0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op...

16
ex officina NIEUWS UIT DE UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK JAARGANG 33 / 1 2020

Transcript of 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op...

Page 1: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

ex officina

NIEUWS UIT DE UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK JAARGANG 33 / 1 • 2020

Page 2: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

Op het eerste schutblad van een convoluut van vier zestiende-eeuwse

traktaten, waaronder drie van Erasmus, staat een sterk vervaagde potlood -

aantekening: ‘Bound by Ga[…] Godf[re]y with stamps and armour and […] of

H[enry] VIII’ (Bijzondere Collecties, CaaA282). De band van glanzend zwart

geverfd kalfsleer is inderdaad blindgestempeld met de Tudor-roos, op het

linkerbord, en het wapen van koning Hendrik VIII op het rechterbord. Op de

beschermende doos die in de twintigste eeuw werd gemaakt, staat dan ook in

gouden letters dat het exemplaar was ‘bound for Henry VIII’. Impliceren de

wapens op de band werkelijk dat het boek is gebonden voor de Engelse koning?

Niet iedereen is overtuigd. Chris Coppens meende bijvoorbeeld dat ‘het koninklijk wapen geenszins

wees op een koninklijke herkomst.’1 Had hij gelijk en is het wapen op de band niet meer dan een gril van de binder, of maakt het wapenschild het toch waarschijnlijk dat het boek is aangeboden aan de koning?

Geschiedenis van het boek

Garret Godfrey bond de vier teksten vermoedelijk samen tussen september en november 1524. Het boek was in de zeventiende eeuw in het bezit van Robert Clark.2 In februari 1889 werd het verkocht door Sotheby’s, vermoedelijk als deel van de bibliotheek van R.D. Dyneley.3 Mogelijk is het convoluut op dat moment gekocht door Rev. R.H. Barnes, wiens naam op het tweede schutblad staat. In 1982 kocht KU Leuven Bibliotheken het door toedoen van mecenaat bij antiquariaat E.P. Goldschmidt in Londen. De eerste drie teksten zijn van Erasmus: twee vrome traktaatjes, Precatio dominica in septem portiones (Basel, Froben, 1523?) en De immensa Dei misericordia (Antwerpen, Michiel Hillen van Hoogstraten, 1524), gevolgd door De libero arbitrio (Basel, Froben, 1524), waarin hij afrekent met Luther. De vierde tekst is het moppen boek Iocorum veterum ac recentium duae centuriae van Adrianus Barlandus, de eerste professor Latijn aan het Collegium Trillingue. Het werd in Leuven gedrukt bij Petrus Martens in 1524.4 De teksten zijn contextueel met elkaar verstrengeld omdat ze allemaal gerelateerd zijn aan Erasmus en zijn vriendenkring. Barlandus was een goede vriend en uitgever van Erasmus.

Twee van de teksten in het convoluut waren gedrukt door Erasmus’ vriend en huisdrukker Johann Froben en ook de binder was een oude vriend van Erasmus: de Nederlander Garret van Graten, die zich in Cambridge gevestigd had onder de naam Garrett Godfrey. Godfrey kreeg de vier teksten toegestuurd vanuit Basel, Antwerpen en Leuven, bond ze samen en voorzag het boek van de wapens van Hendrik VIII. De gerenommeerde binder maakte de band met veel precisie en bedacht het boek dus toe aan een vermogende klant — maar was die klant ook daadwerkelijk Hendrik VIII?

Garret Godfrey en de wapens van Hendrik VIII

Dit convoluut was niet het eerste of het enige boek waarvoor Godfrey zijn blindstempel met het wapen van de koning bovenhaalde. Hij liet de stempel waarschijnlijk maken rond 1521 en gebruikte het sinds dat jaar op een vijftiental boeken,5 waaronder opmerkelijk veel werken van Erasmus en alle gedrukt in Basel bij Froben: Ratio seu methodus compendio (1521), Novi testamenti (1523), In evangelium Lucae paraphrasis (1523), Paraphrases (1523), en een convoluut met Moriae Encomium en een werk van Sybnesius, De laude Calvitii (1522).6 Niet al deze werken waren bedoeld voor Hendrik VIII. Van de Paraphrases weten we althans dat het werk in het bezit was van een theoloog uit Cambridge, Simon Heynes († 1552).

Een boek voor de koning. Erasmus, Hendrik VIII en convoluut CaaA282

2

1 Chris Coppens bestudeert CaaA282 uitgebreid in ‘Een Nederlander in Cambridge: Garret Godfrey,’ Ex Officina 7, 3, 1990, 161-171, hier 165.

2 Zie de nota op het titelblad (‘D[ona] rob[er]ti Clarc’) en Chris Coppens e.a., Erasmiana Lovaniensia: Catalogus van de Erasmus-tentoonstelling in de Centrale Bibliotheek te Leuven, november-december 1986, Leuven 1986, 211.

3 Zie de potloodaantekening op het schutblad en Henry B. Wheatley, Prices of Books: An Inquiry Into the Changes in the Price of Books Which Have Occurred in England at Different Periods, Londen 1898, 131.

4 Dit traktaat is digitaal beschikbaar: http://www.lovaniensia.be/items/ show/1690/.

5 Coppens, ‘Een Nederlander’, 165.

6 Resp. Londen, British Library, C.47.e.2; Royal Collection Trust, RCIN 1053840; British Library, Davis 13; Dallas, Southern Methodist University, Bridwell Library, Special Collections, AEN4977 en Londen, British Library, C.46.d.16.

Page 3: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

Bovendien was het gebruik van Hendriks wapen niet ongebruikelijk: praktisch alle heraldische panelen in Engeland vertoonden in deze periode de wapens of de emblemen van Hendrik VIII.7

Erasmus en Hendrik VIII

Toch is het voldoende aannemelijk dat Erasmus een van zijn geschriften aan Hendrik VIII wilde aanbieden. De twee mannen deelden een lange geschiedenis. Erasmus was Hendriks vaste correspondent geweest toen de jonge prins, in de schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik troonopvolger en later koning was geworden. Als vorst verwachtte Hendrik VIII om eenmaal per jaar een boek (of een gelijkwaardig object) te ontvangen van zijn belangrijkste onderdanen, de Engelse adel en clerus.8 Zijn onderdanen maakten van deze verplichting gebruik om de koninklijke aandacht in een door hen gewenste richting te buigen. Erasmus sloot zich van ganser harte bij deze gewoonte aan en stuurde Hendrik meerdere werken op in een poging om de koning tot christelijke barmhartigheid te bewegen.9

Hendrik op zijn beurt gebruikte de boeken die hij ontving, waarvan er overigens verschillende zijn bestempeld met zijn wapens of emblemen, om de 125 boeken die hij van zijn vader had geërfd uit te breiden tot een imposante bibliotheek. Een deel van die bibliotheek volgde zijn hofhouding wanneer hij door het land reisde, en een ander deel verspreidde hij over zijn meer dan zestig paleizen en verblijfplaatsen.10 Hij ontving de werken van Erasmus met boven -gemiddelde belangstelling en ploos ze gretig uit op zoek naar pareltjes van retoriek die hij kon instrumentaliseren in zijn gevechten tegen Luther en later tegen de paus.11 Zo stuurde Erasmus in 1517 een exemplaar van zijn Opleiding van een Christelijke prins naar de Engelse koning. Daarna volgde een exemplaar van het eerste deel van zijn commentaar op het Nieuwe Testament, dat hij bovendien opdroeg aan Hendrik VIII. Dit meerdelige werk, bewaard in de British Library in Londen en helaas herbonden, vertoont marginale annotaties in Hendriks karakteristieke hand en werd in de inventaris van de bibliotheek van Hendrik VIII in Westminster opgenomen onder nummers 407 en 454.12 Rond het voorjaar van 1524 stuurde Erasmus nog een werk naar Hendrik. Wellicht ging het om Frobens uitgave van de Paraphrases van de Evangeliën. Hij deed dit naar eigen zeggen nadat het werk al ‘verspreid [is] over alle windstreken van de wereld en overal druk verkocht is’ omdat het hem niet eerder was gelukt om ‘een betrouwbaar iemand te vinden om het tijdig te laten bezorgen.’13 Vermoedelijk stuurde Erasmus het werk alsnog op omdat hij het wilde gebruiken als een manier om een ander, belangrijker werkje onder Hendriks aandacht te brengen: ‘een eerste versie van mijn boekje over de vrije wil, gericht tegen Luther’. Hij had dit boekje geschreven ‘omdat de vorsten er zo op aandringen, vooral de koning van Engeland’.14 Dit boekje was ‘nog niet afgewerkt’, en werd klaarblijkelijk als handgeschreven kopie aan Hendrik bezorgd. Erasmus schrijft: ‘Als de teneur van het werk bij uwe Majesteit en bij andere geleerden in de smaak valt, zal ik het afmaken en zorgen dat het ergens gedrukt wordt.’15 >

3

7 J. Basil Oldham, Blind Panels of English Binders, Cambridge 1958, 22.

8 James P. Carley, The Libraries of King Henry VIII, Londen 2000, 53.

9 Aysha Pollnitz, Princely Education in Early Modern Britain, Cambridge 2015, 106-138.

10 James P. Carley, The Books of King Henry VIII and His Wives (Londen 2005), 22-24, 72-79.

11 Pollnitz, Princely Education, 137.

12 London, British Library, 3913.k.4; Carley, The Libraries, 90, 96.

13 Frans Slits (ed.), De correspondentie van Desiderius Erasmus, 10: Brieven 1356-1534, Rotterdam 2012, brief 1430, 171-172.

14 Slits (ed.), De correspondentie, brief 1415, 144.

15 Ibidem, brief 1430, 171-172.

Portret van Hendrik VIII, ‘beschermer des geloo[f]s’. – KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, PA01176.

Page 4: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

Het boekje viel klaarblijkelijk in de smaak, want Johann Froben zou het werk in september van hetzelfde jaar drukken. Het verbaast niet dat Hendrik snel instemde met de publicatie van het anti-Lutheraanse werk. De koning had zelf in 1521 een traktaat tegen Luther geschreven (Assertio septem sacramentorum aduersus Marinum Lutherum) en de biechtvader van zijn vrouw Catherina, Alphonsus de Villa Sancta, bracht in 1523 zijn Problema indulgentiarum aduersus Lutherum uit. Van dit laatste werk bevonden zich twee kopieën in de bibliotheek van Westminster, waarvan een was gebonden in dezelfde stijl als het convoluut in Bijzondere Collecties, namelijk blindgestempeld met Hendriks wapens en de Tudor-roos.16 Erasmus zal hoogstwaarschijnlijk in de zomer van 1524 Hendriks approbatio hebben ontvangen, vervolgens zijn ‘boekje over de vrije wil’ hebben afgewerkt en het hebben laten drukken door Johann Froben. Hij schrijft in september 1524 aan Thomas Wolsey, rechterhand van de Engelse koning: ‘Gevolg gevend aan het gezag van de doorluchtige koning en van u heb ik meteen mijn boekje over de vrije wil voltooid en gepubliceerd. […] Ik stuur mijn boekje over de vrije wil aan uwe Eminentie, en ook een exemplaar voor zijne Majesteit; wees alstublieft zo goed hem van mij te groeten.’17 Zodra het boek gedrukt is, vertrekt inderdaad een exemplaar naar Erasmus’ Nederlands-Engelse vriend Garret Godfrey, die het samen met nog drie andere Erasmiaanse teksten samenbindt en stempelt met het wapen van Hendrik VIII. Juan Luis Vives schrijft aan Erasmus op 13 november 1524 vanuit Engeland, waar hij door koningin Catherina aangesteld was als opvoeder van prinses Mary: ‘Gisteren is je boek over de vrije wil aan de koning overhandigd: tussen de kerkdiensten door heeft hij er een paar pagina’s uit gelezen en laten blijken dat het hem beviel. Hij zegt dat hij het helemaal gaat lezen. Hij wees me een passage aan die hij helemaal geweldig vond, waar jij mensen ontmoedigt al te diepgaand onderzoek te doen naar de geheimen van de goddelijke majesteit. Ook de koningin vindt jou juist met betrekking tot dit werk helemaal geweldig, eveneens vanwege deze passage, en zelf verzocht zij me om haar groet aan jou over te brengen en tevens om je te danken dat jij, een zo belangrijke man die

over een zo belangrijk onderwerp gaat spreken, zo eenvoudig hebt geschreven en de kwestie behandeld hebt met zo’n bescheidenheid.’18

Het convoluut in de bibliotheek van Hendrik VIII

Hendrik VIII maakte compulsief aantekeningen in de marges van de boeken die hij las en deed dit in een karakteristieke hand. Zijn boeken van Erasmus stonden gewoonlijk vol met (eerder positieve) aantekeningen, terwijl die van Luther sterk negatief geannoteerd werden.19 Ook het convoluut uit Bijzondere Collecties staat vol met aantekeningen in een zestiende-eeuwse hand, maar het is niet die van Hendrik zelf. Wel deelde de annotator zijn interesses: het anti-Lutheraanse De libero arbitrio is consequent geannoteerd in de stijl van Hendrik VIII – dat wil zeggen, met het oog op het memoriseren en hergebruiken van de tekst in een geleerde discussie – en er zijn soortgelijke aantekeningen gemaakt bij delen van De immensa dei misericordia.

16 Carley, The Books, 115.

17 Slits (ed.), De correspondentie, brief 1486, 298.

18 Ibidem, brief 1513, 343.

19 Carley, The Books, 100.

4

Aantekeningen in Erasmus, De libero arbitrio, Basel, Joannes Froben, 1524. – KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, CaaA282, fol. a5r.

Page 5: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

5

De twee andere teksten (Barlandus’ conversatiestuk en Erasmus’ Precatio dominica) konden niet op enige interesse rekenen. Als het convoluut inderdaad naar Hendrik VIII is opgestuurd, heeft hij De libero arbitrio dus niet zelf herlezen, maar het is niet ondenkbaar dat iemand in Hendriks hofhouding het boekje ter hand heeft genomen. In elk geval moeten we het convoluut zien als het resultaat van de gedachtewisseling tussen Erasmus en Hendrik VIII over Maarten Luther. Het is waarschijnlijk, hoewel niet volledig hard te maken, dat dit exemplaar in de winter van 1524/25 is aangeboden aan Wolsey of de koning. Wie weet heeft het daar gediend om de leden van Hendriks hofhouding bekend te maken met argumenten tegen Luther die Hendrik VIII al maanden eerder had gelezen in Erasmus’ kladversie. Tjamke Snijders

Garret Godfrey, band met de Tudor-roos rond een convoluut, 1524. – KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, CaaA282.

Garret Godfrey, band met het wapenschild van Hendrik VIII rond een convoluut, 1524. – KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, CaaA282.

Page 6: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

In november 2019 verwierf Bijzondere Collecties een unieke oude druk, meer

bepaald een Hippocratesuitgave die ooit deel uitmaakte van de persoonlijke

collectie van Petrus Nannius (Nanninck; 1496–1557), de derde professor Latijn

aan het Leuvense Collegium Trilingue en tevens een bekwaam graecus

(Bijzondere Collecties, 7B1310). Deze aankoop is in eerste instantie vanuit

boekhistorisch oogpunt belangwekkend. Het boek geeft niet alleen

waardevolle informatie prijs over de bibliotheek van een van de belangrijkste

latinisten die de Leuvense universiteit ooit heeft gekend, maar het kan ons

ook veel leren over de vroegst gekende boekenveiling in de Dijlestad.

Het verhaal begint op 21 juni 1557, de sterfdag van Nannius. In de nasleep van zijn dood had

men een veiling van zijn boeken (en mogelijk andere goederen) op poten gezet. Noch de standaard -monografie over Nannius door Amédée Polet (1936), noch de vierdelige geschiedenis van het Drietalen -college door Henry de Vocht (1951–1955), vermelden deze veiling.1 Onze kennis hiervan is louter afkomstig uit één handgeschreven nota op het eerste schutblad van het recent verworven boek. Wanneer het boek in kwestie in 1960 te koop werd aangeboden in Oxford door het veilinghuis B.H. Blackwell Ltd., voor de startprijs van 62 Britse ponden, kon men in de beschrijving van het aangeboden item een transcriptie van deze nota lezen:2 Empt[us] 8 fl. Lovanii in auctione [Petrus] Namin [us] ...toris publici 1557

Deze transcriptie, die nu eindelijk opnieuw vergeleken kan worden met het origineel, bevat evenwel enkele onnauwkeurigheden.

Een Hippocrates voor acht stuivers. Over Petrus Nannius’ bibliotheek en de vroegst gekende Leuvense boekenveiling (1557)

6

Hippocratis medicorvm omnivm principis epidemiωn liber sextvs, Basel, 1537. – KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, 7B1310.

Detail van twee eigendomsnota’s op het eerste schutblad van Hippocratis medicorvm omnivm principis epidemiωn liber sextvs, Basel, 1537. – KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, 7B1310.

1 Amédée Polet, Une gloire de l’humanisme belge: Petrus Nannius 1500-1557, Leuven 1936; Henry de Vocht, History of the Foundation and the Rise of the Collegium Trilingue Lovaniense 1517-1550, 4 dln, Leuven 1951-1955.

2 Cf. B.H. Blackwell Ltd., Catalogue 728: Antiquarian science and medicine, Oxford 1960, item 111.

Page 7: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

Ten eerste moeten wij ‘st.’, stuf(f)eris (‘stuivers’; ablatief van prijs) lezen, met een ſ (s longa) gevolgd door de letter <t>, in plaats van ‘fl.’, florenis (‘Nederlandse gulden’). Acht Nederlandse gulden zou een extreem hoge prijs geweest zijn; acht stuivers daarentegen lijkt veel aannemelijker (cf. infra). De achternaam van de professor vervolgens werd verkeerdelijk overgenomen als ‘Namin’, waarschijnlijk als een gevolg van de schrijfpraxis van die tijd, waarbij de letters <i>, <n>, <m>, <u>, en <v> vaak werden genoteerd door middel van meerdere, met elkaar verbonden rechte lijnen. Tussen haakjes voegde Blackwell Ltd. echter [Petrus] en [us] toe. Hierbij baseerde men zich hoogstwaarschijnlijk op de eigendomsnota van Nannius zelf op de titelpagina: ‘Petri Na[n]nij’, ‘van Petrus Nannius’. Toch legde het veilinghuis het verband met Nannius niet. Als laatste kunnen wij zeker stellen dat ‘…toris publici’ opgelost dient te worden als ‘lectoris publici’, hetgeen ook mooi correspondeert met Nannius’ aanstelling als publiek professor Latijn. Uit dit alles vloeit de volgende, gecorrigeerde lezing voort: Empt[us] 8 st[uf(f)eris] Louanij in auctione Na<n>nij lectoris publici 1557. [Boek] gekocht voor acht stuivers te Leuven op de veiling van Nannius, publiek professor, 1557. Terecht benadrukte het veilinghuis dat de vermelding van ‘in auctione’ een zeer vroege verwijzing was naar een boekenveiling. Deze suggestie zou vijf jaren later hernomen worden door Graham Pollard en Albert Ehrman in hun boek The Distribution of Books by Catalogue.5 Ook zij vertrouwden echter op de foutieve transcriptie en waren derhalve niet in staat om Nannius’ eigennaam correct weer te geven en te identificeren. Het zou nog eens twintig jaar duren vooraleer Bert van Selm de naam van de professor juist interpreteerde, en dit zonder het boek eigenhandig in te kijken.6 In 2001, verder bouwend op van Selms artikel, bestendigde Pierre Delsaerdt het belang van de handschriftelijke toevoeging. Volgens Delsaerdt bevat deze nota de vroegst gekende expliciete vermelding van een boekenveiling in Leuven.7 Jammer genoeg blijft de koper van het boek anoniem. Voorts was de prijs van acht stuivers niet goedkoop, noch overdreven duur. Ter vergelijking: in die periode kon men in Leuven voor een stuiver één brood kopen, of één ongebonden exemplaar van Xenophons Memorabilia in de drukkerszaak van Rutger Rescius, de eerste professor Grieks aan het Collegium Trilingue alsook de (onofficiële) huisdrukker ervan. Een exemplaar van Aristophanes’ Εἰρηνη (Vrede) daarentegen kostte twee stuivers. De prijs van duurdere boeken kon echter al snel oplopen tot twintig stuivers.8 Over het algemeen gold de stelregel: hoe dikker het boek, hoe hoger de prijs.9 Klaarblijkelijk past deze Hippocrateseditie, die ongeveer tweehonderd folia beslaat en geen illustraties bevat, ergens middenin. Laten wij evenwel niet vergeten dat het hier gaat om een prijs op de tweedehandsmarkt. >

Technische beschrijving van het boek

HIPPOCRATES (auteur) & FUCHS, Leonhart (vertaler & commentator)

HIPPOCRATIS ME- / DICORVM OMNIVM PRINCIPIS / EPIDEMIΩN LIBER SEXTVS, A LEONARDO FVCHSIO / medico latinitate donatus, & luculentissima enarratione illu- / stratus, iam recens non aestimandis uigilijs ab au- / tore recognitus, multisque in locis au- / ctus, ac in lucem editus. [witregel] Adiecta sunt ad calcem operis graeca, ut diligens lector / haec ipsa cum latinis conferre possit. [wapenschild] BASILEAE APVD IO. BEBELIVM / ET MICH. ISINGRINIUM / M. D. XXXVII.

Bazel: Johann Bebel & Michael Isengrin, 15373

Folio (210 x 315 mm): α6, a-z4, A-Z4, Aa4, Bβ6; [6], 188, [6]

Originele, blindgestempelde kalfslederen boekband over houten platen; enkele, minieme marginale herstellingen; de vrije schutbladen zijn hernieuwd; occasionele onderlijningen en doorhalingen; sporadische annotaties; de vastgekleefde delen van de schutbladen bestaan uit tweelagig vellum, waarvan de tweede laag excerpten uit Boethius’ Latijnse vertaling van Aristoteles’ Topica bevat.4

Ref.: VD16 H 3800; USTC 603127

Prov.: Nannius (Nanninck), Petrus (1496–1557); een zekere Alardus (een priester van de Sint-Geertruiparochie in Leuven); Burton, William (1560–1623); Walmesley, Charles (of Westwood; 1722–1797)

3 Een eerdere versie van Fuchs’ vertaling en commentaar verscheen in februari 1532 in Hagenau bij Johann Setzer.

4 Het gaat hier meer bepaald om twee niet aaneensluitende bladen uit dezelfde katern: 1. dicitur. Si autem sit (105.15 = 136a10) – destruenti quidem si oppositi ca- (107.13 = 136b25); 2. dicta sunt faciens non determinavit (114.12 = 139a33) – continet consonantium. Amplius (116.8 = 140a4); 3. Utilis autem (98.22 = 133a33) – duos pedes habens. Con- (100.13 = 134a12); 4. sunt nota, plures (131.2 = 141b36) – ambo enim numeri differentie (122.19 = 142b11). De nummers refereren respectievelijk aan Aristoteles Latinus, V.1 (ed. L. Minio-Paluello e.a.) en de standaard Bekker-nummering. Met dank aan dr. Pieter Beullens (KU Leuven) voor de identificatie.

5 Cf. Graham Pollard & Albert Ehrman, The Distribution of Books by Catalogue: from the Invention of Printing to A.D. 1800, Based on Material in the Broxbourne Library, Cambridge 1965, 216.

6 Bert van Selm, ‘The Introduction of the Printed Book Auction Catalogue’, Quaerendo, 15:1, 1985, 16-53 (26).

7 Pierre Delsaerdt, Suam quisque bibliothecam. Boekhandel en particulier boekenbezit aan de oude Leuvense universiteit: 16de-18de eeuw, Leuven 2001, 154 & 548; id., ‘Private Libraries and the Second-Hand Book Trade in Early Modern Academia. The Case of Leuven University 1425-1797’, in Rindert Jagersma, Helwi Blom, Evelien Chayes (eds.), Private Libraries and Private Library Inventories, 1665-1830. Studying and Interpreting Sources, Leiden (te verschijnen).

8 Christian Coppens, ‘A Student’s Reading at the Collegium Trilingue in Louvain in 1547’, Quaerendo, 41, 2011, 155-161.

9 Rescius’ editie van Xenophons Memorabilia, verschenen in september 1529, beslaat ca. 80 folia, daar waar zijn editie van Aristophanes’ Εἰρηνη – thans jammerlijk verloren – naar alle waarschijnlijkheid ongeveer 30 à 35 folia bevatte, een cijfer gebaseerd op andere Aristophanesuitgaves door Rescius. De reden waarom, in dit specifieke geval, het dunnere boek twee stuivers kostte en het dikkere slechts één, is wellicht te wijten aan het feit dat Rescius de prijs van de Memorabilia moest laten zakken om zo de verkoop te stimuleren. Klaarblijkelijk had Rescius, achttien jaar na het publiceren van de Memorabilia, nog steeds exemplaren in stock, aangezien de studenten -leeslijst die gewag maakt van die prijs opgesteld is in 1547 (cf. vorige voetnoot).

7

Page 8: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

Onder de handschriftelijke nota die wij net besproken hebben, kunnen wij nog een tweede, zestiende-eeuwse toevoeging ontwaren. In de cataloogbeschrijving van Blackwell Ltd. staat de volgende transcriptie te lezen: Ego [Al]ardus emi eodem precis a bibliopola sub. insigins Calamarii Er dient in de eerste plaats ‘precio’, i.e. ‘pretio’, gelezen te worden in plaats van ‘precis’. Vervolgens moet ‘sub. insigins Calamarii’ vervangen worden door ‘sub insignio Calamarij’. Deze uitdrukking bevat echter twee onklassieke wendingen: insignio is de ablatief van insignium, een zeldzame variant van het klassieke insigne (‘teken’), hetgeen wij hier moeten interpreteren als ‘enseigne de maison, d’atelier’, naar overeenkomst met de woorden intersigne of intersignium die vaker gebruikt werden in de vroegmoderne periode. Verder is calamarij de genitief van het weinig voorkomende substantief calamarium (‘pennenkoker’).10 Het is duidelijk dat Alardus wou verwijzen naar een boekverkoper, bibliopola, wiens blazoen een pennenkoker was.11 In zijn Atlas van het oude Leuven verwijst Alfons Meulemans naar een huis (c.q. winkel?) die de naam ‘Den Pennekoker’ droeg en gesitueerd was in de Parijsstraat, niet ver van de kruising met de Minderbroedersstraat.12 De kans is groot dat dit het pand is waar Alardus het boek gekocht heeft. De eigenaar van ‘Den Pennekoker’ kan mogelijk geïdentificeerd worden als een nakomeling van Gilbertus I Masius, Claes de Boeckbindere of Reinerus I Velpius, die allen actief waren in de Parijsstraat in de zestiende eeuw: Gilbertus als drukker van 1527 tot 1544, Claes als boekbinder vanaf 1528, en Reinerus opnieuw als drukker van 1542 tot 1572 – deze laatste evenwel in een huis genaamd ‘Het Paard’.13 Hoe het ook zij, de correcte lezing van deze tweede nota is als volgt: Ego Alardus emi eodem precio a bibliopola sub insignio Calamarij Ik, Alardus, kocht [dit boek] voor hetzelfde bedrag [van acht stuivers] van de boekenverkoper, wiens blazoen een pennenkoker is. Het ziet ernaar uit dat diezelfde Alardus ook een eigendomsnota heeft achtergelaten op de titelpagina, net onder die van Nannius.

Hoewel deze doorgeschrapt is, kunnen wij nog het volgende lezen: Sum Alardi Monast[eriensis?] p[res]b[yte]ri S[anctae] Geertrudis Dit boek is van Alardus van Münster (?), priester van Sint-Geertrui.

Alardus was blijkbaar gedurende de tweede helft van de zestiende eeuw actief als priester in de parochie van Sint-Geertrui. Helaas konden wij geen verdere informatie over deze Alardus terugvinden, zelfs niet in het archief van de parochie in kwestie, dat thans bewaard wordt in het Rijksarchief van Leuven (nr. 666). Ook de inschrijvingslijsten van de Oude Universiteit, hoewel deze ons voor het grootste deel van de tweede helft van de zestiende eeuw niet zijn overgeleverd, bieden hier geen soelaas. In Alardus’ nota is in het bijzonder het derde woord zeer moeilijk te lezen en te interpreteren. De plaatsing van dat woord net na de eigennaam wijst mogelijk op een geografische aanduiding. In dat geval moeten wij Monast[eriensis] lezen, het adjectief dat verwijst naar de stad, dorp, of gemeente van Monasterium, hetgeen het vaakst (maar niet exclusief) gebruikt werd om Münster aan te geven, reeds in humanistische tijden een niet onbelangrijke stad. De lezing monasterium, ‘klooster’, met een kleine eerste letter dus, lijkt minder voor de hand te liggen. Aangezien Alardus zichzelf voorstelde als een gewone presbyter Sanctae Geertrudis, ‘priester van de Sint-Geertruiparochie’, lijkt het onwaarschijnlijk dat hij actief was aan de eigenlijke abdijkerk, die geleid werd door de abt (pastor primitivus) en een prior (in dit geval een kanunnik). Deze zouden zichzelf nooit als presbyter geïdentificeerd hebben.14 Verder kan het feit dat enkel het tweede en derde woord van deze nota (c.q. de benaming) volledig zijn doorgeschrapt, waarna mogelijk een nieuwe naam is toegevoegd, wijzen op een tweede priester van Sint-Geertrui die, na Alardus, enige tijd over het boek beschikte.

10 Cf. René Hoven, Lexique de la prose latine de la Renaissance, Leiden- New York-Köln 1994, 47 (s.v. calamarium), 187 (s.v. insignium), en 191 (s.v. intersignium).

11 Hoewel het onmogelijk is om het met zekerheid te stellen, bestaat de kans dat de bibliopola die Alardus vermeldt te vereenzelvigen valt met de koper van het boek op de veiling van Nannius’ bibliotheek in 1557.

12 Cf. Alfons Meulemans, Atlas van het oude Leuven, Leuven 1981, 109, 167 (map 3, no. 44), 170; id., Huizen en straten van het oude Leuven, Leuven 2004, I, 54 (no 159), en II, 17 (map 3, no. 44). Het dient aangestipt te worden dat Meulemans’ voornaamste bron dateert van 31 augustus 1751 (Stadsarchief Leuven, ms. 7996, fol. 146v: den Pennekoker ofte houtstal ende alsnu de seven haringen gestaen ende gelegen binnen dese stads Loven inde Legerstraete ofte parijsstraete). De naam van het huis ‘Den Pennekoker’, alias ‘Den Houtstal’ (foutief door Meulemans gelezen als het onbestaande ‘Den Haudsal/ Hautsal’), lijkt echter in die periode in ongebruik te zijn geraakt, waarna men de voorkeur gaf aan de benaming ‘De Seven Haringen’.

13 Delsaerdt, Suam quisque bibliothecam, 97, 362, 389, 417.

14 Cf. Maurits Smeyers, ‘Abbaye de Sainte-Gertrude à Louvain’ in Andrée Despy-Meyer e.a. (eds.), Monasticon Belge, vol. 4.4 (Province de Brabant), Luik 1970, 865-961; Eddy Put, Inventaris van het archief van de Sint-Geertruiparochie te Leuven (14de-20ste eeuw), Leuven 2013, 10-11.

8

Detail van Nannius’ eigendomskenmerk en Alardus’ nota op de titelpagina van Hippocratis medicorvm omnivm principis epidemiωn liber sextvs, Basel, 1537. – KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, 7B1310.

Page 9: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

9

Hoe dan ook, Alardus heeft de Hippocratesuitgave niet lang in zijn bezit gehad. Naar het einde van de zestiende of aan het begin van de zeventiende eeuw werd het boek eigendom van William Burton (1560–1623), die zijn naam en beroep op het achterste schutblad noteerde: Guilliam Burton medicinae Professor Regius. Deze Engelse geleerde, over wie slechts zeer weinig geweten is, werd aangesteld als Koninklijk Professor in de geneeskunde te Cambridge in 1596, hetgeen de terminus post quem bepaalt voor wanneer het boek de oversteek van de Noordzee maakte. Het is niet verwonderlijk dat Burton, als professor in de geneeskunde, interesse toonde in Hippocrates. Eveneens is het mogelijk dat hij zich dit boek aanschafte om zijn kennis van het Oudgrieks bij te schaven, aangezien wij weten dat hij op 27 mei 1582 door de academische overheid van King’s College aangemaand werd om zijn nalatigheid in de studie van die taal bij te sturen. Jammer genoeg is over dit specifieke incident verder niets geweten.15

De laatste eigenaar van de Hippocratesuitgave die kan afgeleid worden op basis van handgeschreven toevoegingen of andere boekmerken was bisschop Charles Walmesley of Westwood (1722–1797), zoals blijkt uit zijn ex libris op het eerste schutblad en de toevoeging van ‘Char. Walmesley’ bij het drukkersmerk op de titelpagina. Ondanks het feit dat het merendeel van zijn wetenschappelijke papieren en kerkelijke documenten verloren zijn gegaan in 1780 tijdens de antikatholieke Gordon Riots, bleef het grootste deel van zijn bibliotheek, en daarmee dit exemplaar van Hippocrates’ Epidemieën, gespaard. Walmesley kan het boek natuurlijk ook na 1780 verworven hebben. De Westwood bibliotheek werd uiteindelijk verspreid in 1929.16 Pas in 1960 kwam het exemplaar terug boven water, toen het te koop werd aangeboden door Blackwell Ltd. Aangezien de archieven van het veilinghuis incompleet zijn, kunnen wij niet nagaan wie (of welke instelling) het boek aankocht. In 2004 duikt de Hippocratesuitgave opnieuw op, ditmaal in New York op een veiling van Swann Auction Galleries. Een senior specialist van dit veilinghuis wist te vertellen dat het boek, alvorens het door hen werd opgekocht, in het bezit was van een door de Amerikaanse overheid gecontroleerde medische bibliotheek; wegens privacyredenen kon geen verdere informatie verschaft worden. Wel staat het vast dat in 2004 William Chrisant & Sons’ Old Florida Book Shop het boek aanschafte, waarna het ook op het internet te koop werd aangeboden. Via foto’s die deze boekenwinkel op het internet plaatste, konden wij de connectie met het zestiende-eeuwse Leuven in het algemeen, en Nannius in het bijzonder, maken. Hierop kon Bijzondere Collecties dit merkwaardige boek succesvol verwerven.17 Xander Feys

15 Humphry Davy Rolleston, The Cambridge Medical School: A Biographical History, Cambridge 1932 [repr. 2009], 139-140.

16 Geoffrey Scott, ‘The Early Career of Bishop Charles Walmesley O.S.B., D.D., F.R.S., 1722-1797’, Downside Review, 115:401, 1997, 249-270.

17 Een uitgebreidere bespreking, met een poging tot een verdere reconstructie van Nannius’ bibliotheek, kunt u lezen in Xander Feys, ‘A Hippocrates for eight stuivers: On Petrus Nannius’ library and the earliest known Leuven book auction (1557)’, De Gulden Passer, 2020 (te verschijnen).

Eerste schutblad van Hippocratis medicorvm omnivm principis epidemiωn liber sextvs, Basel, 1537. – KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, 7B1310.

Page 10: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

In de zeventiende en achttiende eeuw verschenen er verschillende rijk

geïllustreerde luxe-edities van Ovidius’ Metamorphoses. Zo publiceerden de

gebroeders Wetstein in Amsterdam in 1732 een monumentale uitgave met een

Nederlandse vertaling, waarvan Bijzondere Collecties een exemplaar bezit:

De gedaant-wisselingen van P. Ovidius Naso, in het Latyn en Nederduitsch;

nieulyx vertaald, en te zamen in het licht gegeven door Isaak Verburg (7D63).

Elk verhaal begint met een grote illustratie van de hand van verschillende

meesters. Op pagina 340 gaat de gravure van Pygmalion het liefdesverhaal

van deze beeldhouwer vooraf.

Publius Ovidius (43 v.Chr. – 17/18) vertelt in boek 10 van de Metamorfosen het volgende

liefdesverhaal. Een beeldhouwer, Pygmalion genaamd, leeft op het eiland Cyprus. De Cypriotische vrouwen kunnen hem niet bekoren. Ze leiden een te lichtzinnig leven. In zijn atelier mijmert hij over de ideale vrouw en op een dag besluit hij zijn ideaalbeeld in ivoor te snijden. Pygmalion wordt verliefd op zijn creatie, zo levensecht is ze. Hij kust zijn ideale vrouw en koopt sieraden, rijglaarsjes en kostelijke gewaden voor haar. Op het feest van Venus prevelt Pygmalion terwijl de stieren worden geofferd: ‘Dat mijn vrouw moge zijn zoals het ivoren meisje.’ Terwijl hij deze woorden spreekt, laat Venus het offervuur driemaal hoog oplaaien. Thuisgekomen liefkoost Pygmalion het beeld van het meisje. Hij legt zijn handen op haar borsten. En zie, waar hij het beeld aanraakt lijkt het ivoor zachter te worden. Zoals was die in de zon week wordt, kan het ivoor plots door Pygmalions vingers worden bewerkt. Onzeker over zijn eigen waarnemingsvermogen, raakt Pygmalion het ivoren beeld opnieuw aan met zijn handen. En ja, het meisje is van vlees en bloed! Hij voelt haar aders kloppen onder zijn duim. Pygmalion dankt Venus en kust vreugdevol de lippen van zijn creatie. Het meisje voelt zijn kussen en bloost. Wanneer zij haar ogen opent, ziet zij tegelijk het licht van de hemel en haar minnaar; zij ziet de schepping en haar schepper in één oogopslag. Ze krijgen een dochter, Paphos, tevens de naam van het oord waar later de cultus van Venus op het eiland zal plaatsvinden. Vanaf de periode van het humanisme was de mythe van Pygmalion een geliefkoosd thema geworden. Pygmalion fungeerde niet meer als een exempel van immoreel gedrag zoals tijdens de middeleeuwen, maar als een idealiserend portret van de kunstenaar-schepper.

De artiest – gespiegeld aan God zelf – kan kunst tot leven brengen. Tijdens de achttiende eeuw, de eeuw van de Verlichting en dus de periode waarin deze gravure is ontstaan, wordt die visie nog geïntensifieerd. Men spreekt zelfs van een Pygmalion-manie. Pygmalion wordt nu bovendien een belangrijk onderwerp in de podiumkunsten. Het is voor schrijvers, regisseurs, choreografen, dansers en acteurs immers een interessante uitdaging om het moment suprême – de metamorfose van het beeld – ex vivo uit te voeren in een performatief medium.

10

Pygmalion verliefd op een beeldt dat hy gemaekt hadt

Pygmalion, in De gedaant-wisselingen van P. Ovidius Naso, Amsterdam, R. en J. Wetstein en W. Smith, 1732, p. 340. – KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, 7D63.

Page 11: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

Voltaire schreef zijn Pygmalion, Fable (1719) voor de actrice Adrienne Lecouvreur (1692– 1730), wiens gunsten hij genoot. In zijn versie ziet het meisje, dat nu de naam Galatea draagt, Pygmalion vóór het licht (dus vóór het leven). Volgens de auteur valt de liefde immers niet samen met het leven; ze komt ervóór. De liefde is de voorafbeelding van het leven. Men komt niet tot leven om te beminnen, men kan alleen leven door te beminnen. De metamorfose ontstaat dankzij de liefde van de man. Uit zijn brandende lippen ontsnapt een vonk die overslaat op het koude beeld, dat de liefde beantwoordt in de taal van het lichaam: de verlegen blos. Door de vraag te stellen of een mens animé – levend, bezield – kan zijn als hij niet bemint, en door bovendien te suggereren dat haar liefde voor hem haar een ziel geeft, individualiseert Voltaire de mythe niet alleen op zijn persoon, maar radicaliseert hij de liefdesmacht bij de man als animator van de vrouw die zonder masculiene energie intrinsiek inert is. In de achttiende-eeuwse gravure die hier voorligt, zien we hoe Pygmalion zich in zijn atelier verwondert over een naakt beeldt van een meisje dat hy gemaekt hadt. Haar laurierkrans en contraposto houding verwijst naar de classicistische vertaling van de antieke beeldhouwkunst tijdens deze periode van de Verlichting. Ja, haast letterlijk wordt Galatea ‘verlicht’ door een brandende toorts in de handen van een onbekende oudere vrouw. Wie is zij? Uit welke iconografie is zij verdwaald om het wonder van de metamorfose voor ons aanschouwelijk te maken?

Niet de Venus van het verhaal kan zij zijn, noch het oplaaiend vuur van de stier, maar een onverwachte gast op de bühne. Een stoorzender. Een ongenodigde bijrol. Ja, een bizarre figurant in een tijd die Galatea opvoerde als een wezen dat een man nodig had om te ‘leven’ en te beminnen. Passief en afhankelijk om geanimeerd te worden: zij de laurierdragende, zij die nog bezield moest worden. Daarnaast actief en daadkrachtig om te tonen wat getoond moet worden: zij de toortsdragende koppelaarster. Zij die zich moeit met achttien eeuwen stabiele iconografie! Meisje - vrouw - man. Beeld - toeschouwster - kunstenaar. Een onoplosbare iconografische driehoeksverhouding. Een anomalie ten aanzien van de oorspronkelijke tekst ook. En wat zou er gebeuren als Galatea, hier en nu, terwijl u dit leest, de plaats inneemt van de onbekende figurante? Welk schouwspel zou

zich aan ons ontvouwen? Welk podium zou de kunstenaar innemen? En welk nieuw licht zou deze regie werpen op de tekst van Ovidius? In elk geval de bevrijding van een meisje uit de inertie en de lusten van de man. Hij: weg via de coulissen. Zij: haar laurierkrans nu eindelijk schitterend oplichtend, waarvoor deze symbolisch bedoeld was: een overwinning. Barbara Baert

11

Literatuur

• Barbara Baert, ‘Een huid van ivoor. Het Nachleben van Pygmalion's geliefde in Ovidius' Metamorfozen’, in Bijdragen. Internationaal tijdschrift voor theologie en filosofie, 2, 2002, 171-199.

• Barbara Baert, De uil in de grot. Gesprekken met beelden, kunstenaars en schrijvers, Kapellen 2019.

• Stefanie Eck, Galatea’s Emancipation: The Transformation of the Pygmalion Myth in Anglo-Saxon Literature since the 20th Century, Hamburg 2014.

• John L. Carr, ‘Pygmalion and the Philosophes: The Animated Statue in Eighteenth-Century France’, Journal of the Warburg and Courtauld Institutes 23, 3/4 (1960), 239-255.

• Denis Diderot, Ästhetische Schriften, 1. Allgemeines, Berlijn 1967.

• Victor I. Stoichiţă, The Pygmalion Effect: From Ovid to Hitchcock. vert. uit het Frans door Alison Anderson, Chicago-Londen 2008.

Page 12: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

Dit jaar gedenken we het tweehonderdste geboortejaar van Eduard Douwes

Dekker, beter bekend onder zijn schrijversnaam Multatuli. Hij werd geboren in

Amsterdam op 2 maart 1820 en overleed in Nieder-Ingelheim in Duitsland op

19 februari 1887.

In 1860, hij was toen veertig jaar, is Multatuli van de ene dag op de andere

beroemd geworden met zijn debuutroman Max Havelaar, een felle aanklacht tegen het Noord-Nederlandse bestuur in de kolonie Nederlands-Indië, het tegenwoordige Indonesië. Na Max Havelaar zou Multatuli steeds meer vormen van onrecht aanklagen zoals de onderdrukking van de vrouw, de uitbuiting van de arbeiders, de discriminatie van buitenechtelijke kinderen, de geldzucht van de bewindvoerders, het verstikkende effect van oude zeden en gebruiken, de slecht betaalde schoolmeesters in veel te grote klassen, maar vooral de leugen van de godsdienst, die hij hoe langer hoe meer ontmaskerde als de bron van alle kwaad. Zijn kritische benadering van maatschappelijk onrecht kwam aan bod in diverse werken zoals Minnebrieven (1861) en Duizend-en-eenige hoofdstukken over Specialiteiten (1871), maar bereikte een hoogtepunt in zijn zeven bundels Ideën (toentertijd met twee e’s in plaats van drie). Niet alleen Nederland, maar ook Vlaanderen heeft zijn Multatulianen. De eerste grote Vlaamse pleitbezorger was Julius de Geyter (1830-1905), die in Multatuli’s werken zijn eigen vrijzinnigheid subliem verwoord vond. Hij heeft met het vuur van een apostel zijn Vlaamse vrienden opgeroepen om Multatuli te lezen. Hij heeft ervoor gezorgd dat de schrijver in 1867 en 1869 in Gent en Antwerpen voordrachten kon houden die op de duizenden aanwezigen een onvergetelijke indruk hebben gemaakt. Hij heeft de altijd om geld verlegen Eduard Douwes Dekker financieel geholpen en is levenslang met hem bevriend gebleven. Julius Pée (1871-1951), eveneens overtuigd atheïst, heeft de Geyter persoonlijk gekend en heeft de fakkel van hem overgenomen. Dankzij Pée zijn heel wat brieven van Multatuli gered en uitgegeven. Ook tal van foto’s en documenten in verband met Multatuli hebben we te danken aan de speurzin en de verzamel woede van Pée.

In 1937 heeft hij, gebruikmakend van het vele tot dan toe onbekende materiaal dat hij bij elkaar had gebracht, het boek Multatuli en de zijnen gepubliceerd. Het heeft veel ophef en polemiek veroorzaakt omdat het meer weghad van een hagiografie dan van een objectief biografisch relaas. Multatuli was voor Pée immers niet enkel een briljant schrijver en een scherp denker, maar ook de Messias van een nieuwe wereld zonder godsdienst. De volgende Vlaamse Multatuliaan is Ger Schmook (1898-1985), conservator van het toenmalige AMVC (het tegenwoordige Letterenhuis), die in 1949 een monumentale synthese heeft gepubliceerd van de Multatulireceptie in Vlaanderen in de negentiende

Zijn cultus is ons aller heilige plicht. Tweehonderd jaar Multatuli

12

Julius Pée, Multatuli en de zijnen: naar onuitgegeven brieven met een stamboom en illustraties, Amsterdam, 1937. - KU Leuven Bibliotheken, Artes, X276 660.

Page 13: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

13

eeuw onder de titel Multatuli in de Vlaamse gewesten, 1860-1900. In 1970 volgde een beknopte twintigste-eeuwse voortzetting van zijn studie onder de titel ‘Multatuli in de Vlaamse gewesten omnipresent’ in het boek Multatuli in de reeks Genie en wereld (Hasselt, Heideland-Orbis). Vlaamse schrijvers zoals Louis-Paul Boon, Cyriel Buysse, Emmanuel de Bom, Pol de Mont, Maurice Gilliams, Herwig Hensen, Richard Minne, August Vermeylen en Gerard Walschap hebben hun bewondering voor Multatuli uitgedrukt. Wazenaar (1840-1906) heeft zijn biografie Een Vlaamsche jongen (1879) geschreven onder invloed van Max Havelaar en Omer Wattez (1857-1935) liet zich voor Wouters jonge jaren (1900) inspireren door Multatuli’s Woutertje Pieterse.

Over Multatuli’s Duizend-en-eenige hoofdstukken over Specialiteiten schreef Paul van Ostaijen: ‘Een geluk dat we in zo’n boek van 1870 nog eens Nederlands lezen dat de opstellen van een HBS leraar te boven gaat.’ De krachtigste blijk van waardering is echter verwoord door Willem Elsschot in 1950: ‘Multatuli is in ons taalgebied een ware Prometheus geweest. Afgestoten door alle machthebbers heeft hij in ballingschap zijn brood gegeten maar zonder versagen de fakkel van het non-conformisme en van de opstandigheid hoog gehouden. Uit zijn as is de hele moderne Nederlandse litteratuur opgeflakkerd. Zijn cultus is ons aller heilige plicht.’ Tot ver in de twintigste eeuw was de katholieke kerk in Vlaanderen opper machtig. Nagenoeg alle middelbare scholen waren (en zijn) in katholieke handen en daar paste Multatuli met zijn genadeloze aanvallen op de godsdienst niet in. Maar hij was zo’n letterkundige reus dat men evenmin kon doen alsof hij niet bestaan had. Gelukkig was er Max Havelaar. De gelijknamige held kon perfect ingepast worden in de christelijke ideologie: uit naastenliefde en vanuit een onvoor waardelijk gevoel voor recht -vaardigheid had hij het opgenomen voor de arme, onderdrukte Javaan tegen de uitbuiting door de Nederlandse bezetter

en tegen de misbruiken van de plaatselijke hoofden. Hij werd in Vlaanderen gezien als de Damiaan van de onderdrukte Javaan. In het handschrift van Max Havelaar stond weliswaar een reeks uiterst kritische vragen over de bijbel, maar die had de conservatieve Jacob van Lennep, die de eerste uitgave verzorgde, geschrapt. Fragmenten lezen uit Max Havelaar kon dus perfect op de Vlaamse katholieke middelbare school. Over zijn overig werk werd gezwegen. Dat verklaart waarom Multatuli in Vlaanderen nagenoeg uitsluitend geassocieerd werd en nog steeds wordt met Max Havelaar. In tegenstelling tot Nederland is zijn overig werk hier nagenoeg onbekend, terwijl zijn Ideën nog steeds actueel zijn en uiterst leesbaar. Laat deze tweehonderdste geboortedag voor Vlaanderen de stimulans zijn om ook die Multatuli te ontdekken. Philip Vermoortel

Tekst van Willem Elsschot over Multatuli. – Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis.

Page 14: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

14

De Bibliotheek Psychologie en Pedagogische

Wetenschappen van KU Leuven Bibliotheken

staat naast haar dagelijkse bibliotheekwerking

ook in voor het beheer en behoud van een

specifieke collectie historische schoolboeken.

De Historische Collectie Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (HCPPW) vloeit voort uit de Collectie

Historische Pedagogiek van prof. Marcel A. Nauwelaerts en prof. Maurits De Vroede en is de afgelopen zestig jaar enkel maar blijven aangroeien door schenkingen van scholen, leerkrachten en bibliotheken. Momenteel bestaat de collectie uit meer dan 100.000 verschillende werken. Dit gaat van leerboeken tot wandplaten en van tijdschriften tot leerplannen, en dit voor verschillende vakken. In Europa behoort de HCPPW-collectie tot een van de grootste in haar soort en is ze vooral uniek door haar specifieke focus op België. Het Duitse Georg Eckert Institute, bijvoorbeeld, heeft zo’n 180.000 schoolboeken in haar bezit, waarvan een kleine 6.000 Belgische uitgaven zijn. Het Britse Institute of Education beheert dan weer een collectie van ongeveer 88.000 leerboeken. Hoewel de afdeling Historische Pedagogiek al verschillende projecten heeft gerealiseerd, blijft er nog heel wat ruimte open voor verdere professionalisering en onderzoek. Er werd de afgelopen acht jaar dan ook hard gewerkt aan de catalogisering van de collectie. Zo is het overgrote deel van de HCPPW-collectie momenteel terug te vinden via Limo. De fysieke en digitale ontsluiting van de afgelopen jaren brengt meerdere project -mogelijkheden met zich mee, zowel voor de bibliotheek als voor externe onderzoekers. Bovendien werd recent gestart met de digitalisering van de leerplannen uit de collectie en kan in een later stadium ook werk gemaakt worden van de ontsluiting van de wandplaten. De HCPPW-collectie is dus een levende collectie, die nog continu wordt aangevuld en bijgewerkt. Aangezien schoolboeken door leerlingen vaak slechts één jaar bijgehouden worden, kan deze HCPPW-collectie een inzicht geven over hoe er in Vlaanderen en Wallonië door de decennia heen lesgegeven wordt. Schoolboeken hebben een niet te onderschatten functie als bijdrage tot het nationale en educatieve erfgoed. Ze vertellen ons meer over de normen en waarden die centraal stonden op een specifiek moment in onze geschiedenis. Wij hopen met deze collectie dan ook bij te dragen tot het Belgische educatieve geheugen en verdere professionalisering mogelijk te maken. Ilse Neirinck en Veerle Tuerlinckx

Firmin Devroye, Gemeenteschool van Binkom voor Jongens. Proeve van Plan om Rekenen in den IIIe Graad zoveel mogelijk te laten steunen op Milieustudie te Binkom - Schooljaar 1938-'39. – KU Leuven Bibliotheken, Bibliotheek Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, LPL0000231.

Het educatieve geheugen van België. Een historische collectie schoolboeken

Literatuur

• Karl Catteeuw, Als de muren konden spreken...: schoolwandplaten en de geschiedenis van het Belgisch lager onderwijs. Doctoraatsverhandeling KU Leuven, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, 2005.

• Pieter Verstraete, ‘Het geheugen van de meester. De Historische Collectie PPW’, Appel. Magazine voor afgestuurde psychologen & pedagogen, 6, 2, 2011, 32-33.

Voor meer info of onderzoeksvoorstellen: zie https://ppw.kuleuven.be/ecs/centrum-voor-historische-pedagogiek/hcppw of mail naar Ilse Neirinck ([email protected]).

Page 15: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

15

Van 15 oktober 2020 tot en met 17 januari

2021 organiseert KU Leuven Bibliotheken in

de Universiteitsbibliotheek de tentoonstelling

Japan’s Book Donation to the University of

Louvain. Japanese Cultural Identity and

Modernity in the 1920s.

De tentoonstelling vertelt het verhaal van de schenking van het Japanse comité, onder leiding van Shibusawa Eiichi,

aan de Universiteit van Leuven in de jaren twintig: meer dan 3.000 (voornamelijk premoderne) Japanse boeken, in ruim 14.000 volumes, evenals rolschilderingen en prenten. De tentoonstelling belicht aldus een ondergewaardeerd hoofdstuk van de inter nationale inspanningen om de universiteits -bibliotheek, die in 1914 vernietigd werd, herop te bouwen. De tentoonstelling wijdt tevens ruime aandacht aan de belangrijke rol die het Keizerlijke Hof van Japan bij deze schenking speelde. In 1921 deed Prins-Regent, later Keizer, Hirohito (r. 1926–1989) een rondreis in Europa. Hij verbleef ook enige tijd in België, waar hij onder andere Leuven en de ruïnes van de Universiteitshal bezocht. Dit bezoek was een bepalend moment in de Japanse steun aan de Universiteit van Leuven die reeds in 1919, in de context van het Verdrag van Versailles, was toegezegd. De tentoonstelling belicht niet enkel het proces achter de donatie, maar plaatst deze eveneens in zijn context door de nadruk te leggen op de Japanse moderniteit van de jaren twintig. Dit is een onmisbaar aspect aangezien de schenking gegeven werd als een ‘Japanse bibliotheek’ die bedoeld was om het belang van de natie als culturele wereldmacht te onderstrepen.

De Japanse boekenkasten in de Oost-Azië leeszaal in de Universiteitsbibliotheek.

Hirohito bezoekt de uitgebrande Universiteitshal in 1921. Foto in Le patriote illustré, 26 juni 1921. - KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, J684.

Door middel van documenten en originele objecten van de jaren twintig in verband met massamedia, kleding, film en muziek legt deze tentoonstelling de bezoekers uit waarom en hoe Japan een dergelijk grote schenking gedaan heeft terwijl het land zelf ook getroffen was door de grote Kantō aardbeving in 1923, een natuurramp die het merendeel van de Tokyoregio had verwoest. De tentoonstelling presenteert, naast andere bruiklenen uit binnen- en buitenland, ook een uitgelezen selectie van kostbare, voornamelijk geïllustreerde, boeken uit de donatie die sinds de splitsing van de Leuvense universiteit in 1968 in UCLouvain bewaard worden. De boekenkasten die speciaal voor de schenking naar een Japans ontwerp gemaakt werden in de jaren twintig, zijn na de splitsing in Leuven gebleven. Ze hebben een plaats gekregen in de Oost-Azië leeszaal in de Universiteitsbibliotheek, die zich sinds september 2019 tegenover de Grote Leeszaal bevindt. Dit waardevol en uniek meubilair is echter dringend aan restauratie toe. De Japanse boekenkasten zijn dan ook het onderwerp van het mecenaatsdiner dat KU Leuven Bibliotheken op 18 november 2020 zal geven. Dit diner wordt om de twee jaar georganiseerd voor de donateurs aan het Bibliotheekfonds. Elke keer wordt een erfgoedproject in de kijker gezet dat KU Leuven Bibliotheken wil realiseren met de medewerking van de donateurs. Op het mecenaatsdiner van 2020 zal het historisch meubilair van de nieuwe Oost-Azië leeszaal centraal staan. Het is de bedoeling om een beroep te doen op een gespecialiseerde firma om deze kasten zoveel mogelijk van hun oude glans terug te bezorgen. Dirk Aerts, Katharina Smeyers en Demmy Verbeke

Japanse boeken en boekenkasten. Tentoonstelling en mecenaatsdiner

Page 16: 0636 PER EXOFFICINA 2 2019 · schaduw van zijn oudere broer, met verve de rol van intellectueel op zich nam. Erasmus en Hendrik bewonderden elkaar, en ze bleven in contact nadat Hendrik

Redactie: Dirk Aerts, An Smets, Katharina Smeyers (hoofdredacteur), Tjamke Snijders en Dirk van Eldere. Redactieadres: Katharina Smeyers, KU Leuven Bibliotheken, Bijzondere Collecties, Mgr. Ladeuzeplein 21, 3000 Leuven; [email protected] - http://bib.kuleuven.be/ex_officina. Opmaak: Altera. Foto’s: Digitaal Labo KU Leuven en Antwerpen, Letterenhuis. Druk: Van der Poorten

ISSN: 0772-6848.

Verantwoordelijke uitgever: Hilde van Kiel, Mgr. Ladeuzeplein 21, 3000 Leuven.

Cover voor- en achteraan: André Mathy, Secourons les pauvres. Helpen wij de armen en Rendons service. Laat ons behulpzaam zijn, wandplaten, Brussel, Willems, einde 19de eeuw. – KU Leuven Bibliotheken, Bibliotheek Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, WAND 0000001 en WAND 000002.