828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

40
Van wie is deze school? DE PEDAGOOG 03 Leven met een  beperking: participatie  of uitsluiting?  Familie-mediator  helpt kinderen bij  vechtscheidingen  Patti Valkenburg  en Niels Baas over  cyberpesten  De casus van Maaike,  haar moeder en oma UITGAVE VAN DE NVO - JAARGANG 16 - JULI 2015

Transcript of 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Page 1: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Van wie is deze school?

DE PEDAGOOG 03

Leven met een beperking: participatie of uitsluiting? 

Familie-mediator helpt kinderen bij vechtscheidingen 

Patti Valkenburg en Niels Baas over cyberpesten 

De casus van Maaike, haar moeder en oma

UITGAVE VAN DE NVO - JAARGANG 16 - JULI 2015

Page 2: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

redactioneel

Waar zouden we zijn zonder De Pedagoog?

De wereld van de pedagoog verandert overal. Denk aan de invoering van passend onderwijs en de stelselherziening binnen de jeugdhulp, de GGZ en de langdurige zorg. De NVO vindt het van belang dat pedagogen hun werk kunnen blijven doen, zodat die nieuwe stelsels in de praktijk een succes worden. Dat doen we via belangenbehartiging en via het delen van informatie. Pedagogen moeten op de hoogte zijn van actuele ontwikkelingen binnen hun vakgebied en werkveld.

Tot voor kort berichtten we over die ontwikkelingen via het NVO-bulletin. Maar paste het tijdschrift nog wel in de huidige tijd? En bij de behoefte van de NVO-leden? Die vraag heeft geleid tot de ontwikkeling van een nieuw tijdschrift: De Pedagoog, waarvan we u met trots het eerste nummer presenteren. De Pedagoog behan-delt actuele thema’s en slaat een brug tussen theorie en praktijk. Regelmatig komt een thema uit ons visiedocument aan bod, deze keer: family mediation. Wetenschappelijk onderzoek, beschrijving van een casus en politiek zijn vaste onderwerpen. En: NVO-leden krijgen een gezicht.

Om te komen tot De Pedagoog zijn we niet over één nacht ijs gegaan. In het voorjaar van 2014 is een eerste analyse uitgevoerd. De uitkomst: het accent moest vooral op de vakinhoud liggen en het moest óók op papier blijven verschijnen. Een ledenpeiling - met meer dan 700 reacties - bevestigde deze uitkomsten. Uiteindelijk is de formule voor De Pedagoog opgesteld en gingen we van start. Net als ons werkveld en net als de NVO zal De Pedagoog zich blijven ontwikkelen. We zullen geregeld checken wat u er als lezer van vindt. 

Ik ben ervan overtuigd dat De Pedagoog haar weg zal vinden naar onze leden en externe relaties. En zal bijdragen aan de ondersteu-ning van pedagogische professionals. Tot slot wil ik het redactieteam hartelijk bedanken voor de enthousiaste en professionele steun aan ons nieuwe tijdschrift. Het eerste nummer belooft veel goeds. Ik durf de voorspelling aan dat u zich, net als wij, al snel zult afvragen: Waar zouden we zijn zonder De Pedagoog?

Jim BijlstraVoorzitter NVO

‘De nieuwe media bieden kansen op nieuwe vormen van contact, erkenning, vrijheid en expressie’Wouter Kusters, pagina 23

23

2  NVO

Page 3: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

inhoud

rubrieken

Onderzoeksnieuws 10

Hierdoeikhetvoor: MariekeBeentjes 11

ColumnStijnSieckelinck 15

Gegrepen:Boyhood 19

Gastcolumn:WouterKusters 23

Vijfvragenaan: MaartjeBerger 29

Pasverschenen 30

OpKoers:familymediation 32

Studenten&Starters 36

NVO-lid:CarlijndeVroege 37

Ledennieuws 38

Opdewerkvloer: SonjaKarman 40

4Vanwieisdezeschool?Interview met de oprichters van The New 

School Collective & impressies van leerkracht Naima Zeijpveld

12CyberpestenPatti Valkenburg en Niels Baas over het 

‘nieuwe’ pesten

16Levenmeteenbeperking:participatieofuitstoting?

Bezuinigingen langdurige zorg hebben  trieste gevolgen

20MaaikedurftweerthuisteslapenDe casus van Maaike, haar moeder en oma

24PromovendusNikitaSchoemakerOndersteuning sensitief ouderschap  

in pleeggezinnen

8

19

4

28

dePedagoog  3

Page 4: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Wat is de school? Ook al is het antwoord niet altijd even duidelijk, het is een vraag waar we gemakkelijk aan voorbijgaan. The New School Collective, een recent opgericht groeiend netwerk van kunstenaars, docenten, onderzoekers en kunsteducatoren, wil dat we ons deze vraag wel stellen. 

Het collectief vergadert op het dakterras van een Rotterdamse flat waar een grote moestuin ligt verborgen. Een betere symbolische plek is voor dit collectief niet denkbaar: zij laten vernieuwende onderwijsinitiatieven - die zij proeftuinen noemen - groeien op plekken waar normaal niks lijkt te kunnen groeien. Met steun van het Stimulerings-fonds Creatieve Industrie verwierf TNSC subsidie uit een open call over kunst in het basis- en beroeps-onderwijs, met het voorstel om 24-uurssessies te organiseren op scholen. Waar dan innovatieve proeftuinen uit kunnen volgen. Begin dit jaar was ik zelf te gast op Vakcollege De Hef, een Rotterdamse school in een heel uitdagende context. Aanleiding voor een gesprek met de oprich-ters van het collectief, Mirjam van Tilburg en Yoeri Meessen. 

The New School Collective

Deschoolbinnenstebuitengekeerd

interview

4  NVO

Page 5: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Hoe omschrijven jullie jezelf?

Mirjam: “Het New School Collective is geen insti-tuut maar een collectief dat vertrekt vanuit een gelijkwaardige positie van alle betrokkenen. En niet onbelangrijk: het moet voor iedereen leuk zijn, want veel vindt plaats in de vrije tijd, ofwel de ‘scholè’, het oud-Griekse woord waar ons woord ‘school’ van afstamt.” 

Jullie zijn allebei hoofdzakelijk actief in de artistieke wereld. Wat is het belang daarvan en wat kan de school aan jullie hebben?

Yoeri: “Ik weet niet zeker of de school iets aan ons heeft. Misschien is dat ook wel belangrijk voor dit collectief, dat we niks zeker weten. Zelf ben ik kunsteducator. Ik houd mij in de beeldende kunst bezig met vragen als ‘Hoe gaan jongeren om met beeldende kunst?’ En ‘Wat kan de rol van beel-dende kunst zijn in de opvoeding of opleiding van jongeren?’ Daar merk ik dat de laatste jaren een opmerkelijke spanning is ontstaan. Op scholen lijkt kunst een steeds kleinere rol te krijgen, terwijl in de kunstwereld er een toenemende interesse is in het fenomeen, het format ‘school’ en hoe vorming ‘vorm’ gegeven wordt.”

Wat zou er dan moeten veranderen aan het huidige ‘format’, zoals jullie het typeren?

Mirjam: “Zaken die we wensen te bevragen in het huidige format ‘school’ zijn de focus op meten, de ‘leerfabriek’ en het feit dat er veel angst is op scholen voor inspectie. Wij hebben daar geen oplos-singen voor, maar helpen het gesprek hierover te organiseren en dingen inzichtelijk te maken.”

Hoe reageren scholen op jullie aanbod? Worden jullie warm onthaald?

Mirjam: “Eigenlijk wel, we hebben weinig weerstand ondervonden tot nog toe.”Yoeri: “We zijn geen revolutionaire club die een school binnenvalt en eist om alles in één dag om te gooien. We zoeken altijd medestanders in de school die interesse hebben in dit gesprek, die dan van binnenuit verandering kunnen introduceren. We merken bijvoorbeeld dat docenten heel verbaasd zijn als je ze vraagt: Wat zou jij nou willen doen? Die vraag zijn ze niet gewend. Je merkt dat ze gewend zijn om dingen opgelegd te krijgen en zelf vooral uit te voeren.”Mirjam: “En er is al helemaal geen tijd in het dage-lijkse werk om vragen als ‘Wat is de school?’, ‘Wat heeft die nodig?’, en ‘Hoe zou de school van de toe-komst eruit kunnen zien?’ te stellen of toe te laten.” 

De 24-uurssessie in Rotterdam, helemaal rechts: Mirjam van Tilburg.

Stijn Sieckelinck: ‘Begin dit jaar was ik zelf te gast op Vakcollege De Hef’.

>

dePedagoog  5

Page 6: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Zo kwamen jullie bij ‘de 24 uur’ waarin jullie 24 uur drie docenten, twee mensen van TNSC en twee externen op een school opsloten, onder wie ook ondergetekende. Plaats delict was de Rotterdamse vakschool De Hef. Wat is daar volgens jullie allemaal gebeurd en wat heeft het opgeleverd?

Mirjam: “We hebben workshops gevolgd, gekookt met de leerlingen, aan yoga gedaan, zijn op expe-ditie geweest door de wijk en hebben vooral veel en lang gesproken over wat de school zou kunnen helpen. Er is voor 24 uur gekozen omdat een ver-andering van tijd en van ruimte ook echt een ander gesprek mogelijk maakt dan tijdens een normale vergadering. Het bracht een heel eigen focus. We hebben daarmee de brug gemaakt tussen docen-ten, wetenschap en kunstenaars. En we hebben geslapen in tentjes in de gymzaal. Een kort nachtje weliswaar, want we moesten bij het ontbijt onze bevindingen aan de directie presenteren.” Yoeri: “De vorm van de 24 uur doorbrak de neiging om in onze expert-rollen te vervallen en heeft daarmee tot een ander proces en wellicht andere uitkomst geleid.”

Het doel was om een proeftuin voor te stellen. Wat is dat in dit geval en is het gelukt?

Mirjam: “De hele dag ben je door alle activiteiten, ontmoetingen en workshops heen blokjes aan het verzamelen. En het is interessant om te zien dat er heel veel terug komt in het voorstel dat we ‘s och-tend gepresenteerd hebben. We hebben de vraag ‘Wat is de school?’ niet beantwoord, maar vervan-gen door de vraag ‘Van wie is deze school?’. Uit de gesprekken met de docenten kwam immers sterk naar voren dat de school wel behoorlijk functio-neert, maar dat de leerlingen zich de school nog niet hebben eigengemaakt.”Yoeri: “Vanuit die opmerking zijn we - op de valreep om vijf voor twee ‘s nachts - uitgekomen bij een proeftuin waarin we alle leerlingen, ouders en omwonenden uitnodigen voor een sessie ‘(re)claim the school’. Als markering van deze keuze zien wij een ‘nachtschool’ ontstaan waarin alle thema’s die buiten de schoolmuren en binnen de gezinsmuren een rol spelen als de school uit is, een rol kunnen spelen. We willen dit nadrukkelijk als een officieel onderdeel van het curriculum benaderen, niet als een vrijblijvend extraatje.”Mirjam: “De proeftuin die we hebben voorgesteld hebben we inderdaad de ‘nachtschool’ gedoopt, waarin we eigenlijk de school uitrekken in de tijd om de kwesties te kunnen behandelen die vanuit de leerlingen en de buurt worden geagendeerd. Een 

>

De deelnemers overnachten in de gymzaal.

6  NVO

Page 7: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

gelegenheidscollectief gaat deze ruimte ontwerpen. Dit collectief bestaat uit leerlingen, ouders, docen-ten, schoolbestuur, stakeholders uit de wijk, of te wel een maatschappelijk collectief.” “Het is voor leerlingen een oefening in agency (zelf initiatief nemen) en belonging (samen initiatief nemen). Jij wilt hierbij horen, dus jij bepaalt de regels met ons. Doel is om leerlingen te laten ondervinden dat ze meer kunnen dan ze zelf denken en zeker als ze het samen aanpakken. Maar we weten op dit moment nog niet hoe dit precies in de schoolpraktijk zal uitpakken. De reactie van de directie is in elk geval positief, dus we werken er met veel vertrouwen aan verder.” 

Stel ik lees dit en ik denk: daar wil ik ook wel bij horen?

“Ook hier is het collectief heel duidelijk: Als jij vindt dat je lid bent van TNSC, dan ben je lid van TNSC. Als je vindt dat school belangrijk is, als je denkt dat het anders kan, dan ben je van harte welkom. Als er een project langskomt, dan houd je je hand omhoog.”

www.thenewschoolcollective.com

www.facebook.com/groups/thenewschoolcollective

tekst: Stijn Sieckelinck, UU, NVO-lid

foto’s: Aad Hoogendoorn

‘De vorm van de  24 uur doorbrak de neiging om in onze expert-rollen te  vervallen’

Workshop koken met leerlingen, rechts: Yoeri Meessen.

Workshop yoga

op De Hef.

dePedagoog  7

Page 8: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

TheNewSchoolCollective

Impressies van leerkracht NaimaZeijpveldNieuwe ideeën zijn er altijd en overal. Niet elk idee leidt echter tot verandering. Welke impact hebben de initiatieven van The New School Collective op mensen die dagelijks met de school te maken hebben: leerkrach-ten en leerlingen? Naima Zeijpveld, leerkracht Engels en mentor op vmbo-school De Hef in Rotterdam, vertelt over haar ervaringen.

indepraktijk

Waarom deed je mee aan het 24-uursproject? “Toen de vraag kwam van mijn leidinggevende wie zin had om deel te nemen aan het 24-uursproject, ging het meteen kriebelen. Ik miste al langer iets in mijn dagelijkse omgang met leerlingen. Voor mijn gevoel was ik te schools bezig en klopte dat niet. Het leek me echt geweldig om na te denken over een nieuwe aanpak.” 

Moest je een drempel over om je 24 uur op te laten sluiten binnen de schoolmuren?“Eigenlijk niet. Ik hou van nieuwe dingen. Ik kon me bovendien voorstellen dat de samenwerking met beeldend kunstenaars iets zou kunnen opleveren, omdat ik zelf creatief ben. Ik schilder en maak accessoires.”

Was het 24-uursproject zoals je had verwacht?“Ja, en nog veel meer dan dat. Het was één van de meest indrukwekkende ervaringen van mijn leven. Het begon al met het feit dat we overalls aan kregen, waardoor het in een keer niet meer uitmaakte waar je vandaan kwam en wat je functie was. Door de vele workshops en het voortdurende brainstormen met elkaar gingen we enorm de diepte in. Het ging ook maar door. We zaten met 

8  NVO

Page 9: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

onze groep in een enorme flow. De volgende dag was ik helemaal leeg en moest ik ook nog les geven. Ik had het echter voor geen goud willen missen.”

Wat heb je geleerd van dit project?“Sindsdien zie ik de school en de leerlingen met andere ogen. Ik kwam erachter dat de school veel meer is dan een plek om te leren. Voor de leer-lingen is het een ontmoetingsplek, een plek waar ze zich veilig kunnen voelen en waar ze zichzelf kunnen zijn. Ze laten duidelijk zien dat ze er ook na de officiële schooltijd willen blijven.”“Het zijn kinderen die weinig alternatieven hebben. Hun ouders willen liever niet dat ze op straat zijn, maar thuis kunnen ze hun ei niet kwijt. Vandaar dat het idee ontstond om te zoeken naar manieren om de school ook buiten schooluren open te houden en daar ook ouders en buurtbewoners bij te betrekken. Het idee dat de school ook echt van de leerlingen moet zijn, krijgt een uitwerking in kunstwerken die leerlingen gaan maken en die een plek krijgen in de school.”  

Hoe reageerden leerlingen op jouw deelname aan het project?“Leerlingen zagen mij tijdens de lesuren in mijn overall, ze zagen het koepeltentje waarin ik de nacht door zou gaan brengen en zeiden: Mevrouw, u bent gek. Ik merkte dat ze het vreemd vonden, maar dat ze er tegelijkertijd respect voor hadden. Ik heb hen ook uitgelegd dat ik erachter wilde komen hoe we konden zorgen dat de school een nog fijnere plek voor hen kan zijn. Na afloop waren ze dan ook erg nieuwsgierig naar het resultaat.” 

Heeft het project ook invloed gehad op de manier waarop je les geeft?“Jazeker. Het heeft mij gesterkt in mijn idee dat ik als leerkracht op een gelijkwaardige manier wil omgaan met mijn leerlingen. Ik ben tegelijkertijd duidelijker over wat ik van hen verwacht en stel daarbij ook grenzen. Het grappige is dat ik sindsdien allerlei kleine attenties ontvang van leerlingen, vooral in de vorm van snoep.”

indepraktijk

‘Leerlingen  zeiden: mevrouw  

u bent gek’

Naima Zeijpveld (links) tijdens de kookworkshop

Voorbereiding voor de overnachting op school

tekst: Saskia Damen, Kon. Kentalis, voorzitter NVO-netwerk LZMG+

foto’s: Aad Hoogendoorn

dePedagoog  9

Page 10: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Kinderenmetautismewélempatisch

Kinderen met een autismespectrumstoornis kunnen zich wel verplaatsen in de gedach-ten van een ander. Ze raken alleen sneller overprikkeld door andermans emoties, en dat leidt tot meer agressie. Dit zijn de nieuwste inzichten uit het onderzoek van ontwik-kelingspsycholoog Carolien Rieffe en haar collega’s.Van kinderen met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) werd lang gedacht dat zij weinig empathie voelen, vertelt Carolien Rieffe. Haar team onderzoekt de sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen met een ASS, samen met Centrum Autisme en het Leo Kannerhuis. ‘Inmiddels is gebleken dat kinderen en jongeren met een ASS wel worden geraakt door het verdriet van een ander, maar niet weten hoe ze hiermee moeten omgaan. Empathische gevoelens blijken zelfs te kunnen leiden tot agressie’, verklaart Rieffe. ‘Ze raken overprikkeld door de emotie van de ander.’Het team van Rieffe vond deze uitkomsten onlangs ook in een longitudinale studie, waarbij kinderen en jongeren over meerdere jaren gevolgd werden. Hiermee is aange-toond dat het gaat om een oorzakelijk ver-band. ‘Het is dus belangrijk dat ze eerst beter leren hoe ze de eigen emoties kunnen regu-leren, voordat ze zich richten op de emotie van een ander’, stelt Rieffe. ‘Dit verklaart ook waarom we vaak zien dat ze emoties van anderen negeren of proberen te negeren.’

Bron: site Universiteit Leiden, www.nieuws.leidenuniv.nl/nieuws-2015/kinderen-met-autismespectrumstoornis-wel-empathisch

onderzoeksnieuws

Ruben Fukkink, UvA en HvA

Beeldschermkinderenslapenslechter

Elektronische media rukken op in ons leven. Jongeren in de Verenigde Staten kijken gemiddeld al zeven uur per dag naar het scherm van een tv, computer of video game. In een review naar de effecten hiervan voor de beeldschermkinderen blijkt dat 90 procent van de studies (67 in totaal) een negatief verband rapporteert tussen beeldschermtijd en slaap. Interactieve media blijken schadelijker dan een passief medium als televisie. De onderzoekers Hale en Guan adviseren dat jongeren minder televisie moeten kijken vlak voor het slapen gaan of tijdens de uren die zijn bedoeld voor de nachtrust. Een probleem is dat de uitgevoerde studies nog veel vragen onbeantwoord laten.

Bron: Sleep Medicine Review, Screen time and sleep among school-aged children

Jongerenuitlesbischegezinnen

De onderzoekers Van Rijn-van Gelderen, Bos en Gartrell onderzochten of adolescenten uit lesbische gezinnen meer probleemgedrag hebben dan leeftijdsgenootjes. De jongeren werden gematcht op achtergrondkenmerken zoals leeftijd, sekse, opleidingsniveau van de ouders, etniciteit en relatie van de ouders. Jongeren uit lesbische gezinnen bleken evenveel probleemgedrag te hebben als jongeren uit gezinnen met vaders en moeders met dezelfde achtergrondkenmerken. Een risicofactor voor jongeren uit lesbische gezinnen is wel of zij zich gediscrimineerd voelen. Een kwart gaf aan dat er soms grappen over hen werden gemaakt, veertig procent kreeg wel eens vervelende vragen.

Bron: Journal of Adolescence, Dutch adolescents from lesbian-parent families

Wereldwijdeobesitas-epidemie

Jongeren worden dikker. Met een wereldwijde groei van 82 procent en 155 miljoen kinderen met obesitas (één op de tien jongeren) is inmiddels sprake van een obesitas-epidemie. Obesitas is niet langer alleen een probleem van de rijkere landen. Ook het Midden-Oosten en Noord-Afrika kennen een spectaculaire stijging van het aantal kinderen met overgewicht. In verschillende landen zijn er al maatregelen genomen om het gevecht aan te gaan tegen suiker, zout en vet: belasting op ongezond eten; campagnes voor gezond eten en leven; het labelen van ongezond eten (net zoals de stickers op sigarettenpakjes); strengere richtlijnen voor ongezond voedsel en toevoegingen aan het eten; screening van jongeren en gerichte interventies; en het invoeren van integrale programma’s met aandacht voor duurzaam en gezond voedsel. Maar toch: deze maatregelen hebben tot nu toe te weinig opgeleverd. Strengere maatregelen zijn nodig, aldus Taylor, Parento en Schmidt, liefst in een internationaal samenwerkingsverband.

Bron: Indiana Law Journal, The increasing weight of regulation

10  NVO

Page 11: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Marieke Beentjes

Orthopedagoog-generalist Marieke Beentjes (30) vindt ‘moeilijke kinderen, met een extra verhaal’ het leukst. Samen met haar collega, bewegings agoog Jesper van Dam, startte ze een eigen praktijk om leerlingen met gedragsproblemen weer gelukkig te maken: BOCS.

“Kinderen met gedragsproblemen zijn eerlijk en rauw”, vindt NVO-lid Marieke Beentjes. “Als ze goed varen op jouw vertrouwen krijg je veel van ze terug.”Ze werkte eerst als leerkracht en later als orthope-dagoog op SBO de Evenaar in Nieuwegein. “Daar kreeg ik de stoute kinderen aan mijn bureau waar de leerkracht even niks meer mee kon. Veel meer dan een time out was het niet, er zat geen gedegen plan achter. Diezelfde kinderen zaten bij Jesper boos op de bank in de gymzaal.”Samen maakten ze een plan om leerlingen echt te helpen. De pijlers: Begeleiding, Ondersteuning, Coaching, School; oftewel BOCS. Ouders krijgen veel steun bij de opvoeding en kunnen altijd het speciale BOCS-klasje binnenstappen. Leerkrachten kunnen daar de kunst van het lesgeven aan een zogenaamde probleemgroep afkijken. Drie jaar na de start heeft BOCS inmiddels een regiofunctie.

Ware ik“Met de start van Passend Onderwijs komen er vooral kinderen die al lang thuis zitten”, zegt 

Marieke Beentjes. “Ze hebben veel gezien aan zorg en hulpverlening. Hun ouders zitten met de handen in het haar. De eerste twee weken kijken we niet in het dossier. We willen kinderen als een onbeschre-ven blad bekijken: wat is hun ware ik?”Ze moet denken aan Nigel, negen jaar, een lange blonde pony als een gordijn voor zijn ogen. School kon hem niet meer aan. Hij zat drie maanden thuis, werd onderzocht en kreeg de diagnose klassiek autisme. Nigel moest naar een gespecialiseerde cluster-4 school, maar bij de intake liep het al mis.“Zijn ouders kregen hem niet eens de auto uit. Dan ging hij schreeuwen, slaan en schoppen. Waarop de cluster-4 school aangaf: in zulk agressief gedrag zijn wij niet gespecialiseerd. Maar zijn ouders vonden Nigel juist het tegenovergestelde van agres-sief. Na heel wat telefoontjes kwamen ze bij ons.”

AngstDe eerste dagen waren een hel. “Voor iedereen”, zegt Marieke Beentjes. “Nigel is opgehaald uit de auto, heeft eerst uren gekrijst. Later durfde hij heel even de BOCS-klas in om - tussen zijn haren door - te zien waar hij terecht kwam. Op dag drie zag ik een kleine glimlach. Daar schrok hij zelf van en hij keek meteen weer boos.”Ze ontdekten dat Nigel’s boosheid een andere oor-zaak had: angst. “Zijn ouders herkenden deze angst, 

‘Opdagdriezagikeenkleineglimlach’

moeder moest huilen. Als kind was ze zelf doodsbang geweest en later durfde ze lang de deur niet uit. Dat verhaal durfde ze toen pas te vertellen.”Nigel is inmiddels terug naar zijn oude, reguliere basisschool. Leerkrachten en ouders hebben veel geleerd over de juiste aanpak. “Hij zit nu lekker in zijn vel. Volgens zijn moeder is hij tien centimeter gegroeid in vijf maanden. Vroeger mocht niemand hem aanraken, nu kun je zelfs met hem stoeien. En voor zijn mooie ogen, hangt nog maar één haarlok. Kijk, daar doe je het voor.”

Nigel is een gefingeerde naam

www.bocs-nieuwegein.nl

Annemiek Haalboom

‘We willen kinderen  als een onbeschreven 

blad bekijken: wat is hun ware ik?’

hierdoeikhetvoor

Jesper van Dam

dePedagoog  11

Page 12: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Omroepen BNN en KRO maken sinds 2013 uitzen-dingen over Dag Tegen Pesten. Dit jaar was die dag omgedoopt tot Dag Tegen Cyberpesten. In een lange thema-uitzending lazen bekende Nederlanders zogenaamde haat-tweets voor die door anderen over hen op het internet zijn geplaatst. Zo werd Arie Boomsma, presentator van het pro-gramma, geconfronteerd met de tweet: wanneer komt die homo van een Arie nou zelf eens uit de kast? De omroepen introduceerden zo het digitale pesten, ook wel ‘cyberpesten’, dat een steeds omvangrijker probleem lijkt. 

Privacygevoelige foto’sNa vertoning van de film Cyber Bully, die het cyberpesten voor jongeren herkenbaar illustreert, zijn twee slachtoffers van internetpesterijen te gast in de tv-studio. Uit het verhaal van de vijftienjarige 

Aywaille blijkt dat cyberpesten vergaande gevolgen kan hebben. Aywaille werd vanaf de eerste klas al offline gepest, maar sinds er privacygevoelige foto’s van haar zijn verspreid, wil ze niet meer naar school. Zij zit in een depressie, durft niet meer zo goed de deur uit en heeft weinig contact met de buitenwereld.Het verhaal van Aywaille lijkt volgens de media niet op zichzelf te staan, want er verschijnen regelmatig alarmerende berichten over cyberpesten. Cyber-pesten is onlosmakelijk verbonden met het digitale tijdperk en het gebruik van internet en smartpho-nes. Jongeren zijn gemiddeld zes uur per dag online en bijna alle jongeren tussen twaalf en zeventien jaar (94%) hebben een smartphone. Zij gebruiken populaire sociale media als Facebook, Whatsapp, Instagram of Snapchat. Door het plaatsen van per-soonlijke updates, foto’s en filmpjes wordt razend-snel een grote groep leeftijdsgenoten bereikt. 

Onderzoek naar cyberpestenOnderzoeken naar cyberpesten hanteren uiteenlo-pende definities van het begrip en de prevalentie-cijfers zijn eveneens niet geheel eenduidig. Volgens een Vlaamse onderzoeker laat ‘cyberpesten’ zich het beste omschrijven door de volgende kenmerken: een gebrek aan regelgeving en ouderlijke controle, een groot bereik, de aanwezigheid in de privési-tuatie, de afwezigheid van fysieke signalen en de mogelijkheid tot het ontvangen en versturen van - zeer - vertrouwelijke informatie. Net als bij traditioneel pesten moet er sprake zijn van systematische en opzettelijke acties, waarbij één of meerdere daders een slachtoffer bewust psychische of fysieke schade toebrengen. Ook zijn de onderlinge machtsverhoudingen verstoord. 

Cyberpesten:het‘nieuwe’pesten

Pesten via smartphones en sociale media loopt de spuigaten uit, als je de media mag geloven. Maar wat is cyberpesten nu precies? Hoe vaak gebeurt het? Verschilt het van offline pesten? En wat kunnen opvoeders en professionals doen aan preventie en aanpak van cyberpesten? Onderzoekers Patti Valkenburg en Niels Baas geven uitleg.

12  NVO

Page 13: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Cyberpesten kan bestaan uit het versturen van kwetsende teksten of filmpjes, het vervormen van foto’s, het oprichten van ‘haat-sites’ of ‘anti-groe-pen’ of het dreigen met het verspreiden van foto’s of andere digitale informatie.Van Ouytsel, Vandebosch, Walrave en Ponnet deden literatuuronderzoek naar de omvang van cyberpes-ten. Uit een overzichtsstudie van Tokunaga (2010) blijkt dat het percentage slachtoffers uiteenloopt van 3.3% tot 72%. De literatuuronderzoekers wijten de prevalentieverschillen aan de wijze waarop het gedrag in enquêtes gemeten is. Volgens de CBS Veiligheidsmonitor (2014) heeft 3.1% van de bevol-king vanaf vijftien jaar last gehad van cyberpesten. Dit komt overeen met onderzoekscijfers uit de jaren 2012 en 2013. Het gaat in 2012 om zo’n 60.000 

kinderen tussen de vijftien en achttien jaar (10,1%) tegenover 7.1% van de achttien tot 25-jari-gen. Onder ‘cyberpesten’ valt in dit onderzoek ‘laster’, ‘stalken’, ‘chantage’ en ‘bedreigen met geweld’ of een overige vorm. 

OmvangPattiValkenburg, hoogleraar Jeugd en Media en auteur van het boek Schermgaande jeugd, verklaart waarom de cijfers zo uiteenlopen: “De verwarring ontstaat door de manier waarop cyberpesten gemeten wordt. De meeste kinderen hebben wel eens te maken gehad met een 

negatieve ervaring via sociale media. Dit is echter nog geen cyberpesten.” Valkenburg geeft aan dat er bij cyberpesten daadwerkelijk sprake moet zijn van langdurige pesterijen met machtsongelijkheid, net zoals bij traditioneel pesten het geval is. Het probleem loopt volgens haar nog niet de spuigaten uit: “Het gebeurt niet in enorm grote hoeveelheden, het aantal slachtoffers is de laatste jaren stabiel en ligt rond vijf procent.” Sumter, haar collega-onderzoeker aan de Univer-siteit van Amsterdam, constateert dat cyberpesten niet tot nieuwe slachtoffers leidt. Het gaat volgens haar om dezelfde groep kinderen die zowel offline als online gepest wordt. Daarnaast komt traditio-neel pesten nog steeds vaker voor. Uit Australisch onderzoek blijkt zelfs dat kinderen die zowel offline als online gepest worden het traditionele pesten pijnlijker vinden dan het cyberpesten. Desalniet-

temin geeft Valkenburg aan dat zowel offline als online pesten grote en langdurige gevolgen kan hebben voor de slachtoffers.

Impact NielsBaas, communicatiewetenschapper en oprichter van het bedrijf Cyberpesten de Baas, vindt dat we voorzichtig moeten zijn met de veronder-stelling dat het probleem in omvang toeneemt zoals regelmatig uit de media blijkt. Baas: “Cyberpesten is onderdeel van pesten. De sociale media worden als middel ingezet om te kunnen pesten, simpelweg omdat deze voorhanden zijn.” Dat er zoveel media-aandacht is voor cyberpesten, komt mogelijk door de impact en de ongrijpbaar-heid van het fenomeen. Een eenmalige actie, al dan niet doelbewust ingezet om te pesten, kan veel meer effect hebben dan het traditionele pesten. Valkenburg: “Eén actie kan verstrekkende gevolgen hebben voor een slachtoffer als informatie een grote groep mensen bereikt via sociale media.” “Daarnaast vindt het pesten plaats in de thuis-situatie en komt het voor kinderen heel dichtbij”, vertelt Baas. Kinderen delen niet alle informatie over het gebruik van sociale media met hun ouders, 

‘Cyberpesten is moeilijker aan te pakken, veel betrokkenen zijn ongrijpbaar’

Handige sites met advies over cyberpesten

Cyberpesten, wat nu?•  www.meldknop.nl. Je kunt cyberpesten en andere 

calamiteiten melden. Materiaal kan snel verwijderd worden. •  www.digitaalpesten.nl en www.pestweb.nl. Deze 

sites hebben een onderlinge link en staan vol met tips, mogelijkheid om te bellen, chatten of mailen. 

•  www.digivaardigdigiveilig.nl. De organisatie achter deze website houdt zich bezig met een veilige digitale omgeving. Er zijn diverse informatieve links te vinden. 

•  www.stoppesten.nl. Een website met uitgebreide informatie over (cyber)pesten.

•  www.mijnkindonline.nl. Op deze site staan onder andere onderzoeken en brochures voor ouders en leerkrachten.

•  www.deletecyberbullying.eu. Een informatieve site met de mogelijkheid tot het downloaden van een app. 

•  www.cyberpestendebaas.nl. Dit is de informatiesite van wetenschapper Niels Baas. 

•  www.kids.kaspersky.com/cyberbullying/parents/home/. Via deze site kun je informatie over (onderzoeken naar) cyberpesten vinden.

>

dePedagoog  13

Page 14: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Dit artikel is, inclusief een groot aantal noten, te lezen op: ww.nvo.nl

omdat ze nogal eens bang zijn dat hun ouders hen de internettoegang verbieden. “Daardoor kan het langer duren voordat kinderen over cyberpesten gaan praten of de problemen zichtbaar worden bij ouders.” Ook heeft Baas de ervaring dat ouders zich wel eens onmachtig voelen en de controle missen op het gebruik van sociale media door hun kinderen. 

Media-opvoeding Cyberpesten doet zich zowel thuis, op school als op andere plekken voor. Ouders, leerkrachten, opvoe-ders en professionals krijgen er dus ongetwijfeld mee te maken. Valkenburg benadrukt dat ouders hun kinderen goed moeten voorbereiden op het gebruik van sociale media: “Het gaat om meer dan enkel de aanpak van cyberpesten, het gaat hier om mediaopvoeding in het algemeen.” Zijadviseertronddeleeftijdvannegenjaarmetvoorlichtingtestarten:“Vaakwordthetinter-netgebruiktomteexperimenteren.Hetisvanbelangdatkinderenvroegtijdiginzichtkrijgeninhetgebruikvansocialemedia.Zijmoetenuiterstvoorzichtigzijnmetdeinformatiediezedelen.”Baas heeft ook een heldere visie: “Internetgebruik is een onderdeel van het leven van kinderen gewor-den, net als hun sport of andere hobby’s. Door als ouder oprechte interesse te tonen, blijf je betrokken bij de leefwereld van jouw kind.” Valkenburg en Baas adviseren beiden om duidelijke regels en afspraken te maken over het gebruik van smartphones en sociale media. 

Aanpak lastigOndanks zorgvuldige begeleiding zal de aanpak van cyberpesten lastig blijven, omdat het vaak groeps-gewijs gebeurt en er veel partijen bij betrokken zijn. Pesten is als het ware onderdeel van de onderlinge verhoudingen en een groepsproces. Valkenburg: “De meeste programma’s zijn gericht op daders en slachtoffers, terwijl ook toeschouwers en meelopers een rol vervullen bij pesten. Ook hun gedrag heeft een functie, want hiermee kunnen zij hun positie in de groep bepalen. Juist omdat er zoveel betrokke-nen zijn, is pesten zo moeilijk aan te pakken.”Baas vertelt dat cyberpesten lastiger aan te pakken is dan offline pesten: “Veel betrokkenen zijn ongrijp-baar, zij zijn niet direct zichtbaar. Mensen die elkaar 

niet kennen bemoeien zich er vaker mee.” Baas benadrukt dat trainingen of interventies het beste groepsgewijs gegeven kunnen worden, daar waar de problematiek zich afspeelt. Zo kunnen kinderen nieuw gedrag oefenen en zich sociaal gedrag eigen maken. Hij adviseert kinderen te stimuleren om te praten met iemand die zij vertrouwen. Deze steun hebben zij nodig en zo kunnen er ook stappen ondernomen worden tegen cyberpesten. Daarnaast zijn er diverse internetsites met informatie over cyberpesten of waar je incidenten kunt melden (zie kader).

ScholenScholen zijn wettelijk verplicht om pesten tegen te gaan. Er zijn tal van anti-pestprogramma’s voorhanden, maar het overgrote deel is volgens de Commissie Wienke omstreden. Bijna 80% van de 61 anti-pestprogramma’s is afgekeurd. Er zijn vier voorlopig effectief bewezen programma’s die zijn ontworpen om het pesten tegen te gaan: It’s up to you, KiVA, de PRIMA-methode en de Sta Sterk Trai-ning. ‘It’s up to you’ is een interactieve film die spe-cifiek is ontworpen om cyberpesten aan te pakken. Ook zijn er goedgekeurde programma’s die onder andere bij pesten ingezet kunnen worden, zoals de Kanjertraining en Alles Kidzzz. Baas adviseert leer-krachten om het onderwerp bespreekbaar te maken in de klas: “Docenten moeten zich verdiepen in wat er zich afpeelt op het gebied van sociale media en de leiding nemen als het nodig is.” 

Kortom, sociale media zijn onderdeel van de leef-wereld van kinderen en jongeren geworden in een digitaal tijdperk. Door duidelijke regels en afspraken te maken over het gebruik van sociale media en het tonen van interesse in de leefwereld van kinderen is de kans groter dat cyberpesten aan het licht komt. Informatieve websites, met mogelijkheden tot advies of het melden van incidenten, bieden handvatten om cyberpesten tegen te gaan. Daarnaast blijft de inzet van effectieve interventies op scholen en ondersteuning vanuit de omgeving essentieel om cyberpesten bespreekbaar te maken en aan te pakken. 

Marja Cozijn, OCK het Spalier, NVO-lid

>

14  NVO

Page 15: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

column

Een zorg-wekkende lijstDe SDQ-Dut. Het zegt u wellicht weinig en toch worden alle ouders van vijfjarigen ermee bestookt en vriendelijk doch kordaat verzocht om hele-maal ingevuld terug te sturen naar de GGD. ‘Ook als u niet helemaal zeker bent of als u de vraag raar vindt’, staat erboven. Wat de verwarde ouder hoort te doen die de volledige lijst raar vindt, blijft onvermeld. Bij een eerste invulpoging, kreeg de lijst in ons gezin al gauw een bijnaam: de SD-*ut. Maar alleen foe-teren is te makkelijk. Dus besloten we onze dochter te observeren op basis van de items die de lijst bevat. Een interessante exercitie die ik niet iedereen zou aanraden, tenzij men stevig - opvoedingsze-ker - in de schoenen staat. Deelt uw kind makkelijk snoep, speelgoed met andere kinderen? Maakt het opdrachten af? Is het constant aan het wiebelen of friemelen? Het zijn stuk voor stuk vragen die alleen meer vragen oproepen: Groeit een kind dat makkelijk speelgoed deelt met andere kinderen uit tot een fijner mens? Vroeg mijn echtgenote. Is het de bedoeling dat kleuters al opdrachten afmaken? Hoorde ik mijzelf vragen. Ja nu je het zegt, zit ze constant te wiebelen, maar heb jij je daar ooit aan gestoord? 

Van de eerste 25 zorgwekkende vragen zijn er zeker vijftien waar het gedrag van onze dochter weleens hoge ogen gooit. Toch ervaren wij haar als heel bijzonder gezelschap en een schat van een meid. Die relatie vindt de *ut-lijst echter niet relevant. Misschien nog veel belangrijker is dat geen enkel item refereert aan de kwesties die ons en andere ouders om ons heen wel degelijk bezighouden: hoe blijf je consequent in je opvoeding, wat is de balans van grenzen en warmte die het best werkt? Nee, deze lijst toont enkel interesse in het gedrag van het kind en reduceert de ouders tot rapporteur van dat gedrag. Alsof die niks met elkaar te maken zouden hebben. Natuurlijk stellen we ons ook vragen over het delen van al die indrukken: wat gaat de GGD hiermee doen en wat is zo’n dossier dan waard? Hoe gaat het haar, ons of de samenleving verder helpen? We hoeven maar over het tuinhek heen te kijken om te zien wat deze lijst in elk geval kan opleveren: twee 

op de drie buurkinderen hebben een medisch label achter hun naam, hun scholen baseren begelei-ding op basis van de stoornis in hun dossier en de ouders weten niet wat ze daarmee moeten. De ouders merken niet alleen dat hun kind ingrijpend verandert door de medicatie, maar ook dat al die voorkennis in het dossier het onderwijs niet altijd positief beïnvloedt omdat er soms een fijne lijn loopt tussen voorkennis en vooroordelen. 

Dit allemaal terwijl op politiek vlak de jeugdge-zondheidszorg erg interessante en hoopvolle tijden doormaakt: de visie achter de overheveling van zorgtaken naar de gemeenten maakt juist maatwerk mogelijk en zou ouders meer aanspreken als regisseurs van hun eigen opvoeding - een teken van bestuurlijke beschaving. In het licht van die tendens, valt de actie van de GGD flink uit de toon. Met enkel items die het kind voorsorteren op een diagnose voor een medisch label, is het quasi dwingend ver-spreiden van de SD-*ut een initiatief dat zorg wekt, niet een dat zorg biedt. 

Stijn Sieckelinck

UU, NVO-lid

foto: Willemijn van HarskampdePedagoog  15

Page 16: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

In de troonrede van 17 september 2013 stelde Willem-Alexander dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participa-tiesamenleving. ‘Wanneer mensen zelf vorm geven aan hun toekomst, voegen zij niet alleen waarde toe aan hun eigen leven, maar ook aan de samenleving als geheel’, verkondigde onze koning. Het is twee jaar later. Zijn wij nu in Nederland beter in staat zijn om mensen die vroeger ‘verzorgd’ werden, de gelegenheid te bieden zelf vorm te geven aan hun leven? De regering veronderstelt dat ‘ontzorgen’ een positief effect kan hebben op de kwaliteit van leven van mensen met een beperking. Het zou de maatschappij prikkelen om hieraan te gaan bijdragen. Bijkomend voordeel: de kosten van de gezondheidszorg worden beheersbaar. 

Geen budget, geen personeelIs de participatiesamenleving geslaagd? Hoe gaan we anno nu om met mensen met een verstandelijke beperking? Hierover praat ik met de ouders van Sandra, een vrouw van 38 jaar, met een ontwikke-

lingsleeftijd van ongeveer één jaar. Sandra is ook blind en ze heeft een ernstige vorm van epilepsie. Sandra woont in een 24-uurs woonvoorziening, krijgt een zogenaamd ZorgZwaartePakket (ZZP) en valt onder de wet langdurige zorg. De afgelopen jaren is het geld dat de zorginstelling voor Sandra en haar medebewoners krijgt, fors verminderd. En dat zal ook gebeuren in 2016. Deze bezuinigin-gen in de langdurige zorg hebben verstrekkende gevolgen. In de woning waar Sandra verblijft, komen bewoners nauwelijks buiten. Daar is geen perso-neel meer voor. Wandelen is één van de weinige activiteiten waar Sandra plezier aan beleeft en het gaat verdere verergering van haar botontkalking tegen. Bovendien verhoogt het haar alertheid. Door haar ernstige epilepsie brengt ze een groot deel van de dag slapend door. Individuele begeleiding zou dit kunnen veranderen, maar daar is geen budget voor. Begeleiders hebben geen tijd om haar rustig wakker te laten worden voor het eten en hierdoor weigert Sandra regelmatig haar voedsel en drinken. Ook kan men haar niet onmiddellijk helpen als ze wil opstaan om te lopen. Er is een kans dat ze valt, door haar botontkalking iets breekt en daarom zit ze tegenwoordig vastgesnoerd. Dit druist overigens weer in tegen de verplichting van de overheid aan zorginstellingen om zogenaamde ‘beperkende mid-delen en maatregelen’ terug te dringen. 

MantelzorgSandra verblijft in een woonvoorziening. Zij heeft, net als veel van haar medebewoners, ouders die zelf zorg nodig hebben vanwege hun hoge leeftijd, ver weg wonen en daardoor geen mantelzorg kunnen bieden. Vrijwilligers voor dit type cliënten 

Bezuinigingen langdurige zorg

Levenmeteenbeperking:participatieofuitstoting?

Sandra heeft een verstandelijke beperking, epilepsie en ze is blind. Ze slaapt tegenwoordig een groot deel van de dag. Of zit vastgebonden, dan kan ze niet vallen. Ze houdt van wandelen, maar daar is geen tijd meer voor. Bezuinigingen hebben veel gevolgen voor mensen die afhankelijk zijn van langdurige zorg, zoals Sandra.

opinie

16  NVO

Page 17: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

zijn nauwelijks te vinden.Is het leven misschien wél rooskleuriger geworden voor mensen met een beperking die - deels -zelf-standig of bij hun familie wonen? De nieuwsberichten spreken dit tegen. Ik schrik van verhalen over ouders die met veel kunst en vlieg-werk thuis voor hun kind met beperkingen zorgen, maar ineens geen persoonsgebonden budget (PGB) meer krijgen. Het regent berichten over het sluiten van sociale werkplaatsen en over taxi’s die niet meer worden vergoed, waardoor mensen met een beperking niet meer naar dagbesteding kunnen. En dan zijn er ook nog forse bezuinigingen op thuiszorg en ambulante begeleiding. 

UitstotingVeel mensen roepen dat de ‘participatiesamen-leving’ niet meer is dan een verkapte manier om minder geld uit te geven aan mensen die zorg nodig hebben. Dat kan ik me goed voorstellen. Ik kom ook geen voorbeelden tegen waaruit blijkt dat deze bezuiniging de gewenste impuls geeft aan de samenleving om dit gat in de zorg op te vullen. Toen in de jaren negentig mensen met een 

verstandelijke beperking in gewone wijken gingen wonen, klaagden er al buren die bang waren voor waardeverlies van hun woning. Als er niet wordt omgekeken naar mensen met een beperking in hun gewone rijtjeshuis en ze niet naar dagbeste-ding kunnen, dan houden we ze in feite gevangen. Dan zijn ze slechter af dan toen ze nog op een beschermd terrein woonden. De participatiesamen-leving is zo in feite een uitstotingsamenleving. Door het gebrek aan passende ondersteuning ver-toont Sandra inmiddels agressief gedrag. De kans is groot dat haar begeleiders Sandra hierom gaan mijden of gezondheidsklachten als stress en over-spannenheid krijgen. Bovendien werpt het een nog hogere drempel op voor haar familie om contact met Sandra te blijven houden.Mensen met een beperking die in een gewone wijk wonen en minder zorg krijgen of niet meer naar dagbesteding of werk kunnen, vereenzamen. Zij kunnen bijkomende psychische klachten ontwik-kelen. Hierdoor kunnen ze overlast gaan geven en weer worden teruggestuurd naar een meer beschermde vorm van wonen. Ouders die geen PGB meer ontvangen voor hun kind, lopen het risico 

Hoe zou de kersttoespraak van een koningin Amalia, met het syndroom van Down, luiden?

dePedagoog  17

Page 18: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

dat ze meer moeten gaan werken, dit niet kunnen combineren met de zorg voor hun kind en daarom hun kind uit huis moeten laten plaatsen. 

BegrotingstekortHet beeld dat ik krijg van ‘onze participatiesamenle-ving’ is bepaald niet rooskleurig. Ik ben alleen bang dat klagen tot dovemansoren gericht is. Veel politici zien de situatie als onvermijdelijk. Het begrotings-tekort moet immers op een aanvaardbaar niveau blijven. 

Maar er zijn ook andere keuzes mogelijk. Te denken valt aan het inkomensafhankelijk maken van subsidieregelingen zoals de kinderbijslag. Het tegengaan van ingewikkelde constructies waar-door bedrijven belasting kunnen ontduiken in Nederland. En het laten betalen van meer belasting door de hoogste inkomens. En ja, er is ook één familie in Neder-land die helemaal geen belasting betaalt. Als dat geen gebrek aan participatie is! 

Frietjes Ik ben weer terug bij Willem-Alexander en zijn toespraak over de participatiesamenleving. Zijn drie dochters hebben geen beperkingen. Als ze die wel hadden, dan kregen ze vast een ander niveau ondersteuning dan Sandra. En dat zou zeker consequenties hebben voor de wijze waarop ze vorm kunnen geven aan hun eigen leven. Ik stel me Amalia voor als koningin met een matige verstan-delijke beperking ten gevolge van het syndroom van Down. Hoe zou haar kersttoespraak dan luiden? Misschien wel iets in de trant van: “Hoi, hebben jullie lekker gegeten? Ikke wel. Frietjes, enne... aardbeienijs. Doei, dikke kus van Amalia.” Haar boodschap zou zeker een stuk geloofwaardiger zijn dan die van haar papa.

tekst: Saskia Damen, Kon. Kentalis,

voorzitter NVO-netwerk LZMG+

tekening: Niels Maas (6 jaar)

Sandra is een gefingeerde naam.

In 2011 deden 189.000 mensen een beroep op de zorg voor mensen met een verstandelijke beper-king, waarvan 68.000 op de intramurale zorg en 121.000 op andere vormen van zorg zonder verblijf, zoals dagbesteding. Dat kostte 6,8 miljard euro, bijna 8% van de totale zorgkosten in Nederland.Bron: RIVM Kosten van Ziekten database 2013

In hun gewone  rijtjeshuis  zijn ze slechter af dan op een beschermd terrein 

01 -4

5 -9

10-14

15-19

20-24

25-29

30-34

35-39

40-44

45-49

50-54

55-59

60-64

65-69

70-74

75-79

80-84

85-89

90-9495+

0

100

200

300

400

500Kosten (miljoen euro)

volksgezondheidenzorg.infomannen vrouwen

Kostenvanzorgvoormensenmeteenverstandelijkebeperking

18  NVO

Page 19: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Naast directeur van de NVO ben ik moeder van twee twintigers en houd ik van mooie beelden. In alle opzichten. Mijn dochter atten-deerde mij vorige herfst op de film Boyhood. ‘Die moét je echt zien, mam.’ Ze heeft soms wel vertrouwen in me, maar houdt graag de regie in handen. Dus gaf ze de dvd met Sinterklaas. En ik keek hem ruim een maand later, toen ik met een gipsbeen aan de bank gekluisterd was. Samen met mijn zoon, die de eerste twee weken de verzorging van moe-ders op zich nam. Alleen al deze passage, zou ik zo zeggen, is voer voor pedagogen. 

Nog nooit heb ik een film als deze gezien. Hij duurt lang. Bijna drie uur. En hij is traag. Denk je in het begin. Het kabbelt maar wat aan tussen gescheiden moeder Olivia en de kinderen Samantha en Mason jr. van basisschoolleeftijd. En vader Mason sr. die zo af en toe probeert nog iets van de relatie met zijn ex-vrouw en kinderen te maken. Maar geleidelijk aan raak je helemaal in de ban. Bijzonderisdatdefilmtwaalfjaarlangdezelfdemensenvolgt; de moeder blijft de moeder en verandert, de vader blijft de vader 

en verandert en de zoon wordt de jongen die altijd al in hem zat, maar dat weet je aan het begin niet. En dat kon regisseur Richard Lin-klater toch ook moeilijk weten, toen hij begon, dat dat jochie van een jaar of zeven zich tot zo’n bijzondere puber zou ontwikkelen?

Ouders zijn maar amateurs. Ze maken fouten. Ernstige fouten soms, die heel ingrijpend zijn voor het leven en opgroeien van hun kinderen. Ze gaan hun eigen relaties aan en maken daarbij ook fouten. Is dat erg? Soms wel misschien. In deze film zeker ook. Afentoehoudjejehartvast. Hoe kún je dit doen? Hoe kún je dit laten gebeuren? En toch, ouders houden van hun kinderen en maken dan ook wel weer eens wél de juiste keuze. Het had beter gekund, zeker. Maar heeft Mason jr. een rotjeugd achter de rug? Nee. Hij ziet zijn ouders aan het eind van de film vast wel als wat ze zijn: als amateurs, die het beter hadden kunnen doen. Met hun kinderen en met elkaar. Die geworsteld en geleerd hebben. Maar die wel zelf een rijk leven hebben opgebouwd. In ieder geval immateri-eel. En die allebei het beste voor hebben met 

hun kinderen. Prachtige beelden. Prachtige dialogen. Tus-sendoor even een scene van een leraar op een cruciaal moment in de ontwikkeling; het gaat om ontplooiing én regels. De juiste toon op het juiste moment. Da’s alles. Hilarischemomenten. Zoals wanneer Mason sr. zijn dochter waarschuwt voor seks op schoolfees-ten, Samantha niet weet waar ze kijken moet en Mason jr. is alleen maar uiterst verveeld. Over Samantha gesproken: de relatie oudere zus en broertje kent door de tijd heen vele facetten. Soms laat Samantha moeder Olivia stappen in de opvoeding zetten, deels ingegeven door laksheid, maar daarom niet minder nodig. 

Boyhood is door de Volkskrantlezers gekozen tot beste film van 2014. Bij de Oscarver-kiezing heeft-ie het afgelegd. Ten onrechte. Boyhood is een must voor iedereen en zeker voor pedagogen. 

Marlies Post

gegrepen

BOYHOOD

Mason jr. en zijn zus Samantha, filmjaar 7, 2008 (bron: Lumière)

Ook ‘gegrepen’ door een film, boek, tentoonstelling, artikel, uitspraak? Mail: [email protected]

dePedagoog  19

Page 20: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Zorgen over Maaike (7) en haar moeder (29) waren er genoeg, getuige de zorgmeldingen van de politie, school en een hulpverleningsinstantie: gebrekkige persoonlijke verzorging, missen van afspraken met hulpverleners en medici en onvoldoende toezicht. De politie rapporteerde over ernstig huiselijk geweld tussen moeder en haar voormalige vriend, de vader van Maaike. Zoals later zou blijken, had Maaike hier nog altijd last van. Vooral die keer dat papa de auto met mama’s spullen in brand stak, had indruk gemaakt. Hoewel moeder het niet met alle aantijgingen eens was, wilde ze de problemen - die al generaties speelden - aanpakken. Samen met de medewerker van Bureau Jeugdzorg nam ze contact op met het MST-CAN-team van de Viersprong. 

VeerkrachtGaandeweg bleken de problemen groter dan gedacht. Vlak voor de behandeling besloot moeder dat Maaike naar haar oma zou gaan, omdat ze de opvoeding niet trok. Moeder was blij met oma’s hulp, maar had tegelijkertijd het gevoel buitenspel gezet te worden. Felle ruzies via whatsapp, afgewis-

seld met dagen van radiostilte, waren het gevolg. Daarnaast bleken de financiële problemen van moeder ernstig en had de woningbouwvereniging klach-ten gekregen. Er dreigde een uithuiszetting. Ook hing moeder een gevangenisstraf boven het hoofd wegens een onbetaalde boete. Diagnostiek wees uit dat ze voldeed aan de criteria van PTSS, ADHD, een borderline per-

soonlijkheidsstoornis en een antisociale persoon-lijkheidsstoornis. De gedragsproblemen van Maaike leken ook deels te verklaren vanuit een posttrauma-tische stressstoornis. Gelukkig waren er ook veel krachten. Zo toonden moeder en oma enorme veerkracht; hoezeer ze elkaar ook voor rotte vis uitmaakten, steeds waren ze bereid het contact te herstellen. Ze zetten zich bovendien enorm in om Maaikes situatie te verbeteren. Moeder had enkele steunfiguren en durfde een vriendin om hulp te vragen toen dat nodig bleek. Zelfs voor een vrouw die naar eigen zeggen ‘vor dun duvel nie bang’ is, vereist dit moed en inzicht dat je je doelen niet alleen kan bereiken. Maaike deed het, ondanks alle problemen, goed op school. 

De behandelingMaaike, moeder, vader, oma, school en Bureau Jeugdzorg is gevraagd wat ze graag veranderd zouden zien. Het hoofddoel werd: Maaike woont bij haar moeder in een veilige en warme thuisomge-ving. Hiervoor was het belangrijk dat het zelfver-trouwen van moeder groeide, ze een dagritme 

Maaike zag in haar zevenjarige leven al veel geweld tussen haar ouders. Moeder vindt de opvoeding zwaar omdat Maaike erg agressief tegen haar kan doen. Hulpverleners spreken over kindermishandeling en verwaarlozing. MST-CAN wordt ingeschakeld en na negen maanden zijn deze zorgen verdwenen. De band tussen Maaike, moeder en oma is sterker dan ooit. 

Maaike durft  weer thuis te  slapen

casus

20  NVO

Page 21: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

ontwikkelde en dat het contact tussen haar en oma verbeterde. Door vanaf het begin de brede omgeving te betrekken bij de behandeling, is direct ingezet op het vergroten van steun voor moeder.Gedurende de negen maanden behandeling zijn alle disciplines van het team intensief betrokken en waren er meerdere afspraken per week. De problemen zijn vanuit verschillende invalshoeken aangepakt. Zoals bij elke MST-CAN-behandeling had veiligheid de hoogste prioriteit. Met moeder en Maaike is tot in detail doorgenomen wat ze konden doen als een van hen boos werd. Ook is het huis onderworpen aan een ‘veiligheidscheck’ en is Maaike en moeder gevraagd wie ze zouden bellen als ze zich niet veilig zouden voelen. Moeder is geholpen om beter haar grenzen aan te geven bij de vader van Maaike, die soms onaangekondigd op bezoek kwam. Zo wist ze nieuwe escalaties te voorkomen. Het MST-CAN-team was 24 uur per dag, zeven dagen per week beschikbaar.

RelatiesOmdat Maaike het feilloos wist uit te buiten als haar moeder en oma niet op één lijn stonden, is flink geïnvesteerd in hun relatie. Ze leerden hun ergernissen op een opbouwende manier uit te spre-ken, complimenten te geven en oma woonde de psycho-educatie van moeder bij. Het droeg allemaal bij aan wederzijds begrip en respect. Samen bekeken we hoe we moeders opvoedings-vaardigheden konden benutten en uitbreiden. Moeder leerde hoe ze met het agressieve gedrag van Maaike om kon gaan en werd hierin bijgestaan door een vriendin. Door ook moeders partner en de overgrootmoeder van Maaike te betrekken, ervoer moeder meer en meer steun. Tenslotte is bekeken 

hoe zij betere relaties kon opbouwen met school en andere instellingen. De chaos in moeders hoofd maakte haar het leven erg moeilijk. Ze is daarom ingesteld op methylfeni-daat en kreeg hulp om structuur in haar dag aan te brengen en daaraan vast te houden. De duidelijk-heid die dit Maaike bood, was al winst. Ook leerde moeder een agenda te gebruiken, zodat zij steeds minder afspraken miste. Een belangrijke bijvangst van de medicatie was dat moeder minder behoefte had aan blowen. 

TraumatherapieNa enkele maanden was moeder klaar om een moeilijke stap te zetten: traumatherapie. Ze had een zeer turbulente jeugd gehad en diverse traumati-sche ervaringen opgedaan. Met de inzet van Prolonged Exposure, waarvan imaginaire en in vivo exposure de hoofdcomponenten zijn, probeerden we de invloed van de symptomen te verkleinen. Maaike was bang in het huis waar zoveel geweld was geweest en durfde niet meer op haar kamer te slapen. Door de steun die moeder bood, verraste Maaike ons door al vóór de inzet van de traumamodule in haar kamer te gaan slapen. Om verschillende redenen is besloten alsnog traumagerichte cognitieve gedragstherapie (TF-CBT) te starten. Om de belangrijkste praktische problemen het hoofd te bieden, is met moeder financiële bewind-voering in gang gezet. Ze is aangemeld bij de voedselbank en er liepen lijntjes met het UWV en de huurcoöperatie. Bij Justitie is gepleit om de dreigende gevan-genisstraf om te zetten in een taakstraf. Zodat moeder, die intussen veel vooruit-gang had geboekt, voor Maaike kon blijven zorgen.Een belangrijk moment aan het einde van de the-rapie was de zogenaamde ‘clarificatie’. Deze sessie, waarin moeder Maaike duidelijk maakte dat zij geen schuld had en waarin ze vertelde hoe ze de voor-uitgang vast wilde houden, is nauwgezet voorbereid. Maaike noemde deze sessie “het mooiste Sinter-klaascadeautje van het jaar”. 

Gezinsbegeleider Hanny van Zon in gesprek met Maaikes moeder

Vooral die keer dat papa de auto met mama’s spullen in brand stak, had indruk gemaakt

dePedagoog  21

Page 22: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Terugvalplan & vervolghulpMoeder maakte met behulp van de therapeut een terugvalplan met factoren die voor vooruitgang hadden gezorgd, en met valkuilen die successen in gevaar konden brengen. Al eerder bleek dat vervolghulpverlening nodig was, dus waren er con-tacten gelegd met de betreffende organisaties. We hinkten op twee gedachten. Enerzijds was het door de steun en forse verbeteringen niet nodig om zeer intensieve hulp in te zetten. Anderzijds bleef een van moeders valkuilen dat ze zich terugtrok uit het contact met naasten en hulpverleners wanneer het minder goed ging. Ze had licht frequente outrea-chende hulp nodig, die zo nodig opgeschaald kon worden. Een FACT-team was het perfecte antwoord. Daarnaast bleef medicatie en ondersteuning bij haar financiën nodig. 

ResultatenZoals vaak bij MST-CAN werd ook bij Maaike meer bereikt dan de betrokkenen vooraf voor moge-lijk hielden. De veiligheid is verbeterd en het lukt moeder om de belangen van Maaike voorop te zetten. Escalaties zijn niet meer voorgekomen en de zorgen over verwaarlozing zijn verdwenen. Maaike ziet er verzorgd uit, moeder komt afspraken na en heeft prima contact met school. Moeders opvoedvaardigheden en de samenwerking met oma zijn sterk verbeterd. Door de groei van positieve momenten en een toegenomen zelfver-trouwen hebben zij en Maaike het veel gezelliger samen en is de onderlinge agressie verdwenen. Maaike durft weer thuis te slapen en heeft meer vertrouwen in haar moeder, die de rol van primaire 

opvoeder terug kreeg. Hoewel vooral haar prikkelbaarheid erdoor ver-minderde, vond moeder de traumabehandeling te zwaar. Ze besloot dit onderdeel van de therapie voortijdig af te breken en later wellicht weer op te pakken, omdat ze wel verbetering ervoer. Haar grote valkuilen blijven vermijding en ‘doem-denken’. Bij tegenslag kan haar stemming omslaan, praat ze zichzelf de put in en heeft ze de neiging om zich terug te trekken uit het contact met anderen of boos te worden. Gaandeweg de behandeling maakte moeder steeds minder gebruik van deze coping. Gebruik van het terugvalplan en medicatie zijn erg belangrijk om dit vol te houden. 

Overdracht & verschilAls team evalueerden we de therapie. Ondanks dat ruim op tijd contacten waren gelegd, bleek de over-dracht naar de vervolghulpverlening onvoldoende. We namen afscheid in de veronderstelling dat er geen ‘hulpverleningsgat’ zou vallen, maar na een maand belde moeder boos op: ze kreeg nog altijd geen medicatie en had geen hulpverlener gezien. Natuurlijk is direct actie ondernomen en is de hulp alsnog gestart. Ondanks een terugval heeft moeder laten zien dat zij en de mensen om haar heen in staat zijn om de belangrijkste resultaten vast te houden: de veiligheid van Maaike, de afwezigheid van verwaarlozing en de goede band tussen moeder en kind.Wat maakte het verschil? De mogelijkheid om interventies vanuit verschillende disciplines in te zetten, is een grote kracht van de methodiek. De inzet van deze evidence based interventies, gecom-bineerd met een krachtgerichte benadering waarbij de verantwoordelijkheid bij de ouder blijft, is erg belangrijk. Verder wordt gewerkt met een whatever it takes-mentaliteit. Het team is erg outreachend, geeft niet op, doet wat het belooft en laat zo aan cliënten zien een betrouwbare partner te zijn in het oplossen van de problemen. Tenslotte helpt het stevige kwaliteitsbewakingsysteem het team koers te houden in de meest complexe situaties. 

tekst en foto: Rob Coolen, gezondheidszorgpsycholoog K&J,

orthopedagoog

Supervisor van MST-CAN bij de Viersprong, specialist in

persoonlijkheid, gedrag en gezin

Maaike is een gefingeerde naam

WatisMST-CAN?

Multisystemic Therapy for Child Abuse and Neglect is een innovatieve evidence based behandeling, bedoeld voor gezin-nen waarin kinderen tussen 6 en 18 jaar fysiek mishandeld of verwaarloosd worden. Het doel is om de veiligheid zodanig te vergroten dat een kind thuis kan (gaan) wonen. Het multidisci-plinaire team bestaat uit vier orthopedagogen of psychologen, een maatschappelijk werker, een gezondheidszorgpsycholoog en een psychiater. In Nederland zijn op dit moment twee MST-CAN-teams, beide van de Viersprong: regio Amsterdam en brede regio Den Bosch/Tilburg. MST-CAN is opgenomen in het Landelijk Transitiearrangement Jeugd van de VNG.

www.deviersprong.nl/paginas/119-multi-systeem-therapie-child-abuse-

neglect-mst-can.html

22  NVO

Page 23: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

In de toekomst verwacht ik dat er gezocht zal worden naar kosteneffectievere en klimaat-neutralere middelen om mensen die gehoord, gezien en begre-pen willen worden in contact te brengen met mensen die willen luisteren. Wanneer we ons ontdoen van het idee van een professionele ggz, dan wordt ieder soort van hulp een vorm van burenhulp tussen lotgeno-ten, waarbij iedereen elkaars lotgenoot is. 

Luisterend dekseltjeAangezien op internet iedereen de hele wereld als buren heeft, zullen er adequate internetmid-delen of apps worden ontwikkeld om voor het ene vragende potje elders een bijpassend luisterend dekseltje te vinden. Deze trend is volop in ontwikkeling. Ik hoorde laatst op de radio iemand die zware psychische problemen had gehad en vaak eenzaam was. De professionele ggz was te duur om daar iedere keer binnen te lopen. Deze jongeman kon goed programmeren en hij had een app ontwikkeld waarmee je naar mensen in de buurt kon zoeken die op dat moment ook wel even zin hadden in een praatje, een gesprekje of een contactmoment. In de media die ons met elkaar verbinden zijn dit soort ideeën volop in ontwikkeling. In een samenleving waarin eenzaam-heid een van de grootste proble-men is, is het niet verwonderlijk 

dat nieuwe technieken ingang vinden, die voorheen enkel in de relatiebemiddelingssfeer werden toege-past. Zo bekeken zijn de ggz-professionals eigenlijk ook niet veel anders dan prostituees van de geest. 

InternettherapeutDe nieuwe media bieden kansen op nieuwe vormen van contact, erkenning, vrijheid en expressie. Het gevaar echter is dat ook op het internet - net als in de professionele ggz - de basisverhoudingen tussen mensen worden geformaliseerd en geobjectiveerd en dat ‘onderlinge zorg’ een product wordt - aan-geboden op een markt van welzijn en geluk. Dan verworden de media van potentieel verbindende contactmiddelen, tot consumeerbare zorgpakketten die kunnen worden verhandeld voor het sparen van bonuspunten op je identiteitsfacebook.Voor de basisbehoefte aan erkenning en contact met een ander is overigens niet per se in real time een reële menselijke ander nodig, ergens achter een pc. Je kan ook je problemen van je af schrijven en een internettherapeut voorleggen die er later naar kijkt. Of, op ge-de-professionaliseerde manier, inloggen in een beschermd sociaal forum, daar je verhaal doen en de reacties van lotgenoten later afwachten. 

Echo’sWanneer we ons openstellen voor contacten in niet-menselijke sferen, dan zijn de mogelijkheden voor interactie met de ander, en gedachte-uitwisse-lingen via media in de ruime zin des woords, op nog veel bredere wijze denkbaar. Dan kan je je dagboek vullen, een relatie aangaan met de taal en het schrift en verwonderd raken over wat eeuwen van gesprekken en teksten voor wijsheden hebben doen inslijten in onze gewone alledaagse taal, zo voor het grijpen, gratis en voor niks - in poëzie en proza.Of je kan in het bos of op het strand gaan schreeu-wen en vervolgens naar de geluiden en echo’s op de achtergrond luisteren, die het zwijgende antwoord geven op onze expressies van innerlijkhe-den. Of je kan je richten op je eigen diepste wezen en in de bronnen van jezelf een ander ontdekken, die er al was voordat je er was, en met deze grote onkenbare ander proberen een monoloog of dialoog aan te gaan. 

Wouter Kusters

Filosoof, taalwetenschapper en schrijver van o.a. Filosofie van

de waanzin.

gastcolumn

Nieuwemediamakenggzoverbodig

dePedagoog  23

Page 24: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

depromovendus

Nikita Schoemaker: Ondersteuning sensitief ouderschap in pleeggezinnen24  NVO

Page 25: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

De sensitiviteit van pleegouders ondersteunen en hen leren omgaan met het soms lastige gedrag van pleegkinderen. Hiervoor is in Leiden een speciale video-feedback interventie ontwikkeld: VIPP-FC. Promovendus Nikita Schoemaker doet verslag van haar onderzoek naar de effectiviteit van deze interventie. En ze schetst haar werkweek.

Video-feedback Intervention to promote Positive Parenting and Sensitive Discipline - VIPP-SD1 - is een bewezen effectieve interventie gebaseerd op de gehechtheidstheorie. Dit onderzoek gaat over een recente aanpassing voor pleegouders. De begelei-ding is in handen van Lenneke Alink, Femmie Juffer, en Harriet Vermeer van het Centrum voor Gezins-studies van de Universiteit Leiden, in samenwerking met Athanasios Maras van de Yulius Academie2.

Eerder onderzoekUit eerder onderzoek bleek het gebruik van video-beelden van een ‘model-ouder’ niet effectief voor het bevorderen van sensitiviteit. Ouders identificeren zich namelijk niet met zo’n model3. Het werkt beter als ouders zien hoe zij zélf met hun kind omgaan. Daarom is video-feedback interventie ontwikkeld, waarbij ouders gefilmd worden met hun kind en de beelden terugkijken met een gezinsbegeleider die feedback geeft. Deze interventie is gebaseerd op de gehechtheids-theorie die stelt dat opvoeders voor hun kinde-ren fungeren als veilige haven om de wereld te ontdekken en als emotionele steun als er iets aan de hand is. Eind jaren tachtig van de vorige eeuw bleek video-feedback interventie de sensitiviteit van adoptiemoeders te verhogen en gedesorganiseerde gehechtheid bij het adoptiekind te voorkomen. 

Sensitief disciplinerenDe Leidse Video-feedback Intervention to promote Positive Parenting (VIPP) heeft als doel de sensiti-viteit van opvoeders te verhogen4. Ouders kunnen echter niet altijd alleen maar het gedrag en de sig-nalen van hun kind volgen - wat de essentie is van sensitiviteit - maar moeten hun kind ook weleens zeggen dat iets niet kan of niet mag. Ouders hebben ook behoefte aan hulp bij het disciplineren. Daarom is VIPP met Sensitief Disciplineren (VIPP-SD) ont-wikkeld, die naast de gehechtheidstheorie geba-seerd is op de Coercion Theorie van Patterson5. Zo 

weten veel ouders dat ze negatief gedrag moeten negeren, maar vergeten ze complimentjes te geven als hun kind iets goed doet. Dit positief bekrachtigen zorgt er echter juist voor dat een kind het gewenste gedrag vaker zal laten zien. Met VIPP-SD worden ouders in de voor hen ver-trouwde thuisomgeving versterkt in hun ‘gewone’ opvoedingsvaardigheden (‘empowerment’). VIPP-SD behandelt in zes huisbezoeken thema’s rond sen-sitiviteit - zoals bij VIPP - en thema’s voor sensitief disciplineren - zoals het vaker geven van compli-mentjes. VIPP-SD is door het Nederlands Jeugdin-stituut6 erkend als bewezen effectieve interventie en is aangepast voor diverse klinische en niet-klinische groepen en voor de kinderopvang (zie kader pag. 27). 

Ondersteuning pleeggezinnenKinderen die in pleeggezinnen terechtkomen, hebben vaak een moeilijke start gehad. Zij durven nieuwe volwassenen niet snel te vertrouwen, dat geldt ook voor het opbouwen van een band met hun pleegouders. Uit onderzoek7 weten we dat pleegkinderen twee keer zoveel kans hebben op het ontwikkelen van een onveilige gedesorganiseerde gehechtheid dan kinderen die bij hun eigen ouders opgroeien. Om de sensitiviteit van pleegouders te ondersteunen en hen te leren omgaan met het soms lastige gedrag van pleegkinderen, hebben we Video-feedback Intervention to promote Positive Parenting for Foster Children (VIPP-FC) ontwikkeld. VIPP-FC is gebaseerd op VIPP-SD en gaat daar-naast in op thema’s die specifiek zijn voor pleeg-zorg. Zo wordt er extra aandacht geschonken aan ontbrekende of heel subtiele signalen van het kind. Pleegkinderen gedragen zich niet altijd zoals je zou verwachten. Sommige pleegkinderen huilen bijvoor-beeld niet als ze zich pijn hebben gedaan. Volwasse-nen denken dan al snel dat het wel mee zal vallen met de pijn. Terwijl pleegkinderen het gewoon niet gewend zijn om troost te zoeken, omdat zij die niet of nauwelijks kregen. 

depromovendus

dePedagoog  25

Page 26: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Het is voor pleegouders belangrijk om ook te letten op gedrag dat er niet is, maar er wel zou moeten zijn. Soms laten pleegkinderen al een beetje ‘troostzoekend’ gedrag zien, bijvoorbeeld door even naar de pleegouders te kijken als ze zich bezeren. Bij VIPP-FC leren pleegouders hierop te letten en goed te reageren. Dit helpt het pleegkind om zijn verwachtingspatroon aan te passen en zich veilig te gaan voelen in het pleeggezin. In onze pilotstudie viel op dat pleegkinderen soms de reactie van hun pleegmoeder op pijn uittestten. Toen de vierjarige Lisa bijvoorbeeld samen met haar pleegmoeder met een houten fruitsetje speelde en zich aan het speelgoedmes ‘sneed’, zei Lisa “au” en vervolgens keek ze hoe haar pleegmoeder hierop reageerde. 

Stress & lichamelijk contact Een ander aandachtspunt is de stress-regulatie van pleegouder en pleegkind. Een pleegzorgplaatsing kan bij beiden veel spanning opleveren. Uit onder-zoek is gebleken dat lichamelijk contact belangrijk is om beter met spanningen om te gaan. Lichamelijk contact speelt ook een belangrijke rol bij het delen van gevoelens, zoals bij het troosten van kinderen als ze verdrietig zijn. Pleegkinderen hebben soms geen of alleen maar negatieve ervaringen met aan-geraakt worden, bijvoorbeeld omdat ze verwaar-loosd of mishandeld zijn. Zij zoeken dit contact niet zo snel op of reageren vooral afwerend.Om pleegkinderen positieve ervaringen met licha-melijk contact te geven, worden er bij VIPP-FC spel-letjes gedaan zoals Schuitje varen, Theetje drinken. Hannah van drie jaar kende deze spelletjes niet en zij probeerde in het begin het fysieke contact met haar pleegmoeder te vermijden. Ze pakte speel-goed en creëerde zoveel mogelijk afstand tot haar pleegmoeder. Na de interventie durfde zij zich toch over te geven en deed ze mee aan de spelletjes die de pleegmoeder introduceerde. Pleegouders kunnen soms ook het gevoel hebben dat ze de achterstand van hun pleegkind moeten compenseren. De pleegmoeder van Ayoub (6 jaar), lerares op een vmbo-school, maakte zich zorgen over de ontwikkeling van Ayoub. Ze was vastbeslo-ten om hem zo goed mogelijk te helpen, wat helaas resulteerde in intrusief en sturend gedrag. Zo stelde ze Ayoub bijvoorbeeld voortdurend vragen toen ze samen een boekje aan het lezen waren en volgde ze niet zijn interesse. 

Mijnwerkweek

Mijn werkzaamheden als promovendus zijn erg divers, geen week is hetzelfde. Voor het onderzoek werk ik nauw samen met diverse pleegzorgorganisaties. Op dit moment doen Horizon, Youké, Rubicon, Elker, Jeugdhulp Friesland, Kompaan & De Bocht en Yorneo mee. Zo ben ik de ene week op bezoek bij Elker in Groningen en reis ik de andere week naar Rubicon in Limburg. 

Ik overleg met pleegzorgwerkers en gedragswetenschappers en ben betrokken bij het trainen van pleegzorgwerkers in de VIPP-FC interventie. Ook zoek ik samen met studenten en de contactpersoon van de organisaties uit welke pleeggezinnen in aanmerking komen voor het onderzoek. Als pleegouders besluiten mee te doen, benaderen we ook de ouders van het pleegkind om het onderzoek toe te lichten. We vinden het belangrijk dat zowel pleegouders als ouders goed begrijpen wat het onderzoek inhoudt. We gaan daarom persoonlijk bij hen langs om alle informatie door te nemen en ze kunnen dan ook direct vragen stellen. Dit kost veel tijd en inspanning en het is vaak een heel gepuzzel om alles goed te laten lopen. 

Daarnaast voer ik de onderzoeksmetingen uit, samen met studenten die door mij getraind en begeleid worden. In eerste instantie wordt VIPP-FC uitgevoerd door getrainde medewerkers van de pleegzorgorganisaties. Als dit niet kan, doe ik het of één van de getrainde studenten.

StudentenAls promovendus ben ik betrokken bij het onderwijs van de Universiteit Leiden. Zo beoordeel ik een tentamenopdracht waarbij studenten zelf een stukje VIPP-SD moeten uitvoeren. Dan speel ik de moeder, die samen met haar kind te zien is op de video-opname. En zitten de studenten afwisselend op de ‘hot seat’, waarbij ze de gezinsbegeleider spelen die de interventie aan de moeder geeft. Leuk om te zien hoe gemotiveerd de studenten zijn om de video-feedback interventie goed uit te voeren! Tijdens een gastcollege vertel ik studenten meer over mijn ervaringen met VIPP-FC in pleeggezinnen. Door het bijwonen van congressen en symposia kom ik in contact met andere onderzoekers en professionals uit de praktijk en deel ik mijn ervaringen met de interventie.

Engelse taalOmdat een promotieonderzoek een leertraject is, volg ik zelf ook cursussen. Niet alleen theoretische, maar ook statistische vakken of cursussen over Engelse taal voor wetenschappelijke artikelen. Dit heeft mij geholpen bij het schrijven van een hoofdstuk over de VIPP-SD interventie voor het Handbook of Attachment-Based Interventions dat naar verwachting in 2016 zal verschijnen. Dit hoofdstuk zal ook de inleiding van mijn proefschrift vormen. 

26  NVO

Page 27: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Pilot & vervolgDe drie pleeggezinnen van Lisa, Hannah en Ayoub maakten deel uit van mijn pilotstudie. Vóór de inter-ventie maakten de pleegouders zich zorgen over de gehechtheidsproblemen en het lastige gedrag van hun pleegkind. Na afloop waren ze positief over beide aspecten van de interventie: sensitiviteit en sensitief disciplineren. De effectiviteit van VIPP-FC wordt nu wetenschap-pelijk onderzocht8 met een Randomized Controlled Trial. Op basis van toeval wordt het pleeggezin toegewezen aan de interventiegroep of de controle-groep. Tijdens de verschillende metingen kijken we 

onder andere naar de sensitiviteit van de pleeg-ouder en de gehechtheid van het kind. Ook worden er bij pleegouder en pleegkind wat speeksel en een haarlokje verzameld om het oxytocine- en cortisol-niveau te bepalen, stofjes die gerelateerd zijn aan stress. Zo’n fysiologische meting is belangrijk omdat een ouder of kind er rustig kan uitzien, terwijl het lichaam ondertussen veel stress ervaart. Met alleen observaties zal een onderzoeker dit waarschijnlijk missen.

tekst: Nikita Schoemaker, MSc

foto: Linda Kaiser

1  Zie www.VIPPLeiden.com voor informatie over VIPP-SD.

2  Zie www.yuliusacademie.nl. De Yulius Academie heeft als doel het hulpverleningsaanbod in de geestelijke gezondheidszorg te 

optimaliseren en medewerkers te professionaliseren.

3  Lambermon, M. W. E., & Van IJzendoorn, M. H. (1989). Influencing mother-infant interaction through videotaped or written 

instruction: Evaluation of a parent education program. Early Childhood Research Quarterly, 4, 449-458.

4  Juffer, F., Bakermans-Kranenburg, M J.,  & Van IJzendoorn, M.H. (2008), Promoting Positive Parenting: An attachment-based 

intervention. New York, NY: Lawrence Erlbaum.

5  Patterson, G. R. (1982). Coercive familiy process. Eugene, OR: Castilia.

6  Nederlands Jeugdinstituut (2010). Databank Effectieve Jeugdinterventies: Video-feedback Intervention to promote 

Positive Parenting and Sensitive Discipline (VIPP-SD). Verkregen op 27 februari 2015: http://www.nji.nl/nl/

Video-feedback-Intervention-to-Promote-Positive-Parenting-and-Sensitive-Discipline-(VIPP-SD) 

7  Van den Dries, L., Juffer, F., Van IJzendoorn, M.H., & Bakermans-Kranenburg, M.J. (2009). Fostering Security? A meta-analysis 

of attachment in adopted children. Children and Youth Services Review, 31, 410-421.

8  Het onderzoek wordt gesubsidieerd door Kinderpostzegels Nederland en de Spinozaprijs toegekend aan Rien van IJzendoorn. 

OverzichtvanVIPP/VIPP-SDprogramma’s

Versie Doelgroep

Video-feedback Intervention to promote Positive Parenting

VIPPKlinische en niet-klinische groepen

Video-feedback Intervention to promote Positive Parenting and Sensitive Discipline

VIPP-SDKinderen met externaliserend probleemgedrag 

VIPP-SD for Children with Autism VIPP-AUTI Kinderen met autisme

VIPP-SD for Foster Children VIPP-FC Adoptie- en pleegkinderen

VIPP-SD for parents with Learning Disabilities VIPP-LDOuders met intellectuele beperkingen

VIPP-SD for Turkish Minority families VIPP-TM Turkse moeders

VIPP-SD for Child Care VIPP-CCGastouderopvang en opvang in kinderdagverblijven

dePedagoog  27

Page 28: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Kostenggzverdubbelddoorfalendeopvoeding

Steeds meer jongeren vragen psychische hulp. ‘De kosten van de geestelijke gezond-heidszorg zijn de afgelopen tien jaar tijd verdubbeld van drie naar zes miljard euro. Dat komt door klachten die we in verband moeten brengen met de opvoeding, waarin jongeren te weinig hebben geleerd met frustraties om te gaan.’

Dat zegt prof. Jan Derksen, hoogleraar klinische psychologie aan de Radboud Universiteit. “De ggz raakt ontspoord door de enorme aanwas van jon-geren met te weinig eelt op de ziel. Veertig procent van de patiënten is op dit moment jonger dan 25 jaar.” De hoogleraar denkt dat vooral de zogeheten 

achterbankgeneratie verhoogd risico loopt op angst-stoornissen, burnout, depressies en extreem narcis-tisch gedrag. “Dat zijn de kinderen die met de auto naar school en pianoles worden gereden. Ze worden letterlijk uit de wind gehouden, door hun ouders de hemel in geprezen en leren niet met frustraties omgaan. Een tegenvaller wanneer deze kinderen als jongeren in de echte wereld terechtkomen.”

OudersDerksen vindt ADHD een goed voorbeeld van een opvoedprobleem dat meestal niet bij de ggz thuis-hoort. “Kinderen met een druk temperament ont-wikkelen ADHD als de ouders niet streng zijn, geen structuur aanbrengen en geen grenzen stellen. En als ze dan zo’n etiket krijgen, kunnen ouders hun handen ervan aftrekken.”Derksen beschrijft deze ontwikkeling in zijn nieuw-ste boek Iedereen een psychische aandoening.

bron: Zembla

Jan Dirk Barreveld

28  NVO

Page 29: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Tussen 2007 en 2011 is de jeugdcriminaliteit met zo’n 45% gedaald. Er verblijven ook veel minder kinderen in justitiële jeugdinrichtingen. Hoe komt dat?

“Opvallend is dat er nog geen eenduidige ver-klaring voor deze daling is. Preventie - zoals vroegsignalering, meer hulp voor ouders, betere samenwerking tussen politie en jeugdzorg en minder schoolverlaters - dragen waarschijnlijk bij aan het goede resultaat. Tegelijk is er ook twijfel of het beeld klopt. Jongeren brengen minder tijd op straat door en meer achter internet. Hierdoor kunnen strafbare feiten minder zichtbaar zijn voor de politie. Goed nieuws is dat er minder kinderen in een gevangenis zitten en er meer alterna-tieven zijn voor vrijheidsbeneming, waar-onder gedragsinterventies. Zorgelijk is dat nog steeds 80% van de kinderen in justitiële jeugdinrichtingen niet veroordeeld is, maar wacht op een uitspraak van de rechter.”

Defence for Children zet zich sinds 2007 in voor een betere kwaliteit van justitiële jeugdinrichtingen. Wat heeft dat opgeleverd?

“Voor jongeren die opgesloten zitten, is ver-trouwen hebben in het personeel, zich veilig voelen en perspectief hebben het allerbelang-rijkst. Er is de laatste jaren vanuit justitie veel gedaan aan het verbeteren van het leefkli-maat en er is meer onderwijs en behande-

ling. Hierdoor is het veiliger geworden in de justitiële jeugdinrichtingen, maar er moet nog meer gebeuren. Het leven staat stil als je opgesloten zit. Om iets bij jongeren te kunnen te bereiken is er meer aandacht nodig voor henzelf, hun achtergrond en het netwerk eromheen. Ook zouden ze naast hun straf meer moeten leren over hoe ze fouten recht kunnen zetten en problemen oplossen. Daarvoor is een beter aanbod nodig van herstelrecht, waaronder bemiddeling en slachtoffer-dader-gesprekken.”

U vindt dat het leefklimaat, onderwijs- en behandelaanbod in justitiële jeugdinrichtingen beter moet. Wat schort daar nu aan?

“Er is nog te weinig zicht op de repressieve aanpak, toepassing van dwang en het gebruik van de isoleercel en groepsstraffen. Volgens jongeren wordt daar regelmatig gebruik van gemaakt en kan er nog veel verbeteren.”

In 2013 zaten er bijna 7.000 minderjarige verdachten in de politiecel. U vindt dat zij te weinig als kind behandeld worden?

“De rechtspositie van minderjarige verdachten in de politiecel verschilt nauwelijks van vol-

wassenen. Een kindgericht beleid ontbreekt. Dat is een gemiste kans, want de impact van politieoptreden op minderjarigen is groot. De politie en het Openbaar Ministerie investeren echter steeds minder in de opleiding en spe-cialisatie voor jeugd. Dit staat op gespannen voet met het VN-Kinderrechtenverdrag.” 

Welk beleid staat u voor?

“Een alomvattend kindgericht beleid vraagt om aparte regels, speciaal voor minderjari-gen. En dat politie en justitie beter rekening houden met leeftijd. De veertien maatregelen voor verbetering van de omstandigheden voor minderjarigen in de politiecel - die de politie aan het invoeren is - zijn een goed begin. Maar er is meer nodig. De politie zou vaker na kunnen gaan of een kind wel moet worden opgesloten in een cel, of ook naar huis kan en zich de volgende dag kan melden op het bureau.”

Defence for Children bevordert kinderrechten

in Nederland en daarbuiten op basis van het

VN-Kinderrechtenverdrag.

5vragenaan

MaartjeBergerjuridischadviseurJeugdrecht,DefenceforChildren

dePedagoog  29

Page 30: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

27onderwijsstrategieën

Leerlingen met speciale onderwijs- en ondersteuningsbehoeften kunnen grotendeels toe met gewoon goed onderwijs. Wat hierbij helpt, is het inzetten van een breed aanbod van effectieve onderwijsstrate-gieën. In Wat écht werkt beschrijft Nieuw-Zeelander David Mitchell 27 strategieën die bewezen effectief zijn. Zowel voor het basis- als het voortgezet onderwijs. Sommige strategieën gaan over de leercontext, bijvoorbeeld inclusief onderwijs. Andere gaan over cognitieve- en gedragsstrategieën. Er is ook aandacht voor schoolbrede strategieën.

Wat écht werkt is een vernieuwde uitgave van Mitchell’s boek uit 2007. Het is uitgebreid met recente onderzoeksresultaten en vier extra strategieën: een leerplan voor iedereen, Response to Intervention, samenwerking tussen verschillende instanties in de keten en het Finse - want beste! - onderwijssysteem.

Mitchell beschrijft elke strategie, bespreekt de theoretische basis en de achterliggende gedachten, geeft praktijkvoorbeelden, licht het wetenschappelijk onderzoek naar de strategie toe en vermeldt waar nodig nadelen en valkuilen. Hij besluit elke strategie met een algehele conclusie over de waarde van een methode, plus een lijstje tips voor verder lezen.

Een duidelijk vormgegeven en overzichtelijk naslagwerk voor onder-wijsprofessionals. Voor leraren, schooldirecteuren en deskundigen die hen adviseren - zoals schoolpsychologen, orthopedagogen en zorgcoördinatoren - en die effectiever les willen geven aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Of het nu in het speciaal of regulier onderwijs is.

Watéchtwerkt,27evidencebasedstrategieënvoorhetonderwijs van David Mitchell is een uitgave van Pica.

Annemiek Haalboom

GillesdelaTourette

Ieder kind is anders, dat weet iedereen. Er zijn echter kinderen die écht anders reageren omdat ze het Gilles de la Tourette syndroom hebben. Ze hebben last van vervelende tics: bewegingen en geluiden die ze niet kunnen tegenhouden. Annick Beyers schreef er een boek over, samen met Erik Buelens. Zij richten zich tot deze kinderen zelf. 

In de Survivalgids krijgen kinderen met Gilles de la Tourette uitge-legd wat er met hen aan de hand is. Wat het syndroom is, met welke andere problemen het vaak gepaard gaat, wat er met hen gebeurt en wat de invloed is op schoolprestaties. De lay-out is speels, de woorden eenvoudig, met veel spreektaal. De korte ervaringsverhalen zijn vaak grappig, soms ook aangrijpend. De informatie wordt afgewisseld met tips en opdrachtjes. 

Het is duidelijk dat de schrijvers willen bereiken dat kinderen met Gilles de la Tourette een positieve kijk op zichzelf en hun syndroom krijgen. Het boek is ook relevant voor volwassenen die te maken hebben met een kind met dit syndroom en voor orthopedagogen die deze volwas-senen ondersteunen. Enkele pagina’s zijn speciaal gewijd aan ouders, broers en zussen, oma’s en opa’s en leerkrachten. Zij zouden het hele boek moeten lezen. Het biedt een schat aan voorbeelden van hoe je met het anders-zijn van je kind, leerling of familielid kunt omgaan. 

DeGillesdelaTouretteSurvivalgids van Annick Beyers en Erik Buelens is een uitgave van Abimo. In deze serie zijn ook Survivalgidsen verschenen over o.a. ADHD, autisme en dyslexie.

Saskia Damen

Kon. Kentalis, voorzitter NVO-netwerk LZMG+

pasverschenen

30  NVO

Page 31: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

Pesten&schuldgevoel

Wat doe je als de jongen die jij pestte zelfmoord pleegt? Hoofdper-soon Jeroen is één van de populaire jongens van de klas. Samen met zijn vrienden haalde hij wrede grappen uit met Jelmer. Want die was ‘fokking irritant’, met z’n eeuwige capuchons, z’n paardrijdhobby en z’n plakkerig gedrag. Na Jelmers dood is Jeroen geschokt. Is hij schuldig? Jeroen probeert zich zo normaal mogelijk te gedragen. Als niemand iets vermoedt, is er niets aan de hand. Toch? 

Emiel de Wild won een Zilveren Griffel en de Debuutprijs van de Jonge Jury met Broergeheim. De opvolger Wie ik ben is ook een jongensboek en leest als een trein. Het boek duurt vijf schooldagen. Op maandag horen de leerlingen van 2b dat klasgenoot Jelmer zich heeft opgehan-gen. De rest van de week is gewijd aan klassikale rouwverwerking. Alle lessen vervallen. Er zijn alleen nog ‘Jelmerdagen’. 

Vanuit puberperspectief krijg je inzicht in hoe pesten werkt. Met initiatiefnemer Rico en meeloper Willem, Jeroen’s beste vrienden. Met aanmoedigers en vooral veel buitenstaanders: niemand in de klas kende Jelmer eigenlijk, niemand nam het voor hem op. Je leeft mee met de eenzame worsteling van Jeroen, die tegen ieder-een blijft zwijgen. Tegen zijn mentor, zijn moeder, zijn eerste vriendin-netje. Fraai is de douchescène met zijn vader, tegen wie hij eindelijk praat. En de ontgoocheling als die alleen geïnteresseerd blijkt in... Nee, lees dat zelf maar.

Mooi leesboek over pesten, schuldgevoel en onzekerheid. Voor jonge-ren en volwassenen.

Wieikben van Emiel de Wild is een uitgave van Leopold

Annemiek Haalboom

Wiezorgterdanvoormij?

Het ontwikkelingsbelang van het kind is, na vele jaren lobbyen, per 1 januari 2015 eindelijk leidend geworden in de Wet herziening kinder-beschermingsmaatregelen. Dit boek is stap voor stap opgebouwd om telkens te onderzoeken of het ontwikkelingsbelang van het kind gediend is bij de beslissingen die er over hem genomen worden. De schrijnende voorbeelden die worden gebruikt zullen voor gezinshuisouders en pleegouders, maar ook voor veel (gezins)voogden, erg herkenbaar zijn. 

De schrijvers onderzoeken, met de nieuwste ontwikkelingen bij de hand, hoe de inhoud van de jeugdhulp voor het individuele kind zijn ontwikkelingsbelang het best kan dienen. Ze staan onder andere stil bij het moeilijk te diagnosticeren gebied van hechtingsproblemen, traumatisering en ADHD. En ze houden een pleidooi om traumahulp-verlening voor veel meer kinderen beschikbaar te maken. Dit omdat het kinderen helpt om hun ontwikkeling weer op gang te krijgen. Ook vragen de auteurs om openheid en transparantie tegenover het kind over genomen beslissingen, heldere doelen voor bezoekregelingen en ze pleiten voor standaard trainingen in traumasensitiviteit voor pleeg-ouders, leerkrachten en hulpverleners. 

Wie zorgt er dan voor mij? is een absolute aanrader voor (beginnende) gedragswetenschappers en gezinsvoogden die binnen de jeugdhulp-verlening werken. Het boek is vanuit het oogpunt van het ontwikke-lingsbelang van het kind geschreven en het wordt hoog tijd dat iedere hulpverlener dit permanent op het netvlies heeft. Dat vraagt een grote omslag, omdat in het verleden het belang van de eigen ouders meestal voorop stond. 

Wiezorgterdanvoormij?Eenveiligetoekomstvoorkinderenindejeugdzorgvan Marga Ganzevles en Rob de Blok is een uitgave van SWP

Willemien Kronenberg

Orthopedagoog en pleegouder

pasverschenen

dePedagoog  31

Page 32: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

opkoers?

AlsoudersruziemakenFamilymediationbij(v)echtscheidingen

32  NVO

Page 33: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

De campagne ‘Koers NVO’ met als slogan ‘Daar doen we het voor!’ leverde inspirerende inzichten op. En een visiedocument voor de periode 2014 - 2017: Pedagogisch Perspectief1. De NVO wil zich inspannen om concrete ambities te realiseren bij het opvoeden en opgroeien van kinderen. Inmiddels is het 2015. Ligt de NVO op koers? Zijn er al concrete stappen gezet of relevante ontwikkelingen te melden? Deze keer aandacht voor ‘family mediation’ ofwel conflicthantering in gezinnen, waarmee ervaren maar ook aankomende pedagogen aan de slag gaan bij (v)echtscheidingen. 

De NVO sprak zich in haar visiedocument uit voor een viertal peda-gogische pijlers: opvoeders bieden kinderen veiligheid en bescher-ming; opvoeders dragen kennis en waarden over; ondersteuning aan opvoeders en kinderen is doelmatig, en opvoeders krijgen advies van aantoonbaar vakbekwame professionals. Laten we eens inzoomen op de eerste pijler - het bieden van veiligheid en bescherming door opvoeders - en hoe zich dat verhoudt tot de situatie van gescheiden of scheidende ouders. ‘De meeste kinderen groeien op in een veilig en stimulerend gezin’, zo lezen we in het visiedocument. Helaas is dat niet altijd het geval want: ‘Ouders kunnen ook zelf in een situatie raken waardoor zij hun rol als opvoeder minder goed kunnen vervullen. Bijvoorbeeld bij een scheiding.’

Heen-en-weer beerTwee NVO-leden schreven in een blog voor de campagne Koers NVO over precies die situatie: ouders die gescheiden zijn of gaan scheiden. Liesbeth Groenhuijsen ziet negatieve effecten van de wet uit 2009 waarin staat dat het kind het recht heeft om door beide ouders gelijk-waardig te worden verzorgd en opgevoed. Liesbeth Groenhuijsen: “Het gevolg is dat kinderen meerdere keren per week als kleine kindsolda-

opkoers?

dePedagoog  33

Page 34: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

ten tussen twee vijandelijke kampen trekken.” Zij pleit ervoor dat pedagogen zich de belangen van het kind na een scheiding aantrekken en dat gaat verder dan “een heen-en-weer beer”2. Ook Ruud Engelsman mengt zich in de discussie. Hij vindt dat bij vechtscheidingen kinderen klem zitten tussen hun ruziënde ouders, terwijl ze niet betrokken zouden moeten worden bij de ruzie van hun ouders. Hij vraagt zich af of pedagogen wel voldoende zijn toegerust voor zulke situaties. Kan een pedagoog als mediator optreden om ouders te helpen er samen uit te komen? Ruud Engelsman neemt ook stelling: “Het zou mooi zijn als de NVO voor haar leden een scholingsaanbod zou ontwikke-len - of accrediteren - over (v)echtscheidingsproble-matiek en mediation.”3

Pedagogen en family mediationIs deze wens voor een scholingsaanbod in media-tion voor pedagogen een toekomstdroom of zijn er al stappen in de goede richting? Gerda de Boer is orthopedagoog - en NVO-lid - en familiemediator. Zij heeft een eigen praktijk voor ‘kind, ouders en scheiding’ en bracht een brochure uit voor ouders (zie kader). Ook gaf zij een gastcollege binnen de nieuwe opleiding Forensische Gezinspedagogiek die sinds het studiejaar 2014-2015 van start is gegaan bij de Universiteit Leiden. In deze nieuwe master-opleiding, die in 2014 geaccrediteerd werd voor de registratie NVO Basis-Orthopedagoog, wordt uitgebreid aandacht besteed aan family mediation. Zo maken studenten kennis met dit onderwerp en kunnen zij zich er wellicht verder in gaan bekwa-men. Gerda de Boer doet uit de doeken wat het begrip inhoudt: “Bij family mediation gaat het om het hanteren van relationele conflicten tussen familie- of gezinsleden, bijvoorbeeld bij een echtscheiding. De familiebanden maken het proces bijzonder; er is immers een onverbrekelijke verwantschapsband, een gedeelde geschiedenis en vaak ook enige vorm van een gezamenlijke toekomst. Anders dan in andere situaties - zoals op het werk of in een bedrijf - kunnen familieleden niet definitief afscheid van 

elkaar nemen als er een conflict is.” En over de rol van de familiemediator zegt ze: “Vaak komen er zoveel negatieve emoties bij het conflict kijken dat de betrokkenen niet meer in staat zijn om zelf een oplossing te vinden die voor iedereen aanvaardbaar is. Dan is steun in het communicatieproces wenselijk. De mediator is onafhankelijk en geeft die steun.”

Scholing en opleidingHoe kun je eigenlijk familiemediator worden? Gerda de Boer: “Voor het vak ‘mediator’ moet je een basisopleiding Mediation volgen, met aansluitend een kennistoets en assessment. Dit leidt dan tot registratie in het register van de Mediatorsfederatie Nederland.4 En daarna kun je desgewenst een geaccrediteerde training of opleiding family mediation volgen. Als je geen registermediator wilt worden, maar wel een goede basis nodig hebt om conflicten tussen gezins- of familieleden te bege-leiden, dan kun je kiezen voor een bestaande basisopleiding Mediation speciaal voor gedragsdeskundigen. Zoals de opleiding bij de RINO.” Gerda de Boer ziet ook wel een rol weggelegd voor de NVO. “De NVO zou bij de academische opleidingen de theorieën, houding en vaar-digheden van Mediation op de agenda kunnen proberen te krijgen. Of zelfs nadenken over een Mediationopleiding die specifiek aansluit bij de bestaande kennis en vaardigheden van de NVO-leden.”

Echt iets voor pedagogen?Is family mediation echt iets voor pedagogen? Gerda de Boer gaf een gastcollege over family mediation in Leiden. Vindt zij het belangrijk dat - aankomende - pedagogen op de hoogte zijn? Gerda de Boer: “Per jaar krijgen ongeveer 70.000 kinderen te maken met een scheiding, dat betekent één op de vijf kinderen. Tegenwoor-dig strandt ruim een derde van de partnerrelaties en daarbij zijn veel ouders en kinderen betrokken. Omdat het over zoveel kinderen en ouders gaat, is de kans groot dat de pedagogen van nu - maar ook de studenten die op dit moment opgeleid worden - in aanraking komen met gezinnen met conflicten. Hoewel de wettelijke regels over het ouderlijk gezag behoorlijk duidelijk zijn, valt het me in de praktijk op dat veel pedagogen het moeilijk vinden om ouders te begeleiden als ze een conflict hebben. Maar als we beter weten hoe we moeten omgaan met ouders die ruzie maken, beschermen we met z’n allen het opgroeiende kind.”

Studenten over family mediationWat vond de eerste lichting studenten in de nieuwe Leidse master-opleiding Forensische Gezinspedagogiek van het onderwerp family mediation? Febe Spijkers: “Ik vind family mediation een relevant thema 

34  NVO

Page 35: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

1.  NVO (2014). Het Pedagogisch Perspectief. Visiedocument 2014 - 2017. 

2.  Groenhuijsen, L.A. (2014). De heen-en-weer beer. Daar doen wij het voor! 

Inspirerende bijdragen voor de campagne Koers NVO (p. 35). 

3.  Engelsman, R. (2014). Ouders in oorlog: Klem tussen ruziënde ouders. Daar doen 

wij het voor! Inspirerende bijdragen voor de campagne Koers NVO (p. 18-19). 

4.  Mediatorsfederatie Nederland (MfN), zie: www.mediatorsfederatienederland.nl.

Brochurevoorscheidendeouders

Speciaal voor scheidende en gescheiden ouders schreef Gerda de Boer de brochure Kinderen en ouderschap bij scheiding. De brochure gaat in op wat een scheiding voor de ouders zelf kan betekenen, maar laat vooral het perspectief zien van het kind dat een scheiding meemaakt. De brochure is prettig leesbaar en er staan nuttige tips in voor ouders, zoals ‘Maak met je ex-partner ook door de telefoon geen ruzie waar je kind bij is. Je kind raakt erdoor van streek. En kinderen kopiëren dat gedrag ook.’ De wil om er samen uit te komen staat voorop, onder het motto dat je weliswaar als partners gaat scheiden maar als ouders verder gaat. Zie ook de website van Gerda de Boer: www.kinderen-echtscheiding.nl

voor een pedagoog, omdat er in vastgelopen situaties iemand moet denken, spreken en handelen vanuit het belang van het kind. Het onderwerp was nieuw voor mij en vooraf kon ik mij weinig voorstellen van de ernst van de situaties waarin family mediation wordt toegepast. Ik vind het een specifieke manier van behandeling binnen de - forensi-sche - pedagogiek.” Nadine van Huffelen, eveneens student Forensische Gezinspedagogiek, sluit hierbij aan: “Ik heb het college van Gerda de Boer over family mediation als erg vernieuwend en inspirerend ervaren. Ik kende het begrip family mediation nog niet en ik kon me geen beeld vormen van een familiemediator.” Vindt zij dat er hierbij een taak voor pedagogen is weggelegd? Nadine van Huffelen: “In veel gevallen gaat het over onderwerpen die kinderen betreffen, zoals bij vechtscheidingen of samengestelde gezinnen. Daarom vind ik dat pedagogen kennis moeten hebben over family mediation. Vechtscheidingen kunnen veel impact hebben op kinderen en pedagogen kunnen een helpende rol spelen.”

Op koers?Ligt de NVO met dit onderwerp op koers? Zeker, er is meer aandacht gekomen voor family mediation en de NVO heeft in 2014 een univer-sitaire masteropleiding geaccrediteerd waarin dit onderwerp nadrukke-lijk aan de orde komt in het curriculum. Studenten en deskundigen zijn het erover eens: het is belangrijk dat pedagogen ouders ondersteunen als ze (gaan) scheiden omdat er iemand moet opkomen voor het kind dat klem zit tussen ruziënde ouders. Binnen de NVO zijn er verschillende pedagogen actief bezig met ouderschap na scheiding en family mediation, maar er is - nog - geen netwerk waarin deze pedagogen elkaar kunnen ontmoeten en ervarin-gen delen. Een volgende stap in de goede richting zou zijn als de NVO een symposium organiseert over family mediation, waarbij geïnteres-seerden zich verder kunnen verdiepen in het onderwerp en een eerste groep pedagogen met ervaring op dit gebied zich kan verenigen. 

Femmie Juffer, Universiteit Leiden, NVO-bestuurslid

Kinderen en ouderschap bij scheiding

Brochure voor ouders

dePedagoog  35

Page 36: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

1  Onderzoek SEO, 2014 (http://www.seo.nl/fileadmin/site/

rapporten/2014/2014-26_Studie_Werk_2014.pdf)

2  NRC, december 2014 (http://www.nrc.nl/

carriere/2014/12/15/de-werkervaringsplek-houdt-pas-

afgestudeerden-kansarm/)

3  TNO, 2012 (http://www.nrc.nl/carriere/2013/06/10/

laagopgeleide-jongeren-vaakst-burn-out/)

De werkloosheid onder jongeren is in 2014 wederom gestegen. Onder academische alfa’s is die het hoogst: tien procent van alle pas afgestudeerden (peiling 2011-2012). Tevens liggen de kansen van hbo’ers en academici op een vaste baan nog altijd op een historisch dieptepunt1. Waar een vaste aanstelling in de jaren tachtig van de vorige eeuw nog de norm was, is de arbeidsmarkt geheel omgeslagen. Een vaste aanstelling is inmiddels juist de uitzondering. 

Zware taken, weinig toezichtDeze omslag op de arbeidsmarkt heeft ongetwijfeld gevolgen voor hoe je je werk beleeft. Waar je als werkzoekende pedagoog de onzekerheid hebt of je wel aan het werk kómt, doe je er als wer-

kende alles aan om je baan te behouden. Een deel van de werkzoekende pedagogen accepteert een - onbetaalde - werkervaringsplek zodat ook zij zich kunnen ontplooien2. Tevens worden er steeds meer startende pedagogen - als gevolg van beperkte financiële middelen - binnen een organisatie ingezet als tijdelijke kracht. Op korte termijn is dit een win-win situatie: de organisatie kan continuïteit van zorg bieden en de popelende starter doet werkervaring op. Positief is dat je als startende pedagoog meer verantwoordelijkheid toebedeeld krijgt, waardoor je snel in je rol kunt groeien. Anderzijds staat er weinig 

waardering - zoals een vaste aanstelling of bijscho-ling - en begeleiding tegenover, waardoor je sneller onder druk staat en makkelijker fouten maakt. Door het beperkt aantal begeleidingsuren is er sprake van een opmerkelijke ontwikkeling: een deel van de startende pedagogen neemt zwaardere taken op zich, terwijl het toezicht daarop lijkt af te nemen. Dit kan risicovol zijn voor zowel de organisatie als de starter zelf. Om dat aan te kunnen moet je stevig in de schoenen staan. 

Burn-outNiet geheel onverwacht blijkt uit onderzoek3 dat er sinds 2007 sprake is van een stijging van burn-out klachten onder voornamelijk jongeren. Onder hoogopgeleide jongeren tot dertig jaar steeg het aantal personen met burn-out klachten in 2012 tot 14.3 %. Dat is hoger dan het gemiddelde van 11% onder de gehele beroepsbevolking. Deze stijging kan te wijten zijn aan het veranderende klimaat op de werkvloer. Waarbij de risico’s en uitdagingen een stuk groter zijn dan voorheen en de tijdelijke aard van het werk spanning kan opleveren. Opmer-kelijk is dat er meer aandacht lijkt te zijn voor de werkzoekenden, terwijl degenen die al aan het werk zijn ook de nodige ondersteuning nodig hebben. Alleen zo kan de kwaliteit en professionalisering van de nieuwe generatie professionals gewaarborgd worden.

Sanne Dammers, Lucertis & UU, NVO-netwerk Studenten

en Starters

Pas afgestudeerde pedagogen betreden met enig angst en beven de arbeidsmarkt. Niet geheel onterecht. Door de crisis zoeken starters langer naar een baan, verdienen ze minder en zijn ze vaker werkloos. Steeds meer starters gaan onbetaald of tijdelijk aan de slag. Met alle risico’s van dien. 

Studenten&Starters

Startermoetstevigindeschoenenstaan

36  NVO

Page 37: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

WiezijnaldieNVO-leden?

Uit welk nest kom je? Ik ben geboren in Delft en geto-gen in Soest. Mijn vader is leraar geodesie. Mijn moeder werkte jarenlang in de psychiatrie en nu in de buitenschoolse opvang. Mijn oudere broer is cognitief en klinisch neuropsycholoog. We zijn een hecht gezin. Als kind kreeg ik veel vrijheid, maar mijn ouders hadden ook duidelijke grenzen. Die probeerde ik vaak uit, maar boos hoefden ze eigenlijk nooit te worden. 

Van wie heb je als kind veel geleerd?Misschien heel cliché: van mijn ouders. Mijn vader is de rust zelve, altijd kalm. Van hem heb ik geleerd dat alles altijd wel goed komt. Mijn moeder is een groot gezelligheidsdier. Van haar heb ik sociale dingen geleerd, zoals doorvra-gen, voor jezelf opkomen, creatief en out of the box denken.

Waarom heb je voor pedagogiek gekozen?Sinds groep 3 wilde ik neonatoloog of kinderarts worden, maar helaas werd ik uitgeloot. Het werken met ‘zielige’ kinderen trok mij erg aan, zo kwam ik bij pedagogiek. Achteraf ben ik hier enorm blij mee. Nu los je problemen niet medisch op, maar leer je een kind kennen en laat je samen de ontwikkeling beter verlopen. Een mooi uitgangspunt.

Waarom ben je NVO-lid geworden?Op de NVO-website staan informatieve berichten en ze organiseren interessante bijeenkomsten. Als lid blijf ik hiervan op de hoogte.

Wat maakt je werk boeiend?De ongrijpbare problematiek, zoals dwang. Waarom heeft het kind juist deze dwang ontwik-keld en wat is de functie? Dit uitpluizen en goed behandelen, is voor mij een grote uitdaging. En het plezier wanneer het kind uiteindelijk met een lach mijn kamer verlaat.

En wat frustreert?Vooral computersystemen die niet naar behoren werken. En als ik geen contact krijg met een kind. Maar dat gebeurt zelden. 

Van welke misser heb je geleerd? Ik werk heel zelfstandig. Tijdens mijn stage vond ik het lastig om 

mijn begeleidster in te lichten over wat ik precies allemaal deed. Het 

leek me allemaal zo logisch. Na deze ‘misser’ ben ik daarna in mijn werk juist 

heel bewust adviezen gaan vragen aan collega’s. Zo heb ik veel geleerd. 

Waarin vind je rust?Van nature ben ik niet echt rustig. Mijn vriend juist wel en hij heeft me bijgebracht dat rust ook fijn kan zijn. Nu kan ik erg genieten van een middag een mooi boek lezen in het zonnetje. Verder vind ik rust in andere landen, in reizen, andere culturen en omgevingen. En in de zee. Surfen met een goede vriendin, tevens reismaatje, is mijn ideale ontspanning.

Mooiste boek of film? Een film die veel indruk op me heeft gemaakt is The fault in our stars, over twee jonge kankerpatiënten die elkaar steunen. Het verhaal is zo aangrijpend en mooi verfilmd, dat het bij mij telkens voor waterlanders zorgt.

Carlijn de Vroege (24) is NVO-lid sinds haar studententijd. Ze is werkgroepdocent en onderzoeker bij de Universiteit Utrecht en schoolmaatschappelijk werker bij Flexus Jeugdplein. Ze woont in Utrecht met een huisgenote. 

CarlijndeVroege‘Alskindkreegik

veelvrijheid’

dePedagoog  37

Page 38: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

NVODeNederlandseverenigingvanpedagogenenonderwijskundigen(NVO)heeftongeveer6500academischgeschooldeledenenisdaarmeedegrootsteberoepsverenigingvanpedagogeninNederland.

Waarom lid worden?Als beroepsvereniging verbindt de NVO expertise, ervaringen en inzichten over opvoeding en ontwikkeling. We waarborgen de kwaliteit van die beroepsuitoefening en zijn hoeder van de normen van de beroepsgroep (bijvoorbeeld beroepscode, vakinhoudelijke richtlijnen). De NVO mengt zich vanuit een pedagogisch perspectief in het maatschappelijk debat en bied haar leden een platform voor het uitwisselen van kennis.

Wat zijn concrete voordelen?Belangenbehartiging•  De NVO bewaakt de positie van orthopedagogen en pedagogen in overleg met 

ministeries, gemeenten en andere stakeholders.•  De NVO is direct en indirect partij bij cao-onderhandelingen.

Kwaliteit•  Individuele helpdesk voor beroepsinhoudelijke, beroepsethische en juridische 

vragen.•  Vakinhoudelijke richtlijnen.

Dienstverlening•  Gratis abonnement op De Pedagoog  

(4 keer per jaar).•  Elke week een digitale nieuwsbrief. •  Kosteloos advies over beroepsethiek of bijvoorbeeld het opstarten van een eigen 

bedrijf. 

Netwerkfunctie•  De beroepsvereniging biedt een platform voor ontmoeting en netwerken; zo kent 

de NVO een netwerk studenten & starters, netwerk orthopedagoog-generalist, netwerk onderwijs, netwerk LZMG (lichamelijk, zintuigelijk en meervoudig gehan-dicaptenzorg) en een netwerk eigen praktijk.

 Meer informatieOp www.nvo.nl vindt u meer informatie en kunt u zich aanmelden voor een lid-maatschap. De NVO kent verschillende contributiecategorieën.

LandelijkeOG-daggoedbezocht

De derde landelijke OG-dag is een feit. Begin juni lieten ruim 135 OG’ers zich inspireren door het thema Mentaliseer ’s meer. Na een zonovergoten, heerlijke lunch startte het rondetafelge-sprek met vertegenwoordiging van het NVO-bestuur, -bureau en het OG-netwerk. Topics: de beroepsgroep orthopeda-goog-generalist wel of niet in de Wet BIG en de herregistratie voor de OG’er. 

Aansluitend behandelden diverse sprekers het centrale thema vanuit verschillende expertises. Zo kwamen mentaliseren in teams en bij persoonlijkheidsproblematiek aan bod, maar ook behandelmethodes als Basic Trust en Theraplay. De zaal deed actief mee met een rollenspel en oefeningen. Na alle lezingen was er tijd om te netwerken. Met een goed gevulde congresmap en het voornemen om meer te mentaliseren in de beroepsprak-tijk, keerde iedereen huiswaarts. Volgend jaar weer!De presentaties komen beschikbaar op het ledengedeelte van de NVO-website.

DagvandePedagogiek‘VeiligOpgroeien’opvrijdag6november2015.

Deze tweede Dag van de Pedagogiek gaat over veilig opgroeien en over pedagogisch ingrijpen als veilig opgroeien in gevaar is.

Het programma:•   Van Fabels naar Feiten: door Prof. dr. 

Bram Orobio De Castro, Universiteit Utrecht

•   Stoppen en helpen: effectief hulpverlenen na kindermishandeling door Dr. Ingrid ten Berge, Nederland Jeugdinstituut

•   Online Pestkoppenstoppen: hoe bereik je VMBO jongeren? door Dr. Trijntje Vollink, Open Universiteit

•   Kinderen en (v)echtscheiding door  Dr. Inge van der Valk, Universiteit Utrecht

•   Radicale jeugd, radicale maatregelen? Een decennium pedagogisch onderzoek door Dr. Stijn Sieckelinck, Universiteit Utrecht

Accreditatie is aangevraagd bij het  Accreditatiebureau NIP Kinder- en Jeugdpsycholoog (K&J) / NVO Ortho-pedagoog-Generalist (OG). Ga voor alle informatie naar www.nvo.nl

ledennieuws

Zie insert

38  NVO

Page 39: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

ledennieuws colofon

De Pedagoog is het ledenblad van de NVO en informeert 

over wetenschappelijke en beroeps ontwikkelingen binnen de 

pedagogiek. Het is een uitgave van de NVO, de Nederlandse 

vereniging van pedagogen en onderwijskundigen. Doel van de 

vereniging is om de kwaliteit van de beroeps uitoefening van 

haar leden te waarborgen en te bevorderen en de belangen 

van haar leden te behartigen. Het ledenbestand van de NVO 

bestaat uit zo’n 6.700 universitair opgeleide professionals.

ContactDePedagoog-NVO-bureauCatharijnesingel 473511 GC Utrechttel. 030 232 24 07fax 030 236 97 [email protected]

SecretariaatNVOHet secretariaat is op werkdagen bereikbaar van 9.00 - 17.00 uurtel. 030 232 24 [email protected]

DePedagoogDe Pedagoog verschijnt viermaal per jaar in een oplage van zo’n 7.000 exemplaren en wordt verzonden aan leden van de NVO en andere geïnteresseerden.

RedactieMarleen Baeten, Marja Cozijn, Saskia Damen, Sanne Dammers, Ruben Fukkink, Femmie Juffer, Annemiek Haalboom (hoofdredactie), Tim de Kroon, Stijn Sieckelinck.

Advertenties,insertsenverzendingAnoesjka van Leur: [email protected] Tarieven en voorwaarden vindt u bij ‘De Pedagoog’ op www.nvo.nl.

Ontwerpendrukde Toekomst, Hilversum

Het volgende nummer van De Pedagoog verschijnt eind 2015, de deadline voor kopij is 15 september.

WijzigingencontributiecategorieenopzeggingNVO-lidmaatschap2016

NVO-leden kunnen totuiterlijk1november2015 verzoeken tot wijzigingen of opzegging van het lidmaatschap voor het kalenderjaar 2016 indienen.Alleen schriftelijke verzoeken, vergezeld van het noodzakelijke bewijsstuk, kunnen in behandeling worden genomen. U kunt uw verzoek ook per mail indienen via [email protected]. Veranderingen doorgegeven na 1 november 2015 worden pas in 2017 doorgevoerd. Om de behandeling van uw verzoek te bespoedigen, ontvangen wij graag uw lidnummer in uw verzoek. Op www.nvo.nl vindt u onder ‘Lidmaatschap’ de regels en een overzicht van de contributiecategorieën met informatie over welke bewijsstukken u moet aanleveren. 

In 2016 kunnen leden ook gebruik maken van een nieuwecontributie-categorie. Deze categorie is speciaal voor starters die korter dan twee jaar geleden zijn afgestudeerd. Deze leden betalen voor het NVO-lidmaatschap een gereduceerd tarief. Meer informatie over deze nieuwe categorie, wie hiervoor in aanmerking komt en hoe u zich hiervoor moet aanmelden, vindt u binnenkort op onze website en/of in onze wekelijkse nieuwsbrief.

Taal is iets van iedere dag. Toch verloopt taalontwikkeling bij ieder kind anders. Nieuwe inzichten uit de wetenschap dragen bij aan meer gedifferentieerd en beter taalonderwijs.

congres

HET TALIGE BREINNIEUWE INZICHTEN VOOR HET ONDERWIJS VAN MORGEN

Onderwijs ontmoet DondersPraat bij over uw vak met de experts op het gebiedvan taalontwikkeling

DatumDonderdag 12 november in Nijmegen

Aanmeldenwww.rcws.nl/taligebrein

Contact [email protected] of (024) 361 25 11

Wat komt aan bod? • Taalverwerking in onze hersenen • Voor- en nadelen van meertaligheid• Dyslexie en taalontwikkelingsstoornissen• ICT toepassingen en gedifferentieerd taalonderwijs

Accreditatie NIP K&J en NVO-OG wordt aangevraagd

Advertentie

dePedagoog  39

Page 40: 828207 DePedagoog 03 - juli 2015(1)

opdewerkvloer

Iris (9) legt het woord ‘lentebloemetje’ met gekleurde blokjes op tafel. De medeklinkers zijn blauw, de ‘oe’ is rood. Na afloop kiest ze een boek uit de minibieb. Voor elke tien gelezen bladzijden, krijgt Iris een paperclip. Net als de andere kinderen. Een ketting van paperclips aan het plafond verbeeldt de gezamenlijke leesinspanning van 2015.NVO-lid Sonja Karman behandelt kinderen met dyslexie. Ze heeft sinds 

1992 haar eigen praktijk voor stichting Taalhulp. De laatste tien jaar in een gezondheidscentrum in Hilversum. “Zo heb ik contact met andere disciplines. Een eigen praktijk kan wel eens eenzaam zijn.” Haar kamer is rustig en groot genoeg. Ze behandelt er een aantal middelbare scholieren, vooral met spelling Engels. Daar heeft ze zelf een pro-gramma voor ontwikkeld. Maar de hoofdmoot zit op de basisschool. 

L e mn l te b et oe j e

foto

: Ber

t Spi

ertz