218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

12
Atletiek MAARTN MASSINK Docent Lichamelijke Opvoeding Atletiek vijfkamp semi indoor atletiek 116 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2007-2008 1 [ Voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs (in België staat dit gelijk aan de eerste graad secundair onderwijs, red.) Tijdens de Olympische Spelen is er veel aandacht voor atletiek. Atletiek is ook echt een zomersport. Het heeft de voorkeur om buiten op het veld atletiek te doen, ook op school. Daar is de ruimte voor werpen en springen en lopen in de frisse lucht. Maar er zijn omstandigheden waardoor atletiek buiten een probleem is. Qua accommodatie bijvoorbeeld. Er zijn scholen die geen veld (meer) tot hun beschikking hebben. Of qua programma. De meeste scholen geven vanaf de herfstvakantie tot meivakantie binnen les. Kan er in deze periode dan geen atletiek gedaan worden? Of kunnen we leerlingen ook in de ‘binnenperiode’ interesseren voor atletiek? Op de grens van binnen en buiten. Wij hebben op onze school goede ervaringen met atletiek semi indoor. Dat resulteert in een vijfkamp voor eerste en tweede klassen bestaande uit verspringen, hoogspringen, kogelstoten, 60 m sprint en 2000 m loop. Dit is een verplicht onderdeel in het programma van deze leerlingen. De 60 m sprint en 2000 m loop zijn buiten, in de buurt van de gymzalen. De andere onderdelen zijn in de gymzalen. De uitvoering vindt plaats in het vroege voorjaar (maart). Net zo’n beetje als de leerlingen weer zin krijgen om na een lange binnenperiode naar buiten te gaan. De voorbereiding van alle onderdelen kan binnen in de gymzalen plaatsvinden. En bij een mooie dag worden de looponderdelen bij de gymzaal geoefend (60 m sprint en 2000 m loop: heen en terug naar een keerpunt op 1000 m afstand over een rustig fietspad. Op alle onderdelen van de vijfkamp kunnen leerlingen punten scoren van 1 t/m 6. Afhankelijk van het totaal aantal punten halen leerlingen een A, B, C, D, E of F diploma. Atletiek is vaak meten van prestaties. En prestaties meten leidt tot vergelijken. Als het vergelijken met jezelf en jezelf verbeteren centraal staat, kan het voor iedereen interessant worden. Dat begint al in de lessen. Ontdekken wat je kan en proberen jezelf te verbeteren is de opdracht. Daarom doen we in de tweede klas dezelfde vijfkamp zodat leerlingen hun prestaties met die van het jaar daarvoor kunnen vergelijken om te zien hoeveel ze in een jaar sneller, sterker en beter zijn geworden. Op de dag van de vijfkamp dienen de leerlingen er wel rekening mee te houden qua kleding en schoeisel dat de looponderdelen buiten plaatsvinden, dus trainingsjas of trui meenemen. KOGELSTOTEN De onderdelen worden eerst in de les geoefend. We stoten binnen met 2 kg voor meisjes, en 3 kg voor jongens. Gewenningsoefeningen Eerst beginnen we met gewenning aan stoten van een zwaar gewicht door een medicinbal naar elkaar over te stoten. Het accent ligt op de bal eerst met twee handen vastpakken, en de elleboog van de stootarm goed hoog optillen en achter de bal houden als je stoot, en met de andere hand de bal dragen. Dan wegstoten in zijwaartse stand, waarbij je eerst je gewicht op je achterste been brengt, in veert en dan je achterste been strekt en daarna met een hoge elleboog van je stootarm achter de bal, de bal wegstoot. Eerst naar elkaar stoten en vangen over kleine afstand. Daarna over een lijntje. Als leerlingen sterk genoeg zijn en de bal niet te zwaar en de afstanden (velden) niet te groot kun je een vorm van twee tegen twee lijnbal spelen. Afstandstoten Daarna gaan we over naar de kleinere kogel maar met hetzelfde gewicht. In de zaal gebruiken we hiervoor rubberen kogels die verzwaard zijn om aan

description

 

Transcript of 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

Page 1: 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

Atletiek

MAARTN MASSINKDocent Lichamelijke Opvoeding

Atletiek vijfkamp semi indoor

atle

tiek

116

Tijd

schr

ift v

oor L

icha

mel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

7-20

08

1

[

Voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs (inBelgië staat dit gelijk aan de eerste graad secundaironderwijs, red.)

Tijdens de Olympische Spelen is er veel aandachtvoor atletiek. Atletiek is ook echt een zomersport.Het heeft de voorkeur om buiten op het veld atletiekte doen, ook op school. Daar is de ruimte voorwerpen en springen en lopen in de frisse lucht. Maarer zijn omstandigheden waardoor atletiek buiten eenprobleem is. Qua accommodatie bijvoorbeeld. Er zijnscholen die geen veld (meer) tot hun beschikkinghebben. Of qua programma. De meeste scholengeven vanaf de herfstvakantie tot meivakantiebinnen les. Kan er in deze periode dan geen atletiekgedaan worden? Of kunnen we leerlingen ook in de‘binnenperiode’ interesseren voor atletiek? Op degrens van binnen en buiten.

Wij hebben op onze school goede ervaringen metatletiek semi indoor. Dat resulteert in een vijfkamp vooreerste en tweede klassen bestaande uit verspringen,hoogspringen, kogelstoten, 60 m sprint en 2000 m loop.Dit is een verplicht onderdeel in het programma vandeze leerlingen. De 60 m sprint en 2000 m loop zijnbuiten, in de buurt van de gymzalen. De andereonderdelen zijn in de gymzalen. De uitvoering vindtplaats in het vroege voorjaar (maart). Net zo’n beetje alsde leerlingen weer zin krijgen om na een langebinnenperiode naar buiten te gaan. De voorbereidingvan alle onderdelen kan binnen in de gymzalenplaatsvinden. En bij een mooie dag worden delooponderdelen bij de gymzaal geoefend (60 m sprinten 2000 m loop: heen en terug naar een keerpunt op1000 m afstand over een rustig fietspad.

Op alle onderdelen van de vijfkamp kunnen leerlingenpunten scoren van 1 t/m 6. Afhankelijk van het totaalaantal punten halen leerlingen een A, B, C, D, E of Fdiploma. Atletiek is vaak meten van prestaties. Enprestaties meten leidt tot vergelijken. Als het vergelijkenmet jezelf en jezelf verbeteren centraal staat, kan hetvoor iedereen interessant worden. Dat begint al in delessen. Ontdekken wat je kan en proberen jezelf teverbeteren is de opdracht. Daarom doen we in detweede klas dezelfde vijfkamp zodat leerlingen hunprestaties met die van het jaar daarvoor kunnenvergelijken om te zien hoeveel ze in een jaar sneller,sterker en beter zijn geworden.

Op de dag van de vijfkamp dienen de leerlingen er welrekening mee te houden qua kleding en schoeisel datde looponderdelen buiten plaatsvinden, dus trainingsjasof trui meenemen.

K O G E L S TOT E N

De onderdelen worden eerst in de les geoefend.We stoten binnen met 2 kg voor meisjes, en 3 kg voorjongens.

Gewenningsoefeningen• Eerst beginnen we met gewenning aan stoten van

een zwaar gewicht door een medicinbal naar elkaarover te stoten. Het accent ligt op de bal eerst mettwee handen vastpakken, en de elleboog van destootarm goed hoog optillen en achter de bal houdenals je stoot, en met de andere hand de bal dragen.Dan wegstoten in zijwaartse stand, waarbij je eerst jegewicht op je achterste been brengt, in veert en danje achterste been strekt en daarna met een hogeelleboog van je stootarm achter de bal, de balwegstoot. Eerst naar elkaar stoten en vangen overkleine afstand.

• Daarna over een lijntje. Als leerlingen sterk genoegzijn en de bal niet te zwaar en de afstanden (velden)niet te groot kun je een vorm van twee tegen tweelijnbal spelen.

Afstandstoten• Daarna gaan we over naar de kleinere kogel maar

met hetzelfde gewicht. In de zaal gebruiken wehiervoor rubberen kogels die verzwaard zijn om aan

Page 2: 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

atle

tiek

117

Tijd

schr

ift v

oor L

icha

mel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

7-20

08

2

[

het gewicht te komen. Deze kunnen in de zaalgebruikt worden. Nu gaat het er om de kogel goed te‘raken’ met stoten en een zo groot mogelijke afstandoverbruggen. Er wordt nu in één richting gestoten opeen baan met voldoende tussenafstand tussen degroepen. De kogel wordt teruggedragen ofteruggerold. De aandacht gaat eerst uit naar stotenvanuit zijwaartse stand, en daarna naar stoten meteen zijwaartse pas (zij-sluit-zij), met het gewicht ophet achterste been tot het moment van uitstrekken(het begin van de stoot). Er is aandacht voor eenhoge elleboog en het voorkomen van gooien(elleboog moet achter de kogel en niet onder ofvoorbij de kogel komen).

Voor kogelstoten krijgen leerlingen de volgende punten:

H O O G S P R I N G E N

In de les oefenen we eerst een paar verschillendetechnieken.

De parallelstraddleWe doen de volgende opdrachten.• Eerst bepalen met welk been je afzet door een

hurksprongetje over het snoer in groepjes te oefenen.Kijk naar elkaar en zeg met welk been er wordtafgezet (snoer nog laag: 80 cm).

• Daarna een sprong met een kwart draai en landen optwee voeten. Zet je rechts af, dan een kwart draainaar rechts. Zet je links af dan een kwart draai naarlinks.

• Vervolgens een driepunt-landing. Zet je rechts af, danland je eerst op je linkervoet en snel daarna komenbeide handen op de mat, waarbij je het afzetbeen(rechts) hoog optilt (‘hondjes-uitlaat-stand’). Met linksafzetten is alles net anders om. Belangrijk: eerstlanden op je voet en niet op je handen. De handenkomen na de voet op de grond (polsblessures!).

• De aanloop wordt nu schuin op het snoer gemaakt.Zet je links af dan kom je van links aanlopen. Zet metlinks af, rechts gaat over het snoer en landt op rechtsen daarna op je handen. Als het snoertje nu steedseen beetje hoger gaat en de landing wordtvloeiender, wordt de driepunt-landing vanzelfvervolgd door een rol op je zij. Vooral als je hetomhoog wegdraaien benadrukt van de knie van hetafzetbeen bij het passeren van het snoer.

Door drie springplaatsen met verschillende hoogten te

maken, kan iedereen blijven oefenen op een uitdagendehoogte.

De Schotse sprongAls je weet dat je met links afzet, ga je nu niet van linksaanlopen maar van rechts zodat je eerst je rechterbeen(het dichtst bij het snoer) over het snoer kan zwaaien enna afzetten met links land je op rechts. ‘Alsof je over eenlaag tuinhekje springt’. Het is een soort schaarbeweging.• Eerst op een laag snoer.• Daarna weer op drie oefenplekken met verschillende

hoogten.

De Fosburry flopDe straddle en de Schotse sprong kunnen eventueel opeen gewone landingsmat. De flop moet op eenverhoogde landingsmat. Leerlingen maken vaak vanuiteen Schotse sprong tot zit bijna vanzelf een flop als zena een voorbeeld meer rugwaarts gaan indraaien enlanden op de schouderbladen. Specifieke hulp wordtgeboden als het niet lukt.• Als de aanloop niet lukt, eerst met een driepas-

aanloop zorgen dat je met het goede been begint engoed uitkomt. Dan verlengen naar een vijfpas- ofzevenpas-aanloop.

• Als je steeds met twee voeten afzet in plaats van metéén voet, doe dan eerst zonder aanloop maar metéén pas en afzet. Lukt dit, ga dan naar een driepas-aanloop. Lukt dit ook, dan verlengen naar vijfpas- ofzevenpas-aanloop.

• Als je met de voeten de lat eerst passeert, dan hetindraaien met een have draai oefenen. Maak eenafzet met één voet. Opspringen en een halve draaimaken en landen op twee voeten. Dit zo oefenen datje na de afzet de rug naar het snoer draait.

• Als je landt tot zit, dan vanuit stand rugwaartse standnaar het snoer opspringen met twee voeten afzet enlanden op de schouderbladen, na een holle rug endaarna onderbenen omhoog schoppen. Daarna metéén pas-aanloop (afzet), gevolgd door driepas-aanloop ...enz.

Afstand in meter Meisjes 2kg Jongens 3kg

<3 1 1

3 - 4,5 2 2

4,5 - 6 3 3

6 - 7,5 4 4

7,5 - 9 5 5

>9 6 6

‘Fosburry flop: rugwaarts over het snoer’

Page 3: 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

atle

tiek

118

Tijd

schr

ift v

oor L

icha

mel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

7-20

08

3

[

Hoewel de Fosburry flop het meest tot de verbeeldingspreekt, merk ik dat als leerlingen kiezen voor destraddle, deze vaak de beste en het snelste resultatengeeft omdat de flop vaak technisch moeilijker goed uitte voeren is.

Voor hoogspringen krijgen leerlingen de volgendepunten:

V E R S P R I N G E NHet accent ligt bij verspringen op het afzetten met éénvoet op een verhoogd afzetvlak (kastdeksel) en landenmet twee voeten in een landingsmat. Door slootjes temaken van verschillende lengtes nodigt dit onmiddellijkuit tot verspringen. Er wordt een aanloop gemaakt overde lengte van de zaal zodanig dat er in vier banengewerkt kan worden. Er worden vier landingsmattengebruikt. Twee landingsmatten plat op de grond, wordentegen twee rechtopstaande landingsmatten geschovendie op hun zijkant tegen de eindmuur staan. Leerlingenkunnen na de landing bij doorschieten niet tegen demuur vallen maar worden eventueel opgevangen doorde rechtopstaande landingsmat. Op iedere landingsmatin de breedte kunnen twee slootjes gemaakt worden.Met turnmatjes van 1,5 meter lengte en 1 meter breedtekunnen verschillende afstanden gemaakt worden.

Slootje springenBeginnend met twee sloten op anderhalve meter (eenlengte matje) en twee op twee meter (twee breedtematjes) kan iedereen inspringen op een sloot naarkeuze. Daarna worden de sloten verlengd naar twee,twee en een half, drie, en drie en een halve meter.Hierin kan iedereen een sloot naar keuze vinden.Daarna kunnen de sloten eventueel nog een keer meteen halve meter worden verlengd. Qua techniek ligt hetaccent op éénbenig afzetten, zweven en hurken(hurktechniek) en landen door voeten twee tegelijknaar voren te steken. Bij de landing niet naar achtervallen maar door knieën veren en naar voren vallen.

Afstand springenTijdens de afsluiting op de vijfkamp is er eenverspringbaan in de zaal en ligt het afzetvlak opanderhalve meter van de landingsmat. De aanloop isdiagonaal door de zaal om de grootste lengte in de zaalte kunnen gebruiken voor de aanloop. Er liggen tweelandingsmatten achter elkaar. De afstand wordtgemeten met een meetlint die naast de baan ligt.

Niet genoeg ingedraaid en landing tot zit

Hoogte in cm Meisjes Jongens

<85 1 1

85 2 1

95 3 2

105 4 3

115 5 4

125 6 5

135 6 6

Eénbenige afzet en zweven

Page 4: 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

atle

tiek

119

Tijd

schr

ift v

oor L

icha

mel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

7-20

08

4

[

Voor verspringen krijgen leerlingen de volgende punten:

6 0 M E T E R S P R I N TMet sprinten gaan we eerst in de zaal allerleireactiespelletjes doen met tweetallen om het reagerenop teken en snel weglopen te oefenen. Spelen als‘ratten en raven’ en ‘koop een koe’ zijn hiervoorgeschikt.

Ratten en ravenDe leerlingen staan in tweetallen tegenover elkaar bij demiddenlijn met het gezicht naar elkaar toe, demiddenlijn precies tussen hen in. De ene kant noemenwe ‘ratten’ en de andere kant de ‘raven’. Op commando‘ratten’, worden de ‘ratten’ de tikker en moeten de‘raven’ naar hun achterlijn rennen (denk om afstand totde muur). Wordt de ‘raaf’ getikt voor de achterlijn, danheeft de ‘rat’ een punt, anders heeft de ‘raaf’ een punt.Bij commando ‘raven’ zijn de rollen net omgekeerd.Iedere leerling tikt alleen zijn eigen tegenstander enloopt in een rechte lijn. Leerlingen kunnen aan diteenvoudige spel veel lol beleven, zeker als de spanningwordt opgevoerd door in een verhaal vorm de woorden‘ratten’ en ‘raven’ te laten vallen waarop zij moetenreageren. Er kan ook gevarieerd worden in tussenafstand en startpositie (zittend, liggend enz.).

Koop een koeDe leerlingen staan weer tegenover elkaar bij demiddenlijn en houden ieder een hand op. De ene is de‘handelaar’ de andere de ‘koper’. Als de ‘handelaar’ opde hand slaat van de ‘koper’ rent hij daarna snel naarzijn achterlijn. De ‘koper’ gaat er achter aan om hemvóór de lijn te tikken. Het wordt helemaal spannend alsde ‘handelaar’ schijnbewegingen mag maken. Belangrijkook hier voor de veiligheid: alleen rechtuit lopen en deachterlijn niet dicht bij de eindmuur.

StartprocedureAls je leerlingen vraagt wat je moet doen om rap weg tezijn met reactiespelletjes, komen leerlingen al snel opeen aantal principes van een staande start: voeten uitelkaar (niet te ver), voorste been (afzetbeen!) gebogen,achterste been bijna gestrekt en een beetje naar vorenhellen (gewicht op voorste been) en na het signaalsnelle kleine passen. Dan gaan we de knielstartintroduceren, eerst klassikaal op een lange lijn met decommando’s. Alnaargelang de zelfstandigheid van deleerlingen en de mate waarin u als docent dezelfwerkzaamheid/-verantwoordelijkheid wiltbevorderen, kunt u kiezen voor het gebruik van een‘kijkwijzer’ om de start te oefenen.• ‘Op uw plaatsen’: handen op de lijn en steunen op

duimen en vingers, vingers naar buiten, duimen naarbinnen, schouders boven de handen, voeten inschrede stand erachter, afzetbeen voor met voet aande grond, achterste been met voet en knie aan degrond, knie ter hoogte van voorste voet. De starterstaat met beide armen in de lucht.

• ‘Klaar’: heupen komen omhoog, knie van achterstebeen komt van de grond, schouders gaan iets voorbijde handen. De starter brengt beide armen zijwaarts.

• ‘Af’: handen van de grond halen en snelle eerstepassen maken. De starter brengt zijn armen langs zijnlichaam.

Leer er gelijk de tekens bij van de starter, zodat ditbuiten ook goed klokken op tekens van de startermogelijk maakt. Daarna gaan we oefenen in groepjes ende startprocedure doornemen waarbij wedstrijdjesgelopen worden tussen leerlingen die ongeveer evensnel zijn, over een korte afstand (ca. twaalf meter).

De hele afstandOp een stuk vlak terrein naast de school wordt de 60meter sprint gehouden, waarbij leerlingen die ongeveereven snel zijn in tweetallen lopen. Ze mogen kiezentussen de staande start of de knielstart. Veel leerlingenkost het veel kracht om uit de knielstart snel omhoog tekomen en er effect uit te halen. Er wordt gebruikgemaakt van startblokken bij de knielstart.

Afstand in meter Meisjes Jongens

<1,5 m 1 1

1,5 m - 2,0 m 2 1

2,0 m - 2,5m 3 2

2,5 m - 3,0 m 4 3

3,0 m - 3,5 m 5 4

3,5 m - 4,0 m 6 5

>4,0 m 6 6

In de buurt van de gymzalen

Page 5: 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

atle

tiek

120

Tijd

schr

ift v

oor L

icha

mel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

7-20

08

5

[

Voor 60 meter sprint krijgen leerlingen de volgendepunten:

2 0 0 0 M E T E R L O O PDe duurloop kan ook in de zaal voorbereid worden.

Indoor oefenenMet banken in de hoeken van het volleybalveld makenwe een ronde van ongeveer 50 meter. Eerst laten we zekennismaken met 1000 meter duurloop indoor (20rondjes), waarbij het de uitdaging is een zodanig tempote kiezen dat je het hardlopend in een constant tempo

Tijd in seconden Meisjes Jongens

>=11.50 1 1

<11.50 2 1

<11.00 3 2

<10.50 4 3

<10.00 5 4

<9.50 6 5

<9.00 6 6

Outdoor

kan volhouden zonder te wandelen. Er wordentweetallen gemaakt. Iedere loper heeft een persoonlijkecoach die bij de bank staat waar gestart wordt, en dezeheeft met het groepje bij zijn bank een stopwatch.Iedere rondetijd wordt door de coach opgeschreven, 20rondjes lang. Uit de rondetijden kun je zien of de loperin een constant tempo heeft gelopen. Er worden tussende vier en drie, soms twee ronden per minuut gelopen.Dus de meesten lopen zo tussen 15 en 25 seconden perronde, daarmee uitkomend op vijf tot acht minuten per1000 meter. Er zijn enkelen die sneller (of langzamer)uitkomen. Ook de laatste lopers die hun eigen tempoblijven volhouden verdienen het respect van de snellelopers. Vanwege de eenzijdige belasting van de knieënbij rondjes lopen wordt er op de helft (na tien ronden)van richting veranderd. De coach geeft dit aan. Er zijndan tegenliggers. De snelste lopers die het eerstegekeerd zijn houden de binnenbaan. Als iedereen klaaris wordt gewisseld van lopers naar coaches enandersom. De blaadjes met de genoteerde tijdenworden ingeleverd en bewaard.

Een volgende les wordt het schema van de 1000 metererbij gehaald en lopen we 1500 meter. Leerlingenkunnen hun lopers nu coachen op de vorigeopgenomen tijden en tussentijden.

Page 6: 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

atle

tiek

121

Tijd

schr

ift v

oor L

icha

mel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

7-20

08

6

[

OutdoorDaarna zijn we klaar voor de 2000 meter outdoorwaarbij we op het heen- en terugparcours gaan lopen.We zoeken een mooie dag uit. Het parcours moetoverzichtelijk en veilig zijn. Een langgerekt parcoursverdient de voorkeur (geen kans op afsnijden).Leerlingen richten zich op grond van de vorige lessen opeen keerpunttijd en een eindtijd. We starten klassikaal.Alleen bij de finish blijft een (geblesseerde) leerlingachter om de tijden te noteren. De docent loopt met desnelste leerlingen mee voorop naar het afgesprokenkeerpunt op 1000 meter op een overzichtelijk en veiligpad. Zijn de eersten te snel dan biedt de fiets voor dedocent uitkomst. Op het keerpunt geeft hij alleleerlingen die langskomen een stiftstreepje op de handten teken dat ze bij het keerpunt zijn geweest.Vervolgens gaat de docent met de laatste leerlingenweer mee terug en stimuleert deze het ook hardlopendin eigen tempo vol te houden tot de finish. De winnaaris uiteindelijk degene die het dichtste bij zijn vooraftoegezegde eindtijd en tussentijd is uitgekomen.

Voor de 2000 meter loop krijgen leerlingen de volgendepunten:

D E AT L E T I E K V I J F K A M PTijdens de vijfkamp werken we met vijf klassen tegelijkdie gedurende blokken van 120 minuten langskomen ineen activiteitenweek. In zo’n activiteitenweek is er vaakeen bijzonder rooster. Door meerdere keren in de weekzo’n blok te doen, kunnen alle eerste- en tweedejaarslangskomen. In een roulatieschema met 20 minuten per

Tijd in minuten Meisjes Jongens

>=14.30 1 1

<14.30 2 1

<13.00 3 2

<11.30 4 3

<10.30 5 4

<9.30 6 5

<8.30 6 6

Puntentotaal Diploma

30, 29, 28 F

27, 26, 25, 24, 23 E

22, 21, 20, 19, 18 D

17, 16, 15, 14, 13 C

12, 11, 10, 9, 8 B

7, 6, 5 A

onderdeel worden alle activiteiten afgewerkt. Voorhoogspringen hebben we twee hoogspringsituaties klaarstaan zodat we ook dat in 20 minuten per klas kunnenredden. Met twee personen per klas is de ‘bemanning’rond. Vaak gaat er met de klas een mentor mee voor deadministratie, maar soms kunnen de leerlingen in deklas dat ook prima zelf.

Alle leerlingen krijgen een diploma. Deze worden van tevoren klaargemaakt met naam, klas en dergelijke. Op deachterkant staan de tabellen zodat per leerling deprestaties die gehaald zijn en het aantal punten alleenmaar omcirkeld hoeven te worden. Aan het eind wordende punten opgeteld en krijgen de leerlingen meteen hundiploma uitgereikt.

Voor de volgende puntentotalen krijgen de leerlingeneen bijbehorend diploma:

De voorbereiding en de afsluiting van de vijfkamp gevenleerlingen vaak de voldoening dat door gericht oefenenje jezelf kunt verbeteren. Vooral als de resultaten van hetjaar daarvoor erbij worden gehaald. Atletiek wordtdaarmee grenzen verleggen in een setting die op degrens van indoor en outdoor plaatsvindt.

Ervaringen met atletiek vijfkamp op:OSG de MeergrondenAlmere haven

Foto’s: Col Dumoulin

Correspondentie: [email protected]

Page 7: 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

judo

044

Tijd

schr

ift v

oor L

icha

mel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

7-20

08

7

[

JO DE GEYTERMaster in de LO & sportagogiek UGentPraktijkassistent UGentLector Artevelde Hogeschool en Hogeschool GentVoorzitter pedagogische commissie VJF6e dan judo, trainer-A en lid denkcel BLOSO-VTS

Mmv Michiel Hoste en Sylvain Mercier, studenten LO UGentFilip Huvelier , Master LO, 3e dan judo, Trainer-A Bloso-VTSen de judoka’s van judoschool Zottegem

Interactieve kampvormenanders bekeken

“Spelen, oefenen en trainen met obi”Deel 3 en slot

Deel 1 - Kampspelen in groep(Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoedingafl. 214, nr. 4/2006-2007)

Deel 2 - Spelen per twee(Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoedingafl. 215, nr. 1/2007-2008)

B. Oefenen en trainen met de obi

Het spelend kampen met de gordel (=obi) is eenwerkvorm die doorgaans het best aanslaat bijkinderen. Het trainen en inoefenen van bepaaldebasisbeginselen en -technieken lukt dan weer goedbij oudere kinderen (vanaf 14 jaar) en volwassenen.Ook het remediëren van bepaalde al dan nietaangeleerde fouten verloopt vlotter dankzij hetgebruik van de obi.

1. Ukemi: het valbrekenHet aanleren van de verschillende valbewegingen(achterwaarts, zijwaarts en voorwaartse rol) is eenbelangrijk item binnen het domein van deinteractieve kampvormen. Vooraleer men kan sprekenvan het uitvoeren van technieken (worpen e.a.) iseen goede valscholing heel belangrijk.We kunnen de obi goed gebruiken om bepaaldeelementen in de valscholing beter te accentueren enook tijdens het wegwerken van bepaalde fouten.

� Achterwaartse val: ushiro ukemi• Om het hoofd te vrijwaren van hard contact

met de mat, wordt tijdens de val desamengeplooide gordel onder de kin van deuitvoerder gestopt (geen bruusk contact met demat).

• Tijdens de achterwaartse val blijven de benensamen en gestrekt. Om dit in te oefenen kan deobi tussen de knieën en voeten gehoudenworden of voert de leerling de val uit metsamengebonden voeten (benen blijven samenen gestrekt).

Page 8: 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

judo

045

Tijd

schr

ift v

oor L

icha

mel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

7-20

08

8

[

� Zijwaartse val: yoko ukemi• De arm en het been worden langs dezelfde

zijde met de gordel verbonden. Tijdens dezijwaartse val volgt de arm de beweging vanhet zwaaibeen (arm volgt de beweging van hetbeen en probeer de gordel gestrekt te houden).

• twee leerlingen staan op ongeveer één metervan elkaar. De linkerhand van de ene wordtverbonden met de rechter van de andere. Idemmet de voeten. Er wordt synchroon eenzijwaartse val uitgevoerd (synchronisatie).

• de opgerolde obi wordt onder de voet geplaatsten tijdens de zijwaartse val wordt de gordeldoor de voet weggeduwd (niet schoppen)(contact met de mat tijdens de val).

� Voorwaartse rol: zempo kaiten• een samengeplooide gordel ligt voor de

leerling. Tijdens het uitvoeren van devoorwaartse rol probeert hij de gordel op terapen (juiste plaatsing van de rolarm).

• een strak gespannen gordel wordtvastgehouden en de leerlingen voeren eenvoorwaartse rol uit over de gordel (durf).

• voorwaartse rol uitvoeren met greep aan degespannen gordel (durf).

2. De fundamentele beginselen van een worpElke (judo-)worp is opgebouwd uit verschillendebasiselementen. Dit zijn de verschillende acties dieelkaar in tijd opvolgen en die de complexe bewegingvan het werpen uitmaken.We onderscheiden:

- de lichaamshouding: shisei- het vastgrijpen: kumi kata- de verplaatsing: tai sabaki en shintai- de evenwichtsverstoring: kuzushi

Page 9: 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

judo

046

Tijd

schr

ift v

oor L

icha

mel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

7-20

08

9

[

- de voorbereiding van de worp: tsukuri- de eigenlijke worp: kake

De obi kan ook hier dikwijls bepaalde principes beterbenadrukken en de basiselementen kunnen op eengevarieerde wijze ingeoefend en geautomatiseerdworden (= uchi komi).

� shisei: lichaamshouding in het grondwerk• voor het aanleren van de typische houdingen

(beenposities) in de houdgrepen:- lage verplaatsingen over de mat waarbij de

gordel steeds aangespannen blijft (cfr. shiho-gatame houdgreep of zijwaarts vier puntenhouden).

- vanuit pomphouding de samengeplooidegordel met een been vooruitduwen (cfr. kesagatame zit of flank houden).

- beiden staan in pomphouding met dehanden op de obi. Afwisselend links en rechtsde kesa-gatame-zit aannemen.

- leerling 1 staat recht, leerling 2 (op de rug)grijpt de obi en klimt naar leerling 1 toe(variante vormen: leerling 2 op de buik; ofleerling 1 trekt leerling 2 naar zich toe).

� kumi kata: beetgrijpen• leerling 1 staat op handen-voetensteun en

leerling 2 neemt de obi vast van leerling 1. Dezelaatste kruipt over de mat en leerling 2 trekt zichaan de gordel dichterbij.

• Gordel in vier plooien; vastnemen en de gordeluit elkaars handen proberen te trekken.

• Beiden nemen met een hand de gordel vast enproberen elkaar te werpen (voor gevorderden).

Page 10: 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

judo

047

Tijd

schr

ift v

oor L

icha

mel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

7-20

08

10

[

• Beiden nemen nu met beide handen de gordelvast: elkaar proberen op te heffen (cfr. sumo).

� Tai-sabaki: verplaatsingen• de gordels worden over de mat verspreid (lang

uitgestrekt, in boogvorm, cirkel ...), de leerlingenverplaatsen zich in bijschuifpas voorwaarts,zijwaarts, achterwaarts naast de obi.

• Groepjes van vier rond een obi (cirkel); eenvijfde leerling kiest iemand uit en probeert diensrug aan te tikken. Maak snelle verplaastingen.

� Kuzushi: evenwichtsverstoring• de voeten van beide judoka’s worden met de

gordels aan elkaar verbonden. Proberen elkaarsevenwicht te verstoren.

• Beiden gaan op één been staan en nemen deobi vast. Door te trekken en duwen elkaarsevenwicht verstoren.

• Elkaar proberen te werpen met twee obi’s in dehand.

• De gordel ligt op de grond. Op de gordel staanen komen tot waagstand/flamingo en tot diepezit op één been.

Page 11: 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

judo

048

Tijd

schr

ift v

oor L

icha

mel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

7-20

08

11

[

� Tsukuri: voorbereiding op de worp• met de greep aan de gordel heuptechnieken

(hefbewegingen) indraaien (gevorderden).

3. Indrillen van techniekEr kan ook specifiek naar bepaalde worpen gewerktworden en dat gebeurt dan meestal in tandokurenshyu (= training alleen, zonder partner).Enkele voorbeelden:� voor schouderworpen: seoi nage: de gordel wordt

dubbel geplooid en aan een sportraam opschouderhoogte vastgemaakt. Men neemt de vrijeuiteinden vast en draait de schouderworp in ; ophet einde van de beweging de gordel strakaanspannen (enkele tellen de weerstandaanhouden).

Deze werkvorm is ook geschikt voor anderetechnieken, o.a tai otoshi (handworp), tsuri komigoshi (heupworpen).

Variante:• partner houdt de gordel vast onder de oksels; de

utvoerder verplaatst zich rugwaarts alindraaiend.

• partner met gordel onder oksel in diepebuigstand, de uitvoerder trekt de armen wijdopen en draait (bv.) schouderworp in.

Page 12: 218 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2008

judo

049

Tijd

schr

ift v

oor L

icha

mel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

7-20

08

12

[

� Voor dijworp: uchi mata (binnenwaartse dijworp):twee leerlingen houden de gordel strak gespannenop kniehoogte. De uitvoerder doet de zwaai-beweging tegen de weerstand van de gordel.

• per drie: een derde leerling zit (of staat) achterleerling 2 en neemt de gordel vast. Leerling 1voert de beweging uit en probeert leerling 2 opte heffen tegen de weerstand van beiden in.

� Voor heupworpen: koshiguruma (heupwiel): derechterhand rond de nek,niet vastgrijpen wel de obiomknellen.

4. Slot:We hebben gepoogd om aan de hand van enkelespeelse kampvormen (per twee, in groep) enoefeningen (gericht naar bepaalde basisbeginselenen werptechnieken) het gebruik van de obi (Japansegordel) toegankelijker te maken tijdens de lesseninteractieve kampvormen op school.Het gebruik van de obi laat ons toe om met weinigmateriaal speelse, veelzijdige en intense lessen tegeven, zonder daarbij de kern van de zaak teverwaarlozen en ... dat is kampen met wederzijdsrespect voor elkaar.

� Maaiworp: o soto gari (buitenwaartse maaiworp):de samengeknoopte gordel wordt naast derechtervoet van de partner geplaatst. Bij demaaibeweging zwaait de uitvoerder de gordeltussen de benen van de partner.

� Veegbewegingen (barai): de veegvoet zoektcontact met een opgerolde gordel en doet deveegbeweging; alleen of naar een partner.