6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibroselijke gassen en dampen, aspiratie van een corpus...
Transcript of 6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibroselijke gassen en dampen, aspiratie van een corpus...
6 Infecties van de luchtwegen encystische fibrose
Prof. dr. J.C. de Jongste, prof. dr. H.C. Hoogsteden, dr. J.C. de Jong,dr. M. Bakker
6.1 Rinitis, nasofaryngitis
Sereuze of mucopurulente neusuitvloed, passagebelemmering,minimale algemene verschijnselen; meestal geen koorts.
6.1.1 etiologieDoorgaans viraal (rhino-, para-influenza-, respiratoir syncytieel(RS-)virus, humaan metapneumovirus (hMPV) e.a.). Bij langdu-rige rinitis en purulent secreet is een secundaire bacteriele in-fectie (streptokokken, Haemophilus influenzae) mogelijk. Personenmet overgevoelig neusslijmvlies, meestal op basis van allergie,hebben vaak een niet-infectieuze chronische rinorroe met ver-stopping, jeuk en niezen. Het secreet is dan helder en bevateosinofielen.
6.1.2 complicatiesBij zuigelingen obstructieve hypo- of apneu, vooral tijdens deslaap; exacerbatie astma en/of COPD; sinusitis.
6.1.3 therapieBij obstructie eventueel neusspoelen met NaCl 0,9% 2 a 4 dd5-10 ml beiderzijds; lokale decongestiva zoals xylomethazoline0,05-0,1% (voor het slapengaan). Geen antibiotica.
6.1.4 prognoseGunstig.
6.2 Adenoıditis
Typische kleuteraandoening. Purulente rinorroe, mondademha-ling (‘facies adenoidalis’), snurken, soms doofheid ten gevolgevan afsluiting van de tuba Eustachii. Halskliervergroting; slechteeetlust; bij opwekken van de wurgreflex loopt soms purulentsecreet langs de achterste farynxwand: postnasale drip.
6.2.1 etiologieBacteriele infectie met streptokokken of H. influenzae.
6.2.2 complicatiesOtitis media acuta of chronica; gehoorverlies. Obstructieveslaapapneu of hypopneu.
6.2.3 therapieZo nodig neusspoelen of decongestiva (zie bij rinitis). Antibioticaalleen indien de ernst van de klachten hiertoe aanleiding geeft:amoxicilline is eerste keus. Infecties met streptokokken kunnenmet penicilline worden behandeld. Adenotomie of tonsillectomiemoet niet lichtvaardig worden uitgevoerd, omdat de waldeyer-ring een belangrijke functie heeft bij de afweer tegen infecties.Indicaties zijn ernstige hypertrofie, die de ademweg obstrueerten slikproblemen geeft, of frequente infecties (bijvoorbeeld meerdan 5 keer per jaar); recidiverende otitiden met gehoorstoornis-sen.
6.2.4 prognoseGunstig, spontane verbetering is regel; doofheid kan ontstaan bijchronische middenoorproblematiek.
6.3 Faryngitis, tonsillitis
Keelpijn, slikklachten, halskliervergroting; hyperemie farynx-wand, vergrote tonsillen met soms purulent beslag of pusprop-pen in crypten. Bij jonge kinderen soms nekstijfheid.
6.3.1 etiologieMeestal viraal (rhino-, corona-, para-influenza-, influenza-,RS-virus, hMPV, adeno-, epstein-barr-virus, hiv, coxsackie-A-,herpes simplexvirus); 15-30% is van bacteriele origine (meestal
Het Pulmonaal Formularium100
betahemolytische streptokokken van groep A en C; soms Chla-mydia pneumoniae of Mycoplasma). Mononucleosis infectiosa(ziekte van Pfeiffer) begint vaak met purulente tonsillitis.
6.3.2 diagnostiekOp klinische gronden kunnen virale en bacteriele infecties nietonderscheiden worden. De kans op streptokokkeninfectie is on-geveer 50% als sprake is van tonsillair beslag + gezwollen druk-pijnlijke voorste halsklieren + koorts + afwezigheid van hoesten.Een redelijk gevoelige en zeer specifieke test voor een strepto-kokkeninfectie is de streptest.
6.3.3 complicatiesPeritonsillair abces (mediale verplaatsing van tonsil); roodvonken, zeer zelden, artritis, nefritis, endocarditis na betahemolyti-sche streptokokken groep A. Therapie tegen streptokokken be-schermt in belangrijke mate tegen acuut reuma, maar niet tegenacute glomerulonefritis.
6.3.4 therapieIn principe geen antibiotica (zie NHG-Standaard Acute Keelpijn);bij aangetoonde streptokokkeninfectie feneticilline of een ma-crolide; tonsillectomie alleen bij frequent recidiverende tonsilli-tiden of sterke hypertrofie die ademhaling en slikken belemmert.
6.3.5 prognoseGunstig.
6.4 Epiglottitis
Zeldzame, foudroyant verlopende infectie van de epiglottis endirecte omgeving. Komt voor bij kleuters, piek tussen 2 en 4 jaar.Door vaccinatie van alle zuigelingen tegen H. influenzae type b isde incidentie van epiglottitis sterk gedaald. Snel progressief be-loop met hoge koorts, keelpijn, inspiratoire stridor en toene-mende dyspneu. De kin wordt vooruitgestoken, kwijlen is eenopvallend constant kenmerk. Het kind maakt een ernstig ziekeindruk.
6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibrose 101
6.4.1 etiologieH. influenzae type B; bij volwassenen daarnaast ook S. pneumoniaee.a.
6.4.2 diagnostiekZo min mogelijk verrichtingen, omdat onrust een acute totaleobstructie kan bespoedigen. Keelinspectie met spatel dient na-gelaten te worden; spoedopname is geındiceerd. Bloedkwekenzijn vaak positief.
6.4.3 complicatiesRespiratoire insufficientie en overlijden door ademwegobstruc-tie; frequent pneumonie, zelden bacteriemische haarden: artritis,meningitis.
6.4.4 therapieTijdens vervoer naar het ziekenhuis moet de huisarts meegaanom indien noodzakelijk tracheotomie te kunnen uitvoeren(membrana cricothyreoidea). Verder in ziekenhuis: bij kinderenis observatie niet toegestaan, onmiddellijk endotracheale intu-batie onder narcose; in noodgevallen tracheotomie of conioto-mie. Intraveneuze toediening van een op (resistente) H. influenzaegericht antibioticum: cefuroxim, cefotaxim of amoxicilline/cla-vulaanzuur (10-14 dagen). Na enkele dagen kan de tube wordenverwijderd. Het beleid bij volwassenen hangt meer af van deernst: bewaking van de patient is vereist.
6.4.5 prognoseAlleen gunstig bij tijdige behandeling, anders vrijwel altijd letaal.
6.5 Laryngitis subglottica, pseudokroep
Toenemende heesheid en inspiratoire stridor, dikwijls in aan-sluiting op een rinitis. Het kind heeft een schorre blafhoest en destem wordt hees naarmate de stembanden mede in het procesbetrokken worden. Vooral bij kinderen van 6 maanden tot 3 jaaroud. De stridor neemt ’s avonds geleidelijk toe en kan overdagverdwijnen om de volgende avond meestal in lichtere mate weerterug te komen. Subfebriele temperatuur. Beoordeling door dehuisarts is geındiceerd.
Het Pulmonaal Formularium102
6.5.1 etiologieViraal, vaak para-influenzavirus.
6.5.2 diagnostiekIn typische gevallen niet nodig. In zeldzame gevallen kan pseu-dokroep leiden tot ernstige obstructie die moeilijk van epiglotti-tis te onderscheiden is. Geen der symptomen is pathognomo-nisch. Bij twijfel handelen als beschreven onder epiglottitis!
6.5.3 complicatiesZelden respiratoire insufficientie en apneu door totale obstructie.
6.5.4 therapieEenmalige toediening van een inhalatiecorticosteroıd in hogedosering (bijv. budesonide 2 mg) vermindert de obstructie bin-nen 30-60 min. en komt in aanmerking bij matige tot ernstigeobstructie. Stomen is waarschijnlijk onwerkzaam en kan beterachterwege blijven. Bij dreigende respiratoire insufficientie: en-dotracheale intubatie.
6.5.5 prognoseVrijwel altijd spontaan volledig herstel binnen enkele dagen.
6.6 Acute tracheıtis, tracheobronchitis
Acute infectie met hoesten, sputum opgeven, soms luchtweg-obstructie en stridor. Bij virale tracheıtis typische blafhoest. Bijbacteriele tracheıtis na tracheatrauma grote hoeveelheden spu-tum. Retrosternale pijn. Vooral bij kinderen kunnen algemenesymptomen als hoge koorts en malaise optreden en met name bijbacteriele infecties kan de obstructie soms ernstig zijn. Acutebronchitis zonder astma of COPD heeft dezelfde verwekkers alsbij pneumonie buiten ziekenhuis ontstaan (tabel 6.1) met uit-zondering van Legionella.
6.6.1 etiologieViraal (para-influenza-, rhino-, influenza-, RS-virus, hMPV, ade-novirus); bacteriele tracheıtis (S. aureus, S. pyogenes, H. influenzaetype b) of Mycoplasma; bacteriele bronchitis: S. pneumoniae, H.influenzae.
6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibrose 103
6.6.2 diagnostiekSputumkweek en grampreparaat indien afwijkend natuurlijk be-loop, dat wil zeggen indien patient niet na 5 a 7 dagen beter is.
6.6.3 complicatiesLuchtwegobstructie; atelectasen.
6.6.4 therapieEerst natuurlijk beloop afwachten. Bij ernstige hoest codeıne 15mg ’s avonds (volwassenen). Antibiotica bij bacteriele tracheıtis:cefuroxim of amoxicilline/clavulaanzuur. Bij progressieve stridorzo nodig intubatie of (in noodsituatie) tracheotomie of conioto-mie. Bacteriele bronchitis: amoxicilline, co-trimoxazol of doxy-cycline.
6.6.5 prognoseDoorgaans gunstig. Virale infecties herstellen spontaan meestalsnel; bacteriele infecties bij behandeling eveneens.
6.7 Bronchiectasieen
Bronchiectasieen zijn abnormale en permanente verwijdingenvan bronchi. Het proces is slechts bij uitzondering tot een kwabbeperkt en alleen in deze gevallen heeft resectie soms zin.Doorgaans gaat het om diffuus door de longen verspreide afwij-kingen die een voorkeur hebben voor de onderkwabben, uitge-zonderd de bronchiectasieen die voorkomen bij tuberculose,cystische fibrose (CF) en allergische bronchopulmonale asper-gillose. Bronchiectasieen zijn chronisch met bacterien geınfec-teerd, aanvankelijk vooral met H. influenzae, later met S. aureus enaerobe gramnegatieve staven zoals P. aeruginosa. Klachten be-staan uit dagelijks hoesten met opgeven van doorgaans purulentsputum. Exacerbaties worden uitgelokt door M. pneumoniae- envirusinfecties. Er kunnen tevens neusklachten bestaan ten ge-volge van polypose en recidiverende sinusitiden.
6.7.1 etiologieBij het ontstaan kunnen verschillende factoren een rol spelen dieenerzijds kunnen bestaan uit een lokale beschadiging door bij-voorbeeld een ernstige infectie in de jeugd met een (adeno)virus,een doorgemaakte kinkhoest, tuberculose, inhalatie van schade-
Het Pulmonaal Formularium104
lijke gassen en dampen, aspiratie van een corpus alienum ofmaaginhoud en anderzijds uit de predisponerende factoren bijde patient zoals humorale immuundeficientie, mucocilaire dys-functie zoals primaire ciliaire dyskinesie (PCD) of CF, reactieveluchtwegen als bij astma en COPD.
6.7.2 diagnostiekDe diagnose is te stellen op basis van de kenmerkende anam-nese, het vinden van grove crepitaties en soms trommelstokvin-gers bij lichamelijk onderzoek en het aantonen van bronchus-misvormingen door X-thorax of hogeresolutie CT-scan (HRCT).Onderzoek naar onderliggend lijden (bijv. CF: zweettest; PCD:nasaal NO en onderzoek naar ciliafunctie).
6.7.3 therapieDe behandeling bestaat uit het bevorderen van sputumevacuatiedoor hoesttechnieken en lichaamsbeweging. Influenzavaccinatieis geındiceerd; antibiotica en eventueel bronchusverwijdendemiddelen tijdens exacerbaties. Hulp van een fysiotherapeut kanzinvol zijn. De onderhoudstoediening van antibiotica is alleenvoor CF-patienten en patienten met diffuse panbronchiolitis we-tenschappelijk onderbouwd.
6.7.4 prognoseDe prognose is afhankelijk van het onderliggend lijden en moetvoorzichtig worden gesteld.
6.8 Bronchiolitis acuta
Bij zuigelingen (piekleeftijd 6 maanden) voorkomende infectievan de kleine luchtwegen die leidt tot obstructie op bronchiolairniveau. Na een bovensteluchtweginfectie ontstaan geleidelijktoenemende dyspneu, tachypneu en hyperinflatie. Koorts ofsubfrebiele temperatuur. In ernstige gevallen cyanose en uitput-ting. Verzwakt ademgeruis, fijne crepitaties en soms verlengdexspirium met expiratoir piepen. Differentiatie van astma-aanvalis moeilijk. Astma is bij zuigelingen echter niet een waarschijn-lijke diagnose: elke eerste episode van dyspneu bij een zuigelingdienst allereerst als virale infectie te worden beschouwd. Zuige-lingen met hoest en koorts dienen altijd door de huisarts teworden gezien.
6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibrose 105
6.8.1 etiologieMeestal RS-virus of hMPV.
6.8.2 diagnostiekOnderzoek van nasofarynxaspiraat kan binnen een uur de ver-wekker aantonen met sneltest.
6.8.3 complicatiesRespiratoire insufficientie bij uitputting; pneumothorax. Bij zui-gelingen jonger dan 2 maanden geven RS-virus en hMPV kans opapneu en is monitorbewaking gewenst. Bij bepaalde risicogroe-pen (ex-prematuren, kinderen met corvitium en longvaatover-vulling, cystische fibrose, bronchopulmonale dysplasie) is demortaliteit zeer hoog, namelijk 20-30%.
6.8.4 therapieBronchiolitis moet klinisch behandeld worden. Zuurstofsupple-tie, zo nodig intubatie en beademing. Verneveling van een viro-staticum (ribavirine) komt in aanmerking in uitzonderlijke ge-vallen bij risicogroepen. Corticosteroıden en antibiotica hebbengeen effect. Soms kan verneveling van een anticholinergicum(ipratropium 0,25 mg/keer) of b-mimeticum enige verbeteringgeven. Passieve immunisatie (palivizumab) komt in aanmerkingbij gedefinieerde risicogroepen.
6.8.5 prognoseMortaliteit circa 1%, maar veel hoger in risicogroepen. Een aan-zienlijk percentage (ca. de helft na 5 jaar) houdt na herstelchronische luchtwegklachten gelijkend op astma. Deze hebbeneen goede prognose en verdwijnen doorgaans voor de leeftijd van10-13 jaar.
6.9 Pneumonie
Ontsteking van het longweefsel waarbij alveoli zijn betrokken.Typische pneumonieen kunnen acuut beginnen zonder prodro-men, met koude rilling, hoge koorts, septische verschijnselen.Zij gaan dan vaak gepaard met pijn op de borst of in de flank bijzuchten en opgeven van purulent en/of bloederig sputum. Bijonderkwabspneumonie kan ook buikpijn optreden, vooral bijkinderen. Bij jonge kinderen kunnen pneumonieen met weinig
Het Pulmonaal Formularium106
specifieke symptomen verlopen. Tachypneu en neusvleugelenkunnen de enige aanwijzingen zijn; aanvullend laboratorium-en/of rontgenonderzoek is vaak noodzakelijk. Ook bij ouderenkan het klinisch beeld van de bacteriele pneumonie aanzienlijkafwijken. Het begin is dan niet duidelijk aan te geven, de tem-peratuurstijging verloopt geleidelijk en mentale verwardheidstaat op de voorgrond. Een hoge ademfrequentie is een belang-rijk diagnosticum. Pneumonieen kunnen ook geleidelijker be-ginnen na prodomen zoals hoofdpijn, spierpijn, keelpijn ofmaag-darmsymptomen. Septische verschijnselen kunnen ont-breken. Het ziektebeeld wordt dan vaak gekenmerkt door niet-productieve hoest en dyspneu.
6.9.1 etiologieDe etiologie hangt af van het volgende:. plaats van ontstaan (in ziekenhuis of erbuiten);. leeftijd van de patient;. eventueel aanwezige immuunstoornis (zie ook hoofdstuk 8);. andere predisponerende factoren (zie tabel 6.1);
Zie voor verwekkers tabel 6.1.
6.9.2 diagnostiekFysisch-diagnostisch: tekenen van infiltraat. Opgeheven of sterkverzwakt ademen kan duiden op pleuravocht; ook kan dit hetgevolg zijn van lokale obstructie, bijvoorbeeld door corpus alie-num of een tumor. Rontgenologisch: lokale beschaduwing,pleuravocht. Microbiologisch onderzoek van sputum met gram-preparaat. Bij circa 40% van de patienten met thuis opgelopenpneumonie kan de verwekker niet worden aangetoond.Wanneergeen sputum kan worden verkregen, kan vooral bij interstitielepneumonieen bronchoalveolaire lavage worden verricht.
6.9.3 complicatiesLokaal: abcedering (vooral S. aureus en aerobe gramnegatievenals Klebsiella of Pseudomonas), empyeemvorming, pericarditis.Septisch: shock, diffuse intravasale stolling, adult respiratorydistress syndrome (ARDS). Metastatisch: meningitis, endocardi-tis, artritis.NB. Recidiverende pneumonieen op dezelfde plaats zijn verdachtvoor lokale pathologie als corpus alienum of een tumor, se-
6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibrose 107
quester, bronchiectasieen, bronchogene cysten of andere con-genitale deformaties. Bij wisselende locaties moet gedacht wor-den aan COPD (vooral middenkwab, lingula), immuunstoornis-sen, PCD en CF.
6.9.4 therapieAlgemeen: oxygenatie, shockbestrijding, in sommige gevallenanti-inflammatoire therapie. Bij Pneumocystis corticosteroıden.Fysiotherapie kan bij een pneumonie geındiceerd zijn (sputum-evacuatie). Specifiek: antimicrobiele middelen gericht op ver-wekker (zie tabel 6.1). Bij thuis opgelopen pneumonie met on-bekende verwekker moet men zich in eerste instantie richten oppneumokokken en H. influenzae. Een goede eerste keus bij niet-ernstige pneumonie is amoxicilline. Na influenza dient de the-rapie primair ook mede gericht te worden op S. aureus: amoxi-cilline/clavulaanzuur of cefuroxim, eventueel gecombineerd meteen aminoglycoside. Voor een matig ernstige, buiten het zieken-huis opgelopen pneumonie worden b-lactamantibiotica geadvi-seerd (penicilline, amoxicilline). Bij ernstige, buiten het zieken-huis opgelopen pneumonie dient naast S. pneumoniae, S. aureus enKlebsiella, ook Legionella pneumophila in het spectrum te wordenbetrokken (een van de nieuwe chinolonen: moxifloxacine oflevofloxacine of b-lactam plus fluorchinolone/macrolide).
6.9.5 profylaxeVaccinatie tegen influenza, pneumokokken (bij miltextirpatie enhiv-positieve drugsverslaafden), H. influenzae type B (bij kinde-ren).
6.9.6 prognoseDeze hangt af van het verwekkende micro-organisme en deleeftijd en conditie van de patient. De mortaliteit is vooral hoogwanneer de verwekker een gramnegatieve staaf is en de pneu-monie bij een oudere optreedt.
6.10 Influenza
Influenza is een acute infectie van de luchtwegen, veroorzaaktdoor het influenzavirus. Epidemieen kunnen voorkomen in deperiode november tot en met april, duren gemiddeld 8 weken,varieren sterk in omvang en bereiken een morbiditeit van ge-
Het Pulmonaal Formularium108
middeld 5%. De mortaliteit in Nederland over de laatste tienjaren berekend, bedraagt gemiddeld 1000 sterfgevallen per jaar.Vooral patienten ouder dan 60 jaar en patienten met een ver-hoogd risico door het bestaan van een onderliggend lijden be-horen tot de slachtoffers tijdens een influenza-epidemie. Somstreedt er een pandemie op van een nieuw influenzavirus van hettype A waartegen in de bevolking weinig weerstand bestaat. Erwaren pandemieen in 1918, 1957, 1968 en 2009 (zie par. 6.10.2).
6.10.1 ziektebeeldNa een korte incubatietijd van een tot drie dagen stijgt de li-chaamstemperatuur plotseling en deze kan binnen enkele urenoplopen tot 398C of hoger; vooral in het begin kan koorts hetenige symptoom zijn. Koude rillingen; hoofdpijn; spierpijnen,vooral in de ledematen, kunnen als zeer hevig ervaren worden;malaise, gevoel van algemeen ziek zijn staat op de voorgrond;rinitis, zo deze aanwezig is, beperkt zich meestal tot ‘natte neus’;maag-darmverschijnselen, zelden, en dan voornamelijk bij kin-deren; achterste farynxwand en uvulabogen: hyperemisch metfluweelachtig, roodlivide aspect.
LaryngofaryngitisHeesheid; hoest (blafhoest). Beloop: De lichaamstemperatuurdaalt lytisch na 2-4 dagen. De malaise kan 2 weken aanhouden.De patient heeft een lange reconvalescentieperiode. Prognose:gunstig.
TracheobronchitisRetrosternale pijn; droge, weinig productieve hoest (prikkel-hoest); sputum is seromuceus, soms bloedbijmenging door hy-peremie van het slijmvlies van de trachea en de bronchi. Beloop:koorts blijft langer bestaan; ziekteduur is verlengd tot ongeveer10 dagen. Prognose: gunstig.
PneumonieInfluenzavirus kan binnen 24 tot 48 uur een pneumonie veroor-zaken; progressief kortademig; hypoxemie bepaalt het klinischbeeld; hoest; sputum: dun sereus, hemorragisch aspect. Beloop enprognose: kan binnen 3 tot 5 dagen fataal eindigen.
6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibrose 109
6.10.2 etiologieInfluenza A-virus subtypen H1N1, H1N2 en H3N2; influenzaB-virus; infectie met het A/H1-subtype wekt geen immuniteit opten opzichte van het A/H3-subtype en het B-virus en omgekeerdevenmin. Subtype A/H3 komt meer voor dan A/H1 en B en is ookhet meest pathogeen. In 2009 is een tot nu toe goedaardigepandemie uitgebroken van een nieuw A(H1N1)-virus afkomstiguit varkens, het zogenaamde Mexicaanse griepvirus.
6.10.3 diagnostiekIn typische gevallen tijdens een influenza-epidemie behoeft in demeeste gevallen geen laboratoriumdiagnostiek plaats te vinden.Laboratoriumdiagnostiek kan echter in de volgende gevallenbelangrijk zijn:. In de aanvang van de epidemie en af en toe daarna om deantigene verwantschap tussen het vaccinvirus en het epide-mievirus vast te stellen. Indien deze onvoldoende is, dan komtvoor risicopatienten, al zijn ze gevaccineerd, toediening vanneuraminidaseremmers in aanmerking.
. In tehuizen met risicodragers om alsnog niet-gevaccineerderisicodragers te beschermen door influenzavaccinatie en neu-raminidaseremmers.
. Bij transplantatiepatienten met koorts; immunosuppressivaomhoog bij afstoting, omlaag bij het vaststellen van influenzaof een andere virale infectie.
Virusisolatie uit neussecreet, keelwat, keelspoelsel, sputum,bronchoalveolaire lavage, biopsie. Zo snel mogelijk na het beginvan de klinische manifestatie inzenden naar een virusdiagnos-tisch laboratorium. De diagnose influenza A en influenza B kanin urgente gevallen binnen 16 uur gesteld worden. Antistofstij-ging in gepaarde patientensera tegen influenza A- of B-virus.Eerste serum afnemen zo vroeg mogelijk in de ziektegeschiede-nis (binnen 5 dagen) en een tweede serum 2 tot 3 weken na hetbegin van de aandoening afnemen; inzenden naar het virusdi-agnostisch laboratorium.
6.10.4 therapie/profylaxeNeuraminidaseremmers toegediend binnen 48 uur na het kli-nisch manifest worden van de influenza A- of B-infectie zijneffectief. Antibiotica dienen niet gegeven te worden bij een on-
Het Pulmonaal Formularium110
gecompliceerd verlopende influenza. Vaccinatie tegen influenza,in bijzondere gevallen gecombineerd met neuraminidaserem-mers (zie hoofdstuk 20).
6.10.5 complicatiesSecundaire bacteriele infectieDit kan zowel een secundaire bacteriele tracheobronchitis als eensecundaire bacteriele pneumonie betreffen.
BeloopDe lichaamstemperatuur blijft hoog of stijgt weer; sputum wordtmucopurulent en hemorragisch; extreme granulopenie of ex-treme granulocytose; aneosinofilie; toxische verschijnselen enanoxemie bepalen het beeld.
PrognoseOnzeker. Etiologie: S. pneumoniae en H. influenzae komen meestfrequent voor; pyogene kokken, zoals S. aureus, komen minderfrequent voor, maar zijn veroorzakers van ernstige ziektebeel-den.
TherapieAntibiotica, snel insturen.
Reye-syndroomVrij zeldzaam; encefalopathie; hersenoedeem; epileptische aan-vallen; braken; lethargie; coma; leverstoornissen.
BeloopOntstaat ongeveer de derde dag nadat de influenza zich mani-festeerde; snel insturen.
EtiologieOnbekend; komt zowel bij influenza A als bij influenza B voor inde leeftijdsgroep 0-18 jaar.
PrognoseOngunstig; veel patienten sterven onder het beeld van een toxi-sche encefalopathie of leverinsufficientie.
6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibrose 111
TherapieSnel insturen.NB. Het reye-syndroom wordt wel in verband gebracht met be-paalde virale infecties in combinatie met aspirinegebruik. Daar-om liever paracetamol als antipyreticum bij kinderen en adoles-centen.
6.11 Cystische fibrose
Cystische fibrose (mucoviscoıdosis, pancreasfibrose, CF) is eenautosomaal recessief erfelijke aandoening (natale frequentie inNederland bedraagt ca. 1:4000) waarbij het chloridetransportdoor exocriene kliercellen is gestoord ten gevolge van een mu-tatie in het CFTR-gen op chromosoom 7. Dit leidt tot een abnor-maal taai secreet, hetgeen vooral problemen oplevert in deluchtwegen en spijsverteringsorganen. Secundair aan obstructiedoor taai secreet ontstaan enerzijds een chronische purulentelonginfectie met fibrose en destructie van longweefsel en ander-zijds malabsorptie. De mediane levensduur van patienten met CFis momenteel > 30 jaar; de meeste patienten overlijden aan res-piratoire insufficientie. De prognose is aanzienlijk beter indienpatienten behandeld worden in een centrum waar veel ervaringmet deze aandoening bestaat.Aan CF moet gedacht worden bij recidiverende of chronischelonginfecties, zeker in combinatie met een slechte groei en vet-diarree. Bij 5-10% van alle patienten is de spijsvertering echternormaal, zodat het ontbreken van malabsorptieverschijnselen dediagnose niet uitsluit. De verdenking op CF kan worden beves-tigd met een zweettest volgens Gibson-Cook, waarbij een ver-hoogd chloridegehalte (> 60 mmol Cl) bij Cl-/Na+-ratio > 1, dediagnose bevestigt. Met DNA-analyse kan > 95% van alle CF-mutaties bij patienten met het klassieke CF-fenotype wordenaangetoond. Het is belangrijk CF te herkennen, omdat tijdigebehandeling de levensverwachting verbetert. Inmiddels (2010) isbesloten om CF op te nemen in het landelijke neonatale scree-ningsprogramma, zodat patienten in een zo vroeg mogelijk sta-dium zullen worden gediagnosticeerd.Bij vrijwel alle patienten treden luchtweginfecties op met H. in-fluenzae, S. aureusof Pseudomonas aeruginosa. Minder frequent wor-den infecties met Burkholderia cepacia of atypische mycobacteriengevonden. Antibiotica dienen bij CF hoog gedoseerd en lang-
Het Pulmonaal Formularium112
durig toegediend te worden omdat er veelal een verhoogde kla-ring is en de micro-organismen zich moeilijk of niet laten uit-roeien. Gunstige effecten zijn beschreven van toediening vantobramycine of colistine per inhalatie, en van onderhoudsbe-handeling met azitromycine. Optimale expectoratie vormt eenessentieel onderdeel van de behandeling. Hierbij wordt verneve-ling van humaan recombinant DNase (dornase-alfa) als mucoly-ticum dagelijks toegepast. Verneveling van hypertoon zout (NaCl6 of 7%) is eveneens effectief als mucolyticum. Frequente diag-nostiek naar verwekkers en bacteriele resistentie is hierbij on-misbaar; het effect van de behandeling zal zoveel mogelijk wor-den geobjectiveerd met longfunctieonderzoek en beeldvorming(X-thorax of CT-thorax met zo laag mogelijke stralingsdosis).Behandeling van de luchtweginfectie bij CF-patienten dient danook door een specialist op dit gebied te worden ingesteld engecontroleerd. Uiteindelijk kan worden overgegaan tot een dub-belzijdige longtransplantatie, een uiterste mogelijkheid.
6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibrose 113
Tabe
l6.1
Karak
teristieke
npn
eumon
ieverw
ekke
r.
Verw
ekke
rTypisch/
atypisch
Pred
ispo
sitie
Diagn
ostiek
Ron
tgen
beeld*
Therap
ie**
Opm
erking
en
BUITEN
ZIEK
ENHUIS
ONTSTA
AN
Streptococcus
pneumoniae
(pne
umok
ok)
Tna
influ
enza,COPD
,diab
etes
mellitus,a
l-coho
lisme,
i.v.d
rugs,
humoraleim
mun
iteits-
stoo
rnissen,
hiv-geın-
fecteerden
,na
sple-
nectom
ie
sputum
:gram
kweek;
bloe
dkweek
loba
ire/alveolaire
pneumon
ie,aan-
vankelijk
somswei-
nigrontge
nafwij-
king
en/in
terstitieel
penicilline
( �5da
gen),e
ry-
trom
ycineof
claritromycine
vaak
koud
erilling
i.h.a.<24
uur
temp.da
lingop
penicilline
(diagn
os-
tisch!)
ouderen:
somsgeen
koorts
Mycoplasm
apneumoniae
Aad
olescenten
zelden
<10
jr.
serologie;
evt.PC
Rvlekkerige
infiltra-
tenun
i-of
soms
bilateraal
(vaak
aspecifie
kbeeld)
erytromycine
ofclaritromy-
cine
(2weken
)do
xycycline
geleidelijk
ontstaan
slepen
deho
est,
myringitis
bullo
sa
Het Pulmonaal Formularium114
Verw
ekke
rTypisch/
atypisch
Pred
ispo
sitie
Diagn
ostiek
Ron
tgen
beeld*
Therap
ie**
Opm
erking
en
influ
enzavirus
A0-2jaar,o
uderen
;alle
leeftijden
:zie
hoofdstuk20;epide-
mischeperiod
e:no
-vember-ap
ril
nasofarynx-
materiaal
enBA
L:IF,
kweek,
evt.
PCR;serolo-
gie
diffuseinterstitie
lepn
eumon
itis
neuram
inida-
seremmers,
aman
tadine
(binne
neerste
2da
gen)
cave
bacteriele
supe-
rinfectiemet
S.pneu-
moniae,S.aureus,H
.influenzae
acuu
tziek
met
hoge
koorts,ho
ofdp
ijn,
spierpijn
,algemen
emalaise
respiratoir
syncytieel
(RS-)virus,
humaanme-
tapn
eumovi-
rus(hMPV
)
A0-2jaar,o
uderen
;epidem
ischeperiod
e:no
vembe
r-maart
alsinflu
en-
zavirus
bron
chop
neum
onie,
diffuseinterstitie
lepn
eumon
ie
(ribavirine-
aerosolb
ijrisicogroepen)
bijk
inderensoms
bron
chiolitis:
whe
ezingen
hype
rin-
flatielong
en<2mnd
:kan
sop
centrale
apneus
ande
rerespi-
ratoirevirus-
sen(ade
no-
virus,pa
ra-
influ
enza
enande
re)
Akind
eren
farynx/BAL:
kweek;
sero-
logie
interstitie
lepn
eu-
mon
itis
lokaal
ofdiffuu
s
geen
prog
nose
i.h.a.gu
n-stig,ad
enovirus:
bron
chiolitisob
lite-
rans
6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibrose 115
Verw
ekke
rTypisch/
atypisch
Pred
ispo
sitie
Diagn
ostiek
Ron
tgen
beeld*
Therap
ie**
Opm
erking
en
Legionella
pneumophila
Aof
Tou
deren
buiten
land
sereis,
whirlpo
ol,zom
er,cel-
lulaireim
mun
iteits-
stoo
rnissen
sputum
/BAL:
IF,k
week;
serologie
urine:
anti-
geen
(bila
terale)pn
eu-
mon
ieinterstitie
el/alveo-
lair
levoflo
xacine
(3weken
),erytromycine,
claritromycine
evt.+rifampi-
cine
(3weken
)of
moxifloxa-
cine
verwardh
eid,
diarree,
relatie
vebrad
ycar-
die,
snel
prog
ressief
Klebsiella
pneu-
moniae
Talcoho
lisme,
diab
etes
ziegram
nega
tieve
bacterien
sputum
:gram
kweek
loba
irepn
eumon
ie,
vnl.rechterbo
ven-
kwab
,gebo
genfissuur
b-lactam
anti-
biotica
evt.+am
ino-
glycoside(3
weken)
zeer
taai
sputum
(hem
orragisch)
Staphylococcus
aureus
Tjong
ekind
eren
,na
influ
enza,i.v.d
rug-
gebruik,
kunstm
atige
bead
eming
sputum
:gram
kweek;
bloe
dkweek
holte
vorm
ende
pneumon
iehe
matog
een:
bilate-
rale
haarden
(flu)cloxacilli-
neho
gedo
sis
(3weken
)(evt.+am
ino-
glycoside)
nainflu
enza:fulm
i-nant
beloop
Het Pulmonaal Formularium116
Verw
ekke
rTypisch/
atypisch
Pred
ispo
sitie
Diagn
ostiek
Ron
tgen
beeld*
Therap
ie**
Opm
erking
en
anaerobe
n(aspiratie)
(T)
ouderenslikstoo
rnis-
sen,
bewustzijn
sstoor-
nissen
,alcoh
olisme,
caries
aspiraat/
BAL:gram
-kw
eek
holte
vorm
end,
vnl.
posterieur
segm
ent
rechterbo
ven/ap
i-cale
segm
enten
onderkwab
ben
penicilline
(2-6
weken),
clinda
mycine
amoxicilline/
clavulaanzuu
r
veelal
indo
lent
be-
loop
,lon
gabces
en/of
empyeem
Chlamydia
pneumoniae
Aad
olescenten
nasofarynx/
BAL:
IF,k
week
rond
infiltraat
(som
s)do
xycycline
(2weken
),erytromycine
ofclaritromy-
cine
keelpijn
Chlamydia
psittaci
(psittacose)
Acontactmet
vogels
serologie
vlekkerige
retic
u-laireinfiltraten
van-
uithili/ba
saal
doxycycline
(2weken
)ho
ofdp
ijn,
myalgieen
,spleno
megalie
Chlamydia
trachomatis
Aneon
aten
(1-3
maan-
den)
cellu
laireim
mun
iteits-
stoo
rnissen
nasofarynx/
BAL:
IF,k
week;
serologie
diffusebilaterale
infiltraten
erytromycine
(2weken
),do
xycycline
neon
aten
:50%
conjun
ctivitis
6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibrose 117
Verw
ekke
rTypisch/
atypisch
Pred
ispo
sitie
Diagn
ostiek
Ron
tgen
beeld*
Therap
ie**
Opm
erking
en
Haemophilus
influenzae
Aof
T0-18
maand
en:type
bCOPD
:on
gekapselde
bacterienna
influ
enza,
nasplene
ctom
ie,hu
-moraleim
mun
iteits-
stoo
rnissen
sputum
:gram
kweek
kind:lob
aire
pneu
-mon
ie50%
heeftpleu
ra-
vocht
volw.:bron
chop
neu-
mon
ie(nainflu
en-
za:a
lveolair)
amoxicilline
(10-14
dage
n),
amoxicilline/
clavulaanzuu
r,cefuroxim
(al-
leen
i.v.)
kind
:otitis,m
eningi-
tis,a
rtritis;e
mpyeem
Moraxella
catarrhalis
Aof
TCOPD
sputum
:gram
kweek
bron
chop
neum
onie
amoxicilline/
clavulaanzuu
r(7-10da
gen),
cefuroxim
Actin
omycines
israeli
Acaries,a
spiratie
BAL+biop
t:gram
kweek
niet-spe
cifie
kinfil-
traat,thoraxwand
penicilline
(hog
edo
sis),
doxycycline,
clinda
mycine
uitbreidingnaar
borstwand:
nabe
han-
delin
g3-6mnd
.
C.burnetii
(Q-koo
rts)
Abo
erde
rij,geite
n,scha
pen
serologie
(sub
)seg
men
tele
in-
filtraten
doxycycline
(2weken
)somssnelprog
ressief
endo
carditis,hepa
ti-
tis
Het Pulmonaal Formularium118
Verw
ekke
rTypisch/
atypisch
Pred
ispo
sitie
Diagn
ostiek
Ron
tgen
beeld*
Therap
ie**
Opm
erking
en
INZIEK
ENHUIS
ONTSTA
AN
gram
nega
tie-
veba
cterien
Tzieken
huis,verpleeg
-hu
is,
gran
ulocytop
enie
sputum
:gram
kweek;
bloe
dkweek
alveolaire
pneumo-
nie
b-lactam
anti-
biotica(2-3
weken)
opgeleidesputum
-kw
eeken
gram
pre-
paraat
Pseudomonas
aeruginosa
Tkunstm
atigebead
e-ming,
granulocytop
e-nie,
bran
dwon
den,
cystischefib
rose
sputum
:gram
kweek;
bloe
dkweek
holte
vorm
ende
pneumon
ie(necro-
tiseren
d)
tobram
ycine+
b-lactam
anti-
biotica(3
we-
ken)
ofqu
ino-
lone
snel
prog
ressief,
hoge
sterfte
Burkholderia
cepacea
Tof
Acystischefib
rose,cel-
lulaireim
mun
iteits-
stoo
rnis
sputum
:gram
kweek;
PCR;bloed-
kweek
alveolaire
pneumo-
nie,
somsho
ltevor-
ming
i.h.a.zeer
resistent
somsco-tri-
moxazol
cave
prog
ressief
fataal
beloop
;bijcystischefib
rose
strikteisolatie
OPPO
RTU
NISTISC
H1
cytomegalo-
virus
(CMV)
Acellu
laireim
mun
iteits-
stoo
rnissen,
aids
BAL/biop
t:IF,k
week
diffuseinterstitie
lepn
eumon
itis
ganciclovir
(2weken
),foscarne
t,cido
fovir
6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibrose 119
Verw
ekke
rTypisch/
atypisch
Pred
ispo
sitie
Diagn
ostiek
Ron
tgen
beeld*
Therap
ie**
Opm
erking
en
Pneumocystis
carin
ii(PCP)
Aaids,cellu
laireim
mu-
niteitsstoornissen
BAL/ge
ındu
-ceerdspu-
tum:kleu
-ring
,IF
diffusebilaterale
(perihilaire)
pneu
-mon
itis;aids:oo
katypischepresen
ta-
tie,10%
norm
ale
X-thorax
co-trimoxazol,
pentam
idine
i.v.*
aids:sluipe
ndbegin*
Aspergillus
fumigatus
(invasieve
long
aspe
rgil-
lose)
Agran
ulocytop
enie,cor-
ticosteroıden
,cellu-
laireim
mun
iteitsstoo
r-nissen
sputum
/BAL/
biop
t:calco-
fluor
white
ofzilverkleu
-ring
,gallac-
tomanaan;
kweek
nodu
lairehaarde
n,ho
ltevorm
ing,
soms
wigvorm
iginfiltraat
voricona
zol,
itracon
azol,
amfotericine
B,caspofun
gi-
ne( �
4we-
ken)
prog
ressie
afha
nke-
lijkvanim
mun
iteits-
stoo
rnissen
(chron
ische
necrotiseren
-de
long
aspe
r-gillo
se)
pre-existenteho
lten,
diab
etes
lokaal
infiltraatof
empyeem
inho
lte
amfotericine
B,itracon
azol
lang
zaam
prog
ressief
herpes
sim-
plexvirus
Acellu
laireim
mun
iteits-
stoo
rnissen,
neon
aten
BAL/biop
t:IF,k
week
diffuseinterstitie
lepn
eumon
itis
aciclovir,
foscarne
t
Het Pulmonaal Formularium120
Verw
ekke
rTypisch/
atypisch
Pred
ispo
sitie
Diagn
ostiek
Ron
tgen
beeld*
Therap
ie**
Opm
erking
en
varicella
zostervirus
Acellu
laireim
mun
iteits-
stoo
rnissen,
mazelen
bijvolwassene
n
farynx/BAL:
kweek;
sero-
logie
diffuseinterstitie
lepn
eumon
itis
aciclovir
huidafwijk
ingen
Mycobacteriu
mtuberculosis
Aou
deren,
alcoho
lisme
cellu
laireim
mun
iteits-
stoo
rnissen,
aids,i.v.
drug
s
sputum
/BAL:
ziehl-ne
el-
sen-prepa-
raat,kw
eek
tube
rculosta-
ticacombina
-tie
therap
ie
bija
idsatypische
presen
tatie
mog
elijk
Nocardia
asteroides
Acellu
laireim
mun
iteits-
stoo
rnissen
sputum
/BAL:
gemod
ifi-
ceerdzieh
l-ne
elsen-pre-
paraat
nodu
laireafwijkin-
gen
somsho
ltevorm
ing,
empyeem
amikacine+
imipen
em+
evt.cefotaxim,
co-trimoxazol
bijb
ewezen
gevoeligheid
cave
extrap
ulmon
ale
afwijk
ingen:
huid,
CZS
1Zieoo
kho
ofdstuk8;
BAL=bron
choa
lveolairelavage;IF
=directeim
muu
nfluorescentie;
T=typische
pneu
mon
ie;A=atypischepn
eumon
ie;
*geno
emdwordenvaak
voorko
men
derontgeno
logische
afwijkingen,
echter
ande
represen
tatie
szijn
mog
elijk
.**
voor
dosering
en:zie
overzichtstabe
llenin
hoofdstuk17.
6 Infecties van de luchtwegen en cystische fibrose 121