205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

16
Piramides bouwen kansen tot vaardiger bewegen en samenwerken Piramides bouwen Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005 1 Er wordt een beroep gedaan op de werkvorm samenwer- kend leren waarbij volgende sleutelbegrippen toegepast worden. Positieve wederzijdse afhankelijkheid: elk teamlid neemt beurtelings verschillende rollen en taken op. Individuele aanspreekbaarheid: elk teamlid is verant- woordelijk voor de eigen rol en taak, maar ook voor het groepsresultaat. Vakconcept LO 011 REGINALD LEPER XXXXXX XXXX XXX Piramides bouwen biedt kansen tot het ontwikkelen van bewegings- én samenwerkingsvaardigheid. Je lokt dit uit door aan elke bewegersrol (onder-, boven- en middenpartner) en/of bewegingsgerelateerde rol (helper, toeschouwer, choreograaf) gelijktijdig een bewegings- en samenwerkingstaak te verbinden. Het uitgangspunt voor dit aanbod zijn vier piramides met 3 bewegers die de basismodules vormen voor het bouwen van piramides met 3, 5 en 6 bewegers. Deze basispiramides zijn geselecteerd op basis van eenvoud, beperkte moeilijkheidsgraad en uitgebreide uitbouwmogelijkheden. Alle leerlingen kunnen ongeacht hun bewegingsvaardigheid, zelfstandig en met succes deze basisvormen bouwen, variëren en uitbreiden tot meer omvangrijke piramides. Directe interactie: kleine en heterogene groepen lokken overleg en discussie uit. Aandacht voor sociale vaardigheden: effectief samen- werken leidt tot succesvoller bewegen. Evalueren van het groepsproces: de teamleden bespre- ken de sterke en zwakke punten van de samenwerking. De instructie voor het bouwen van de piramides gebeurt met behulp van kijkwijzers en heeft betrekking op de pira- midevorm en/of op de specifieke rollen en taken. Aan elke rol worden zowel bewegingstaken (je lichaam aanspan- nen, een stevige basispositie aannemen, je loodrecht opdrukken, …) als samenwerkingstaken (actief luisteren, volledige informatie geven, gedoseerd helpen, hulp vra- gen, positieve en negatieve feedback geven, …) gekoppeld. Belangrijk is dat leerlingen samen met de leraar reflecte- ren over hun bewegings- en samenwerkingstaken. Dit kan na het beëindigen van een opdracht of naar aanleiding van een (zelf)evaluatie. TEAMS VORMEN Hoewel heterogene teams de meeste leerkansen bieden, moet de leraar erop toezien dat de tegenstellingen tussen de teamleden overbrugbaar zijn. Een heterogeen team bevat onderpartners en bovenpartners, vaardige en minder vaardige leerlingen, doeners en denkers, beschouwers en toepassers, impulsieve en bedachtzame leerlingen, leiders en volgers, enz. De teams moeten daarnaast voldoende ruim samengesteld zijn zodat de verschillende rollen (beweger, helper, instructeur, coach, ...) een kans krijgen. PIRAMIDES MET 3 BEWEGERS Kijkwijzer 1 geeft een overzicht van de basispiramides en de verwachte taken. Kijkwijzers 2, 3, 4 en 5 geven concre- te aanwijzingen over de afzonderlijke basispiramides en de daarbij horende bewegings- en samenwerkingstaken. In een verdere fase kan je de teams vragen om variaties te ontwerpen op de basispiramides. BVLOPraktijk1/2005p1-8 15-02-2005 18:13 Pagina 1

description

 

Transcript of 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Page 1: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Piramides bouwenkansen tot vaardiger bewegen en samenwerkenPPiirraammiiddeess bboouuwweenn

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

1

Er wordt een beroep gedaan op de werkvorm samenwer-kend leren waarbij volgende sleutelbegrippen toegepastworden.� Positieve wederzijdse afhankelijkheid: elk teamlid

neemt beurtelings verschillende rollen en taken op.� Individuele aanspreekbaarheid: elk teamlid is verant-

woordelijk voor de eigen rol en taak, maar ook voor hetgroepsresultaat.

Vakc

once

pt L

O 01

1

REGINALD LEPERXXXXXXXXXXXXX

Piramides bouwen biedt kansen tot het ontwikkelen van bewegings- én samenwerkingsvaardigheid. Jelokt dit uit door aan elke bewegersrol (onder-, boven- en middenpartner) en/of bewegingsgerelateerderol (helper, toeschouwer, choreograaf) gelijktijdig een bewegings- en samenwerkingstaak te verbinden. Het uitgangspunt voor dit aanbod zijn vier piramides met 3 bewegers die de basismodules vormen voorhet bouwen van piramides met 3, 5 en 6 bewegers. Deze basispiramides zijn geselecteerd op basis vaneenvoud, beperkte moeilijkheidsgraad en uitgebreide uitbouwmogelijkheden. Alle leerlingen kunnenongeacht hun bewegingsvaardigheid, zelfstandig en met succes deze basisvormen bouwen, variëren enuitbreiden tot meer omvangrijke piramides.

� Directe interactie: kleine en heterogene groepen lokkenoverleg en discussie uit. � Aandacht voor sociale vaardigheden: effectief samen-

werken leidt tot succesvoller bewegen. � Evalueren van het groepsproces: de teamleden bespre-

ken de sterke en zwakke punten van de samenwerking.De instructie voor het bouwen van de piramides gebeurtmet behulp van kijkwijzers en heeft betrekking op de pira-midevorm en/of op de specifieke rollen en taken. Aan elkerol worden zowel bewegingstaken (je lichaam aanspan-nen, een stevige basispositie aannemen, je loodrechtopdrukken, …) als samenwerkingstaken (actief luisteren,volledige informatie geven, gedoseerd helpen, hulp vra-gen, positieve en negatieve feedback geven, …) gekoppeld.Belangrijk is dat leerlingen samen met de leraar reflecte-ren over hun bewegings- en samenwerkingstaken. Dit kanna het beëindigen van een opdracht of naar aanleiding vaneen (zelf)evaluatie.

TEAMS VORMEN

Hoewel heterogene teams de meeste leerkansen bieden,moet de leraar erop toezien dat de tegenstellingen tussende teamleden overbrugbaar zijn. Een heterogeen teambevat onderpartners en bovenpartners, vaardige en mindervaardige leerlingen, doeners en denkers, beschouwers entoepassers, impulsieve en bedachtzame leerlingen, leidersen volgers, enz. De teams moeten daarnaast voldoenderuim samengesteld zijn zodat de verschillende rollen(beweger, helper, instructeur, coach, ...) een kans krijgen.

PIRAMIDES MET 3 BEWEGERS

Kijkwijzer 1 geeft een overzicht van de basispiramides ende verwachte taken. Kijkwijzers 2, 3, 4 en 5 geven concre-te aanwijzingen over de afzonderlijke basispiramides ende daarbij horende bewegings- en samenwerkingstaken.In een verdere fase kan je de teams vragen om variaties teontwerpen op de basispiramides.

BVLOPraktijk1/2005p1-8 15-02-2005 18:13 Pagina 1

Page 2: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

2

Vakc

once

pt L

O 01

2

and balances, Champaign: Leisure.Leper R; Van Maele I, 2001, Circus op school. Acrobatie,evenwicht en jongleren, Leuven/Leusden: Acco.Leper R, 2002, Samenwerken als aanzet voor sociaal enmotorisch leren, in Vits H; Behets D (eds),Bewegingsopvoeding: naar een geïntegreerd curriculum,Leuven/Leusden: Acco.Leper R, 2002, Piramides bouwen met invalshoek ‘moto-risch en sociaal leren’, in Vits H; Behets D (eds),Bewegingsopvoeding: naar een geïntegreerd curriculum,Leuven/Leusden: Acco.

PIRAMIDES MET 5 RESP. 6 BEWEGERS

Hier volgen twee mogelijke werkwijzen.� Aan de hand van de geleerde basispiramides laat je de

teams piramides met 5 resp. 6 bewegers ontwerpen. Deteamleden werken in subgroepen van twee leden, teke-nen een piramide en noteren voor elke beweger en hel-per de bewegings- en samenwerkingstaken. � De teamgenoten vormen vier subgroepen. Elk tweetal

kiest of krijgt van de leraar een kijkwijzer (kijkwijzer 6 en7). Beide partners schrijven hierop de bewegings- ensamenwerkingstaken. Eén van beide partners geeft deinstructie (instructeur), de andere geeft na de uitvoeringconstructieve feedback over de bewegings- en samen-werkingstaken (coach).

DE PIRAMIDES PRESENTEREN AAN EEN PUBLIEK

Piramides ontwerpen is fijn, maar ze op muziek presente-ren aan medeleerlingen is pas levensecht en lokt grotebetrokkenheid uit. Volgende aanwijzingen dragen bij tothet succesvolle verloop van de presentatie.� Je presenteert een combinatie van maximum 4 piramides. � Je speelt om beurt beweger en helper.� Als helper ben je betrokken bij de presentatie.� Je combinatie heeft een begin en een einde. � Je blijft positief wanneer iets fout gaat.� Je speelt voor het publiek: oogcontact en een juiste

oriëntatie t.o.v. het publiek geven je presentatie meeruitstraling.

REFLECTIE EN EVALUATIE

Indien de leraar inzichtelijk leren en gedragsveranderingwil uitlokken, is het noodzakelijk dat de leerlingen reflec-teren en betrokken worden bij de evaluatie. Volgenderichtvragen kunnen de reflectie ondersteunen.� Terugblikken

Waarover ben je (niet) tevreden: over de aanpak, de uit-voering van de piramide en de samenwerking? Welkeproblemen heb je ervaren? � Alternatieven zoeken en uitproberen

Hoe kan je de aangehaalde problemen aanpakken?Welke alternatieven heb je? Welk alternatief wil je bij devolgende taak resp. les uitproberen?

LITERATUUR

Blume M, 1992, Akrobatik. Training - Technik -Inszenierung, Aachen: Meyer & Meyer.Blume M, 1999, Akrobatik mit Kindern und Jugendlichenin Schüle und Verein, Aachen: Meyer & Meyer.Fodero J; Furblur E, 1989, Creating gymnastic pyramids

KKiijjkkwwiijjzzeerr 11:: oovveerrzziicchhtt bbaassiissppiirraammiiddeess mmeett 33 bbeewweeggeerrss

� Je bouwt deze piramides in teams van 4 leden� Met deze basispiramides kan je piramides van 3, 5

en 6 bewegers construeren� Je leert deze piramides, je verbindt ze aan elkaar

en presenteert ze op muziek� Je leert de bewegings- en samenwerkingstaken

van de onderpartner(s), middenpartner(s), boven-partner(s) en helper(s). Kijkwijzers 2, 3, 4 en 5geven je hierover meer informatie

BVLOPraktijk1/2005p1-8 15-02-2005 18:13 Pagina 2

Page 3: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

3

Vakc

once

pt L

O 01

3

KKiijjkkwwiijjzzeerr 22:: bbaassiissppiirraammiiddee ssttaanndd oopp bbeekkkkeenn vvaann 22 oonnddeerrppaarrttnneerrss

We bouwen de piramide driemaal en wisselen telkens van rol

KKiijjkkwwiijjzzeerr 33:: bbaassiissppiirraammiiddee hhaannddeenn-- eenn vvooeetteennsstteeuunn

We bouwen de piramide driemaalen wisselen telkens van rol

KKiijjkkwwiijjzzeerr 44:: bbaassiissppiirraammiiddee ssttaanndd oopp ddiijjeenn vvaann22 oonnddeerrppaarrttnneerrss

We bouwen de piramide driemaalen wisselen telkens van rol

BVLOPraktijk1/2005p1-8 15-02-2005 18:13 Pagina 3

Page 4: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

4

Vakc

once

pt L

O 01

4

KKiijjkkwwiijjzzeerr 55:: bbaassiissppiirraammiiddee ssttaanndd oopp bbeekkkkeenn vvaann mmiiddddeennppaarrttnneerr

We bouwen de piramide driemaal en wisselen telkens van rol

KKiijjkkwwiijjzzeerr 66:: ppiirraammiiddeess mmeett 55 bbeewweeggeerrss

KKiijjkkwwiijjzzeerr 77:: ppiirraammiiddeess mmeett 66 bbeewweeggeerrss

BVLOPraktijk1/2005p1-8 15-02-2005 18:13 Pagina 4

Page 5: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

5

Lage

r On

derw

ijs 1

07

LUC BOMBEKEREGENT LO

DansexpressieSPREEKT TOT DE VERBEELDING …OOK IN DE LES L.O. DEEL 2

De kinderen van groep één staan verspreid in de zaal.De kinderen van groep twee zitten langs de kant.Laat muziek ( Valse de l’avion, Panta Rhei uit Strides) spe-len afwisselend met stopmomenten. Geef de volgendeopdrachten. Laat eerst groep één starten. Toon voor aangroep twee.

Aan groep één:• Sta in een bepaalde houding. Blijf staan als een stand-

beeld. Denk hierbij aan een stevig gebouw. Hou dit vol.

Aan groep twee:• Maak een stapweg door de zaal. Kijk naar de stand-

beelden. Van zodra de muziek stopt, bouw je onmiddel-lijk een andere vorm bij een standbeeld. Telkens komtéén nieuwe vorm bij één standbeeld. Maak iets passend. Zorg er voor dat minstens éénlichaamsdeel het standbeeld raakt. Blijf in die houdingstaan.

Herhaal deze opdrachten. Wissel dan om: groep éénwordt twee en omgekeerd.Stel de volgende vragen.

• Hoe was het om dit te doen?• Kon je gemakkelijk aanbouwen? Waarom wel, waarom

niet?• Wat deed je het liefst: stilstaan of aanbouwen?

Laat dezelfde muziek spelen zonder onderbrekingen.Geef deze opdrachten.• Stap door de zaal. Volg de muziek.• Kies zelf wat je gaat doen. Ofwel zet je op een plek een

vorm neer en blijf je staan als een standbeeld. Ofwelbouw je aan bij een vorm. Kijk eerst goed rond terwijl jerondstapt. Maak een keuze en bouw passend aan.

• Beslis zelf hoelang je blijft staan. Als je met twee samenstaat , maak je jezelf eerst langzaam los bij het terug opstap gaan.

• Herhaal dit zolang de muziek speelt. Denk aan allerleibouwwerken. Maak variaties.

UUiittddiieeppiinngg

Al dansend maken de kinderen nu een keuze. Ze kiezenuit twee mogelijke rollen binnen hetzelfde thema.

Laat de kinderen groepjes van vijf maken. De groepjesstaan bij elkaar. Speel geen muziek. Vraag hen dezelfdeopdrachten uit te voeren met zes, vijf, … blokken. Daag henuit: welke groep kan het minst aantal blokken gebruiken?Mogelijke bijsturingsopdrachten:

• Probeer verschillende mogelijkheden. Hou elkaar eensanders vast.

• Welk groepje kan hiermee zachtjes bewegen zonder telossen?

VVeerrkkeennnniinngg

In deze lesfase construeren de kinderen allerlei vormen inverbinding met elkaar. Ze experimenteren met en zondermateriaal. De samenwerking blijft centraal staan.

Opdracht 2: Bouwen met materiaal

Bied nog ander materiaal aan zoals stokken: bezemste-len, bamboestokken, …en touwen: spring - en trektouwen.Laat de volgende opdrachten uitvoeren.• Maak met jullie groepje een bouwwerk waarbij zoveel

mogelijk van het materiaal gebruikt wordt.• Zorg ervoor dat dit één geheel vormt in een gesloten

opstelling ( bijvoorbeeld: een vierkant, een cirkel, …)• Laat mij zien als het klaar is.

Mogelijke bijsturingsopdrachten:

• Laat jullie bouwwerk veranderen: groter of kleiner, hogerof lager, ingewikkelder, …zonder uit elkaar te vallen.

• Maak andere bouwwerken.• Beperk het materiaal en bepaal een keuze: alleen de

stokken, alleen de touwen, alleen de blokken.• Geef jullie bouwwerken een naam.

De kinderen maken een laatste bouwwerk met materiaal.Van zodra de rustige muziek (Danse pour l’élan, PantaRhei uit Strides) speelt, verplaatsen ze het bouwwerk. Zezorgen er voor dat het bouwwerk één geheel blijft. Hettempo van de muziek wordt gevolgd.

Opdracht 3: Aanbouwen per twee

Het materiaal ligt opzij. Verdeel de groep in twee.

BVLOPraktijk1/2005p1-8 15-02-2005 18:13 Pagina 5

Page 6: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

6

Opdracht 4: Verwelkomen en bezoeken

De kinderen kiezen een plek in de zaal.Speel muziek ( Carasau, Panta Rhei uit Strides ) en geefde volgende opdrachten.• Maak een dansweg door de zaal.• Kies hoe je verder danst: je bouwt je huis of je gaat op

bezoek bij iemand.� Een huis bouwen: � Maak een vorm waarbij openin-

gen zijn.� Blijf zo staan, houd die vorm een

tijdje aan en ontvang bezoekers� Dans daarna verder en maak

opnieuw een keuze.

� Bezoeken: � Verlaat je dansweg en ga opbezoek in een huis.� Dans daarna verder en maak

opnieuw een keuze.

• Laat je huis bewegen, kantelen, afbreken, ineenstortenen terug opbouwen, … Maak er een dansweg mee. Ookin dit dansend huis blijven bezoekers welkom.

Mogelijke bijsturingsopdrachten:

• Zorg voor variaties in de huizen.• Bouw huizen met andere kinderen samen.• Durf aanbouwen bij andere huizen.

Maak een kring en hou een gesprekje. Stel de volgende vragen.• Hoe was het om zo te dansen rond huizen?• Wat deden jullie het liefst: bouwen of bezoeken?• Hebben jullie samengewerkt? Met hoeveel? Hoe deden

jullie dat?

VVeerrwweerrkkiinngg

Opdracht 5: Een eigen bouwverhaal dansen

De kinderen maken groepjes van vijf. Ze kiezen sameneen plek in de zaal. Geef de volgende opdrachten.Speel muziek ( Beyond the sunset, Jo Manji uit Café DelMar).• Dans samen rond gebouwen. • Jullie kunnen gebruik maken van alles wat we in deze

les gedaan hebben: aanbouwen aan elkaar met of zon-der materiaal, het gebouw laten bewegen op zijn plek ofin verplaatsing, het gebouw bezoeken.

• Spreek af hoe jullie starten: één vorm waaraan kangebouwd worden of een bouwwerk waarbij jullie metelkaar verbonden zijn. Spreek ook af of jullie materiaalgebruiken.

• Van zodra de muziek speelt, zeggen jullie niets meertegen elkaar. Dans en kijk goed naar wat er gebeurt.Dans vrijuit jullie bouwverhaal.

• Als de muziek verstilt, komen jullie tot een eindhoudingin de dans.

Lage

r On

derw

ijs 1

08

Mogelijke bijsturingsopdrachten:

• Verlaat je gebouw en kies al dansend een ander. Maakbij het nieuwe gebouw een dansverhaal.

AAffrroonnddiinngg

De kinderen maken een kring. Stel de volgende vraag.• Wie wil iets vertellen over de voorbije dansles?

MMuuzziisscchhee uuiittbbrreeiiddiinnggssooppddrraacchhtt De kinderen schilderen een fantasiegebouw. Ze geven diteen passende naam.

LES 3

TTHHEEMMAA:: ‘‘EESSCCHHEERR’’

LLeessdduuiiddiinngg

Doelgroep: derde graadSituering: Deze les sluit aan bij beeldende vorming bin-

nen het muzisch leerplan. Het is best dat dekinderen op voorhand van deze kunstenaar albepaalde werken gezien hebben. Ook eenkorte schets over zijn leven en werk kan deinteresse voor deze lesinhoud groter maken.

Ter info: EscherEscher was een Nederlandse graficus (1898- 1972).Hij maakte vooral zwart-wit tekeningenwaarin hij speelde met perspectief.Hij creëerde hiermee onbestaanbare werel-den. Voor een tekening maakte hij zorgvuldiguitgemeten voorstudies

BVLOPraktijk1/2005p1-8 15-02-2005 18:13 Pagina 6

Page 7: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

7

spreken af wie vooraan staat.Geef deze opdrachten.• De eerste van elke rij stapt, loopt, springt door de zaal

en maakt bewegingen die herhaald worden. De bewe-gingsherhalingen worden uitgevoerd met één of meer-dere lichaamsdelen of met het hele lichaam.

• De eerste bepaalt zelf hoelang een beweging wordtaangehouden en kiest stopmomenten.

• Op signaal wissel je om van eerste plaats.

Mogelijke bijsturingsopdrachten:

• Elke eerste vindt andere bewegingsherhalingen uit.• Wie vooraan staat, zorgt voor verrassende stops.• De eerste houdt een langere tijd een zelfde beweging aan,

de tweede en derde proberen die beweging te variëren:groter of kleiner, vlugger of trager, sterker of slapper.

UUiittddiieeppiinngg

De bewegingen die bij de verkenning de kinderen wat vrijermaken, worden in de uitdieping tot dans verwerkt. Het ge-bruik van herhalingen en veranderingen die in de tekenin-gen van Escher veelvuldig voorkomen, dienen ter inspiratie.

Opdracht 3: Maak je eigen herhalingsdans.

De kinderen kiezen een plek in de zaal en zitten neer.Geef de volgende opdrachten op muziek (Love song, RenéAubry uit Signes).• Luister naar de muziek. Ik laat een klein stukje horen.• Sta klaar in een passende houding om op die muziek te

bewegen.• Maak bewegingsherhalingen die passen bij de muziek.• Dans op je plaats of door de zaal. Bepaal zelf je dans-

weg en je stopmomenten.• Na een stop tel je tot vijf en start je een nieuwe weg met

andere bewegingen.• Herhaal deze opdrachten zolang de muziek speelt. Als

de muziek verstilt, kom je tot een stilstaande houding.

Herhaal deze opdrachten op andere muziek (Norweg,Cirque Du Soleil uit Saltimbanco en Lily was here, Stewartuit Film Favourites).

Mogelijke bijsturingsopdrachten:

• Dans met variaties. Hou je gekozen bewegingsherhalin-gen aan en maak die groter of kleiner, vlugger of trager,sterker of slapper.

• Gebruik ook de grond.• Varieer de richtingen van je dansweg …ook zijwaarts en

achterwaarts.• Verras jezelf met plotse stops en wissel vlug om naar

andere bewegingsherhalingen.• Kijk al dansend rond en boots andere bewegingen na.

Maak er een schaduwspel van. Doe dit zonder dat deandere het weet.

Lage

r On

derw

ijs 1

09

Lesdoelen: Op ritmische muziek het lichaam losmakenen bewegingsherhalingen uitvinden, dansenmet bewegingsherhalingen, dansen metgeleidelijke veranderingen, een dansstukje inkleine groepjes uitwerken en presenteren

LLeesssscceennaarriioo

IInnssttaappDe kinderen zitten samen in een kring.Laat prenten (bv. ‘Flatworms’, ‘Predestination’, ‘Meta-morphose’, ‘Liberation’) van de kunstenaar Escher zien.Stel de volgende vragen.• Wat staat er op? Wat zie je?• Wat gebeurt er op de tekeningen?

Hou hierover een kort gesprek. Laat de kinderen vrij ant-woorden. Maak een link met het thema van deze les:bewegingen die veranderen dansen op muziek.

VVeerrkkeennnniinngg

Opdracht 1: Zwaai je los en herhaal.

Geef de volgende opdrachten en begeleid met de handtrom.Speel een trommuziek dat past bij stappen en lopen.• Sta verspreid in de zaal. Kies een plek waardoor je met

de andere kinderen de zaal gelijk indeelt. Er is evenveelafstand tussen alle kinderen.

• Stap rond en houd diezelfde afstand.• Stap ook zijwaarts en achterwaarts. Blijf de trommuziek

volgen. Stop niet.• Doe hetzelfde in looppas. Kijk uit. Behoud opnieuw de

afstand.

Speel afwisselend een loop, spring- of huppelritme.Geef deze opdrachten.• Kies een loopweg door de zaal. Bewaar de afstand.• Bij de springmuziek maak je op een plek loszwaaiende

bewegingen met je armen en benen. Als de springmu-ziek stopt, loop je opnieuw door de zaal.

• Loop telkens naar een andere plek. Maak je bewegin-gen heel groot.

• Probeer zoveel mogelijk lichaamsdelen te laten meebewegen.• Houd dit loszwaaien aan zolang de springmuziek speelt.

Speel afwisselend een ritme dat herhaald wordt en eenstapritme.• Maak op een plek allerlei bewegingen met je armen,

benen, hoofd, handen, buik, …die je herhaalt. Als demuziek verandert, stap je terug naar een andere plek.Opnieuw maak je andere bewegingsherhalingen.

• Zorg voor variatie.• Riskeer grappige, rare, ingewikkelde, …bewegingen.

Blijf de herhalingskadans volgen.

Opdracht 2: Experimenteren met bewegingsherhalingen.Maak groepjes van drie. De kinderen staan op een rij en

BVLOPraktijk1/2005p1-8 15-02-2005 18:13 Pagina 7

Page 8: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

dansexpressie

Opdracht 4: Escher in dans.

Breng de kinderen in een kring. Bekijk opnieuw de teke-ningen van Escher en bespreek de veranderingen die er invoorkomen. Duid het verloop van de herhalingen aan enhet creëren van een fantasiewereld. Geef de volgende opdrachten op muziek ( Lily was here,Stewart uit Film Favourites).• Start opnieuw met bewegingsherhalingen in je dans. Laat

je bewegingen al dansend helemaal veranderen. Dans nuvrijuit. Zorg voor geleidelijke overgangen. Denk hierbij aande veranderingen op de tekeningen van Escher.

• Kom dan telkens terug naar nieuwe bewegingsherha-lingen waarna je opnieuw vrijuit danst.

• Herhaal dit patroon: bewegingsherhalingen, geleidelijkeovergangen, vrije dans, nieuwe bewegingsherhalingen, …

• Blijf ook afwisselen met stopmomenten.

Bundel deze dansmogelijkheden in een fiche. Toon hetaan de kinderen en bespreek kort.

Hoe maak je een eigen dans?

Maak een eigen dansweg of dans op je plaatsmet bewegingen die passen bij de muziek.

Maak bewegingen die herhaald worden Met je benen en voeten of met je armenEn handen of met je hele lichaam … en laatDie bewegingen ook variëren: groter ofKleiner, vlugger of trager, sterker of slapper,…

Zorg voor geleidelijke overgangen.

Dans vrijuit. Volg de muziek.

Gebruik ook stopmomenten.

Laat de kinderen dansen op muziek (Norweg, Cirque DuSoleil uit Saltimbanco).Leg enkele van deze dansfiche neer in de zaal. Geef de volgende opdrachten.• Maak opnieuw een eigen dans. Gebruik de dansfiches.• Kijk rond en boots onopgemerkt na. Maak er een dans-

spel van.• Herhaal de bewegingen die voor jou het best past bij de

muziek. Maak er allerlei variaties bij.

Bespreek deze opdracht. Stel de volgende vragen en laatvoortonen.

• Hoe was het om dit te doen?• Wie wilt iets voortonen?

VVeerrwweerrkkiinngg

Opdracht 5: Samen een dansstukje maken en presenteren

De kinderen zitten verspreid in de zaal.Geef deze opdrachten na het beluisteren van de vorigemuziek ( muziek 1: Love Song, muziek 2: Norweg enmuziek 3: Lily was here). • Kies de muziek waarop je wilt dansen.• Maak volgens de gekozen muziek groepjes van vijf.• Verspreid je met je groepje in de zaal• Bespreek dansbewegingen en probeer een dansstukje

te maken.• Gebruik hiervoor de volgende aanwijzingen:� Zoek samen een gezamenlijk begin: � hoe staan, zitten, liggen, …jullie bij elkaar?� waar starten jullie in de zaal?

� Bepaal samen het dansverloop: � wat gebeurt er in jullie dans?� welke dansbewegingen gaan jullie daarvoor maken?� dans iemand voor of spreken jullie samen af?

� Spreek samen het einde af: hoe en waar?

Na het doorgeven van de opdrachten laat je de driemuziekstukjes om de beurt horen. Herhaal dit.

Laat de kinderen om de beurt hun dansstukjes tonen.Vraag van de toeschouwers voldoende aandacht.

Bespreek kort na elke voorstelling met de volgende vragen:• Voor de toeschouwers:

� Hoe zijn ze gestart,� Wat gebeurde er in de dans? � Welke bewegingen hebben ze daarvoor gemaakt?� Hoe was het einde?

• Voor de dansers: � Hoe was de voorbereiding? � Verliep het vlot of niet vlot? � Waarom wel of niet? Vertel!

AAffrroonnddiinngg

De kinderen zitten samen in een kring.Stel de volgende vragen en bespreek kort.

• Wat vonden jullie van deze dansles?• Hebben jullie iets gevoeld van de wereld van Escher?

MMuuzziisscchhee uuiittbbrreeiiddiinnggssooppddrraacchhtteenn

De kinderen maken een schildering rond figuren die her-haald worden en van vorm veranderen. Ze experimenteren hierbij mat perspectief. Ze kiezen zelfhet kleurgebruik (bv. één of meerdere kleuren). Belangrijkis dat het blad volledig wordt opgevuld.Eventueel kunnen ze hierbij nog een passende titel ver-zinnen. Ti

jdsc

hrift

voo

r Li

cham

elijk

e O

pvoe

ding

1/2

005

8

Lage

r On

derw

ijs 1

10

BVLOPraktijk1/2005p1-8 15-02-2005 18:13 Pagina 8

Page 9: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

9

Veili

ghei

d 11

1

CHRISTINE DE MEDTSXXXXXXXXXXXXXXX

HOE VEILIG ZIJN ONZE LESSEN

bewegingsopvoedingIN HET BASISONDERWIJS?

UITGAAN VAN ENKELE STELLINGEN

• Veiligheid bestaat niet enkel in ‘afwezigheid van onge-lukken’, maar in het creëren van een mentale en fysie-ke zekerheid, die voortvloeit uit de kennis en de prakti-sche know-how, die alle verantwoordelijke lesgeversvanuit ervaringssituaties hebben opgedaan. (O’Connor,1987,pg.25)

• In de context van ‘verantwoordelijkheid in verband metveiligheid’ hoort men vaak zeggen: ‘de leerkracht moethandelen als een goede huisvader’. Doch een leerkrachtlichamelijke opvoeding moet binnen zijn vak meerweten dan een goede huisvader, omdat hij kinderen insituaties brengt, die meer risico’s inhouden dan in hetgewoon dagelijkse leven.We weten allen dat ongelukken nu eenmaal deel uitma-ken van het leerproces dat kinderen doorlopen in de leslichamelijke opvoeding. Doch als leerkracht lichamelij-ke opvoeding moeten wij zoveel als mogelijk anticiperenop de aangereikte situaties. We moeten de factor ‘veilig-heid’ au sérieux nemen. In onze lesvoorbereiding moe-ten we preventief inzoemen op elke situatie in functievan veiligheid. We spreken dan van effectief risico-assessment: d.w.z. de enige risico’s die de leerlingenmogen bedreigen, zijn deze die inherent zijn aan degekozen activiteit, t.t.z. het risico dat nog overblijft wan-neer alles is ondernomen om een activiteit zo veiligmogelijk te maken. vb. je kan niet voorzien dat een ll. bijhandstand door de armen zakt, of dat de ll. slecht landtna een sprong….

1. Beginselverklaring (uit forum, nr.15, 1985- VSKO)

• De leerlingen hebben recht op veilige en gezondelevensomstandigheden op school

• Bij het realiseren van veiligheid en gezondheid voor deleerlingen moet rekening worden gehouden met hunleeftijd en ontwikkelingsniveau.

KLEUTERONDERWIJS EN 1STE EN 2DE GRAAD LAGER ONDERWIJS

• Het aanleren van veilige en gezonde handelwijzenmaakt een integrerend deel uit van elke vakopleiding

• Een veiligheidsopvoeding werpt slechts vruchten af,indien de ll. in de school een voorbeeld vindt van veilig-heid in al zijn aspecten.

2. Algemeen: soorten veiligheid

• Veiligheid begrepen vanuit de Ontwikkelingsdoelen enEindtermen

� MC (motorische competentie): materiële veiligheid = materiaal, (veiligheidsbewust

aankoopbeleid van de school) kledij, uitvoeringsveiligheid, verkeerssituatie rondom de school,…

� GVL (gezonde veilige levensstijl): fysieke veiligheid = inspanning aangepast aan je

fysieke mogelijkheden, doch voldoende aandacht voor de uitbouw van deze factoren; houdingsopvoeding (heffen en dragen); helperfunctie uit-bouwen; EHBO; gezonde voe-ding…

� ZB (zelfbeeld): emotionele veiligheid =je goed voelen in je vel, bij uit-

voering van …= pedagogisch-didactisch creëren van een veilige leeromgeving: vb.cor-rect inbouwen van leer- en ontwikkelingslijnen (beginsi-tuatie - differentiëren…)

� SF (sociaal functioneren): relationele veiligheid = kunnen deelnemen aan, je

aanvaard weten in de groep

BVLOPraktijk1/2005p9-16 15-02-2005 18:10 Pagina 1

Page 10: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

10

1. Mogelijke risico’s, oorzaken, preventieve maatregelen in verband met veiligheid

Aard van het risico Oorzaken en bezwarende factoren Preventie

• rriissiiccoo’’ss vveerrbboonnddeenn aaaannhheett kkiinndd ddaatt ssppeeeelltt ooffbbeewweeeeggtt::

• rriissiiccoo’’ss vveerrbboonnddeenn aaaannddee uuiittrruussttiinngg::

Fysieke, motorische, psychische aspecten

- verschillen in ontwikkelingsniveau- verschillen in vaardigheidsniveau- verschillen in leertempo

- verschillen in hulpvaardigheid

- verschillen in lengte en gewicht

- verschillen in geslacht, temperament

- de installaties van toestellen en anderematerialen, die gebruikt worden in de les-sen kunnen uiteraard aan de basis liggenvan heel wat ongevallen of letsels

- het dragen van kastonderdelen

- bovendien zal elke uitrusting maar veiligzijn bij een normaal gebruik (een natuur-lijk gebruik) en mits respect voor een aan-tal gebruiks- en veiligheidsregels.

De leerkracht moet de hem toevertrouwdeleerlingen kennen (fysiek, mentaal, …)- om echt veilig te kunnen werken, moeten

leerkrachten op de hoogte zijn van eenaantal gegevens van de lln., die de veilig-heid in het gedrang kunnen brengen: vb.astma, obesitas, suikerziekte, ver-moeidheid, zintuiglijke mogelijkheden,hoogtevrees, evenwichtsstoornissen,agressief gedrag….

- plaats in de zaal liever meerdere (2 à 3)groepen van toestellen en opdrachten danéén grote omloop (vb. reis rond de wereld).Dit laatste veroorzaakt opstoppingen enlokt onaangepast gedrag uit: dus debiet-regeling is noodzakelijk

- in elk van de gegroepeerde opstellingenkunnen of-of-taken worden voorgesteld (=ingebouwde differentiatie)

- laat kinderen bewegen op eigen tempo,jaag ze niet op, doe geen wedstrijden aantoestellen

- in elke opstelling kunnen veel aanpassin-gen gebeuren: hoogte, breedte, verte,aanloopruimte….

- leerlingen helpen in het BaO (tot tweedegraad) in principe niet echt: Ze groeien inhulpvaardigheid: vb. aangeven van materiaal;bal, hoepel… / binnen vertrouwensgroepjes)

- partneroefeningen : gelijke lengte engewicht/ of bij acro vb….zwaar onder…

- bij jonge kinderen nog niet zo van tel

- plaatsingsritueel aanlerenvb. het plaatsen van boombalken/ plinten/banken… kan gevaarlijk zijn, wanneer ditniet gebeurt volgens een afgesprokenchronologisch ritueel én steeds onderbegeleiding van de L.

- aanloop- en uitloopruimte voorzien

- moet volgens bepaalde afspraken en metbepaalde aantallen lln…per 2 max. 2 delen

- vb. volleynet als hangbrug?= oneigenlijk gebruik van materialen

Veili

ghei

d 11

2

BVLOPraktijk1/2005p9-16 15-02-2005 18:10 Pagina 2

Page 11: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

11

Veili

ghei

d 11

3

• rriissiiccoo’’ss vveerrbboonnddeenn aaaannoorrggaanniissaattiiee eenn bbeeggee--lleeiiddiinngg

- de bergplaats

- hoeveelheid materiaal

- sommige toestellen moeten achter slot engrendel

Didactische begeleiding:- onmogelijke sprongen maken:

*i.v.m. leerstof: inhoud, kennis van ontwik-kelings- en leerlijnen, opvatting over differentiatie…

*i.v.m. werkvormen: zelfstandig werk,opvatting over groepswerk….

*i.v.m. organisatievormen, individueel ofklassikaal, of in rijen…

- opvatting over opstelling toestellen

- verkeerde keuze van situatievb. wedstrijd, estafette in te kleine zaal

- rumoer stoort activiteiten die hoge con-centratie vragen

- te grote klasgroepen werken onveiligheidin de hand

- gebrek aan autoriteit kan ook leiden totverhoogde veiligheidsrisico’s (zwakmanagement)

doch; ook moeilijke leerlingen kunnenonveiligheid in de hand werken

- moet zéér ordelijk zijn, alles heeft eenvaste plaats

- er moet ook voldoende materiaal zijn: vb.voldoende landingsmatten bij turnen

- vb. minitrampoline,

- op niveau werken (zie vakdidactiek turnen)

- wat is moeilijk of makkelijk? Is verschil-lend van kind tot kind: verschillende facto-ren spelen een rol (vb. angst, bewegings-ervaring buiten de school...)

- wat kunnen kinderen zelfstandig aan? Vb. helpen?

- progressief leren werken in groepen, eerstper twee, later met drie…

- eerst met elkaar, later tegen elkaar

- opletten dat vrije opstelling gebeurt zon-der dat lln. elkaar hinderen

- estafettes: met vrije loopruimte en veiligeomkeerpunten, nooit op hindernissen

- grote toestellen worden best voor de lesgeplaatst

- klein materiaal heb je best bij de hand (lln.niet alleen laten om materiaal te halen)

- zorg steeds voor voldoende uitloopruimte- verzorg de overgangen (van het ene toestel

naar het andere)

- intense loopwedstrijden: buiten, met vrijeruimte

- geen evenwicht combineren met snelheidof wedstrijd

- geen turnen naast basketbal

- werkbare groepen vragen (eisen) in func-tie van veiligheid!

- goed management van de les is onont-beerlijk

- de L. moet aanmoedigend en ondersteu-nend optreden

BVLOPraktijk1/2005p9-16 15-02-2005 18:10 Pagina 3

Page 12: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

4. Invalshoek: Veiligheid in gymnastiek en toestelturnen

Voor jonge kinderen komt het erop neer ‘rijke landschap-pen’ te creëren vanuit de oogpunten:• motorische mogelijkheden en veiligheid enerzijds• én economie in het management van de leerkracht

anderzijds.

Je denkt best steeds aan de combinatie van deze drie!

CONCRETE TIPS VOOR EEN GOEDE OPBOUW BEWEGINGSLANDSCHAPPEN BIJ KLEUTERS EN JONGSTE KINDEREN LAGERE SCHOOL

Vooraf:!!!• Voorzie de nodige voorbereidingstijd voor de inrichting

van het landschap.• Zorg voor maximale veiligheid!• Zorg vooral voor veel afwisseling!

I. Invalshoeken in opbouw vanuit aanbod.

Invalshoek 1: zoveel mogelijk bewegingsfami-lies (praktische vaardigheden)men kan ook werken vanuitbepaalde bewegingsthema’s: vb.klimmen en klauteren/ springen/heffen en dragen…

Invalshoek 2: gesloten, maar vooral relatiefopen situaties aanbieden (d.w.z.waar leerlingen gradaties inmoeilijkheid hebben of waar zezelf een oplossing kunnen zoe-ken)

Invalshoek 3: ruimte: -richting: rechtdoor, zig-zag,bochten, cirkels-niveau: laag, onderdoor, hoog(opm.: afspringhoogte nooitboven schouderhoogte)-afstand: dichtbij of verder vanelkaar, op regelmatige afstandvan elkaar…

Invalshoek 4 : bewegingsvorm (shape) -groot en breed-groot en smal-klein en breed-klein en smal

Invalshoek 5: intensiteit: rustig, kortdurend,langdurig, met of zonder tussen-pauze…

II. Sleutels in opbouw vanuit de ontwikkeling en belevingvan de kinderen: nl. hun interactie

- Ik speel met materiaal- Ik speel met anderen- Ik speel met ruimte

- Ik speel met materiaal + ruimte- Ik speel met materiaal + extra materiaal- Ik speel met materiaal + andere- Ik speel met andere + ruimte

- Ik speel met materiaal + andere + ruimte- Ik speel met materiaal + materiaal + andere- Ik speel met materiaal + materiaal + ruimte

III. Moeilijkheidsgraad:

Een bewegingslandschap is voor een kleuter moeilijker • als er evenwicht inzit• als er in de handeling zelf een fijnmotorisch onderdeel

zit• als er 2 verschillende handelingen tegelijk moeten uit-

gevoerd worden• als er meerdere bewegingsonderdelen (fasen) aan

mekaar moet gekoppeld worden: vb. met één hand eenbal opwerpen, met de andere hand een bal slaan ennadien overlopen en achter een rij aansluiten

• als de kleuter zijn aandacht naar meerdere aspectenmoet richten: hoeveel interacties: medespelers, ruimte-lijke component, combinatie van materialen, ….

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

12

Veili

ghei

d 11

4

BVLOPraktijk1/2005p9-16 15-02-2005 18:11 Pagina 4

Page 13: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

13

5. Algemene veiligheidsregels en afspraken (accenten)

Binnen gymnastiek en toestelturnen zijn er een aantalregels, die een leerproces vergen. Graag enkel voorbeelden

• Elk toestel of deel ervan, alle materiaal leert men dra-gen, verplaatsen… niet in één aparte les, maar steedsherhalend in elke les:*een bank met 8 kleuters + de juf

met 6 leerlingen : o.l.v. de leerkracht*eenspringkast: per deeltje; 1 deeltje per 2 leerlingen (liefstniet boven het hoofd af te heffen van andere kastdelen)*een mattenwagen: enkel de L. stuurt: de matten wor-den ter plekke afgenomen of gelegd per 2 lln.(naarge-lang het gewicht)

• Aan elk toestel of hindernis moet elke ll. leren wachtentot het toestel vrij is (beurt laten)

• Regels bij taken:a) taken worden in of-of-taken voorgesteld en enkel die

voorgestelde taken worden toegelaten b) leerlingen kunnen ook voorstellen doen, die dan

besproken wordenc) leerlingen kunnen vrij bewegen, maar dan binnen

regels en afspraken• Gezien alles in kleine groepjes gebeurt, in een heen-en-

weer- weg, moeten opstoppingen vermeden wordendoor een ‘debietregeling’; vb. een tweede bank bijplaat-sen, een hoepel of fietsband bijleggen

• NIET lopen op een landingsmat of over kleinere matten,die onder of achter een toestel liggen, waarop vb. moetworden neergekomen (sommige leerkrachten werkenmet pictogrammen om zo de afspraken duidelijk temaken naar jonge kinderen toe)

6. Een woordje extra over ‘helpen’

• Een omloop met evenwicht-dominantie steeds scheidenvan een omloop met snelle doorstroming:

• Bij evenwicht : best géén helpers: deze storen de reflex-regeling (geeft een geïrriteerd gedrag)

• In één van de verschillende omloopjes mag één nieuweof-of-taak zitten, omdat daar de leerkracht kan helpen.De leerkracht staat steeds (excentrisch) zo opgesteld,dat hij alle leerlingen ziet

• Leerlingen helpen in het BaO (tot tweede graad) in prin-cipe niet echt: ze groeien in helpersattitude van ….totvan: * aangeven, vasthouden van vb. de hoepel op de

bank waar een leerling door kruipt* vasthouden: klemgreep boven elleboog vb. bij

vormen van wenden op en over een kast * draaggreep boven knieën vb. bij Handen- en

Voetenlopen (kruiwagen)* dragen per twee; stoeltje* dragen alleen; paard en ruiter (aandacht aan

gewicht van de ruiter)

tot: voor oudere leerlingen: in het SO!!* ingrijpen in bewegingsverloop vb. achter bok of

springkast landing beveiligend, de leerling bij deopperarm klemmend vastnemen: dit kunnen lagereschoolkinderen NIET (of toch zeker niet alleen)

7. Kledij

• Leerlingen moeten goed en degelijk schoeisel dragen.• Ze dragen liefst uniforme kledij.

8. KlasnormenVoor de lessen bewegingsopvoeding zou de ‘normale’ kla-snorm niet mogen overschreden worden. Men dient ookrekening te houden met de grootte van de accommodatieen met het aanwezig materiaal.

9. Bepaalde oefeningen weren uit het basisonderwijsHet zou wel eens nuttig zijn een oplijsting te maken van deverschillende aangeboden activiteiten bij jonge kinderenen ze op een continuüm te zetten in functie van veiligheid.( materiële veiligheid). Hieruit kan blijken dat bepaaldeactiviteiten beter niet meer worden aangeboden binnenhet basisonderwijs, juist omdat ze té risicovol zijn: vb.trampolinespringen, gewichtheffen, bepaalde atletiekdis-ciplines…

Veili

ghei

d 11

5

BVLOPraktijk1/2005p9-16 15-02-2005 18:11 Pagina 5

Page 14: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

beweginopvoe

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

14

Sommige begeleiders of inspecteurs ontraden ookbepaalde oefeningen: vb. rugwaartse koprol, kopstand,zweefrol… omdat er vlug een foute of een te zware belas-ting op de halswervels plaatsheeft.

� RRuuggwwaaaarrttss rroolllleenn.Rugwaarts rollen mag in het basisonderwijs aan bodkomen, doch het is niet noodzakelijk, en het wordt dusliefst niet als lesonderwerp opgenomen. Het is geennatuurlijke basisbeweging en ze is nergens voor nodigals basis voor volgende vaardigheden.Rugwaarts rollen geeft een hoge nekbelasting, zekerwanneer de leerlingen niet in staat zijn de handen op dejuiste plaats te zetten en de nek te ontlasten. Voorzwaarlijvige leerlingen is rugwaarts rollen echt af teraden. Sommige leerkrachten leren de beweging aan opeen schuin vlak. Hierbij is de nekbelasting nog groter.Helpen bij deze oefening is voor basisschoolkinderenzeer moeilijk. Ze moeten het bekken grijpen op het juis-te ogenblik en dit vraagt reeds een grote Lichaams-Tijds- en Ruimteperceptie.Het is wel goed de achterwaartse, gehurkte omkering teoefenen in het water.

� ZZwweeeeffrrooll.Deze oefening is helemaal uit den boze voor het basis-onderwijs. Ook hier is het risico van nekbelasting tégroot.

� KKlliimmttooeesstteelllleenn.Bij het gebruik van klimtoestellen zoals: ‘kader’ - ‘wan-drekken’ – ‘touwladders’ – ‘touwen’…moet men hetactieterrein afbakenen; bv. aangeven met lintjes totwelke hoogte mag worden geklommen. Men zal beveili-gen met de beschikbare matjes.

� LLaannddiinnggssppllaaaattsseenn.Matten zijn landingsplaatsen. Leer de leerlingen nooitte lopen op de matten (tenzij dit voor bepaalde specifie-ke oefeningen gevraagd wordt)

� MMiinnii--ttrraammppoolliinnee.Citaten :

**EEeenn mmiinniittrraammppoolliinnee mmaagg eennkkeell ggeebbrruuiikktt wwoorrddeenn ddoooorrddiiee lleeeerrkkrraacchhtteenn ddiiee hhiieerrttooee eeeenn oopplleeiiddiinngg ggeekkrreeggeennhheebbbbeenn. Voor het strafrecht is het immers een basis-principe dat een leerkracht zich na een ongeval niet kanverdedigen met het argument ‘ik wist niet dat’, hetstrafrecht gaat er immers vanuit dat een leerkrachtalleen doet wat ze naar behoren beheerst.Het is zeker niet aan te raden om een minitrampolineop te nemen in een omloop of circuit omdat « helpen »dan niet mogelijk is.

HHeett vveerrddiieenntt aaaannbbeevveelliinngg oomm mmiinniittrraammppoolliinneess mmeett eeeennsslloott aaaann ddee mmuuuurr ttee bbeevveessttiiggeenn ooff aacchhtteerr sslloott ttee bbeewwaa--rreenn.. VVeerrmmeeddeenn mmooeett iimmmmeerrss wwoorrddeenn ddaatt lleeeerrlliinnggeenn ooffkkiinnddeerreenn vvaann hheett ppeerrssoonneeeell zzoonnddeerr lleeiiddiinngg eerrvvaannggeebbrruuiikk zzoouuddeenn mmaakkeenn..

*Springen met behulp van de minitrampoline is fasci-nerend. Het is bedrieglijk eenvoudig en kinderen over-schatten gemakkelijk ‘het eigen kunnen’. Het woordge-bruik ‘valmat’ suggereert bovendien dat op een ‘llaann--ddiinnggssmmaatt’ mag ‘gevallen’ worden en verhoogt het risicoop ongevallen.

Het onderwijs moet op een verantwoorde wijze gebeu-ren. De moeilijkheid in het lager onderwijs is een effi-ciënte organisatie op te zetten, vooral door het feit datddee lleeeerrkkrraacchhtt zzeellff sstteeeeddss aallss hheellppeerr mmooeett ooppttrreeddeenn..

Veili

ghei

d 11

6

BVLOPraktijk1/2005p9-16 15-02-2005 18:11 Pagina 6

Page 15: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

ings-eding

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

15

Veili

ghei

d 11

7

Familiariseren met minitrampolinespringen stelt eenaantal voorwaarden aan de kinderen. Kinderen moetenelementaire ervaringen hebben opgedaan in verbandmet lichaams-, tijds-,en ruimteperceptie.

Hieraan heeft de leermeester L.O. reeds een heleopdracht. Daarna komen veel eenvoudige gewennings-oefeningen aan het toestel, doch steeds onder bewakingvan de leerkracht.Zeker vveerrbbooddeenn is: - zweefrol en, of salto vanuit de mini-

trampoline.- leerlingen laten helpen aan deminitrampoline

TER AFRONDINGIn de lessen bewegingsopvoeding moet men een zo hoogmogelijke ‘concentratie’ garanderen. Dit wil niet zeggendat er nooit eens wat lawaai mag zijn in de les of dat ergeen plezier mag worden gemaakt. Doch momenten vanaanvaardbaar lawaai (vb. bij spel of kamp) moeten wordenafgewisseld met momenten van stilte en concentratie : vb.bij aanloop voor een gymnastische sprong.

Leerkrachten moeten steeds maximaal beveiligen. Betereen mat te veel dan één te weinig. Leerkrachten die allebeschikbaar materiaal gebruiken om veiligheid te garan-deren zijn minder vlug strafbaar.

Leerkrachten moeten steeds betrokken zijn bij hetgebeuren, steeds klaar zijn om in te grijpen, leerlingenobserveren om mogelijke fouten te kunnen voorzien.

Leerkrachten moeten steeds handelen als en goede huis-moeder of huisvader, zoals ze zouden wensen of doenvoor de eigen kinderen.

Genoteerd in functie van ‘veilig werken’ in de lessen bewe-gingsopvoeding in de basisschool.Christine De Medts

10. Bijlage: Van hindernisturnen ...naar...toestelturnen

In het ‘Piramide-model van Gallagher ‘ (1984) wordt demotorische ontwikkeling opgevat als een opeenvolgingvan fasen die gekenmerkt zijn door een bepaalde catego-rie van motorische vaardigheden en een aangepastemethodiek. Voor kleuters en jonge kinderen wordt uitslui-tend niveau 1 gereserveerd.

BVLOPraktijk1/2005p9-16 15-02-2005 18:11 Pagina 7

Page 16: 205 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 maart 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 1

/200

5

16

TOT SLOTMinimaliseer ‘de risico’s’ niet met roepen en schreeuwentegen de kinderen.Maximaliseer ‘de veiligheid’ door goed doordacht te orga-niseren en een sereen klimaat te behouden.Veiligheid in de les lichamelijke opvoeding staat in verhou-ding met de onderwijservaring van leerkrachten. Lessenlichamelijke opvoeding van jonge leerkrachten kunnenalleen risico-armer worden door goede lesvoorbereidin-gen en aandachtige begeleiding.

Bronnen

� Berverly Nichols, Moving and learning, The elementarySchool, Physical education, Experience, Mosby� Bijscholingen Pisani, E. Rousseau/ LOBOKO (Els

Bertrands)/ eigen ervaringen C. De Medts� C. De Medts (1999): ‘Veiligheid binnen de lessen bewe-

gingopvoeding’ een tekst die tot stand kwam na overlegmet enkele kinesisten: is opgemaakt ter attentie van deleerkrachten LO en de directies van het Bisdom Gent� E.Van Assche: nota’s uit Cursus, Methodologie turnen:

KUL, 2000)� E. Bertrands, C. De Medts, G. Descheppere,

Kleuterstappen in beweging, Bewegingszorg voor hetjonge kind, Acco Leuven, 2003� E. Van Assche en Georgette Swinnen, Vademecum voor

de leerkracht lichamelijke opvoeding, Acco Leuven,1999� Forum, nr.15, VSKO, 1985� Richard Bailey and Tony Macfadyen, Teaching physical

education 8-11, ISBN 0-8264-4842-9� LOBOKO, werkteksten; niet gepubliceerde documenten.� Tille Scheerlinck, Bewegingsomlopen met bijhorende

ateliers, Bewegingsschool, Achilles v.z.w. Grimbergen,2001� Valeer Stijnen , Minitrampoline op school, Acco 1984� VGOS, Veiligheid bij bewegingsopvoeding en bij para- en

extrascolaire activiteiten , 1996 (VSKO) pg. 9 � VVKBaO, Bewegingsopvoeding in de basisschool,

Leerplan, CRKLKO, Guimardstraat, Brussel, 1998

Veili

ghei

d 11

8

3de niveau

2de niveauvormen van *toestelturnen, acrogym,sportieve ritmische gym…

1ste niveau Basismotoriek *hindernisturnen, balance-ren, jongleren…

Ontwikkelingsfasen en demotoriek

topsport

Cultuurinitiatie vb. in turn-vereniging

Bedrevenheidsdrempel:tussen niveau 1 en 2

vroege ontwikkeling stimu-leren: in kleuter- en lageronderwijs

Vormingsdoel

Gestileerde, onnatuurlijkebewegingspatronenvb. van handenstand totoverslag..van wentelen tot buikdraai

natuurlijke bewegingspa-tronen: lopen, kruipen,werpen, wenden, glijden….

Middelen

Systematische leerstofop-bouwCognitieve zelfsturing

nabootsing en landschap-pelijke zelfontdekking

Methode

BVLOPraktijk1/2005p9-16 15-02-2005 18:11 Pagina 8