen. Experts stellen vast dat de ramp wellicht veroorzaakt werd na beschadiging van de 571

leidingen door werken met een graafmachine enkele weken voor de ramp. Op 28 juli 2004 572

verhoogde Fluxys de druk in de pijpleiding, waardoor deze volledig openbarstte en de 573

enorme explosie zich voordeed. 574

Door de betrokkenheid van vele partijen -er stonden 14 personen terecht- is het pas 6 jaar 575

later tot een vonnis gekomen van de correctionele rechtbank te Doornik. Op 22 februari 2010 576

werden 3 personen schuldig bevonden aan de gasramp: de architect, de aannemer en het 577

aannemersbedrijf75. 578

De architect en de hoofdaannemer zijn verantwoordelijk voor de veiligheid op het terrein. Zij 579

moeten erover waken dat de veiligheidsmaatregelen worden nageleefd en net daar gingen 580

zij in de fout. 581

De architect stemde zonder voorbehoud in met enkele stabiliseringswerken. Hij hield geen 582

rekening met het feit dat reeds vroeger werken werden uitgevoerd waardoor de leidingen niet 583

meer zo diep lagen als de plannen vermeldden. Hij had moeten inzien dat het een te groot 584

risico was om aan de slag te gaan met zware graafmachines. Bij deze graafwerken werd de 585

leiding geraakt en beschadigd, welke enkele weken later ontplofte. 586

De architect kreeg opschorting van uitspraak: schuldig, maar geen concrete straf. Er werd 587

een boete van 165.000€ met uitstel opgelegd. 588

De enige die schuld bekende was de aannemer: hij had zich vergist bij de peilingen naar de 589

lokalisatie van de leidingen76. Hij kreeg dezelfde straf als de architect. 590

Het openbaar ministerie stelde echter in zijn hiërarchie van verantwoordelijken 591

gasnetbeheerder Fluxys als hoofdschuldige. 592

Door de beschadiging van de leiding tijdens de eerste graafwerken ontstond er namelijk een 593

lek in de leiding. Het openbaar ministerie opperde dat Fluxys dit lek kon vaststellen door de 594

verlaging aan druk in de leiding. De partij verweerde zich dat ze niet op de hoogte werd 595

gesteld van de schade toegebracht aan de leiding en dat zij dus geenszins kennis had van 596

het lek. Volgens de partij is net die eerste beschadiging van de leiding de oorzaak van de 597

ramp en het feit dat dit verborgen werd gehouden voor Fluxys, zodat zij geen maatregelen 598

kon ondernemen. Ook voerde de partij aan dat het niet haar taak is om te controleren of de 599

veiligheidsmaatregelen op het industriegebeid werden nageleefd. De dag van de ramp zelf 600

werd Fluxys op de hoogte gesteld van het lek, en daar handelde het bedrijf volgens de 601

75 http://knack.rnews.be/nl/actualiteit/nieuws/belgie/gasramp-gellingen-slechts-drie-beklaagden-

schuldig/article-1194675469337.htm. 76

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=8A2BGF2M&kanaalid=458.

Page 23: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

23

experts correct. Fluxys werd vrijgesproken. Fluxys vormt een modelvoorbeeld om te 602

ontkomen aan de aansprakelijkheid: bewijs leveren van een onoverwinnelijke onwetendheid. 603

Een andere beklaagde ontkwam de aansprakelijkheid als volgt: ze maakte zich alleen 604

schuldig aan inbreuken op reglementen, maar deze hielden geen verband met de gasramp. 605

Voor toepassing van art. 1382 BW dient immers nog steeds zowel een fout, schade als een 606

causaal verband te worden bewezen. De rechter zag geen causaal verband en dus ging 607

deze beklaagde vrijuit77. 608

609

Er zijn natuurlijk ook gevallen van beschadiging die niet zo‟n tragisch gevolg kennen, maar 610

ook daar dient de schade te worden vergoed. 611

Zo oordeelt de rechtbank van koophandel te Brussel op 7 februari 200378 dat de aannemer 612

aansprakelijk is voor schade aangericht aan een hevel van een ondergrondse gasleiding. In 613

hoofde van de aannemer werd hem een fout verweten de graafwerken te starten zonder dat 614

de plannen aanwezig waren op de werf. De aannemer had de plannen wel degelijk in zijn 615

bezit, maar liet na deze mee te brengen naar de werf. Het niet aanwezig zijn op de werf van 616

de plannen van de ondergrond, houdt een schending in van een wezenlijke 617

voorzorgsmaatregel. Het feit dat de plannen onnauwkeurig waren, is slechts bijkomstig. De 618

plannen vermeldden de gasleiding en dus had de aannemer zijn voorzorgen moeten nemen 619

en de gashevel lokaliseren door middel van peilingen. Uit de stukken blijkt niet dat er 620

peilingen gebeurd zijn. 621

De verweerders proberen een fout in te roepen in hoofde van de eigenaar van de bewuste 622

gasleiding: de gashevel werd niet aangeduid op de plannen met de gebruikelijke 623

kleurmerken en bovendien bevond hij zich op een te lage diepte. Echter zijn er geen 624

reglementaire voorschriften voor het aanduiden van gashevels op een plan, noch zijn er 625

bepalingen die een minimale diepte voorschrijven. 626

De verweerders beroepen zich dus onterecht op het feit dat het schadegeval onvermijdelijk 627

was. De aannemer bezat de plannen van de ligging en begaat een fout door deze niet mee 628

te nemen naar de werf. Hij hoorde te weten dat er een gasleiding aanwezig was, ook al is 629

deze op een andere dan de gebruikelijke manier aangeduid op het plan. 630

De aannemer is dus aansprakelijk voor de schade die hij heeft aangericht. 631

Een ander vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen79 stelde ook de 632

aannemer aansprakelijk voor de schade toegebracht aan een leiding. De aannemer voerde 633

aan dat er sprake was van een onoverwinnelijke dwaling daar de plannen een andere 634

diepteligging vermeldden dan de reële ligging. De aannemer had de juiste plannen gekregen 635

77 http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.722167.

78 Kh. Brussel 7 februari 2003, Iuvis 2005, 1459.

79 Rb. Antwerpen 29 november 1998, Iuvis 2004, 1338.

Page 24: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

24

en daarbij de nodige instructies. De aannemer moet zelf de nodige veiligheidsmaatregelen 636

nemen bij het starten van de werken en dit houdt in dat hij de leidingen lokaliseert. Wanneer 637

er twijfel bestaat, zoals in casu bij de afbuiging van de sifon, dient hij peilingen uit te voeren 638

om zo de locatie correct vast te stellen. Dit is niet gebeurd en dus begaat de aannemer een 639

fout die in oorzakelijk verband staat met de schade, bijgevolg is de aannemer aansprakelijk 640

op grond van art. 1382 BW. 641

642

Uit deze 2 arresten blijkt dat de plicht van het nutsbedrijf minder zwaar is dan de plicht van 643

de aannemer. Ook al zijn de plannen niet nauwkeurig, de aansprakelijkheid blijft bij de 644

aannemer. Er is zelfs geen sprake van een gedeelde aansprakelijkheid. 645

Dit valt te verklaren uit economisch opzicht. De aannemer voert de werken uit om winst te 646

bekomen uit zijn activiteit. Het is dan ook logisch dat de schade toegebracht aan een leiding 647

te zijner laste valt. Als de nutsmaatschappij zou moeten instaan voor schade, toegebracht 648

door een derde bij werken waar zij totaal geen baat bij heeft, zou de kost ten laste van de 649

gemeenschap (en gebruikers) vallen. 650

651

Aan de hand van deze voorbeelden kunnen we een vaststellen dat de aansprakelijkheid van 652

de aannemer meestal wordt weerhouden wegens een inbreuk op één of meerdere 653

voorschriften. Deze inbreuk maakt dan een fout uit in de zin van art. 1382 BW80. 654

655

De aansprakelijkheid van de aannemer is echter niet absoluut. De nutsmaatschappij heeft de 656

verplichting de plannen correct op te stellen en wanneer zij daar manifest fout is, kan ook zij 657

zelf verantwoordelijk worden geacht voor de schade aan de leidingen. Een nutsmaatschappij 658

dient de nodige zorgvuldigheid aan de dag te leggen bij het plaatsen van de leidingen, zodat 659

deze overeenstemmen met de plannen81. 660

Zo is er een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen dat de nutsvoorziener 661

aansprakelijk acht voor de schade82. Tijdens rioleringswerken die werden uitgevoerd onder 662

toezicht van een aannemer werd een hoofdgasleiding beschadigd met een kraan. De 663

aannemer had alle veiligheidsverplichtingen opgevolgd: hij had de plannen opgevraagd en in 664

de, volgens de nutsmaatschappij, aangeduide probleemzones extra peilingen uitgevoerd. In 665

de zone van het schadegeval had hij dit niet gedaan, daar de nutsmaatschappij die zone niet 666

bestempelde als probleemzone. De leiding werd geraakt op een afstand van 16,5 meter van 667

de rand van een huis en op een diepte van 60 centimeter en dit terwijl de plannen meldden 668

80 X., “Herstelling van schade die aan ondergrondse installaties voor elektriciteits- en gasdistributie is

aangebracht”, Iuvis 1994, 267. 81

W. ABBELOOS, “Werken in de omgeving van kabels en leidingen”, T. Aann. 2007, 44, nr. 25. 82

Rb. Mechelen 9 juni 1998, RW 1999-2000, 49.

Page 25: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

25

dat de leiding zich op 14 meter van de voormelde woning en op 80 centimeter diepte 669

bevond. 670

De rechtbank oordeelt dat de aannemer niet had kunnen weten dat de liggingsplannen niet 671

correct waren en dat de niet uitvoering van peilingen niet in oorzakelijk verband staat met het 672

schadegeval. De aannemer mocht er immers op vertrouwen dat de plannen correct waren 673

aangezien de nutsmaatschappij zelf de zone niet als problematisch benoemde. 674

De nutsvoorziener daarentegen is wel aansprakelijk voor de schade. Zij heeft de plicht om de 675

liggingplannen te actualiseren telkens er werken werden uitgevoerd die een weerslag 676

hadden op de ligging van de leidingen. Zij moet een uiterste voorzichtigheid aan de dag 677

leggen en bij eventueel risico zelf peilingen uitvoeren teneinde te controleren of de werkelijke 678

ligging nog overeenstemt met de ligging zoals aangeduid op de plannen. 679

Deze rechtspraak is evenwel, samen met een vonnis van het hof van beroep te Antwerpen 680

alleenstaand. De rechters zijn veelal geneigd te beslissen tot de aansprakelijkheid van de 681

aannemer zodat men bijna kan spreken van een objectieve aansprakelijkheid te zijner 682

laste83. 683

De rechtspraak verheft de lokalisatieplicht bijna tot een tweede concretisering van de 684

verplichtingen in acht te nemen bij werken in de nabijheid van ondergrondse leidingen. 685

686

4. Strafrechtelijke aansprakelijkheid van de aannemer 687

Degene die werken uitvoert in de nabijheid van een gasleiding en de wettelijke voorschriften 688

niet naleeft kan niet alleen aansprakelijk worden gesteld ter vergoeding van de schade, maar 689

kan ook een strafrechtelijke aansprakelijkheid oplopen. Dit kan gebeuren op grond van art. 690

19 van de bijzondere wet met betrekking tot het vervoer van gas84. Aangezien dit een 691

strafrechtelijke aansprakelijkheid betreft uit een bijzondere wet, zal deze niet verder worden 692

behandeld. Het onderwerp van deze Masterproef is beperkt tot het burgerrechtelijke aspect 693

van de aansprakelijkheid. 694

695

§ 2. Aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken: art. 1384, lid 1 BW 696

Tegenover de hierboven besproken foutaansprakelijkheid staat de objectieve 697

aansprakelijkheid. Een objectieve aansprakelijkheid vertrekt niet van een fout in hoofde van 698

de aansprakelijke, maar van een hoedanigheid die deze bezit, waardoor zijn 699

83 M. NEUT, “Beschadiging van ondergrondse kabels en leidingen: raadplegingsplicht van de aannemer

versus informatieplicht van de kabeleigenaar” (noot onder Rb Mechelen 9 juni 1998), RW 1999-2000, 53, nr. 7. 84

Wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 7 mei 1965.

Page 26: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

26

aansprakelijkheid in het gedrang komt85. De bepaling werd ingevoerd om slachtoffers van 700

schadegevallen veroorzaakt door zaken te beschermen. Voordien dienden zij beroep te doen 701

op art. 1382 BW en het foutbewijs te leveren86. De toepassing van art. 1384, lid 1 BW vereist 702

geen fout. Art. 1384, lid 1 BW luidt als volgt: “men is aansprakelijk voor de schade welke 703

wordt veroorzaakt door de daad van personen voor wie men moet instaan, of van zaken die 704

men onder zijn bewaring heeft.” 705

Het burgerlijk wetboek stelt dus de bewaarder van een zaak aansprakelijk voor de schade 706

veroorzaakt door deze zaak. Het is echter onvoldoende dat een zaak schade veroorzaakt en 707

hiertussen een causaal verband bestaat. Het Hof van Cassatie vereist dat de zaak gebrekkig 708

is om tot aansprakelijkheid te komen87. Deze toepassingsvoorwaarden(bewaarder, zaak, 709

gebrek, schade en causaal verband) zijn vooral verder ontwikkeld door de rechtspraak88. Bij 710

gebrek aan wettelijke definitie van de begrippen bewaarder, gebrek en zaak, dienen we ons 711

te wenden tot de rechtsleer en rechtspraak89. 712

Een fout van de bewaarder is irrelevant voor de toepassing van dit artikel90. 713

Art. 1384, lid 1 BW bevat een onweerlegbaar vermoeden van schuld ten laste van de 714

bewaarder91. Zijn er dan nog mogelijkheden om te ontkomen aan de aansprakelijkheid? De 715

enige mogelijkheid om aan deze aansprakelijkheid te ontsnappen is dan ook te bewijzen dat 716

aan de toepassingsvoorwaarden niet is voldaan. 717

Het komt echter niet altijd tot een uitspraak: wanneer een strafvordering aanhangig is, moet 718

de burgerlijke vordering wachten op een strafrechtelijke uitspraak: „le criminel tient le civil en 719

état‟. Dat lezen we ook in het arrest van het hof van beroep te Brussel dat op 25 juni 2007 720

een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg bevestigt92. 721

De vordering betreft een schadegeval na de ramp op 30 juli 2004 in Gellingen. Een vrouw 722

wiens man na de ontploffing is overleden ten gevolge van zijn zware brandwonden wenst 723

een schadevergoeding te bekomen voor haar en haar kinderen van de 724

distributienetbeheerder Fluxys, op grond van artikel 1384, lid 1 BW. De eerste rechter 725

85 F. BAUDONCQ, M. DEBAENE, “De aansprakelijkheid voor zaken in het licht van artikel 1384, lid 1BW.” in B.

T ILLEMAN en I. CLAEYS (eds.), Buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, Die Keure 2004, 85, nr. 1. 86

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 453, nr. 700. 87

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 453, nr. 700. 88

. BAUDONCQ, M. DEBAENE, “De aansprakelijkheid voor zaken in het licht van artikel 1384, lid 1BW.” in B. TILLEMAN en I. CLAEYS (eds.), Buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, Die Keure 2004, 88, nr. 5. 89

B. WEYTS, “Over een ontplofte vuilniszak met schade aan een wagen tot gevolg. Bewaring van een gebrekkige zaak in de zin van art. 1384, 1

e lid BW” (noot onder Brussel 18 april 2007), TBBR 2008, 333, nr.

2. 90

H. BOCKEN, “Van fout naar risico. Een overzicht van de objectieve aansprakelijkheidsregelingen naar Belgisch recht.” TPR 1984, 383, nr. 70. 91

V. BUSSCHAERT, “Aansprakelijkheid wegens zaken: onweerlegbaar vermoeden van schuld- vrijstelling.”, T. Verz. 1999, 557. 92

Brussel 25 juni 2007, JLMB 2007, 1736, noot O. MICHIELS.

Page 27: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

27

schorste de vordering echter wegens het nog steeds aanhangig zijn van de strafrechtelijke 726

vordering bij de correctionele rechtbank van Doornik93. 727

De vrouw beslist in beroep te gaan maar vangt ook daar bot. De rechter argumenteert 728

uitvoerig dat de beslissing met betrekking tot artikel 1384, lid 1 BW weliswaar niets te maken 729

heeft met het onderzoek naar fouten in de strafrechtelijke zin en dat het dus mogelijk is om 730

de burgerlijke vordering toch te behandelen. Op feitelijk vlak loopt het echter fout, de feiten 731

die de partijen aandragen zijn louter vermoedens en worden door niets gestaafd, ook in de 732

strafrechtelijke procedure moet de rechter uitspraak doen met betrekking tot de feiten (en 733

heeft dus invloed op eventuele aansprakelijkheidsvorderingen), dus vindt het hof van beroep 734

te Brussel het opportuun ook deze vordering te schorsen in afwachting van een uitspraak 735

van de correctionele rechtbank van Doornik. 736

737

a. Bewaarder van een gebrekkige zaak 738

Art. 1384, lid 1 BW spreekt over “zaken die men onder zijn bewaring heeft”. We worden 739

verondersteld een onderscheid te maken tussen de bewaarder van de zaak en de eigenaar. 740

Het Hof van Cassatie omschrijft de bewaarder als volgt: “de bewaarder van de zaak is de 741

persoon die voor eigen rekening van de zaak gebruik maakt, het genot ervan heeft of voor 742

het behoud ervan zorgt, met recht van toezicht, leiding en controle”94. 743

Uit deze omschrijving kunnen we 2 voorwaarden afleiden. De eerste voorwaarde is dat de 744

bewaarder de zaak ofwel voor eigen rekening gebruikt of het genot ervan heeft ofwel voor 745

het behoud ervan zorgt. Een 2e deel van de omschrijving vereist dat de bewaarder de 746

mogelijkheid heeft toezicht, leiding en controle uit te oefenen over de zaak. Deze 2e 747

voorwaarde geeft het begrip bewaring meer inhoud. Men heeft een bepaalde macht of 748

bevoegdheid over de zaak95. Het feitelijke meesterschap over de zaak wordt het 749

determinerende criterium om toepassing te maken van art. 1384, lid 1 BW96. 750

Het mag duidelijk zijn dat het begrip bewaring niet per se overeenstemt met het begrip 751

eigendom97. Bovendien bestaat geen rechtsvermoeden ten nadele van de eigenaar98. 752

93 Intussen is op 22 februari 2010 een uitspraak gekomen.

94 Cass. 22 januari 2009, www.cass.be; Cass. (3

e kamer) 22 maart 2004, T. Verz. 2005, afl. 2, 352; B.

WEYTS, “Objectieve aansprakelijkheid” in X., Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen 2006-2007, XXXIIIste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2007, 384. 95

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 480, nr. 741. 96

B. WEYTS, “Over een ontplofte vuilniszak met schade aan een wagen tot gevolg. Bewaring van een gebrekkige zaak in de zin van artikel 1384, 1

e lid BW” (noot onder Brussel 18 april 2007), TBBR 2008, 333,

nr. 3. 97

B. WEYTS, “Over een ontplofte vuilniszak met schade aan een wagen tot gevolg. Bewaring van een gebrekkige zaak in de zin van artikel 1384, 1

e lid BW” (noot onder Brussel 18 april 2007), TBBR 2008, 333,

nr. 5. 98

F. BAUDONCQ, M. DEBAENE, “De aansprakelijkheid voor zaken in het licht van artikel 1384, lid 1 BW.” In B. TILLEMAN en I. CLAEYS (eds.), Buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, Die Keure 2004, 90, nr. 9.

Page 28: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

28

In het kader van vervoer en opslag van gas is het uiterst belangrijk te weten wie de 753

bewaarder is. Nutsleidingen worden bovengronds of ondergronds aangelegd, de 754

grondeigenaar wordt verplicht dit te gedogen, het is een bezwaring van het eigendomsrecht 755

op een onroerend goed: “een wettelijke erfdienstbaarheid van openbaar nut”. Daar 756

nutsleidingen vastgemaakt worden in de grond kunnen we door de regel van natrekking tot 757

een (voorbarige) conclusie komen dat de eigenaar van de grond meteen ook de eigenaar 758

van de nutsleidingen wordt. De regel met betrekking tot de natrekking is evenwel van 759

suppletief recht zodat de partijen dus anders kunnen overeenkomen99. 760

Door dit alles na te gaan kunnen we weten wie nu de eigenaar van de leidingen is, maar is 761

dit ook de bewaarder? Art. 1384, lid 1 BW stelt immers niet de eigenaar, maar de bewaarder 762

aansprakelijk. Veelal zal de bewaarder ook de eigenaar zijn, maar er geldt geen 763

rechtsvermoeden ten nadele van de eigenaar. 764

765

Het cassatiearrest van 22 maart 2004100 verduidelijkt het tweede beoordelingselement: het 766

feitelijke meesterschap. In de case betreft het een gasontploffing in een gebouw. De 767

ontploffing werd veroorzaakt door een gebrekkig ventiel aan de binnenzijde van de kelder 768

van het gebouw. Het Hof concludeert dat de rechter wettig kon beslissen dat 769

energieleverancier Electrabel weliswaar de eigenaar van de aansluiting en het volledige 770

gasdistributienetwerk (met inbegrip het gebrekkig ventiel) is, maar niet de bewaarder. De 771

energieleverancier mocht alleen optreden in het privégebouw wanneer hij daartoe werd 772

aangezocht of gemachtigd. Electrabel had dus geen bevoegdheid meer over de zaak. Het 773

gebrekkig ventiel bevond zich in een private ruimte in het appartement van de eiseres. De 774

bewaring werd dusdanig overgedragen aan een derde. Eiseres (en dus bewaarder) had 775

melding moeten maken van het gebrek en voorzorgen nemen opdat het schadegeval zich 776

niet zou voordoen. Gezien Electrabel niet de bewaarder van de gebrekkige zaak is, kan zij 777

dan ook niet aansprakelijk worden gesteld op grond van art. 1384, lid 1 BW. De 778

toepassingsvoorwaarden zijn niet voldaan. 779

780

Ook de lagere rechtbanken volgen deze stelling. Een gelijkaardig vonnis van de burgerlijke 781

rechtbank te Mechelen101 stelt dat het nutsbedrijf dat eigenaar is van een gasmeter niet de 782

bewaarder is van de zaak in de zin van art. 1384, lid 1 BW. In dit vonnis was er sprake van 783

een gasexplosie in de kelder van een woning die zich voordeed op 1 mei 1990. Hierbij 784

raakten 4 personen gekwetst en liepen ze brandwonden op. Uit het rapport van deskundigen 785

99 V. SAGAERT, “Het zakenrechtelijke statuut van nutsleidingen in het Belgische recht”, TPR 2004, 1360, nr.

9. 100

Cass. (3e kamer) 22 maart 2004, T. Verz. 2005, afl. 2, 352.

101 Rb. Mechelen 2 december 1997, RW 1997-1998, 1293.

Page 29: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

29

blijkt dat de gasmeter in de kelder 2 lekken vertoonde en dus gebrekkig was. Door de lekken 786

ontsnapte gas waardoor de ontploffing dus mogelijk werd. Niettemin had op 20 maart 1990 787

een dichtheidsproef plaatsgevonden en gaf deze geen enkel verlies aan. Het gas moet dus 788

ontsnapt zijn de dag van de ontploffing. De slachtoffers zijn van oordeel dat de 789

nutsmaatschappij als bewaarster van een gebrekkige zaak hun schade dient te vergoeden 790

overeenkomstig art. 1384, lid 1 BW. De rechtbank beschouwt de verweerster niet als 791

bewaarder. Het nutsbedrijf gebruikte de gasmeter niet, bovendien was de gasmeter voor de 792

verweerder ontoegankelijk. Zij had er noch het genot van, noch leiding over. 793

De eigenaar is niet steeds ook de bewaarder, bij huurovereenkomsten en dergelijke blijkt dat 794

de huurder van de zaak vaker beantwoordt aan de omschrijving van bewaarder. 795

796

Een ander vonnis waar wordt geoordeeld over de bewaarder van een gebrekkige zaak is dat 797

van de Rechtbank van Koophandel te Hasselt102. De feiten zijn als volgt: de eigenares van 798

een opslagplaats sluit een aannemingsovereenkomst met een aannemer om dakwerken uit 799

te voeren. Tijdens het uitvoeren van deze dakwerken ontstaat op 22 juni 1995 een brand. Op 800

het moment van ontstaan van de brand maakte de aannemer gebruik van een gasbrander, 801

welke hij ter beschikking had gekregen van de buurman. Uit de vaststellingen van 802

deskundigen blijkt dat de darm die het gas aanvoert op één plaats merkwaardig beschadigd 803

is, wat volgens hem wijst op een defect in deze darm, dat toeliet dat gas ontsnapte. 804

De aannemer wenst aan zijn (contractuele) aansprakelijkheid te ontkomen door de eigenaar 805

van de gasbrander in vrijwaring en in tussenkomst te laten opdraven voor de rechtbank. 806

Als we de leer van de bewaarder toepassen op deze zaak, gebruikt de eigenaar op het 807

moment van het schadegeval de gebrekkige gasbrander niet voor eigen rekening, noch heeft 808

hij er toezicht of leiding over. De eigenaar kan dus niet als bewaarder worden beschouwd in 809

de zin van art. 1384, lid 1 BW. Wie op dat moment wel de zaak in zijn bewaring had en ze 810

gebruikte voor eigen rekening is de aannemer, hij voldoet dus aan de omschrijving van 811

bewaarder. 812

Zijn aansprakelijkheid kan dus worden weerhouden op grond van art. 1384, lid 1 BW, maar 813

hij had een contractuele verhouding met het slachtoffer en dus is hij contractueel gehouden 814

tot het vergoeden van de schade en niet op grond van art. 1384, lid 1 BW. De vordering 815

tegen de eigenaar in tussenkomst en vrijwaring is dan ook ongegrond, de 816

toepassingsvoorwaarden zijn niet voldaan. De aansprakelijkheid wordt uiteindelijk dus 817

beheerst door een contractuele verhouding, maar de vordering in tussenkomst en vrijwaring 818

ten aanzien van de eigenaar leert ons meer over wie de bewaarder van een gebrekkige zaak 819

is. 820

102 Kh. Hasselt 16 november 1999, RW 2002-2003, 225.

Page 30: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

30

Een arrest van het hof van beroep te Luik dat moet oordelen over de verantwoordelijke 821

aansprakelijke na ontploffingen in de riolering103 beslist dat de stad bewaarder is van de 822

riolering. De stad gebruikt de zaak, de riolering, immers zelf voor eigen rekening, heeft het 823

genot ervan en heeft er een beheersbevoegdheid over. 824

825

b. Zaak 826

Het slachtoffer zal moeten bewijzen dat de schade werd veroorzaakt door een zaak om art. 827

1384, lid 1 BW te kunnen toepassen. Het begrip „zaak‟ is zeer ruim op te vatten. Zowel 828

roerende als onroerende goederen vallen eronder104. Zoals in het hierboven besproken 829

arrest en vonnissen is er dus geen twijfel mogelijk dat een gasventiel105, een gasmeter106 of 830

een gasbrander107 zaken in de zin van art. 1384, lid 1 BW uitmaken. 831

Een moeilijker te beoordelen geval is het gas zelf. In de rechtsleer stelt men dat art. 1384, lid 832

1 BW van toepassing is op lichamelijke zaken, zaken die men met onze zintuigen kunnen 833

waarnemen108. Naar analogie met de wet van 25 februari 1991 betreffende de 834

aansprakelijkheid voor producten met gebreken kunnen we besluiten dat gas ook een 835

lichamelijke zaak betreft109. 836

837

In de rechtsleer heerst voornamelijk discussie over de toepassing van art. 1384, 1e lid BW op 838

onroerende goederen, met name gebouwen. In navolging van BAUDONCQ en DEBAENE110 839

zijn VANSWEEVELT en WEYTS het erover eens dat het bestaan van art. 1386 BW, 840

specifiek gericht op de aansprakelijkheid voor gebouwen, de toepassing van art. 1384, lid 1 841

BW op gebouwen niet teniet doet111. Wel zijn ze van oordeel dat wanneer de voorwaarden 842

van art. 1386 BW vervuld zijn, men geen toevlucht meer kan doen tot art. 1384, 1e lid BW. 843

VANDENBERGHE is dan weer de mening toegedaan dat art. 1384, 1e lid BW nooit kan 844

toegepast worden op gebouwen gezien de specifieke wetsbepaling art. 1386 BW112. 845

103 Luik 30 juni 1993, JLMB 1994, 67.

104 T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2009, 454, nr. 701. 105

Cass. (3e kamer) 22 maart 2004, T. Verz. 2005, afl. 2, 352.

106 Rb. Mechelen 2 december 1997, RW 1997-1998, 1293.

107 Kh. Hasselt 16 november 1999, RW 2002-2003, 225.

108 T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2009, 456, nr. 704. 109

Zie infra pagina 72. 110

F. BAUDONCQ, M. DEBAENE, “De aansprakelijkheid voor zaken in het licht van artikel 1384, lid 1 BW.” In B. TILLEMAN en I. CLAEYS (eds.), Buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, Die Keure 2004, 95, nr. 14. 111

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 455, nr. 703. 112

H. VANDENBERGHE, “Het gebrek van de zaak. Dertig jaar cassatierechtspraak: gebrekkige rechtspraak of de kracht van de feiten?” in E. DIRIX, P. SENAEVE, W. PINTENS en S. STIJNS (eds.), Liber amicorum Jacques Herbots, Deurne, Kluwer, 2002, 462, nr 5.

Page 31: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

31

CORNELIS ziet echter geen bezwaar in de cumulatie van beide 846

aansprakelijkheidsregelingen, mits de toepassingsvoorwaarden zijn voldaan113. 847

848

c. Het gebrek van de zaak 849

Om tot een aansprakelijkheid te komen moet men niet alleen bewijzen dat de persoon de 850

bewaarder van de zaak is, men moet ook aantonen dat de schade is ontstaan door een 851

gebrek van de zaak onder toezicht van de bewaarder. De notie “gebrek” kent vele definities 852

in de rechtsleer. Wat men verstaat onder gebrek is verschillend zowel in de toepassing van 853

art. 1384, lid 1 als bij de toepassing van de productaansprakelijkheid114. 854

Zo stelt de klassieke rechtsleer, waaronder DE PAGE, dat een zaak gebrekkig is wanneer 855

het de zaak onbruikbaar maakt of de stelling van VAN RYN die zegt dat het voldoende is dat 856

de zaak een abnormaal kenmerk vertoont dat van die aard is schade aan een derde te 857

veroorzaken115. Een recentere omschrijving van de notie “gebrek” vinden we bij CORNELIS. 858

Hij omschrijft het gebrek van de zaak aan de hand van 3 bestanddelen: het gebrek is een 859

afwijkend kenmerk, dit kenmerk is abnormaal en van die aard dat het schade aan derden 860

kan berokkenen116. Mijn inziens is deze stelling gelijklopend met de stelling geformuleerd 861

door VAN RYN. Ook BALLON schaart zich achter de stelling van VAN RYN117. De laatste 862

voorwaarde: „waardoor schade kan worden berokkend‟ houdt verband met de eis van een 863

causaal verband tussen het gebrek en de schade118. 864

Ik ben eerder geneigd de stelling van VAN RYN te volgen, de invulling van „een gebrek‟ 865

volgens DE PAGE is volgens mij te eng. Zo zal een gasleiding met een klein lek volgens 866

hem niet gebrekkig zijn, aangezien deze nog steeds het gas vervoert en dus niet onbruikbaar 867

is geworden, maar het lek kan zorgen voor een ophoping van gas dat op zijn beurt 868

aanleiding kan geven tot een ontploffing119. 869

870

In de rechtspraak vinden we volgende omschrijvingen van „een gebrek‟: “een zaak is 871

gebrekkig wanneer zij een abnormaal kenmerk vertoont waardoor zij in bepaalde 872

113 L. WYNANT, “De aansprakelijkheid van de eigenaar” in X., Het onroerend goed in de praktijk, Mechelen,

Kluwer, Mechelen, losbl., XIX dln., 10. 114

Wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. 115

B. WEYTS, “Objectieve aansprakelijkheid” in X., Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen 2006-2007, XXXIIIste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2007, 384. 116

L. CORNELIS, Beginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. De onrechtmatige daad, Antwerpen, Maklu, 1989, 478, nr. 290. 117

G. BALLON, “Gebrek in de zaak” (noot onder Vred. Westerlo 15 september 1995), AJT 1995-96, 323, nr. 1. 118

N. VAN DE SYPE, “Het gebrek van de zaak” (noot onder Cass. 1 december 2006), RABG 2007, 1251, nr. 2. 119

Zie infra Rb. Namen 9 juni 1987, RRD 1987, 377.

Page 32: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

32

omstandigheden schade kan veroorzaken”120 of “het gebrek van de zaak is ieder abnormaal 873

kenmerk of iedere abnormale gesteldheid van de zaak waardoor zij ongeschikt wordt voor 874

normaal gebruik”121. 875

Art. 1384, lid 1 BW houdt geen rekening met de oorsprong van het gebrek (ook al is het dus 876

ontstaan door de tussenkomst van een derde), de al dan niet onwetendheid van de 877

bewaarder van de gebrekkige zaak, kortstondig bestaan van het gebrek,de zichtbaarheid 878

van het gebrek…122 Het abnormaal kenmerk dient ook niet blijvend zijn123. Vereist is dat het 879

gebrek enige tijd aanwezig was124. Verder wordt voor de toepassing van artikel 1384, lid 1 880

BW ook geen rekening gehouden met een menselijke tussenkomst125. De bewaarder blijft 881

aansprakelijk van zodra de toepassingsvoorwaarden (bewaarder, gebrekkige zaak, schade 882

en causaal verband) zijn voldaan. 883

Het bewijs leveren van een gebrek kan voor de benadeelde moeilijk zijn. Het schadegeval 884

kan zo vernielend zijn dat de toestand van voor het ongeval niet meer kan worden 885

vastgesteld126. De rechtspraak aanvaardt dan ook dat men het negatieve bewijs kan leveren, 886

zoals in het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Namen127 hieronder. 887

888

Het Hof van Cassatie zegt op 20 september 1991 dat “uit de omstandigheid dat het gebrek in 889

een zaak veroorzaakt is door het gebruik door de bewaarder, volgt niet dat de zaak geen 890

gebrek vertoont in de zin van art. 1384, lid 1 BW”128. Hieruit kunnen we dus besluiten dat de 891

oorzaak van het gebrek irrelevant is voor de toepassing van de aansprakelijkheid op 892

gebrekkige zaken. De gebeurtenis die aan de basis van dit arrest ligt, is het niet afsluiten van 893

de gastoevoer van een gashendel van een motorfiets. 894

895

Een arrest van het hof van beroep te Luik129 doet uitspraak over de aanwezigheid van gas in 896

riolering van de stad. Op 7 augustus 1987 deden er zich verschillende explosies voor in de 897

riolering in het centrum van de stad Verviers waarbij verschillende gebouwen beschadigd 898

werden. De brandweer stelde de aanwezigheid van gas in de riolering vast. De slachtoffers 899

120 Cass 2 januari 2009, RGAR 2009, afl. 10, 14574; Cass. 11 september 2008, Pas. 2008, afl. 9, 1916.

121 Luik 30 juni 1993, JLMB 1994, 67.

122 P. MORTIER, “De toepassing van artikel 1384, alinea 1 van het Burgerlijk Wetboek bij een samengestelde

zaak”, Verkeersrecht 1999, 4, nr. 2. 123

Cass 2 januari 2009, RGAR 2009, afl. 10, 14574. 124

T. VANSWEEVELT, “Het gebrek van de zaak in de zin van art. 1384, eerste lid, BW: enkel nog de in concreto beoordeling van het structureel gebrek?”(noot onder Cass. 28 januari 2005), RW 2005-2006, 1541, nr. 6. 125

H. VANDENBERGHE, “Het gebrek van de zaak. Dertig jaar cassatierechtspraak: gebrekkige rechtspraak of de kracht van de feiten?” in E. DIRIX, P. SENAEVE, W. PINTENS en S. STIJNS (eds.), Liber amicorum Jacques Herbots, Deurne, Kluwer, 2002, 461, nr. 1. 126

G. BALLON, “De bewijsvoering door het slachtoffer van en gebrek in de zaak” (noot onder Gent 14 april 1995), AJT 1995-96, 133. 127

Rb. Namen 9 juni 1987, RRD 1987, 377. 128

Cass. 21 september 1991, RW 1991-1992, 1027. 129

Luik 30 juni 1993, JLMB 1994, 67.

Page 33: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

33

(of de in hun rechten gesubrogeerde verzekeraars) wensen de schade ten laste van de stad 900

Verviers te leggen en dit op grond van art. 1384, 1e lid BW. De stad betwist de vordering 901

gebaseerd op de aansprakelijkheid voor zaken. Het hof beslist echter in het voordeel van de 902

slachtoffers. Eerst en vooral bevestigt het hof dat de stad Verviers bewaarder is van de 903

riolering130. Daarnaast is het hof van oordeel dat het vaststaat dat de explosies, die de 904

schade veroorzaakten, zijn ontstaan door de aanwezigheid van gas in de riolering. Gas op 905

zichzelf kan worden beschouwd als een niet gebrekkig product, maar door de abnormale 906

aanwezigheid maakt zij de riool gebrekkig. De aanwezigheid van gas is dus volgens het hof 907

een abnormaal kenmerk van een riolering, welke de riolering gebrekkig maakt en leidt tot de 908

aansprakelijkheid van de bewaarder ervan, in casu de stad Verviers. Het feit dat de gassen 909

door een vreemde oorzaak (zoals geopperd door de stad Verviers: door de machine van een 910

onderneming) terecht zijn gekomen in de riolering, geldt niet als vrijstelling van 911

aansprakelijkheid voor de bewaarder. Zelfs als hij het gebrek niet kende of in de 912

onmogelijkheid was het te kennen131. 913

914

Het hof van beroep te Brussel132 wordt gevat om uitspraak te doen over een schadegeval dat 915

zich op 21 januari 1983 had voorgedaan in een appartementsgebouw te Sint-Pieters-916

Woluwe. De appellant eist compensatie voor de schadelijke gevolgen van vergiftiging door 917

gas wanneer hij een bad nam in een huurappartement. Het gas van de boiler hoopte zich via 918

een kniestukaansluiting op in de schoorsteen, langs waar ook het gas van de verwarming 919

werd afgevoerd. Het gas stroomde alzo terug, wat leidde tot een opeenhoping van gassen in 920

de badkamer. Het hof is van oordeel dat de installatie van de gasafvoer aangetast is door 921

een gebrek. Het bestaan van dit kniestuk in de schoorsteen maakt een gebrek van de zaak 922

uit. De eigenaar van het gebouw wordt als bewaarder van de gebrekkige installatie aanzien. 923

924

Ook het hof van beroep te Antwerpen doet op 25 november 2002 uitspraak over het al dan 925

niet bestaan van een gebrek in de zin van art. 1384, lid 1 BW133. Ten gevolge van een 926

gasontploffing in een appartementsgebouw was een persoon overleden. De gasontploffing 927

vindt zijn oorzaak in een gasbel in de kelder van het gebouw. Het hof beslist dat “wanneer er 928

zich in een kelder van een gebouw, dienend als woning, zich een opeenstapeling van gas 929

voordoet, het gebouw behept is met een abnormaal kenmerk dat in bepaalde 930

omstandigheden schade kon veroorzaken”134. De aanwezigheid van een gasbel in de kelder 931

130 Zie supra pagina 30.

131 V. BUSSCHAERT, “Aansprakelijkheid wegens zaken: onweerlegbaar vermoeden van schuld- vrijstelling.”,

T. Verz. 1999, 559. 132

Brussel 6 februari 1996, RGAR 1997, 12748. 133

Antwerpen 25 november 2002, NJW 2003, 628. 134

Antwerpen 25 november 2002, NJW 2003, 628.

Page 34: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

34

van een appartementsgebouw maakt dus dat dit een gebrekkig gebouw in de zin van art. 932

1384, lid 1 BW is. 933

934

De rechtspraak beslist niet altijd tot het bestaan van een gebrek in de zaak. Zo beslist de 935

rechtbank van eerste aanleg te Namen op 9 juni 1987135 dat een gasleiding niet noodzakelijk 936

gebrekkig is wanneer er gas uit ontsnapt. De rechter volgt hier dus de stelling van De Page 937

die zegt dat een zaak pas gebrekkig is wanneer zij onbruikbaar wordt136. In casu had een 938

brand plaatsgevonden in een gastenpension op 31 december 1979. Bij deze brand kwam 939

een man om het leven en werd een andere man zwaar gewond. De verzekeraar van de 940

zwaargewonde man eist zijn schade terug van de zaakvoerder van het pension en zijn 941

verzekeraar. De ouders van het dode slachtoffer eisen een vergoeding van de onderneming 942

die voorziet in huisvesting. De vordering steunt op zowel art. 1382 BW en 1383 BW als op 943

art. 1384, lid 1 BW. De bewijslevering van een gebrek wordt bemoeilijkt door een zwaar 944

vernietigend schadegeval. De rechtbank stelt dat wanneer men een gebrek wil bewijzen men 945

zich kan baseren op vermoedens, maar deze moeten zeer precies zijn: namelijk dat er geen 946

andere mogelijkheid is voor het ontstaan van de schade. Het volstaat niet aan te tonen dat 947

de schade niet anders kan ontstaan zijn dan door een gebrek en dat er dus geen andere 948

oorzaken kunnen zijn. 949

950

Op dit laatste vonnis na, is de rechtspraak snel geneigd te beslissen tot een gebrek. 951

Wanneer er zich schade heeft voorgedaan en men geen andere oorzaak kan aannemelijk 952

maken, besluit de rechter al snel tot een gebrek van de zaak. Het moge duidelijk zijn dat het 953

begrip „gebrek‟ in de Belgische rechtspraak erg ruim wordt geïnterpreteerd. Zo vallen ook 954

samengestelde gebrekkige zaken137 ook onder het toepassingsgebied van artikel 1384, lid 1 955

BW. 956

957

d. Schade aan derde en causaal verband 958

Art. 1384, lid 1 BW vereist voor zijn toepassing dat de gebrekkige zaak schade aan een 959

derde heeft toegebracht. De benadeelde persoon moet dus een andere zijn dan de 960

bewaarder van de gebrekkige zaak. Zo denk ik aan de huurder die een gebrekkige zaak 961

onder zich heeft en daar zelf schade door lijdt. Hij kan niet de eigenaar aanspreken, hij is zelf 962

de benadeelde en de aansprakelijke persoon. 963

135 Rb. Namen 9 juni 1987, RRD 1987, 377.

136 B. WEYTS, “Objectieve aansprakelijkheid” in X., Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en

andere schadevergoedingssystemen 2006-2007, XXXIIIste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2007, 384. 137

Luik 30 juni 1993, JLMB 1994, 67.

Page 35: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

35

Wanneer de rechter van oordeel is dat het abnormaal kenmerk van de zaak geen aanleiding 964

geeft tot de schade, kan de bewaarder van de zaak niet aansprakelijk worden gesteld138. 965

Het zal onvoldoende zijn bewijs te leveren van een gebrekkige zaak en schade om de 966

bewaarder van de gebrekkige zaak aan te spreken. Om tot de aansprakelijkheid te komen 967

zal er een causaal verband moeten zijn tussen de gebrekkige zaak en de schade. 968

969

e. Bewijsregeling 970

Het algemeen rechtsbeginsel „eiser bewijst‟ geldt ook hier139. Wie zich beroept op art. 1384, 971

lid 1 BW moet aantonen dat de verweerder de bewaarder is van een gebrekkige zaak, dat de 972

eiser schade heeft geleden en dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het gebrek van 973

de zaak en deze schade140. 974

Dat herhaalt het hof van beroep te Antwerpen ook in zijn beoordeling wat betreft een 975

vordering op grond van artikel 1384, lid 1 BW: “degene die beweert schade te hebben 976

geleden tengevolge van een gebrek van een zaak en de bewaarder ervoor aansprakelijk 977

acht, moet het bestaan van dat gebrek aantonen”141. Het bewijs van een gebrek kan 978

rechtstreeks of indirect, dat werd hierboven reeds kort besproken met het vonnis van de 979

rechtbank van eerste aanleg te Namen142. 980

981

Een ander vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Namen waar het bewijs van een 982

gebrek aan bod komt is dat van 9 november 1989143. In dit vonnis betreft het een 983

gasexplosie op 9 mei 1981. Hierbij werden 3 woningen volledig vernield, waarbij een man 984

om het leven kwam, werden andere naburige woningen beschadigd en ook in de buurt 985

geparkeerde voertuigen waren geschonden. Er werd een gerechtelijk onderzoek gevoerd om 986

de oorzaak van de ontploffing te achterhalen. Een expert werd aangesteld en kwam tot 987

volgende conclusies. Eerst en vooral stelt hij dat er geen enkele schending was van 988

veiligheidsvoorschriften en dat het schadegeval dus volledig te wijten is aan een ongeval. 989

Het enkele feit dat de expert dit zegt, betekent dat er geen fout aan de basis van het 990

schadegeval ligt, niet dat er geen gebrek zou kunnen zijn. De oorzaak van de ramp is de 991

ontsteking van een gaswolk in het centrale gedeelte van de woning met nummer 323, vooral 992

ter hoogte van de kelder en de benedenverdieping. De ontsteking van de gaswolk is 993

waarschijnlijk te wijten aan de vele werkende elektrische apparaten in de buurt. Rest nog de 994

vraag waar het gas ontsnapt is. De expert sluit uit dat het gas ontsnapt is uit naburige 995

138 M. DEBAENE, P. DEBAENE, “Art. 1384 eerste lid BW: een stand van zaken op de weg” in A. ALEN, E. DIRIX,

Feestbundel Hugo Vandenberghe, Brugge, Die Keure, 2007, 102. 139

Art. 1315 BW en art. 870 Ger.W. 140

Luik 30 juni 1993, JLMB 1994, 67. 141

Antwerpen 23 mei 2007, TBBR 2009, 274. 142

Rb. Namen 9 juni 1987, RRD 1987, 377. 143

Rb. Namen 9 november 1989, RGAR 1992, 11923.

Page 36: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

36

woningen, ook is het gas niet afkomstig van verplaatsbare recipiënten. Mogelijks is dan af te 996

leiden dat de ontsnapping van het gas zich heeft voorgedaan in een gasleiding gelegen op 997

de benedenverdieping van de woning nummer 323. Deze gasleiding is aangesloten op een 998

gastank, die zich op 3 meter daarvan bevindt. De expert stelt vast dat er ook na de 999

ontploffing gas ontsnapte uit deze leiding en dat dit lek verstopt was. 1000

De slachtoffers richten hun aansprakelijkheidsvordering dan ook tot de eigenaar van deze 1001

woning op grond van artikel 1384, lid 1 BW. De eigenaar beweert echter dat zij niet het 1002

bewijs leverden van een gebrek van de zaak. 1003

De rechter stelt echter dat het bewijs van een gebrek rechtstreeks of onrechtstreeks kan, 1004

maar niet mag worden afgeleid uit het feit dat er zich enkel schade voordoet. Het bewijs kan 1005

voortvloeien uit een inductief onderzoek, zoals dat van de expert. Daaruit blijkt dat alle 1006

andere mogelijkheden tot oorzaak van de schade zijn uitgesloten en dat de gaslek in woning 1007

nummer 323 de meest waarschijnlijke oorzaak van de ontploffing is. De eigenaar van die 1008

woning is dus aansprakelijk op grond van artikel 1384, lid 1 BW. 1009

Om te bewijzen wie bewaarder is, steunt men louter op feitelijke gegevens, het 1010

eigendomsrecht speelt hier niet. 1011

1012

Een vonnis waarin de bewijslevering grote aandacht krijgt is dat van de rechtbank van eerste 1013

aanleg te Turnhout op 17 april 2003144. Het betreft een brand in de garage en winkelruimte 1014

van een schildersbedrijf met bijhorende woning op 22 maart 1998. 1015

De brandhaard werd gesitueerd ter hoogte van een geparkeerde wagen in de garage, meer 1016

specifiek ter hoogte van de LPG-installatie van de wagen. Daar de brand veroorzaakt werd 1017

door een voertuig wenst de brandverzekeraar zijn uitgekeerde schadevergoeding te verhalen 1018

op de WAM-verzekeraar. De eiser beweert dat een technisch mankement aan de LPG-tank 1019

van het voertuig de oorzaak is van de brand en dat er dus sprake is van een gebrek aan de 1020

zaak zoals bedoeld in art. 1384, 1e lid BW. De rechtbank stelt dat de bewijslast voor het 1021

gebrek rust op de eiser, zoals hierboven gesteld. Om het bewijs van een gebrek te leveren is 1022

het volgens de rechtbank voldoende dat men met alle bewijsmiddelen aantoont dat het 1023

bestaan van het gebrek de enig mogelijke uitleg vormt voor het ongeval en dat het ongeval 1024

niet aan een vreemde oorzaak kan worden toegeschreven. Het bewijs kan derhalve 1025

voortvloeien uit een inductief onderzoek waarbij alle andere mogelijkheden die tot het 1026

schadegeval konden leiden, worden uitgesloten. Het gebrek is dan de objectief meest 1027

waarschijnlijke oorzaak. 1028

In dit geval kon de eiseres door middel van verklaringen getuigen en bevindingen van 1029

experts aannemelijk maken dat de brand werd veroorzaakt door een gebrek in de 1030

144 Rb. Turnhout 17 april 2003, RW 2005-2006, 1270.

Page 37: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

37

LPG-installatie van de wagen. Een getuige verklaarde dat zij, onmiddellijk nadat ze iets 1031

gehoord had, was gaan kijken in de garage en daar zag ze dat de wagen achteraan vuur had 1032

gevat, dit is de plaats waar de LPG-tank zich bevindt. Deskundigen stellen vast dat het 1033

voertuig veel zwaarder beschadigd werd door de brand en sluiten andere mogelijke 1034

oorzaken voor de brand uit, aan de hand van het zwaartepunt van de schade. Zo slaagt de 1035

eiseres erin om alle andere mogelijkheden buiten het gebrek in de zaak uit te sluiten. De 1036

rechtbank oordeelt dan ook dat de schade werd veroorzaakt door een gebrek in de zaak, 1037

waardoor de aansprakelijkheid van de bewaarder van de zaak in het gedrang komt. 1038

1039

f. Bevrijdingsmogelijkheid 1040

Aangezien het een objectieve aansprakelijkheid betreft zal men alleen ontkomen aan de 1041

aansprakelijkheid als men bewijst dat de toepassingsvoorwaarden niet zijn voldaan: men is 1042

geen bewaarder van de zaak, er was geen causaal verband of de zaak was niet gebrekkig. 1043

Het bewijs leveren dat de schade te wijten is aan een vreemde oorzaak, zal er ook voor 1044

zorgen dat de bewaarder wordt vrijgesteld van de aansprakelijkheid145. 1045

1046

Het hof van beroep te Brussel oordeelde op 18 februari 1975 dat de rechter in eerste aanleg 1047

verkeerdelijk de gasleverancier aansprakelijk had gesteld op grond van artikel 1384, lid 1 1048

BW146. De partijen in het geding zijn de leverancier Distrigaz en onderneming Glaverbel en 1049

zijn respectievelijke verzekeraars. Er had zich op 27 februari 1963 een ontploffing 1050

voorgedaan in het substation van een laboratorium van Glaverbel. De explosie kon zich 1051

voordoen wegens een mislukking van het beveiligingssysteem. Een veiligheidsklep die de 1052

gastoevoer moet stoppen wanneer de minimale of maximale druk wordt overschreden 1053

functioneerde niet. Hierdoor spatte een rubberen afsluitklep uiteen zodat het gas zich kon 1054

verspreiden in het ganse netwerk van leidingen. Deze leidingen zijn slechts bestand tegen 1055

een lage druk en werden alzo overbelast met als gevolg dat er zich talrijke lekken 1056

voordeden. 1057

Verkeerdelijk oordeelde de eerste rechter dat de ramp het gevolg was van het grote 1058

gasverbruik waarvan de oorzaak de niet goed werkende veiligheidsklep was, waarvoor de 1059

leverancier Distrigaz dus verantwoordelijk was als bewaarder. Distrigaz had nagelaten deze 1060

te vervangen of de gastoevoer te stoppen. Het hof van beroep neemt echter het 1061

tegenovergestelde: Distigaz heeft geen leidinggevende macht over de gasklep, deze berust 1062

bij de onderneming Glaverbel. Verkeerdelijk werd dan ook de aansprakelijkheid van Distrigaz 1063

145 V. BUSSCHAERT, “Aansprakelijkheid wegens zaken: onweerlegbaar vermoeden van schuld- vrijstelling.”,

T. Verz. 1999, 557. 146

Brussel 18 februari 1975, RGAR 1975, 9505.

Page 38: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

38

op grond van artikel 1384, lid 1 BW weerhouden. De toepassingsvoorwaarden (Distrigaz is 1064

bewaarder) zijn niet voldaan. 1065

Uit het arrest is op te maken dat de verantwoordelijkheid voor het schadegeval volledig bij 1066

Glaverbel zelf ligt: zij maakten gebruik van een onvoldoende doeltreffend veiligheidssysteem 1067

en bovendien waren zij onvoorzichtig door de afsluitklep te gebruiken onder een hogere druk 1068

dan deze waarvoor ze bestemd was. 1069

1070

Het hof van beroep te Antwerpen147 wijst een vordering gesteund op art. 1384, lid 1 BW af. 1071

Op 26 februari 1979 vond er een gasontploffing plaats in Antwerpen. Hierbij werden 1072

verscheidene woningen beschadigd,waaronder de woning van de geïntimeerde en zo ook 1073

deze van de appellant. De appellant wenst zijn schade vergoed te zien en steunt zijn 1074

vordering op verschillende rechtsgronden: in eerste aanleg, maar besluit in hoger beroep 1075

enkel en alleen gebruik te maken van art. 1384, lid 1 BW en art. 544 BW148. De vordering 1076

wordt afgewezen, daar de appellant er niet in slaagt aan te tonen dat de zaak gebrekkig was. 1077

Zijn redenering is dat de gasontploffing te wijten is een aan gaslek in het pand van de 1078

geïntimeerde. Deze gaslek wijst er volgens hem op dat de gasleidingen gebrekkig waren. 1079

Het Hof stelt echter dat de eiser het bewijs dient te leveren van het gebrek en het causaal 1080

verband tussen gebrek en schade. Appellant levert geen positief bewijs, maar ook door 1081

deductie wordt geen bewijs geleverd van een gebrek. Wanneer geen bewijs wordt geleverd 1082

van de toepassingsvoorwaarden van voormeld wetsartikel kan het Hof dan ook onmogelijk 1083

beslissen tot een aansprakelijkheid van de eigenaar van de zaak. Bovendien stelt een 1084

gerechtelijke expertise vast dat het onmogelijk na te gaan is wat de ware toedracht van de 1085

ontploffing is en dat een opzettelijke daad niet uit te sluiten valt. 1086

1087

§ 3. Aansprakelijkheid voor de instorting van gebouwen: art. 1386 BW 1088

Tijdens het onderzoek naar de verschillende gronden waarop slachtoffers hun vordering 1089

steunen, vond ik naast het voor de hand liggende art. 1382 en art 1384, lid 1 BW ook een 1090

arrest terug waarin de benadeelden hun verhaal trachten te halen op grond van art. 1386 1091

BW. 1092

Het is niet geheel onlogisch dat slachtoffers een oplossing zoeken via art. 1386 BW voor hun 1093

schadelast. Dit artikel bepaalt namelijk dat de eigenaar van een gebouw aansprakelijk is voor 1094

de schade die door de instorting ervan wordt veroorzaakt, wanneer deze te wijten is aan 1095

verzuim van onderhoud of aan een gebrek in de bouw. Bovendien kan het slachtoffer, 1096

wanneer het er niet in slaagt het bewijs van de toepassingsvoorwaarden van art. 1386 BW te 1097

147 Antwerpen(1

e kamer) 11 oktober 1989, T. Verz. 1990, 172, noot D. DE MAESENEIRE.

148 Zie infra pagina 46.

Page 39: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

39

leveren, nog steeds beroep doen op art. 1384, lid 1 BW149. Net zoals art. 1384, lid 1 BW 1098

betreft ook art. 1386 BW een objectieve aansprakelijkheid. De eigenaar van een gebouw 1099

wordt aansprakelijk gesteld wegens zijn hoedanigheid. Zijn eigen, al dan niet foutief, gedrag 1100

is irrelevant150. 1101

1102

De gevaren bij gas zijn voornamelijk brand en ontploffing en dit kan wel eens leiden tot een 1103

instorting. Hierbij denk ik aan de nog vers in het geheugen liggende gasramp te Luik. In de 1104

nacht van 27 op 28 januari 2010 lieten 9 mensen het leven en telde men een twintigtal 1105

gewonden na een gasramp. Er deed zich een ontploffing voor in een appartementsgebouw 1106

waarna het gebouw instortte151. Of recenter op 29 juni 2010 kostte een gasexplosie in 1107

Soumagne, ook in de provincie Luik, het leven aan 3 mensen. Door de explosie stortte het 1108

huis volledig in152. 1109

1110

De toepassingsvoorwaarden van deze aansprakelijkheidsregel dienen nauwkeurig te worden 1111

onderzocht om te oordelen of deze regel een oplossing kan bieden aan dergelijke 1112

schadegevallen. 1113

Om gebruik te maken van de aansprakelijkheidsregel voor gebouwen dienen volgende 1114

voorwaarden te zijn voldaan volgens de wettekst153: er moet sprake zijn van een gebouw, 1115

een instorting, verzuim in onderhoud of gebrek in de bouw, schade aan een derde en de 1116

aangesprokene is eigenaar van het gebouw. Naast deze voorwaarden dient de benadeelde 1117

ook bewijs te leveren van het causaal verband tussen de schade en de instorting154. 1118

Hieronder zullen enkele van de voorwaarden kort worden besproken, aangezien ze niet allen 1119

relevant zijn voor dit werkstuk. Zo is het bewijs van schade (aan een derde) vanzelfsprekend 1120

bij het instellen van een aansprakelijkheidsvordering. Verder zal ik ook de hoedanigheid van 1121

de eigenaar van het gebouw niet verder bespreken in deze Masterproef daar dit voor de 1122

bespreking van schadegevallen met gas geen bijzondere problemen stelt. 1123

1124

1125

1126

149T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2009, 627, nr. 997. 150

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 616, nr. 984. 151

http://www.demorgen.be/dm/nl/989/Binnenland/article/detail/1059551/2010/01/27/Luiks-flatgebouw-stort-in-na-gasexplosie-vrees-voor-doden.dhtml (consultatie 14 juli 2010). 152

http://www.vandaag.be/binnenland/39744_3-doden-na-gasontploffing-in-soumagne.html (consultatie 14 juli 2010). 153

Art. 1386 BW. 154

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 604, nr. 967.

Page 40: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

40

a. Gebouw 1127

Art. 1386 BW veronderstelt de instorting van een gebouw. Onder gebouw dienen we het 1128

onroerend goed te verstaan155. Noodzakelijkerwijze dient het om een constructie, door de 1129

mens opgericht, te gaan156. Gebouwen omvatten naast woonhuizen, openbare gebouwen, 1130

afsluitingsmuren en ook ondergrondse gebouwen157. Verplaatsbare constructies vallen dus 1131

niet onder het toepassingsgebied van art. 1386 BW. Verplaatsbare constructies zijn 1132

bijvoorbeeld caravans, woonwagens, kermistuigen…158 Als er zich een ontploffing daarin 1133

voordoet en het goed stort in, kan men geen schadevergoeding bekomen op grond van de 1134

aansprakelijkheidsregel voor gebouwen. 1135

1136

b. Instorting 1137

Vereist voor de toepassing van art. 1386 BW is dat het gebouw instort. Het Hof van Cassatie 1138

heeft het begrip instorting verhelderd. De instorting van een gebouw is “een val, hetzij van 1139

een geheel hetzij van een gedeelte van de materialen die het gebouw vormen”159. 1140

Het is echter niet voldoende dat het gebouw instort, de schade waarvoor men een 1141

vergoeding vraagt moet het gevolg zijn van de instorting. Er moet met andere woorden een 1142

causaal verband zijn tussen de schade en de instorting160. Het causaal verband zal hieronder 1143

worden besproken. 1144

1145

c. Verzuim in onderhoud of gebrek in de bouw 1146

De instorting moet te wijten zijn aan een verzuim in onderhoud of een gebrek in de bouw161. 1147

De eiser zal een van beide moeten aantonen als oorzaak van de instorting162. De 1148

benadeelde kan deze voorwaarde met alle middelen van recht bewijzen. Het loutere bewijs 1149

van instorting zal niet volstaan als bewijs van verzuim in onderhoud of gebrek in de bouw163. 1150

Het verzuim in onderhoud of gebrek in de bouw is niet noodzakelijk te wijten aan de 1151

155 B. WEYTS, “Objectieve aansprakelijkheid” in X., Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en

andere schadevergoedingssystemen 2006-2007, XXXIIIste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2007, 388. 156

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 601, nr. 961. 157

A.VAN OEVELEN, “De buitencontractuele aansprakelijkheid van de eigenaar of exploitant van een onroerend goed en de verzekering van die aansprakelijkheid”, RW 1997-1998, 1234., nr. 30. 158

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009,603, nr. 963. 159

Cass. 8 mei 1924, Pas. 1924, I, 328, Cass. 17 december 1992, Arr. Cass. 1991-92, 1445, Cass. 16 juni 1995, Arr. Cass. 1995, 621. 160

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 604, nr. 967. 161

Art. 1386 BW. 162

A. VAN OEVELEN, “De buitencontractuele aansprakelijkheid van de eigenaar of exploitant van een onroerend goed en de verzekering van die aansprakelijkheid”, RW 1997-1998, 1234., nr. 30. 163

M. DEBAENE, “Kwalitatieve aansprakelijkheid (zaken, dieren en gebouwen): een update” in H. COUSY en H. VANDENBERGHE, Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht, Themis, Brugge, Die Keure, 2004-2005, 99, nr 38.

Page 41: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

41

eigenaar, maar hij wordt verantwoordelijk gesteld voor de schade. Indien een derde een fout 1152

beging die leidde tot het verzuim in onderhoud of een gebrek in de bouw, dan zal de 1153

eigenaar zich wel kunnen richten tegen deze derde op grond van art. 1382 BW. 1154

1155

d. Causaal verband 1156

Om aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding zal men moeten bewijzen dat men 1157

schade heeft geleden door de instorting van een gebouw. De aansprakelijkheid op grond van 1158

artikel 1386 BW bestaat enkel ten aanzien van de derde die rechtsreeks het slachtoffer werd 1159

van de instorting164. Er moet dus een verband zijn tussen de geleden schade en de 1160

instorting. 1161

1162

Dit kan problematisch zijn in geval van brand en ontploffing. Er zal moeten worden nagegaan 1163

als de schade zich ook had voor gedaan zonder de instorting van het gebouw165. Als het 1164

antwoord positief is, dan kan geen beroep worden gedaan op de bepaling van 1386 BW. 1165

1166

In de rechtspraak is er een geval te vinden waarin uitspraak werd gedaan over de 1167

toepasselijkheid van art. 1386 BW met betrekking tot een gasontploffing166. De feiten zijn als 1168

volgt: op 9 augustus 1996 deed er zich een ontploffing voor in de stad Antwerpen. Hierbij 1169

werd de trap naar de eerste verdieping door de ontploffing weggerukt, werd een tussenmuur 1170

weggeslagen, de vloer van het gelijkvloers was omhoog gedrukt en de muren en plafonds 1171

waren gescheurd. Een persoon liep bij deze gebeurtenis zware verwondingen op en stierf 24 1172

dagen later. 1173

Het hof van beroep dient uitspraak te doen over de toepasselijkheid van art. 1386 BW. 1174

Men betwist niet dat er zich een instorting in de zin van art. 1386 BW heeft voorgedaan, wel 1175

is er discussie over het bestaan van het oorzakelijk verband tussen de schade en de 1176

instorting. Uit een medisch rapport blijkt dat het slachtoffer overleed door zware 1177

brandwonden en inhalatieletsels. Er is evenwel geen bewijs van een brand, maar de 1178

brandwonden en inhalatieletsels kunnen ook veroorzaakt zijn door de verschroeiende hitte 1179

van de gasontploffing. De verwondingen van het slachtoffer zijn dus veroorzaakt door de 1180

gasontploffing en niet door de instorting van het gebouw. Bovendien is de instorting van het 1181

gebouw zelf te wijten aan de ontploffing. Het hof beslist dus dat er geen oorzakelijk verband 1182

164 K. UYTTERHOEVEN, “Ondergrondse constructies in het Belgische aansprakelijkheidsrecht” in C.

ADRIAANSENS en V. SAGAERT(eds.), Ondergrondse constructies in het Belgische en Nederlandse recht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 61, nr. 20. 165

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 605, nr. 968. 166

Antwerpen 25 november 2002, NJW 2003, 628.

Page 42: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

42

is tussen de letsels en de instorting van het gebouw. Artikel 1386 BW kan dus niet worden 1183

toegepast. 1184

Het hof van beroep te Antwerpen stelt de eigenaar niet aansprakelijk op grond van art. 1386 1185

BW omdat de toepassingsvoorwaarden niet waren voldaan. Dit mag niet worden verward 1186

met een bevrijdingsgrond. Ontkomen aan een objectieve aansprakelijkheid is bijzonder 1187

beperkt: ontoerekenbaarheid, afwezigheid van fout en overmacht bieden een oplossing. Veel 1188

efficiënter om te ontkomen aan de aansprakelijkheid is door te bewijzen dat de voorwaarden 1189

niet zijn voldaan, of dat hij niet de vereiste band heeft met de aansprakelijkheidsfactor167. 1190

1191

§ 4. Burenhinder: art. 544 BW 1192

Bij het onderzoeken van verschillende schadegevallen met betrekking tot gas, valt het op dat 1193

benadeelden hun vordering, in subsidiaire orde, op grond van art. 544 BW inleiden. Art. 544 1194

BW betreft de bescherming van het eigendomsrecht en luidt als volgt: “Eigendom is het recht 1195

om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te 1196

beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de 1197

verordeningen”. De toepassing van artikel 544 BW is sinds 1960 gegroeid in de rechtspraak 1198

als zijnde de foutloze aansprakelijkheid op grond van burenhinder168. 1199

De leer van de burenhinder houdt in dat “degene die zonder foutief te handelen, het tussen 1200

naburige eigendommen bestaande evenwicht verstoort door een aan een naburige eigenaar 1201

hinder te veroorzaken die de maat van de gewonen buurschapsnadelen overschrijdt, hem 1202

een passende compensatie verschuldigd is, waardoor het verbroken evenwicht wordt 1203

hersteld”169. 1204

1205

a. Toepassingsvoorwaarden 1206

De voorwaarden om een beroep te kunnen doen op deze aansprakelijkheid zijn de volgende: 1207

er moet nabuurschap zijn tussen het slachtoffer en de storende partij, er dient hinder/schade 1208

te zijn die normale en aanvaardbare burenhinder overschrijdt en er dient natuurlijk een 1209

causaal verband te zijn tussen beide. Het voldoen aan deze 3 voorwaarden zal niet volstaan 1210

om te komen tot een aansprakelijkheid. Vereist is bovendien dat de abnormale hinder 1211

toerekenbaar is aan de compensatieplichtige170. 1212

1213

1214

167 H. BOCKEN, “Van fout naar risico: een overzicht van de objectieve aansprakelijkheidsregelingen naar

Belgisch recht”, TPR 1984, 374, nr. 64. 168

Cass. 6 april 1960, Pas, I, 915 (kanaal-en schoorsteenarrest). 169

A. VAN OEVELEN, “De buitencontractuele aansprakelijkheid van de eigenaar of exploitant van een onroerend goed en de verzekering van die aansprakelijkheid”, RW 1997-1998, 1230, nr. 18. 170

S. STIJNS, H. VUYE, Beginselen van Belgisch privaatrecht. Zakenrecht. Boek IV: Burenhinder., Antwerpen, Story-Scientia, 2000, 262, nr. 159.

Page 43: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

43

1. Nabuurschap 1215

De leer van de burenhinder vereist dat de schade voortkomt uit een naburige eigendom, er is 1216

nabuurschap nodig. De notie „nabuurschap‟ wordt ruim opgevat. Algemeen wordt aanvaard 1217

dat de hinder uit nabuurschap niet alleen toepassing vindt op aanpalende buren, maar ook 1218

op buren van wie de erven iets verder van elkaar gelegen zijn171. Voor nabuurschap is 1219

geenszins vereist dat de eigendommen aan elkaar grenzen172, nog vereist de rechtspraak 1220

dat men over het eigendomsrecht beschikt173. Het betreft een feitelijk gegeven dat dus 1221

soeverein zal worden beoordeeld door de rechter. 1222

1223

Het hof van beroep te Brussel werd op 11 mei 1982 gevraagd uitspraak te doen over de 1224

toepassing van artikel 544 BW174. De feiten zijn de volgende: tijdens werken aan water- en 1225

gasleidingen werd een woning beschadigd. De eigenaar van de woning richt zich tot de 1226

Brusselse Intercommunale Watermaatschappij om op grond van art. 544 BW zijn schade 1227

vergoed te zien. De vordering werd in 1e aanleg echter afgewezen wegens gebrek aan 1228

nabuurschap. Het Brusselse hof van beroep bevestigt de uitspraak in eerste aanleg. Ze 1229

stellen dat de eerste rechters terecht de vordering op grond van art. 544 BW hebben 1230

afgewezen daar er geen nabuurschap bestaat tussen de woning-eigenaar en de Brussels 1231

Intercommunale Watermaatschappij. Zij zijn namelijk noch eigenaar, noch concessiehouder 1232

van de grond waarin de werken plaatsvonden. 1233

1234

Dezelfde rechtspraak vinden we terug in een arrest van het hof van beroep te Bergen op 12 1235

december 1988175. De feitelijke gegevens zijn de volgende: een gaslek, veroorzaakt door de 1236

breuk van een pijpleiding gelegen onder het trottoir langs een appartementsgebouw, heeft 1237

geleid tot een explosie in de kelder van dat gebouw. Er is grote schade aan het pand zelf en 1238

aan voertuigen gestationeerd in garages in de kelder. 1239

De slachtoffers richten zich tot de gasdistributiemaatschappij, Intercom, om hun schade 1240

vergoed te zien op grond van artikel 544 BW. De gasmaatschappij betwist, volgens het hof 1241

terecht, dat zij buren zijn van het zwaar beschadigd gebouw. Het hof van beroep stelt dat 1242

een eis gebaseerd op artikel 544 BW wordt ingesteld door de benadeelde eigenaar tegen de 1243

buur-eigenaar wegens de abnormale hinder die deze laatste veroorzaakt door het gebruik 1244

van de weg. Intercom is echter niet de eigenaar van de openbare weg, zij maakt er enkel 1245

171 R. DERINE, “Hinder uit nabuurschap en rechtsmisbruik”, TPR 1983, 277, nr. 28; N. LUCAS, “Actualia

inzake burenhinder”, Jura Falc. 2006-2007, 337-368, nr. 3.1.4. 172

D. STEVENS, F. BAUDONCQ, “De verwijdering van GSM-antennes op grond van artikel 544 BW of de groeipijnen van een stralende rechtspraak”(noot onder Rb. Brugge 21 december 2001), Not. Fisc. M. 2003, 27-36. 173

D.DE MAESENEIRE, “De aansprakelijkheid voor burenhinder” in X. Kluwer’s verzekeringshandboek, Mechelen, Kluwer, losbl., V dln, 120. 174

Brussel 11 mei 1982, RW 1983-1984, 2823. 175

Bergen, 12 december 1988, JT 1989, 217.

Page 44: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

44

gebruik van voor de installatie en exploitatie van de pijpleidingen. Intercom verwerft niet de 1246

eigendom van de weg door er gebruik van te maken en dus moet de eis op grond van artikel 1247

544 BW worden verworpen. 1248

1249

Er is echter een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel die op 17 september 1250

1990 voornoemde rechtspraak tegenspreekt176. De feiten die aan de grondslag van dit 1251

vonnis liggen gaan als volgt: een hoteleigenaar had met oog op uitbreiding van zijn hotel een 1252

daaraanpalend gebouw laten slopen. Door de slopingswerken verdween echter de stabiliteit 1253

van het volgende huis in de rij, nr. 145, en ontstond er een instortingsgevaar. Hierdoor moest 1254

dit huis worden ontruimd en moest de gasdistributiemaatschappij de gasaanvoer naar dit 1255

huis afsluiten. De gasdistributiemaatschappij moest daaropvolgend herstellingswerken 1256

uitvoeren aan de leidingen en wenst de factuur te verhalen op de eigenaar van het huis nr. 1257

145 en op de hoteleigenaar. De vordering ten aanzien van de eigenaar van het huis met 1258

nummer 145 werd volledig afgewezen, maar de hoteleigenaar werd op grond van art. 1382 – 1259

1383 BW en art. 544 BW aangesproken. Aangezien er in hoofde van de hoteleigenaar geen 1260

fout kan worden weerhouden is de vordering op grond van art. 1382 BW ongegrond, de 1261

vordering op grond van de burenhinder is volgens de rechtbank wel terecht. 1262

De rechtbank merkt op dat de gasdistributiemaatschappij in twee opzichten als nabuur kan 1263

worden beschouwd. Zo is de maatschappij in zeker mate bezetter van het aanpalende 1264

gebouw daar zij een wettelijke verplichting heeft te zorgen voor de bedeling van gas en 1265

bovendien is de maatschappij eigenaar van de pijpleidingen. De hoteleigenaar wordt dan ook 1266

veroordeeld in het betalen van de kosten wegens de werken op grond van de 1267

burenhinderleer. 1268

1269

Een noot bij het vonnis van KOKELENBERG stelt dat de rechtbank hier correct de leer van 1270

nabuurschap, ontwikkeld door het Hof van Cassatie, heeft toegepast177. Bovendien wordt in 1271

deze bijdrage de rechtspraak van het hof van beroep te Bergen178 bekritiseert. 1272

KOKELENBERG stelt dat het hof daar volledig fout zat. Hij is van oordeel dat het hof daar 1273

een veel te enge betekenis gaf aan de voorwaarde „nabuurschap‟. Het hof wees de vordering 1274

af omdat de gasmaatschappij geen eigenaar is van de openbare weg, zij maakte er enkel 1275

gebruik van. Daarmee stelt het hof van beroep te Bergen, volgens KOKELENBERG, dus dat 1276

een vordering op grond van burenhinder enkel kan worden ingesteld tussen eigenaars 1277

onderling, terwijl de recentere opvatting van de burenhinder geen rekening houdt met de 1278

176 Rb. Brussel 17 september 1990, TBBR 1992, 397, noot J. KOKELENBERG.

177 J. KOKELENBERG, noot onder Rb. Brussel 17 september 1990, TBBR 1992, 371, nr. 4.

178 Bergen 12 december 1988, JT 1989, 218.

Page 45: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

45

hoedanigheid van de partijen die de erven bezetten179. De leer van burenhinder vergt louter 1279

dat er hinder veroorzaakt wordt op het ene erf dat op een ander erf wordt ervaren. Het betreft 1280

een regeling van conflicten tussen buren, dat moet ruimer opgevat worden dan eigenaars180. 1281

Daarenboven maakt KOKELENBERG in zijn noot melding van een arrest van het hof van 1282

beroep te Brussel181 waarin reeds in 1986 beslist werd dat een distributiemaatschappij als 1283

bezetter van een deel van de openbare weg als nabuur kan worden beschouwd182. 1284

De uiteenlopende rechtspraak met betrekking tot de vereiste nabuurschap bevestigt dat het 1285

een feitenkwestie betreft die soeverein wordt beoordeeld door de rechtbank. 1286

1287

Als we echter de rechtsleer183 volgen is het duidelijk dat de leer van de burenhinder geen 1288

eigendomsrecht vereist. Wel is het Hof van Cassatie van mening dat men een vordering 1289

wegens burenhinder alleen kan instellen tegen eenieder die titularis is van een “attribuut van 1290

het eigendomsrecht”184. Dit begrip „attribuut van het eigendomsrecht‟ kan zeer ruim worden 1291

opgevat, zo kan men beschikken over een attribuut van het eigendomsrecht als titularis van 1292

een zakelijk recht of als titularis van een persoonlijk recht. Bovendien is het irrelevant hoe 1293

men dit recht heeft verkregen: ten gevolge van een overeenkomst, dan wel door een 1294

wettelijke bepaling185. 1295

1296

Mijns inziens is het arrest van het hof van beroep te Brussel186 en dat van het hof van beroep 1297

te Bergen187 dan ook vatbaar voor vernietiging door het Hof van Cassatie. Een 1298

distributiemaatschappij beschikt sowieso over het eigendomsrecht van de leidingen die zich 1299

in de ondergrond bevinden en bovendien is zij bezetter van twee erven: de openbare weg en 1300

de particuliere eigendom188. Een distributiemaatschappij is dus titularis van een attribuut van 1301

179 J. KOKELENBERG, noot onder Rb. Brussel 17 september 1990, TBBR 1992, 371, nr. 4.

180 J. KOKELENBERG, noot onder Rb. Brussel 17 september 1990, TBBR 1992, 371, nr. 4.

181 Brussel 11 april 1986, Res. Jura. Imm.1987, 79.

182 J. KOKELENBERG, noot onder Rb. Brussel 17 september 1990, TBBR 1992, 371, nr. 5.

183 E. VAN DE VELDE, Burenhinder: is een buur dichterbij beter dan een vriend ver weg?, Antwerpen, Kluwer

2001, 47; H. VUYE, “Fundamentele regels en recente tendensen inzake burenhinder” in M. DEBAENE en P. SOENS (eds.), Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 5; C. BAEKELAND, “De toerekenbaarheid van artikel 544 BW en aannemers bij burenhinder: snijdt het Hof van Cassatie zich niet in haar eigen vingers?”(noot onder Cass. 17 november 2006), TBBR 2009, 291, nr. 4; J. KOKELENBERG, “Burenhinder? Kan U dat bewijzen en bent U misschien geen overgevoelig type?”, TBBR 2007, 270, nr. 6. 184

Cass. 10 januari 1974, Pas. 1974, I, 488. 185

H. VUYE, “Fundamentele regels en recente tendensen inzake burenhinder” in M. DEBAENE en P. SOENS

(eds.), Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 5; S. VEREECKEN, “Burenhinder uit evenwicht bij gebrek aan bewezen verstoring door verweerder als oorzaak van de schade”(noot onder Rb. Antwerpen 3 juni 2004), RABG 2006, 772, nr. 5. 186

Brussel 11 mei 1982, RW 1983-1984, 2823. 187

Bergen 12 december 1988, JT 1989, 217. 188

J. KOKELENBERG, noot onder Rb. Brussel 17 september 1990, TBBR 1992, 372, nr. 4.

Page 46: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

46

het eigendomsrecht zoals vereist voor het instellen van een compensatievordering op grond 1302

van artikel 544 BW189. 1303

1304

2. Abnormale hinder 1305

Nadat bewezen is dat er nabuurschap bestaat tussen eiser en verweerder moet het bewijs 1306

worden geleverd van de abnormale burenhinder. Belangrijker voor de schadegevallen met 1307

betrekking tot gas is de omschrijving van abnormale burenhinder. Door de rechtspraak wordt 1308

abnormale burenhinder als volgt gedefinieerd: “hinder die vanaf een bepaalde graad de maat 1309

van de gewone ongemakken van het nabuurschap overschrijdt en die dan ten gunste van de 1310

benadeelde een zekere compensatie vergt”190. 1311

1312

De risico‟s met betrekking tot gas zijn vooral brand en ontploffing. Belangrijk is dan ook te 1313

weten of deze vormen van hinder tot de abnormale burenhinder behoren. De concrete vraag, 1314

„overtreft een bepaalde genotsstoornis de gewone maat van ongemakken‟, is een 1315

feitenkwestie die de rechter soeverein beoordeelt191. Om de hinder te beoordelen zal men 1316

veelal rekening houden met verschillende factoren zijnde tijdstip, duur, intensiteit, plaats, 1317

e.v.192. 1318

1319

De casus hierboven besproken van het hof van beroep te Antwerpen van 11 oktober 1989193 1320

diende niet alleen te oordelen over de toepasselijkheid van art. 1384, lid 1 BW, maar de 1321

appellant haalde ook art. 544 BW aan om zijn schade vergoed te zien. Laat ik nog even de 1322

feiten recapituleren. In een verhuurd huis heeft zich een gasontploffing voorgedaan waardoor 1323

schade berokkend werd aan gebouwen toebehorend aan buren. 1324

De benadeelden doen dan ook beroep op de leer van de burenhinder om hun schade 1325

vergoed te zien. Het hof herhaalt de omschrijving van abnormale burenhinder: “abnormale 1326

burenhinder dient te worden gekwalificeerd als hinder die vanaf een bepaalde graad de maat 1327

van de gewone ongemakken van het nabuurschap overschrijdt en die dan ten gunste van de 1328

benadeelde een zekere compensatie vergt”194. 1329

189 S. STIJNS, H. VUYE, Beginselen van Belgisch privaatrecht. Zakenrecht. Boek IV: Burenhinder.,

Antwerpen, Story-Scientia, 2000, 432, nr. 246. 190

Antwerpen 11 oktober 1989, T. Verz. 1990, 172, noot D. DE MAESENEIRE. 191

R. BROEKMANS, “Behoort “brand” tot abnormale burenhinder ? (artikel 544 BW)”, Limb. Rechtsl. 2000, 199; R. DERINE, “Hinder uit nabuurschap en rechtsmisbruik”, TPR 1983, 265, nr. 11; S. VEREECKEN, “Burenhinder uit evenwicht bij gebrek aan bewezen verstoring door verweerder als oorzaak van de schade” (noot onder Rb. Antwerpen 3 juni 2004), RABG 2006, 772, nr. 6. 192

J. KOKELENBERG, “Burenhinder? Kan U dat bewijzen en bent U misschien geen overgevoelig type?”, TBBR 2007, 271, nr. 7; S. SNAET, “Hinder uit nabuurschap” in X., Het onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2007, XVIV dln., 1-36. 193

Antwerpen (1e kamer) 11 oktober 1989, T. Verz. 1990, 172, noot D. DE MAESENEIRE.

194 Antwerpen (1

e kamer) 11 oktober 1989, T. Verz. 1990, 172, noot D. DE MAESENEIRE.

Page 47: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

47

Het hof komt tot de conclusie dat een gasontploffing zoals deze in casu echter nooit als 1330

overlast kan beschouwd worden die beperkt moet worden, maar een last vormt die totaal 1331

vermeden moet worden. Bovendien is de gasontploffing een accidenteel schadegeval en is 1332

van voorbijgaande aard. Dergelijk ongeval heeft dan ook niets gemeen met een 1333

genotsstoornis die de gewone maat van ongemakken tussen buren overschrijdt zoals 1334

lawaaihinder, stank… e.d. 1335

De leer van de burenhinder kan hier dus niet worden toegepast daar het geen abnormale 1336

burenhinder betreft. 1337

1338

Er is ook andere rechtspraak te vinden die de toepassingsvoorwaarden voor burenhinder wel 1339

vervuld acht. De Rechtbank van Koophandel te Hasselt195 moest zich buigen over volgende 1340

vraag: in een opslagplaats was een brand ontstaan tijdens werken van een aannemer met 1341

een gebrekkige gasbrander, de brand was zo hevig dat deze is overgeslagen naar de 1342

woning van de buurman. Er is een fout in hoofde van de aannemer welke zijn 1343

aansprakelijkheid op grond van art. 1382 en 1384, lid 1 BW in het gedrang brengt, maar hij 1344

werd failliet verklaard. De buurman wil nu dus zijn schade vergoed zien door de eigenares 1345

van de opslagplaats op grond van art. 544 BW. De rechtbank meent dat alle voorwaarden 1346

met betrekking tot art. 544 BW zijn voldaan. Brand is abnormale burenhinder. Hierbij verwijst 1347

de rechter naar de rechtspraak van de rechtbank van Kortrijk196 en die van het hof van 1348

beroep te Gent197 en Antwerpen198. 1349

1350

Het beoordelen van de abnormale hinder betreft een feitelijk gegeven, de rechtspraak is dan 1351

ook verdeeld. We zouden kunnen verwachten dat er wordt nagegaan als er ten eerste 1352

sprake is van hinder en ten tweede als deze hinder buitensporig is199. De rechtspraak 1353

beantwoordt de vraag met betrekking tot overlast echter niet steeds in die vorm, vaak betreft 1354

het droogweg een opsomming van de elementen en de beslissing als deze als abnormaal 1355

hinderlijk worden beschouwd of niet200. 1356

1357

Om toch iets meer te weten te komen over deze voorwaarde zal ik hieronder enkele arresten 1358

en vonnissen aanhalen over brand, bij gebrek aan meer toepassingsgevallen met gas. 1359

195 Kh. Hasselt 16 november 1999, RW 2002-2003, 225.

196 Rb. Kortrijk 20 maart 1993, T. Verz. 1997, 659.

197 Gent 22 november 1995, TGR 1996, 48.

198 Antwerpen 4 januari 1989, Limb. Rechtsl. 1989, 88.

199 J. KOKELENBERG, “Burenhinder? Kan U dat bewijzen en bent U misschien geen overgevoelig type?”,

TBBR 2007, 270, nr. 7. 200

J. KOKELENBERG, “Burenhinder? Kan U dat bewijzen en bent U misschien geen overgevoelig type?”, TBBR 2007, 270, nr. 7.

Page 48: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

48

Het hof van beroep te Gent stelt op 22 november 1995 dat een overslaande brand terecht 1360

werd beoordeeld door de rechter in eerste aanleg als zijnde „de normale lasten van het 1361

nabuurschap te boven gaand‟201. 1362

Het hof van beroep te Antwerpen bevestigt op 23 mei 2007202 deze rechtspraak. Zij stelt dat 1363

een brand die is overgeslagen naar de naburige woning de gewone lasten van het 1364

nabuurschap overschrijdt en als abnormale burenhinder in de zin van artikel 544 BW dient te 1365

worden begrepen203. 1366

Het hof van beroep te Antwerpen zegt ook dat het niet noodzakelijk is dat de hinder van 1367

bestendige aard is204. In een arrest stelt zij dat „ook een tijdelijke stoornis of schade 1368

voldoende is om overdreven hinder uit te maken‟205. 1369

Het hof van beroep te Gent beslist op 12 maart 2009 dan weer anders206. Een enkele zin “De 1370

brand kan niet worden beschouwd als abnormale burenhinder.” geeft het oordeel van de 1371

rechters weer. Mijn inziens is het hof hier fout en betreft de brand in se wel een abnormale 1372

burenhinder, maar zijn de andere toepassingsvoorwaarden voor art. 544 BW niet voldaan en 1373

kan daarom de leer van de burenhinder niet worden gebruikt. De brand is immers niet 1374

toerekenbaar aan de eigenaars207. 1375

1376

Dat een brand of een ontploffing een „genotsstoornis is die de gewone maat van 1377

ongemakken overtreft‟208 ligt mijns inziens voor de hand. Het probleem voor de toepassing 1378

van artikel 544 BW op schadegevallen zoals brand en ontploffing is de vereiste van de 1379

toerekenbaarheid. Burenhinder moet immers toerekenbaar zijn aan de 1380

compensatieplichtige209. De vereiste van de toerekenbaarheid wordt hieronder besproken. 1381

1382

3. Causaal verband 1383

Net zoals de toepassing van de foutaansprakelijkheid uit artikel 1382 is het bewijs van 1384

causaal verband tussen de hinder en de schade vereist210. 1385

We mogen het causaal verband niet verwisselen met de toerekenbaarheid. De 1386

toerekenbaarheid betreft de verhouding tussen de hinder en de aansprakelijke. Het causaal 1387

201 Gent 22 november 1995, TGR 1996, 48.

202 Antwerpen 23 mei 2007, TBBR 2009, 274.

203 Antwerpen 23 mei 2007, TBBR 2009, 274.

204 Antwerpen 30 juni 2009, NJW 2010, 110, noot I. BOONE.

205 Antwerpen 30 juni 2009, NJW 2010, 110, noot I. BOONE.

206 Gent 12 maart 2009, T. Verz. 2009, 431.

207 Zie infra pagina 49.

208 L. CORNELIS, Beginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. De

onrechtmatige daad., Antwerpen, Maklu , 1989, 683, nr. 430. 209

S. STIJNS, H. VUYE, Beginselen van Belgisch privaatrecht. Zakenrecht. Boek IV: Burenhinder., Antwerpen, Story-Scientia, 2000, 426, nr. 245 210

S. VEREECKEN, “Burenhinder uit evenwicht bij gebrek aan bewezen verstoring door verweerder als oorzaak van de schade, RABG 2006, afl. 10, 772, nr. 7.

Page 49: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

49

verband betreft de relatie tussen de hinder en de schade211. Het is voornamelijk de vereiste 1388

van de toerekenbaarheid die belangrijk is in het kader van schadegevallen met gas en 1389

eventueel brand. 1390

1391

4. Toerekenbaarheid 1392

Het Hof van Cassatie stelt dat „de positieve daad, de nalatigheid of het gedrag waardoor de 1393

hinder werd veroorzaakt weliswaar niet foutief hoeft te zijn om de aansprakelijkheid op grond 1394

van burenhinder met zich mee te brengen, doch wel toerekenbaar moet zijn aan diegene die 1395

m.b.t. het onroerend goed waarvan de hinder uitgaat, over enig attribuut van het 1396

eigendomsrecht beschikt…”212. De toerekenbaarheid komt erop neer dat het niet volstaat 1397

vast te stellen dat de bovenmatige hinder afkomstig is van een erf, bovendien moet worden 1398

vastgesteld dat de overlast toerekenbaar is aan een titularis van een attribuut van het 1399

eigendomsrecht213. Er zal sprake zijn van toerekenbaarheid wanneer de overlast kan worden 1400

teruggebracht tot een daad, verzuim of gedraging214. De burenhinder moet een oorsprong 1401

vinden in een gedraging van de eigenaar215. 1402

Na de vraag of brand tot abnormale burenhinder kan worden gerekend en of er een causaal 1403

verband is tussen de schade en de hinder, zal dus de vraag rijzen als brand of ontploffing 1404

toerekenbaar is aan de eigenaar. 1405

1406

Een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Bergen beslist op 9 mei 1979216 dat er 1407

geen sprake is van toerekenbaarheid van de hinder aan de gasdistributiemaatschappij. Op 1408

20 december 1969 had zich een ramp voorgedaan in het centrum van La Louvière. Een 1409

aardverschuiving veroorzaakte een breuk in een gasleiding. Door die breuk in de leiding kon 1410

het gas zich verspreiden in de ondergrond en vervolgens via rioleringen en andere leidingen 1411

in woningen binnendringen. Aldaar vermengde het gas zich samen met lucht tot een 1412

ontplofbaar mengsel. Het aansteken van een licht, een kookvuur, een motor of iets dergelijk 1413

waren vervolgens voldoende om het mengsel tot ontploffing te brengen. Er deden zich 1414

verscheidene explosies voor en er ontstonden enkele branden. Een van de slachtoffers 1415

steunt zijn vordering ook op artikel 544 BW om zijn schade vergoed te zien door de eigenaar 1416

van de pijpleiding. De rechtbank stelt echter dat “welk recht de distributiemaatschappij ook 1417

heeft over de pijpleiding, er is geen enkele causale relatie tussen de schade waarvoor de 1418

211 S. VEREECKEN, “Burenhinder uit evenwicht bij gebrek aan bewezen verstoring door verweerder als

oorzaak van de schade, RABG 2006, afl. 10, 773, nr. 8. 212

Cass. 12 maart 1999, Pas. 1999, I, 149. 213

Antwerpen 23 mei 2007, TBBR 2009, 274. 214

Antwerpen 23 mei 2007, TBBR 2009, 274. 215

S. STIJNS, H. VUYE, Beginselen van Belgisch privaatrecht. Zakenrecht. Boek IV. Burenhinder, Antwerpen, Story-scientia, 2000, 426, nr. 245. 216

Rb. Bergen 9 mei 1979, JT 1980, 9.

Page 50: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

50

eiser een vergoeding vraagt en het recht uitgeoefend door de verweerder”. De rechter stelt 1419

dat de hinder zijn oorsprong in de aardverschuiving vindt en daarover heeft de verweerder 1420

geen enkel recht. De hinder is dus niet toerekenbaar aan de gasdistributiemaatschappij 1421

volgens de rechtsleer. 1422

Deze rechtspraak wordt bekritiseerd in de rechtsleer. STIJNS en VUYE stellen dat het hof 1423

hierbij vertrekt van de verkeerde premisse dat burenhinder noodzakelijk een „positieve 1424

handeling‟ vereist217. De toerekenbaarheid vereist geen positieve handeling. Het is 1425

voldoende bewaarder te zijn van een zaak om de burenhinderleer toe te passen218. In de 1426

voormelde casus is de gasmaatschappij de bewaarder van de gasleiding en dit zou dus 1427

voldoende moeten zijn om de hinder toerekenbaar te verklaren219. Of zoals DERINE het 1428

zegt: “hij die de juridische en administratieve toestand schiep die het verbreken van het 1429

evenwicht tussen naburige eigendommen met zich bracht, is compensatie verschuldigd”220. 1430

1431

Naar mijn mening is het foutief te stellen dat de hinder dan wel toerekenbaar zou zijn aan de 1432

gasmaatschappij. Uit het expertenrapport blijkt immers dat de maatschappij alles heeft 1433

gedaan dat binnen haar mogelijkheden lag om elk schadegeval te voorkomen. Er is dus 1434

geen gedraging van de maatschappij in verband te brengen met het ontstaan van de hinder. 1435

Wel is, zoals de rechtbank stelt, de aardverzakking de oorzaak van de hinder. Er wordt in het 1436

vonnis niet verduidelijkt hoe deze is ontstaan. 1437

1438

Een arrest alwaar de toerekenbaarheid naar mijn mening wel verkeerdelijk werd beoordeeld 1439

is dat van het hof van beroep te Gent221. Er was een brand ontstaan in een woning en de 1440

achterbuurman leed hierdoor schade. De brand was ontstaan doordat het achtjarig kleinkind 1441

van de eigenaars van de woning een looplamp in het stro had laten liggen. 1442

Het hof beslist dat het kleinkind schuldbekwaam is, een kind van die leeftijd heeft het besef 1443

van mogelijk brandgevaar in dergelijke omstandigheden. 1444

De aansprakelijkheid van het kleinkind wordt dan ook weerhouden op grond van artikel 1445

1382-1383 BW. 1446

Wat betreft de aansprakelijkheid van de eigenaars op grond van artikel 544 BW is het hof 1447

van mening dat de brand op geen enkele wijze toerekenbaar is aan de eigenaars van het 1448

goed. 1449

217 S. STIJNS, H. VUYE, Beginselen van Belgisch privaatrecht. Zakenrecht. Boek IV. Burenhinder, Antwerpen,

Story-scientia, 2000, 432, nr. 246. 218

S. STIJNS, H. VUYE, Beginselen van Belgisch privaatrecht. Zakenrecht. Boek IV. Burenhinder, Antwerpen, Story-scientia, 2000, 432, nr. 246. 219

S. STIJNS, H. VUYE, Beginselen van Belgisch privaatrecht. Zakenrecht. Boek IV. Burenhinder, Antwerpen, Story-scientia, 2000, 432, nr. 246. 220

R. DERINE, “Hinder uit nabuurschap en rechtsmisbruik”, TPR 1983, 264, nr. 8. 221

Gent 12 maart 2009, T. Verz. 2009, 431.

Page 51: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

51

Naar mijn mening kan het minderjarig kleinkind van de eigenaars als bewaarder van de stal 1450

worden beschouwd, naar analogie met de hierboven vermelde rechtsleer van STIJNS en 1451

VUYE, en is de hinder aan hem toerekenbaar. Bovendien ben ik van oordeel dat de hinder 1452

ook toerekenbaar is aan de eigenaars. Zij wisten immers dat hun minderjarig kleinkind in de 1453

stal aan het spelen was en naar mijn mening zijn zij nalatig geweest om op hem te passen. 1454

Deze nalatigheid maakt mijns inziens dan ook een gedraging uit die toerekenbaar is aan de 1455

eigenaar en die in rechtstreeks verband staat met het ontstaan van de hinder. 1456

1457

De toepassing van de burenhinderleer vereist geen fout in hoofde van de eigenaar, maar de 1458

hinder moet zijn oorsprong vinden in een gedraging van de eigenaar of bewoner222. Zo zal 1459

een brand ontstaan doordat de centrale verwarming stuk was, doordat men de223 open haard 1460

bestendig liet branden,… zijn oorsprong vinden in een gedraging van de eigenaar. 1461

Na het bespreken van de rechtspraak en rechtsleer met betrekking tot toerekenbaarheid zal 1462

men enkel kunnen beslissen tot niet toerekenbaarheid wanneer het een accidenteel 1463

schadegeval betreft, wanneer er sprake is van overmacht of wanneer de schade werd 1464

veroorzaakt door de fout van een derde. 1465

1466

Afdeling 2: Aansprakelijkheid volgens het gemeen recht: contractuele 1467

aansprakelijkheid 1468

1469

Na hierboven de buitencontractuele aansprakelijkheid te hebben besproken, is het nu de 1470

beurt aan de contractuele aansprakelijkheid. De contractuele aansprakelijkheid is een 1471

aansprakelijkheid tussen personen die verbonden zijn door een overeenkomst224. Eerst 1472

wordt de verhouding koper-verkoper behandeld en daarna de relatie huurder-verhuurder en 1473

omgekeerd. 1474

1475

§ 1. Art. 1641 BW: Vrijwaring door de verkoper voor gebreken van de 1476

verkochte zaak 1477

De verplichtingen van de koper vloeit voort uit artikel 1604 BW: hij is verplicht de door hem 1478

verkochte zaak te leveren en die te vrijwaren. De vrijwaringsplicht wordt nader uitgewerkt in 1479

artikel 1625 BW: “De vrijwaring heeft een dubbel voorwerp: zij betreft ten eerste het 1480

222 R. BROEKMANS, “Behoort “brand” tot abnormale burenhinder ? (artikel 544 BW)”, Limb. Rechtsl. 2000,

210. 223

S. STIJNS, H. VUYE, Beginselen van Belgisch privaatrecht. Zakenrecht. Boek IV. Burenhinder, Antwerpen, Story-scientia, 2000, 428, nr. 245. 224

M. DEBAENE, P. DEBAENE, “Samenloop en co-existentie contractuele en buitencontractuele aansprakleijkheid. Afdeling 1. Het onderscheid tussen aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en contractuele aansprakelijkheid.” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer IV. Commentaar Verbintenissenrecht, Mechelen, Kluwer, losbl., X dln., z.p.

Page 52: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

52

ongestoord bezit van de verkochte zaak en, ten tweede, de verborgen gebreken van die 1481

zaak of de koopvernietigende gebreken.” Wat we moeten begrijpen onder gebreken wordt 1482

dan nog eens verduidelijkt onder artikel 1641 van het Burgerlijk Wetboek225. 1483

“De verkoper is gehouden tot vrijwaring voor de verborgen gebreken van de verkochte zaak, 1484

die deze ongeschikt maken tot het gebruik waartoe men ze bestemt, of die dit gebruik 1485

zodanig verminderen dat de koper, indien hij de gebreken gekend had, de zaak niet of 1486

slechts voor een mindere prijs gekocht zou hebben.”226 1487

1488

Artikel 1641 BW, hierboven geciteerd, regelt de contractuele aansprakelijkheid tussen koper 1489

en verkoper. Het is een contractuele aansprakelijkheidsvordering die de koper heeft ten aan 1490

zien van de verkoper van de zaak. De wet maakt een onderscheid tussen de vergoedbare 1491

schade wanneer de verkoper het gebrek kende en wanneer hij dat niet kende. De verkoper 1492

van de zaak is alleen gehouden de volledige veroorzaakte schade te vergoeden wanneer de 1493

verkoper kennis had van het gebrek227. Indien de verkoper het gebrek niet kende is hij 1494

slechts gehouden tot de teruggave van de prijs en tot vergoeding van de door de koper 1495

gemaakte kosten228. De rechtspraak gaat echter uit van een verruimde toepassing van artikel 1496

1645 BW. Er wordt uitgegaan van een vermoeden tegen de professionele verkoper dat hij 1497

door zijn beroep de gebreken van de door hem geleverde producten kende of behoorde te 1498

kennen229. Het vermoeden dat bestaat ten aanzien van de verkoper is wel weerlegbaar230. 1499

De aansprakelijkheid slaat enkel op de verborgen gebreken, artikel 1642 BW verduidelijkt dat 1500

de verkoper voor de zichtbare gebreken niet moet instaan, de koper kon deze zelf 1501

waarnemen. 1502

De vrijwaring voor verborgen gebreken voor de verkoper is van aanvullend recht231, artikel 1503

1643 BW bepaalt dat de verkoper kan bedingen dat hij geen vrijwaring verschuldigd is voor 1504

de verborgen gebreken. Dergelijk exoneratiebeding is evenwel nietig wanneer naderhand 1505

blijkt dat de verkoper het gebrek kende232, dan is er immers sprake van bedrog233. 1506

225 J. ROGGE, “Produktenaansprakelijkheid naar huidig Belgisch recht”, TPR 1988, 718, nr. 4.

226 Art. 1641 BW.

227 Art. 1645 BW.

228 Art. 1646 BW.

229 J. ROGGE, “Produktenaansprakelijkheid naar huidig Belgisch recht”, TPR 1988, 719, nr. 7.

230 W. VAN CAUWELAERT, “Verborgen gebreken bij de koop: actiemogelijkheden voor de koper” (noot onder

Rb. Leuven 16 november 1979), RW 1980-1981, 203, nr. 14; J. ROGGE, “Produktenaansprakelijkheid naar huidig Belgisch recht”, TPR 1988, 719, nr. 7. 231

W. VAN CAUWELAERT, “Verborgen gebreken bij de koop: actiemogelijkheden voor de koper” (noot onder Rb. Leuven 16 november 1979), RW 1980-1981, 200, nr. 2. 232

J. ROGGE, “Produktenaansprakelijkheid naar huidig Belgisch recht”, TPR 1988, 726, nr. 13. 233

W. VAN CAUWELAERT, “Verborgen gebreken bij de koop: actiemogelijkheden voor de koper” (noot onder Rb. Leuven 16 november 1979), RW 1980-1981, 208, nr. 19.

Page 53: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

53

Het gebrek waarvan sprake moet in de kiem reeds bestaan op het ogenblik van de koop en 1507

moet een tamelijke ernst en belangrijkheid vertonen234. 1508

1509

We kunnen aldus 4 voorwaarden onderscheiden waaraan moet voldaan zijn opdat de 1510

verkoper vrijwaring, en ook schadevergoeding, verschuldigd zou zijn. Het verkochte goed 1511

moet behept zijn met een gebrek, dat gebrek moet verborgen zijn, ernstig en moest bestaan 1512

op het moment van de koop235. 1513

Deze aansprakelijkheidsregel valt niet te verwarren met de aansprakelijkheid voor 1514

gevaarlijke zaken ingevoerd na de richtlijn van 25 juli 1985. Art. 1641 BW is beperkter daar 1515

zij enkel de aansprakelijkheid van de verkoper betreft236. 1516

1517

a. Gebrek 1518

Een gebrek wordt omschreven in de rechtsleer als zijnde een afwijking van de zaak, 1519

vergelijkend met een typemodel, waardoor ieder normaal gebruik onmogelijk wordt of toch in 1520

ernstige mate belemmerd wordt237. Het is ook niet altijd noodzakelijk dat de koper het 1521

bestaan van het gebrek concreet aantoont, voldoende is dat hij bewijst dat de ontstane 1522

schade enkel het gevolg kan zijn van het bestaan van een gebrek238. 1523

Een gasfles met een lekkende kraan is behept met een gebrek in de zin van artikel 1641 BW 1524

volgens het hof van beroep te Brussel239. In dit geval was er een brand ontstaan in de 1525

eetkamer nadat de appellant een gasfles had aangesloten op het gasfornuis. Zelfs met 1526

volledig dichtgedraaide gaskraan kwam er gas vrij. Bij het loskoppelen van die defecte 1527

gasfles kwam er een hoeveelheid gas vrij, die vuur vatte na contact met de brandende 1528

stookoliekachel. In dergelijk geval is een gebrek moeilijk te bewijzen, een expertenrapport 1529

bevestigt echter dat de kraan lekte daar zij inwendig niet goed afsloot. De gasfles, en meer 1530

bepaald de gaskraan, is behept met een gebrek. 1531

1532

1533

1534

1535

234 I. DEMUYNCK, „De bescherming van de consument tegen gevaarlijke, gebrekkige en niet-conforme

producten‟ in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT, De consument in het recht: verwend, verwaand of miskend?, Antwerpen, Maklu, 2003, 76, nr. 184. 235

S. STIJNS, „Nieuw kooprecht in oud BW? Sophie‟s choice‟ in E. DIRIX, Liber amicorum Jacques Herbots, Deurne, Kluwer, 2002, 402, nr. 16. 236

L. CORNELIS, Beginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Maklu, 1989, 526, nr. 324. 237

K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari 2003), TBH 2004, 553. 238

A. CHRISTIAENS, “Artikel 1641 BW” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechstspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., z.p. 239

Brussel 21 januari 1993, RW 1994-1995, 820.

Page 54: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

54

b. Verborgen gebrek 1536

De bewijslast van het verborgen gebrek rust op de koper. Het is de rechter die uitmaakt of er 1537

sprake is van een verborgen gebrek, het betreft een feitenkwestie240. 1538

In het voormeld arrest van het hof van beroep te Brussel241 stelt het hof dat de professionele 1539

verkopers gehouden zijn alle nuttige maatregelen te nemen om mogelijke gebreken op te 1540

sporen. Wanneer het bestaan van een gebrek dan ook wordt aangetoond, zijn zij verplicht de 1541

door de koper geleden schade te vergoeden, tenzij de verkoper het bewijs levert dat het 1542

gebrek onmogelijk kon worden opgespoord. 1543

Dat het gebrek in die casus verborgen was ligt voor de hand: een expert kon het gebrek pas 1544

aantonen na het uitvoeren van enkele proeven. Het gebrek was dus voor de koper niet 1545

zichtbaar bij de inontvangstneming van het goed. De professionele verkoper in deze zaak 1546

beroept zich dan ook op de onnaspeurbaarheid van het gebrek, zodat hij kan ontsnappen 1547

aan zijn vrijwaringsplicht. Het hof stelt echter, in navolging van Cassatierechtspraak242, dat 1548

de onnaspeurbare aard van het gebrek niet afhangt van de technische 1549

verificatiemogelijkheden waarover de verkoper in concreto beschikt. De verkoper stelt 1550

bovendien zelf in zijn richtlijnen voor huishoudelijk gebruik dat een eenvoudige proef met 1551

zeepsop volstaat om een gaslek te detecteren. Het hof is dus van oordeel dat het gebrek niet 1552

onnaspeurbaar was en dat de verkoper het gebrek behoorde te kennen. De verkoper is 1553

aansprakelijk voor de door het gebrek veroorzaakte schade. 1554

Volledigheidshalve vermeld ik er nog bij dat in dit geval het slachtoffer medeaansprakelijk 1555

werd geacht, daar hij onvoorzichtig handelde. De onvoorzichtigheid bestond erin de gasfles, 1556

waarvan hij wist dat ze lekte, te ontkoppelen in de nabijheid van een brandende 1557

stookoliekachel. 1558

c. Ernstig gebrek 1559

Het gebrek moet een zekere omvang hebben. Het moet het gebruik van de zaak in zekere 1560

mate verhinderen en in die zin dat het een invloed zou gehad hebben op de prijs of dat men 1561

de zaak zelfs niet zou hebben gekocht243. 1562

Als we dit toepassen op de casus van de defecte gaskraan is het duidelijk dat een lekkende 1563

kraan een gebrek is van een zekere ernst244. 1564

1565

1566

1567

240 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari

2003), TBH 2004, 554. 241

Brussel 21 januari 1993, RW 1994-1995, 820. 242

Cass. 7 december 1990, RW 1992-1993, 431. 243

Art. 1641. 244

Brussel 21 januari 1993, RW 1994-1995, 820.

Page 55: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

55

d. Gebrek bestaat bij de koop 1568

De koper zal bewijs moeten leveren van anterioriteit. Het gebrek moet reeds, miniem, 1569

aanwezig zijn geweest op het moment van de koop245. Omdat het bewijs hiervan moeilijk te 1570

leveren is, is ook hier een vermoeden van anterioriteit, ten nadele van de verkoper246. 1571

1572

e. Korte vorderingstermijn 1573

Het zal niet volstaan de vier voorgaande voorwaarden te bewijzen. De wetgeving vereist 1574

bovendien dat de rechtsvordering wordt ingesteld binnen een korte termijn. Artikel 1648 BW 1575

luidt als volgt: “De rechtsvordering op grond van koopvernietigende gebreken moet door de 1576

koper worden ingesteld binnen een korte tijd, al naar de aard van de koopvernietigende 1577

gebreken en de gebruiken van de plaats waar de koop gesloten is”. 1578

In de wetgeving wordt geen termijn gespecificeerd waarbinnen de vordering dient te worden 1579

ingesteld, opnieuw betreft het een feitenkwestie waarover de rechter soeverein oordeelt247. 1580

De regel is vooral gericht op rechtszekerheid zodat men niet in situaties terechtkomt dat men 1581

niet meer kan uitmaken hoe en wanneer het gebrek is ontstaan248. 1582

Op 30 oktober 1973 deed zich een schadegeval voor in een caravan van een circus249. De 1583

caravan was uitgerust met 2 gasflessen die dienden voor het fornuis en de verwarming. 1584

Toen een persoon echter een nieuwe gasfles wou aansluiten kwam het gaskraantje van de 1585

fles los, waardoor het gas zich kon verspreiden in de caravan. Het gas kwam in contact met 1586

een waakvlam en veroorzaakte een enorme explosie. Alle partijen die iets te maken hadden 1587

met de verkoop van de gebrekkige gasfles betwistten bovendien niet dat de gasfles niet was 1588

uitgerust met een veiligheidssysteem zoals de regels van een van de verkopers nochtans 1589

voorschrijft. Ondanks dat het een gebrekkig product betreft in de zin van artikel 1641 BW 1590

waarvoor de verkoper in principe vrijwaring verontschuldigd is, weerhoudt het hof zijn 1591

aansprakelijkheid niet. De rechtbank in eerste aanleg besliste reeds dat de vordering tot 1592

vrijwaring laattijdig werd ingesteld en ook het hof van beroep te Brussel bevestigd op 13 1593

november 1987 die beslissing. Het schadegeval dateert van 30 oktober 1973 en de eerste 1594

vordering werd pas ingesteld op 18 juni 1978. 1595

De aansprakelijkheid van de verkoper en fabrikant werden veroordeeld op grond van de 1596

extracontractuele aansprakelijkheidsregels. 1597

1598

245 I. BOONE, “Over gordijen en korte termijnen” (noot onder Brussel 9 mei 1996), AJT 1997-98, 278, nr. 1.

246 K. LAVEYT, “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder Gent 22 januari

2003), TBH 2004, 554. 247

B. CLAESSENS, “Noot: Drie klassiekers in een notendop: verborgen gebreken, samenloop, coëxistentie” (noot onder Antwerpen 5 december 1996), AJT 1997-1998, 79, nr. 2. 248

D. DELI, “Vrijwaring voor verborgen gebreken bij koop-verkoop: conventionele regeling van de <korte termijn> (art. 1648 BW) en de invloed van de herstellingen die de koper laat uitvoeren op zijn recht op vrijwaring.”(noot onder Antwerpen 15 april 1987), RW 1988-1989, 1062, nr. 2. 249

Brussel 13 november 1987, RGAR 1989, 11485.

Page 56: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

56

§ 2. Contractuele aansprakelijkheid: huurder/verhuurder 1599

Een schadegeval in een pand wordt complex wanneer niet de eigenaar de bewoner is, maar 1600

een huurder. We bevinden ons in een contractuele situatie tussen huurder en verhuurder. 1601

Het spreekt voor zich dat beide in sommige gevallen ook buitencontractueel kunnen worden 1602

aangesproken: zo zal de huurder eventueel als bewaarder van een gebrekkige zaak op 1603

grond van art. 1384, lid 1 BW aansprakelijk kunnen worden gesteld of de verhuurder als 1604

eigenaar van een ingestort gebouw op grond van art. 1386 BW. De buitencontractuele 1605

aansprakelijkheid werd hierboven reeds behandeld, hieronder zal enkel verder worden 1606

ingegaan op de contractuele aansprakelijkheidsrelatie van de huurder ten opzichte van de 1607

verhuurder en omgekeerd. 1608

1609

De aansprakelijkheid van de huurder en de verhuurder zijn contractuele 1610

aansprakelijkheden250 en kunnen dus niet gecombineerd worden met een buitencontractuele 1611

aansprakelijkheidsvordering op grond van de regels in verband met samenloop251, behalve in 1612

uitzonderlijke gevallen. Men kan wel beroep doen op de extra-contractuele aansprakelijkheid 1613

wanneer men te maken heeft met een fout die een tekortkoming uitmaakt van de algemene 1614

zorgvuldigheidsplicht van eenieder en indien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering 1615

van de overeenkomst te wijten schade heeft veroorzaakt252. Ook kan men gebruik maken 1616

van artikel 1382 BW e.v. in het geval van een misdrijf253. 1617

De burgerlijke rechtbank van Doornik254 besliste op 25 mei 2004 dat de buitencontractuele 1618

vordering samen kon worden ingesteld met de contractuele. De verhuurder had immers een 1619

gebouw verhuurd met een krappe badkamer waarin gebruik werd gemaakt van een gasboiler 1620

maar zonder voldoende ventilatie. De rechtbank is van oordeel dat dit een nalatigheid 1621

uitmaakt die een tekortkoming is van de algemene zorgvuldigheidplicht van elkeen en staat 1622

de vordering op grond van artikel 1382-1383 BW dan ook toe. 1623

1624

Aangezien de artikelen 1732 en 1733 BW de contractuele aansprakelijkheid van de huurder 1625

betreft, kan alleen de verhuurder op deze bepaling beroep doen en enkel voor de vergoeding 1626

van de schade aan het gehuurde goed255. Omgekeerd geldt ook dat enkel de huurder beroep 1627

kan doen op de artikelen 1719 en 1721 Burgerlijk Wetboek en dat de vordering moet gericht 1628

250 A. CAUWENBERGH, “Waterschade: aansprakelijkheid van de huurder of de verhuurder?, T. App. 1998, afl.

1, 8. 251

M. DAMBRE, “Art. 1733-1734 BW” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, X dln, losbl., z.p. 252

S. HEERINCKX, “Schade aan een gehuurd goed: samenloop contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid in hoofde van de huurder” (noot onder Luik 26 november 1998), TBBR 2000, 298. 253

M. DAMBRE, “De verbintenis van de huurder tot teruggave van het gehuurde goed en zijn aansprakelijkheid voor brand, TBBR 2003, 623, nr. 6 254

Rb. Doornik 25 mei 2004, JLMB 2006, 366. 255

S. RUTTEN, “De aansprakelijkheid van de huurder bij brand”, T. Huur 2002, 124, nr. 5.

Page 57: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

57

zijn tegen zijn verhuurder. Andere schadelijders zullen moeten beroep doen op het gemeen 1629

aansprakelijkheidsrecht (art. 1382 BW e.v.)256. 1630

1631

a. Aansprakelijkheid van de huurder 1632

De huurder is krachtens art. 1709 BW gehouden het gehuurde goed bij het einde van de 1633

huurovereenkomst in dezelfde staat als bij aanvang van de overeenkomst terug te geven, 1634

behoudens normale slijtage. Art. 1730 tot en met 1735 BW preciseren deze verplichting tot 1635

teruggave en achten de huurder aansprakelijk voor beschadiging of verlies257 of brand258 1636

tenzij de huurder bewijst dat deze niet door zijn toedoen zijn ontstaan. 1637

Het artikel 1733 BW is alleen van toepassing op brand. Een ontploffing valt onder art. 1732 1638

BW259. Voor het begin van een brand kan je wel gebruik maken van artikel 1733 BW, maar in 1639

het geval behandeld door de rechtbank van eerste aanleg te Brugge is het duidelijk dat de 1640

brand was ontstaan door een ontploffing. 1641

Gemakshalve bespreek ik beide artikelen hieronder samen, aangezien zij beiden hetzelfde 1642

doel hebben: de verhuurder bescherming bieden op zijn eigendomsrecht. Bovendien zijn de 1643

risico‟s in gevallen met gas zowel brand als ontploffing. 1644

De huurder is niet alleen aansprakelijk voor de schadelijke gevolgen van zijn eigen daden: 1645

volgens artikel 1735 BW moet hij ook instaan voor de schade veroorzaakt door zijn 1646

huisgenoten. 1647

1648

1. Aansprakelijkheid van de huurder voor de door hem 1649

veroorzaakte schade: art. 1732 en 1733 BW. 1650

De aansprakelijkheid van de huurder voor brand vloeit voort uit artikel 1733 BW dat in 1651

februari 1991260 werd gewijzigd en een toepassing vormt van de algemene verplichting van 1652

de huurder tot teruggave van het gehuurde goed261. Volgens het oud artikel 1733 BW stond 1653

de huurder in voor de brand, tenzij hij bewijst dat de brand ontstond door toeval of overmacht 1654

of door een gebrek in de bouw of dat het overkwam van een naburig huis. Het huidige artikel 1655

luidt als volgt: “Hij is aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn 1656

schuld is ontstaan.” Het nieuwe artikel verwoordt het leveren van een negatief of inductief 1657

256 S. RUTTEN, “De aansprakelijkheid van de huurder bij brand”, T. Huur 2002, 124, nr. 5.

257 Art. 1732 BW.

258 Art. 1733 BW.

259 Rb. Brugge 10 oktober 1983, TBR 1985, 52.

260 Wet 20 februari 1991 houdende de wijziging van het Burgerlijk Wetboek inzake huishuur, BS 22 februari

1991. 261

M. DAMBRE, “De verbintenis van de huurder tot teruggave van het gehuurde goed en zijn aansprakelijkheid voor brand”, TBBR 2003, 624, nr. 9.

Page 58: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

58

bewijs door de huurder262. Wat het Hof van Cassatie betreft wijzigt de nieuwe regel niets aan 1658

de voorheen bestaande rechtsregel daar zij reeds een soepelere bewijslevering toestond263. 1659

1660

De verplichting tot teruggave van het gehuurde goed is een resultaatsverbintenis264. De 1661

aansprakelijkheid steunt niet op een fout, maar op de onmogelijkheid het gehuurde goed in 1662

de staat van ontvangst terug te geven265. De verhuurder kan zijn vordering dus pas instellen 1663

wanneer de huurder zijn teruggaveplicht dient te volbrengen en er niet in slaagt niet het goed 1664

terug te geven zoals in de oorspronkelijke gesteldheid. Wanneer het goed echter volledig 1665

teniet zou gegaan zijn, wordt de huurovereenkomst krachtens de wet ontbonden266 en 1666

ontstaat dus voor de verhuurder de mogelijkheid om de huurder aan te spreken267. 1667

1668

Overigens is de regeling van art. 1732-1733 BW aanvullend recht en kan deze dus 1669

contractueel worden uitgesloten of kan een strengere regeling worden bedongen268. 1670

1671

2. Bevrijdingsmogelijkheid voor aansprakelijkheid op grond van 1672

artikel 1732 en 1733 BW 1673

In het oude aansprakelijkheidsartikel 1733 BW werden enkele gevallen opgesomd waarin de 1674

huurder van zijn aansprakelijkheid bevrijd was: toeval, overmacht, een gebrek in de bouw of 1675

een overslaande brand van een naburig huis269. In de rechtsleer en rechtspraak nam men 1676

aan dat deze opsomming exemplatief was en niet limitatief270. Doch dit artikel werd streng 1677

geïnterpreteerd wanneer de oorzaak van de brand niet kon worden vastgesteld271. Het Hof 1678

van Cassatie had deze regeling met betrekking tot de vrijstelling van aansprakelijkheid reeds 1679

gemilderd: naast het feit dat het een exemplatieve opsomming betrof en geen limitatieve, 1680

262 J. HERBOTS, „De aansprakelijkheid van de huurder bij en pachter bij brand‟ in X., Het onroerend goed in

de praktijk, Mechelen, Kluwer, XIX dln., z.p. 263

M. DAMBRE, “De aansprakelijkheid van de huurder voor brand: een status quaestionis.” in X., Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 93, nr. 10. 264

M. DAMBRE, “De verbintenis van de huurder tot teruggave van het gehuurde goed en zijn aansprakelijkheid voor brand”, TBBR 2003, 621, nr. 3; S. RUTTEN, “De aansprakelijkheid van de huurder bij brand”, T. Huur 2002, 124, nr. 2. 265

M. DAMBRE, “Art. 1733-1734 BW” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, X dln., losbl., z.p. 266

Art. 1722 BW. 267

M. DAMBRE, “Art. 1733-1734 BW” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, X dln, losbl., z.p. 268

M. DAMBRE, “De verbintenis van de huurder tot teruggave van het gehuurde goed en zijn aansprakelijkheid voor brand”, TBBR 2003, 623, nr. 4. 269

Oud art. 1733 BW. 270

S. RUTTEN, “De aansprakelijkheid van de huurder bij brand”, T. Huur 2002, 125, nr. 6. 271

M. DAMBRE, “De verbintenis van de huurder tot teruggave van het gehuurde goed en zijn aansprakelijkheid voor brand”, TBBR 2003, 624, nr. 9.

Page 59: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

59

aanvaardde het Hof dat de huurder ontsnapte aan zijn aansprakelijkheid als hij kon bewijzen 1681

dat de brand buiten zijn schuld had plaatsgevonden272. 1682

Het nieuwe artikel 1733 BW wijzigt dan ook niet veel voor het Hof van Cassatie aangezien 1683

het louter een wettelijke verankering betrof van haar rechtspraak273. 1684

Om te ontkomen aan de aansprakelijkheid zal de huurder moeten bewijzen dat de 1685

beschadigingen of verliezen zonder zijn tussenkomst zijn gebeurd274. Het behoort aan de 1686

huurder toe de vreemde oorzaak aan te wijzen als hij zich van zijn aansprakelijkheid wil 1687

ontdoen275. Het zal niet volstaan te bewijzen dat de oorzaak van de brand onbekend is 1688

gebleven, het tegenbewijs zal moeten geleverd worden door middel van ernstige, precieze 1689

en overeenstemmende vermoedens276. 1690

1691

Het hof van beroep te Brussel beslist op 3 februari 1975277 dat de huurder bevrijdt is van zijn 1692

aansprakelijkheid op grond van art. 1733 BW. Het betrof een brand ontstaan in een gehuurd 1693

huis nadat de huurder de brandverwarmer had aangestoken. Het huurhuis was in het jaar 1694

van het ongeval, 1969, net aangesloten op aardgas, waardoor het gebruik van de 1695

badverwarmer verboden was wegens gebrek aan isolatie van de gasuitlaatpijp. De 1696

verhuurder had echter nagelaten dit mede te delen aan de huurder. Doordat de huurder 1697

geen kennis had van dit gebrek gebruikte de huurder naar eer en geweten de hem ter 1698

beschikking gestelde badverwarmer. Dit constructiegebrek is een vreemde oorzaak die hem 1699

bevrijdt van de teruggaveplicht van het gehuurde goed in goede staat. Bovendien is de 1700

huurder niet enkel bevrijdt van zijn aansprakelijkheid, de aansprakelijkheid van de 1701

verhuurder komt ook vast te staan278. 1702

1703

Het bewijs van een vreemde oorzaak als bron van de brand is echter niet altijd zo eenvoudig, 1704

zo blijkt uit onderstaande rechtspraak. 1705

In een gehuurde winkelruimte was een brand ontstaan. De spectaculaire brand was 1706

veroorzaakt door een lek in de gasleiding. Het staat vast dat de brand niet anders kon 1707

ontstaan zijn dan door een gebrek in de zaak. Het gebrek in de zaak wordt dan ook als 1708

bewezen geacht zo geen andere oorzaak van de brand kan worden weerhouden. Hiermee is 1709

272 M. DAMBRE, “De verbintenis van de huurder tot teruggave van het gehuurde goed en zijn

aansprakelijkheid voor brand”, TBBR 2003, 623, nr. 4. 273

S. RUTTEN, “De aansprakelijkheid van de huurder bij brand”, T. Huur 2002, 125, nr. 6. 274

A. CAUWENBERGH, “Waterschade: aansprakelijkheid van de huurder of de verhuurder?”, T. App. 1998, afl. 1, 9. 275

P. ALLARY, L. NIJS, “Huurders en gebruikers: aansprakelijkheid, verzekering (voor rekening) en verhaal”, T. Verz. 2006, 397, 2.2.2.1. 276

M. DAMBRE, “Art. 1733-1734 BW” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, X dln, losbl., z.p. 277

Brussel 3 februari 1975, RGAR 1984, 10.759, noot. 278

Zie infra pagina 64.

Page 60: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

60

de huurder echter niet van zijn aansprakelijkheid bevrijdt. Het hof van beroep te Antwerpen is 1710

van mening dat de huurder de bewaker is van de gehuurde zaken en zijn aansprakelijkheid 1711

wordt toch weerhouden279. 1712

1713

Het hof van beroep te Gent deed op 17 december 1985280 uitspraak in een zaak waar een 1714

gehuurd goed werd vernield door een gasexplosie. Een lek in de gasleidingen veroorzaakte 1715

een gasophoping die leidde tot een explosie gevolgd door ontbranding. Als gevolg hiervan 1716

werd het gehuurd pand volledig vernield. In casu beroept men zich op art. 1732 BW dat de 1717

huurders aansprakelijk stelt voor de beschadigingen of verliezen ontstaan gedurende de 1718

huurperiode, tenzij bewijs wordt geleverd dat deze buiten hun schuld hebben plaatsgehad. 1719

De huurders slagen er niet in te bewijzen dat het lek en de explosie buiten hun schuld is 1720

ontstaan en blijven dus contractueel aansprakelijk tegenover de verhuurder. 1721

Het feit dat de huurders contractueel aansprakelijk zijn heeft invloed op de schade die kan 1722

vergoed worden. In het contract werd een voorbehoud gemaakt met betrekking tot de 1723

aansprakelijkheid en dus brengt dit een voorbehoud voor de schadevergoeding met zich 1724

mee. De huurders staan alleen in voor datgene waartoe zij contractueel gehouden zijn. De 1725

huurders hadden het goed in zeer slechte staat ontvangen en hadden zelf 1726

verfraaiingswerken uitgevoerd aan het goed, maar het is niet bewezen dat zij deze kosteloos 1727

zouden afstaan aan de huurder. De huurders betaalden een geringe huurprijs, maar dit is in 1728

overeenstemming met de waarde van het goed. Het Hof beslist dan ook de in eerste aanleg 1729

toegekende vergoeding fors te verminderen. 1730

1731

Uit voormeld voorbeeld blijkt het belang van een brandverzekering, doch deze is tot heden 1732

nog steeds niet verplicht. Vele verhuurders leggen dan ook de contractuele verplichting op 1733

aan de huurder om een brandverzekering te nemen, of nemen zelf een verzekering en laten 1734

de huurder meebetalen in de premie281. 1735

1736

Ook zal de afwezigheid van de huurder tijdens het schadegeval niet voldoende zijn als 1737

bevrijdigingsgrond. Zijn afwezigheid sluit de mogelijkheid van een voorafgaande nalatigheid 1738

of onvoorzichtigheid namelijk niet uit. Zo kan hij hebben nagelaten de gas of elektriciteit af te 1739

sluiten, een kaars laten branden, een smeulende sigaret achterlaten…282 In elk geval zullen 1740

de feiten apart moeten worden bekeken. 1741

279 Antwerpen 10 juni 1985, Limb. Rechtsl. 1986, 124.

280 Gent (vijfde kamer) 17 december 1985, TGR 1987, 3.

281 M. DAMBRE, “De verbintenis van de huurder tot teruggave van het gehuurde goed en zijn

aansprakelijkheid voor brand”, TBBR 2003, 629, nr. 18. 282

J. HERBOTS, “De aansprakelijkheid van de huurder bij en pachter bij brand” in X., Het onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, XIX dln., z.p.

Page 61: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

61

3. Aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door 1742

huisgenoten: art. 1735 BW 1743

1744

De huurder is niet alleen verantwoordelijk voor zijn eigen daden, hij moet ook instaan voor de 1745

schade veroorzaakt door zijn huisgenoten283. Artikel 1735 BW bepaalt immers dat de huurder 1746

aansprakelijk is voor de beschadigingen en de verliezen die door toedoen van zijn 1747

huisgenoten of onderhuurders zijn ontstaan. Het begrip „huisgenoten‟ dient ruim te worden 1748

geïnterpreteerd284. RUTTEN schrijft dat het begrip „huisgenoten‟ elke persoon omvat die zich 1749

met toestemming van de huurder in het pand bevindt285. Meer bepaald kunnen onder 1750

„huisgenoten‟ onder meer worden begrepen: de partner van de huurder, zijn kinderen, de 1751

kinderen van zijn partner, familie, genodigden, aannemers die in opdracht van de huurder of 1752

zijn huisgenoten werken uitvoeren, personeel, leveranciers…286 1753

1754

De ruime interpretatie van het begrip „huisgenoten‟ vinden we terug in verschillende 1755

rechtspraak. 1756

Een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen287 is van oordeel dat de 1757

bestuurder van de vennootschap, die huurder was van het gebouw, een huisgenoot is, 1758

waarvoor de vennootschap aansprakelijk is. 1759

In casu werd de werkplaats van een gebouw verhuurd aan een vennootschap. In deze 1760

werkplaats gebeurde er een zware ontploffing gevolgd door een brand. De ontploffing is te 1761

wijten aan het ontvlammen van gas dat ontsnapt was uit een radiator die, zo bleek, 1762

opzettelijk was afgekoppeld door de zaakvoerder teneinde zelfmoord te plegen door 1763

verstikking. De verhuurder en dus eigenaar van het gebouw dagvaarden de hurende 1764

vennootschap, de erfgenamen van de zaakvoerder, de verzekeraar en een van de vennoten 1765

die met zijn aansteker de ontploffing onmiddellijk heeft veroorzaakt. De rechtbank te 1766

Antwerpen is van oordeel dat de zaakvoerder niet als een derde kan worden beschouwd in 1767

relatie tot de hurende vennootschap. De zaakvoerder is dus een huisgenoot waarvoor de 1768

vennootschap aansprakelijk is, het gedrag van de zaakvoerder maakt dus geen geval van 1769

overmacht uit. 1770

1771

283 J. HERBOTS, “Raad eens wie vanavond komt dineren? Of: de huisgenoten van de huurder” (noot onder

Cass. 21 januari 1999), RW 1998-1999, 1455. 284

M. DAMBRE, “De aansprakelijkheid van de huurder voor brand: een status quaestionis” in X., Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 96, nr. 15. 285

S. RUTTEN, “De aansprakelijkheid van de huurder bij brand”, T. Huur 2002, 125, nr. 7. 286

M. DAMBRE, “Art. 1735 BW” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtleer., Mechelen, Kluwer, X dln., lobsl., z.p. 287

Rb. Antwerpen 1 april 1971, De Verz. 1972, 515.

Page 62: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

62

De rechtbank van eerste aanleg te Brugge oordeelde op 10 oktober 1983288 over de 1772

aansprakelijkheid van de huurster. Er was een brand ontstaan, maar deze kwam voort van 1773

een gasverwarmingstoestel dat de huurster had laten plaatsen. Niettegenstaande dat de 1774

installateur fouten had begaan, is de huurster toch aansprakelijk gesteld. 1775

1776

Ook een medestudente die haar kotgenote wou helpen bij het aansluiten van een gasfles is 1777

een huisgenote in de zin van artikel 1735 BW289. Het schadegeval werd veroorzaakt toen 1778

een studente, op uitnodiging van haar vriendin (de huurster), ging helpen om een fles 1779

butaangas aan te sluiten in haar kamer. Wanneer de studente door middel van een 1780

brandende lucifer wil nagaan of de uitgevoerde aansluiting wel dicht was, veroorzaakt zij het 1781

begin van een brand. De huurster werd aansprakelijk gesteld op grond van art. 1735 BW 1782

voor die brand. De verhuurder had de behulpzame studente ook gedagvaard op grond van 1783

de buitencontractuele aansprakelijkheid en ook haar aansprakelijkheid werd weerhouden. 1784

1785

Het hof van beroep van Bergen kwam op 12 oktober 1992290 tot een uitspraak in volgende 1786

zaak. In casu werd een boerderij verhuurd aan een koppel. Zij lieten een boiler installeren die 1787

werkte door middel van gasflessen gevuld met een mengeling van butaangas en propaangas 1788

en die zich aan de buitenkant van het gebouw bevinden. Op 29 juni 1976 wijst de dochter 1789

van de huurders hen op een gasgeur komende van de boiler. De huurder sluit daarop de 1790

gasflessen en meldt dit aan hun gasleverancier. De gasleverancier komt de volgende dag ‟s 1791

morgens langs, maar moet wegens gebrek aan materiaal vertrekken en komt hij in de 1792

namiddag terug. Op dat moment is de vrouw aanwezig in het huis en ze toont hem de 1793

badkamer. Nadat de gasleverancier enkele stappen in de badkamer was, doet er zich een 1794

ontploffing voor en ontstaat er een kleine brand. 1795

De eigenaar van het gebouw wil natuurlijk zijn schade vergoed zien. Hij stelt een vordering in 1796

tegen de huurder (op grond van art. 1733 BW) en zijn verzekeraar. 1797

De rechter in eerste aanleg veroordeelt enkel en alleen de huurders, en hun verzekeraar, tot 1798

het betalen van het gevorderde bedrag op grond van art. 1733 BW. 1799

In hoger beroep voeren de appellanten aan dat de brand niet is ontstaan door hun fout, maar 1800

door die van de gasleverancier en in subsidiaire orde weerleggen zij, door middel van 1801

rapporten van experts dat de brand niet is ontstaan door een fout van hen of door een fout 1802

van deze bedoeld in artikel 1735 BW (huisgenoten of onderhuurders). 1803

De appellanten zeggen dat het duidelijk uit de expertise blijkt dat de brand ontstaan is door 1804

de fout van de gasleverancier, daar hij de gasflessen had geopend alvorens de badkamer te 1805

288 Rb. Brugge 10 oktober 1983, TBR 1985, 52.

289 Antwerpen 23 april 1980, De Verz. 1983, 267, noot A.T.

290 Bergen 12 oktober 1992, JLMB 1995, 158.

Page 63: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

63

betreden. Experts stellen echter dat het onmogelijk is om te achterhalen wie de gasflessen 1806

openden, maar de gasleverancier had wel de verantwoordelijkheid deze te controleren en 1807

eventueel te sluiten. In rechte moet worden beslist of de fout van de gasleverancier zo zwaar 1808

doorweegt om de huurders van hun aansprakelijkheid te verlossen. Op hen rust immers nog 1809

de aansprakelijkheid van art. 1735 BW. De vraag rijst wel als de gasleverancier moet worden 1810

beschouwd als een huisgenoot in de zin van voormeld artikel. Het Hof beslist dat aangezien 1811

hij de toestemming had van de huurders om het goed te betreden, hij een persoon uitmaakt 1812

waarvoor de huurders overeenkomstig art. 1735 BW aansprakelijk zijn. 1813

Het Hof stelt echter wel dat de rechtbank in eerste aanleg verkeerdelijk oordeelde door 1814

uitsluitend de huurders te veroordelen. Het hof van beroep van Bergen acht ook de 1815

gasleverancier gedeeltelijk verantwoordelijk en beslist daarom tot een gedeelde 1816

aansprakelijkheid. 1817

De aansprakelijkheid van de gasleverancier wordt niet verduidelijkt, maar mijns inziens zal 1818

deze steunen op art. 1382 BW en maakt zijn onzorgvuldigheid en nalatigheid een fout uit die 1819

in oorzakelijk verband staat met de schade. 1820

1821

Ook in een hierboven reeds vermeld vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te 1822

Turnhout291 wordt uitspraak gedaan over de huurdersaansprakelijkheid. In casu was de 1823

brand te wijten aan een gestationeerd voertuig in de garage van het gehuurde goed. De 1824

wagen was echter geen eigendom van de huurster, maar van een derde. De huurster voert 1825

dan ook aan dat de brand buiten haar schuld is ontstaan om zo te ontkomen aan de 1826

aansprakelijkheid op grond van art. 1733 BW. Maar net als in het hierboven genoemde 1827

arrest is de huurder ook verantwoordelijk voor de schade aangericht door huisgenoten. 1828

De wagen werd ofwel door de huurster zelf in het pand gebracht of werd met toestemming 1829

van de huurster door een, volgens art. 1735 BW, huisgenoot. De huurster slaagt dus niet in 1830

haar opzet te bewijzen dat de schade buiten haar schuld is ontstaan. 1831

1832

Artikel 1735 BW bevat een echte contractuele aansprakelijkheid van de huurder voor 1833

andermans daad. De huurder is aansprakelijk voor daden van derden die buiten de 1834

huurdersovereenkomst vallen292. 1835

De toepassing van deze aansprakelijkheidsregel vereist niet dat er een fout is in hoofde van 1836

de derde, het volstaat dat deze een daad stelde die schade berokkende aan het gehuurde 1837

291 Rb. Turnhout 17 april 2003, RW 2005-2006, 1270.

292 J. HERBOTS, “Raad eens wie vanavond komt dineren? Of: de huisgenoten van de huurder” (noot onder

Cass. 21 januari 1999), RW 1998-1999, 1455.

Page 64: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

64

goed om de aansprakelijkheid van de huurder te weerhouden293. Verder is ook niet vereist 1838

dat de huisgenoot schuldbekwaam is294. 1839

Voor de hand liggend is evenwel dat wanneer wel een fout kan worden weerhouden in 1840

hoofde van de derde, de huurder een regresvordering zal kunnen instellen ten aanzien van 1841

deze derde, zoals werd gedaan in de case betreffende de kotgenote die een medestudente 1842

kwam helpen bij de aansluiting van een gasfles295. 1843

1844

b. Aansprakelijkheid van de verhuurder 1845

De aansprakelijkheid speelt niet alleen bij verhuur van onroerende goederen, maar ook bij de 1846

verhuur van roerende goederen. Bovendien is het niet enkel de huurder die zich blootstelt 1847

voor een aansprakelijkheidsvordering, maar ook op de verhuurders rusten enkele 1848

verplichtingen waarvoor zij desgevallend aansprakelijk kunnen worden gesteld296. 1849

Artikel 1719 van het Burgerlijk Wetboek verplicht de verhuurder het onroerend goed te 1850

leveren, het in zodanige staat te onderhouden zodat het kan gebruikt worden waarvoor het is 1851

verhuurd en de huurder er het rustig genot van laten hebben gedurende de gehele duur van 1852

de huurovereenkomst. Artikel 1721 Burgerlijk Wetboek stelt dat de verhuurder vrijwaring 1853

verplicht is voor alle gebreken van het verhuurde goed, ook al waren deze gebreken niet 1854

gekend bij het aangaan van de huur. 1855

Het hof van beroep te Brussel besliste op 24 januari 1974297 dat de verhuurder vrijwaring 1856

verschuldigd was. Een schadegeval had zich voorgedaan doordat de verhuurder een goed 1857

had verhuurd waarvan de schoorsteen, bedoeld voor de ontruiming van verbrandingsgassen, 1858

niet was geveegd en doordat de leiding van het verwarmingstoestel zich in slechte staat van 1859

onderhoud bevond. 1860

1861

In de casus van het hof van beroep te Brussel van 3 februari 1975298, hierboven reeds 1862

besproken, is de verhuurder aansprakelijk voor de schade. Gemakshalve herhaal ik nog 1863

even de feiten: de huurwoning was recent aangesloten op het gasnet maar er was een 1864

gebrek aan de isolatie van de gasuitlaatpijp, waardoor het verboden was de badverwarmer 1865

te gebruiken. De verhuurder had nagelaten dit mee te delen aan de huurder met als gevolg 1866

dat op een dag een brand ontstaat wanneer de huurder de badverwarmer aansteekt. 1867

293 J. HERBOTS, “Raad eens wie vanavond komt dineren? Of: de huisgenoten van de huurder” (noot onder

Cass. 21 januari 1999), RW 1998-1999, 1455. 294

J. HERBOTS, “Raad eens wie vanavond komt dineren? Of: de huisgenoten van de huurder” (noot onder Cass. 21 januari 1999), RW 1998-1999, 1455. 295

Antwerpen 23 april 1980, De Verz. 1983, 267, noot A.T. 296

P. ALLARY, L. NIJS, “Huurders en gebruikers: aansprakelijkheid, verzekering (voor rekening) en verhaal”, T. Verz. 2006, 395. 297

Brussel 24 januari 1974, RGAR 1974, 9238. 298

Brussel 3 februari 1975, RGAR 1984, 10759, noot.

Page 65: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

65

De verhuurder heeft het goed dus niet onderhouden. Hij belemmerde alzo het gebruik van 1868

het onroerend goed waarvoor het bestemd was. 1869

1870

Een arrest van het hof van beroep te Antwerpen oordeelt namelijk op 6 januari 1986299 dat 1871

de verhuurder van een gasboiler aansprakelijk is voor een verborgen gebrek. Art. 1721 BW 1872

legt namelijk een vrijwaringsplicht ten laste van de verhuurder voor alle gebreken. De 1873

vrijwaringsplicht geldt voor alle gebreken die het gebruik van het verhuurde goed 1874

verhinderen, dit omvat dus ook alle verborgen gebreken. Zelfs al kon de verhuurder het 1875

gebrek bij het aangaan van de overeenkomst niet kennen, toch blijft zijn vrijwaringsplicht 1876

zoals art. 1721 BW het voorschrijft300. Indien door die gebreken een verlies voor de huurder 1877

ontstaat, is de verhuurder verplicht hem schadeloos te stellen. 1878

In casu betrof het de huur van een gasboiler die schade had aangericht door ontploffing. De 1879

ontploffing is het gevolg van een gebrek in het toestel. De gasmaatschappij die het toestel 1880

verhuurd had in de overeenkomst een exoneratiebeding geschreven waarin staat dat zij niet 1881

aansprakelijk zijn voor schade door het gebruik van het in huur gegeven toestel. 1882

Enkele experts komen tot de conclusie dat de verhuurde gasboiler behept was met een 1883

gebrek ten gevolge van een ontwerpfout en dat deze het gebruik van het toestel mettertijd 1884

verhindert. De verhuurder is dus overeenkomstig art. 1721 BW gehouden tot 1885

schadeloosstelling. De gasmaatschappij wijst echter op het exoneratiebeding om niet te 1886

moeten betalen, maar daar oordeelt het Hof correct door te stellen dat de bedingen moeten 1887

worden geïnterpreteerd tegen degene die ze bedingt301, bovendien is de gasmaatschappij in 1888

een veel sterkere positie om dergelijke bedingen in te schrijven aangezien we te maken 1889

hebben met een toetredingscontract. 1890

Het hof beslist correct dat de verhuurder niet wordt ontlast van zijn vrijwaringplicht. 1891

De risico‟s met gas zijn niet enkel brand en ontploffing, gas kan ook zorgen voor een 1892

vergiftiging: CO-vergiftiging. 1893

1894

De rechtbank van Doornik302 moest uitspraak doen over de aansprakelijkheid van de 1895

verhuurder nadat de huurder het slachtoffer was geworden van dergelijke vergiftiging. De 1896

vergiftiging was mogelijk doordat de badkamer, voorzien van een gasboiler, niet voorzien 1897

was van een degelijk verluchtingssysteem en bovendien erg krap was. De rechtbank beslist 1898

dat het verhuren van dergelijk gebrekkig appartement een nalatigheid of een 1899

299 Antwerpen 6 januari 1986, RW 1986-1987, 676.

300 T. VANSWEEVELT, “Produktenaansprakelijkheid van de (professionele) verhuurder en de interpretatie van

exoneratiebedingen”( noot onder Antwerpen 6 januari 1986), RW 1986-1987, 677. 301

Art. 1162 BW. 302

Rb. Doornik 25 mei 2004, JLMB 2006, 366.

Page 66: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

66

onvoorzichtigheid uitmaakt die zijn aansprakelijkheid op grond van art. 1719 en 1721 BW 1900

met zich meebrengt. 1901

1902

De vrijwaringsplicht van de verhuurder dient te worden beperkt tot de onzichtbare 1903

gebreken303. Er werden in maart 2010 twee cassatieberoepen ingesteld tegen een arrest van 1904

het hof van beroep te Antwerpen gewezen op 8 oktober 2008304. Het arrest betrof een 1905

schadegeval in een café. Er had zich een brand voorgedaan en die was ontstaan door 1906

beschadigingen van elektrische leidingen in de vloer in de achterplaats van de zolder. Een 1907

expert stelde vast dat deze leidingen reeds in april 1996 beschadigd waren en zij na verloop 1908

van tijd overgangsweerstanden hebben kunnen doen ontstaan, waaruit dan vonken 1909

ontsprongen met uiteindelijk een brand tot gevolg. 1910

Zoals hierboven uiteengezet rust op de huurder van een onroerend goed een 1911

aansprakelijkheid voor brand305 en is hij ook aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door 1912

zijn onderhuurder306. De verzekeraar van de eigenaar van het onroerend goed wenst zijn 1913

uitgekeerde vergoeding aan zijn verzekerde dan ook te verhalen op de huurder, 1914

onderhuurder en hun verzekeraars. 1915

De huurder en onderhuurder stellen beiden dat niet zij verantwoordelijk zijn voor de brand, 1916

maar dat de verhuurder vrijwaringsplicht verschuldigd is op grond van artikel 1719 en 1721 1917

BW. Het verhuurde goed was namelijk gebrekkig. Het hof is echter van mening dat de 1918

verhuurder voor zichtbare gebreken niet aansprakelijk is. Dat de gebreken zichtbaar waren 1919

bij de aanvang van de huur wordt niet betwist, aangezien ze beschreven worden in een 1920

omstandige plaatsbeschrijving, welke door zowel verhuurder als huurder werd ondertekend. 1921

De huurder aanvaardde alzo de gebrekkige staat van het goed en doet afstand van zijn 1922

rechten op grond van artikel 1721 BW ten aanzien van de verhuurder wat betreft die 1923

zichtbare gebreken. 1924

Er wordt twee maal een cassatieberoep ingesteld tegen voorgaand arrest, maar beiden 1925

worden verworpen307. Het Hof van Cassatie stelt duidelijk dat de huurder zich niet aan zijn 1926

aansprakelijkheid kan onttrekken door aan te tonen dat de brand te wijten is aan een 1927

gebrekkig deel van het verhuurde goed dat door hem in die staat is aanvaard en waarvan hij 1928

gebruik gemaakt heeft. 1929

De wettekst van artikel 1721 BW spreekt enkel over gebreken, maar de rechtspraak voegt 1930

daar dus aan toe dat de gebreken onzichtbaar moeten zijn. Zichtbare gebreken bij het begin 1931

van de huur gelden niet als aansprakelijkheidsgrond. 1932

303 Cass. 25 maart 2010, www.cass.be.

304 Antwerpen 8 oktober 2008, niet gepubliceerd.

305 Art. 1733 BW.

306 Art. 1735.

307 Cass. 25 maart 2010, www.cass.be.

Page 67: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

67

Afdeling 3: Aansprakelijkheid op grond van bijzondere wetten 1933

1934

Na verloop van tijd is gebleken dat het gemeen recht ontoereikend was om alle 1935

schadegevallen te omvatten. De wetgever heeft dan ook verscheidene bijzondere wetten 1936

ingevoerd welke gepaard gaan met een objectieve aansprakelijkheid. Een objectieve 1937

aansprakelijkheid houdt in dat de aansprakelijkheid wordt losgekoppeld van een fout308, maar 1938

een aanknopingspunt vindt bij een activiteit, welke als risicofactor wordt bestempeld309. 1939

Hieronder zal dieper worden ingegaan op de aansprakelijkheidsregeling uit 3 bijzondere 1940

wetten: de Gaswet van 1965310, de wet van 18 juli 1975 betreffende gasopslag311, de wet 1941

betreffende de productaansprakelijkheid312 en de wet betreffende brand en ontploffing in 1942

openbare gebouwen313. Bij de schade die veroorzaakt wordt door transport en opslag van 1943

gas moeten we niet alleen oog hebben voor gevallen van brand en ontploffing, maar mensen 1944

lijden soms ook schade door de plaatsing van leidingen of opslagplaatsen op hun 1945

eigendommen. Hieronder zal hier ook worden op ingegaan. 1946

1947

§ 1.Wet betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door 1948

middel van leidingen 1949

a. Toepassingsgebied 1950

De draagwijdte van deze wet kan het best worden verduidelijkt door middel van definities. De 1951

hierboven beschreven definities zijn algemeen, de wet van 12 april 1965314, definieert zelf 1952

enkele begrippen. 1953

1. Gas 1954

Aanvankelijk had men bij de opbouw van de Gaswet oog voor aardgas, maar er bestaan 1955

natuurlijk nog andere soorten gassen en dus werd het toepassingsgebied van de wet dan 1956

ook uitgebreid. Met de formulering „gas‟ wou men alle soorten gasvormige brandstoffen 1957

onder de regeling plaatsen. Aardgas wordt nog eens apart gedefinieerd in de wet als zijnde 1958

alle gasvormige brandstoffen met een ondergrondse oorsprong en met een bepaalde 1959

samenstelling. 1960

308 H. BOCKEN, “Van fout naar risico. Een overzicht van de objectieve aansprakelijkheidsregelingen naar

Belgisch recht”, TPR 1984, 331, nr. 4. 309

L. CORNELIS, Beginselen van het Belgisch buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Maklu, 1989, 570, nr. 349b. 310

Wet betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen van 12 april 1965, BS 7 mei 1965. 311

Wet 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, BS 14 augustus 1975. 312

Wet betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken van 25 februari 1991, BS 22 maart 1991. 313

Wet betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen van 30 juli 1979, BS 20 september 1979. 314

Wet betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen van 12 april 1965, BS 7 mei 1965.

Page 68: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

68

Opmerkelijk is dat ook de vloeibaar gemaakte aardgassen onder de wetgeving vallen, daar 1961

de definitie vermeldt „gasvormig bij een temperatuur van 15° C‟315. De vloeibaar gemaakte 1962

gassen zullen zoals elk normaal gas bij die temperatuur opnieuw gasvormig worden. 1963

1964

2. Vervoer van gas 1965

Vervoer van gas wordt in de Gaswet als volgt omschreven: “het vervoer van gas door middel 1966

van vervoerinstallaties met het oog op levering aan afnemers”316. We kunnen een 1967

onderscheid maken bij de afnemers tussen consumenten, of afnemers om zelf een activiteit 1968

van vervoer op te zetten naar de eindgebruiker. Dit behelst dan enkel het vervoer van gas 1969

met doel in België te worden gebruikt. Ook de doorvoer van aardgas valt onder het 1970

toepassingsgebied van deze wet317. 1971

1972

3. Aardgasdistributie 1973

Het begrip aardgasdistributie wordt verduidelijkt in de Gaswet als volgt: “de werkzaamheid 1974

die erin bestaat gas via plaatselijke pijpleidingnetten te leveren aan afnemers gevestigd op 1975

het grondgebied van één of meer bepaalde gemeenten”318. Levering is dus de verkoop van 1976

gas aan afnemers voor eigen of andermans rekening319. 1977

1978

b. Compensatoire schadevergoeding 1979

Wanneer nutsleidingen worden ingeplant, gaan deze veelal gepaard met een soort 1980

onteigening. De grondeigenaar laat toe dat een bedrijf een ondergrondse leiding op zijn of 1981

haar erf plaatst, maar voor de eventuele last die hiermee gepaard gaat zal deze eigenaar 1982

een vergoeding krijgen. Dit is de compensatoire vergoeding die wordt toegekend in de wet 1983

van 12 april 1965320. 1984

De vervoersmaatschappij is niet alleen verplicht een compensatoire schadevergoeding uit te 1985

keren aan de grondeigenaar, zij moet ook wijzigingen die worden opgelegd door de Koning, 1986

de Staat of de provincies en gemeenten kosteloos doorvoeren321. Fluxys besliste in te gaan 1987

315 Art. 1, 1°Wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van

leidingen, BS 7 mei 1965. 316

Art. 1, 7° Wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 7 mei 1965. 317

Art 1, 7°bis Wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 7 mei 1965. 318

Art. 1, 12° wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 7 mei 1965. 319

L.DERIDDER, T. VERMEIR, Leidingen voor nutsvoorzieningen, Brugge, Die Keure, 2000, 74, nr. 96. 320

Art. 13 wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 7 mei 1965. 321

Art. 9 wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 7 mei 1965.

Page 69: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

69

tegen deze bepaling, maar ving bot. Het Hof van Cassatie stelt op 24 september 2004322 dat 1988

zij geen enkel middel heeft om de kosten van de wijziging van een leiding, die werd 1989

opgedragen door de provincie, op de provincie te verhalen. Het artikel 9 is duidelijk en stelt 1990

dat deze kosten ten laste van de vervoersmaatschappij blijven. 1991

1992

c. Risico-aansprakelijkheid 1993

Naast een compensatoire vergoeding moet de wet ook voorzien in een regeling die de 1994

risico‟s dekt. Het is niet onwaarschijnlijk dat een leiding barst, welke dan kan leiden tot brand 1995

of ontploffing. De wet bepaalt dan ook dat „de exploitant aansprakelijk is voor alle schade 1996

ontstaan uit de exploitatie‟323. Het valt te betreuren dat de wetgever niet meer aandacht heeft 1997

besteed aan deze bepaling. De omschrijving is vrij algemeen waardoor onzekerheid rijst over 1998

de draagwijdte van het artikel324. 1999

Het grootste toepassingsgeval dat we onder deze wet zouden kunnen plaatsen, is de 2000

gasramp te Gellingen op 30 juli 2004. Deze casus werd hierboven reeds besproken in 2001

verband met de aannemersaansprakelijkheid. Tot februari 2010 tastten de slachtoffers in het 2002

duister. De tekst van artikel 13 van de wet van 12 april 1965 is zo vaag, dat men zich kan 2003

afvragen als het de bedoeling was van de wetgever om een objectieve aansprakelijkheid op 2004

te leggen, dan wel de foutaansprakelijkheid van de gasonderneming te bevestigen325. Fluxys 2005

vermoedde aansprakelijk te worden gesteld, wellicht op grond van deze bijzondere wet, daar 2006

in haar financieel jaarrapport 2004 te lezen staat dat zij reeds enkele miljoenen euro hebben 2007

vrijgemaakt voor het vergoeden van de slachtoffers. Nu 6 jaar later is het eindelijk tot een 2008

uitspraak in eerste aanleg gekomen en treft Fluxys geen schuld. De correctionele rechtbank 2009

van Doornik kwam op 22 februari 2010 tot de beslissing om slechts 3 beklaagden schuldig te 2010

achten aan de ramp, met name bouwbedrijf Tramo, architect Erwin Persoons en werfleider 2011

Kristof Dewaele326. Het betreft natuurlijk nog maar de strafrechtelijke kant van de zaak, mijns 2012

inziens kan Fluxys nog steeds op grond van deze wet burgerrechtelijk aansprakelijk worden 2013

gesteld. Een beroepsprocedure is ondertussen evenwel ingezet. Op 29 november 2010 start 2014

het proces in hoger beroep voor het hof van beroep te Bergen327. 2015

2016

2017

2018

322 Cass. 24 september 2004, Pas. 2004, 1404.

323 Art. 13, lid 1 wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel

van leidingen, BS 7 mei 1965. 324

H. BOCKEN, “Van fout naar risico. Een overzicht van de objectieve aansprakelijkheidsregelingen naar Belgisch recht”, TPR 1984, 367, nr. 54. 325

B. DUBUISSON, “De la légèreté de la faute au poids du hasard. Réflexions sur l‟évolution du droit de la responsabilité civile.”, RGAR 2005, 14009, nr. 24. 326

Supra. 327

X., “Zes jaar na Ghislengien”, De Standaard 31 juli-1 augustus 2010, 17.

Page 70: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

70

d. Strafrechtelijke aansprakelijkheid 2019

Art. 19 van de Gaswet bepaalt dat men ook strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld 2020

voor schade. 2021

2022

§ 2. Wet betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse 2023

bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas. 2024

Deze wet van 18 juli 1975328 bevat net zoals de hierboven besproken gaswet een 2025

compensatoire en een objectieve aansprakelijkheid. 2026

In artikel 12 van deze wet lezen wij dat de houder van een exploitatievergunning verplicht is 2027

een jaarlijkse vergoeding uit te betalen aan de eigenaar van het erf waarvan hij gebruik 2028

maakt voor zijn activiteiten. 2029

De objectieve aansprakelijkheid vinden we terug in artikel 13 van de wet. Daarin lezen we 2030

dat de houder van een opsporings- of exploitatievergunning van rechtswege verplicht is alle 2031

schade te vergoeden die veroorzaakt is door het opsporen of exploiteren van een bergruimte 2032

in situ. 2033

2034

§ 3. Wet betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken 2035

Sinds de wet van 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met 2036

gebreken329 wordt een producent van een product aansprakelijk gesteld voor schade 2037

veroorzaakt door een gebrek in zijn product. Hieronder zal echter blijken dat ook andere 2038

personen aansprakelijk kunnen worden gesteld. 2039

2040

De wet van 25 februari 1991 is een omzetting van een richtlijn van de EEG van 25 juli 2041

1985330. Het productaansprakelijkheidsrecht is in de Europese Unie geharmoniseerd, alle 2042

regels hieronder besproken, gelden dus (of zouden moeten gelden) ook in Nederland. 2043

We mogen deze wet niet verwarren met de gemeenrechtelijke productaansprakelijkheid uit 2044

art. 1641 BW die hierboven reeds werd besproken331. Deze beide aansprakelijkheidsregelen 2045

bestaan naast elkaar en het slachtoffer heeft dan ook de keuzemogelijkheid tussen de 2046

verschillende aansprakelijkheidsvorderingen332. De wet productaansprakelijkheid zal in 2047

sommige gevallen gelijklopend zijn met de vrijwaringsverplichting van de verkoper in de zin 2048

328 Wet 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd

voor het opslaan van gas, BS 14 augustus 1975. 329

Wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. 330

Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de

wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, Pb.L. 7 augustus 1985. 331

L. CORNELIS, Beginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. De onrechtmatige daad., Antwerpen, Maklu, 1898, 526, nr. 325. 332

T. VANSWEEVELT, “De wet van 25 februari 1991 inzake productenaansprakelijkheid”, TBBR 1992, 98, nr. 3.

Page 71: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

71

van artikel 1641 BW, maar de wet van 25 februari 1991 breidt de vorderingsmogelijkheden 2049

aanzienlijk uit, zo worden meerdere personen aansprakelijk gesteld en staat de vordering 2050

ook open voor niet contractanten en dus derden333. 2051

2052

Deze aansprakelijkheidsregeling valt niet in te delen in ofwel een contractuele of een 2053

buitencontractuele aansprakelijkheid. Om toepassing te maken van de regeling wordt geen 2054

contractuele relatie vereist, dus is het dan een buitencontractuele aansprakelijkheid. Maar 2055

wanneer we te maken hebben met een contract tussen de schadelijder en de aansprakelijke 2056

bevinden we ons wel in een contractuele aansprakelijkheid. Voor de wet 2057

productaansprakelijkheid is het zonder belang of het slachtoffer al dan niet een contractuele 2058

band heeft met de producent334. 2059

2060

Volgens de wet productaansprakelijkheid is de producent aansprakelijk voor de schade 2061

veroorzaakt door een gebrek in zijn product335. We kunnen dus de volgende 2062

toepassingsvoorwaarden onderscheiden: de vordering betreft een product, dat gebrekkig is 2063

en schade veroorzaakte en is gericht tegen de producent. Aanknopingspunt van de 2064

aansprakelijkheid is niet de fout van de producent, maar het gebrek van het product336. 2065

Bij gebrek aan toepassingsgevallen over gas met betrekking tot deze wet, zal ik hieronder 2066

enkele gevallen bespreken over elektriciteit. We zouden die dan naar analogie kunnen 2067

toepassen op gevallen handelend over gas. 2068

2069

a. Toepassingsvoorwaarden 2070

1. Product 2071

Art. 2 van de wet omschrijft wat onder een product dient te worden verstaan. Een product is 2072

elk lichamelijk roerend goed, ook indien het een bestanddeel vormt van een ander roerend of 2073

onroerend goed, of indien het door bestemming onroerend is geworden. Om onder deze wet 2074

te vallen moeten het „lichamelijke‟ goederen betreffen. Is een goed niet voor zintuigelijke 2075

waarneming vatbaar, dan betreft het een onlichamelijk goed dat buiten het 2076

toepassingsgebied van de wet valt337. 2077

333 L. CORNELIS, Beginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. De

onrechtmatige daad, Antwerpen, Maklu, 1989, 526, nr. 325. 334

J. VERLINDEN, “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken” in M. DEBAENE en P. SOENS (eds.), Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen., Gent, Larcier, 2005, 32, nr. 6. 335

Art. 1 wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. 336

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 499, nr. 782. 337

T. VANSWEEVELT, “De wet van 25 februari 1991inzake productenaansprakelijkheid”, TBBR 1992, 104, nr. 16.

Page 72: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

72

Vraag is dus als gassen, en daarmee samenhangend alle energiebronnen als lichamelijk 2078

kunnen worden beschouwd. De wet verduidelijkte specifiek voor elektriciteit dat het als een 2079

product wordt beschouwd in deze wet. Het lot van water en gas werd niet gespecificeerd, 2080

maar we kunnen erover eens zijn dat ook zij als product onder het toepassingsgebied van de 2081

wet vallen. Gas en water kunnen immers door onze zintuigen worden waargenomen en 2082

maken dus lichamelijk, roerende goederen uit338. CORNELIS is evenwel van mening dat een 2083

gas een onlichamelijk goed betreft, maar desalniettemin valt het ook volgens hem onder het 2084

toepassingsgebied van de wet339. Zo kan niet geodoriseerd aardgas (aardgas is normaal 2085

reukloos, maar wordt geodoriseerd opdat een lek in een leiding snel zou worden 2086

opgemerkt340) als een gebrekkig product in de zin van de productaansprakelijkheidswet 2087

aanleiding geven tot aansprakelijkheid341. Opmerkelijk is dat kernenergie werd uitgesloten342. 2088

Gas wordt echter vervoerd door middel van ondergrondse leidingen, welke dus onroerend 2089

zijn. In de rechtsleer lezen we dat roerende goederen die deel uitmaken van een onroerend 2090

goed toch onder het toepassingsgebied van deze wet vallen343. De wet is dus ook van 2091

toepassing wanneer het lichamelijk roerend goed wordt gebruikt in het raam van een 2092

dienstverlening: de levering van gas (of elektriciteit)344. 2093

Ondanks de uitgebreidere vorderingsmogelijkheid die men put uit de wet 2094

productaansprakelijkheid, is de aansprakelijkheidsregeling op grond van artikel 1641 BW met 2095

betrekking tot de toepassingsvoorwaarde „product‟ toch ruimer. Artikel 1641 BW maakt 2096

immers geen onderscheid tussen roerende en onroerende goederen en lichamelijke en 2097

onlichamelijke goederen345. 2098

2099

2. Gebrek van het product 2100

Om de aansprakelijkheidsvordering te laten slagen dient er natuurlijk een gebrek worden 2101

bewezen van het product. 2102

338 D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Gent, Mys en Breesch, 2000, 36.

339 L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke producten”, RW 1987-1988, 1143, nr. 7.

340 http://www.aardgas.be/consumenten/over-aardgas/aardgasproductie-en-de-energiemarkt/oorsprong-en-

samenstelling. 341

T. VANSWEEVELT, “De wet van 25 februari 1991inzake productenaansprakelijkheid”, TBBR 1992, 104, nr. 16. 342

Art. 15 wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. 343

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 502, nr. 788. 344

T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 505, nr. 793. 345

T. VANSWEEVELT, “De wet van 25 februari 1991inzake productenaansprakelijkheid”, TBBR 1992, 112, nr. 28.

Page 73: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

73

Een product is gebrekkig wanneer het niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te 2103

verwachten346. Een gebrek is dus een gebrek aan veiligheid. Een product dat niet naar 2104

behoren werkt, maar geen veiligheidsrisico met zich meebrengt, is niet gebrekkig in de zin 2105

van deze wet347. De gebreksdefinitie in de zin van artikel 5 van de wet 2106

productaansprakelijkheid is compleet verschillend van een gebrek volgens artikel 1641 BW 2107

of zelfs artikel 1384, lid 1 BW348. De productaansprakelijkheidswet omschrijft duidelijk de 2108

omstandigheden die men in aanmerking moet nemen om te besluiten tot een gebrek. We 2109

moeten rekening houden met de presentatie van het product, het normaal gebruik van het 2110

product en het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht349. 2111

2112

3. Schade en causaal verband 2113

Het gebrekkig product dient schade te hebben veroorzaakt. Evenwel niet alle schade is 2114

vergoedbaar op grond van de wet productaansprakelijkheid350. Artikel 11 van de wet 2115

verduidelijkt welke schade vergoed kan worden op grond van de productaansprakelijkheid. 2116

Vergoedbare schade is de schade veroorzaakt door dood of lichamelijk letsel en de schade 2117

aan een andere zaak dan het gebrekkig product, indien de goederen gewoonlijk bestemd zijn 2118

voor gebruik of verbruik in de privésfeer, mits een franchise van €500. 2119

Er is aldus een beperking met betrekking tot het schadeherstel351. 2120

Naast de schade is traditioneel ook een causaal verband vereist tussen de schade en het 2121

gebrekkig product352. Wat in de rechtspraak en rechtsleer algemeen wordt aanvaard: een 2122

gedeelde aansprakelijkheid bij fout in hoofde van het slachtoffer, wordt in deze wet nog eens 2123

expliciet vermeld. Artikel 10§2 van de wet productaansprakelijkheid stelt dat de 2124

aansprakelijkheid kan worden uitgesloten of beperkt wanneer de schade werd veroorzaakt 2125

door zowel een gebrek van het product als door schuld van het slachtoffer. Het wetsartikel 2126

bevat niet alleen de geldende equivalentietheorie, maar gaat nog een stapje verder: de 2127

aansprakelijkheid van de producent kan volledig worden uitgesloten in geval van een fout 2128

van het slachtoffer. Dit is dus een afwijking van het gemene aansprakelijkheidsrecht353. 2129

2130

2131

346 Art. 5 wet 25 juni 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart

1991. 347

D. VAN DE GEHUCHTE, Productaansprakelijkheid in België, Deurne, Kluwer; 1992, 10. 348

T. VANSWEEVELT, “De wet van 25 februari 1991inzake productenaansprakelijkheid”, TBBR 1992, 118, nr. 41. 349

Art. 5 wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. 350

L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke producten”, RW 1987-1988, 1147, nr. 14. 351

L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke producten”, RW 1987-1988, 1147, nr. 14. 352

L. CORNELIS, “Aansprakleijkhied voor gevaarlijke producten”, RW 1987-1988, 1148, nr. 15. 353

L. CORNELIS, “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke producten”, RW 1987-1988, 1148, nr. 15.

Page 74: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

74

4. Producent 2132

De wet voorziet in een gelaagde aansprakelijkheidsstructuur. In eerste instantie is de 2133

producent aansprakelijk, daarnaast is ook de schijnbare producent volgens de wet een 2134

aansprakelijke, voor ingevoerde producten kan men zich ook richten naar de invoerder , 2135

maar wanneer de voorgaande onbekend zijn, of niet kunnen worden gevonden, kan het 2136

slachtoffer zich ook richten tot de leverancier. Deze laatst vermelde personen worden 2137

volgens de wet gelijkgesteld met de producent en kunnen aldus ook aansprakelijk worden 2138

gesteld354. Het betreft een cascade-aansprakelijkheid: de ene is, bij gebreke van de andere, 2139

aansprakelijk. 2140

Onder "producent " wordt in de zin van deze wet verstaan: de fabrikant van een eindproduct, 2141

de fabrikant van een onderdeel van een eindproduct, de fabrikant of de producent van een 2142

grondstof, alsmede eenieder die zich als fabrikant of producent aandient door zijn naam, zijn 2143

merk of een ander herkenningsteken op het product aan te brengen355. 2144

2145

Met betrekking tot aardgas is er in België geen enkele producent. Aardgas is immers een 2146

fossiele brandstof en dient ontgonnen te worden uit de ondergrond. Deze gasreserves 2147

bevinden zich over de ganse wereld diep onder de grond. Op de plaatsen van een gasveld 2148

wordt het gas door middel van speciale boorplatforms naar boven gehaald. In België wordt 2149

geen gas uit de ondergrond gehaald, alle aardgas in België wordt ingevoerd356. 2150

2151

We kunnen echter de vergelijking maken tussen gas en elektriciteit. Wat betreft elektriciteit 2152

heeft de rechtspraak beslist dat de producent degene is die de stroom reduceert tot 2153

dergelijke sterkte zodat ze kan gebruikt worden door een consument357, men is op dat 2154

moment fabrikant van het eindproduct. Bovendien is verduidelijkt dat, wat elektriciteit betreft, 2155

zij in het verkeer wordt gebracht van zodra zij vanuit de centrale in de woning van de 2156

consument wordt binnengebracht358. Art. 8 a van de wet stelt immers dat de producent 2157

aansprakelijk is voor de producten die hij in het verkeer heeft gebracht. Naar analogie 2158

kunnen we dan redeneren dat de onderneming die het gas bruikbaar maakt voor 2159

consumenten en via een gasdistributienetwerk tot bij de consument brengt, als producent zal 2160

worden aanzien. 2161

2162

354 M. FAURE, W. VANBUGGENHOUT, “Productenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: harmonisatie en

consumentenbescherming? (deel 1)”, RW 1987-1988, 7, nr. 7. 355

Art. 3 wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. 356

http://www.aardgas.be/consumenten/over-aardgas/aardgasproductie-en-de-energiemarkt/ontginning-en-vervoer. 357

Vred. Gent 2 mei 1997, AJT 1999-2000, 461; Vred. Gent 5 september 1997, AJT 1999-2000, 461. 358

H. BOCKEN, “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in X., Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVste postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 374, nr. 52.

Page 75: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

75

- Invoerder 2163

De invoerder is degene die in het kader van economische werkzaamheden een product in de 2164

Europese Gemeenschap invoert, met als oogmerk het te verkopen of het gebruik ervan aan 2165

derden over te dragen. Zo kunnen we denken aan Fluxys359 dat aardgas invoert via 2166

pijpleidingen rechtstreeks van een aardgasveld en door middel van zeevervoer. 2167

Struikelblok om de invoerder van gas aan te spreken is wel dat het gebrekkig product van 2168

buiten de EG gemeenschap dient ingevoerd te worden, wat met ons gas niet het geval is360. 2169

2170

- Leverancier 2171

De leverancier komt slechts op een ondergeschikte plaats qua aansprakelijkheid. Hij kan 2172

slechts aangesproken worden wanneer niet kan worden vastgesteld wie de producent van 2173

het product is361. Hij ontkomt aan zijn aansprakelijkheid door de identiteit mee te delen van 2174

de leverancier of producent. 2175

In Vlaanderen zijn er 7 distributienetbeheerders die samenwerken met Eandis voor hun 2176

exploitatietaken. Dit zijn : Gaselwest, IMEA, Imewo, Intergem, Iveka, Iverlek en Sibelgas. 2177

Een distributienetbeheerder moet zorgen voor het beheer van de leidingen en zorgen dat het 2178

aardgas feilloos tot in de woningen of bedrijven komt362. Zij zijn dus in zekere zin ook 2179

leveranciers. Er zijn ook andere leveranciers die geen distributienetbeheerder zijn zoals bij 2180

voorbeeld Nuon. 2181

De leverancier wordt slechts in beperkte mate aansprakelijk gesteld in de wetgeving, doch in 2182

de rechtspraak vinden we vooral gevallen terug waar het de distributienetbeheerder is die 2183

verantwoordelijk wordt geacht. 2184

Zo stelde het Hof van Cassatie op 6 april 2006 dat de leverancier en distributienetbeheerder, 2185

Imewo, van een product die door een gebrek in zijn installatie een onbewerkt product levert, 2186

niet zijn hoedanigheid van producent verliest363. Normaal bewerkt Imewo de elektriciteit 2187

zodat zij een spanning heeft die bruikbaar is voor de afnemer. Aangezien het product nog 2188

bewerkt wordt eer het aan de consument geleverd wordt, moet Imewo als eindproducent 2189

worden beschouwd. In casu had de elektriciteit het net verlaten met een te hoge spanning. 2190

De transformator die ervoor moet zorgen dat de spanning wordt gereduceerd naar een lager 2191

voltage was namelijk stuk. Een producent blijft producent, ook wanneer zij nalaat een 2192

359 www.fluxys.com.

360 T. VANSWEEVELT, B. WEYTS, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2009, 532, nr. 840. 361

Art. 4 §2 wet 25 juni 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. 362

http://www.eandis.be/eandis/distributienetbeheerder.htm. 363

Cass. 6 april 2006, NJW 2007, 460, noot I. BOONE.

Page 76: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

76

bewerking van het product te leveren, dat zij normalerwijze wel levert364. Impliciet oordeelt 2193

het Hof dus dat de distributienetbeheerder een producent is in de zin van de wet 2194

productaansprakelijkheid365. 2195

Ook vóór het cassatiearrest volgden lagere rechters dezelfde redenering366. 2196

Mijns inziens kan je deze wetgeving ook toepassen op aardgas: daar onderscheiden we ook 2197

een producent (buiten België gelegen), een invoerder, distributienetbeheerder en een 2198

leverancier. Het valt natuurlijk te bezien waar het gebrek van het gas ontstaat om te bepalen 2199

wie je kan aanspreken. 2200

2201

b. Bevrijdingsmogelijkheden 2202

De wet vermeldt expliciet de bevrijdingsmogelijkheden waarover de aansprakelijke producent 2203

beschikt om zijn verantwoordelijkheid te weerleggen. Artikel 8 van de wet 2204

productaansprakelijkheid bevat 6 mogelijkheden om te ontkomen aan de aansprakelijkheid. 2205

Hij zal niet aansprakelijk zijn als hij volgend bewijs levert: of hij heeft het product niet in het 2206

verkeer gebracht367, of het gebrek bestond nog niet op het moment dat het in het verkeer 2207

werd gebracht368, of het product was niet bestemd voor verkoop of enige andere vorm van 2208

verspreiding369, of het gebrek is een gevolg van de overeenstemming van het product met 2209

dwingende overheidsvoorschriften370, of op grond van de stand van 2210

wetenschappelijke/technische kennis op het moment van het in het verkeer brengen 2211

verkeerde men in de onmogelijkheid het gebrek te kennen371, of het gebrek is te wijten aan 2212

het geheel waarvan het onderdeel een bestanddeel van vormt (wat de producent van een 2213

onderdeel betreft)372. 2214

Volledigheidshalve vermeld ik deze mogelijkheden hier, maar wegens gebrek aan 2215

toepassingsgevallen met betrekking tot gas zal ik hier niet verder op in gaan. 2216

2217

364 I. BOONE, “Productaansprakelijkheid en ontwikkelingsrisicoverweer”(noot onder Cass. 6 april 2006), NJW

2006, 462. 365

X., “Distributienetbeheerder aansprakelijk voor schade door te hoge spanning”, Juristenkrant 2006, nr. 132, 1. 366

Gent 24 mei 2002, NJW 2002, 393; Vred. Gent 2 mei 1997, AJT 1999-2000, 461; Vred. Gent 5 september 1997, AJT 1999-2000, 461. 367

Art. 8, a wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. . 368

Art. 8, b wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. 369

Art. 8, c wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. 370

Art. 8, d wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. . 371

Art. 8, e wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. 372

Art. 8, f wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991.

Page 77: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

77

§ 4. Wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en 2218

betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke 2219

aansprakelijkheid in dergelijke gevallen: objectieve aansprakelijkheid 2220

2221

Na een hevige brand in een dancing in La Louvière kwamen 15 personen om het leven en 2222

raakten er nog eens dubbel zoveel gewond. De wetgever had al eerder gepoogd een beleid 2223

te voeren met betrekking tot brand in openbare gebouwen, maar dit voorval onthulde het 2224

falen van de overheid373. Een nieuwe wet werd met spoed geredigeerd en op 20 september 2225

1979 verscheen de wet van 30 juli 1979 in het Belgisch staatsblad374. 2226

De wet die tot stand is gekomen bevat 2 luiken: enerzijds bevat de wet een deel met 2227

betrekking tot preventie en anderzijds voerde de wet een objectieve aansprakelijkheid in met 2228

daaraan een verplichte verzekering gekoppeld375. De wet omschrijft zowel de primaire als 2229

secundaire preventie376. 2230

2231

a. Preventie 2232

De wet van 30 juli 1979 richt zich in de eerste plaats tot het vermijden van schadegevallen 2233

en vaardigt daarom veiligheidsnormen uit waarvan „voor publiek toegankelijke inrichtingen‟ 2234

zich moeten houden. De preventienormen zijn ondermeer: voorschriften in verband met de te 2235

gebruiken materialen, afmetingen van lokalen, maximum aantal toegelaten personen, 2236

nooduitgangen,…377 De maatregelen zijn niet alleen gericht op een vermijding van schade, 2237

maar ook een beperking mocht er zich toch een schadegeval voordoen378. 2238

Het toepassingsgebeid van de uitgevaardigde preventievoorschriften vinden we in artikel 2, 2239

§ 1 van de wet: “op alle inrichtingen die gewoonlijk voor publiek toegankelijk zijn, ook al 2240

wordt het publiek er slechts onder bepaalde voorwaarden toegelaten, en die niet 2241

onderworpen zijn aan bijzondere regelen inzake branden en ontploffingen”. Het is dus een 2242

zeer ruim toepassingsgebied. 2243

Het toepassingsgebied kan voor discussie zorgen: zo besliste het hof van beroep te 2244

Antwerpen dat het begrip „gewoonlijk‟ in de omschrijving van het toepassingsgebied 2245

373 C. VAN SCHOUBROECK, “Objectieve aansprakelijkheid en verzekeringsplicht bij schade door rampen. Een

Belgische case-study” in A. AKKERMANS en E. BRANS (eds.), Aansprakelijkheid en schadeverhaal bij rampen, Nijmegen, Ars Aequi libri, 2002, 146. 374

Wet 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, BS 20 september 1979. 375

Art. 1 wet 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, BS 20 september 1979. 376

J. ROGGE, “Preventie van brand en ontploffing en verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering”, BRH 1980, 22, nr. 2. 377

P. COLLE, Handboek bijzonder gereglementeerde verzekeringscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2005, 68, nr. 107. 378

J. ROGGE, “Preventie van brand en ontploffing en verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering”, BRH 1980, 22, nr. 5.

Page 78: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

78

geenszins vereist dat de inrichting daadwerkelijk toegankelijk was op het moment van de 2246

brand of ontploffing, noch dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen ruimten binnen 2247

de inrichting die toegankelijk zijn voor het publiek en ruimten die dat niet zijn379. Alzo valt een 2248

onderneming tijdens de sluitingstijd ook onder het toepassingsgebied van de wet van 30 juli 2249

1979. 2250

2251

b. Objectieve aansprakelijkheid 2252

Omdat niet alle schadegevallen kunnen worden vermeden, voerde de wetgever een 2253

objectieve aansprakelijkheid in ten laste van de exploitant van de inrichting380. Deze 2254

objectieve aansprakelijkheid moet het voor de slachtoffers makkelijker maken een 2255

schadevergoeding te bekomen, zij hoeven immers geen fout te bewijzen381. Het zal volstaan 2256

dat de schadelijders de omvang van hun schade en het causaal verband met de brand of 2257

ontploffing bewijzen, de schuld van de uitbater wordt onweerlegbaar vermoed382. De oorzaak 2258

van de brand of ontploffing is irrelevant, uitgezonderd de eigen fout van het slachtoffer383. 2259

Deze bijzondere aansprakelijkheidsregelingen laten andere schadevergoedingsregelingen 2260

ongemoeid384. Het slachtoffer zal voor elke aansprakelijkheidsregeling het toepasselijke 2261

bewijs dienen te leveren385. De andere mogelijke aansprakelijkheidsvorderingen werden 2262

hierboven reeds besproken. 2263

2264

Het toepassingsgebied van dit deel van de wet is evenwel veel beperkter dan het 2265

toepassingsgebied van het eerste deel met betrekking op preventie. Het is aan de Koning te 2266

bepalen op welke inrichtingen deze objectieve aansprakelijkheid en daarmee samenhangend 2267

de verplichte verzekering van toepassing is386. Het toepassingsgebied is nader gedefinieerd 2268

in het Koninklijk Besluit van 28 februari 1991 waarin 25 categorieën van inrichtingen worden 2269

opgesomd387. 2270

379 Antwerpen 24 december 2003, TBH 2005, 1073, noot C. VAN SCHOUBROECK.

380 Art. 8 wet 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte

verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, BS 20 september 1979. 381

A. VAN OEVELEN, “Preventie van brand en ontploffing, objectieve aansprakelijkheid en verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering”, RW 1980-1981, 230, nr. 20. 382

J. ROGGE, “Preventie van brand en ontploffin en verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering”, BRH 1980, 27, nr. 17. 383

P. COLLE, Handboek bijzonder gereglementeerde verzekeringscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2005, 70, nr. 111. 384

Art. 8 wet 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, BS 20 september 1979. 385

A. CAUWENBERGH, “Objectieve aansprakelijkheidsverzekering brand en ontploffing voor inrichtignen die toegankelijk zijn voor het publiek” in X., Het onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, XIX dln., losbl. z.p. 386

Art. 7 wet 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, BS 20 september 1979. 387

KB van 28 februari 1991 betreffende de inrichtingen die onder de toepassing vallen

van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en

Page 79: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

79

De wet legt de schadevergoedingsplicht ten laste van de exploitant van de voor het publiek 2271

toegankelijke inrichting. Hij moet de lichamelijke en materiële schade vergoeden van derden. 2272

Onder derden moeten we alle personen begrijpen welke niet objectief aansprakelijk zijn. 2273

Irrelevant is of zij zich dan wel binnen of buiten de inrichting bevonden388. 2274

De koning heeft de aansprakelijkheid wel begrensd: hij bepaalt het maximale bedrag van de 2275

objectieve aansprakelijkheid389. 2276

2277

Om de mogelijke insolvabiliteit van de exploitant op te vangen (vaak is de omvang van de 2278

schade bij dergelijke schadegevallen erg groot), heeft de wetgever aan de objectieve 2279

aansprakelijkheid een verzekeringsplicht gekoppeld390. Het deeltje met betrekking tot de 2280

verplichte aansprakelijkheidsverzekering zal hieronder in hoofdstuk 3 worden behandeld. 2281

2282

Dat de invoering van deze wet niet nutteloos was, blijkt uit volgend toepassingsvoorbeeld. 2283

Op 18 juni 1995 ontplofte een wegrestaurant te Eynatten391. Het autowegrestaurant bevond 2284

zich op hetzelfde terrein als het tankstation (wat buiten het toepassingsgebied valt van het 2285

tweede deel van de wet) en ontplofte ten gevolge van een gaslek. Bij die ramp lieten 16 2286

mensen het leven en werden nog andere gewond. De slachtoffers werden allen vergoed 2287

door de verzekeraar van het wegrestaurant. 2288

Opvallend is dat een tankstation buiten het toepassingsgebied van de objectieve 2289

aansprakelijkheid valt, had de explosie daar plaatsgevonden dan konden de slachtoffers 2290

geen aanspraak maken op vergoeding op grond van de wet van 30 juli 1979392. 2291

2292

c. Sancties 2293

Gezien het belang dat de wetgever hecht aan de veiligheid in openbare inrichtingen, bevat 2294

de wet van 30 juli 1979 nog een derde hoofdstuk waarin sancties werden opgenomen. 2295

De wet bevat een strafrechtelijke sanctie en een burgerrechtelijke maatregel. 2296

De strafrechtelijke sanctie is een gevangenisstraf en/of een geldboete wanneer niet is 2297

voldaan aan de veiligheidsvereisten die de wet oplegt. Daarnaast kan de strafrechter, na 2298

veroordeling, ook de sluiting van de inrichting bevelen. 2299

betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, BS 13 april 1991. 388

P. COLLE, Handboek bijzonder gereglementeerde verzekeringscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2005, 70, nr. 109. 389

Art. 8, 2e lid wet 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de

verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, BS 20 september 1979. 390

Art. 8, 3e lid wet 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de

verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, BS 20 september 1979. 391

http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article643594.ece/Dertien_doden_bij_explosie_benzinepomp 392

A. CAUWENBERGH, “Objectieve aansprakelijkheidsverzekering brand en ontploffing voor inrichtignen die toegankelijk zijn voor het publiek” in X., Het onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, XIX dln., losbl. z.p.

Page 80: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

80

De burgerrechtelijke maatregel houdt in dat de burgemeester de voorlopige sluiting van de 2300

inrichting kan bevelen wanneer deze niet voldoet aan de vereisten die de wet oplegt393. 2301

393 P. COLLE, Handboek bijzonder gereglementeerde verzekeringscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2005,

74, nr. 119.

Page 81: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

81

Hoofdstuk 3: Verzekeringen 2302

2303

Doordat grote risico‟s verbonden zijn aan activiteiten met betrekking tot gas, neemt het 2304

belang van een verzekering alsmaar toe. 2305

In het stuk waar ik de aansprakelijkheid tussen huurder en verhuurder behandelde, haalde ik 2306

reeds kort het belang van een brandverzekering aan. Deze verzekering zal ik echter niet 2307

behandelen, mijn aandacht gaat uit naar de beroepsaansprakelijkheid van ondernemingen 2308

en hun daarvoor afgesloten verzekering. 2309

Na hierboven reeds ook de objectieve aansprakelijkheid voor brand en ontploffing in voor 2310

publiek toegankelijke instellingen te hebben besproken, ga ik hieronder kort in op de 2311

verplichte aansprakelijkheid die deze wet oplegt. 2312

2313

Afdeling 1: Verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid 2314

2315

Een van de belangrijkste risico‟s bij het exploiteren van een onderneming is de mogelijkheid 2316

aansprakelijk te worden gesteld. Een onderneming kan aansprakelijk worden gesteld voor 2317

schadegevallen bij het uitbaten van de onderneming, kan aansprakelijk zijn voor geleverde 2318

producten of diensten… Om deze risico‟s niet zelf te moeten dragen, sluiten bedrijven 2319

daarvoor verschillende verzekeringen af. De bekendste is de verzekering burgerlijke 2320

aansprakelijkheid exploitatie394. Daarnaast kan men ook een verzekering afsluiten voor de 2321

burgerlijke aansprakelijkheid voor producten395. 2322

Beide verzekeringen zijn aansprakelijkheidsverzekeringen in de zin van artikel 77 van de wet 2323

landverzekeringsovereenkomst396. 2324

2325

De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid exploitatie dekt de schade die veroorzaakt is 2326

door de activiteiten tijdens het uitbaten van de onderneming en door de middelen die zij 2327

hanteert bij deze activiteiten. Zo zal een ontploffing op een exploitatiesite en daardoor 2328

eventueel veroorzaakte vervuiling onder de dekking van deze verzekering vallen397. De 2329

schade veroorzaakt door producten na levering of door werken na aflevering wordt 2330

uitgesloten398. 2331

394 V. VERVLIET, Buitencontractuele aansprakelijkheid bij professionele risico‟s, Antwerpen, Intersentia,

2007, 581, nr. 843. 395

P. FONTEYNE, “De verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid” in X., Ondernemingen en hun verzekeringen, Mechelen, Kluwer, 2008, 565. 396

Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, BS 20 augustus 1992. 397

P. FONTEYNE, “De verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid” in X., Ondernemingen en hun verzekeringen, Mechelen, Kluwer, 2008, 565. 398

V. VERVLIET, Buitencontractuele aansprakelijkheid bij professionele risico‟s, Antwerpen, Intersentia, 2007, 582, nr. 844.

Page 82: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

82

De verzekering aansprakelijkheid producten betreft meer schadegevallen na de bedrijvigheid 2332

van de onderneming: schade veroorzaakt door gebrekkige producten of werken, nadat de 2333

onderneming de effectieve controle ervan heeft overgedragen, zal onder de dekking van 2334

deze polis vallen399. 2335

2336

Om discussies te vermijden welke verzekeraar dient tussen te komen met betrekking tot een 2337

schadegeval, worden beide polissen vaak bij eenzelfde verzekeraar afgesloten400. Mogelijks 2338

kunnen ze ook samengevoegd worden in een polis, tegen een hogere premie natuurlijk. Zo 2339

is er bij Ethias de verzekering BA beroepsleven welke dekking verleent voor de burgerlijke 2340

aansprakelijkheid tijdens de uitoefening van beroepsactiviteiten, maar ook na de levering401. 2341

2342

§ 1. Verzekering BA exploitatie 2343

a. Gedekte personen 2344

Enerzijds hebben we de verzekerden en anderzijds de derden. Vanzelfsprekend dekt de 2345

verzekering de aansprakelijkheid van de verzekeringnemer: de onderneming. De 2346

verzekeringsdekking is echter uitgebreider dan dit en strekt ook tot de aangestelden, 2347

zaakvoerders, bestuurders en maatschappelijke lasthebbers van de onderneming. Uiteraard 2348

is hun aansprakelijkheid slechts gedekt bij de uitoefening van hun functie. Wanneer de 2349

verzekeringnemer een natuurlijke persoon is, zullen ook zijn gezinsleden onder de dekking 2350

van de verzekering vallen402. 2351

De derden welke onder de dekking vallen zijn alle natuurlijke personen of rechtspersonen, 2352

welke geen verzekerde zijn. De schade die deze derden lijden, zal de verzekeraar 2353

vergoeden. Logisch is dat de verzekeraar niet gehouden is tot uitkering wanneer het schade 2354

betreft aan de onderneming zelf. 2355

2356

b. Gedekte aansprakelijkheid 2357

De gedekte aansprakelijkheid zal gespecificeerd worden in de polis welke de onderneming 2358

ondertekent. Zeker is dat de polis dekking verleent voor de buitencontractuele 2359

aansprakelijkheid van de onderneming. Over de dekking van de contractuele 2360

aansprakelijkheid vinden we discussie in de rechtsleer: FONTEYNE is van mening dat deze 2361

wel binnen de verzekeringsdekking valt403, terwijl VERVLIET404 en JOCQUE405 stellen dat 2362

399 P. FONTEYNE, “De verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid” in X., Ondernemingen en hun

verzekeringen, Mechelen, Kluwer, 2008, 565. 400

V. VERVLIET, Buitencontractuele aansprakelijkheid bij professionele risico‟s, Antwerpen, Intersentia, 2007, 582, nr. 844. 401

http://www.ethias.be/nl/prd/D5PR150/Particulieren/Verzekeren/Beroepsleven/BA_Beroepsleven.htm. 402

G. JOCQUE, “Arbeidsveiligheid: aansprakelijkheid en verzekering”, TWR 2000, 105. 403

P. FONTEYNE, “De verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid” in X., Ondernemingen en hun verzekeringen, Mechelen, Kluwer, 2008, 577.

Page 83: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

83

deze in principe buiten de dekking valt. VERVLIET nuanceert haar standpunt echter: de 2363

contractuele aansprakelijkheid kan soms wel binnen de dekking vallen: eerst en vooral 2364

wanneer de begane contractuele fout ook een schending van de artikelen 1382-1383 BW 2365

uitmaakt en het dus ook een buitencontractuele fout betreft. Daarnaast kan de contractuele 2366

aansprakelijkheid ook door middel van een aanvullende dekking binnen de verzekering 2367

vallen. 2368

2369

c. Gedekte activiteiten 2370

De activiteiten waarvoor de verzekering dekking verleent, moeten verband houden met de 2371

onderneming. De activiteiten die binnen de verzekering vallen, zullen worden gespecificeerd 2372

en gedefinieerd in de verzekeringsovereenkomst406. 2373

2374

d. Gedekte schade 2375

De schade waarvoor de verzekeraar zal tussenkomen is zowel de lichamelijke als materiële 2376

schade. Ook immateriële schade (een geldelijk nadeel dat voortkomt uit het derven van een 2377

voordeel…) wordt gedekt door de verzekering BA exploitatie407. 2378

2379

De schadevergoeding die de verzekeraar zal uitkeren, is geplafonneerd. In de polis zullen de 2380

maximumbedragen worden bepaald en zal eventueel een franchise worden opgenomen408. 2381

2382

e. Uitsluiting en verval 2383

De verzekering BA exploitatie is een aansprakelijkheidsverzekering welke onder de 2384

landverzekeringswet valt. Gevolg hiervan is dat de gronden voor uitsluiting en verval uit deze 2385

wet ook van toepassing zijn op de verzekering BA exploitatie. Zo zal de verzekeraar niet 2386

verplicht zijn een bedrag uit te keren aan degene die het schadegeval opzettelijk 2387

veroorzaakte409. Noch moet de verzekeraar tussenkomen wanneer de schade het gevolg is 2388

van oorlog of dergelijke410. 2389

Naast deze algemene uitsluitingen van tussenkomst, kunnen in de polis nog andere worden 2390

overeengekomen. 2391

404 V. VERVLIET, Buitencontractuele aansprakelijkheid bij professionele risico’s, Antwerpen, Intersentia,

2007, 590, nr. 859. 405

G. JOCQUE, “Arbeidsveiligheid: aansprakelijkheid en verzekering”, TWR 2000, 105. 406

P. FONTEYNE, “De verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid” in X., Ondernemingen en hun verzekeringen, Mechelen, Kluwer, 2008, 577. 407

P. FONTEYNE, “De verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid” in X., Ondernemingen en hun verzekeringen, Mechelen, Kluwer, 2008, 577. 408

V. VERVLIET, Buitencontractuele aansprakelijkheid bij professionele risico’s, Antwerpen, Intersentia, 2007, 593, nr. 863. 409

Art. 8 wet landverzekeringsovereenkomst. 410

Art. 9 wet landverzekeringsovereenkomst.

Page 84: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

84

§ 2. Toepassingsgeval 2392

Een arrest van het hof van beroep te Brussel op 28 september 2005411 besliste dat de 2393

verzekeraar niet gehouden was tot uitkering. Dit arrest werd hierboven reeds besproken 2394

onder de titel „vergunningen‟. Kort wens ik dit hier nog even te herhalen ter illustratie van het 2395

belang van de correcte beschrijving van alle punten in de verzekeringsovereenkomst. 2396

Bovendien is het belangrijk in orde te zijn met alle wettelijke verplichtingen, zoals een 2397

vergunningsplicht. In casu beschikte de verzekeringnemer immers niet over de gepaste 2398

vergunning voor het vullen van gasflessen. Deze activiteit was dan ook niet inbegrepen in 2399

zijn verzekeringspolis „burgerlijke aansprakelijkheid bedrijven‟. Wanneer een door de 2400

verzekeringnemer gevulde gasfles tot ontploffing kwam, riep deze zijn verzekeraar in. De 2401

verzekeraar kan echter niet inroepen dat de activiteit van het vullen van gasflessen niet 2402

inbegrepen was in de overeenkomst. Wel kan slaagt hij erin te bewijzen dat dit een 2403

verzwaring van het risico betreft en dat indien hij daar weet van had, hij niet zou 2404

gecontracteerd hebben. De verzekeraar is dus enkel gehouden tot het terugbetalen van de 2405

premies. 2406

2407

2408

Afdeling 2: Wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en 2409

betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in 2410

dergelijke gevallen412 2411

2412

De wet van 30 juli 1979 bevat ten eerste een objectieve aansprakelijkheid ten laste van de 2413

exploitant van een voor publiek toegankelijke inrichting en legt ten tweede een verplichte 2414

verzekering op aan deze exploitanten. 2415

De objectieve aansprakelijkheid werd in een hoofdstuk hierboven reeds besproken, hier 2416

wens ik de verzekeringsplicht even van naderbij te bekijken. 2417

2418

§ 1. Toepassingsgebied 2419

a. Inrichtingen 2420

De verplichte verzekeringsplicht is niet algemeen van toepassing op alle voor publiek 2421

gebruikelijk toegankelijke inrichtingen, zoals dat voor de preventieplicht wel is. Er dienen drie 2422

cumulatieve voorwaarden voldaan te zijn opdat de bepaling van hoofdstuk 2 van de wet van 2423

toepassing zouden zijn. Eerst en vooral moet het gaan om een publiek toegankelijke 2424

inrichting, daarnaast dient deze toegang gebruikelijk te zijn en tenslotte moet de inrichting 2425

411 Brussel (13

e kamer) 28 september 2005, T. Verz. 2007, 195.

412 Wet 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte

verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, BS 20 september 1979.

Page 85: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

85

worden vermeld op een lijst413. De inrichtingen waarop de objectieve aansprakelijkheid en 2426

dus de verzekeringsplicht rust, worden nader bepaald in een koninklijk besluit van 28 februari 2427

1991414. In dit KB vinden we een lijst van vijfentwintig soorten instellingen. Deze lijst dient 2428

strikt te worden geïnterpreteerd, aangezien het een afwijking betreft van het gemeen recht415. 2429

2430

b. Verzekeringnemer 2431

De verzekeringsplicht rust op de exploitant van de publiek toegankelijke inrichting. Het is op 2432

hem dat de objectieve aansprakelijkheid rust en dus is het ook deze persoon die deze 2433

aansprakelijkheid dient te verzekeren. Artikel 8 van de wet van 30 juli 1979 schrijft deze 2434

verplichting voor. De wetgever acht de verzekeringsplicht zo belangrijk, dat hij in de wettekst 2435

heeft ingeschreven dat geen publieke inrichting mag worden geopend vooraleer deze 2436

verzekering werd afgesloten416. De verzekeraar moet daarom een attest afleveren, dat een 2437

verzekering werd aangegaan. Van dit attest wordt een duplicaat verstuurd naar de 2438

burgemeester van de gemeente waar de inrichting gevestigd is417. 2439

Vrijgesteld van de verplichte verzekering zijn: de Staat, de Gewesten en de 2440

Gemeenschappen418. 2441

2442

c. Derden 2443

De verzekeraar zal tussenkomen om de schade te vergoeden die derden lijden ten gevolge 2444

van een brand of ontploffing van inrichting die onder het toepassingsgebied valt. Wie deze 2445

derden zijn werd hierboven reeds vermeld: onder derden moeten we alle personen begrijpen 2446

welke niet objectief aansprakelijk zijn. Irrelevant is of zij zich dan wel binnen of buiten de 2447

inrichting bevonden419. 2448

Enkele personen werden door de wet uitgesloten van recht op vergoeding: de dader, de 2449

verzekeraar die benadeelde personen heeft vergoed en nu zijn subrogatierecht wenst uit te 2450

413 A. DELEU, “De verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering bij brand en ontploffing” in X.,

Ondernemingen en hun verzekeringen, Mechelen, Kluwer 2008, 518. 414

KB van 28 februari 1991 betreffende de inrichtingen die onder de toepassing vallen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, BS 13 april 1991. 415

H. DEBROUX, “De objectieve aansprakelijkheid en de verplichte verzekering inzake brand en ontploffing van toepassing op instellingen toegankelijk voor het publiek”, Intercontact 2000, 133. 416

C. VAN SCHOUBROECK, “Objectieve aansprakelijkheid en verzekeringsplicht bij schade door rampen. Een Belgische case-study.” in A. AKKERMANS en E. BRANS (eds.), Aansprakelijkheid en schadeverhaal bij rampen, Nijmegen, Ars Aequi libri, 2002, 150; J. ROGGE, “Preventie van brand en ontploffing en verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering”, BRH 1980, 27, nr. 19. 417I. Jost, “Verplichte verzekering objectieve aansprakelijkheid inzake brand en ontploffing”, Intercontact 1995, 59.. 418

A. DELEU, “De verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering bij brand en ontploffing” in X., Ondernemingen en hun verzekeringen, Mechelen, Kluwer, 2008, 528. 419

P., COLLE, Handboek bijzonder gereglementeerde verzekeringscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2005, 70, nr. 109.

Page 86: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

86

oefenen, personen of organismen die een recht hebben tegen de verantwoordelijke van het 2451

schadegeval420. 2452

De schade die zal worden vergoed is de lichamelijke en materiële schade, morele schade 2453

valt buiten de dekking421. 2454

2455

§ 2. Modaliteiten inzake tussenkomt 2456

a. Rechtstreeks vorderingsrecht 2457

De benadeelden van het schadegeval hebben een eigen recht ten aanzien van de 2458

verzekeraar422. Dat eigen recht komt neer op een rechtstreekse vordering ten aanzien van de 2459

aansprakelijkheidsverzekeraar423. 2460

De slachtoffers zelf behouden echter ook hun rechten ten aanzien van de aansprakelijke 2461

derde. Zij kunnen immers de schade die niet werd vergoed door de verzekeraar verhalen op 2462

de aansprakelijke, artikel 8 stelt immers dat de objectieve aansprakelijkheid geldt 2463

„onverminderd het gewone verhaal op de voor het schadegeval aansprakelijke personen. 2464

2465

b. Excepties 2466

Een belangrijke bepaling in de wet is deze in artikel 8bis. Hierin staat te lezen dat de 2467

verzekeraar geen enkele nietigheid, exceptie of verval kan inroepen ten aanzien van de 2468

benadeelde. Deze bepaling strekt tot de bescherming van de slachtoffers tegen al dan niet 2469

foutieve tekortkomingen van de verzekeringnemer, zijnde de exploitant. 2470

Het spreekt voor zich dat wanneer de verzekeraar in dergelijk geval dient tussen te komen, 2471

hij over een regresvordering beschikt tegen de exploitant424. 2472

2473

c. Subrogatierecht van de verzekeraar 2474

De verzekeraar die de benadeelde personen heeft vergoed, treedt in de rechten van deze 2475

personen die zij hadden ten aanzien van de voor het schadegeval aansprakelijke derden, zo 2476

lezen we in het 6e lid van artikel 8 van de wet. De verzekeraar kan aldus de door hem 2477

uitgekeerde sommen verhalen op een aansprakelijke425. 2478

420 Art. 8, lid 7 wet 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de

verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, BS 20 september 1979. 421

H. BOCKEN, “Van fout naar risico. Een overzicht van de objectieve aansprakelijkheidsregelingen naar Belgisch recht”, TPR 1984, 381, nr. 68. 422

Art. 8, 7e lid wet 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de

verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, BS 20 september 1979. 423

P. COLLE, Handboek bijzonder gereglementeerde verzekeringscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2005, 71, nr. 114. 424

A. DELEU, “De verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering bij brand en ontploffing” in X., Ondernemingen en hun verzekeringen, Mechelen, Kluwer, 2008, 530. 425

A.VAN OEVELEN, “Preventie van brand en ontploffing, objectieve aansprakelijkheid en verplichte burgerrechtlijke aansprakelijkheidsverzekering”, RW 1980-1981, 241, nr. 33.

Page 87: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

87

Hoofdstuk 4: Situatie in Nederland 2479

2480

Na een uitgebreide bespreking van de verschillende aansprakelijkheidsregelingen die van 2481

toepassing zijn in België op schadegevallen met betrekking tot gas, zal ik even de situatie in 2482

ons buurland, Nederland, bekijken. Ik beperk me evenwel tot de buitencontractuele 2483

aansprakelijkheid in Nederland. 2484

2485

Afdeling 1: Inleiding 2486

2487

Het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht vinden we terug in het Nieuw Burgerlijk Wetboek, 2488

boek 6. Helemaal nieuw is het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (NBW) niet meer, gezien het 2489

dateert van 1992, maar later meermaals werd aangevuld426. 2490

Net zoals bij ons wordt een onderscheid gemaakt tussen de foutaansprakelijkheid en de 2491

risico-aansprakelijkheid427. 2492

De foutaansprakelijkheid vinden we in het NBW terug in art. 6:162. Net zoals in België steunt 2493

deze aansprakelijkheid op een onrechtmatigheid en de toerekenbaarheid van die 2494

onrechtmatigheid aan een persoon428. Ik zal hier verder niet op ingaan, gezien het beperkt 2495

belang met betrekking tot schadegevallen met gas. 2496

Mijn aandacht gaat vooral uit naar de vele risico-aansprakelijkheden die we terugvinden in 2497

afdelingen 6.3.2 en 6.3.3 van het NBW. Anders dan in België vinden we een uitgebreidere 2498

aansprakelijkheid terug in het NBW en zijn we in Nederland niet aangewezen op bijzondere 2499

wetten. 2500

We onderscheiden de risico-aansprakelijkheid voor gebrekkige roerende zaken429, voor 2501

opstallen430, voor gevaarlijke stoffen431, voor boorgaten en mijnbouwactiviteiten432 en voor 2502

producten433. 2503

Naast deze aansprakelijkheden wens ik kort nog even de aandacht te vestigen op een 2504

bijzondere wet: de wet buisleidingenstraat Pernis-Antwerpen434. 2505

Het betreft geen volledig allesomvattende beschrijving van de verscheidene regelingen, 2506

maar een overzicht van de belangrijkste punten om enige gelijkenissen en/of verschillen met 2507

de Belgische wetgeving duidelijk te maken. 2508

426 F. T. OLDENHUIS, Onrechtmatige daad: aansprakelijkheid voor personen, Deventer, Kluwer 1998, 3, nr. 3.

427 C.H.M. JANSEN, Onrechtmatige daad: algemene bepalingen, Deventer, Kluwer, 1996, 11.

428 C.H. SIEBURGH, Toerekening van een onrechtmatige daad, Deventer, Kluwer 2000, 23.

429 Art. 6:173 NBW.

430 Art. 6:174 NBW.

431 Art. 6:175 NBW.

432 Art. 6:177 NBW.

433 Art. 6:185 NBW.

434 Wet 11 maart 1972, Stb. 145.

Page 88: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

88

Afdeling 2: Aansprakelijkheid voor gebrekkige roerende zaken 2509

2510

Het eerste lid van artikel 6:173 NBW bevat de voorwaarden voor de aansprakelijkheid. Deze 2511

aansprakelijkheid valt te vergelijken met onze aansprakelijkheid uit artikel 1384, lid 1 BW. 2512

Aan volgende eisen moet zijn voldaan: het moet een roerende zaak betreffen, deze moet 2513

behept zijn met een gebrek (“er is niet voldaan aan de daaraan te stellen eisen”), dat gebrek 2514

moet een bijzonder gevaar opleveren voor personen of zaken435. 2515

2516

§ 1. Roerende zaak 2517

Wat opvalt in de Nederlandse wettekst is dat de aansprakelijkheid specifiek rust op roerende 2518

zaken. In ons Burgerlijk Wetboek wordt dat niet vermeld, waardoor we ervan uit kunnen gaan 2519

dat ons artikel dan ook een ruimer toepassingsgebied heeft, daar het ook kan gebruikt 2520

worden voor gebrekkige onroerende zaken. 2521

Hierbij denk ik dan aan het casusgeval van de gebrekkige riolering436 te Verviers. Een riool is 2522

naar mijn mening een onroerend goed door incorporatie437. Waar in België de stad Verviers 2523

als bewaarder van een gebrekkige zaak aansprakelijk wordt geacht, zou dit schadegeval in 2524

Nederland niet kunnen worden opgelost aan de hand van de aansprakelijkheid voor 2525

gebrekkige zaken, wegens de beperking van het toepassingsgebied tot roerende zaken. 2526

Alle schadegevallen met betrekking tot onroerende goederen vallen in Nederland onder 2527

artikel 6:174 dat betrekking heeft op opstallen. 2528

Het artikel is van toepassing op zaken: zaken naar Nederlands recht zijn „voor menselijke 2529

beheersing vatbare stoffelijke objecten‟438. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat een 2530

ontsnapte gaswolk niet als zaak kan worden aangeduid, gas in een tank daarentegen, is wel 2531

een zaak439. 2532

2533

§ 2. Gebrek en bijzonder gevaar 2534

Belangrijkste vereisten zijn dat de zaak gebrekkig is en daardoor gevaarlijk is440. Artikel 2535

6:173 NBW omschrijft deze voorwaarde „gebrekkig‟ als volgt: “zo zij niet voldoet aan de eisen 2536

die men in de gegeven omstandigheden aan de zaak mag stellen”. Het moet aldus gaan om 2537

een intrinsiek gebrek, een abnormaal kenmerk of de zaak heeft een eigenschap welke het 2538

niet behoort te hebben441. 2539

435C.J.M. KLAASSEN, Risico-aansprakelijkheid, Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink, 1991, 94, nr 2.6.3.1.

436 Luik 30 juni 1993, JLMB 1994, 67.

437 Art. 517 BW.

438 Art. 3:2 NBW.

439 E. BAUW, Onrechtmatige daad: aansprakelijkheid voor zaken, Deventer, Kluwer, 2008, 10, nr. 8.

440 G.H.A. SCHUT, Onrechtmatige daad, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1997, 120.

441 J. SPIER, “Risico-aansprakelijkheid (afd. 6.3.2)” in J. SPIER, T. HARTLIEF, G.E. VAN MAANEN en R.D.

VRIESDORP (eds.), Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer, Kluwer 2000, 90, nr. 98.

Page 89: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

89

Waar wij in België artikel 1384, lid 1 BW ook toepassen op samengestelde zaken, is dat 2540

anders in Nederland. Wij aanvaarden dat een samengestelde zaak gebrekkig kan zijn, ook al 2541

zijn de afzonderlijke bestanddelen van de zaak niet gebrekkig442. In Nederland is vereist dat 2542

het gebrek aan de zaak kleeft. Als zij door een ongelukkige plaatsing schade teweegbrengt, 2543

dan is er geen sprake van aansprakelijkheid krachtens artikel 6:173 NBW443. 2544

Opnieuw kan ik hetzelfde voorbeeld als hierboven aanhalen: de riolering in de stad Verviers 2545

werd als gebrekkig aanzien, door de aanwezigheid van gas in de riolering444. In casu maakt 2546

dit een samengestelde zaak uit en wordt de riolering als gebrekkig aanzien door de 2547

abnormale aanwezigheid van het gas. In Nederland zou niet worden beslist tot een gebrek 2548

van de zaak: noch de riolering vertoont een defect, noch het gas is gebrekkig. 2549

Het gebrek moet bovendien een bijzonder gevaar opleveren. Dit gaat verder dan het gewone 2550

gevaar gekoppeld aan vrijwel elke zaak. Het gevaar moet voortvloeien uit het gebrek van de 2551

zaak445. 2552

2553

§ 3. Bekendheidseis 2554

In het Nederlanse wetsartikel lezen we: „…waarvan bekend is dat zij…‟. Hiermee bedoelt de 2555

wetgever in Nederland niet dat men kennis moet hebben van het gebrek. Met de vereiste 2556

van bekendheid doelt men op de bekendheid van het gevaar dat dergelijk gebrek oplevert. 2557

De bekendheidseis staat in verband met het ontwikkelingsrisico446. 2558

Dit doet denken aan de bevrijdingsmogelijkheid in de wet productaansprakelijkheid. De 2559

producent is niet aansprakelijk wanneer men op grond van de stand van 2560

wetenschappelijke/technische kennis op het moment van het in het verkeer brengen in de 2561

onmogelijkheid verkeerde het gebrek te kennen447. 2562

2563

§ 4. Aansprakelijke persoon 2564

De aansprakelijkheid rust volgens de wetsbepaling op de bezitter van de gebrekkige 2565

roerende zaak. De persoon die de zaak onder zich heeft, zal vermoed worden deze voor 2566

zichzelf te houden en zal dus als bezitter worden beschouwd448. Ondanks de verschillende 2567

benaming („bezitter‟ ten opzichte van „bewaarder‟) zal mijns inziens de vraag naar de 2568

aansprakelijke persoon identiek worden beantwoord naar Nederlands als naar Belgisch 2569

442 P. MORTIER, “De toepassing van artikel 1384, alinea 1 van het Burgerlijk Wetboek bij een samengestelde

zaak”, Verkeersrecht 1999, 5, nr. 4. 443

J. SPIER, “Risico-aansprakelijkheid (afd. 6.3.2)” in J. SPIER, T. HARTLIEF, G.E. VAN MAANEN en R.D. VRIESDORP (eds.), Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer, Kluwer 2000, 90, nr. 98. 444

Luik 30 juni 1993, JLMB 1994, 67. 445

E. BAUW, Onrechtmatige daad: aansprakelijkheid voor zaken, Deventer, Kluwer, 2008, 14, nr. 10. 446

J. SPIER, “Risico-aansprakelijkheid (afd. 6.3.2)” in J. SPIER, T. HARTLIEF, G.E. VAN MAANEN en R.D. VRIESDORP (eds.), Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer, Kluwer 2000, 92, nr. 100. 447

Art. 8, e Wet productaansprakelijkheid. 448

E. BAUW, Onrechtmatige daad: aansprakelijkheid voor zaken, Deventer, Kluwer, 2008, 12, nr. 9.

Page 90: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

90

recht. 2570

Het Nederlandse recht formuleert wel een belangrijke uitzondering449. Wanneer de 2571

gebrekkige roerende zaak gebruikt wordt voor de uitoefening van een professionele activiteit 2572

van een andere dan de bezitter, dan zal de aansprakelijke degene zijn die de activiteit 2573

uitoefent450. 2574

Hierop volgt dan een nieuwe uitzondering: wanneer het bedrijf net als activiteit heeft 2575

roerende zaken ter beschikking te stellen aan andere bedrijven om ze daar bedrijfsmatig te 2576

gebruiken, dan zal deze laatste aansprakelijk zijn451. 2577

2578

§ 5. Verhouding met de productaansprakelijkheid 2579

De toepassingsvoorwaarden voor deze aansprakelijkheid zijn gelijkaardig aan deze van de 2580

productaansprakelijkheid. De Nederlandse wetgever heeft daar dan ook aandacht aan 2581

besteed bij de redactie van de wettekst in artikel 6:173 NBW. In het 2e lid lezen we namelijk 2582

dat de aansprakelijkheid niet wordt weerhouden op grond van de aansprakelijkheid 2583

betreffende gebrekkige roerende zaken wanneer voldaan is aan de toepassingsvoorwaarden 2584

voor de productaansprakelijkheid. De aansprakelijkheid van de producent primeert dus. De 2585

wetgever achtte het onwenselijk om de bezitter van de gebrekkige zaak aansprakelijk te 2586

houden452. 2587

Dat is dus anders dan in België, waar de verhoudingen tussen de verschillende 2588

aansprakelijkheidsregelingen beheerst worden door de rechtsleer en de rechtspraak. 2589

2590

Afdeling 3: Aansprakelijkheid voor opstallen 2591

2592

Artikel 6:174 NBW vult de lacune met betrekking tot de aansprakelijkheid voor gebrekkige 2593

onroerende zaken: dit wetsartikel is namelijk daarop van toepassing. 2594

Het betreft een aansprakelijkheid zoals deze die wij in België kennen uit artikel 1386 BW, 2595

maar dan uitgebreider. De verantwoordelijkheid ligt hier niet bij de eigenaar, maar bij de 2596

bezitter van een onroerend goed. 2597

De aansprakelijkheid wordt hier, anders dan in België, ruimer geformuleerd: men is 2598

aansprakelijk wanneer men een opstal bezit die niet voldoet aan de eisen die men daaraan 2599

in de gegeven omstandigheden mag stellen453. In het Belgische recht moet de schade een 2600

449 E. BAUW, Onrechtmatige daad: aansprakelijkheid voor zaken, Deventer, Kluwer, 2008, 12, nr. 9.

450 Art. 6:181, lid 1 NBW.

451 Art. 6: 181, lid 2 NBW.

452 J. SPIER, “Risico-aansprakelijkheid (afd. 6.3.2)” in J. SPIER, T. HARTLIEF, G.E. VAN MAANEN en R.D.

VRIESDORP (eds.), Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer, Kluwer 2000, 95, nr. 104. 453

Art. 6:174 NBW.

Page 91: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

91

gevolg zijn van een instorting door een verzuim in onderhoud of een gebrek in de bouw454. 2601

De Nederlandse bepaling heeft een meer algemene draagwijdte. 2602

Het 2e lid van deze bepaling is relevant voor het onderwerp van deze Masterproef: de 2603

leidingbeheerder is verantwoordelijk voor schade veroorzaakt door de leiding. De 2604

leidingbeheerder is evenwel niet aansprakelijk in het geval de leiding strekt tot toevoer of 2605

afvoer ten behoeve van een gebouw455. 2606

In België plaatsen wij die aansprakelijkheid onder de aansprakelijkheid voor gebrekkige 2607

zaken, mede doordat wij daar geen onderscheid maken in het toepassingsgebied tussen 2608

roerende en onroerende goederen. 2609

Als we ons begrip „bewaarder‟ vergelijken met de omschreven aansprakelijkheid in het 2e lid, 2610

zal men finaal tot het zelfde resultaat komen, vermoed ik. Zo besliste ons Hof van Cassatie 2611

dat Electrabel geen bewaarder is van een gebrekkig ventiel binnenin een gebouw, Electrabel 2612

had geen bevoegdheid meer over de zaak456. Praktisch gezien is de Nederlandse wetgeving 2613

daarmee vergelijkbaar: een leidingbeheerder is aansprakelijk voor de gasleiding tot op de 2614

plaats waar zij het gebouw binnenkomt457: vanaf daar heeft de leidingbeheerder er geen 2615

toezicht meer over, naar Belgisch recht zouden we kunnen stellen dat zij vanaf dat punt geen 2616

bewaarder meer is. 2617

2618

Afdeling 4: Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen 2619

2620

In artikel 6:175 NBW vinden we een belangrijk wetsartikel voor schadegevallen met 2621

betrekking tot gas in de professionele sfeer. Het is een aansprakelijkheidsbepaling voor 2622

schade veroorzaakt door gevaarlijke stoffen met een vrij algemene draagwijdte die in 1995 2623

werd ingevoerd458. Waar we in België wetgeving met betrekking tot gas moeten zoeken in 2624

bijzondere bepalingen, bevat het Nieuw Nederlands Burgerlijk Wetboek dergelijke bepaling. 2625

2626

§ 1. Gevaarlijke stof 2627

In artikel 6:175 lezen we wat we onder een gevaarlijke stof moeten verstaan: “een 2628

gevaarlijke stof is een stof waarvan bekend is dat zij zodanige eigenschappen heeft dat zij 2629

een bijzonder gevaar van ernstige aard voor personen of zaken oplevert”459. 2630

Hieruit kunnen we 3 elementen abstraheren: het betreft een stof, die een gevaar oplevert en 2631

dat gevaar is bekend. 2632

454 Art. 1386 BW.

455 J. SPIER en C.H.W.M. STERK, Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen, Deventer, Kluwer, 1995, 54.

456 Cass. (3

e kamer) 22 maart 2004, T. Verz. 2005, afl. 2, 352.

457 J. SPIER en C.H.W.M. STERK, Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen, Deventer, Kluwer, 1995, 54.

458 F. T. OLDENHUIS, Onrechtmatige daad: aansprakelijkheid voor personen, Deventer, Kluwer 1998, 3, nr. 3.

459 G.H.A. SCHUT, Onrechtmatige daad, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1997, 120.

Page 92: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

92

a. Stof 2633

In de memorie van toelichting wordt nader bepaald wat men onder stof dient te verstaan. De 2634

term „stof‟ heeft een ruime betekenis: hieronder vallen gassen, vloeistoffen en vaste stoffen, 2635

ongeacht hun samenstelling, vorm of verpakking. Ook irrelevant is of het gaat om 2636

grondstoffen, hulpstoffen of eindproducten460. Daar waar een ontsnapte gaswolk niet onder 2637

het toepassingsgebied van artikel 6:173 NBW viel, zal men dit wel onder dit artikel kunnen 2638

plaatsen. Een zaak moet voor menselijke beheersing vatbaar zijn, maar voor een stof is dat 2639

niet nodig461. Opmerkelijk is wel dat elektriciteit hier niet onder valt, zij wordt niet als stof 2640

aanzien462. 2641

2642

b. Gevaar 2643

De aansprakelijkheid van stoffen is gekoppeld aan het gevaar dat de stof met zich 2644

meebrengt463. Een stof die ontplofbaar, oxiderend, ontvlambaar of giftig is, is in elk geval 2645

bijzonder gevaarlijk, zo lezen we in het wetsartikel. Deze Masterproef handelt over 2646

ontplofbare en ontvlambare gassen, deze zijn dus aan te merken als gevaarlijke stof. 2647

Bovendien kan het bestuur een lijst opstellen van gevaarlijke stoffen. Deze stoffen worden 2648

geacht te voldoen aan de omschrijving van een gevaarlijke stof464. 2649

2650

c. Bekendheid 2651

De bekendheidsvereiste is te vergelijken met deze uit artikel 6:173 NBW. 2652

Men moet op de hoogte zijn van de gevaarlijke eigenschap van de stof. Wanneer de stof op 2653

de lijst is geplaatst, staat de bekendheid van het gevaar niet meer ter discussie465. 2654

2655

§ 2. Aansprakelijke persoon 2656

In Nederland gaat men ervan uit dat gevaarlijke stoffen voornamelijk worden gebruikt in de 2657

professionele kring, vandaar dat de aansprakelijkheid zich dan ook enkel en alleen richt op 2658

personen die beroepsmatig in contact komen met een gevaarlijke stof466. 2659

De beroepsmatige gebruiker of bewaarder van een gevaarlijke stof wordt verantwoordelijk 2660

geacht voor de schade die deze stof veroorzaakt, zo lezen we in het 1e lid van artikel 6:175 2661

NBW. 2662

460 J. SPIER en C.H.W.M. STERK, Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen, Deventer, Kluwer, 1995, 43.

461 J. SPIER, “Risico-aansprakelijkheid (afd. 6.3.2)” in J. SPIER, T. HARTLIEF, G.E. VAN MAANEN en R.D.

VRIESDORP (eds.), Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer, Kluwer 2000, 103, nr. 114. 462

C.H.W.M. STERK, Verhoogd gevaar in het aansprakelijkheidsrecht, Deventer, Kluwer, 1994, 213. 463

J. SPIER en C.H.W.M. STERK, Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen, Deventer, Kluwer, 1995, 45. 464

J. SPIER, “Risico-aansprakelijkheid (afd. 6.3.2)” in J. SPIER, T. HARTLIEF, G.E. VAN MAANEN en R.D. VRIESDORP (eds.), Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer, Kluwer 2000, 103, nr. 115. 465

C.H.W.M. STERK, Verhoogd gevaar in het aansprakelijkheidsrecht, Deventer, Kluwer, 1994, 216. 466

A. PITLO, J.L.P. CAHEN, Het nederlands burgerlijk recht, Deventer, Kluwer 2002, 169, nr. 170.

Page 93: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

93

Het 2e lid van datzelfde artikel stelt enkele personen gelijk met de bewaarder zoals in het 1e 2663

lid bedoeld: een ondernemer die de stof in ontvangst neemt, de vervoerder… 2664

Hier kunnen we de vergelijking maken met de cascade-aansprakelijkheid uit de 2665

productaansprakelijkheid. De aansprakelijke persoon is degene die behoorde macht te 2666

hebben over de stof. In het Nederlandse recht spreekt men van een gesegmenteerde 2667

kanalisatie: de vergoedingsplicht of aansprakelijkheid verplaatst zich naar de laatste 2668

ontvanger467. Net zoals de cascade-aansprakelijkheid is dit ten voordele van de benadeelde, 2669

zodat deze snel en correct vergoed wordt. 2670

De aansprakelijkheid beperkt zich niet alleen tot de gebruiker en bewaarder, maar wordt nog 2671

uitgebreid. Zo wordt in het 3e lid het aansprakelijkheidsvraagstuk met betrekking tot 2672

gevaarlijke stoffen (gassen) in een leiding beantwoord. In dat geval zal de leidingbeheerder 2673

aansprakelijk zijn. Er is evenwel een uitzondering: de leidingbeheerder is niet aansprakelijk 2674

voor de leidingen die zich bevinden in een gebouw en strekken tot toevoer of afvoer ten 2675

behoeve van dat gebouw. Deze uitzondering is vergelijkbaar met de uitzondering in artikel 2676

6:174, lid 2 NBW. 2677

2678

Afdeling 5: Aansprakelijkheid voor boorgaten en mijnbouwactiviteiten 2679

2680

Een volgende risico-aansprakelijkheid vinden we terug in artikel 6:177 NBW. Het artikel luidt 2681

als volgt: „de exploitant van een boorgat/mijnactiviteit is aansprakelijk voor de schade die 2682

ontstaat door uitstroming van delfstoffen als bedoeld in artikel 2 van de wet van 21 april 1810 2683

als gevolg van het niet beheersen van de ondergrondse natuurkrachten die door de aanleg 2684

of exploitatie van het boorgat zijn ontketend‟. 2685

Wat de Nederlandse wetgever onder delfstoffen verstaat, vinden we terug in de memorie van 2686

toelichting en in de mijnbouwwet468: in ondergrond aanwezige mineralen of substanties van 2687

organische oorsprong, met andere woorden: aardolie, aardgas en andere469. 2688

De aansprakelijkheid heeft hier helemaal niets te maken met een gebrek of defect, maar is 2689

alleen van toepassing wanneer de uitstroming van delfstoffen het gevolg is van het niet 2690

onder controle hebben van de krachten ervan470. 2691

De aansprakelijkheid rust op de exploitant van het mijnbouwwerk. 2692

Dit is zowat de Nederlandse tegenhanger van onze Belgische wet van 1975: de wet 2693

betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor 2694

het opslaan van gas471. 2695

467 G.H.A. SCHUT, Onrechtmatige daad, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1997, 123.

468 Dat is de wet van 21 april 1810 waarvan sprake in artikel 6:177 NBW.

469 J. SPIER en C.H.W.M. STERK, Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen, Deventer, Kluwer, 1995, 65.

470 J. SPIER, “Risico-aansprakelijkheid (afd. 6.3.2)” in J. SPIER, T. HARTLIEF, G.E. VAN MAANEN en R.D.

VRIESDORP (eds.), Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer, Kluwer 2000, 107, nr. 121.

Page 94: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

94

Wegens de geringe toepassing van dit artikel, ga ik hier niet verder op in. 2696

2697

Afdeling 6: Productaansprakelijkheid 2698

2699

In België hebben we de Europese richtlijn met betrekking tot de aansprakelijkheid met 2700

betrekking tot gebrekkige producten472 omgezet in de wet van 25 februari 1991473. 2701

In Nederland vinden we de omzetting van deze richtlijn terug in het Burgerlijk Wetboek in 2702

boek 6, titel 3, afdeling 3. 2703

Aangezien het de omzetting betreft van een Europese richtlijn, zal deze aansprakelijkheid 2704

dezelfde zijn als deze in België. Ik verwijs dan ook graag terug naar de uiteenzetting van de 2705

toepassingsvoorwaarden in de bespreking hierboven. 2706

2707

Afdeling 7: Wet buisleidingenstraat Pernis-Antwerpen 2708

2709

Het gebruik van buisleidingen voor het vervoer van aardgas en andere gevaarlijke producten 2710

over lange afstanden is de laatste jaren erg toegenomen. Tussen Pernis en Antwerpen loopt 2711

een straat van buisleidingen474. Deze buisleidingenstraat is ingericht specifiek voor het 2712

leggen van leidingen tussen Antwerpen en Amsterdam475. Voor dit traject dat door 2713

verschillende landen: Nederland en België en dus verschillende rechtssystemen loopt is een 2714

specifieke wet opgesteld: de wet houdende verklaring van het algemeen nut der onteigening 2715

van percelen, erfdienstbaarheden en andere zakelijke rechten ten behoeve van de inrichting 2716

van een buisleidingenstraat vanaf Pernis langs Klundert naar de Schelde nabij Nederlands-2717

Belgische grens476, hierna wet buisleidingenstraat. 2718

Belangrijk voor deze Masterproef is dat in deze wet ook een kwalitatieve aansprakelijkheid is 2719

opgenomen477. Artikel 4 van deze wet bepaalt dat de privaatrechtelijke rechtspersoon die 2720

belast is met het beheer van de buisleidingenstraat aansprakelijk is voor de schade aan 2721

personen of zaken toegebracht door het ontbranden, ontvlammen of ontsnappen van stoffen 2722

welke zich in de leidingen bevinden. Vanzelfsprekend is vereist dat er een causaal verband 2723

is tussen de schade en het ontbranden, ontvlammen of ontsnappen van de stoffen. 2724

471 Wet 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd

voor het opslaan van gas, BS 14 augustus 1975. 472

Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, Pb. L. 7 augustus 1985. 473

Wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 maart 1991. 474

J. SPIER en C.H.W.M. STERK, Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen, Deventer, Kluwer, 1995, 54. 475

http://www.buisleidingenstraat.nl/fVIW_SPFunctionPresentation.php?sfn_nr=100038 476

Wet van 11 maart 1972, Stb. 145. 477

E. BAUW , E.H.P. BRANS, Milieuprivaatrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 207.

Page 95: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

95

Het beheersorgaan is niet aansprakelijk wanneer er sprake is van overmacht: de schade is 2725

veroorzaakt door een natuurramp, oorlogsgeweld, sabotage… Wanneer het 2726

schadeverwekkend feit te wijten is aan opzet of grove schuld van de benadeelde zal de 2727

vergoedingsplicht vervallen of worden gedeeld478. 2728

Deze wet vinden we niet terug in België, ook al loopt het traject gedeeltelijk over Belgische 2729

bodem. Ik vermoed dat de aansprakelijke, het beheersorgaan, de Nederlandse nationaliteit 2730

heeft en dat de wet vandaar alleen terug te vinden is in Nederland. 2731

478 E. BAUW , E.H.P. BRANS, Milieuprivaatrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 207.

Page 96: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

96

Hoofdstuk 5: Besluit 2732

2733

Na het onderzoek van de belangrijkste gebruikte wetsbepalingen inzake schadegevallen met 2734

gas is het tijd voor een conclusie. 2735

De wet die ik vermoedde de belangrijkste te zijn, de Gaswet van 1965, bleek al snel dode 2736

letter. De objectieve aansprakelijkheidsbepaling die daarin te lezen staat, is nog geen enkele 2737

maal gebruikt in een schadegeval, ook voor de grootste gasramp in de Belgische 2738

geschiedenis (Gellingen) werd geen beroep gedaan op deze bepaling. 2739

De gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregelingen worden daarentegen des te meer 2740

gebruikt. Zo heb ik vele toepassingsgevallen gevonden van artikel 1384, lid 1 BW. Dit valt 2741

mijns inziens te verklaren doordat het gebreksbegrip in de rechtsleer en rechtspraak dermate 2742

ruim is, dat een schadegeval er al snel onder valt. De buitencontractuele aansprakelijkheid is 2743

dus in vele gevallen gebaseerd op deze van de gebrekkige zaken. Deze aansprakelijkheid 2744

concurreert in sommige gevallen ook met de contractuele aansprakelijkheid voor de 2745

vrijwaring voor gebreken. Het is financieel voordeliger beroep te doen op een 2746

buitencontractuele aansprakelijkheid (als de regels van de samenloop dit toelaten) daar je 2747

dan alle schade kan terugvorderen. 2748

De andere buitencontractuele aansprakelijkheidsregelen die ik heb onderzocht, zijnde de 2749

foutaansprakelijkheid, aansprakelijkheid voor gebouwen en de burenhinder worden minder 2750

frequent gebruikt. Bij de foutaansprakelijkheid moet men immers een fout bewijzen, wat in 2751

schadegevallen met betrekking tot gas vaak moeilijk is. 2752

De toepassing van de aansprakelijkheid voor gebouwen wordt in geen enkele casus 2753

weerhouden. Het gebruik van deze bepaling in verband met schadegevallen door gas is dan 2754

ook volledig fout. Deze aansprakelijkheid geldt immers slechts wanneer de instorting van het 2755

gebouw het gevolg is van een gebrek in de constructie of verzuim in het onderhoud. Bij een 2756

instorting na ontploffing, moeten we de oorzaak van de instorting zoeken bij de ontploffing en 2757

niet bij een gebrek in de constructie. 2758

De toepassing van de burenhinder is evenwel ook beperkt, daar naar mijn mening een 2759

ontploffing van korte duur is en dus geen abnormale hinder uitmaakt. Deze leer zal men 2760

eerder gebruiken in schadegevallen waar een brand is ontstaan na een ongeval met 2761

betrekking tot gas. 2762

Het valt te betreuren dat men de Gaswet van 1965 niet gebruikt in de oplossing van het 2763

aansprakelijkheidsvraagstuk. Verklaring hiervoor is volgens mij dat het toepassingsgebied 2764

van deze wet te beperkt is en de aansprakelijkheidsregel te onduidelijk geformuleerd. De wet 2765

is slechts van toepassing op transportleidingen van gas en niet op de aftakleidingen welke 2766

het gas tot bij de consument thuis brengen. 2767

Page 97: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

97

Op dit vlak kunnen we een voorbeeld nemen aan het Nederlands recht. Daar heeft men een 2768

algemene aansprakelijkheidsbepaling voor gevaarlijke stoffen. Het is ook een 2769

aansprakelijkheidsbepaling op professioneel niveau, maar ruimer geformuleerd: alle 2770

personen die beroepsmatig in contact komen met een gevaarlijke stof kunnen worden 2771

aangesproken wanneer zij een schadegeval veroorzaken. 2772

Na afloop kan ik alleen maar tot de conclusie komen dat alle (op de aansprakelijkheid voor 2773

gebouwen na) gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregelingen gebruikt worden om de 2774

schade na een ongeval met gas vergoed te zien. Het bestaan van speciale objectieve 2775

aansprakelijkheden in bijzondere wetten (de wet van 1965 en die van 1975) kan men in mijn 2776

ogen maar beter wissen, er wordt toch (nog?) geen gebruik van gemaakt. De 2777

gemeenrechtelijke regels zijn nog steeds voldoende om de schadegevallen op te lossen. 2778

Bedoeling is zo vaak mogelijk de schadelast te plaatsen bij de economisch sterkere partij en 2779

dat lukt aardig met de gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregelen. Vandaar ook het belang 2780

van de verzekeringen. De professionelen kunnen zich indekken tegen dergelijke risico‟s. Als 2781

zij aansprakelijk worden gesteld, zal hun verzekeraar tussenkomen. 2782

Als men dan toch zou beslissen enkele aanpassingen te maken, dan lijkt het mij 2783

aangewezen om een bepaling zoals de Nederlandse wettekst met betrekking tot de 2784

aansprakelijkheid voor gevaarlijke zaken aan te nemen. 2785

Page 98: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

98

Bibliografie 2786

2787

Richtlijnen 2788

2789

•Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing 2790

van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de 2791

aansprakelijkheid voor producten met gebreken, Pb.L. 7 augustus 1985. 2792

•Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van zware 2793

ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, Pb.L. 14 januari 1997. 2794

2795

Wetgeving 2796

2797

•Wet 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel 2798

van leidingen, BS 7 mei 1965. 2799

•Wet 24 december 1970 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en 2800

bij de exploitatie van gasdistributie-installaties, BS 12 januari 1975. 2801

•Wet 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in 2802

situ bestemd voor het opslaan van gas, BS 14 augustus 1975. 2803

•Wet betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte 2804

verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen van 30 juli 2805

1979, BS 20 september 1979. 2806

•Wet 8 augustus 1988 tot wijziging van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen, BS 2807

13 augustus 1988. 2808

•Wet 20 februari 1991 houdende de wijziging van het Burgerlijk Wetboek inzake huishuur, 2809

BS 22 februari 1991. 2810

•Wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BS 22 2811

maart 1991. 2812

•Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, BS 20 augustus 1992. 2813

•Samenwerkingsakkoord 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het 2814

Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de 2815

gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, BS 16 juni 2001. 2816

•KB 11 maart 1966 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij 2817

de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen, zoals gewijzigd 2818

door KB 24 januari 1991, BS 16 mei 1966. 2819

Page 99: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

99

•KB 28 juni 1971 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de 2820

exploitatie van installaties voor gasdistributie door middel van leidingen, BS 15 september 2821

1971. 2822

•KB 29 december 1975 tot bepaling van de voorschriften en de wijze waarop een vergunning 2823

voor het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het 2824

opslaan van gas wordt verleend, BS 16 januari 1976 en 24 maart 1976 2825

•KB van 29 december 1975 betreffende de verklaring van openbaar nut voor het oprichten 2826

van gebouwen en bovengrondse installaties die nodig zijn voor het opsporen of exploiteren 2827

van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, BS 16 januari 1976 2828

en 24 maart 1976. 2829

•KB 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de verplichtingen van raadpleging 2830

en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van 2831

gasachtige en andere producten door middel van leidingen, BS 8 oktober 1988. 2832

•KB 12 juni 1989 betreffende het op de markt brengen van gasflessen, BS 16 september 2833

1898. 2834

•KB 11 januari 1991 betreffende de verlenging van een vergunning of van een toelating voor 2835

vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 6 maart 1991. 2836

•KB van 28 februari 1991 betreffende de inrichtingen die onder de toepassing vallen van 2837

hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en 2838

betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke 2839

gevallen, BS 13 april 1991. 2840

•KB 13 maart 1998 betreffende de opslag van zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, 2841

ontvlambare en brandbare vloeistoffen, BS 15 mei 1998. 2842

•KB 7 december 1999 betreffende het vullen, de distributie en de etikettering van flessen met 2843

vloeibaar gemaakt petroleumgas, BS 29 december 1999. 2844

•KB 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en 2845

toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunning voor aardgas, BS 5 juli 2001. 2846

•KB 14 mei 2002 betreffende de vervoersvergunning voor gasachtige producten en andere 2847

door middel van leidingen, BS 5 juni 2002. 2848

Page 100: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

100

Rechtspraak 2849

2850

•Cass. 8 mei 1924, Pas. 1924, I, 328. 2851

•Cass. 6 april 1960, Pas, I, 915 (kanaal-en schoorsteenarrest). 2852

•Cass. 10 januari 1974, Pas. 1974, I, 488. 2853

•Cass. 8 mei 1980, Pas. 1980, 1116. 2854

•Cass. 7 december 1990, RW 1992-1993, 431. 2855

•Cass. 21 september 1991, RW 1991-1992, 1027. 2856

•Cass. 17 december 1992, Arr. Cass. 1991-92, 1445. 2857

•Cass. 16 juni 1995, Arr. Cass. 1995, 621. 2858

•Cass. 12 maart 1999, Pas. 1999, I, 149. 2859

•Cass. (3e kamer) 22 maart 2004, T. Verz. 2005, afl. 2, 352. 2860

•Cass. 24 september 2004, Pas. 2004, 1404. 2861

•Cass. 6 april 2006, NjW 2007, 460, not I. BOONE. 2862

•Cass. 11 september 2008, Pas. 2008, afl. 9, 1916. 2863

•Cass 2 januari 2009, RGAR 2009, afl. 10, 14574. 2864

•Cass. 22 januari 2009, www.cass.be. 2865

•Cass. 25 maart 2010, www.cass.be. 2866

•RvS 19 mei 2005, MER 2005, afl 3, 229. 2867

•Antwerpen 23 april 1980, De Verz. 1983, 267, noot A.T. 2868

•Antwerpen 10 juni 1985, Limb. Rechtsl. 1986, 124. 2869

•Antwerpen 6 januari 1986, RW 1986-1987, 676. 2870

•Antwerpen 4 januari 1989, Limb. Rechtsl. 1989, 88. 2871

•Antwerpen(1e kamer) 11 oktober 1989, T. Verz. 1990, 172, noot D. DE MAESENEIRE. 2872

•Antwerpen 25 november 2002, NjW 2003, 628. 2873

•Antwerpen 24 december 2003, TBH 2005, 1073, noot C. VAN SCHOUBROECK. 2874

•Antwerpen 23 mei 2007, TBBR 2009, 274. 2875

•Antwerpen 8 oktober 2008, niet gepubliceerd. 2876

•Antwerpen 30 juni 2009, NjW 2010, 110, noot I. BOONE. 2877

•Bergen, 12 december 1988, JT 1989, 217. 2878

•Bergen 12 oktober 1992, JLMB 1995, 158. 2879

•Brussel 24 januari 1974, RGAR 1974, 9238. 2880

•Brussel 3 februari 1975, RGAR 1984, 10.759, noot. 2881

•Brussel 18 februari 1975, RGAR 1975, 9505. 2882

•Brussel 11 mei 1982, RW 1983-1984, 2823. 2883

•Brussel 11 april 1986, Res. Jura. Imm.1987, 79. 2884

•Brussel 13 november 1987, RGAR 1989, 11485. 2885

Page 101: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

101

•Brussel 21 januari 1993, RW 1994-1995, 820. 2886

•Brussel 6 februari 1996, RGAR 1997, 12748 2887

•Brussel (13e kamer) 28 september 2005, T. Verz. 2007, 195. 2888

•Brussel 25 juni 2007, JLMB 2007, 1736, noot O. MICHIELS. 2889

•Gent (vijfde kamer) 17 december 1985, TGR 1987, 3. 2890

•Gent 22 november 1995, TGR 1996, 48. 2891

•Gent 24 mei 2002, NjW 2002, 393. 2892

•Gent 12 maart 2009, T. Verz. 2009, 431. 2893

•Luik 30 juni 1993, JLMB 1994, 67. 2894

•Rb. Antwerpen 1 april 1971, De Verz. 1972, 515. 2895

•Rb. Antwerpen 29 november 1998, Iuvis 2004, 1338. 2896

•Rb. Bergen 9 mei 1979, JT 1980, 9. 2897

•Rb. Brugge 10 oktober 1983, TBR 1985, 52. 2898

•Rb. Brussel 17 september 1990, TBBR 1992, 397, noot J. KOKELENBERG. 2899

•Rb. Doornik 25 mei 2004, JLMB 2006, 366. 2900

•Rb. Kortrijk 24 juni 1977, RGAR 1979, 9931. 2901

•Rb. Kortrijk 20 maart 1993, T. Verz. 1997, 659. 2902

•Rb. Mechelen 2 december 1997, RW 1997-1998, 1293. 2903

•Rb. Mechelen 9 juni 1998, RW 1999-2000, 49. 2904

•Rb. Namen 9 juni 1987, RRD 1987, 377. 2905

•Rb. Namen 9 november 1989, RGAR 1992, 11923. 2906

•Rb. Turnhout 17 april 2003, RW 2005-2006, 1270. 2907

•Kh. Brussel 7 februari 2003, Iuvis 2005, 1459. 2908

•Kh. Hasselt 16 november 1999, RW 2002-2003, 225. 2909

•Vred. Gent 2 mei 1997, AJT 1999-2000, 461. 2910

•Vred. Gent 5 september 1997, AJT 1999-2000, 461. 2911

2912

2913

2914

2915

2916

Page 102: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

102

Rechtsleer 2917

2918

Verzamelwerken 2919

•BAUDONCQ, F., DEBAENE, M., “De aansprakelijkheid voor zaken in het licht van artikel 1384, 2920

lid 1BW.” in B. TILLEMAN en I. CLAEYS (eds.), Buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, 2921

Die Keure 2004, 85-124. 2922

•BOCKEN, H., “Buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige producten” in X., 2923

Bijzondere overeenkomsten 2007-2008, XXXIVste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, 2924

Mechelen, Kluwer, 2008, 335-379. 2925

•CAUWENBERGH, A., “Objectieve aansprakelijkheidsverzekering brand en ontploffing voor 2926

inrichtignen die toegankelijk zijn voor het publiek” in X., Het onroerend goed in de praktijk, 2927

Mechelen, Kluwer, XIX dln., losbl. z.p. 2928

•CHRISTIAENS, A., “Artikel 1641 BW” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze 2929

commentaar met overzicht van rechstspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., z.p. 2930

•DAMBRE, M., “De aansprakelijkheid van de huurder voor brand: een status quaestionis.” in 2931

X., Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 87-101. 2932

•DAMBRE, M., “Art. 1733-1734 BW” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze 2933

commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, X dln., losbl., 2934

z.p. 2935

•DAMBRE, M., “Art. 1735 BW” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar 2936

met overzicht van rechtspraak en rechtleer., Mechelen, Kluwer, X dln., lobsl., z.p. 2937

•DEBAENE, M., “Kwalitatieve aansprakelijkheid (zaken, dieren en gebouwen): een update” in 2938

H. COUSY en H. VANDENBERGHE, Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht, Themis, Brugge, 2939

Die Keure, 2004-2005, 83-100. 2940

•DEBAENE, M., DEBAENE, P., “Samenloop en co-existentie contractuele en buitencontractuele 2941

aansprakelijkheid. Afdeling 1. Het onderscheid tussen aansprakelijkheid uit onrechtmatige 2942

daad en contractuele aansprakelijkheid.” in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze 2943

commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer IV. Commentaar 2944

Verbintenissenrecht, Mechelen, Kluwer, losbl., X dln., z.p. 2945

•DEBAENE, M., DEBAENE, P., “Art. 1384 eerste lid BW: een stand van zaken op de weg” in A. 2946

ALEN, E. DIRIX, Feestbundel Hugo Vandenberghe, Brugge, Die Keure, 2007, 91-108. 2947

•DELEU, A., “De verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering bij brand en 2948

ontploffing” in X., Ondernemingen en hun verzekeringen, Mechelen, Kluwer 2008, 515-533. 2949

•DE MAESENEIRE, D., “De aansprakelijkheid voor burenhinder” in X. Kluwer’s 2950

verzekeringshandboek, Mechelen, Kluwer, losbl., V dln, 120. 2951

Page 103: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

103

•DEMUYNCK, I., „De bescherming van de consument tegen gevaarlijke, gebrekkige en niet-2952

conforme producten‟ in VLAAMSE CONFERENTIE DER BALIE VAN GENT, De consument in het 2953

recht: verwend, verwaand of miskend?, Antwerpen, Maklu, 2003, 9-101. 2954

•DE STAERCKE, J., “Deel II Bouwen en administratief recht” in K. DEKETELAERE, M. SCHOUPS 2955

en A. VERBEKE (eds), Handboek bouwrecht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 171-300. 2956

•FONTEYNE, P., “De verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid” in X., Ondernemingen 2957

en hun verzekeringen, Mechelen, Kluwer, 2008, 565-595. 2958

•HERBOTS, J., „De aansprakelijkheid van de huurder bij en pachter bij brand‟ in X., Het 2959

onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, XIX dln., z.p. 2960

•SNAET, S., “Hinder uit nabuurschap” in X., Het onroerend goed in de praktijk, Mechelen, 2961

Kluwer, 2007, XVIV dln., 1-36. 2962

•STIJNS, S., „Nieuw kooprecht in oud BW? Sophie‟s choice‟ in E. DIRIX, Liber amicorum 2963

Jacques Herbots, Deurne, Kluwer, 2002, 389-421. 2964

•UYTTERHOEVEN, K., “Ondergrondse constructies in het Belgische aansprakelijkheidsrecht” 2965

in C. ADRIAANSENS en V. SAGAERT(eds.), Ondergrondse constructies in het Belgische en 2966

Nederlandse recht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 51-90. 2967

•VANDENBERGHE, H., “Het gebrek van de zaak. Dertig jaar cassatierechtspraak: gebrekkige 2968

rechtspraak of de kracht van de feiten?” in E. DIRIX, P. SENAEVE, W. PINTENS en S. STIJNS 2969

(eds.), Liber amicorum Jacques Herbots, Deurne, Kluwer, 2002, 461-481. 2970

•VANDENBERGHE, H., “Recente ontwikkelingen bij de foutaansprakelijkheid” in H. COUSY, H. 2971

VANDENBERGHE, Aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht, Themis, Brugge, Die Keure, 2972

2007-2008, 45-81. 2973

•VERLINDEN, J. “Twintig jaar productaansprakelijkheid. Een stand van zaken” in M. DEBAENE 2974

en P. SOENS (eds.), Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen., Gent, Larcier, 2005, 29-65. 2975

•VUYE, H., “Fundamentele regels en recente tendensen inzake burenhinder” in M. DEBAENE 2976

en P. SOENS (eds.), Aansprakelijkheidsrecht. Actuele tendensen, Gent, Larcier, 2005, 1-27. 2977

•VAN SCHOUBROECK, C., “Objectieve aansprakelijkheid en verzekeringsplicht bij schade door 2978

rampen. Een Belgische case-study” in A. AKKERMANS en E. BRANS (eds.), Aansprakelijkheid 2979

en schadeverhaal bij rampen, Nijmegen, Ars Aequi libri, 2002, 145-170. 2980

•WEYTS, B., “Objectieve aansprakelijkheid” in X., Aansprakelijkheid, 2981

aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen 2006-2007, XXXIIIste 2982

Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2007, 373-415. 2983

•WYNANT, L., “De aansprakelijkheid van de eigenaar” in X., Het onroerend goed in de 2984

praktijk, Mechelen, Kluwer, Mechelen, losbl., XIX dln., 1-11. 2985

2986

Page 104: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

104

Boeken 2987

•BAUW, E. , BRANS, E.H.P., Milieuprivaatrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 472p. 2988

•BAUW, E., Onrechtmatige daad: aansprakelijkheid voor zaken, Deventer, Kluwer, 2008, 2989

114p. 2990

•COLLE, P., Handboek bijzonder gereglementeerde verzekeringscontracten, Intersentia, 2991

Antwerpen, 2005, 341p. 2992

•CORNELIS, L., Beginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. De 2993

onrechtmatige daad, Antwerpen, Maklu, 1989, 744p. 2994

•DERIDDER, L., VERMEIR,T., Leidingen voor nutsvoorzieningen, Brugge, Die Keure, 2000, 2995

315p. 2996

•JANSEN, C.H.M., Onrechtmatige daad: algemene bepalingen, Deventer, Kluwer, 1996, 100p. 2997

• KLAASSEN, C.J.M., Risico-aansprakelijkheid, Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink, 1991, 376p. 2998

•LAVRYSEN, L., Gevaarlijke stoffen: een overzicht van de Belgische wetgeving, Brussel, 2999

Story-Scientia, 1986, 235p. 3000

•OLDENHUIS, F.T., Onrechtmatige daad: aansprakelijkheid voor personen, Deventer, Kluwer 3001

1998, 113p. 3002

•PITLO, A., CAHEN, J.L.P., Het nederlands burgerlijk recht, Deventer, Kluwer 2002, 384p. 3003

•SCHUT, G.H.A., Onrechtmatige daad, Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1997, 194p. 3004

•SIEBURGH, C.H., Toerekening van een onrechtmatige daad, Deventer, Kluwer 2000, 306p. 3005

•SPIER, J., STERK, C.H.W.M., Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen, Deventer, Kluwer, 3006

1995, 143p. 3007

•SPIER, J., HARTLIEF, T., VAN MAANEN, G.E. en VRIESDORP, R.D. (eds.), Verbintenissen uit de 3008

wet en schadevergoeding, Deventer, Kluwer 2000, 352p. 3009

•STERK, C.H.W.M., Verhoogd gevaar in het aansprakelijkheidsrecht, Deventer, Kluwer, 1994, 3010

335p. 3011

•STIJNS, S., VUYE, H., Beginselen van Belgisch privaatrecht. Zakenrecht. Boek IV: 3012

Burenhinder., Antwerpen, Story-Scientia, 2000, 532p. 3013

•VAN DE GEHUCHTE, D., De aansprakelijkheid voor producten, Deurne, Kluwer, 1992, 160p. 3014

•VAN DE GEHUCHTE,D., Productaansprakelijkheid in België, Gent, Mys en Breesch, 2000, 145 3015

p. 3016

•VAN DE VELDE, E., Burenhinder: is een buur dichterbij beter dan een vriend ver weg?, 3017

Antwerpen, Kluwer 2001, 82p. 3018

•VANSWEEVELT, T., WEYTS, B., Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, 3019

Antwerpen, Intersentia, 2009, 935p. 3020

•VERVLIET, V., Buitencontractuele aansprakelijkheid bij professionele risico’s, Antwerpen, 3021

Intersentia, 2007, 679p. 3022

Page 105: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

105

Tijdschriftartikelen 3023

•ABBELOOS, W., “Werken in de omgeving van kabels en leidingen”, T. Aann. 2007, 33-51. 3024

•ALLARY, P., NIJS, L., “Huurders en gebruikers: aansprakelijkheid, verzekering (voor rekening) 3025

en verhaal”, T. Verz. 2006, 395-406. 3026

•APS, M., “Aansprakelijkheid bij beschadiging van gas-en elektriciteitsleidingen. Overzicht 3027

van recente rechtspraak”, Bb&b 2006, 147-158. 3028

•BAEKELAND, C., “De toerekenbaarheid van artikel 544 BW en aannemers bij burenhinder: 3029

snijdt het Hof van Cassatie zich niet in haar eigen vingers?”(noot onder Cass. 17 november 3030

2006), TBBR 2009, 291-294. 3031

•BALLON, G., “De bewijsvoering door het slachtoffer van en gebrek in de zaak” (noot onder 3032

Gent 14 april 1995), AJT 1995-96, 133-134. 3033

•BALLON, G., “Gebrek in de zaak” (noot onder Vred. Westerlo 15 september 1995), AJT 3034

1995-96, 323-325. 3035

•BOCKEN, H., “Van fout naar risico. Een overzicht van de objectieve 3036

aansprakelijkheidsregelingen naar Belgisch recht.” TPR 1984, 329-415. 3037

•BOONE, I., “Over gordijnen en korte termijnen” (noot onder Brussel 9 mei 1996), AJT 1997-3038

98, 277-280. 3039

•BOONE, I., “Productaansprakelijkheid en ontwikkelingsrisicoverweer”(noot onder Cass. 6 3040

april 2006), NJW 2006, 462-463. 3041

•BROEKMANS, R., “Behoort “brand” tot abnormale burenhinder ? (artikel 544 BW)”, Limb. 3042

Rechtsl. 2000, 199-212. 3043

•BUSSCHAERT, V., “Aansprakelijkheid wegens zaken: onweerlegbaar vermoeden van schuld- 3044

vrijstelling.”, T. Verz. 1999, 557-559. 3045

•CAUWENBERGH, A., “Waterschade: aansprakelijkheid van de huurder of de verhuurder?, T. 3046

App. 1998, afl. 1, 8-10. 3047

•CLAESSENS, B., “Noot: Drie klassiekers in een notendop: verborgen gebreken, samenloop, 3048

coëxistentie” (noot onder Antwerpen 5 december 1996), AJT 1997-1998, 79-81. 3049

•CORNELIS, L., “Aansprakelijkheid voor gevaarlijke producten”, RW 1987-1988, 1139-1159. 3050

•DAMBRE, M., “De verbintenis van de huurder tot teruggave van het gehuurde goed en zijn 3051

aansprakelijkheid voor brand, TBBR 2003, 620-636. 3052

•DEBAENE, M. en VAN GRUNDERBEEK, A., “De aansprakelijkheid van aannemers en 3053

nutsmaatschappijen bij de beschadiging van ondergrondse kabels en leidingen”, TBO 2007, 3054

afl. 1, 10-17. 3055

•DEBROUX, H., “De objectieve aansprakelijkheid en de verplichte verzekering inzake brand en 3056

ontploffing van toepassing op instellingen toegankelijk voor het publiek”, Intercontact 2000, 3057

132-134. 3058

Page 106: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

106

•DELI, D., “Vrijwaring voor verborgen gebreken bij koop-verkoop: conventionele regeling van 3059

<korte termijn> (art. 1648 BW) en de invloed van de herstellingen die de koper laat uitvoeren 3060

op zijn recht op vrijwaring” (noot onder Antwerpen 15 april 1987), RW 1988-1989, 1061-3061

1064. 3062

•DERINE, R., “Hinder uit nabuurschap en rechtsmisbruik”, TPR 1983, 261-292. 3063

•DUBUISSON, B., “De la légèreté de la faute au poids du hasard. Réflexions sur l‟évolution du 3064

droit de la responsabilité civile.”, RGAR 2005, 14009. 3065

•FAURE, M., VANBUGGENHOUT, W., “Productenaansprakelijkheid. De Europese richtlijn: 3066

harmonisatie en consumentenbescherming? (deel 1)”, RW 1987-1988, 1-14. 3067

•HEERINCKX, S., “Schade aan een gehuurd goed: samenloop contractuele en 3068

buitencontractuele aansprakelijkheid in hoofde van de huurder” (noot onder Luik 26 3069

november 1998), TBBR 2000, 298-301. 3070

•HERBOTS, J., “Raad eens wie vanavond komt dineren? Of: de huisgenoten van de huurder” 3071

(noot onder Cass. 21 januari 1999), RW 1998-1999, 1455-1456. 3072

•JANSSENS, J., “Spanning stijgt rond actiekaarten gas. Nood aan informatie en opleidingen 3073

sinds „Gellingen‟ groter daan ooit”, Fireforum Magazine april 2006, nr. 1, 23. 3074

•JOCQUE, G., “Arbeidsveiligheid: aansprakelijkheid en verzekering”, TWR 2000, 95-115. 3075

•JOST, I., “Verplichte verzekering objectieve aansprakelijkheid inzaken brand en ontploffing”, 3076

Intercontact 1995, 58-60. 3077

•KOKELENBERG, J., noot onder Rb. Brussel 17 september 1990, TBBR 1992, 371-375. 3078

•KOKELENBERG, J., “Burenhinder? Kan U dat bewijzen en bent U misschien geen 3079

overgevoelig type?”, TBBR 2007, 267-277. 3080

•LAVEYT, K., “De vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken in een notendop” (noot onder 3081

Gent 22 januari 2003), TBH 2004, 552-558. 3082

•LUCAS, N., “Actualia inzake burenhinder”, Jura Falc. 2006-2007, 337-368. 3083

•MORTIER, P., “De toepassing van artikel 1384, alinea 1 van het Burgerlijk Wetboek bij een 3084

samengestelde zaak”, Verkeersrecht 1999, 4-7. 3085

•NEUT, M., “Beschadiging van ondergrondse kabels en leidingen: raadplegingsplicht van de 3086

aannemer versus informatieplicht van de kabeleigenaar.”(noot onder Rb. Mechelen 9 juni 3087

1998), RW 1999-2000, 51-55. 3088

•ROGGE, J., “Preventie van brand en ontploffing en verplichte burgerrechtelijke 3089

aansprakelijkheidsverzekering”, BRH 1980, 21-31. 3090

•ROGGE, J., “Produktenaansprakelijkheid naar huidig Belgisch recht”, TPR 1988, 717-727. 3091

•RUTTEN, S., “De aansprakelijkheid van de huurder bij brand”, T. Huur 2002, 123-132. 3092

•SAGAERT, V., “Het zakenrechtelijke statuut van nutsleidingen in het Belgische recht”, TPR 3093

2004, 1351-1406. 3094

Page 107: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

107

•STEVENS, D., BAUDONCQ, F., “De verwijdering van GSM-antennes op grond van artikel 544 3095

BW of de groeipijnen van een stralende rechtspraak”(noot onder Rb. Brugge 21 december 3096

2001), Not. Fisc. M. 2003, 27-36. 3097

•VAN CAUWELAERT, W., “Verborgen gebreken bij de koop: actiemogelijkheden voor de koper” 3098

(noot onder Rb. Leuven 16 november 1979), RW 1980-1981, 199-210. 3099

•VAN DE SYPE, N., “Het gebrek van de zaak” (noot onder Cass. 1 december 2006), RABG 3100

2007, 1251-1255. 3101

•VAN INNIS, A., “Beschadigingen van ondergrondse leidingen. Vijfentwintig jaar rechtspraak., 3102

Iuvis 1997, 623-630. 3103

•VAN OEVELEN, A., “Preventie van brand en ontploffing, objectieve aansprakelijkheid en 3104

verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering”, RW 1980-1981, 218-245. 3105

•VAN OEVELEN, A., “De buitencontractuele aansprakelijkheid van de eigenaar of exploitant 3106

van een onroerend goed en de verzekering van die aansprakelijkheid”, RW 1997-1998, 3107

1223-1239. 3108

•VANSWEEVELT, T., “Produktenaansprakelijkheid van de (professionele) verhuurder en de 3109

interpretatie van exoneratiebedingen”( noot onder Antwerpen 6 januari 1986), RW 1986-3110

1987, 677-682. 3111

•VANSWEEVELT, T., “De wet van 25 februari 1991 inzake productenaansprakelijkheid”, TBBR 3112

1992, 96-120. 3113

•VANSWEEVELT, T., “Het gebrek van de zaak in de zin van art. 1384, eerste lid, BW: enkel nog 3114

de in concreto beoordeling van het structureel gebrek?”(noot onder Cass. 28 januari 2005), 3115

RW 2005-2006, 1541-1543. 3116

•VEREECKEN, S., “Burenhinder uit evenwicht bij gebrek aan bewezen verstoring door 3117

verweerder als oorzaak van de schade”(noot onder Rb. Antwerpen 3 juni 2004), RABG 2006, 3118

770-774. 3119

•WEYTS, B., “Over een ontplofte vuilniszak met schade aan een wagen tot gevolg. Bewaring 3120

van een gebrekkige zaak in de zin van art. 1384, 1e lid BW” (noot onder Brussel 18 april 3121

2007), TBBR 2008, 333-336. 3122

•X., “Herstelling van schade die aan ondergrondse installaties voor elektriciteits- en 3123

gasdistributie is aangebracht”, Iuvis 1994, 263-267. 3124

•X., “Distributienetbeheerder aansprakelijk voor schade door te hoge spanning”, 3125

Juristenkrant 2006, nr. 132, 1-5. 3126

Krantenartikels 3127

•X., “Zes jaar na Ghislengien”, De Standaard 31 juli-1 augustus 2010, 17. 3128

Page 108: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

108

Elektronische bronnen 3129

3130

Aardgas 3131

•http://www.aardgas.be/consumenten/over-aardgas/aardgasproductie-en-de-3132

energiemarkt/ontginning-en-vervoer/transport?q=over-aardgas/aardgasproductie-en-de-3133

energiemarkt/ontginning-en-vervoer/transport. 3134

•http://www.aardgas.be/consumenten/over-aardgas/aardgasproductie-en-de-3135

energiemarkt/oorsprong-en-samenstelling. 3136

•http://www.aardgas.be/consumenten/over-aardgas/aardgasproductie-en-de-3137

energiemarkt/ontginning-en-vervoer. 3138

3139

Fluxys 3140

•http://www.fluxys.com/nl-BE/About%20natural%20gas/Transport/Transport.aspx. 3141

•http://www.fluxys.com/nl-BE/About%20natural%20gas/LNG/LNG.aspx. 3142

•http://www.fluxys.com/nl-BE/About%20natural%20gas/GasLorH/GasLorH.aspx. 3143

•http://www.fluxys.com/nl-3144

BE/About%20Fluxys/Publications/~/media/Files/Publications/Brochures/Fluxys_AanDeSlagV3145

oorDeAardgasvoorzieningVan%20Morgen_NL%20pdf.ashx 3146

3147

Wikipedia 3148

•http://nl.wikipedia.org/wiki/Gas 3149

•http://en.wikipedia.org/wiki/Zeepipe. 3150

•http://nl.wikipedia.org/wiki/Gas_%28aggregatietoestand%29. 3151

3152

Andere 3153

•http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/klimaatconferentie/klimaatbibliotheek/mobiliteit3154

/BwWnpart2.pdf. 3155

•http://www.ncc.nl/techniek/energie/gas.htm. 3156

•http://www.primagaz.be/particulier/producten/index.html. 3157

•http://www.demorgen.be/dm/nl/989/Binnenland/article/detail/1059551/2010/01/27/Luiks-3158

flatgebouw-stort-in-na-gasexplosie-vrees-voor-doden.dhtml. 3159

•http://www.vandaag.be/binnenland/39744_3-doden-na-gasontploffing-in-soumagne.html. 3160

•http://www.eandis.be/eandis/distributienetbeheerder.htm. 3161

•http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article643594.ece/Dertien_doden_bij_explosie_benzi3162

nepomp. 3163

•http://www.ethias.be/nl/prd/D5PR150/Particulieren/Verzekeren/Beroepsleven/BA_Beroepsle3164

ven.htm. 3165

Page 109: Aansprakelijkheid voor schade door opslag en transport van ......152 opslag en transport van gas” af te bakenen, is het nodig enkele begrippen te verduidelijken. 153 Bij opslag van

109

•http://knack.rnews.be/nl/actualiteit/nieuws/belgie/gasramp-gellingen-slechts-drie-3166

beklaagden-schuldig/article-1194675469337.htm 3167

•http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=8A2BGF2M&kanaalid=458. 3168

•http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.722167. 3169