209 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2006
-
Upload
bvlo-bond-voor-lichamelijke-opvoeding-vzw -
Category
Documents
-
view
217 -
download
1
description
Transcript of 209 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2006
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
1
Volle
ybal
152
SIGI CELISLECTOR XIOS HOGESCHOOL LIMBURGPROMOTOR PROJECT ‘VOLLEYBAL OP SCHOOL EN IN DE CLUB’
Volleybal op schoolHET KAN AL VANAF DE DERDE GRAADLAGER ONDERWIJS DEEL 1
Volleybal is een technisch moeilijke sport met een lageintensiteit. Dit wordt tenminste beweerd door nogal watvan mijn collega-lesgevers. Gevolg is dat er op schoolzeer weinig aandacht besteed wordt aan volleybal en datde leerlingen, door het uitblijven van succesbeleving,weinig gemotiveerd zijn.
Nochtans kan het anders…Mits aanpassing van het klassieke volleybal (6 tegen 6) kandit zeer aantrekkelijk worden om te gebruiken in onze les-sen lichamelijke opvoeding. Vooreerst moeten wij, leer-krachten LO, de aandacht minder vestigen op een juistetechnische uitvoering van de verschillende volleybaltech-nieken. Deze technieken behoren niet tot de algemenebewegingsvaardigheden en moeten dus aangeleerd wor-den. Omwille van zijn complexiteit is het best dit te beper-ken tot de bovenhandse volleypas. Het onderhands spelen,opslag en aanval kan later in het leerproces aan bodkomen (2e en 3e graad secundair onderwijs).
Verder is het verkeerd dat de leerlingen enkel wedstrijdjeskunnen spelen indien de technische uitvoering behoorlijkis. Mits aangepaste spelvormen kan eender welk kind ple-zier beleven aan wedstrijdjes ‘1 tegen 1’. Tenslotte is hetonze taak om een gevarieerd pakket oefeningen en spel-vormen aan te bieden waarin door differentiatie elke leer-ling zijn gading vindt.
Om je te helpen deze visie in praktijk om te zetten, heb ikeen lessenpakken van 5 lessen samengesteld. Het zijn uit-gebreide lessen waar je makkelijk telkens 2 lesuren meekan vullen.De lessen zijn steeds op dezelfde manier opgebouwd.1. opwarming en balvaardigheid: door specifieke opwar-
mingen waarbij vanaf de eerste oefening een bal aanbod komt, wordt balvaardigheid gekoppeld aan een car-diovasculaire activatie.
2. specifiek op volleybalgerichte kern: door kindvriendelij-ke oefeningen leert het kind op een speelse manier debovenhandse volleybalpas. Belangrijk is de variatie aanoefenstof. Op die manier blijven de leerlingen maxi-maal gemotiveerd. Door de complexiteit van de oefe-ningen is er ook een cognitieve prikkeling.
3. spelvormen / wedstrijdvormen: in elke les moet er vol-doende aandacht besteed worden aan spelvormen(ongeveer 1/3 van de actieve leertijd). Hierbij is variatieen differentiatie zeer belangrijk.
LES 1
OOPPWWAARRMMIINNGG -- BBAALLVVAAAARRDDIIGGHHEEIIDD
1. A vordert voorwaarts door de bal telkens omhoog envoorwaarts te werpen; hij loopt de bal na en vangt debal. B volgt A en doet hetzelfde. (naargelang het niveaumag de bal eventueel 1 maal botsen. )
2. Idem maar de bal onderhands werpen en bovenhandsvangen.
3. Bal ruglings over het hoofd werpen, halve draai uitvoe-ren, bal nalopen en vangen.
4. Bal met 1 hand werpen en met 2 handen vangen.5. Idem 4 maar afwisselend met rechter- en linkerhand
werpen.6. Bal werpen met twee handen of met 1 hand, bal snel
nalopen en voorbij lopen en de bal vangen na een halvedraai.
KKEERRNN –– SSPPEECCIIFFIIEEKK VVOOLLLLEEYYBBAALLGGEERRIICCHHTT
1. A werpt de bal onderhands over het net, B vangt de balen werpt de bal terug naar A, C dribbelt de volleybal; na2 acties 1 plaats doorschuiven: A dribbelt, B werpt en Cvangt.
2. Idem oef 1 maar A werpt de bal links of rechts in hetterrein, B vangt en mag C niet storen.
3. Idem oef 2 maar B vangt de bal boven zijn hoofd, duwtde bal opwaarts voor zichzelf en toetst de bal over hetnet: als A de bal kan vangen krijgt het trio 1 punt. (balmag niet botsen)
volleybalop s
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
2
4. Idem vorige oef maar nadat B de bal heeft terugge-speeld naar A speelt ook C de volleybal naar A; als A debal van B kan vangen krijgt het trio 1 punt, als A ook debal van C kan vangen dan scoort het trio 2 punten.C speelt de volleybal als volgt over: onmiddellijk nadatB de bal heeft overgespeeld naar A, dribbelt C de balextra hard zodat de bal boven zijn/haar hoofd komt; danspeelt C de bal direct over het net.Na elke actie een plaats doorschuiven: A dribbelt, Bspeelt bal over naar C
SSPPEELLVVOORRMM -- WWEEDDSSTTRRIIJJDDVVOORRMM• Tijdens:
- De bal met de twee handen boven het hoofd vangen.- De bal voor zichzelf opwerpen (zonder onder het peil
van de ogen te dalen) en vervolgens overspelen meteen bovenhandse toets.
• Daarna:- 2 voeten uit het veld, waar de speler wil
(links - rechts - achter)OF, VARIANT:- telkens een kegel aanraken, wanneer de bal over het
net gespeeld wordt
MMeetthhooddoollooggiisscchhee rraaaaddggeevviinnggeenn ((kkiinnddeerreenn aaaannzzeetttteenn ttoott ……))
• De bal terugwerpen daar waar men hem gevangenheeft (niet met de bal in de handen lopen).
• De bal niet méér dan 2 seconden in de handen houden.• Stilstaan wanneer de bal gevangen wordt (en misschien
zich richten naar het net).
MMaatteerriiaaaall
• Terrein: 3 x 7 m• Nethoogte: 2,30 m• Bal: eender welke bal• Klein materiaal: variant: 2 kegels op achterlijn per
veld
Volle
ybal
153
LES 2
OOPPWWAARRMMIINNGG -- BBAALLVVAAAARRDDIIGGHHEEIIDD
1. A heeft de volleybal, B een basketbal. A werpt de balvanuit de nek met 2 handen op de grond en vangt debal. B doet hetzelfde met de basketbal. Na 5 acties wis-selen.
2. Idem oef 1 maar tijdens de bots een actie uitvoeren,zoals: met handen de grond tikken, beurtelings rech-ter- en linker knie op grond plaatsen, zit op grond,halve draai, …
3. A en B botsen samen de bal tegen de grond en vangende bal van de partner.
4. A botst de bal op de grond, B geeft de basketbal snelaan A en vangt daarna de volleybal voor de bots.
5. A werpt nu de volleybal zeer hard tegen de grond; danwisselen A en B de basketbal uit; daarna vangt A de vol-leybal voor de tweede bots.
6. A botst de volleybal tegen de grond en zo over het net,A loopt de bal na en vangt de bal aan de andere kantvan het net. Idem terug en B doet hetzelfde met de bas-ketbal. (telkens wisselen van bal)
7. A en B werpen beiden gelijktijdig hun bal via de grondover het net. Ze vangen elkaars bal. Lukt de oefening =1 punt. Welk duo haalt het eerst tien punten?
8. Idem oef 7 maar na het vangen van de bal van de part-ner, de bal op de grond leggen en wisselen van plaats.Voor het eerst tien maal uitvoeren, klaar is zitten op degrond.
lchool
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
3
Volle
ybal
154
KKEERRNN –– SSPPEECCIIFFIIEEKK VVOOLLLLEEYYBBAALLGGEERRIICCHHTT
1. A werpt de bal opwaarts voor zichzelf en toetst dan debal verticaal omhoog, B dribbelt ondertussen de volley-bal; na de verticale toets moet B de bal vangen van A engaat A dribbelen met de volleybal.De bal dient gespeeld te worden: boven de ogen, meteen kort toetscontact, met een begeleidende been-strekking.
2. A en B spelen nu tegelijkertijd de bal, A werpt de balvoor zichzelf op en toetst dan opwaarts; B botst de vol-leybal en toetst deze opwaarts. Ze vangen elkaars bal.
3. Per twee: A en C hebben een bal, B en D hebben eenvolleybal. Spelers spelen over een hoog net: 2.30 à2.50m afhankelijk van het niveau van de kinderen. Deafstand van de hoepels t.o.v. het net kan ook verschil-len afhankelijk van het niveau van de spelers.
De bal opwerpen en toetsen in hoepel 1 over het net,bal halen en aansluiten achter B. B idem met volleybal.Idem naar hoepel 2 en 3.
4. Idem oef 3 maar de speler mag naar hoepel 2 spelen alshij gescoord heeft in hoepel 1 enz… Wie scoort als eer-ste in de drie hoepels? (scoren = in hoepel of op rand)
5. Wedstrijdje: Welk duo scoort het eerst in de drie hoe-pels?
SSPPEELLVVOORRMM -- WWEEDDSSTTRRIIJJDDVVOORRMM• Tijdens:
- Twee spelers en één hoepel per ploeg.- De bal die van de tegenpartij komt moet altijd in de
hoepel botsen die op de grond door één van de tweespelers neergelegd wordt, daar waar de bal botst.
- De speler zonder hoepel moet twee controletoetsenuitvoeren om daarna over te spelen.
• Daarna:- De twee spelers kruipen achtereenvolgens door de
hoepel en verwisselen van rol (en andere speler krijgtde hoepel).
3 2 1 A B
MMeetthhooddoollooggiisscchhee rraaaaddggeevviinnggeenn ((kkiinnddeerreenn aaaannzzeetttteenn ttoott ……))
• De hoepel neerleggen op de plaats waar de bal zal bot-sen, en hem niet werpen.
• Kijken dat diegene die verantwoordelijk is voor de hoe-pel, goed georiënteerd staat tegenover de bal – en nietachter hem – zodat de actie van de partner niet gehin-derd wordt.
MMaatteerriiaaaall
• Terrein: 3 x 7 m• Nethoogte: 2,50 m• Bal: volleybal (goed botsend !)• Klein materiaal: 2 grote hoepels, 1 per terrein
LES 3
OOPPWWAARRMMIINNGG –– SSPPEECCIIFFIIEEKK VVOOLLLLEEYYBBAALLGGEERRIICCHHTT
1. Speler A dribbelt met één hand achter kegel 1 en 2door, dan voert speler B uit. (afwisselend met linker- enrechter hand dribbelen)
2. Idem oef 1 maar aan het net een hardere dribbel uit-voeren en toets over het net, bal volgen en verder drib-belen.
3. Wedstrijdvorm: elke team voert de oefening 3 maal uit?welk team is het snelst?Eerst de partner aantikken voor hij/zij mag vertrekken.
4. Idem oefening 2 maar de toets over het net wordt voor-afgegaan door een controletoets.
5. Wie kan de bal na het overtoetsen al meteen uit delucht plukken en dan verder dribbelen?
6. Wedstrijdvorm: idem oefening 5: dribbel, controletoetsen toets over het net, elke speler voert de oefening 3maal uit. Welk team is het snelst?
SSPPEELLVVOORRMM -- WWEEDDSSTTRRIIJJDDVVOORRMM
• Tijdens:- De bal met één hand uit de lucht plukken, één keer
laten botsen en een tweede keer laten botsen dooreen basketbaldribbel met één hand, voldoende hoogom bovenhands te kunnen spelen.
- Er mag met één of twee controletoetsen gespeeldworden
- Het plukken moet zo hoog mogelijk gebeuren
• Daarna:- 2 voeten uit het veld, waar de speler wil
(links - rechts - achter)OF, VARIANT:
- Verplaats een tennisbal die op één van de 2 kegels(achteraan het veld) ligt.
MMeetthhooddoollooggiisscchhee rraaaaddggeevviinnggeenn ((kkiinnddeerreenn aaaannzzeetttteenn ttoott ……))
• Voor de basketbal-dribbel zowel de linker- als de rech-terhand gebruiken: komt de bal in de linkerspeelhelftvan het terrein de linkerhand gebruiken; komt de balrechts, de rechterhand gebruiken.
• De tweede bots van de bal moet aan twee voorwaardenvoldoen:- voldoende hoogte, voor bovenhands te kunnen toetsen- in sommige gevallen zich goed oriënteren, om bvb.
dichterbij het net te komen (vb.: na diep gespeeldebal).
MMaatteerriiaaaall
• Terrein: 3 x 7 m• Nethoogte: 2,30 m• Bal: plastic-bal (goed botsend) of volleybal• Klein materiaal: variant: 2 kegels op beide achter-
lijnen (2 à 3 meter uitéén) met tennis-bal per veld
(Wordt vervolgd)
BRONNEN• Rousseaux E., Rutten J., Spaenjers M. (2001), aangepaste spelvormen
voor club en school, Vlaamse Volleybalbond.• Cuypers J. (2003), Cursus Initiator volleybal, Vlaamse Trainersschool
Bijscholingen VIS-project, Vlaamse Volleybalbond
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
4
Volle
ybal
155
7. A werpt onderhands of toets de bal over het net naar Bdie de bal uit de lucht ‘plukt’ met 1 hand, een controle-toets doet en dan de bal over het net toetst; hij/zij volgtde bal, plukt de bal uit de lucht, dribbelt rond kegel 1 enlegt de bal in de hoepel bij A; vervolgens sluit hij/zij aanachter speler D.
Voor spelers van lager niveau kan de controletoets ver-vangen worden door een tweede dribbel.A speelt 9 ballen over het net, dan 1 plaats doorschui-ven. De oefening met linker- en rechterhand uitvoeren(plukken en dribbelen).
8. Idem vorige oef maar A speelt de bal nu links of rechtsvan B; hij plukt de bal met de juiste hand uit de lucht,dribbelt rond kegel 1 en legt de bal in de hoepel bij A ensluit aan achter D.Bal links van de speler: dribbelen met linkerhandBal rechts van de speler: dribbelen met rechterhand
9. Doel van de oefening: zo vaak mogelijk spelen � SPE-LEN MET ELKAARA speelt links of recht over naar C, bijvoorbeeld links:Speler D tikt kegel in de rechterhelft; C plukt de bal,doet een controletoets en toetst over het net, links ofrechts van A; ondertussen werpt D de extra bal naar Cdie met de extra bal achter het terrein gaat staan; Aplukt de bal enz.B tikt de kegel in de tegengestelde zone, enz…
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
5
Atle
tiek
108
KURT WOLFPUTSTUDENT HEILIG GRAF TURNHOUT
Atletiek geven in de eerste graad secundair beroepsonderwijs. Tijdens de 50minuten worden twee onderwerpen aangereikt, telkens een vervolg op eendeel leerstof die ze al gezien hebben. In een vorige les hebben de leerlingen al spurts uitgevoerd in spelvorm enhebben ze de aanloop en afstoot bij een schaarsprong geoefend. De leerlin-gen weten dus ook al welke hun voorkeursvoet is.
SPRINTS en HOOGSPRINGEN
Lesonderwerp:1. Korte sprints in spelvorm.2. Hoogspringen: schaarsprong
Leereenheid:Atletiek
Didactisch materiaal:• 2 staanders om een touw aan te hangen• 1 touw• 6 kegels• een klapper• partijvestjes
Beginsituatie: • Leerlingen:
- 12 leerlingen � 12 meisjes- beroepsopleiding � hebben het niveau van leerlingen
van een 5e-6e leerjaar- duidelijkheid is vereist voor de leerlingen- hebben nood aan succesbeleving
• Leerstof:De leerlingen hebben in de vorige les het volgende gedaan:1. spurts in spelvorm2. aanloop + afstoot bij schaarsprong
Eindtermen/Ontw. Doelen:Motorische eigenschappen verbeteren (27)
1. De leerlingen kunnen een sprint uitvoeren. (14)2. De leerlingen kunnen op een veilige manier springen
en terug landen. (15)Voor een overzicht: www.ond.vlaanderen.beDe getallen tussen haakjes verwijzen telkens naar de ver-schillende competentie
Algemene lesdoelen:De leerlingen kunnen de sprintoefeningen uitvoeren.(Motorisch). De leerlingen kunnen een schaarsprong uit-voeren op een lage hoogte. (Motorisch). De leerlingen kun-nen hun eigen prestaties inschatten. (Zelfconcept enSociaal functioneren)
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
6
Atle
tiek
109
LEERINHOUDENOEFENINGEN & ANALYSE
Globaal spelWe spelen een tikspel. Er zijn 2 tikkers.Wanneer er een leerling getikt wordt,moet deze zo snel mogelijk 4 kegels inde zaal gaan tikken. Wanneer dit dangebeurd is, mag de getikte gewoonterug meedoen. Na een tijdje wisselenwe van tikker.
DDeeeell 11 vvaann ddee lleess:: sspprriinnttvvoorrmmeenn� Sprintspel 1We zetten ons allemaal per 2 � Er is 1leerling die vooraan staat en de anderestaat er zo ongeveer 1 meter achter. De leerling die vooraan staat, heeft eenballetje vast. � Ik geef een startsignaal,na dat startsignaal moeten de leerlin-gen binnen de 5 tellen het balletje latenvallen � Nadat ze het balletje doorge-geven hebben, moeten ze zo snel mo-gelijk naar de kegels aan de overkantspurten. � De bedoeling voor leerling 1is om niet getikt te worden, terwijl leer-ling 2, leerling 1 moet tikken � nadienwisselen ze van tikker.
� Sprintspel 2We delen de groep in 2. De eerste groepstaat links van de kegel, terwijl de ande-re groep 3 meter verder staat. De bedoe-ling is nu dat ik of een gekwetste leerlingfluit. Dan moeten de 2 leerlingen samenvertrekken en naar 1 bepaald punt lopen.De bedoeling is dat de tweede leerling deeerste inhaalt. Wanneer dit dan op eengoede manier verloopt, proberen we in 3groepen werken. Dan moet leerling 3proberen om leerling 2 in te halen enleerling 2 moet dan proberen om leerling1 in te halen. Hierbij wil ik ervoor zorgendat er meer uitdaging komt.
GGlloobbaaaall eeiinnddssppeell bbiijj ddeeeell 11 vvaann ddee lleessWe gaan nu als het ware de finale vande Olympische spelen lopen. � zorgtvoor een grotere beleving.
DOELSTELLINGEN9-VELDEN
Globaal spelDe leerlingen kunnenhet tikspel uitvoeren.
zie tekening blz. 8
DDeeeell 11 vvaann ddee lleess::sspprriinnttvvoorrmmeenn� Sprintspel 1zie tekening blz. 8De leerlingen kunnenelkaar tikken of ervoorzorgen dat ze nietgetikt worden.
De leerlingen kunnensnel reageren.
� Sprintspel 2De leerlingen kunnende sprintoefening uit-voeren.
De leerlingen kunnenreageren op de klap-per.
GGlloobbaaaall eeiinnddssppeell bbiijjddeeeell 11 vvaann ddee lleesszie tekening blz. 8De leerlingen kunnen desprint uitvoeren.
DIDACTISCHE WERKVORMONDERWIJS- & LEERACTIVITEITEN
Globaal spel1. Ik stel mezelf voor aan de leerlingen.2. Ik vertel wat we vandaag gaan doen.3. Ik leg de oefening uit.� Ik zorg ervoor dat er een stiltemoment is. � Ik duid 2 tikkers aan en stel ze op voor
mij � geef ze partijvestjes� Ik zeg dat, wanneer ze getikt zijn dat ze zo snel
mogelijk 4 kegels gaan tikken en wanneer ditgebeurd is mag men terug meedoen
� Ik zorg ervoor dat er tijdig gewisseldwordt van tikker.
DDeeeell 11 vvaann ddee lleess:: sspprriinnttvvoorrmmeenn� Sprintspel 11. Ik zet de leerlingen per 2. 2. Ik zet ze hierna in de organisatie.3. In de organisatie geef ik iedere leerling die
vooraan in de groep staat een balletje.4. Ik vertel de regels.� Leerling 1 moet aan de kegel staan en
leerling 2 er een meter achter.� De 1e leerling moet het balletje geven aan
de volgende leerling nadat ik gefloten heb� Leerlingen moeten tot over de lijnlopen.
5. Geef een demo6. Ik motiveer de leerlingen � bij de start van
een spel, nog is zeggen dat ze ervoor moe-ten gaan
7. Onderwijsleergesprek� Waar moet je opletten wanneer je sprint?� korte passen bij vertrek� knieën heffen
� Sprintspel 21. Ik verdeel de groep in 2.2. Ik zet de leerlingen in de organisatie.3. Ik leg uit wat we gaan doen.4. Ik zeg de spelregels.� je mag pas vertrekken wanneer de klap-
per klapt.� Je moet rechtstreeks naar de kegel lopen.� Wanneer dit niet gebeurdt verlies je.
5. Onderwijsleergesprek� Hoe gaat het bij de Olympische spelen?� Gaan we dat ook eens proberen?
GGlloobbaaaall eeiinnddssppeell bbiijj ddeeeell 11 vvaann ddee lleess1. Stel de leerlingen op in de organisatie.2. Zeg wat ze gaan doen.3. Moedig ze aan
TIMING
Inleiding5 min
Kern7 min
7 min
3 min
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
7
Atle
tiek
110
TIMING
Inleiding
5 min
3 min
3 min
5 min
Slot 2 min
DOELSTELLINGEN9-VELDEN
DDeeeell 22 vvaann ddee lleess::hhooooggsspprriinnggeenn� Oefening 1*De leerlingen kunnenover het touw springen.
� Oefening 2*De leerlingen kunnenvia een halve boog telopen over het touwspringen.
� Oefening 3*De leerlingen kunnende globale bewegingvan schaarsprong uit-voeren.
� Oefening 4*De leerlingen kunneninschatten hoe hoog zekunnen springen.
VVeerrbbiinnddiinnggssggeesspprreekkDe leerlingen kunnen debelangrijkste aandachts-punten beschrijven diemen deze les gezienheeft.
WWeeggppllaaaattsseenn mmaatteerriiaaaallIk duid 2 leerlingen aanom de matjes weg tedoen. Nadat ze dit ge-daan hebben, terug opturnrij. 2 leerlingen rui-men staanders op.
LEERINHOUDENOEFENINGEN & ANALYSE
DDeeeell 22 vvaann ddee lleess:: hhooooggsspprriinnggeenn� Oefening 1De leerlingen kennen hun voorkeurs-voet al. Duid ook nog eens aan waar deleerlingen moeten staan bij het vertrek.Ik zet een kegel waar de leerlingenmoeten aanlopen en laat ze gewooneens ervaren.
� Oefening 2Vanuit het gehouden OLG plaats ikenkele kegels, zo moeten ze wel in eenhalve boog lopen. Aandacht vestigen opafstoten buitenste voet.
� Oefening 3Enkele nieuwe tips:1. De voet het dichtste bij het touw, de
nadruk leggen op het naar boventrappen.
2. Met de buitenste voet een schaarbe-weging maken.
� Oefening 4Ik plaats alle kegels weg en nu moetenze de beweging uitvoeren met al de tipsdie gegeven zijn. En ze moeten probe-ren om tegelijk over het touw te sprin-gen zonder het te raken. Wanneer ernog tijd over is gaan we hoger en hogergaan, dit zorgt voor succesbeleving.
� Elke oefening wordt steeds 2 of 3keer uitgevoerd.
VVeerrbbiinnddiinnggssggeesspprreekk1. Waar moest je opletten bij de sprint?2. Welk waren de aandachtspunten bij
verspringen.
DIDACTISCHE WERKVORMONDERWIJS- & LEERACTIVITEITEN
DDeeeell 22 vvaann ddee lleess:: hhooooggsspprriinnggeenn� Oefening 11. Zet de leerlingen op de turnrij2. Stiltemoment3. Zeg tegen de leerlingen wat we gaan
doen.4. Stel de leerlingen op naar gelang hun
voet.5. Zet 2 leerlingen bij de matjes zodat deze
bij elkaar Blijven � veiligheid
6. OLG: waar moet je op letten?� Buitenste voet afstoten
� Aanloop in bochtvorn
� Oefening 21. Geef ze de tips.2. Geef ze feedback op de manier dat ze
springen.3. Moedig ze aan
� Oefening 31. Geef de verschillende tips.2. Geef ze feedback op de manier dat ze springen.3. Blijf de leerlingen motiveren.4. Ik zorg ervoor dat de matjes steeds op
orde liggen5. OLG: Herhalen van de belangrijke punten.
� Oefening 41. Laat enkele leerlingen de kegels weg-
plaatsen.2. Daag de leerlingen uit � Wie denkt dat ze
hier over kan springen � Zo moeten deleerlingen zichzelf kunnen inschatten.
3. Applaudisseren wanneer ze erover springen.4. Laat het touw hoger hangen.5. Daag ze opnieuw uit.6. Ik hang het touw niet te hoog zodat ze ero-
ver kunnen springen � succesbeleving.7. Blijven aandacht vestigen op de veiligheid
bij de matjes.
* zie tekening blz. 8
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
8
Atle
tiek
111 � Oefening 2
De leerlingen moeten hierbij wel rond de kegels lopen
� Oefening 3
De leerlingen aan de zijkant zorgen ervoor dat de mat opzijn plaats blijft liggen � Veiligheid
� Oefening 4
Verbindingsgesprek
Legende
Globaal spel:
DDeeeell 11 vvaann ddee lleess:: sspprriinnttvvoorrmmeenn::� Sprintspel 1
We werken steeds in dezelfde richting, wanneer je overge-lopen bent, dan kom je in lichte looppas terug
� Sprintspel 2
Globaal eindspel bij deel 1 van de les:
We werken in 2 groepen. Anders zijn het er te veel ineens.
DDeeeell 22 vvaann ddee lleess:: hhooooggsspprriinnggeenn::� Oefening 1
LeerlingLeerkrachtKegelStaander
Touw
Mat
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
9
Activiteit: Ritmiek & bewegingskunstenUur: 14.50 uur – 15.40 uur
Effectieve lesduur: 40 minuten Vak: BewegingsopvoedingOnderwerp: Krachtoefeningen op muziek
+ Herhaling RadslagLessenreeks: Ritmiek + Bewegingskunsten
Leerplan VVKBaO
Gebruikte documentatie:• CD Calcimatics, een uitgave van NICE vzw (Nutrition
Information Center)
VORMINGSDOELENCCooggnniittiieevvee ddooeelleenn• De lln kunnen de vaktermen voor BO correct hanteren.• De lln kunnen a.h.v. een fiche met aandachtspunten de
prestaties van hun medelln kritisch evalueren.• De lln kunnen de 3 fasen van de radslag herkennen in
een demo.
DDyynnaammiisscchh-- aaffffeeccttiieevvee ddooeelleenn• De lln zijn bereid om samen te werken.• De lln zijn bereid hun kunnen te verbeteren door gediffe-
rentieerd te oefenen.
PPssyycchhoommoottoorriisscchhee ddooeelleenn• De lln kunnen hun eigen krachten inschatten.• De lln kunnen bewegen op muziek.• De lln kunnen stretchoefeningen correct uitvoeren a.h.v.
een voorbeeld.• De lln kunnen ritmische oefeningen correct uitvoeren
a.h.v. een voorbeeld.
CONCRETE DOELEN• De lln kunnen een intense opwarming volledig meedoen.• De lln kunnen krachtoefeningen op muziek alleen en per
twee correct uitvoeren.• De lln zijn bereid hun techniek van de radslag bij te schaven.
GEDIFFERENTIEERDE DOELEN• De lln kunnen hun techniek van radslag bijschaven door
te oefenen op een bank.• De lln kunnen de radslag uitvoeren op een niveauver-
schil: van hoog naar laag.FACTOREN I.V.M. DE BEGINSITUATIE• Klas = 26 lln• Omkleden: 10 minuten
VAKDIDACTISCHE AANDACHTSPUNTEN • Lln begeven zich steeds op de turnrij• Lln zetten zich op de turnrij• Duidelijke afspraken maken: fluitsignaal, …• I.v.m. materiaal plaatsen / opruimen � wie, wat, hoe,
wanneer, waar, wat dan?• Tijdens de speluitleg:
o Demo indien nodig ( duidelijk ! )o Tikkers reeds aanduideno Duidelijke afspraken i.v.m.
- Speelveld- Start- en eindsignaal- Wat te doen na het eindsignaal?
PRODUCTEVALUATIE
Ritm
iek-
lage
r on
derw
ijs 1
19
EVELIEN VAN HOOFSTUDENT LO
Ritmiek en bewegingskunsten
ritmiekTi
jdsc
hrift
voo
r Li
cham
elijk
e O
pvoe
ding
1/2
006
10
Stretchoefeningen op muziek 5 minMuziek: ‘Tu es foutu’ van In-grid
Stretchoefeningen� Ontwaken
Vanuit lighouding langzaam ontwaken en beetje bij beet-je rechtstaan en je eens lekker uitrekken zoals een kat.
� Boze poesIn handen en kniestand een hoge, lage rug opzetten.Vanuit lig (wakker worden) uitrekken zoals een poes,hoge rug opzetten, rondstappen met een hoge rug.
� hoofd draaien in beide richtingen� heupen draaien, schouders blijven TP� bekken kantelen � holle rug / bolle rug� rechterarm omhoog � buigen � achter het hoofd, hand
op de linkerschouder. Linkerhand op de rechterschouderen de rechterarm naar links trekken. en omgekeerd
� Armen molenwiekenIn spreidstand de armen molenwieken, zowel binnen-waarts als buitenwaarts. (windmolens, veel wind, weinigwind,...)
� Nabootsen vogelsAllerlei wijzen van vliegende vogels nabootsen: met klei-ne vleugels, met grote, met een gewonde vleugel,...
� benen tegen elkaar, heel groot maken, armen omhoog.zachtjes zakken en hamstrings stretchen. � 2 keer
� benen gespreid en naar de beide voeten grijpen2 x aan iedere kant
� quadriceps stretchen door op 1 been te staan en hetandere been gebogen via de knie tegen het zitvlak te trek-ken.
� Onderrug stretchen door 1 been omhoog te trekkentegen de borst
� Alles losschudden
Krachtoefeningen op muziek 12 minNodig: cd + cd-speler, tennisbal� ALLEENMuziek: Superfunc: ‘The young MC’
� Benen zijwaarts opheffenJe legt je op je zijkant en je maakt van je lichaam eenrechte lijn. Je steunt met je armen op de grond. Been opheffen � 8 keer vlot
� 8 keer met een tussenstop bij het om-hoog brengen� 8 keer met je knie even te plooien� 8 keer en als je been boven is draai je
een cirkeltje met je voet.Wisselen van been en identieke oefeningen. (vrij zwaar ! )
� Stoelendans.In zitbeweging � knieën in een hoek van 90°. Eventueeltegen de muur.
Ritm
iek-
lage
r on
derw
ijs 1
20
LESVERLOOP
RITMIEK 25 min
Opwarming: Intense opwarming op muziek 8 minMuziek: ‘Housewife’ van Daan
Lln zetten zich op 3 rijen voor de LK. LK legt de opdracht uit: LK doet voor en verwoordt, lln doen na.LK doet mee in de omgekeerde richting ( Rechts wordt links e.o. )
Opwarming rustig Als er een aantal keer staat dat de lln iets moeten doen isdit gerekend nadat de instructie gegeven is.11.. AAddeemmhhaalliinngg� Benen gespreid, armen naast het lichaam.� Inademen met de neus� Uitademen met de mond� Bij het inademen gaan de armen in de lucht� Bij het uitademen gaan de armen naar beneden� 2 x
22.. SSttaappppeenn� Rechte rug, opgespannen buik� Stappen. We beelden ons in dat we onze trein moeten halen.� 4 stappen vooruit, 4 stappen ter plaatse� 4 stappen achteruit, 4 stappen ter plaatse� 2 x
Opwarming intens33.. LLooppeenn
Idem, maar dan al lopend
44.. SSpprriinnggeenn� 2 x 8 keer op en neer springen� 1 x 8 keer op en neer springen maar dan met de
armen in de lucht zwaaien� idem, maar dan met armen naar beneden zwaaien,
vingers dwarrelen� 2 x 8 keer benen spreiden, dichtdoen� 2 x 8 keer benen afwisselend naar voor en naar achter doen� doen alsof je touwtje aan het springen bent.
55.. LLooppeenn� als de LK in de handen klapt, raken de lln de grond aan� als de LK ‘ja’ roept springen de lln in de lucht
66.. SSttaappppeenn� 4 stappen links opzij en dan in de handen klappen� 4 stappen rechts opzij en dan 2 x in de handen klappen� 4 stappen naar links stappen en dan een toertje draaien� 4 stappen naar rechts stappen en dan een toertje draaien
77.. SSpprriinnggeenn� boksen ( 2 x 8 keer ) naar voor� 4 x boksen naar links, 4 x boksen naar rechts� skibeweging maken
Eindigen met en we laten ons vallen op de grond
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
11
Houding: lichte spreidstand, voeten op heupbreedte,voetpunten wijzen naar buiten, knieën licht gebogen,handen in de zij, schouders ontspannen, buik opgespan-nen en rug kaarsrecht.
Oefening: stel je voor dat je op een stoel gaat zitten. Buigdoor je benen totdat je zitvlak op gelijke hoogte is met jeknieën, kom dan terug rechtop. Je knieën mogen nietvoorbij je tenen komen. ( 4 x op het tempo van de LK )
� Tennisballenspel. Met tennisbal deze in zit, in ruglig met de voeten omhoogspelen.
� Acrobaat. Ruglig, achter je hoofd een bal (blokje, kegel,...). Tracht dit voorwerp met beide voeten te grijpen en naarvoor te brengen. Leg het voorwerp terug. Doe dit 2 keer.
� Over the oceanHouding: rug recht en buik opgespannen ( beeld je in dater een gordel rond je bovenlijf zit ), voeten op heupbreed-teOefening: Hef je rechterbeen op en neem een grote pasvoorwaarts alsof je een grote plas water over moet. Jevoorste knie is in een hoek van 90°. Keer terug en doe ditook met je linkerbeen ( 8 keer ).� PER TWEEMMuuzziieekk:: SSuuppeerrffuunnkk:: ‘‘EEnnddlleessss ssttrreeeett’’
LK doet telkens 1 keer voor met een llg.
� Muurtje duwenTurnrij: 2 per 2 gaan staan � Llg a = muur� Llg b = duwer
Houding: de duwer houdt de handen op schouderhoogtetegen de muur. Duwer zet een stap achteruit en spanthet lichaam op als een plank.Oefening: buig en strek je armen. Als je buigt moeten jeneus bijna de muur raken. Je wil wel weg van de muur, maar je kan niet. ( 8 x )� Wisselen van rol.
� Sit-upSit-upjes met helper die de voeten op de grond duwt. (Maximaal 30 seconden lang) - met armen gekruist voor de borst; - dan handen in de nek.
Steeds contact met de lenden op de grond zoeken.
� Rugje-rugjeJe gaat met je rug tegen elkaar staan en je buigt je knieëntot een hoek van 90°. Op en neer buigen tot je knieën ineen hoek van 90° staat. LK geeft aanwijzingen i.v.m. hetzakken, blijven hangen en terug naar boven komen.
Ritm
iek-
lage
r on
derw
ijs 1
21
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
12
Ritm
iek-
lage
r on
derw
ijs 1
22
zo over de bank springen met hun voeten in de luchtzwierend. Zo enkele keren proberen. Steeds de benen hoger proberen te houden.
Zelfde start- en stopsignalen gelden hier.
LLllnn bbeeggeevveenn zziicchh nnaaaarr ddee ttuurrnnrriijj aaaann ddee ddeeuurr..LLKK llaaaatt eennkkeellee llllnn hheett mmaatteerriiaaaall oopprruuiimmeenn:: ((1166 llllnn))
Bank: 2 lln zetten de bank aan de kant van de turnzaal engaan zich dan omkleden.Matjes: 2 lln per mat brengen de mat naar het materiaal-hok en gaan zich omkleden.Valmat: 4 lln brengen de valmat naar de kant van de turn-zaal en zetten de mat recht.Banken: 4 lln p.b. zetten de banken aan de kant van de turn-zaal en gaan zich dan omkleden.
OOmmkklleeddeenn
LESVERLOOP
BEWEGINGSKUNSTEN 10 à 15 min
Herhaling radslag
LK laat 1 llg radslag voordoen.LK laat de lln verwoorden wat heel belangrijk is.
� IInnzzeetthand per hand op de grond, 2 handen tegelijk mag ook,als je sneller draaitvoorste voet ver naar voor plaatsen
� HHooooffddffaasseevoeten gespreid naar bovenprobeer in één lijn radslag te doen
� EEiinnddffaasseevoeten één voor één neerzetten (bijtrekpas voorbereiden)
LK doet voor en verwoordt de tussenstappen bij de inzet vande radslag.� 1 voet naar voor, been gestrekt, ver naar voor plaatsen� handen in de lucht, vóór en na het raddraaien� bij de afzet, even naar voor leunen
LK legt de opdracht uit:� Lln oefenen per 2. De lln krijgen per 2 1 fiche met
daarop aandachtspunten i.v.m. radslag. 1 llg doet radslag, de andere evalueert a.h.v. de ver-schillende aandachtspunten.
LK deelt de lln in per 2 en deelt de fiches uit.LK spreekt het start- en stopsignaal af � fluitsignaal.2e fluitsignaal = stoppen = terug naar de turnrij komen enmonden dicht.
LK geeft het startsignaalLln voeren de opdracht uitLK gaat rond en geeft tips ter verbeteringLK geeft het eindsignaalLln begeven zich naar de turnrij
LK legt de differentiatieopdracht uit:
� Voor degenen die het al goed kunnen.Staat reeds klaar: 2 of 3 banken naar beneden. ( schuininhaken aan het wandrek). Hierop liggen matjes.Beneden ligt een valmat klaar. De kinderen kunnen vanboven naar beneden radslag doen.
� Voor degenen die al radslag kunnen, maar nog nietgoed durven op verhoog.Lln oefenen radslag door op 1 lijn radslag steeds snel-ler uit te voeren.
� Voor de zwakkeren staat er een bank klaar.De lln kunnen met hun handen op de bank steunen en
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
13
Turn
en 2
55
DOELEN
CVACardioVasculair
LEERINHOUD
OPWARMINGRRoonnddllooooppLp. a. elkaar.
1. 1 Vt. op de bnkn. pl.2. O. de valm. lp.
Variant 1:1. Op en o. de bnkn. spr.
met beide Vtn. sam.2. Spr. o. de lgte. van de
valm. met de Vtn. sam.Variant 2:
1. O. de bnkn. spr. zonderze te raken.
2. Kn. hg. hff. op de valm
DIDACTISCHE RICHTLIJNEN
� Lln. verz. v. het sportr.� ‘Vandaag trampolinespr. Beginnen
met opw.’� 2 x 4 lln. leggen 2 valm. in de lngt. van
de zaal, 2 x 4 lln. pl. 3 bnkn. in de breed-te van de zaal evenwijdig met elkaar, 2x 2 lln. pl. 1 m. a. de valm., nadien naastelkaar zitten voor het sportr.
� Volledige demo door ll. X. � L. zegt aandachtspunten tijdens
demo:- 1 Vt. op de bnkn.- O. de valm. lp.
� ‘Iedereen a. ll. X. Start!’� Moedig aan, benadruk aandachts-
punten, ga in op voorsteken, geduw engetrek.
� ‘Ll. X: Wanneer je opnieuw aan debnkn. komt, stop je v. de bnkn.’
� Volledige demo variant 1 door ll. Y.� L. zegt aandachtspunten tijdens demo:
- Op en o. de bnkn. met 2 Vtn. sam. - Spr. op de valm. met de Vtn. sam.
� ‘Iedereen a. ll. Y. Start!’� Volledige demo variant 2 door ll. Z.� L. zegt aandachtspunten tijdens demo:
- O. bnkn. spr. zonder ze te raken.- Kn. hg. hff. op de valm.
� ‘Diegenen die de bnkn. gepl. hebbenpl. ze opnieuw tegen de muur.Diegenen die valm. gepl. hebben, pl.2 trampolines voor de valm. Nadien zitten v. de plinten.’� Verdeel de groep in 2 en laat ze a.
elkaar zitten, elke groep a. een tram-poline.
ORGANISATIE EN TIJD
T: 10 min.
Materiaal: 6 bnkn, 2 valm, 2 m
MANUEL BOCHARSTUDENT LO
trampolinespringen
Vak: LOLesonderwerp(en): TrampolineDidactische beginsituatie: � De lln. kennen het gebruik van de trampoline uit de lage-
re school.� De lln. kunnen spr. tussen de stn.: hurkspr., rolspr., spr.
buit. de stn.: sprd.spr. en wendspr., strekspr. met halve enhele draai (lngt.as) uitvoeren op veerplank, maar hebbengeen ervaring met deze spr. op de trampoline.
Situering in het leerplan:44..22..22 GGyymmnnaassttiieekk::LLeeeerrppllaannddooeellsstteelllliinnggeenn::
� De lln. kunnen in kleine groepen oef. en elkaar helpen. (4,34*)
� De lln. kunnen spr. uitvoeren op/o. toestellen. (9, 10)
� De lln. kunnen veilig land. i.f.v. de bew. (10)LLeeeerriinnhhoouuddeenn:
� De lln. kunnen tussenstn.spr. op en/of o. toestellen m.b.v.de trampoline.
� De lln. kunnen sprdspr. m.b.v. de trampoline.� De lln. kunnen strekspr. met halve draai. m.b.v. de tram-
poline.� De lln. kunnen na een korte aanlp. juist leren inspr., verti-
caal stijgen en beheerst land. Benodigd materiaal:
6 bnkn., 2 valm., 2 trampolines, 2 b., 2 plinten, 2 m.Geraadpleegde bronnen:
http://hhhacking.thepunt.be/files/LO_ASO_1_TT_005.dochttp://hhhacking.thepunt.be/files/LO_ASO_1_TT_009.dochttp://hhhacking.thepunt.be/files/LO_ASO_1_TT_011.doc
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
14
Turn
en 2
56
LEER
INH
OUD
KERN
TTrraamm
ppoolliinn
eesspprr
iinnggee
nn2
Tram
polin
es,
2 gr
oepe
n, e
lke
groe
p bi
jei
gen
tram
polin
e, s
pr. u
itvoe
ren
en la
ngs
zij-
kant
van
de z
aal t
erug
kere
n.11))
IInn ttrr
aammppoo
lliinnee
llpp..
Aand
acht
spun
ten:
- ho
ge s
pr. n
aar t
ram
polin
e.-
1 Vt
. in
mid
den
van
tram
polin
e af
stot
en.
- 2
Vtn
. lan
d. o
p va
lm. m
et B
n. li
cht g
ebo-
gen
en re
chte
Rg.
22)) IInn
ttrraamm
ppoolliinn
ee sspp
rr..Aa
ndac
htsp
unte
n:-
2 Vt
n. in
mid
den
van
tram
polin
e af
stot
en.
(nie
t aan
de
zijka
nten�
veer
t nie
t goe
d)-
zo h
g. m
ogel
ijk s
pr. n
a 3d
e of
4de
spr
.
33)) TT
wwiiss
ttsspprr
oonngg::
Aand
acht
spun
ten:
- dr
aai v
lak
voor
het
hoo
gste
pun
t ev
en je
Hpn
.
44)) SS
ttrreekk
sspprroo
nngg::
Aand
acht
spun
ten:
- la
ng m
aken
doo
r An.
te h
ff. b
ov. H
fd.
(Nie
ta.
Hfd
. �sl
echt
voor
de
Rg.)
- L.
ops
pann
en.
- ki
jk re
cht v
ooru
it. (n
aar
bene
den
kijk
en �
naar
v. va
llen
tijde
ns h
et la
nd.)
Varia
nt 1
:Ll
n. k
lapp
en in
de
Hn.
voo
r he
t ac
hter
het
licha
am ti
jden
s de
spr
.Va
riant
2:
Ll. 1
spr
. in d
e tr
ampo
line,
ond
ertu
ssen
goo
itll.
2 e
en b
. van
a. d
e va
lm. o
mhg
. Ll.
1 pr
o-be
ert d
e b.
te v
ng. o
p he
t hgs
te. p
t. N
adie
nga
at ll
. 1 d
e b.
opg
ooie
n en
z.
DOEL
EN
PM (P
sych
omot
oris
ch):
�De
lln.
kun
nen
hoge
spr
. mak
en n
aar
de tr
ampo
line.
�De
lln.
kun
nen
met
1 V
t. –
2 Vt
n. a
fsto
-te
n in
het
mid
den
van
de tr
ampo
line.
�De
lln.
kun
nen
land
. na
de s
pr. m
et 2
Vtn.
sam
., met
rech
te R
g. e
n Bn
. lic
ht-
jes
gebo
gen.
�
De
lln.
kunn
en
Hpn
. dr
aaie
n na
afst
oot i
n de
tram
polin
e.�
De ll
n. k
unne
n An
. ges
trekt
hff.
bov
.he
t Hfd
. na
afst
oot i
n de
tram
polin
e.�
De
lln.
kunn
en n
aar
v. ki
jken
na
afst
oot.
�De
lln.
kun
nen
v. en
a. L
. kla
ppen
na
afst
oot i
n de
tram
polin
e.�
De ll
n. k
unne
n b.
vng.
op
hgst
e. p
t. na
afst
oot i
n de
tram
polin
e.
DIDA
CTIS
CHE
RICH
TLIJ
NEN
�‘W
e gn
. een
gro
ot a
anta
l spr
. uitv
oere
n. E
lke
groe
p vo
ert d
e sp
r. ui
t en
lpt.
dan
aan
de z
ij-ka
nt va
n de
zaa
l naa
r de
eige
n gr
oep
teru
g.’
�‘B
elan
grijk
is d
at w
e st
eeds
op
2 Vt
n. s
am.
land
.!’�
‘De
eers
te s
pr. i
s ee
n lp
.spr
.’ D
emo
+ aa
n-da
chts
punt
en.
�M
otive
er, v
erbe
ter,
herh
. aan
dach
tspu
nten
.�
Verb
eter
kla
ssik
aal
als
bijn
a ie
dere
en d
esp
r. ve
rkee
rd u
itvoe
rt.
�Ge
ef d
iege
nen
die
niet
op
2 Vt
n. s
am. l
and.
een
waa
rsch
uwin
g en
w
anne
er
ze
dit
(opz
ette
lijk)
blij
ven
doen
, zet
je d
eze
aan
deka
nt d
ie d
an a
ls v
oorb
eeld
die
nt v
oor
dere
st.
�‘D
e lln
. die
nu
spr.
mak
en h
un s
pr. a
f. D
ere
st w
acht
voo
r de
vol
gend
e oe
f.’�
Iem
and
die
toch
nog
spr
., w
aars
chuw
ing
geve
n.�
‘In tr
ampo
line
spr.’
Dem
o +
aand
acht
spun
-te
n.�
Dem
o do
or l
l. D
e de
mo
moe
t ju
ist
zijn
,an
ders
iem
and
ande
rs a
andu
iden
of
nog
een
keer
late
n pr
ober
en.
�‘T
wis
tspr
.’ D
emo
+ aa
ndac
htsp
unte
n.�
‘Str
eksp
r.’ D
emo
+ aa
ndac
htsp
unte
n.�
Varia
nt 1
. Dem
o +
aand
acht
spun
ten.
�Va
riant
2. D
emo
+ aa
ndac
htsp
unte
n.�
Varia
nt 3
. Vol
ledi
ge d
emo
+ aa
ndac
htsp
un-
ten.
�Ee
rst o
m te
oef
., da
n w
edst
rijdj
e, 2
plo
egen
tege
n el
kaar
.
ORGA
NIS
ATIE
EN
TIJ
D
T: 1
5 m
in.
Mat
eria
al: 2
val
m.,
2 tr
ampo
lines
, 2
b. 2
m.
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
15
Turn
en 2
57
LEER
INH
OUD
Varia
nt 3
:Ll
. 1 lp
t. aa
n m
et b
., doe
t stre
kspr
. en
gooi
t de
b re
cht o
mhg
. Ll 2
kom
t er
kort
a. e
n pr
o-be
ert d
e b
te vn
g. e
n op
nieu
w re
cht o
mhg
. te
gooi
en vo
or d
e vo
lgen
de ll
. enz
.
55)) SS
ttrreekk
sspprroo
nngg mm
eett hh
aallvvee
ddrraa
aaii ((ll
nnggtt..aa
ss))::
Aand
acht
spun
ten:
- An
. en
Hp.
dra
aien
in e
enze
lfde
richt
. na
afst
oot o
p de
tram
polin
e.-
land
. op
2 Vt
n. e
n ki
jken
naar
de
tram
polin
e.
Varia
nt:
Lln.
pro
bere
n ee
n vo
lledi
ge d
raai
. Ze
kijk
enda
n op
nieu
w w
eg va
n de
tram
polin
e.
66)) SS
pprreeii
ddsspprr
oonngg::
Aa
ndac
htsp
unte
n:-
Bn. s
prd.
(+ st
rek.)
na a
fstoo
t op d
e tra
mpo
line.
- na
ar v.
kijk
en.
- Bn
. wee
r slu
iten
v. la
ndin
g.-
land
. op
2 Vt
n. s
am.
77)) HH
uurrkkss
pprroonn
gg::Aa
ndac
htsp
unte
n:
- Kn
. naa
r bov
. bre
ngen
. (Hoe
k van
90° m
et bo
v. L.)
- tik
met
Hn.
de
sche
nen
v. he
t hgs
te. p
t.-
opni
euw
An.
stre
kken
tot b
ov. h
et H
fd.
- na
ar v.
kijk
en.
Varia
nt:
Lln.
tikk
en d
e Tn
. i.p
.v. d
e sc
hene
n.
88)) WW
eennddss
pprroonn
gg mm
eett dd
ee ppll
iinntt ((
pplliinn
tt iinn
bbrrddtt
ee..))::
Aand
acht
spun
ten:
- H
n. p
lat e
n in
het
mid
den
van
de p
lint.
- Vt
n. o
p de
plin
t.-
met
ges
trekt
e Bn
. lan
gs d
e pl
int w
end.
- la
nd. a
. de
plin
t op
valm
. met
Vtn
. sam
.Va
riant
:La
ngs
de p
lint w
end.
zon
der e
erst
Vtn
. te
pl.
DOEL
EN
PM (P
sych
omot
oris
ch):
�
De ll
n. k
unne
n Bn
. spr
d. e
n w
eer s
lui-
ten
na a
fsto
ot in
de
tram
polin
e.
�De
lln
. ku
nnen
Kn.
hg.
bre
ngen
, de
enke
ls ti
kken
en
An. w
eer h
g. b
reng
enna
afs
toot
in d
e tr
ampo
line.
�
De ll
n. k
unne
n la
ngs
de p
lint
wen
d.m
et e
n zo
nder
de
Vtn.
te p
l. op
de
plin
tna
afs
toot
in d
e tr
ampo
line.
�De
lln
. ku
nnen
tus
sens
teun
spr.
uit-
voer
en o
p de
plin
t met
en
zond
er d
eVt
n. te
pl.
op d
e pl
int n
a af
stoo
t in
detr
ampo
line.
CO (C
ogni
tief):
�De
lln
. ke
nnen
de
aand
acht
spun
ten
per s
pr.
DA (D
ynam
isch
Affe
ctie
f):�
De ll
n. e
rvar
en s
pr. i
n de
tram
polin
eal
s aa
ngen
aam
. �
De ll
n. k
unne
n in
rus
tige
sfee
r sp
or-
ten.
DIDA
CTIS
CHE
RICH
TLIJ
NEN
�‘S
trek
spr.
met
hal
ve d
raai
.’ D
emo
+ aa
ndac
htsp
unte
n.�
‘Wie
wil
mag
een
vol
ledi
ge d
raai
pro
bere
n.’
+ aa
ndac
htsp
unte
n.�
‘Spr
dspr
.’ D
emo
+ aa
ndac
htsp
unte
n.�
‘Hur
kspr
.’ D
emo
+ aa
ndac
htsp
unte
n.�
‘Wie
wil
mag
pro
bere
n de
Tn.
te ra
ken
i.p.v.
de
enk
els.
’�
‘We
gn. a
llem
aal z
itten
.’�
2 lln
. van
elk
e gr
oep
pl. 1
plin
t in
de b
rdte
.tu
ssen
valm
. en
tram
polin
e. 2
and
ere
lln. v
anel
ke g
roep
pl.
de tr
ampo
line
naar
a. N
adie
nop
nieu
w b
ij de
eig
en g
roep
gn.
zitt
en.
�‘W
ends
pr. m
et d
e pl
int.’
Dem
o +
aand
acht
s-pu
nten
.�
Dui
d op
vei
lighe
id!
�‘W
ie w
il, m
ag p
robe
ren
zond
er d
e Vt
n. te
pl.
op d
e pl
int l
angs
de
plin
t wen
d.’
ORGA
NIS
ATIE
EN
TIJ
D
T: 1
5 m
in.
Mat
eria
al: 2
val
m.,
2 tr
ampo
lines
, 2
plin
ten,
2 m
.
Tijd
schr
ift v
oor
Lich
amel
ijke
Opv
oedi
ng 1
/200
6
16
Turn
en 2
58
LEER
INH
OUD
55)) TT
uussssee
nnssttee
uunnsspp
rroonngg
mmeett
ddee
pplliinn
tt ((pp
lliinntt ii
nn llgg
ttee))::
Aand
acht
spun
ten:
- H
n. p
lat e
n in
het
mid
den
van
de p
lint.
- Vt
n. o
p de
plin
t.-
Hn.
pl.
op h
et e
inde
van
de
plin
t en
afsp
r.m
et B
n. g
espr
d.-
Naa
r v. k
ijken
.
Varia
nt:
Met
een
na d
e sp
r. de
Hn.
pl.
op h
et e
inde
van
de p
lint e
n af
spr.
met
de
Bn. g
espr
d.
SLOT
TTeerr ll
aanndd,,
tteerr zz
eeee ee
nn iinn
ddee
lluucchh
ttAl
le ll
n. s
tart
en o
p de
bnk
- bn
k.=l
and
- lij
nen
op d
e gr
ond=
zee
- va
lm.=
luch
t
L. ro
ept l
and,
zee
of l
ucht
. Men
moe
t dan
zo
snel
mog
elijk
reag
eren
doo
r ern
aart
oe te
lp.
Doel
is o
m n
iet a
ls la
atst
e aa
n te
kom
en.
Spel
rege
ls:
- Re
agee
rt m
en v
erke
erd
of k
omt m
en a
lsla
atst
e aa
n, is
men
af e
n ga
at m
en a
an d
eka
nt z
itten
tot e
r maa
r 1 ie
man
d ov
erbl
ijft.
- M
en m
ag e
lkaa
r nie
t hin
dere
n.
Varia
nten
:Pr
og.:
- Men
moe
t op
1 B.
lp.
- Men
moe
t met
bei
de V
tn. s
am. s
pr.
- Men
moe
t op
Hn.
en
Vtn.
lp.
Reg.
: - V
alm
. dic
hter
bij
de b
nkn.
pl.
DOEL
EN
PM:
�De
lln.
kun
nen
snel
reag
eren
.�
De ll
n. k
unne
n sn
elhe
id o
pbou
wen
tij
dens
het
lp.
CO:
�De
lln.
wet
en w
at la
nd, z
ee e
n lu
cht i
s.
DA:
�De
lln.
erv
aren
afv
alsp
el a
ls
aang
enaa
m.
DIDA
CTIS
CHE
RICH
TLIJ
NEN
�2
lln. v
an e
lke
groe
p pl
. de
plin
ten
in d
e lg
te.
2 an
dere
lln.
pl.
de tr
ampo
line
naar
a.
�‘T
usse
nstn
.spr
. met
de
plin
t.’ D
emo
+ aa
n-da
chts
punt
en.
�‘A
llem
aal a
. dez
e tr
ampo
line.
’ �
‘Wie
wil
mag
pro
bere
n, z
onde
r de
Vtn.
te p
l.op
de
plin
t tus
sens
tn.s
pr. u
it te
voe
ren.
’�
Hel
p di
e lln
. die
het
pro
bere
n. A
. grij
pen
net
bov.
de e
llebo
og.
�4
lln. p
l. 2
bnkn
. naa
st e
lkaa
r in
de b
rdte
van
de z
aal,
4 lln
. pl.
tram
polin
es w
eg, 4
lln.
pl.
plin
ten
weg
. 4 ll
n. p
l. kl
eine
m. w
eg. D
e re
stga
at n
aast
elk
aar
op d
e bn
kn. s
taan
.
�‘A
lle ll
n. s
taan
op
de b
nkn.
’�
‘Om
de
les
af te
slu
iten
spel
en w
e no
g ee
nsp
el. H
et h
eet:
‘Ter
lan
d, t
er z
ee e
n in
de
luch
t.’�
‘Bnk
n. zi
jn la
nd, l
ijnen
op
de g
rond
is d
e ze
e,en
de
valm
. zijn
de
luch
t.’�
‘Ik ro
ep la
nd, z
ee o
f luc
ht. J
ullie
moe
ten
dan
zo s
nel m
ogel
ijk r
eage
ren
door
naa
r la
nd,
zee
of lu
cht t
e lp
. en
op la
nd te
sta
an e
n op
luch
t en
zee
te li
ggen
.’�
‘Doe
l is
om n
iet
als
laat
ste
aan
te k
omen
,w
ant
dieg
ene
die
laat
st is
of
dieg
enen
die
verk
eerd
reag
eren
val
len
ook
af.’
�‘W
ie a
ls la
atst
e ov
erbl
ijft,
win
t het
spe
l.’�
Even
tuee
l, al
s er
nog
tijd
is, v
aria
nten
invo
e-ge
n.�
‘De
jong
ens
ruim
en d
e va
lm. o
p, d
e m
eisj
esde
bnk
n.’
�Ve
rz. d
e lln
. + e
valu
eer
de le
s.
�Om
kled
en.
ORGA
NIS
ATIE
EN
TIJ
D
T: 1
0 m
in.
Mat
eria
al: 2
val
m.,
2 bn
kn.