5 VO-magazine #6 - Beter Onderwijs Nederland · 2016. 4. 15. · VO #6, mei 2007 5 waren er...
Transcript of 5 VO-magazine #6 - Beter Onderwijs Nederland · 2016. 4. 15. · VO #6, mei 2007 5 waren er...
VO #6, mei 2007 3
Voorwoord In gesprek met de politiekPolitici spreken vaak over het voortgezet onderwijs. Veiligheid op scholen,
onderwijstijd, maatschappelijke stages, schoolboeken, het nieuwe leren, het
dreigende lerarentekort. Elke partij heeft zijn eigen standpunten en oplossingen
voor problemen. Helaas zijn dat niet altijd de oplossingen waar het veld bij
gebaat is. Daarom gaat de VO-raad het gesprek aan met de politiek.
Onlangs sprak ik met de nieuwe onderwijswoordvoerster van de VVD,
Rita Verdonk. Veiligheid en excellente leerprestaties staan bij haar hoog op de
agenda, naast zorg om het vmbo. In mijn eerste ontmoeting met Jasper van
Dijk van de SP ging het over geld. We waren het snel eens: geen 1 maar
2 miljard voor het onderwijs. De positie van de docenten lag genuanceerder:
bobo’s weg en docenten aan de macht. Toch was er begrip voor het feit dat er
ook bestuurders zijn met hart voor hun personeel.
Met het CDA sprak ik over onderwijstijd en maatschappelijke stages. Ik heb
ruimte gevraagd voor een werkelijk debat over zin en onzin van die 1040 uur en
beargumenteerd dat een ‘jagende’ inspectie scholen onrecht doet. We waren
het eens over de pedagogische waarde van ‘iets voor de maatschappij doen’.
Maar ik heb ook gewezen op het feit dat er met de maatschappelijke stage
weer een taak bij komt, dat leerlingen allemaal verschillen en dat drie maanden
onderwijstijd heel wat kost.
De kennismaking met de nieuwe staatssecretaris, mevrouw Van Bijsterveldt,
was hartelijk. We her- en erkenden onze gezamenlijke toekomstagenda:
toponderwijs voor leerlingen. In de Rode Hoed in Amsterdam stonden we
samen voor zo’n driehonderd docenten. We mochten komen uitleggen hoe we
de komende tien jaar zo’n 100.000 jonge mensen enthousiast krijgen voor
het onderwijs. Als vertegenwoordiger van bestuurders en schoolleiders heb
je het dan niet makkelijk, maar ik kon wijzen op concrete plannen, inclusief
de bijbehorende begroting, voor een marktconforme beloning, tijd voor
professionalisering en ontwikkeling. Als werkgever hebben we immers alle
belang bij een aantrekkelijk en dynamisch beeld van onze sector.
We vinden hiervoor gehoor en begrip; er is een gedeeld urgentiebesef. Maar
we blijven druk uitoefenen, we gaan door met informeren en we werken toe
naar die gemeenschappelijke doelstellingen: maatschappelijk draagvlak en
vertrouwen in het voortgezet onderwijs. Zo dient de VO-raad het belang van al
die leerlingen en al die scholen voor voortgezet onderwijs.
Sjoerd Slagter
Voorzitter
Inhoud
Sjo
erd
Sla
gter
, Fot
ogra
fi e: N
FP
4 VO-congres: voor twee jaar huiswerk
6 Harry Starren en de klok van vitale verbinding
10 ‘Onderwijstijd is geen doel, kwaliteit wel’
14 Met zijn allen voor de klas?
18 In het nieuws
19 Emergo
20 Maatwerk prioriteit voor scholen
23 3 vragen aan…
24 Wennen aan academisch geleuter
28 Beweging in beeld: 1 jaar later
33 De stelling
34 Taak voor werkgever bij reïntegratie na ontslag
37 Ict in de lift op Kennemer College
40 Innovatie in beeld
43 Wie werkt waar
6
40
4 VO #6, mei 2007
VO-congres: voor twee jaar huiswerk
Vliegende start VO-raad zet door
Netwerken en bijpraten zijn de twee voornaamste doelen om het VO- congres
te bezoeken. Op donderdag 22 maart waren maar liefst 900 mensen naar
Nieuwegein gekomen. Aan gespreksstof ontbrak het niemand, want zoals
voorzitter Sjoerd Slagter van de VO-raad al memoreerde: ‘De afgelopen
maanden zijn alle grote thema’s langsgekomen, van onderwijstijd en
schoolboeken tot spellen en rekenen. We potten geld op en managen wat af!’
Tekst: Marieke Bongaards en Marjan Hoogeveen, Fotografi e: Harro Bannink
In zijn openingstoespraak riep Sjoerd Slagter het
publiek op samen te werken aan een sterke, kwali-
tatief goede en trotse sector. “Het is alweer ruim
drie maanden geleden dat we als VO-raad van start
gingen. Een vliegende start met weinig momenten
van rust en achterover leunen”, aldus de voorzitter. “U mag
mij als voorzitter aanspreken op het veelvuldig herhalen en
uitdragen van de boodschap: overheid, minister, Tweede
Kamer: laat ruimte aan de sector, zorg voor werkbare kaders,
schenk vertrouwen en zorg voor voldoende fi nanciering. Maak
onze sector weer concurrerend. Ik zal blijven hameren op
haalbare normen, ik blijf pleiten voor ruimte en tijd om zaken
af te maken, ik roep op tot een betrokken dialoog en ik zal me
blijven verzetten tegen platte bezuinigingen, achtergebleven
bekostiging en ondeugdelijke rekensommetjes. Uw sector, mijn
sector, onze sector, 120.000 medewerkers, 1 miljoen leer-
lingen. Dat is wat ons hier verbindt. Eén gemeenschappelijke
opdracht. Daar mogen we elkaar op aanspreken. Dat mag u
doen en dat zal ik doen.”
Vinger op de zere plekAansluitend liet Harry Starren, algemeen directeur van de
Baak, Management Centrum VNO-NCW, op geheel eigen
wijze zijn licht schijnen over de ontwikkelingen in het
onderwijs. Het is niet aannemelijk dat het onderwijs steeds
slechter wordt, betoogde hij: de welvaart neemt toe en de
opleidingniveaus stijgen. Natuurlijk kunnen er wel zaken beter;
Starren wist snel de vinger op deze zere plekken te leggen.
Met als gevolg dat algemeen directeur Hans van Rooyen even
later constateerde: “We hebben voor twee jaar huiswerk
meegekregen.” Vervolgens hadden de bezoekers de keuze
uit zeventien workshops en lezingen. Enthousiaste reacties
‘Onze sector, 120.000 medewerkers,
1 miljoen leerlingen. Dat is wat ons hier verbindt’ Sjoerd Slagter
VO #6, mei 2007 5
waren er bijvoorbeeld op de lezing van dr. Jelle Jolles, hoog-
leraar Neuro psychologie aan de Universiteit Maastricht, over
neurocognitieve ontwikkeling. Maar ook op de verhandeling
van prof. dr. Wil Derkse, hoogleraar- directeur Soeterbeeck-
programma aan de Radboud Universiteit Nijmegen, over ‘leren
van Benedictus’.
Bene dictumDe rode draad van dit eerste VO-congres was: kijk met een
positieve blik naar de toekomst. Er gebeurt al veel en er
gebeurt veel goeds in het voortgezet onderwijs. Tacitus zei
rond het jaar 100 al dat ‘vroeger alles beter was’ en dat
‘de onwillende kinderen van nu niks meer leren van deze
ondeskundige leraren’. Dat relativeert de voorliefde van de
media voor het benadrukken van negatieve ontwikkelingen in
het onderwijs. Laten we kijken naar hoe we kinderen op school
kunnen houden, in plaats van spreken over het verkleinen van
de schooluitval. Het doel is hetzelfde, maar het is maar hoe je
het omschrijft: bene dictum, voor de Benedictijnen en
classici onder ons. Eén positief voornemen hebben de vele
bezoekers al gemaakt: op 10 april 2008 wederom het
VO-congres bijwonen.
Alle presentaties zijn te downloaden vanaf
www.vo-raad.nl /congres-2007.
Jeanny van Gemert, sectorhoofd onderbouw
De Waardenborch in Holten: “Ik kom hier al
jaren. Het is altijd interessant; de workshops,
de mensen die je ontmoet, het uitwisselen
van ervaringen. De opening was heel goed, al
lag die eigenlijk buiten het onderwijs. Harry
Starren en de leerlingen die Minoes opvoer-
den: het was heel goed gekozen.”
Jan Brouwer, adviesbureau ‘wijs in
onderwijs’: “Er is op zo’n dag ontzettend veel
keus. Je kunt hier echt van alles vinden. Ik
heb net mijn eerste workshop achter de rug.
Wel goed, maar ook een beetje rommelig. Ik
heb een adviesbureau en ik gebruik het
VO-congres ook om te netwerken. Er lopen
hier heel veel – potentiële – klanten rond.”
Lau de Ruijter, rector Alkwin Kollege in
Uithoorn: “Het congres heeft een goede
formule: het geeft bijvoorbeeld heel veel
ruimte voor contact en dus om te netwerken.
Dat is belangrijk. Ik ben dan ook erg tevreden.
Het enige minpuntje is dat er wel twee
workshops voor de lunch hadden gemogen.
Misschien dat de inleiding wat korter kan.
Ik heb me trouwens uitstekend vermaakt bij
Harry Starren, zoals de meesten hier.”
Kees Jansen, relatiemanager van de
Besturenraad: “Zo’n dag als deze is voor ons
standhouders een uitstekende gelegenheid om
relaties en collega’s van andere organisatie
te ontmoeten. De gesprekken die je hier hebt,
zijn natuurlijk wel vluchtig, maar indien nodig
bellen we later in de week terug. Hier gaat het
vooral om het uitdelen van de schriftelijke
informatie.”
Brugklasleerlingen spelen ‘Minoes’
6 VO #6, mei 2007
‘Eenendertig jaar geleden kwam Harry
Mulisch naar de openbare bibliotheek in
Baarn. Op een gegeven moment stond een
vrouw op en vroeg: “Meneer Mulisch, wat
bedoelt u precies met…”. Mulisch keek
haar bestraffend aan en zei (ze was nog niet uitgesproken):
‘U gaat er kennelijk vanuit dat het mijn boek is. Dat is een
merkwaardig misverstand. Kijk, ik heb het boek geschreven,
maar u hebt het gelezen en nu is het uw boek. Ik ben erg
benieuwd naar het antwoord op uw vraag.’
Het Nieuwe Leren is dus 31 jaar oud...
Mulisch ging door, want hij voelde dat hij iets te pakken had:
‘Het boek is van de lezer, de lezer schept het boek. Er zijn
dus veel meer boeken gemaakt dan ik heb geschreven. Je
kunt bovendien nooit tweemaal hetzelfde boek lezen; dat is
nog nooit iemand gelukt.’ We gaan allemaal naar een andere
Fotografi e:
Harro Bannink
‘Vertrouwen heeft geen reden nodig’
Harry Starren en de klok van vitale verbinding
Harry Starren, directeur van Managementcentrum VNO NCW De Baak,
gaf de bezoekers van het jaarlijkse congres van de VO-raad een groot aantal
gedachten over onderwijs en leren mee. VO-magazine selecteerde
enkele hoogtepunten.
VO #6, mei 2007 7
‘Dit is de klok van vitale verbinding. Vertrouwen wordt
gegeven zonder reden, maar vindt haar reden in de vrijheid
die zij geeft. Vertrouwen, vrijheid, dat zijn de zachte v’s.
Daarna komen de harde v’s: de vrijheid benutten om daarin
verantwoordelijkheid te tonen en verantwoording af te
leggen als basis voor een vernieuwd, vitaal, verbonden en
continu vertrouwen.
Je zou mogen hopen dat minister Plasterk het veld
vertrouwen geeft en de autonomie van het veld respecteert,
mits hij daarvan verantwoording krijgt afgelegd, zodat hij niet
elke keer als er iets misgaat door de buitenwacht voor
naïef wordt versleten.
Dit vergt overigens wel dat het onderwijs zelf ophoudt het
klimaat te scheppen waar deze buitenwacht zijn normen,
waarden en gedrag vandaan haalt. Het gedrag van de
buitenwacht is de vrucht van effectief onderwijs, vergeet dat
niet: waar u over klaagt, is de begrepen les.
De hele wetenschap is gebaseerd op kritisch onderscheid,
op weerlegging van de feiten. Maar niet ontwikkeld is het
waarderend kijken naar de werkelijkheid. In plaats van
een high trust society kennen we een low trust society;
aangedreven uit hoeken van achterdocht en wantrouwen, die
loyaliteit niet aannemen, maar op voorhand betwijfelen. Ik
zou de cirkel van vertrouwen graag versterken en hoop er met
dit verhaal aan bij te dragen.’
school, ook al is het dezelfde, en we kunnen nooit meer naar
dezelfde school, al is bij veel mensen in het oude leren de
hunkering naar het verleden wel dominant.
Steeds slechter?‘We praten elkaar aan dat het een onzekere wereld zou zijn,
maar dat is onzin: we zijn nog nooit zo zeker geweest van ons
bestaan. Als we de feiten nemen zoals ze zijn, dan zien we dat
de levensverwachting enorm is toegenomen, dat het aantal
hoger opgeleiden in het naoorlogse Nederland is verdubbeld,
dat hoger onderwijs voor velen een feit is. De welvaart stijgt
en de opleidingsniveaus stijgen. Dan kan het logisch gesproken
niet dat het onderwijs slechter wordt. Dat wij dit alles bereiken
met gestaag slechter wordend onderwijs, zou uniek zijn,
onverklaarbaar, maar mogelijk kent iemand toch een
verklaring. Ik niet.
Het gaat steeds beter. Maar we leven wel in een wereld die
verandert, en de generaties veranderen mee. Op internet
spelen jongeren een spel dat acht uur voorbereidingstijd
vraagt. Al die moeite getroosten ze zich om een spel te kunnen
spelen dat zijn regels tijdens het spel verandert. Wij komen
nog uit een tijd van ‘regels zijn regels’, maar wij moeten leren
leven in een wereld waarin regels keer op keer tot stand
komen in de dialoog.
Wij keken – of kijken - op de televisie nog naar één-
dimensionale verhalen. Baantjer wordt door dertienjarigen van
nu echter niet meer verdragen. Zo veel simpelheid, zo saai.
Zij kijken naar The Sopranos of naar Seinfeld: een grotere
complexiteit, perspectiefwisselingen, dat is wat de populaire
cultuur de jeugd leert buiten school.
Op school leren ze dingen die wij relevant vinden. Wij raken
er opgewonden van als ze verkeerd spellen, alsof ze dat nodig
hebben voor de toekomst die hun heden al is. Wij werden
vroeger afgekeurd of geprezen om de correctheid van onze
zinnen. Maar of de wereld er werkelijk mee gebaat is, waag ik
vanaf deze plek te betwijfelen.’
Faciliteren‘De nieuwe generatie geeft ons met haar competenties het
nakijken. Wat ons past, is het faciliteren van datgene wat we
niet kunnen onderwijzen. We weten dat mensen gemotiveerd
raken door het onderwijs dat ze volgen. Over het algemeen
komen de nieuwe medewerkers gemotiveerd op het werk tot
ze hun baas ontmoeten. Er is niks mis met de motivatie
van mensen. Die is er, dat is onderzocht, maar bazen zijn het
motiveren verleerd.
Wat mensen zoeken, is inspiratie en wat hen het meest
inspireert, is dat zij aandacht krijgen en vertrouwen.
Vertrouwen heeft geen reden nodig. Redeloos vertrouwen:
vertrouwen dat op niets anders dan zichzelf is gebaseerd. Dat
is moeilijk om te geven.
Mijn dochter was vijf en kreeg een kweekbakje met worteltjes.
Ze was daar zeer mee ingenomen: ze streek over het loof en
gaf ze water. Toen zag ik dat ze - vol liefde – de worteltjes er
wel driemaal per dag uithaalde om te kijken of ze gegroeid
waren. Ze was al aan het managen: met de beste bedoelingen
niet van de dingen af kunnen blijven. Ze hield zo van die
worteltjes en ze was benauwd dat ze niet zouden groeien. Wat
ze zocht, was vertrouwen.’
‘We gaan allemaal naar een andere school,
ook al is het dezelfde’ Vri
jhei
d
Verantwoordelijkheid
Verantw
oording
Vertrouwen
8 VO #6, mei 2007
AXUM Organisatie Adviseurs b.v. • Effenseweg 1 • 4838 BA BREDA
Tel: 076-5216054 • Fax: 076-5142705 • [email protected] • www.axum.nl
Integraal Personeelsbeleid
Interim Management
Organisatie Advies
Individuele Coaching
Team Coaching
Scholing & Training
Beleidsontwikkeling
Competentie Management
Team Ontwikkeling
AXUM werkt concreet en resultaatgericht.
AXUM adviseurs hebben het vermogen naar u te luisteren
en dit om te zetten in de juiste, oplossingsgerichte acties.
PERSOONLIJK ASSESSMENTeen concrete ondersteuning naar POP of selectie
Een ontwikkel- of selectieassessment specifiek voor de functiebinnen uw organisatie.Een competentiescan in combinatie met een persoonlijkheidsindicator geeft een compleet beeld van demedewerker of kandidaat.
INTERIM MANAGEMENTeen betaalbare oplossing op maat
Tijdelijke resultaatgerichte directieleden die uw specifiekevraagstuk oplossen en bovendien snel inzetbaar zijn.
AXUM maakt veranderingen voorspelbaar
ADVERTENTIE
U kunt ons vragen om ondersteuning bij:
• Visie-ontwikkeling• Integraal personeelsbeleid• Professionalisering van het management (o.a. Masteropleiding Integraal Leiderschap voor
schoolleiders in PO, VO en BVE)• Kwaliteitszorg• Teamvorming• Leerlingbegeleiding• Verbetering schoolcultuur en veiligheid• (Vak)didactische vernieuwing, met of zonder ICT• Taalbeleid
Postbus 20091000 CA AmsterdamT 020 525 1241F 020 525 1236E [email protected]
ALG
SVO
07
VO #6, mei 2007 9
Hinderkracht‘Twee inspirerende verhalen als afronding van mijn betoog.
Het eerste gaat over Ernst Happel, die naar Feijenoord kwam.
De training begon en de professionals stonden af te wachten
wat deze trainer zou doen. Ik vergelijk het met de eerste les:
het moment van de waarheid. De professionals vroegen om een
potje en zoals u weet: als professionals vragen om een potje en
je geeft het niet, dan máken ze het ervan.
Het aardige is dat Ernst Happel zei dat het goed was. Dat
is schrikken, want het klinkt naïef: wij doen altijd eerst de
prestatie en dan de beloning, een volgorde van wantrouwen.
De spelers keken elkaar aan en dachten: een leuke training,
maar een verloren competitie. Ze gingen met elkaar aan de
slag. Ernst Happel keek zo’n beetje goedkeurend rond en
rolde vijf minuten later nog een bal het veld op. Dat was geen
voetbal, dat was een potje en daar vroegen ze om. Ze speelden
zo met elkaar en hij rolde drie minuten later nog een bal het
veld in. Er werd gescoord: 1-1, tegelijkertijd, dat was even
wennen. Langs de kant maakte een van de professionals een
veelzeggende opmerking: “Ik hoop niet”, sprak hij hijgend,
“dat deze leider ons altijd onze zin gaat geven.”
We hebben het hier over leiderschap in de kenniseconomie.
Alleen door mensen hun zin te geven in een spel dat de kaders
krijgt van hogerhand, kan het spel zinvol en overtuigend
gespeeld worden. Niet tegen hen, maar met hen. Niet omdat
het mooier zou zijn, maar omdat er geen alternatief is. Uw
hinderkracht is immens.’
Gelukkig leren‘Ik zat op een jongensschool en daar moesten we bij gymna-
stiek achter het gordijn de kast gaan pakken, om die in de weg
te gaan zetten. Er stond niks in de weg, maar dat moest je dan
in de weg gaan zetten. Later noem je dat organiseren.
Wij moesten ons dan opstellen, de sprong maken en weer
achteraan sluiten. Als intellectuelen zeiden we: als dit de
bedoeling is, kunnen we net zo goed blijven zitten.
Zo verwoordden wij onze angst voor veranderingen.
Aan het einde van de les, die we tegen heug en meug hadden
gevolgd, mochten we als beloning apenkooien. Dan gingen
wij vrijwillig alle spullen van achter het gordijn halen om
die zo moeilijk mogelijk neer te zetten. Het aardige was:
dan smeekten wij om verlenging van de les. We werden
niet aangedreven, we waren gemotiveerd, we voelden ons
geïnspireerd en er was één regel - dat is bij een goed spel
ongeveer wat je hebben kunt -: dat je de grond niet mocht
raken. En dan kwam het leuke nieuws: als je de grond wel
raakte, was er niets aan de hand!
Dat vind ik wel een aardige gedachte voor al die mensen die zo
bezig zijn met handhaving. Het is precies wat je eigenlijk wilt
met professionals: apenkooien, het spel aangaan. Ik geloof nog
in Theo Thijssen, het gelukkige kind. De basis voor alle leren is
dat je gelukkig bent, omdat het omgekeerde, ongelukkig leren,
niet bestaat.’
Vraag en aanbod‘Onderwijs is geen product, je zou het bijna vergeten. Mij doet
het erg aan Joop van den Ende denken. Ik was in Hilversum
eens bij Hotel Lapershoek, en daar kwam een bus met Duit-
sers. Ik vroeg aan de serveerster wie dat waren. Oh, dat zijn
Duitsers van Joop van den Ende. Ik zei: maakt hij dan
tv-programma’s in Nederland voor Duitsers? Nee, hij maakt
tv-programma’s in Duitsland. Ze legde het uit: Joop van
den Ende had samen met John de Mol een enorm succes-
vol programma over trouwen met Linda de Mol. Joop van
den Ende zei: succes in Nederland, dat ga ik uitvoeren naar
Duitsland. Waarom alleen tomaten? Naar Duitsland dus:
zelfde uitzenduur, zelfde format, zelfde spelletjes, zelfde
soort kandidaten, zelfde selectieproces, zelfde setting, zelfde
presentatrice, haar Duits is net zo goed als haar Nederlands.
Maar geen succes. Toen zei Joop van den Ende: ‘Dan ligt het
aan het publiek.’ Nou, durf hier maar eens te zeggen dat het
ligt aan de leerlingen of aan de ouders, dat is het taboe van de
eeuw. Vervolgens zei Van den Ende iets moois: ‘Dan gaan we
dat opleiden.’ Hoort u de hoop voor dit vak? ‘Dan gaan we dat
opleiden.’ Wij zijn opgevoed met de wet van vraag en aanbod,
maar het goede nieuws is: die wet geldt niet! Joop van den
Ende dacht in cirkels en zei: een dienst ontstaat als resultante
van de inspanning van zowel de klant als de aanbieder. Daarom
is het zo dom om alle kwaliteitszorg in het aanbod te stoppen
en niets in de vraag, want die vraag creëert het onderwijs
mee. Zoals u weet: goeie leerlingen krijgen goeie lessen van
slechte docenten, dat kan echt. En je leert dus niet iets áán
iemand, mensen leren zelf. Joop van den Ende zei: ik ga het
publiek opleiden, want dat maakt deel uit van de voorstelling.
En in dat opleiden werd de kwaliteit gecreëerd.’
‘Managen: met de beste bedoelingen niet van de
dingen af kunnen blijven’
‘We kennen een low trust society; aangedreven uit hoeken van achterdocht en wantrouwen’
10 VO #6, mei 2007
nu kloppen of niet, vrijwel elke school merkt hoe moeilijk het
is om tijdens het weerbarstige verloop van het schooljaar alle
onderwijstijd te realiseren.
Defi nitieOok al zijn er overtuigende argumenten tegen de 1040 uur
aan te voeren en zegt het urenaantal bepaald niet alles over
de onderwijskwaliteit, scholen willen graag de voorgeschreven
onderwijstijd halen om een signaal van betrouwbaarheid af te
geven aan ouders en l eerlingen.
Hieronder staan de inspanningen van drie scholen beschreven.
Ze illustreren de mogelijkheden en de beperkingen bij het
voldoen aan de nieuwe wet op de onderwijstijd, die sinds
augustus 2006 geldt. In de defi nitie van die wet gaat het
niet alleen om lesuren, maar om alle activiteiten die deel
uitmaken van het onderwijsprogramma, verplicht zijn voor alle
leerlingen en onder verantwoordelijkheid vallen van bekwaam
onderwijs personeel. Wellicht ten overvloede: het urenaantal
varieert van 700 in het examenjaar tot 1040 in de onderbouw.
Bent u bestuurder of schoolleider? Durft u nog
naar een verjaardagsfeestje? Om daar net als
rector Geert van Lonkhuyzen van het Friese
Bornego College te horen te krijgen: ‘Het is
goed is dat de minister jullie aanpakt’?
De discussie over de onderwijstijd heeft zich wijd verbreid.
Niet verwonderlijk, want het is een zichtbaar probleem:
kinderen hebben vrijwel wekelijks lesuitval, ze hoeven wel erg
lang niet naar school als de zomer zich aandient en 1040 uur is
een tastbaar gegeven. Slechts de helft van alle scholen kwam
aan voldoende onderwijstijd in de planning voor dit schooljaar,
volgens gegevens van OCW. En of de urenaantallen op papier
Tekst:
Mieke Aarts,
Fotografi e:
Enno Keurentjes
‘Tijd is geen doel, kwaliteit wel’
Dubbele gevoelens bij aanpak onderwijstijd
‘Onderwijstijd is een stok achter de deur om dingen
anders te organiseren’
Vos
sius
Gym
nasi
um ,
Am
ster
dam
VO #6, mei 2007 11
Hofstad MAVOFrans Smiers is locatiedirecteur op de Hofstad MAVO in Den
Haag (vmbo-tl/gl, 400 leerlingen, 47 personeelsleden op/oop,
is gelijk aan 38 fte). Stond vorig jaar 1026 uur gepland voor
de onderbouw, dit schooljaar is dat 1055 uur voor de eerste
en 1083 voor de tweede klas. De gerealiseerde uren kwamen
vorig jaar uit op 958: een lesuitval van 5,5% tegen 6,3%
landelijk (Regioplan, 2007). Smiers: “Onderwijstijd is een stok
achter de deur om dingen anders te organiseren, om leerlingen
langer en beter te laten leren. Dat kan overigens ook heel goed
en zinvol buiten school, als het maar begeleide leertijd is. Die
1040 uur is een gekunsteld en deels willekeurig getal, maar
leerlingen hebben wel recht op die leertijd. Hoewel we denken
dat we het hier qua lesuitval goed geregeld hebben, krijgen
we toch van ouders te horen dat ze vinden dat er redelijk wat
uitval is door ziekte en studiedagen. Dus moet je oprecht aan-
geven wat je wilt of haalbaar acht. Als lessen niet doorgaan,
moet je open uitleggen waarom dat gebeurt. En keuzes maken.
Als lessen uitgevallen zijn en er staat nog nascholing op het
programma, kies ik ervoor de lessen door te laten gaan en die
scholing anders te organiseren. Waarom met drie docenten
naar een bijeenkomst, als twee volstaan?”
Bij de start en afronding van het schooljaar heeft de school
al winst geboekt. Zo begint het schooljaar met slechts één
opstartdag voor organisatorische en personele zaken; vanaf
dag 2 beginnen de leerlingen meteen aan hun introductie- en
lesprogramma. Bovendien is aan het einde van het school-
jaar de repetitieweek in de onderbouw afgeschaft, waardoor
vier dagen langer ‘gewoon’ wordt lesgegeven. Verder kent
de school zogenaamde ‘par-uren’: uren waarin onderwijsas-
sistenten, docenten en eventueel de directeur zelf paraat zijn
om in de onderbouw de honneurs waar te nemen bij afwezig-
heid van een collega. Dat kan relatief gemakkelijk omdat ze
op de Hofstad MAVO werken volgens het principe van ‘minder
handen voor de klas’, met blokken van negentig minuten en
met weekplanningen voor alle leerlingen. Wat ook helpt, is een
ziekteverzuim van net 3 procent, dat is ruim
onder het landelijke gemiddelde.
Smiers: “Drie factoren helpen bij het realiseren van genoeg
onderwijstijd. Als eerste het docentencorps; we hebben veel
‘jonge honden’, lio’s - we zijn opleidingsschool - en onderwijs-
assistenten. Factor twee is de afstemming van onderwijsinhoud
en organisatie. En ten derde de werksfeer. Niet eindeloos
blijven praten, gewoon gaan doen. Dat werkt verfrissend.”
CSG BeilenIna Everts is adjunct-directeur van CSG Beilen, een kleine
Drentse eenpitter met ongeveer 350, voornamelijk onderbouw-
leerlingen (vmbo-tl en vmbo-b/k en zorg & welzijn worden
volledig aangeboden). Vorig schooljaar stonden 1067 uren op
de planning voor leerjaar 1 en 2 en zijn er 1017 gerealiseerd.
Dit jaar is 1085 uur gepland, verdeeld over 39 weken, en voor
schooljaar 2007-2008 maar liefst 1120 uur in 40 weken.
Waarom die hoge planning? Everts: “Een aantal jaren geleden
hebben wij vanwege een nieuw onderwijskundig concept
lesuren van 60 minuten ingevoerd. De leerlingen hebben een
lesweek van 29 klokuren. De hogere kosten fi nanciert de
school uit eigen middelen. Verder hebben we uren ingepland
die we eerder vrij gaven. In de laatste week voor de zomer
bieden we de leerlingen nu twee dagen activiteiten die meetel-
len voor onderwijstijd. We hebben de rapportvergaderingen
anders georganiseerd. Ook tellen we activiteiten mee die
buiten de reguliere lessen plaatsvinden, zoals de afsluiting en
presentatie van een ckv-project. We hebben en hadden een
inval-systeem in alle klassen, mocht een docent afwezig zijn.
Met lesplanners kunnen deze invaluren goed worden ingevuld.
Met 5 procent ziekteverzuim zitten we trouwens onder
het landelijke gemiddelde. En we gaan selectiever om met
professionalisering.” Everts vervolgt: “Onderwijstijd is geen
doel op zich, kwaliteit wel. 1040 uur wordt nu als doel ingezet,
terwijl het een middel moet zijn om te komen tot kwaliteit.
Over onderwijstijd heeft heel Nederland een mening, al dan niet gestoeld op
kennis van zaken. Scholen moeten er iets mee, niet alleen vanwege de
wettelijke verplichting, maar juist ook vanwege de maatschappelijke dimensie.
Drie schoolleiders vertellen over hun oplossing om de 1040 klokuren te halen.
Conclusie: het is mogelijk om meer geplande onderwijstijd te realiseren, maar
de bandbreedte aan maatregelen is beperkt.
‘1040 uur wordt nu als doel ingezet, terwijl het een
middel moet zijn om te komen tot kwaliteit’
12 VO #6, mei 2007
• Driejarige deeltijd professional master, volledig competentiegericht• Instroom in jaar 2 of 3 mogelijk op bepaalde voorwaarden• Uitsluitend bestemd voor schoolleiders in functie• Twee jaar sectorspecifiek (VO/BVE en PO apart), het derde jaar
VO/BVE en PO gezamenlijk• Directe verbinding tussen leren en werken• Directe verbinding tussen persoonlijke ontwikkeling en school-
ontwikkeling• Geen kennistentamens, maar toetsing en beoordeling middels portfolio• Nadruk op zelfsturend leren en reflectie op het leren• Deelnemers vormen community of learners• Systematische ontwikkeling van de competentie onderzoeksmatig
leidinggeven• Succesvolle afronding geeft recht op de titel Master in Educational
Leadership
Voor meer informatie:
Drs. Ben van der Hilst
Aanvraag Studiegids:
Barbara Ruijgrok
T 020 525 1573
WWW.CENTRUMVOORNASCHOLING.NL
MSV
O37
ADVERTENTIE
Onderwijsmanagersgevraagd
Via de Mobiliteitspool Onderwijs van de Roo zetten ervaren schoolleiders en (midden)managers
hun deskundigheid op tijdelijke basis in voor schooltypen waarmee zij vertrouwd zijn: hbo, roc, en het
primair, voortgezet en speciaal onderwijs.
De pool wordt gevormd door ervaren managers die zich op grond van hun staat van dienst, een
assessment, referenties en een persoonlijke intake gekwalificeerd hebben voor interimmanagement en
consultancy.
Interesse? Kijk op: www.deroo.nl/mobiliteitspool
VO #6, mei 2007 13
Scholen gaan allerlei uurtjes naar onderwijstijd toerekenen,
dat heeft niets met kwaliteit te maken. Zonder die
60-minuten-lessen en eigen middelen zouden wij een
onderwijstijd van 1040 klokuren ook niet redden. We hebben
maandelijks een managementrapportage van lesuitval per
klas en per docent en dus van de onderwijstijd per klas.
Goede cijfers zijn belangrijk. Het positieve van de discussie
is bewustwording: ‘hoeveel lestijd plannen we, hoeveel
daarvan wordt echt gerealiseerd?’ Dat betekent keuzes
maken. Bepaalde projecten die lesuitval in andere klassen
veroorzaken, handhaven we wel, omdat we die belangrijk
vinden voor de kwaliteit van het onderwijs.”
Bornego CollegeDe planning van het Heerenveense Bornego College valt
heel wat lager uit: vorig schooljaar 940 uur voor de onder-
bouw, dit schooljaar aanvankelijk 970 uur. Rector Geert van
Lonkhuyzen, tevens secretaris van Fricolore (koepel van
een aantal Friese christelijke VO-scholen): “Die planning
is bij gesteld na de nare brief van toenmalig minister Van
der Hoeven. Niet in een simpele refl ex, maar doordacht, als
coöperatie van Fricolore-scholen. We erkennen het probleem
van de minister en we erkennen dat we in het verleden boter
op ons hoofd hadden wat betreft adequaat onderwijstijd
creëren. De minister vraagt 1040 uur, wij geven aan wat wel
mogelijk is: 96 procent van die geplande uren. Je houdt altijd
4 procent ziekteverzuim en andere incidentele lesuitval.”
Ook op deze school zijn dezelfde, voor de hand liggende maat-
regelen genomen: langer les aan het einde van het schooljaar,
de rapportvergaderingen staan onder ‘overige taken’ op de
taakbelasting van docenten en vallen niet binnen de 750 uur
lesgebonden activiteiten, en professionalisering gebeurt deels
- helemaal lukt nooit - buiten de ingeroosterde uren van docen-
ten. Langlopende scholingsafspraken zijn wel blijven staan.
Van Lonkhuyzen:” Ons ziekteverzuim is 3,8 procent, dus die
96 procent is reëel, mede dankzij ziektevervanging en toezicht
door onderwijsassistenten. Ons grootste probleem is de grens
van 750 uur lesgebonden activiteiten. We hebben vorig jaar
voorgesteld het taakbeleid aan te passen en er 780 uur van te
maken, maar met 62 procent voorstemmers in plaats van de
vereiste tweederde meerderheid, is dat niet gelukt. Ik kan hen
de bescherming van die 750 uur ook niet kwalijk nemen. Ik
krijg wel veel steun van docenten bij de 1040-uur problema-
tiek. We zien ons voor hetzelfde lastige probleem gesteld. Een
alternatief is extra formatie, maar dat lukt niet als structurele
maatregel, hooguit voor een jaar. We denken er wel over om
onderwijsassistenten meer lestijd te geven; met een goede
organisatievorm kan dat.”
Aan de ouders in zijn bestuur en de MR kan Van Lonkhuyzen
wel uitleggen dat de 1040 uur niet deugt; de publieke opinie
beïnvloeden vraagt meer. Scholen moeten goed gedrag laten
zien en herstellen wat ze hebben laten liggen, vindt hij. Als
de beeldvorming aan het einde van het schooljaar beter is,
verdwijnt het thema vanzelf van de politieke agenda.
Toch weet hij dat die 1040 uren niet helemaal gehaald gaan
worden. En de inspecteur in zijn regio is erg op de millimeter.
Een andere Fricolore-school die met harde rapportages kon
aantonen 1020 uur gemaakt te hebben, kreeg een aanmaning
binnen drie maanden orde op zaken te stellen…
Conclusies en aanbevelingen van de
miniconferentie over onderwijstijd
(VO-raad, 2006)
• Oplossingen moeten niet ten koste van het
personeel gaan, met het oog op goed onder-
wijs en aantrekkelijkheid van het beroep.
• Voldoen aan het urenaantal geeft geen
antwoord op de vraag: wat is kwalitatief
goed onderwijs?
• Scholen moeten de politiek en de
samenleving laten zien welke inspanningen
ze leveren.
• Scholen dienen in hun planning rekening te
houden met ziekteverzuim (landelijk tussen
5 en 7 procent).
• De onderwijstijd is in het vmbo
gemakkelijker te halen dan op havo/vwo.
• Het is zinvoller over kwaliteit te praten dan
over kwantiteit.
• Ziekteverzuim en -vergoeding moeten
onderwerp van gesprek zijn met het
ministerie.
• Scholen moeten op een transparante en
geloofwaardige manier aan ouders laten
zien dat ze het jaarprogramma aanpassen
ten gunste van meer onderwijstijd.
• Als 1040 uur echt niet haalbaar blijkt,
moeten scholen dat uitleggen.
‘We erkennen dat we in het verleden boter op ons
hoofd hadden’
14 VO #6, mei 2007
In 2004 publiceerde de Onderwijsraad de verkenning
‘Bureaucratisering en schaalfactoren in het onder-
wijs’. In het persbericht bracht de raad dit stuk onder
de kop “Opmars bureaucratisering stuiten” als volgt
onder de aandacht: “Vanaf de jaren tachtig komt de
stijging van het onderwijsbudget nauwelijks ten goede aan
de leerling en de student. Activiteiten die samenhangen met
administratie, beleid en beheer zoals overleg, rapportages en
papierwerk slokken het extra geld op. In alle onderwijssecto-
ren, van basisonderwijs tot wetenschappelijk onderwijs, is die
trend-in meer of in mindere mate-zichtbaar.” Als oorzaken
voor de bureaucratie noemt de Onderwijsraad decentralisatie,
autonomie- en schaalvergroting. Maar dit laatste wordt in
‘Bureaucratisering en schaalfactoren in het onderwijs’
niet onderbouwd.Wat zegt het rapport namelijk? Het
voortgezet onderwijs is weliswaar meer geld gaan uitgeven
aan het secundaire proces, maar is (zeker in vergelijking met
de andere onderwijssectoren) niet alarmerend
bureaucratischer geworden.
Tussen 1990 en 1995 nam het secundaire budget sterk toe.
De fusiegolf in het begin van de jaren negentig zou hiervoor
een verklaring kunnen zijn: het budget ontwikkelde zich in
dezelfde richting als de schoolgrootte. Daarna echter vlakte
de groei van het secundaire budget af, terwijl de schoolgrootte
bleef toenemen. Het aandeel secundaire taken bleef ook
toenemen, volgens de respondenten vooral vanaf 1995. De
belangrijkste oorzaak, volgens diezelfde respondenten: nieuwe
regels van en extra papierwerk voor de overheid!
Steeds vaker wordt beweerd dat het voortgezet onderwijs bureaucratisch is.
Er zijn te veel managers en zij denken te procesgericht. Het is maar de vraag
of dit beeld klopt, ook omdat de gegevens nu niet die kant op wijzen. Daarom
laat de VO-raad een benchmark uitvoeren naar de doelmatigheid van het
voortgezet onderwijs.
Tekst:
Thea van den Idsert,
Fotografi e:
Enno Keurentjes
Met zijn allen voor de klas?
Doelmatigheid voortgezet onderwijs onderzocht
VO #6, mei 2007 15
Meer secundaire taken dus bij een gelijkblijvend budget, op
grote én kleine scholen.
Interessant is ook te kijken naar de omvang van het leerling-
en personeelsbestand. In dezelfde periode nam het aantal
leerlingen af, terwijl de formatie docenten eerst daalde maar
daarna weer steeg. Netto nam het aantal leerlingen tussen
1980 en 2000 (geïndexeerd) met 25% af, het lerarenkorps
(geïndexeerd) met 20%. Het aantal handen voor de klas nam
dus relatief toe.
“Op instellingsniveau is een verband tussen schaal en secundair
budget: scholen met meer dan drie duizend leerlingen hebben
minder secundaire lasten”, zo blijkt verder. Tot slot wordt
over schaalgrootte ook nog opgemerkt: “Op het niveau van
de instellingen zijn drie ontwikkelingen waarneembaar: het
aandeel onderwijsondersteunend personeel nam toe in de
formatie, het percentage secundaire lasten nam toe en het
gemiddelde aantal leerlingen per instelling nam sterk toe. Het
oorzakelijke verband tussen schaal en secundair budget is in
deze studie niet onderzocht, omdat er onvoldoende gegevens
waren over de schaalgrootte en diversiteit van het onderwijs-
aanbod op de instellingen.”
Eigen levenAl met al levert de verkenning ‘Bureaucratisering en schaal-
factoren in het onderwijs’ dus allerminst bewijs voor toe-
nemende bureaucratisering in het onderwijs. Toch veroorzaakt
dit rapport nog altijd veel negatieve publiciteit voor het VO en
komt het met regelmaat terug in de Kamer. Niet het volledige
onderzoek, maar vooral de samenvatting en de daarin gepubli-
ceerde tabel (zie onder) zijn een eigen leven gaan leiden. Wie
herkent de cijfers niet uit de media: het VO zou ’12 procent
bureaucratie’ hebben. Soms wordt de VO-raad ook gebeld met
een verzoek uit de Kamer om uit te leggen hoe het VO aan
ruim 25 procent overhead komt. De ‘secundaire kosten’ uit het
onderzoek worden gezien als ‘bureaucratie’ en ‘bureaucratie’
als ‘overhead’ (Zie tabel 1).
De eerste vraag die deze tabel oproept, is hoe ‘secundaire
kosten’ zijn gedefi nieerd. Het antwoord is te vinden in het
bijbehorende onderzoek: “…Twee defi nities, namelijk een
brede en een smalle defi nitie van het begrip secundair onder-
wijsproces. In de brede defi nitie rekenen wij alle ondersteu-
nende activiteiten die niet rechtstreeks samenhangen met het
onderwijsleerproces, tot het secundaire proces. Onder deze
brede defi nitie behoren zaken als schoolbegeleidingsdien-
sten, middelen voor onderwijsvernieuwing, het bijscholen van
docenten en de leerlingenzorg op de onderwijsinstellingen, tot
secundaire onderwijsprocessen. Bij de smalle defi nitie rekenen
wij uitsluitend activiteiten op de terreinen van administratie,
beleid en beheer tot het secundaire proces.”
Kijken we alleen naar de personeelskosten (80 procent van
de kosten in het VO) dan betekent dit dat in de brede defi nitie
behalve beheer en administratie en management en directie
ook het onderwijsondersteunend personeel bij de secundaire
kosten hoort. De smalle defi nitie plaatst OOP bij het primaire
proces. Dat is nogal een verschil.
BureaucratieDe tweede vraag is of de secundaire kosten gelijk zijn aan
bureaucratie. Dat antwoord is moeilijker te geven. Het hangt
samen met het antwoord op de eerste vraag en met de
gehanteerde defi nitie van bureaucratie. Van Dale defi nieert
het als volgt: bu·reau·cra·tie (de ~ (v.)), toestand waarin
alles volgens de regels en met papieren en formulieren
geregeld wordt => de ambtelijke molen, parafen cultuur.
Op Wikipedia staat: ‘Bureaucratie is een organisatie-
structuur die gekenmerkt wordt door aan regels onderheven
procedures, verdeling van verantwoordelijkheid, hiërarchie en
onpersoonlijke relaties.’
Bureaucratie is dus niet per defi nitie overhead en dus slecht.
Sterker nog: bureaucratie is nodig; een school met alleen
leraren is niet het te bereiken ideaal. Ook de verkenning van
de Onderwijsraad stelt dat bureaucratisering een positieve
Tabel 1: Kengetallen secundaire budget vo, prijspeil 2000
Totaal
Macrobudget uitgaven x miljoen euro
Budget per leerling x duizend euro
Schoolbudget per leerling
Secundair stelselraming
Brede defi nitie per leerling % van macrobudget
Smalle defi nitie per leerling % van macrobudget
Secundair op het niveau van school & schoolbestuur
Brede defi nitie
• volgens scholen en besturen: % van schoolbudget
• volgens stelselraming: % van schoolbudget
Smalle definitie
• volgens scholen en besturen: % van schoolbudget
• volgens stelselraming: % van schoolbudget
1980
5.899
4,9
20%
9%
1985
5.227
4,5
22%
10%
1990
4.668
5,1
24%
9%
1995
4.795
5,5
32%
12%
2000
5.793
6,5
5,2
26%
12%
33%
21%
16%
9%
16 VO #6, mei 2007
De NSO is een samenwerkingsverband
van vijf universiteiten. Daarnaast
hebben vertegenwoordigers uit VO en
BVE zitting in het bestuur.
OpleidingenOnderwijsmanagement
Onderwijsinstellingen hebben behoefte aan goed opgeleide managers die op professionele wijze sturing kunnen geven aan veranderingsprocessen.
De NSO verzorgt sinds 1989 integrale, praktijkgerichte
• Kweekvijvertraject onderwijsmanagement
• Management development traject voor (midden) managers
• Deeltijd opleiding Master of Educational Management
Kenmerken van de NSO-trajecten:
• praktijkgericht, direct bruikbaar• verbinding theorie en praktijk• persoonlijke ontwikkeling gericht op inspireren, motiveren en bemoedigen• aansluiting op internationaal gehanteerde standaarden voor school-
management en recent ontwikkelde beroepsprofielen
Nederlandse School voor Onderwijsmanagement NSOWibautstraat 41091 GM AmsterdamT 020 525 1217F 020 525 1270E [email protected]
www.nso-onderwijsmanagement.nl
ADVERTENTIE
• Interim management• Interim bestuur• Reorganisatie• Efficiencyvergroting• Doorlichting en professionalisering
administratieve organisatie• Strategisch onderzoek• Marketing en p.r.
Hilferink Croonen Organisatie Adviesbureau, sinds 1980
Gespecialiseerd in Onderwijsmanagement
Een pragmatisch organisatie adviesbureau voor het onderwijs.Specifieke advisering door deskundigen uit de praktijk van het onderwijsmanagement.
Contactadres: Voorweg 157 Tel. 079-352 04 192716 NJ Zoetermeer
Postadres: Postbus 7132 E-mail: [email protected] AC Zoetermeer Website: www.hconderwijs.nl
• Werving en selectie• Personeelsbeleid• Conflictinterventie en – bemiddeling• Personal coaching en teamcoaching
• Verzelfstandiging, bestuurlijkesamenwerking, schaalvergroting
• Bestuurlijke vormgeving, governance• Regionaal arrangement
• Juridische bijstand en advisering• Beroepsprocedures• Arbeidsrechtelijke geschillen• Bekostigingsgeschillen
VO #6, mei 2007 17
bijdrage kan leveren aan onderwijsprestaties. Improductieve
bureaucratie leidt tot regelzucht, knellende interne beleids-
regels en overvraging van de werkvloer. Maar productieve
bureaucratie is bijvoorbeeld de analyse van leerlingresultaten
of verzuim en (vroegtijdige) bijsturing hierop.
Er moet dus een derde vraag gesteld worden: wat is nuttige of
doelmatige bureaucratie en wat is overbodig (en dus over-
head)? Het ministerie van OCW heeft deze vraag voorgelegd
aan Ecorys en dit bureau verzocht een meetinstrument te ont-
wikkelen om de doelmatigheid van scholen in kaart te brengen.
Dit resulteerde in september 2005 in het rapport ‘Bureau of
lessenaar’. Het ontwikkelde meetinstrument legt een verband
tussen bureaucratie en de geleverde onderwijsprestaties van
een instelling en is getest op alle scholen met vmbo t/havo/
vwo. Dit leverde de volgende resultaten op:
• Er is geen systematische over- of onderbenutting aan te
tonen van management en ondersteunend personeel voor
vmbo-t/havo/vwo. Er is dus geen overbodige bureaucratie.
• Kleine scholen hebben relatief meer bureaucratie nodig
dan grote scholen omdat ze een bepaald basis overzicht
nodig hebben. Schaalgrootte verkleint de bureau-
cratie. Bovendien hebben grote scholen relatief meer
onderwijzend personeel.
• 90 procent van de onderzochte scholen behaalt een
effi ciëntie van meer dan 80 procent, waarbij als vuist-
regel geldt dat 80 procent of hoger ‘goed’ is. Eenderde
van de scholen is zelfs extreem effi ciënt. Maar er zijn ook
verschillen: sommige scholen halen met minder bureau-
cratie dezelfde of zelfs betere onderwijsprestaties dan
andere scholen.
BenchmarkDeze resultaten waren voor de VO-raad reden met dit model
een benchmark te laten uitvoeren voor een groter deel van
het veld. De bedoeling is tweeledig. Het model en de
resultaten moeten allereerst meer inzicht geven in de
doelmatigheid van afzonderlijke scholen of besturen en laten
zien hoe deze zich verhoudt tot die van vergelijkbare scholen
of besturen. Dit levert goede stuurinformatie op voor de
scholen. Daarnaast kan de meting een goed, genuanceerd en
onderbouwd tegenwicht bieden aan de negatieve geluiden over
bureaucratie in het VO.
De VO-raad heeft Ecorys daarom opdracht gegeven voor een
vervolgonderzoek met het econometrisch model uit ‘Bureau of
Lessenaar’. Het is een benchmark met het accent op overhead
en schaalgrootte. In het bijzonder wordt gelet op de allocatie
van middelen. Hoe verdelen scholen het beschikbare bud-
get over onderwijzend personeel, management, beheers- en
administratief personeel, materiële uitgaven en huisvesting?
Het vervolgonderzoek is begin dit jaar van start gegaan.
In VO Flits en de digitale nieuwsbrief zijn belangstellenden
opgeroepen zich op te geven voor de begeleidingscommissie
van dit traject. Deze commissie is inmiddels bijeen geweest en
heeft beslissingen genomen over aanpassingen van het model
en uitbreiding van de test. Omdat de test uit het eerste onder-
zoek alleen ging over scholen met vmbo-t/havo/vwo is deze
namelijk niet te generaliseren naar het hele veld. Alle school-
typen die door meer dan tien scholen worden aan geboden,
worden aan de test toegevoegd.
Nieuwe functiegroepindelingBovendien is Ecorys het model aan het aanpassen aan de
nieuwe functiegroepindeling uit een recente benchmark in het
MBO. De klassieke functiegroepindeling: ‘OP, OOP, beheer en
administratief en directie en management’ geeft, zo luidt een
veelgehoorde klacht uit het veld, een onjuist beeld van primair
en secundair proces. De categorie ‘beheer en administratief’
wordt tot secundair proces gerekend, terwijl hier ook functies
als psychologisch assistent en schoolmaatschappelijk werker
onder vallen. Daarnaast blijkt deze indeling in de praktijk
niet goed meer te functioneren: zowel de klassieke systeem-
beheerder als een ICT-er die leerlingen ondersteunt, valt onder
‘beheer/administratief’. Hetzelfde geldt voor een klassieke
conciërge versus een conciërge met pedagogische taken.
Het MBO kent deze problematiek ook. De MBO-raad
heeft daarom bij een recente benchmark gekozen voor
de functiegroepindeling: ‘Onderwijs personeel, Directe
ondersteuning onderwijs, Indirecte ondersteuning onderwijs,
Directie en management.
Hier sluit het VO bij de uitbreiding van het model op aan. Dit
helpt in de toekomst bij het afstemmen tussen de sectoren,
maar het zorgt vooral voor een passender indeling van de
functies uit de functiecategorieën ondersteunend en beheer en
administratief personeel.
Individuele resultatenHet vervolgonderzoek is inmiddels in volle gang. De data
worden opgevraagd bij CFI en gebruikt voor de veldtest.
De resultaten zullen medio dit jaar beschikbaar komen.
Ze bestaan onder andere uit doelmatigheidsscores, schaal-
effecten, informatie over de (optimale) samenhang tussen
onderwijsproductie en samenstelling van de inzet van middelen
en informatie over afwijkingen tussen feitelijke en optimale
inzet van middelen.
De resultaten zijn geanonimiseerd en dus nooit te herleiden
tot individuele onderwijsinstellingen. Maar de individuele
resultaten zíjn er wel. De besturen uit de veldtest zullen deze
resultaten voor hun instelling op brin- en bestuursnummer
ontvangen. Zij ontvangen een benchmark op doelmatigheid
(overhead en schaalgrootte), waarbij zij vergeleken worden
met gelijksoortige instellingen. De VO-raad verwacht hiermee
een positieve bijdrage te leveren aan de discussie over schaal-
grootte, bureaucratie en transparantie in het VO.
Eenderde van de scholen is extreem effi ciënt
18 VO #6, mei 2007
In het nieuws
De Pers 20-03-2007 / Vervolgadvies na basisschool Ouders zien de scores op de Citotoets steeds meer als een
soort ‘opstap-instrument’ om hun kinderen naar een hoger
schooltype te krijgen. Dat zegt Sjoerd Slagter, voorzitter van
de VO-raad, de raad voor het voortgezet onderwijs. (…)
‘De overgrote meerderheid van middelbare scholen gaat mee
in het advies van de basisschool. Dat is logisch, want die heeft
een leerling zes jaar lang intensief gevolgd. Ook kijken ze
naar andere factoren, zoals de thuissituatie en hoe een kind
in zijn vel zit.’
‘Soms dwingen ouders op basis van de Cito-score af dat
hun kind toch toegelaten wordt.’ Volgens Slagter wordt
hiermee ook de berichtgeving verklaard over de te lage
vervolgadviezen van de basisschool die allochtone leerlingen
zouden krijgen. ‘Dat is onzin. Een leerkracht houdt rekening
met alle factoren en geeft een gewogen advies, ook aan
zijn allochtone leerlingen. Een Citotoets blijft toch
altijd een momentopname.’
De Volkskrant, 24-03-2007 / Onderwijs eist miljard voor tekort aan lerarenHet voortgezet onderwijs eist structureel 1,2 miljard euro per jaar extra om het dreigende lerarentekort het hoofd te kunnen bieden. (…) Met het geld moeten onder meer de salarissen van de leraren worden verhoogd. Sjoerd Slagter, voorzitter van werkgeversorganisatie VO-Raad, rekent voor dat die gemiddeld 14 procent lager zijn dan bij vergelijkbare banen. ‘Met uitschieters naar 20 procent.’ Alleen al voor het verhogen van de salarissen is 350 miljoen nodig. De werkdruk moet worden verlaagd door leraren minder uren les te laten geven. Oudere leraren moeten worden gelokt om langer te blijven werken. Aan schoolgebouwen moet achterstallig onderhoud worden verricht.Volgens Slagter is het uniek dat vakbonden en werkgevers één lijn trekken. ‘Dat komt doordat voor iedereen duidelijk is wat er op het spel staat. Het beroep van leraar moet weer aantrekkelijk worden gemaakt voor jongeren, want de komende tien jaar gaat 75 procent van de leraren met pensioen.’ (…)De organisaties stellen dat het kabinet, dat zegt veel in onderwijs te gaan investeren, in feite 84 miljoen bezuinigt op het voortgezet onderwijs. Nu nog krijgen scholen die vmbo, havo en vwo onder een dak hebben, een extraatje omdat zij hogere kosten hebben dan scholen met één type onderwijs. Het kabinet beschouwt deze regeling als een ‘fusieprikkel’, die daarom wordt afgeschaft. Daartegen-over staat dat het kabinet zegt fl ink te investeren door de schoolboeken gratis te maken.De ondertekenaars willen met het kabinet harde prestatiecontracten tekenen. Slagter van de werkgevers-organisatie VO-Raad: ‘We kunnen bijvoorbeeld afspreken dat de lesuitval met 50 procent afneemt in een bepaalde termijn. Daarop moeten we kunnen worden afgerekend.’
De Pers, 30-03-2007 / School en ziekenhuis: niet te veel geld in kasMiddelbare scholen verdedigen zich tegen het verwijt dat zij onnodig veel geld oppotten. ‘Ik denk dat ouders en docenten juist heel blij zijn met fi nancieel gezonde scholen’, zegt Sjoerd Slagter, voorzitter van de VO-raad. ‘Stel dat scholen in het rood zouden staan, dan zijn alle rapen gaar! Ik zie de kranten-koppen al voor me: schoolleiders maken potje van fi nanciën.’ Volgens het Onderwijsblad beschikken ze over maar liefst 1,5 miljard euro aan reserves. ‘Dat klopt niet’, zegt Slagter. ‘Zeker de helft van dat bedrag zijn geen reserves, maar voorzieningen. Dat geld wordt wel degelijk uitgegeven, bijvoorbeeld omdat het jaar erop de school geschilderd moet worden, of omdat het meubilair versleten is.’ In overleg met het ministerie van Onderwijs moeten de reserves tussen de tien en veertig procent van het budget blijven. ‘Als het meer is, moeten ze dat uitleggen in hun jaarverslag. Maar verreweg de meeste scholen houden zich al aan die grenzen.’De suggestie om met het geld extra personeel aan te nemen, wijst hij van de hand, omdat die kosten structureel zijn. ‘Maar als een school twee ton op de bank heeft, terwijl eentje volstaat, kun je er best extra computers voor kopen.’
VO #6, mei 2007 19
Wij arceren op de jaarplanning de
weken dat we geen accountants,
inspecteurs of auditoren in de school hebben
CongruentieGelooft u ook in congruentie? Binnen uw organisatie is het belangrijk
dat wat je vindt, hoe de communicatie verloopt en hoe er gewerkt
wordt, goed op elkaar aansluiten: congruent zijn. Hetzelfde geldt voor
het verband tussen interne organisatie en wat je naar buiten brengt.
In feite is congruentie: ‘zeggen wat je doet en doen wat je zegt.’
Congruentie heeft alles te maken met de hele ontwikkeling rondom
Governance. Begin daarbij bij de docent en de leerling in de klas.
Ook u hebt ongetwijfeld ergens in uw schoolplan staan dat u kinderen
wilt helpen zelfstandig en mondig te worden, of iets dergelijks.
Zoals u wilt dat uw docenten met leerlingen omgaan, zo vraagt u uw
middenmanagement met docenten om te gaan. U stimuleert, bij-
voorbeeld door een teamstructuur, zelfsturing en betrokkenheid. Op
dezelfde manier gaat de schoolleiding met het middenmanagement
om. En zo ontwikkelt zich het bestuur steeds meer tot een toezicht-
houdend bestuur, waarbij het formeel scheiden van bestuur en toezicht
uiteindelijk nog slechts een logische, juridische stap is. Congruentie.
Governance is veel meer dan het professionaliseren van het bestuur en
instellen van een Raad van Toezicht. Het is niet de ultieme greep naar
de macht door het management, in de ‘nieuwe schoolstrijd’ die volgens
de onderwijswatchers woedt. Een belangrijk onderdeel van Gover-
nance is natuurlijk de toenemende aandacht voor verantwoording. Aan
verticale verantwoording wil ik niet te veel woorden meer vuil maken.
Noch aan de controlitis die door Den Haag rondwaart. Wij arceren
op de jaarplanning de weken dat we geen accountants, inspecteurs of
auditoren in de school hebben. Ook u legt niet voor niets zo de nadruk
op zelfevaluatie en interne kwaliteitszorg.
Waar het om gaat, is de horizontale en de publieke verantwoording.
Governance biedt daarbij een kans. Het biedt de gelegenheid bijvoor-
beeld ouders, collega’s van toeleverende scholen en maatschappelijke
organisaties serieus te nemen als stakeholders van uw school. Ouder-
raad, adviesraad, klankbordgroep, curatorium, panel, inspraakavonden.
Wat bij uw school past. Teach as you preach. Dat is pas echt congruent.
Het leek erop dat de landelijke overheid deze ontwikkeling goed
onderkende. Good governance in een stroomversnelling. Toenemende
autonomie, zo vertelde Koers VO en wat daarop volgde. Congruentie
doorgevoerd tot in Den Haag. Passend bij het onderwijs. Een klimaat
waarin na een VO-raad op 1 januari wellicht ook een PO-raad kan
ontstaan. Inmiddels is de ‘planningsvrijheid’ met een jaar uitgesteld.
Onze staatssecretaris heeft laten weten dat er in het onderwijs niet
te veel geld naar het management moet gaan. En ook onze minister
schuwt stevige uitspraken niet en lijkt enige van zijn columns te
willen gaan verwezenlijken. Het onderwijs een beetje uit het lood.
Discongruentie.
Emergo
20 VO #6, mei 2007
persoonlijke ontwikkeling en leerproces. Maatwerk kan ook
leiden tot preventieve zorg. Door onderwijs op maat zal een
belangrijk deel van de behoefte aan additionele begeleiding
verdwijnen, luidt de redenering.
Successen vierenHoe de ontwikkelagenda gestalte krijgt, is vraag twee. Uit
steekproeven onder de scholen die het zelfevaluatiekader
hebben gebruikt, blijkt dat het proces van schoolontwikkeling
na het opstellen van de ontwikkelagenda moeizaam op gang
komt en snel stagneert. Uiteindelijk mislukt ongeveer 80
procent van de veranderprogramma’s. Een mogelijke
verklaring is volgens de schoolleiders dat het management niet
goed in staat is de doelen goed over te brengen. Daarnaast
worden leraren onvoldoende betrokken bij het verander proces.
Er moet bovendien vaak teveel tegelijk veranderen. Daar
komt bij dat scholen pas relatief kort enige beleidsruimte
hebben. Op alle niveaus moeten zij leren omgaan met
verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en samenwerking.
Vertrouwen geven, de tijd durven nemen, vast houden aan de
visie en het vieren van successen op korte termijn: dat zien
schoolleiders als belangrijke succesfactoren voor het welslagen
van veranderingen.
Alle instrumenten zijn te vinden op
www.zek-onderwijs.nl.
Is vraaggestuurd leren hét antwoord op gebrek aan betrokkenheid bij
leerlingen of zijn er andere manieren om leerlingen te ‘raken’? En waardoor
komt het eigenlijk dat vier op de vijf veranderprogramma’s mislukken?
Tijdens klankbordbijeenkomsten van de projectgroep ‘Kwaliteit van de
leerlingenzorg in het VO’ discussieerden ruim tachtig schoolleiders en
bestuurders onlangs over schoolontwikkeling.
Tekst: Teije van der Bij en Jos van der Waals, Interviews: Eva Rensman
Scholen van ruim 325 brinnummers hebben
meegedaan aan het zelfevaluatiekader van
de projectgroep ‘Kwaliteit van de leerlingen-
zorg’. Uit de ontwikkelagenda’s die zij hebben
opgesteld, blijkt dat vijf thema’s de komende
jaren de schoolontwikkeling domineren: maatwerk in de klas,
betrokkenheid van de leerlingen (en ouders) bij de school,
preventieve zorg, geïntegreerde leerlingbegeleiding en een
betere samenwerking tussen school en omgeving.
Ruim tachtig schoolleiders en bestuurders wisselden onlangs
van gedachten over deze thema’s, die zijn beschreven in de
publicatie ‘De ontwikkelagenda van de toekomst? Onderwijs-
vernieuwing en schoolontwikkeling in het VO’. Zij noemden
geïntegreerde leerlingbegeleiding en vooral de betrokkenheid
van leerlingen bij de school belangrijk. Is ‘Vraag gestuurd
leren’ wel hét antwoord op de geringe betrokkenheid van
leerlingen? Waar het om gaat, is dat leerlingen geraakt
worden. De leraar is in de huidige situatie dikwijls degene
die zich in het zweet werkt en leerlingen worden moe van
verveling. Leerlingen moeten volgens de aanwezige school-
leiders actief betrokken zijn bij de lessen; de leraar is er om
hen te enthousiasmeren voor het vak.
Over de zorgthema’s verschilden de aanwezigen van mening.
Schoolleiders havo/vwo vinden dat er teveel zorgthema’s zijn
en dat hierop te zeer de nadruk ligt.
Zeker is wel dat maatwerk in de klas prioriteit verdient.
De school is er primair om leerlingen te begeleiden bij hun
Maatwerk prioriteit op ontwikkelagenda scholen
Klankbordgroepen over schoolontwikkeling
VO #6, mei 2007 21
‘Herkenbare thema’s’Ton Liefaard, rector Herman Wesselink College in
Amstelveen: “Het was interessant bij de klankbord-
groepbijeenkomst ervaringen te horen van deskundigen
die bezig zijn geweest met kwaliteitsverbetering van
de leerlingenzorg. Dat ze een open discussie met
mensen uit het veld aan gingen, vond ik positief. De
thema’s waren herkenbaar, op onze school spelen
dezelfde onderwerpen. Natuurlijk zijn er verschillen
per schooltype, bij leerlingenzorg bijvoorbeeld. In
het vmbo gaat dat om het voorkomen van uitval, bij
vwo-leerlingen eerder om het begeleiden van psycho-
sociale problemen als faalangst. Andere thema’s zijn
hetzelfde, zoals zelfstandig werken. Onze prioriteiten
zijn onderwijs op maat, het vergroten van de
betrokken heid van leerlingen en leerlingen begeleiding.
We doen dat met één geïntegreerde aanpak. Het doel
is de huidige generatie leerlingen te bereiken en vast
te houden: we moeten ze blijven boeien.Er werd ook
besproken hoe moeilijk school ontwikkeling soms is.
Ik denk dat een belangrijke factor daarin de spanning
is tussen de autonomie van de docent en de koers die
de schoolleiding wil uitzetten. Een docent zei tegen
mij: ‘in de klas voel ik mij zeker, ik weet dat ik het
goed doe. Als ik moet vernieuwen, voel ik me weer
een beginnende docent, ik verlies mijn houvast.’ Als
de schoolleiding voor deze angst geen oog heeft, zal
schoolontwikkeling zeker mislukken. Hier op school
zetten we vernieuwing in gang door een dialoog op
gang te brengen. Bij zo’n dialoog hebben schoolleiders
ook baat. De VO-raad kan daar een stimulerende rol
spelen, door klankbordgroepbijeenkomsten te organi-
seren, maar ook met een leernetwerk bijvoorbeeld.”
‘Belangenbehartiging, geen scholing’Roel Gordijn, algemeen directeur Esloo Onderwijs-
groep, Den Haag: “De VO-raad moet weten wat
er in het veld leeft en daarom zijn klankbordgroep-
bijeenkomsten nuttig. Ik vind belangenbehartiging
de belangrijkste taak van de raad. De raad moet niet
ook nog cursussen of scholingen aanbieden; er zijn al
genoeg organisaties die dat doen. Deze keer werden
we gevraagd te reageren op een brochure die al klaar
was. Het werd daardoor meer een legitimatiegroep
dan een klankbordgroep. Logischer zou het zijn om een
concepttekst te bespreken.
De thema’s van de ontwikkelagenda zijn ook voor ons
belangrijke speerpunten. We staan op het punt vier
transformaties door te maken: van het educatieve
proces waarin meer differentiatie en maatwerk moet
komen, van de rol van docenten en leerlingen, van
de organisatie en van de fysieke leeromgeving. Die
vier veranderingen zijn met elkaar verbonden. Een
andere manier van lesgeven vraagt om een andere
opstelling van docent en leerling en ook om een andere
omgeving. Wat ik nog miste, was kwaliteitszorg. Een
school moet zicht hebben op resultaten.
Veranderingen roepen altijd weerstand op. Een
belangrijke oorzaak is dat docenten niet zijn opgeleid
om op deze nieuwe manier te werken. Daar komt bij
dat deze veranderingen dikwijls van bovenaf worden
opgelegd. Mensen zijn vaak onzeker over de gevolgen
ervan. Goede communicatie is de bepalende factor.
Je moet mensen begeleiden, laten meedenken en erbij
blijven betrekken.’
‘Stimuleer uitwisseling’Jenneke Peek, directeur vmbo, Het Baken, Almere:
“Onderwijs op maat vind ik het belangrijkste punt op de
ontwikkelagenda. De andere punten zijn middelen om
onderwijs op maat te kunnen bieden. Dát we onder-
wijs op maat moeten gaan bieden, is on vermijdelijk.
Het ouderwetse model werkt niet meer; zo hou-
den we leerlingen niet vast. De vraag is natuurlijk:
hoe realiseren we dat? Hoe zorgen we ervoor dat
verbetering niet uit losse projectjes blijft bestaan, maar
onderdeel is van de dagelijkse gang van zaken? Hoe
legt het management verantwoordelijkheden lager in
de organisatie, hoe krijgen we het gesprek over ontwik-
keling op de agenda van teamleiders en medewerkers?
De dialoog is onmisbaar, waarbij de schoolleiding voor
goede condities moet zorgen.
Vaak stagneren veranderingen omdat ze te geïsoleerd
worden door gevoerd. Wil een verandering slagen, dan
moet iedereen erbij betrokken worden. De teamleiders
moeten steeds terug gaan naar hun medewerkers en
in gesprek blijven. Niet te snel denken: nu is het wel
duidelijk. Ook de professionalisering van de docent is
een belangrijke voorwaarde.
Onze school heeft meegedaan met de masterclas-
ses waar dit boekje” (‘De ontwikkelagenda van de
toekomst?’, red.) “uit voortgekomen is. Dat was nuttig:
bijeenkomsten waarop je met collega’s van
gedachten kunt wisselen, werken inspirerend. Ik zou
het toe juichen als de VO-raad die uitwisseling nog meer
stimuleerde, met themanetwerken bijvoorbeeld. Het
gaat om de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs.”
22 VO #6, mei 2007
Partner in eff ectief onderwijs
T: (033) 453 43 43E: [email protected]
www.cps.nl
CPS werkt met u samen aan een herkenbare identiteit
Identiteit:wie zijn we?
Partner in eff ectief onderwijs
T: (033) 453 43 43E: [email protected]
www.cps.nl
CPS corperate adv ontwerp3.indd 4 12-04-2007 14:27:07
ADVERTENTIE
VO #6, mei 2007 23
vragen aan...
1Wat is het grootste misverstand over het voortgezet onderwijs?
“Dat de VO-sector naar rust verlangt en
erop uit is om onderwijsvernieuwingen
te dwarsbomen. Als ik om me heen kijk
zie ik juist geweldig betrokken collega’s,
die actief bijdragen aan de ontwikkeling
van jonge mensen in de breedste zin van
het woord. Collega’s die bovendien veel
investeren in hun eigen ontwikkeling. Die
de luiken openzetten naar het mbo, het
hbo, de universiteiten en het bedrijfsle-
ven. Die in Nijmegen en omstreken hun
deel van de maatschappelijke verant-
woordelijkheid voor het welzijn van
jongeren willen nemen. Dus verlangen
naar rust?! Alleen als het gaat om door
Den Haag opgelegde structuurverande-
ringen. Docenten willen wel veranderen,
zij willen niet veranderd worden. Geef ze
de ruimte!”
2Wat moet er op de beleidsagenda VO komen te staan?
(Lacht:) “Ik heb de beleidsagenda van
de VO-raad hier net liggen! ‘Investeren
in vertrouwen’, mooie titel. Inderdaad
denk ik dat het opbouwen van vertrou-
wen in bestuurlijke netwerken een van
de belangrijkste opdrachten voor de
VO-raad is. Die netwerken kunnen mij
niet breed genoeg zijn: van politiek tot
bedrijfsleven, van vervolgonderwijs tot
de maatschappelijke organisaties die
betrokken zijn bij de ketenaanpak van
het integraal jeugdbeleid.
Dan de inhoud van de beleidsagenda.
Niets mis mee, maar stel wel priori-
teiten. Anders vallen we in onze eigen
kuil… Ik vind dat de VO-raad vooral
moet inzetten op bekostiging en fi nan-
ciën en op het arbeidsvoorwaardelijk
overleg. Gericht op echte ruimte voor
scholen om te investeren in kwaliteit
van het onderwijs, in goede leer- en
werkomgevingen. Een pro-actieve
opstelling is noodzakelijk. Het moet niet
voorkomen dat anderen onderwerpen op
de agenda zetten en de VO-raad alleen
maar reageert. Als sector moeten we
zelf de agenda bepalen.”
3 Wat is de belangrijkste opdracht voor de nieuwe minister van Onderwijs?
“De rug recht houden! Er worden al
zoveel oplossingen voor niet-bestaande
vraagstukken bedacht. Houd de dialoog
met het onderwijsveld gaande, bewaar
de rust en geef vooral ruimte aan de
scholen. Een cyclus van vertrouwen
– ruimte – verantwoording komt het
onderwijs ten goede.
Ik vind ook dat de minister structureel
meer geld via de lumpsum in het
onderwijs moet steken. Niet via project-
bureaus of via kortlopende pilots en
projecten met een hele rits verplichtende
voorwaarden, dat is zo’n ergernis! Neem
de subsidieregeling praktijkgerichte
leeromgeving in het vmbo. Mooi hoor,
maar waarom onder zulke beperkende
voorwaarden? Nog een voorbeeld: wij
nemen deel aan de pilot academische
opleidingsschool. Prachtige pilot,
maar waarom zo’n korte doorlooptijd?
En denkt er ook iemand na over het
fi nanciële vervolg?
Wat het onderwijs nodig heeft, is
fi nanciële én beleidsruimte!”
Naam: Jan Rath (52)
Functie: sinds 2006 algemeen directeur van
de Scholengroep Rijk van Nijmegen
De Scholengroep Rijk van Nijmegen bestaat uit het Canisius College,
Kandinsky College, NSG Groenewoud en de Sint Jorisschool, met in
totaal 5700 leerlingen. Het onderwijs aanbod loopt van vmbo tot en
met gymnasium, inclusief isk en tweetalig havo en vwo. Jan Rath trad
in 1996 aan als rector bij het Canisius College en maakte in 2002 de
overstap naar de centrale directie van de scholengroep.
24 VO #6, mei 2007
De laatste jaren is het vmbo bij uitstek de
schoolsoort waar docenten aan het vernieuwen
zijn. Zij hebben bijvoorbeeld de werkplekken-
structuur ingevoerd, bieden vakken in
samenhang aan in leergebieden en leggen
relaties met bedrijven en instellingen om binnen- en buiten-
schools leren te verbinden. Docenten worden hierbij al dan niet
door hun school gefaciliteerd. De vraag is echter of docenten
in het vmbo voldoende zijn toegerust om deze ontwikkelingen
zelfstandig in gang te zetten en te realiseren. Scholen zouden
ook onderzoekers kunnen inzetten om samen vorm te geven
aan nieuwe onderwijspraktijken.
Tot op heden maken scholen weinig gebruik van onderwijs-
onderzoek. Dat komt deels doordat de resultaten weinig
Docenten die samen met onderzoekers onderwijs ontwerpen, is een vorm
van professionalisering die steeds meer in de belangstelling komt te staan.
Docenten en schoolleiding van het Minkema College in Woerden en
de R.K. Scholengemeenschap Thamen in Uithoorn zijn sinds februari 2005
met onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam hun onderwijs aan
het optimaliseren.
Tekst:
Karen Krol,
Annoesjka Boersma
en Anne Toorenaar,
Fotografi e:
Enno Keurentjes
Wennen aan academisch geleuter
Docenten en onderzoekers aan het ontwerpen in het vmbo
VO #6, mei 2007 25
bruikbaar zijn voor de praktijk: het gaat om open deuren,
het is onduidelijk hoe de kennis kan worden ingezet en de
resultaten zijn vaak te contextspecifi ek. Maar het komt ook
doordat docenten bijvoorbeeld een negatieve perceptie van
onderzoek hebben of niet weten hoe ze onderzoek kunnen
gebruiken. Samenwerking met onderzoekers binnen een
ontwerponderzoek kan een manier zijn om de kloof tussen
onderwijspraktijk en onderwijsonderzoek te verkleinen.
LeergemeenschapTegen deze achtergrond gaat in 2005 de samenwerking van
start tussen docenten Nederlands en zorg en
welzijn/verzorging van het Minkema College en de RK
Scholengemeenschap Thamen en onderzoekers van de
Universiteit van Amsterdam.
De onderzoekers willen meer inzicht krijgen in de wijze waarop
de klas kan worden vormgegeven als een leer gemeenschap om
het leren van leerlingen te optimaliseren. Ook willen ze weten
hoe de school daarvoor via de professionele ontwikkeling
van docenten een betekenisvolle en ondersteunende context
kan bieden. Als uitgangspunt dienen de parallellen tussen het
leren van leerlingen, docenten en schoolleiding in ‘de school
als leergemeenschap’: bij allen gaat het om het bevorderen
van gedeeld leren (via sociale interacties leren samenwerken
en een gemeenschappelijk doel bereiken), betekenisvol leren
(leren in contexten gerelateerd aan maatschappelijke en
(toekomstige) beroepspraktijken waarin nadrukkelijk aandacht
is voor persoonlijke ontwikkeling), refl ectief leren
(nadenken over wat en hoe geleerd wordt) en leren gericht
op wendbaar handelen (het benutten van competenties bij
verschillende vakken, binnen en buiten de school en/of in
verschillende contexten).
Tijdens de kennismakingsperiode bekijken de twee scholen of
de richting die de Amsterdamse onderzoekers presenteren,
meerwaarde kan bieden bij het aanpakken van knelpunten in
hun onderwijs. De docenten willen vooral op de verminderde
motivatie van leerlingen inspelen, de vakken Nederlands en
zorg en welzijn/verzorging afstemmen of integreren en binnen-
en buitenschools leren verbinden.
OntwerpenNa de kennismaking volgen twee jaren van ontwerpen,
uitvoeren en evalueren. In elk schooljaar worden twee
ontwerpen gerealiseerd. De ontwerpen uit het eerste
schooljaar worden na uitvoering en evaluatie in het tweede
jaar herontworpen en geoptimaliseerd. De gezamenlijke doelen
van docenten en onderzoekers krijgen in het ontwerp
een plaats, met de eindtermen van de betrokken vakken
in het achterhoofd.
De onderzoekers komen regelmatig op de scholen om samen
met de docenten te ontwerpen. Docenten hebben wekelijks
vier ontwerpuren, deels gefaciliteerd door de school en deels
door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek. Daarin denken zij samen met de onderzoekers na
over het wat en hoe van het ontwerp. De docenten brengen hun
praktijk kennis en –ervaringen in; de onderzoeker stelt vragen
om refl ectie te bevorderen, brengt theoretische inzichten en
achtergrondinformatie in, stimuleert tot experimenten en geeft
feedback op de ontwikkelde materialen. Na de ontwerp periode
volgt een periode van uitvoeren en evalueren. Tijdens de
uitvoering maken de onderzoekers video-opnames,
Docenten zijn zich bewuster geworden van
hun handelen
Willem Bulens, schoolopleider op
Scholengemeenschap Thamen:
‘Onderzoekers vertalen de theorie’
“Veranderen gaat niet vanzelf. Op sommige
scholen kunnen veranderingen misschien
helemaal van binnenuit komen, maar dan
moet een grote groep docenten achter de
vernieuwingen staan en moet het school-
management de ontwikkelingen volledig
ondersteunen. Bij ons op school is dat tot
op heden moeilijk zonder input van buiten te
realiseren. De professionele ontwikkeling van
docenten is een aandachtspunt: het handelen
van docenten beïnvloedt het meest direct
het leren van de leerlingen. Die ontwikkeling
krijgt op Thamen op verschillende manieren
vorm: via coaching en intervisie, op studie-
dagen en tijdens ontwikkelmiddagen. Ik ben
er voorstander van, onderzoekers binnen te
halen om als partners aan vernieuwing te
werken. De onderzoekers laten ons nog eens
stil staan en nadenken waar we zelf al
door gerend waren. De meerwaarde ten
opzichte van het participeren in trainingen is
dat onderzoekers de stap tussen theorie en
praktijk voor docenten iets kleiner kunnen
maken. De onderzoekers vertalen de theo-
rie als het ware, door samen met docenten
bezig te zijn met het ontwerpen van lessen en
concrete producten. Als docenten trainingen
volgen, moeten ze die stap na de training zelf
nog zetten. In de praktijk blijkt dat een
drempel te zijn.”
26 VO #6, mei 2007
Bike-Safe B.V.Koningshoek 15, 5094 CD Lage Mierde
Tel: +31 (0)13 - 509 13 70Fax: +31 (0)13 - 509 61 41E-mail: [email protected]: www.bike-safe.nl
Bel voor meer informatie of bezoek onze internet-site.
ERGERNIS?Dagelijkse ergernis!
SCHADE?
OPLOSSING!Oplossing: Bike-Safe!
Bike-SafeStuurdraagsystemen
Bike-Safe heeft verkoop, productie en montage in eigen beheer waardoor wij in staat zijn om een
concurrerende prijsstelling te hanteren.
BIKE-SAFEStuurdraagsystemen
[email protected] tel. 040 2906078
HET NIEUWE LEREN IN HET NIEUWS
hoe zit dat bij u op school?
Onbeperkt enquêteren voor s lechts 50ct per leerl ing per jaar
Vergelijk met 50 miljoen* meningen
van leerlingen, ouders en personeel
over onderwijs. Organiseer ook uw
zelfevaluatie met VOspiegel.nl
www.VOspiegel.nl/demo
* Met 25.000.000 antwoorden erbij in 2006 het
grootste online instrument voor kwaliteitszorg
in het onderwijs.
ADVERTENTIE
VO #6, mei 2007 27
waarvan fragmenten in de evaluatie worden teruggekoppeld
naar de docenten en de leerlingen. Op basis van de
ervaringen van de docenten, de feedback van de leerlingen en
de observaties van de onderzoekers wordt vastgesteld wat
wel en niet ‘werkt’ en wat in een volgend ontwerp extra
aandacht verdient.
Parallel aan deze ontwerpgroep gaan een onderzoeker en een
lid van de schoolleiding aan de slag (zie kaders). Zij voeren
gesprekken over het leiderschap van de schoolleider: hoe kan
de onderwijsvisie van de school zodanig worden ingezet bij het
sturen en begeleiden van groepen docenten, in het bijzonder de
ontwerpgroep, dat dit het leren van docenten bevordert? Ook
observeert de onderzoeker de schoolleider in de verschillende
contexten. Van die terugkoppeling kan de schoolleider leren.
ResultatenMomenteel staan de scholen en de onderzoekers bijna aan het
eind van 2,5 jaar intensieve samenwerking. Wat hebben de
investeringen opgeleverd? Allereerst ligt er een aantal ont-
werpen. Op het Minkema College draaien vierdaagse projecten
waarin leerlingen in groepen een dag voorbereiden waarop ze
zelfstandig met een relevante doelgroep (bijvoorbeeld kinde-
ren of ouderen) aan de slag gaan. De docenten hebben bewust
gekozen voor projecten waarbij Nederlands en Zorg en Welzijn
zijn geïntegreerd. Op R.K. Scholengemeenschap Thamen heb-
ben docenten de lessenseries juist ingepast in de normale les-
uren Nederlands en verzorging. Zij ontwerpen dus een lessen-
serie voor hun eigen vak en voeren die uit via weldoordachte
didactische werkvormen. Wel vindt afstemming tussen de
vakken plaats. Ook hier werken de leerlingen toe naar een uit-
voeringsdag (binnen of buiten de school) waarop ze met ‘echte
mensen’ door hen zelf ontwikkelde activiteiten ondernemen.
De mate waarin de leerlingen gedeeld, betekenisvol, refl ectief,
en op wendbaar handelen gericht leren, verschilt per ontwerp.
Uit interviews en observaties lijken we voorlopig wel te kun-
nen concluderen dat leerlingen gemotiveerd aan de slag zijn
gegaan. Ook zijn ze positief over het contact met doelgroepen:
ze realiseren zich beter hoe het is om met deze doelgroepen te
werken. Of deelname aan de nieuwe lessenseries ook leidt tot
betere leerresultaten, moet blijken uit de analyses. De inter-
actie tussen docenten en onderzoekers verliep aanvankelijk
niet altijd gemakkelijk. Ze spreken niet altijd dezelfde taal:
de kloof tussen praktijk en theorie bestaat inderdaad. Over
het algemeen zijn docenten zich bewuster geworden van hun
handelen, zowel in het contact met leerlingen als in de samen-
werking met collega’s. Het terug kijken van videobeelden heeft
de refl ectie duidelijk bevorderd. Ook geven de docenten aan
dat ze steeds meer leren ‘loslaten’: meer verantwoordelijkheid
voor het leren durven neer te leggen bij de leerlingen.
Op 14 juni organiseren VO-raad en VO-project de
bijeenkomst ‘Onderzoeken in de school’, over diverse
vormen van praktisch schoolonderzoek.
Meer informatie op vo-raad.nl /agenda.
Harold Lammertink, adjunct-directeur van
het Minkema College:
‘Prettig dat iemand een spiegel voorhoudt’
“In eerste instantie vond ik het vreemd om
onderzoekers in de school te hebben rond-
lopen die over onze schouders meekeken. In
het eerste jaar was er een duidelijke kloof
tussen de theoretische insteek van de
onderzoekers en de praktische insteek van de
docenten. Dit heeft wel eens tot frustraties
geleid. We moesten wennen aan het taal-
gebruik van de onderzoekers, vonden dat
soms ‘academisch geleuter’. Er werd dan ook
heel veel gepraat: plannen maken, uitwerken
op de pc, feedback door de onderzoekers, en
na de uitvoering nog uitgebreid evalueren
of het project was uitgepakt zoals bedoeld.
Docenten zijn toch meer gewend om dingen te
dóen. Toch zijn we in de loop van de tijd
de voordelen ervan gaan zien. Ik merk dat
zowel bij mezelf als bij de docenten een
denkproces in gang is gezet waarbij je
kijkt naar hoe je handelt, zowel vooraf als
achteraf. Het maakt ons kritischer op ons
eigen handelen, op wat wel en niet werkt in de
praktijk en waarom dat zo is.
Een voordeel van deze manier van werken aan
professionele ontwikkeling is de persoonlijke
aanpak en de korte lijnen; je maakt je de
onderwerpen snel eigen en dit werkt motive-
rend. Het nadeel van het werken in een kleine
setting is dat het lastig is om ontwikkelde
praktijken in de school te verspreiden.
Persoonlijk vind ik het erg prettig dat iemand
van buiten mij een spiegel voorhoudt. Het
heeft de ontwikkeling van mijn onderwijs-
kundig leiderschap echt aangeslingerd. Als de
onderzoekers binnenkort het pand verlaten,
zullen we zien of deze manier van werken
en leren echt onderdeel van ons systeem is
geworden.”
28 VO #6, mei 2007
Sinds januari 2006 zijn ontwikkelgroepen op Het
Westeraam bezig het curriculum om te vormen
in leerarrangementen. Het uitgangspunt van
deze arrangementen is projectmatig, probleem-
gestuurd en praktijkgedragen onderwijs. Aan
het begin van dit schooljaar zijn de leerarrangementen
ingevoerd in het eerste en derde leerjaar en komend school-
jaar volgen de leerjaren twee en vier. Na vijf weken zijn de
leer arrangementen korte tijd stil gelegd wegens organisa-
torische problemen en is de school even teruggevallen op het
basisrooster. Het team van het derde leerjaar legde de leer-
arrangementen echter niet stil, aangezien de leerlingen veel
buiten de school zijn en alle afspraken daarvoor al vastston-
den. Na het aanpassen van een paar ontwerpprincipes en de
uitvoering draaien de leerarrangementen in de eerste klas nu
naar wens.
De snelle invoering van de integrale onderwijsvernieu-
wing zorgt soms voor ademhalingsproblemen, vooral op
het gebied van organiseerbaarheid, softwaretoepassingen
en infra structuur. Tegelijk met de leerarrangementen zijn
team teaching en dagdelenaanstellingen ingevoerd. Er zijn
veel nieuwe docenten en onderwijsassistenten aangetrokken
en dat trekt een enorme wissel op de teams. Twee coaches
ondersteunen de docenten individueel en met intervisie en
externe teamcoaches houden zich bezig met de teaminteractie.
Om alle docenten nauw te betrekken bij de veranderingen,
zijn de ontwikkelgroepen van samenstelling veranderd. Dit
levert weliswaar tempoverlies op, maar zorgt er ook voor
Drie trotse scholen, één jaar later
Een gebrek aan ambitie kan Het Westeraam in Elst niet
worden verweten. De school is in 2006 begonnen met een
integrale onderwijsvernieuwing, te realiseren binnen twee
jaar. Ingrediënten van deze vernieuwing zijn: aantrekkelijk,
praktijkgericht onderwijs, verzorgd door teams, gericht op een
doorlopende leerlijn en in een actieve relatie met de omgeving.
Daarnaast wil Het Westeraam de komende jaren uitgroeien
tot een volledige school voor vmbo, havo, vwo en mbo en is de
school bezig met de tweede fase van de nieuwe huisvesting. Er
is inmiddels een brugklas havo/vwo en een ingenieursbureau
werkt aan de bouwplannen voor de komende tijd.
De VO-raad volgt in de serie ‘Beweging in beeld’ drie scholen die werken aan
vernieuwing: Het Westeraam in Elst, het Stedelijk College Zoetermeer en
het Via Nova College in Utrecht. Hoe staat het nu met de ontwikkelingen op
deze scholen?
Tekst: Jelma Hoekstra, Fotografi e: NFP Photography
Het Westeraam, ElstStappen met zevenmijlslaarzen
Paul Scholte en Richard van Ommen
VO #6, mei 2007 29
Stedelijk College Zoetermeer
Picasso Lyceum: zo gaat de nieuwe school heten die op 1
augustus in Zoetermeer van start gaat. Het Picasso Lyceum
wordt gevormd door de locaties Schubertrode (havo, vwo) en
Paltelaan (vmbo-tl) van het Stedelijk College Zoetermeer.
Met het didactische concept zijn de twee locaties al een eind
op weg. Als de school in 2008 haar intrek neemt in het nieuwe
gebouw, zal dat proces alleen nog maar sneller gaan.
Bob Brinkhof, die we de vorige keer spraken, is inmiddels
verhuisd naar Curaçao, waar hij rector van het Vespucci
College is geworden. Jeroen van Grunsven, afdelingsleider
havo, vertelt ons meer over het Picasso Lyceum.
Het zijn spannende tijden voor het Picasso
Lyceum in oprichting. Al enkele jaren zijn
de locaties Schubertrode en Paltelaan
bezig met het opzetten van deze school.
T alent ontwikkeling is daarbij een sleutelwoord.
In de onderbouw zijn er TOP-klassen (Talenten Ontwikkelen
tot Prestaties) voor sport, cultuur en ict en binnenkort komt
daar een scienceklas bij. Daarnaast doet de school mee aan
het project Flexibele Examens.
Het hele Picasso Lyceum werkt in domeinen. Voorlopig
gebeurt dat op de locatie Schubertrode nog in de hallen die
het gebouw kent. Bij de locatie Paltelaan fungeren de gangen
als domeinen. Het nieuwe gebouw zal volledig op de domeinen
zijn ingericht. Bij het werken in domeinen heeft de docent
voornamelijk een coachende rol. Daarnaast is er voldoende
ruimte voor (klassikale) instructie. Iedere medewerker van het
Picasso Lyceum heeft inmiddels een coachingscursus gevolgd
en sommige docenten hebben terugkomdagen bezocht.
Het samengaan van twee locaties vergt veel van de mede-
werkers, zeker nu ze nog niet in één gebouw zitten. Ze
worden goed begeleid; elke werknemer heeft een persoonlijk
ontwikkelingsplan. Het afgelopen jaar hebben de locaties
steeds meer activiteiten samen ondernomen, zoals studie-
middagen, het open huis en een toneelproductie van docenten
van beide locaties. De nieuwe manier van onderwijs geven
vergde wel een cultuuromslag. “Die cultuuromslag is heel snel
gegaan en daar zijn we heel trots op”, aldus Van Grunsven.
Verbinden, verdiepen en verbreden is op dit moment het werk-
motto van SCZ. “Rond kerst hebben we gezamenlijk weer even
goed gekeken naar de missie en visie”, aldus Van Grunsven.
“Is dit wel Picasso? Wat gaat goed en wat moet beter?”
Deze terugblik is niet het enige refl ectiemoment dat de
school heeft ingebouwd. Samen met een onderzoeker van het
Nederlands Instituut voor Onderwijs en Opvoedingszaken heeft
stafmedewerker Lara Pool interviews afgenomen bij leerling-
groepen in de tweede, vierde en vijfde klas. Deze interviews
zijn opgenomen en worden gebruikt bij de evaluatie van het
proces. Daarnaast heeft er tijdens twee projecten een came-
raman meegelopen en zijn korte interviewtjes met individuele
leerlingen en docenten gehouden. Het beeldmateriaal wordt in
het team besproken.
Stedelijk College ZoetermeerVerbinden, verdiepen, verbreden
dat iedereen ‘eigenaar’ wordt. “We zijn ongeloofl ijk trots op
onze mensen. Ze werken zo hard en zijn zo bereid om dit laten
slagen”, aldus Paul Scholte en Richard van Ommen, die samen
met Ineke van Vegchel de directie van Het Westeraam vormen.
“De heftigheid van het proces zorgt voor verbondenheid.”
“Lang niet alles gaat goed, maar we zijn wel aan de slag”,
stellen Scholte en Van Ommen. De school neemt stappen met
zevenmijlslaarzen en wordt daardoor steeds gedwongen te
kijken waarom zij iets wel of niet wil. Zo zitten leerlingen nu in
stamlokalen, waar te weinig faciliteiten zijn. De school
onderzoekt nu of het mogelijk is om de stamlokalen te
vervangen door leerruimtes per team.
De omgeving reageert goed op de vernieuwingen bij Het
Westeraam. Bedrijven werken graag mee. In de afgelopen
maanden zijn er bij 350 bedrijven 1800 leerlingstages
weggezet. Vorig schooljaar kreeg de school erg veel nieuwe
aanmeldingen en ook dit jaar wijzen de vooraanmeldingen op
een gestage groei. Minstens zo belangrijk zijn de reacties van
de leerlingen. Die willen absoluut niet meer terug naar de
oude situatie.
Bob Brinkhof en twee leden van de leerlingenadviesraad
30 VO #6, mei 2007
Doelgericht vernieuwen?Doe het samen met Edux!Edux adviseert en begeleidt scholen vanuit een grote kennis van
het Voortgezet Onderwijs, zowel inhoudelijk als organisatorisch.
Naast ondersteuning van uw schoolmanagement met specialismen
als competentie-ontwikkeling, kwaliteitszorg en interim
management biedt Edux unieke expertise voor effectieve invoering
van het Nieuwe Leren.
Ziewww.edux.nl of bel 076 - 52 45 500 voor meer informatie.
BredaStadionstraat 20, 4815 NG BredaTelefoon: 076-5245500, fax: 076-5245501
RoosendaalLangdonk 5, 4707 TG Roosendaal
ADVERTENTIE
www.arbounie.nl
ArboUnie adviseert haar klanten over
vitaliteit, energie, fitheid en motivatie.
Met als resultaat: verbeterde inzetbaarheid,
hogere productiviteit en meer rendement.
Slimmer presteren
noemen we dat!
Hoe houdt u uw medewerkers gezond,
fit en gemotiveerd?
Hoe houdt u uw medewerkers gezond,
fit en gemotiveerd?
ArboUnie adviseert haar klanten over
vitaliteit, energie, fitheid en motivatie.
Met als resultaat: verbeterde inzetbaarheid,
hogere productiviteit en meer rendement.
Slimmer presteren
noemen we dat!
VO #6, mei 2007 31
De eerste leerlingen van het Via Nova College zitten nu in de
tweede klas en waarderen hun school met een acht. En dat
terwijl het toch wel even wennen was voor deze groep. De
leerlingenpopulatie van de school groeide van 70 naar 250
leerlingen en zal de komende jaren blijven groeien. Via Nova
bestaat sinds augustus 2005 en is een school voor alle leer-
wegen van het vmbo. Vanaf augustus 2008 zal ook het vierde
leerjaar gevuld zijn en is de school compleet. We spreken met
directeur Ron Dorreboom over de groeiende school.
Via Nova is sinds dit schooljaar gehuisvest in
een prachtig nieuw gebouw bij de Sport campus
Leidsche Rijn. Er wordt nog volop geklust
om vanaf augustus drie leerjaren te kunnen
her bergen. Komende zomer zullen ook de
leerlingen van het Economisch College Maarssen bij de school
gevoegd worden. Het nieuwe gebouw is volledig aangepast aan
de eisen van het onderwijs op Via Nova. Er zijn ruime leerplei-
nen waar leerlingen werken aan hun weektaken en prestaties.
De verhuizing naar het nieuwe gebouw is een goede illustratie
van de werkwijze van de school. De leerlingen zijn nauw
betrokken bij deze onderneming. Het Via Nova College werkt
met peercoaching, waarbij elke tweedejaars twee eerstejaars
leerlingen onder zijn hoede neemt. Bij de verhuizing kregen de
groepjes elk hun eigen verantwoordelijkheden.
Niet alleen het leerlingaantal van de school neemt toe. Het
afgelopen jaar is het aantal personeelsleden gegroeid van
14 naar 38. Circa zeventig procent hiervan is afkomstig van
andere Nuovo-scholen. Dorreboom: “Ik ben trots op alle
mensen die zo hard werken en trots op onze nieuwe mensen.”
Het enthousiasme in de school zorgt ervoor dat er snel een
nieuwe cultuur groeit. Het onderwijsconcept functioneert goed
en de taken en prestaties zijn van hoge kwaliteit. Dit wordt
ondersteund door het inspectierapport. Natuurlijk zijn er nog
wel zaken waaraan de school moet werken, zoals borging,
maar de school is nog maar anderhalf jaar oud. Dorreboom vat
het kort samen: “We zijn niet met dit model begonnen omdat
het leuk is. We zijn ermee begonnen omdat we ervan overtuigd
zijn dat het beter is.”
Teams op het Via Nova bestaan uit negentien mensen, zodat er
nooit lesuitval is. Zes teamleden zijn student. De school heeft
zo eigenlijk stukjes lerarenopleiding binnen de muren. Volgens
Dorreboom is hiervoor nog wel meer aandacht nodig: “De
bewustwording bij iedereen dat we een mini-lerarenopleiding
zijn, is de uitdaging van de komende jaren.”
Iedere leerling op het Via Nova College krijgt een zo
individueel mogelijk programma. Dit betekent dat er sterk
diagnostisch moet worden gewerkt. Dorreboom: “Kijk steeds
naar wat goed is voor de leerling.” In elk team moet iemand
zitten die alles weet van remedial teaching en iemand die
verstand heeft van opleiden in de school. Binnen het Via Nova
wordt ook onderzoek gedaan, onder andere in de vorm van
satisfactiemetingen bij de leerlingen, ouders en observaties.
De school onderhoudt voor het opleiden in de school en het
onderzoek nauwe banden met de lerarenopleiding van de
Universiteit Utrecht, IVLOS.
Via Nova College, UtrechtKijken naar wat goed is voor de leerling
Ron Dorreboom
32 VO #6, mei 2007
ADVERTENTIE
Voor meer informatie zie www.vanbeekveldenterpstra.nl of bel: 0229–244224
Van Beekveld & Terpstra Organisatie Adviesbureau is aangesloten bij de Raad van Organisatie-Adviesbureaus (ROA).
Steeds meer scholen werken in (resultaatverantwoordelijke) teams. Maar hoe gaat het eigenlijk in de
teams en met de teamontwikkeling. Wat merken leerlingen ervan? En is het onderwijs ook verbeterd?
Van Beekveld & Terpstra helpt scholen bij hun proces van teamontwikkeling, door:
audit teamontwikkeling;
ontwikkelingsassesments voor teamleiders;
de workshop ʻteamleider bewustʼ;
ontwikkelingstrajecten voor directies en teamleiders.
GOED OP WEG MET TEAMS?
VO #6, mei 2007 33
De stelling
Het streven van de
minister van Onderwijs om de
schooluitval te halveren, is haalbaar
Marjoke LaanProjectleider leerlingenzorg en schoolpedagoog
GSg Schagen
“Mijn antwoord is: ja, mits! Dat kan ik het beste illustreren aan
de hand van onze situatie. Binnen het onderwijs systeem van de
GSg Schagen, met 3000 leerlingen, is er een zorgvuldige zorg-
structuur. Naast de interne zorgteams en de begeleiding van
leerlingen met een rugzak zijn er zorgadviesteams. We werken
samen met Bureau Jeugdzorg, leerplichtambtenaren, politie en
GGD/JGZ. Een ander belangrijk aspect is de deskundigheids-
bevordering van het totale personeel, zodat medewerkers
adequater kunnen reageren op leerlingen met problemen en/of
een rugzakje.
Leerlingen die alsnog dreigen uit te vallen, worden besproken
en gemonitord door de permanente commissie leerlingenzorg
van het samenwerkingsverband. De ‘rebound’ vangt op dit
moment een deel van de school uitvallers op, maar er is een
groep leerlingen die ook daar niet geplaatst kan worden. Dat
noemen we leerlingen met school overstijgende problematiek.
Dan moet er primair door andere instanties gewerkt worden
aan andere problemen dan schoolproblemen. Wachtlijsten in de
Jeugdzorg zorgen voor stagnatie van de schoolloopbaan. Daar-
naast heeft het voortgezet speciaal onderwijs ook wachtlijsten.
Halvering van de schooluitval acht ik haalbaar als
• de wachtlijsten van het voortgezet speciaal onderwijs terug-
gedrongen worden
• er meer geïnvesteerd wordt in deskundigheidsbevordering
binnen het primaire proces
• en ten slotte: als er gezamenlijke maatregelen getroffen
worden door de minister van Onderwijs en de minister van
Jeugd en Gezin om de wachtlijsten in de jeugdhulpverlening
weg te werken.”
Jeanette Warmels, directeur locatie Prins Maurits
Insula College in Dordrecht
“De doelstelling is geformuleerd, het ‘aanvalsplan’ ligt klaar.
Fluitje van een cent, zou je dan zeggen! Helaas, de praktijk
blijkt toch weer complex. De schooluitval ‘even’ halveren vind
ik dus wel heel ambitieus. Er wordt trouwens al veel onderno-
men op dit gebied. Kijk maar eens naar de hele lijst van good
practice-voorbeelden. Zelf heb ik ook een steentje mogen
bijdragen in een groep die de doorgaande lijn van vmbo naar
mbo kritisch onder de loep nam. Daar komen dan heel mooie
dingen uit. Vervolgens wacht de vertaling naar de praktijk:
met elkaar echt aan de slag gaan om te voorkomen dat jonge-
ren er voortijdig tussenuit vallen. Die vertaling moet wel goed
in elkaar zitten, anders blijft het bij papier. Mijns inziens kun je
nog steeds het beste klein beginnen, liever een klein succes dan
een groot fi asco! Vooral ook ervoor zorgen dat je goed op de
hoogte bent van de ‘mens’ achter de jongere. Waar houdt hij
of zij zich op dit moment mee bezig en wat is er nodig om zijn
of haar talenten optimaal te ontwikkelen? Als je hier een neus
voor krijgt, zie je snel genoeg of je zorgstructuur tekort schiet
of dat je onderwijsconcept aan revisie toe is. Dat neemt niet
weg dat er nog wel een wereld te winnen is. Onlangs kwam ik
een oud-leerlinge tegen in de supermarkt. Ze vertelde me dat
ze aardig bijverdiende, omdat ze zich in haar vervolgopleiding
alleen maar ’s morgens hoeft te melden; leren doet ze thuis.
Uitgaan van je eigen interesse, lekker in je eigen tempo! ‘Ik
meld me iedere dag en daarna ga ik pas naar mijn werk. Maar
als je je niet meldt, missen ze je ook niet, hoor!’ voegde ze er
nog lachend aan toe. Dan denk ik: meid, jij komt er wel, maar
wat nu als je niet die discipline hebt of dat belangstellende
thuisfront of …!”
Wat is uw mening?
34 VO #6, mei 2007
Vanaf 1 augustus rust de plicht om een werknemer bij ontslag te
ondersteunen bij diens terugkeer naar werk, direct op de schouders van de
werkgever. Wat er precies van de werkgever wordt verwacht, vertelt de wet
niet. Duidelijk is wel dat de werkgever zijn uiterste best moet doen om de
(ex-)werknemer weer aan het werk te helpen.
Tekst:
Reina van Helvert,
Fotografi e:
Enno Keurentjes
De verplichting om werknemers bij reïntegra-
tie te ondersteunen, bestaat al sinds 1 juli
2005. Indertijd is deze verplichting echter
voor de VO-sector centraal ondergebracht
bij het Participatiefonds. Dit fonds beheerde
tevens de premies die scholen betaalden voor de uitkeringen
op grond van de Werkloosheidswet (WW) en de bovenwet-
telijke uitkeringen op grond van het Besluit Bovenwettelijke
Werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en
voortgezet onderwijs (BBWO). Ook voerde het Participatie-
fonds met reïntegratieactiviteiten voor de sector een centraal
schadelastbeheersingsbeleid uit. Uitkeringen werden immers
voor honderd procent betaald uit een collectieve pot met geld.
Sinds 1 januari van dit jaar is dat anders. De geldstromen die
betrekking hebben op werkloosheidsuitkeringen, inclusief de
bovenwettelijke, lopen niet meer via het Participatiefonds. Een
deel van de uitkering komt nu voor risico van de voormalige
werkgever. Het gaat in eerste instantie om 25 procent; in de
toekomst kan dit percentage verhoogd worden.
De resterende 75 procent van de uitkering wordt nog steeds
uit een collectieve pot bekostigd.
Reïntegratie bij ontslag nu deels verantwoordelijkheid werkgever
Begeleid de deur uit
VO #6, mei 2007 35
OverheidswerkgeverEen gevolg van de nieuwe fi nancieringssystematiek is dat het
VO zich als sector heeft losgemaakt van het Participatiefonds.
Omdat werkgevers de WW- en BBWO-uitkeringen deels zelf
bekostigen, zijn zij ook de aangewezen partij om die kosten
te beïnvloeden. Met andere woorden: de werkgever wordt
zelf verantwoordelijk voor de reïntegratie van met ontslag
bedreigde werknemers en ex-werknemers met een WW- en/ of
BBWO-uitkering.
Eigenlijk was 1 januari 2007 dan ook de datum waarop de
reïntegratie-inspanningen van het Participatiefonds zouden
stoppen. Maar op grond van een gezamenlijk besluit van het
bestuur van het Participatiefonds en de voormalige werk-
geversvertegenwoordiger WVO blijft het Participatiefonds
tot het einde van dit schooljaar verantwoordelijk voor de
reïntegratie van werklozen in de sector. Vanaf 1 augustus
2007 verandert er dus wél veel voor werkgevers in het voort-
gezet onderwijs. Vanaf die datum krijgen zij een rol toebe-
deeld in het weer aan de slag helpen van een werknemer die
ontslagen is of binnen vier maanden ontslagen zal worden.
Wettelijk is deze verantwoordelijkheid vastgelegd in artikel
72a van de Werkloosheidswet. Dit artikel spitst zich toe
op overheidswerkgevers en dat zijn werkgevers die voor
meer dan de helft van hun werkzaamheden bekostigd
worden door de overheid. Onderwijswerkgevers zijn dus ook
overheidswerkgevers.
De wet geeft de onderwijswerkgever een verantwoordelijk-
heid in het vinden van een andere baan voor zijn ex-werk-
nemer, maar beschrijft niet precies wat er wordt verwacht.
In elk geval betekent het dat de werkgever zijn uiterste best
doet om iemand weer aan het werk te helpen. De werkgever
kan daartoe zelf activiteiten ondernemen, zoals zijn netwerk
aanspreken voor vacatures, maar ook de expertise van anderen
inzetten, bijvoorbeeld een reïntegratiebedrijf. Te allen tijde is
het aan te raden een dossier op te bouwen met de afspraken
die werkgever en ex-werknemer met elkaar maken, inclusief
de evaluaties daarvan.
Reïntegratieactiviteiten kunnen al voor de eerste WW-dag
starten. De wet geeft de met ontslag bedreigde werknemer
het recht om tot vier maanden voor de beoogde ontslagdatum
inspanningsverplichtingen van de werkgever te verlangen. Dat
is ook wel verstandig, want net als bij reïntegratie na ziekte
blijkt uit onderzoek dat ook hier de kans van slagen groter is
naarmate eerder met reïntegratie wordt begonnen.
Lid 2 van artikel 72a WW geeft de (ex-)werknemer bovendien
de mogelijkheid zelf een reïntegratie bedrijf aan te dragen
waardoor hij zich zou willen laten bijstaan in zijn zoektocht
naar een andere baan. Ook hierbij geeft de wetgever geen
richtlijnen aan waaraan het verzoek van de werknemer zou
kunnen worden getoetst. Het verdient aanbeveling om als
schoolbestuur kaders te formuleren waarbinnen het bestuur
akkoord gaat met een individuele reïntegratie overeenkomst
(IRO). Te denken valt aan maximale kosten, kwaliteitseisen
van het reïntegratiebedrijf of andere reïntegratiedeskundige,
de verstrekking van informatie door het reïntegratiebedrijf of
andere reïntegratiedeskundige aan de werkgever, de maximale
duur van een traject en eventueel resultaats fi nanciering. Dit
laatste houdt in dat de werknemer een lagere vergoeding
ontvangt indien het traject niet succesvol is afgerond dan
wanneer het wel succesvol is afgerond.
SanctieDe WW legt overigens niet alleen verplichtingen op aan de
werkgever als het gaat om reïntegratie. Op grond van artikel
26.1.e van de Werkloosheidswet is een werknemer verplicht
mee te werken aan de activiteiten die bijdragen aan het
verkrijgen van een andere baan. Als een werknemer deze
verplichting niet of niet behoorlijk nakomt, kan een sanctie
worden opgelegd. Dat is aan het UWV, niet aan de werkgever.
De werkgever meldt zijn bevindingen bij het UWV via een
speciaal formulier. Op www.fi v.uwv.nl is een matrix beschik-
baar die de situaties beschrijft waarin wel of geen sanctie
mogelijk is. Via dezelfde site is een matrix verkrijgbaar
waaruit is af te leiden of de ex-werknemer al dan niet in
aanmerking komt voor een ontheffi ng van de sollicitatieplicht.
Voor toegang tot de site is een autorisatie noodzakelijk van
het UWV. Tot slot kan ook het Centrum voor Werk en Inkomen
(CWI) een rol spelen in het hele proces. De voormalige werk-
nemer vraagt de uitkering aan bij het CWI en die instelling kan
op de achtergrond een rol spelen bij de reïntegratie.
Een kwart van de uitkering komt nu voor risico van
de voormalige werkgever
Art. 72a WW1. De overheidswerkgever heeft tot taak de
inschakeling in de arbeid te bevorderen van:
a. een persoon die uit hoofde van een dienstbetrekking
als overheidswerknemer met die overheidswerkge-
ver recht heeft op een WW-uitkering;
b. een overheidswerknemer die kan aantonen dat de
dienst betrekking binnen vier maanden zal eindigen
en van wie naar het oordeel van de CWI redelijker-
wijs valt aan te nemen dat hij recht zal hebben op
een WW-uitkering.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het
ten behoeve van een persoon als bedoeld in het eerste
lid sluiten van een individuele reïntegratieovereen-
komst met een reïntegratie bedrijf.
36 VO #6, mei 2007
U vinkt naar uw mening nog te weinig vandeze hokjes aan? Neem dan contact metons op. Dat leidt in ieder geval tot nieuweinzichten en mogelijkheden die u nu nogniet ziet.
❏ ... met een gezonde ambitie effectieve transformatieprocessen realiseert?
❏ ... schoolwaarden heeft gedefinieerd die zichtbare resultaten opleveren?
❏ ... vernieuwende principes toepast en oude belemmerende patronen heeft afgeschaft?
❏ ... groepen leraren heeft doen ontwikkelen in effectieve en dynamische teams?
❏ ... een vruchtbare voedingsbodem heeft gelegd waarvan nu wordt geoogst?
❏ ... van managers, leiders heeft gemaakt die door medewerkers worden gewaardeerd?
❏ ... de huidige situatie kent en van daaruit een nog krachtigere toekomst creëert?
Bent u toe aan nieuwedimensies in uw school?En bent u al de schoolleider die …
Performance Improvement waardoor u meer uit uwschool haalt!Wakkerendijk 62a, 3755 DD EemnesT: 035 538 3 [email protected] www.nieuwedimensies.nl
ADVERTENTIE
professioneel betrouwbaar betrokken
Voortgezetsamenwerken?
p r o f e s s i o n e e l
Bel ons voor onze brochure of bezoek www.vanreeacc.nl
b e t r o u w b a a r
be
tr
ok
ke
n
Ga dan eens in gesprek met één van de onderwijsspecialistenvan Van Ree Accountants. Zij kunnen u alles vertellen over:
Advisering op het gebied van:• Fusie tussen scholen (incl. begeleiding)• Budgettering en kostenbeheersing• Administratieve organisatie• Financiering en bekostiging van huisvesting• Rechtspositie
Belastingen:• Omzetbelasting (Van Ree & Van Driel BTW-Specialisten)• Loonbelasting• Vennootschapsbelasting
Controle van:• Jaarrekeningen (ook samenstellen) conform de voorschriften
van CFI • Bekostigingsgegevens• Subsidieafrekeningen (zoals ESF)
Zet uw interesse om in actie! U kunt hiervoor contact opnemenmet Marien Rozendaal RA of drs. Harry van Beek RA. Wij gaangraag met u in gesprek. Ook hebben wij een bedrijfsbrochurevoor u klaarliggen.
Barneveld
T: (0342) 408 508
Tevens gevestigd in Doorn.
VO #6, mei 2007 37
Docent biologie, bestuurslid van vereniging i&i, applicatiebeheerder,
webmaster én ambassadeur van Kennisnet. Kan dat allemaal op één visite-
kaartje? Nauwelijks. Maar Yljas Roeper is het allemaal. Zijn missie: ICT een
goede plek geven op het Kennemer College. Daarvoor krijgt hij alle ruimte van
zijn adjunct-vestigingsdirecteur Rob Feenstra. Hoe denken deze twee pioniers
over onderwijs en ICT en wat zijn hun verwachtingen voor de toekomst?
Tekst:
Wenneke Koenders,
Beeld:
Enno Keurentjes
Als het aan Roeper en Feenstra ligt, gaat ICT
een grote rol spelen op het Kennemer College.
Vooralsnog is die rol bescheiden. Gebeurt er
echt zo weinig? Roeper: “Nou, in de brugklas
krijgen onze leerlingen informatiekunde. In
de bovenbouw bieden we ze de gelegenheid om hun digitaal
Ict in de lift op hetKennemer College
rijbewijs te halen. En we hebben de projectweken, waarin
leerlingen echt met webquests, video en internet aan de slag
gaan. Maar ook in de reguliere lessen mag het wat mij betreft
allemaal wat steviger.” Feenstra vult aan: “Het verbaast me
dat er nog altijd zo weinig geschikt materiaal is dat docenten
direct in hun lessen kunnen gebruiken. Zelfs doorgewinterde
computerfanaten vinden het een heel gedoe om van het
beschikbare materiaal op internet een goede les te maken. De
drempel is voor veel mensen nog te hoog.”
Feenstra: “ICT-gebruik kun je niet opleggen. Dat werkt niet.
We zullen behoefte moeten creëren bij onze docenten. Zorgen
dat ze de meerwaarde gaan inzien. De komende jaren gaan we
de ICT-vaardigheden van leerlingen ontwikkelen. De meeste
Het Kennemer College voor vmbo, havo en vwo
telt vijf locaties en 3400 leerlingen. Rob Feenstra
en Yljas Roeper zijn werkzaam op de locatie voor
vmbo theoretische leerweg aan de
Van Riemsdijklaan in Beverwijk.
38 VO #6, mei 2007
Postbus 14, 6710 BA Ede
T 0318 622 978
I www.iddink.nl
Iedere school is bezig met zijn eigen inrichting van het toekomstige onderwijs.
Van vakoverstijgende projecten tot volledige leergebieden. Met bestaande les-
methodes of met arrangeerbare, losse modules. Digitaal en op papier. Met of
zonder ELO. Voor een heel jaar of voor kortere periodes.
Bij Iddink kan het allemaal. Zo bieden we naast een zorgeloos uitbesteed
boekenfonds de online Keuzegids Leermiddelen met inzicht in álle leermiddelen
voor het voortgezet onderwijs, van lesmethode tot losse module. Als u geen
ELO heeft, bieden wij u een mini-elo, zodat u alle voordelen kunt benutten van
digitale content.
We zijn bovendien de uitvinder van Eduroute, dé oplossing voor veilige ontslui-
ting van alle soorten digitaal leermateriaal die inmiddels door de hele branche
wordt omarmd.
En om nog beter aan uw vragen te voldoen, hebben we Bloqs opgericht, de eerste
aanbieder van digitaal leermateriaal dat volledig arrangeerbaar is.
Wilt u van collega-schoolleiders weten wat hun ervaringen met ons zijn? Ga dan
naar www.iddink.nl en klik op “referenties”. Maar u kunt ons natuurlijk ook
gewoon zelf bellen.
Lesmethodes of losse modules?
I dd in k doet ‘ t .
ADVERTENTIE
VO #6, mei 2007 39
docenten denken dat alle leerlingen whizzkids zijn, maar dat
valt in de praktijk tegen. Lang niet alle kinderen zijn even
handig met de computer. Zo digibeet is de oudere generatie
dus ook weer niet. Daarom gaan we gerichte cursussen Word,
PowerPoint, Excel en informatievaardigheden aanbieden.
Vooral gericht zoeken is voor veel leerlingen een probleem. Ze
zijn wel snel, maar zoeken naar een speld in een hooiberg. En
ze komen met een breinaald terug.”
AmbassadeurSinds september is Roeper ambassadeur van Kennisnet. “En
dat bevalt me prima. De bijeenkomsten zijn leerzaam, maar
ook erg gezellig. We helpen elkaar echt verder. De bijeen-
komsten zijn vraaggestuurd. Kennisnet speelt goed in op de
vragen die bij ons spelen. Ik verbaas me elke keer weer over
de mogelijkheden die ICT allemaal biedt. Ik loop nu al zo’n
tien jaar mee, dus ik dacht aardig op de hoogte te zijn. Maar
tijdens de bijeenkomsten hoor ik bijna altijd iets wat ik nog
niet wist of kende. Het gratis toetsprogramma Hot potatoes
bijvoorbeeld. Daar experimenteren we dit jaar mee.”
Roeper vertelt dat hij vooral baat heeft bij de coaching.
“Terwijl ik dat eerlijk gezegd eigenlijk altijd een beetje slappe
hap vond. Maar daar ben ik van teruggekomen. Ik leer er heel
veel van. Omgaan met strubbelingen, collega’s motiveren…
noem maar op. Het belangrijkste is dat ik nu inzie dat de
problemen van mijn collega’s niet mijn problemen zijn. Ik help
ze graag uit de brand met computerproblemen, maar ik loop
niet meer als een gedienstig hondje achter ze aan.”
Voor wat hoort watHet ambassadeursprogramma werpt zijn vruchten af. Roeper:
“Gelukkig weten steeds meer collega’s me te vinden. Ik ben
nu echt het aanspreekpunt van onze locatie als het om ICT
gaat.” Feenstra: “We hebben in totaal drie ambassadeurs
benoemd. Ik heb veel contact met ze en ik vind dat ze met heel
goede ideeën terugkomen. Vooral de stimuleringsregelingen en
subsidies zijn voor ons natuurlijk interessant. Daarmee kunnen
we werken aan de professionalisering van onze docenten
en ICT breder inzetten. Een fi nancieel steuntje in de rug is
nooit weg. We zijn erg enthousiast over het ambassadeurs-
programma. Waar mogelijk geven we onze ambassadeurs de
gelegenheid om presentaties te geven: bij Kennisnet of op
andere scholen. Op die manier doen we iets terug. Voor wat
hoort wat, vinden wij. Volgend jaar gaan we er zeker mee
verder. We hopen dat we ons netwerk met andere scholen nog
verder kunnen versterken.”
Op stapelDe komende tijd staat er veel te gebeuren op het Kennemer
College. In het leerlingenadministratiesysteem Magister komt
een extra module die zal fungeren als elektronische leer-
omgeving (elo). “Onze docenten weten hoe Magister werkt,
dus ik verwacht daar weinig problemen”, zegt Feenstra. “We
willen onze elo vraaggestuurd inrichten. Zonder allerlei toeters
en bellen: er komt alleen in wat we echt nodig hebben. Ook
gaan we een pilot draaien met Wintoets, een digitaal toets-
programma. Verder onderzoeken we de mogelijkheden van
gaming en simulatieomgevingen.”
Maar dat is niet het enige. Feenstra: “Momenteel zijn we
bezig met nieuwbouw. In de nieuwe lokalen gaan we ICT-
voorzieningen treffen. Er komen beamers, projectieschermen
en Active Boards. Ons doel is interessant en uitdagend onder-
wijs. Met behulp van ICT, dat spreekt.”
Het ambassadeursprogramma van Kennisnet
Internet en ICT zijn niet meer weg te denken uit
het dagelijkse onderwijs. Maar hoe komt een
goed ICT-beleid tot stand, wat zijn de didactische
mogelijkheden en hoe maak je collega’s
enthousiast? Kennisnet kan helpen bij deze
vragen, maar veel expertise is al in scholen
aanwezig. Daarom nodigt Kennisnet elke school
uit een ambassadeur af te vaardigen. Acht keer
per jaar komen de ambassadeurs bijeen in bij-
eenkomsten waarvan zij de inhoud geheel zelf
bepalen. Zij geven aan wat de vragen vanuit
school zijn of waar ze tegenaan lopen binnen
hun school. Kennisnet houdt ambassadeurs op
de hoogte van actuele ontwikkelingen en de
mogelijkheden van ICT in het onderwijs. Het
ambassadeurs programma loopt sinds september
2006 en inmiddels zijn er al tweehonderd
ambassadeurs actief.
www.kennisnet.nl
‘Het verbaast me dat er nog altijd zo weinig geschikt
materiaal is dat docenten direct in hun lessen kunnen gebruiken’
‘Leerlingen zoeken naar een speld in een hooiberg en
komen met een breinaald terug’
40 VO #6, mei 2007
Gerrit Brouwer, locatiedirecteur:
“Waarom we zo innovatief zijn? Zeven jaar
geleden waren wij een kleine, stervende mavo. Het
was wel duidelijk dat het anders moest! De fusie met
het Twents Carmel College heeft nieuwe mogelijk-
heden gebracht. We zijn gegroeid van 150 naar 300
leerlingen en hebben vele nieuwe collega’s kunnen
aannemen. Samen vormen we een enthousiast team.
We vernieuwen nu voortdurend, volgens een vaste
cyclus. Momenteel krijgt For You bijvoorbeeld een
update. Vooruitlopend op de ontwikkeling tot brede
school gaan we meer samenwerken met andere
organisaties. Van ‘For You’ naar ‘Together’.”
Denekamp is een van de vier brede
instroompunten van het Twents Carmel
College, dat ook vestigingen heeft in
Oldenzaal en Losser. In de rustig gelegen
laagbouw volgen 300 leerlingen de
eerste twee jaren van hun vmbo-, havo-
of atheneumopleiding. De meeste vak-
ken zijn geïntegreerd tot leergebieden;
de overige volgen. Voor de projecten
For You (vakoverstijgend, op ICT
gebaseerd programma) en Link in
onderwijs (gecombineerde lio-stages
in basis- en voortgezet onderwijs)
won de school € 101.000 tijdens de
Ínnovatiecampagne 2006
‘Durven, delen, doen’.
Innovatie in beeld
‘Innovatie in beeld’ is een reeks van zeven foto-reportages op scholen die hun onderwijs vernieuwen. Deze keer deel 6: Twents Carmel College Denekamp.Tekst: Suzanne Visser, Fotografi e: Enno Keurentjes
VO #6, mei 2007 41
Jacqueline Oude Aarninkhof, docente 4Y / aardrijkskunde / mens &
maatschappij en leerlingbegeleider
“For You is een vakoverstijgend programma voor eerste- en
tweedeklassers. Informatiekunde is helemaal geintegreerd. Ik
begin nu bijvoorbeeld met 2B2 aan module 6: debatteren. Hun
opdrachten moeten ze uitwerken als website, dus volgen ze eerst
een cursus website-bouwen. For You is intensief, maar kinderen
werken heel anders, creatiever, in groepen. En ze leren veel meer
vaardigheden!”
Leerlingen
“Van For You leer je veel. Het zijn leuke opdrachten.”
“Je kunt zelf aan het werk gaan en kiezen wanneer je iets
doet. Maar je moet het natuurlijk wel op tijd inleveren!”
“We gaan nu debatteren. We hebben een fi lmpje gezien over
Het Lagerhuis. Nu moet onze klas bedenken wat de voors en
tegens zijn van hokken en keten” (waar jongeren bij elkaar
komen om alcohol te drinken, red.). “Leuk?! Mwah…”
Kim Rosink en Karen Mollink, pabo-studenten van Hogeschool Edith Stein,
hebben hun lio-stage deels gelopen op het
Twents Carmel College Denekamp en deels
op de Alexanderschool voor basisonderwijs:
KR: “We hebben een actie-onderzoek gedaan naar drankgebruik
door leerlingen in groep 8 en in de onderbouw van het VO. Dat
zoveel van hen al zouden drinken, hadden we niet verwacht. En
het gebeurt gewoon thuis, waar hun ouders bij zijn!”KM: “Door
de dubbele stage leer je veel meer over wat er na de basisschool
komt. Ook als je in het basisonderwijs blijft, is dat handig. Maar
ik ga verder in het VO. Ik ga hier werken als onderwijsassistent
en een verkorte leraren opleiding doen.”
42 VO #6, mei 2007
Het is lente! Nieuwe leerlingen schrijven zich in, boekenlijsten
worden afgerond. Het wordt steeds duidelijker welke leermiddelen u voor
het nieuwe schooljaar nodig hebt. Organiseert u het boekenfonds zelf of
besteedt u het uit aan een gespecialiseerde partner? Praat met
Van Dijk Educatie over het nieuwe schooljaar!
Leermiddelen
ICT
Advies
Inspirerend?Bel met 038 331 49 75 of kijk op onze website!
Voorjaarskriebels
ADVERTENTIE