01 061559 s - managementboek.nl · 11 1 Wet 1 juli 1992, Stb.373. 2 Wet 7 juli 1994, Stb.570, zie...
Transcript of 01 061559 s - managementboek.nl · 11 1 Wet 1 juli 1992, Stb.373. 2 Wet 7 juli 1994, Stb.570, zie...
11
1 Wet 1 juli 1992, Stb. 373.2 Wet 7 juli 1994, Stb. 570, zie hierover de brochure ‘Het nieuwe familieprocesrecht’, uitgegeven door het
ministerie van Justitie, en de literatuurlijst.3 Het Wetsvoorstel 23 616 tot wijziging van het scheidingsprocesrecht (dat in een aantal gevallen scheiding
zonder tussenkomst van een procureur beoogde mogelijk te maken) is op 19 maart 1998 ingetrokken.
1 Procedure
1.1 INLE ID ING
De scheidingspraktijk is interessant, maar veeleisend. De familierechtadvocaat
komt met een gevarieerde materie in aanraking: alimentatierekenen,
huwelijksvermogensrecht, pensioenrecht, fiscaliteiten, verzekeringstechnische
aangelegenheden, maar bovenal met steeds weer een andere vergroeide
verhouding tussen echtgenoten. In de ogen van de cliënt moet de advocaat steeds
klaar staan voor het scheidingsprobleem dat zijn of haar hele leven blijkt te
beheersen.
Dit hoofdstuk wordt begonnen met het geven van enige praktische wenken
onder meer met betrekking tot het eerste gesprek met de cliënt die zich ter zake
van zijn echtscheiding tot een advocaat wendt. Vervolgens wordt de procedure
besproken zoals die sinds 1 januari 19931 respectievelijk 1 april 19952 geldt.
In 1995 vond uniformering van het familieprocesrecht plaats waardoor, op een
enkele uitzondering na, alle familierechtprocedures verzoekschriftprocedures zijn
geworden. De echtscheidingsprocedure is al in 1993 omgezet in een verzoek-
schriftprocedure. Een informele en flexibelere procesgang sluit aan bij de huidige
tendens scheidingsprocedures zo snel en eenvoudig mogelijk te laten verlopen
met zo weinig mogelijk polarisatie.
1 .2 ALGEMEEN
1.2.1 Verp l ichte rechtsb i j s tandGrondslag voor de bemoeiingen van de advocaat met de echtscheidingsprocedure
is de verplichte procesbijstand: in elk geval moet een van de partijen een
advocaat in de arm nemen. Het stelsel van verplichte procesbijstand geldt thans
nog onverkort.3 De taak van de advocaat is die van juridisch adviseur en
procesbewaker. Een goede kennis van het recht is derhalve onontbeerlijk: hanteer
altijd een up-to-date boek en houd literatuur en jurisprudentie op het gebied van
het echtscheidingsrecht goed bij.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 11
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
12
Flitsscheiding
4 Rapport ‘Anders scheiden’ d.d. 2 oktober 1996.5 Brief van de staatssecretaris van Justitie in reactie op het rapport ‘Anders scheiden’ aan de Kamer d.d.
11 juli 1997.6 Instellingsbesluit Begeleidingscommissie Scheidingsbemiddeling 23 juli 1998 nr. 704465/818.7 B.E.S. Chin-A-Fat & M.J. Steketee, Bemiddeling in uitvoering, evaluatie-experimenten scheidings- en omgangs-
bemiddeling, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut 2001.8 EB 1999, nr. 9, p. 12, AB 2001, nr. 13, p. 495 e.v., EB 2001, nr. 11/12, p. 58-60, NJB, 2002-1, p. 23-24,
Wet Openstelling Huwelijk 21 december 2000, Stb. 2001, 9.
In de toekomst zal wellicht echtscheiding zonder tussenkomst van een rechter
mogelijk worden. Dat zal niet op korte termijn zijn, nu het wetsvoorstel
Luchtenveld, waarin een administratieve echtscheiding was opgenomen, door de
Eerste Kamer op 20 juni 2006 is verworpen. De Commissie Herziening
Scheidingsprocedure (commissie-De Ruiter) heeft in 1996 een rapport4
uitgebracht waarin ter vereenvoudiging van de scheidingsprocedure voorstellen
zijn gedaan voor een buitengerechtelijke scheidingsprocedure, indien en voor
zover sprake is van een geslaagde bemiddeling onder leiding van een
gekwalificeerde advocaat of notaris als bemiddelaar. De gestelde waarborgen
zien op de gelijkwaardigheid van partijen en de bescherming van de belangen
van het kind. In verband met de positie van het kind zijn voorstellen gedaan
voor de bemiddeling bij de totstandkoming van omgangsregelingen en
omgangsbegeleiding bij de uitvoering van omgangsregelingen. Geruime tijd is
met de voorstellen van de commissie-De Ruiter geëxperimenteerd.5 Begeleid met
onderzoek vonden op initiatief van het ministerie van Justitie bij negen
rechtbanken (Groningen, Leeuwarden, Assen, Amsterdam, Utrecht, Den Bosch,
Breda, Den Haag en Middelburg) experimenten met scheidings- en
omgangsbemiddeling plaats om in de praktijk te kunnen toetsen op welke wijze
invulling kan worden gegeven aan de nodige waarborgen voor een scheiding
zonder tussenkomst van de rechter. In hoger beroep deden de gerechtshoven
Amsterdam, Den Bosch, Leeuwarden en Den Haag mee. De experimenten zijn
gestart in 19986 en hebben geduurd tot 1 januari 2001. In deze experimenten is
bekeken welke rol bemiddeling kan spelen voorafgaand aan of in de scheidings-
en omgangsprocedure. De resultaten van het wetenschappelijk onderzoek en de
daaruit voortvloeiende aanbevelingen zijn positief en in oktober 2001
gepubliceerd in een publicatie van het Verwey-Jonker Instituut.7
In de praktijk is de eerste stap in de richting van een scheiding zonder rechter al
gezet. Ook zonder een herziene scheidingsprocedure is het sinds 1 april 2001 via
een omweg mogelijk om zonder rechter te scheiden door de zogenoemde
flitsscheiding.8 Deze ‘flitsscheiding’ is mogelijk gemaakt door de op die datum in
werking getreden Wet Openstelling Huwelijk. Op grond van deze wet bestaat de
mogelijkheid tot omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap.
Het geregistreerd partnerschap kan vervolgens worden beëindigd zonder rechter,
mits men het met elkaar eens is over de beëindiging en (bij voorkeur) de
gevolgen daarvan. Zie hierna parargraaf 1.14.3.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 12
P R O C E D U R E
13
Tegenstrijdig
belang
Scheidings-
bemiddelaars
1 .2 .2 Gedragsrege lsHet oude gedragsrecht hield een absoluut verbod voor de advocaat in om in een
echtscheidingsprocedure voor beide partijen op te treden. Het sinds 1992
geldende gedragsrecht brengt hierin verandering. GR 7 luidt:
‘De advocaat mag zich niet met de behartiging van de belangen van twee of meer partijen
belasten indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende
ontwikkeling aannemelijk is.’
Omdat juist in een echtscheidingssituatie de kans niet onaanzienlijk is dat zich
een tegenstrijdig belang zal voordoen, wordt het beginnende advocaten echter
ontraden voor beide echtelieden op te treden. Komen zij tezamen bij de
advocaat, dan doet deze er verstandig aan een van de echtelieden te verwijzen
naar een collega. Zolang de echtgenoot/niet-cliënt geen andere advocaat heeft,
mag hij of zij vanzelfsprekend meekomen. Samen overleggen en onderhandelen
kan, mag en heeft veel voordelen. Duidelijk dient evenwel voor beide
echtgenoten te zijn voor wie van hen de advocaat optreedt en wat zijn positie is,
zodat misverstanden worden voorkomen. De advocaat doet er verstandig aan dit
schriftelijk vast te leggen.
Houd de door het Hof van Discipline gewezen en veelal in het Advocatenblad
gepubliceerde beslissingen goed bij.
In 1987 is onder supervisie van de Nederlandse Orde van Advocaten een
experimentele cursus echtscheidingsbemiddeling voor advocaten van start
gegaan. De deelnemers van die cursus richtten in 1990 de Vereniging van
Advocaten-Scheidingsbemiddelaars (VAS) op. Van deze vereniging kunnen
advocaten lid worden die minimaal vijf jaar advocaat zijn, gespecialiseerd zijn in
het familierecht en ruime ervaring hebben met echtscheidingen. De vereniging
verplicht tot het volgen van een intensieve opleiding en training voor
bemiddeling tussen partijen bij een echtscheiding. Vervolgens is men verplicht
nascholing te volgen. De scheidingsbemiddelaar staat beide echtgenoten bij.
De daarbij in acht te nemen procedure is aan strenge regels gebonden die zijn
neergelegd in een gedragscode, de bemiddelingsovereenkomst, een driepartijen-
overeenkomst die beide echtgenoten en de bemiddelaar ondertekenen. Zie verder
paragraaf 1.3.
Daarnaast is in 1992 de VPFA opgericht, een specialisatievereniging voor
personen- en familierechtadvocaten. Voorwaarde voor toetreding als lid tot die
vereniging is, dat men ten minste zeven jaar de praktijk heeft uitgeoefend en
voor minimaal 30% aan familierecht doet. Voor aspirant-leden geldt dat men
vier jaar praktijkervaring moet hebben en ten minste twintig zaken per jaar op
het gebied van personen- en familierecht behandelt. De vereniging verzorgt een
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 13
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
14
VFAS
Belang eerste
gesprek
verdiepingsopleiding op het gebied van personen- en familierecht die verplicht is
gesteld voor (aspirant-)leden. De VPFA en de VAS zijn samengegaan in de VFAS,
een vereniging van advocaten die gespecialiseerd zijn in het personen- en
familierecht. Een groot aantal van de leden heeft zich bovendien gespecialiseerd
tot advocaat-scheidingsbemiddelaar. Een lijst van de leden van de vereniging en
hun adres vindt u in het advocatenmemo ‘Echtscheiding en alimentatie 2006’,
p. 227 e.v.
1.2.3 Houding naar de c l iëntEchtscheidingszaken vergen een intensief contact met en tegelijkertijd voldoende
afstand tot de cliënt. De advocaat dient niet alleen oog te hebben voor de
juridische maar ook voor de sociale en psychische problematiek, zonder zich
daardoor te laten meeslepen. Voorts dient hij begrip te hebben voor de fase van
het verwerkingsproces, waarin elk van de echtgenoten zich bevindt. De
echtelieden verkeren zeker bij aanvang van de echtscheidingsprocedure veelal
niet in dezelfde fase met betrekking tot de echtscheiding en hebben niet altijd
dezelfde wens ten aanzien van het tempo waarin de echtscheiding wordt
gerealiseerd. De cliënt heeft bovendien over het algemeen een subjectieve
beleving van de huwelijksrelatie en de gebeurtenissen die zich in dat kader
hebben afgespeeld en zullen afspelen. De cliënt kan daardoor bepaalde
gebeurtenissen weergeven zoals hij of zij deze heeft beleefd en gebeurtenissen
anders interpreteren dan deze door de andere echtgenoot zijn bedoeld. De cliënt
geeft mogelijk zo te goeder trouw een vertekend beeld van de wederpartij, van
feiten en omstandigheden. Gaat de advocaat hier klakkeloos op in, dan kiest hij
wellicht onjuiste uitgangspunten bij de aanpak van de zaak en kan hij de
verhouding tussen de echtgenoten, zij het ongewild, mogelijk zelfs doen
escaleren.
Van veel belang is het eerste gesprek, waarin kennismaking en het verstrekken
van informatie over en weer plaatsvinden. Reserveer hiervoor ruim tijd; een à
twee uur is niet ongewoon. Goed luisteren levert veel belangrijke informatie op
en biedt de cliënt de kans uit te praten en zich opgevangen te voelen. Houd ook
tijdens de procedure en de onderhandelingen het belang van de cliënt bij een niet
al te lang ‘slepende’ procedure in het oog tegenover wellicht uw eigen wens om
de zaak voor de cliënt te ‘winnen’ of het onderste uit de kan te halen. Juist bij
een echtscheidingsprocedure zijn er ook andere belangen dan uitsluitend het
belang van zo veel mogelijk winst. Denk aan de eventuele kinderen, de
emotionele verwerking en soms zelfs de gezondheid van de cliënt.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 14
P R O C E D U R E
15
Niet-
juridische
begeleiding
1.2.4 Bes l i ss ing to t echtsche id ingHet komt regelmatig voor dat een cliënt ten tijde van het eerste gesprek nog geen
beslissing heeft genomen om een echtscheidingsprocedure te starten. In dat geval
moet de advocaat de cliënt zo uitgebreid mogelijk informeren. Deze informatie
behoeft niet beperkt te worden tot de juridische kanten van de zaak, ook niet-
juridische informatie kan van belang zijn.
Tijdens de contacten met de cliënt kan blijken dat er behoefte bestaat aan niet-
juridische begeleiding. Verwijs de cliënt dan door naar bijvoorbeeld de GGZ, een
afdeling van maatschappelijk werk of iets dergelijks. Het is goed van het begin af
aan een lijst van hulpverlenende instanties in de omgeving aan te leggen,
waarnaar cliënten desgewenst kunnen worden doorverwezen.
In de meeste arrondissementen kent men ook een zogenoemde sociale kaart,
waarop alle hulpverlenende instanties zijn vermeld. Deze sociale kaarten zijn
doorgaans te verkrijgen bij het Buro voor Rechtshulp (stichting Bureau
Rechtsbijstand), Het Juridisch Loket, Bureau sociale raadslieden of de GGZ.
1.2.5 Het eers te gesprek: te bespreken onderwerpenWanneer de cliënt duidelijk heeft gemaakt echtscheiding respectievelijk scheiding
van tafel en bed te willen, kan aandacht worden besteed aan de verdere
consequenties daarvan en de regelingen die dienen te worden getroffen. Dat geldt
uiteraard ook als de cliënt niet verzoeker maar verweerder is. Daarbij gaat het
om:
• Intake van gegevens. Hierbij valt te denken aan personalia van partijen en
hun kinderen, datum huwelijk, het huwelijksgoederenregime,
pensioengegevens en eventueel een inventarisatie van de
vermogensbestanddelen, het verzamelen van relevante gegevens voor het
maken van een alimentatieberekening.
• Voorlichting door en uitleg van de advocaat over de gang van zaken in een
echtscheidingsprocedure; de juridische positie van partijen ten opzichte van
elkaar, hun kinderen en vermogen voor en na de scheiding.
• Het nemen van beslissingen en het maken van afspraken naar aanleiding van
die beslissingen. Bijvoorbeeld: welke voorlopige voorzieningen zijn gewenst,
wie informeert de wederpartij over het voornemen van haar partner te gaan
scheiden, enzovoort.
• De kosten van de procedure.
Voor de overzichtelijkheid van het geheel kan het goed zijn de materie in enkele
hoofdpunten onder te verdelen en dit aan de cliënt duidelijk te maken. Een
voorbeeld van een dergelijke onderverdeling is:
a. de echtscheiding zelf (zo nodig het verschil tussen een echtscheiding en een
scheiding van tafel en bed en de (on)mogelijkheid van verweer);
b. de kinderen (gezagsregeling (gezamenlijk of eenhoofdig ouderlijk gezag),
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 15
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
16
Gefinancierde
rechtshulp
woon-/verblijfplaats, kinderalimentatie, recht van omgang, informatie en
consultatie);
c. wonen (echtelijke woning: huur of eigendom, kan een der echtelieden er
blijven, en zo ja, wie blijft, wie betaalt de lasten, aan wie moet de woning
uiteindelijk worden toegedeeld en hoe moet dat financieel worden geregeld,
wat gebeurt er met de hypotheek);
d. inkomen (eventuele alimentatie, limitering alimentatie, uitkeringen, afkoop- of
afbouwregelingen, consequenties van (inkomen) nieuwe partner);
e. verdeling bezittingen/schulden (aansprakelijkheden, gemeenschap of ander
huwelijksgoederenregime, plan van verdeling, afwikkeling overbedeling,
pensioenverevening, convenant).
In bijlage A is een vragenlijst opgenomen. Gebruik deze lijst in een gesprek,
zeker bij de eerste zaken.
1.2.6 Eers te gesprek; toevoegingTijdens het eerste gesprek zal de cliënt gewezen moeten worden op de
mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp (GR 24). Wenst hij hiervoor in
aanmerking te komen, dan dient de toevoeging bij voorkeur direct na het eerste
gesprek te worden aangevraagd. Denk eraan dat cliënt het aanvraagformulier
mede moet ondertekenen.
Ook wanneer de financiële situatie van de cliënt verandert als gevolg van
alimentatiebetaling of van bijzondere nieuwe lasten, moet de advocaat de cliënt
wijzen op de mogelijkheid om tussentijds een beroep te doen op gefinancierde
rechtshulp. Let erop dat de verklaring over inkomen en vermogen volledig en
correct is ingevuld.
1.2.7 Eers te gesprek; tes tament , schenk ingen,u i ts lu i t ingsc lausu le
Testament c l iënt
Informeer bij de cliënt of hij een testament heeft en of de wederpartij hierin tot
erfgenaam is benoemd. Als de cliënt geen testament heeft, kan het raadzaam zijn
dat hij/zij zo spoedig mogelijk een testament gaat maken en daarbij de
wederpartij onterft. Immers, als partijen nog gehuwd zijn en de cliënt overlijdt,
erft de wederpartij van rechtswege (art. 4:10 lid 1 sub a BW).
Is er wel een testament, waarbij de wederpartij tot erfgenaam is benoemd, dan
moet de advocaat de cliënt erop wijzen dat het mogelijk is de andere echtgenoot
te onterven.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 16
P R O C E D U R E
17
Uitsluitings-
clausule
Testament en schenk ingen derden
Ga voorts na of de cliënt zelf erfenissen/schenkingen van anderen dan zijn
partner kan verwachten, zoals van zijn ouders of broers en zusters.
Erfenissen en schenkingen die openvallen/gedaan worden voor het moment
waarop de echtscheiding is ingeschreven, vallen in een eventuele gemeenschap en
moeten derhalve tussen de partijen worden verdeeld. Men kan dit proberen te
voorkomen door de erflater/schenker schriftelijk bij testament/akte te laten
bepalen dat de erfenis/gift buiten de gemeenschap valt: de uitsluitingsclausule
(art. 1:94 lid 1 BW). Wijs de cliënt hierop.
1.2.8 Echtsche id ingsmeld ing/over legHet verdient de voorkeur om de partner van de cliënt en/of diens advocaat,
indien enigszins mogelijk, niet te overvallen met een verzoekschrift tot
echtscheiding of een brief waarin zulks kort wordt aangekondigd. Afgewogen
moet worden of de partner – indien nog niet geïnformeerd – op de hoogte dient
te worden gesteld door de cliënt zelf dan wel door een tactvol inleidend schrijven
van de advocaat. Psychologisch gezien is het van groot belang dat de
echtscheidingsmelding van de ene partner door deze zelf duidelijk aan de andere
partner wordt gedaan.
Achterwege laten van deze echtscheidingsmelding geeft over het algemeen grote
problemen in het verwerken van de echtscheiding en als gevolg daarvan ook in
de medewerking aan de regeling van de gevolgen van de echtscheiding.
Wanneer er kinderen zijn, zal ook aan hen een echtscheidingsmelding moeten
worden gedaan. Wijs cliënt erop dat het de voorkeur verdient dat dat gebeurt in
een rustig gesprek, zo mogelijk door beide ouders met de kinderen gevoerd,
waarin op een adequate, bij de leeftijd passende manier aan de kinderen wordt
meegedeeld wat er te gebeuren staat en wat voor hen de consequenties zullen zijn.
Ingeval in overleg met de cliënt wordt besloten tot een informatief schrijven van
de zijde van de advocaat aan de partner, verdient het de voorkeur hierin niet
direct tal van voorstellen te doen omtrent de regeling van de gevolgen van de
echtscheiding die de cliënt voorstaat.
Wanneer de partner nog niet op de hoogte is van de definitieve wens tot
echtscheiding, is deze veelal ook nog niet toe aan een regeling van de gevolgen
daarvan. Een dergelijke brief kan, ook al wenst de advocaat dit beslist niet, tot
escalatie tussen de beide echtgenoten aanleiding zijn en een regeling in der minne
van de gevolgen van de echtscheiding in de weg staan.
Wees terughoudend met het geven van adviezen die escalerende gevolgen kunnen
hebben, zoals het verwijderen van inboedelgoederen, het veranderen van sloten,
etc. Ga alleen in uiterste noodzaak over tot het leggen van conservatoir
echtgenotenbeslag (zie par. 1.4.11).
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 17
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
18
Echtschei-
dings-
convenant
9 Op 1 januari 2002 zijn de Wet herziening burgerlijk procesrecht en de Wet aanpassing van de wetgeving aande herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eersteaanleg, in werking getreden (Stb. 2001, 580 en 581).
Over leg
Alvorens maatregelen in rechte te nemen, moet geprobeerd worden – tenzij zulks
niet passend lijkt – overleg met de andere echtgenoot of, indien bekend, diens
advocaat op gang te brengen.
Ingevolge GR 3 dient de advocaat voor ogen te houden dat een regeling in der
minne vaak de voorkeur verdient boven een proces. Dit geldt zeker in
echtscheidingszaken.
De echtscheidingsprocedure verloopt prettiger voor partijen (en hun raadslieden)
als voor de aanvang hiervan overeenstemming is bereikt door partijen over de
gevolgen van hun echtscheiding en over de door hen te volgen gedragslijn tot het
moment van echtscheiding. Het contract waarin men deze afspraken schriftelijk
vastlegt, wordt echtscheidingsconvenant genoemd. Dit wordt behandeld in
bijlage B.
Komt men niet tot een regeling in der minne, dan is toch mogelijk om in goede
harmonie de geschillen anders te beslechten door samen te constateren dat men
er niet uitkomt (de patstelling: we could agree to disagree) en te besluiten de nog
bestaande geschilpunten aan de rechter voor te leggen, deze te laten beslissen en
zich bij deze beslissing neer te leggen. Tijdens de mondelinge behandeling als
bedoeld in artikel 279 Rv9 kan wellicht nog overeenstemming worden bereikt.
Zie paragraaf 1.7.
1 .3 SCHE ID INGSBEM IDDEL ING
1.3.1 In le id ingScheidingsbemiddeling is een beproefde methode gebleken om crisissituaties in
een relationele sfeer op te lossen. Het resultaat van een scheidingsbemiddeling is
veelal bevredigender dan de beslissing van de rechter of het onderhandelings-
resultaat van twee advocaten die volgens de traditionele methode van
conflictoplossing namens een van beide echtgenoten optreden.
1.3.2 Het sche id ingsprocesScheidingsbemiddeling veronderstelt inzicht in het scheidingsproces. Scheiden is
een existentieel probleem en veroorzaakt heftige emoties. Deze emoties
blokkeren de toch al vaak slechte communicatie en worden met wederkerigheid
beantwoord. Daardoor ontstaat een negatieve spiraal waarbij de echtgenoten de
neiging vertonen tot zwart-witdenken.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 18
P R O C E D U R E
19
Bij een scheiding raakt het evenwicht in de relatie verstoord. Het gezinsverband,
waarvan de kinderen deel uitmaken, valt uiteen. Er ontstaan twee nieuwe
gezinssystemen: dat van de verlater en dat van de verlatene. De kinderen
pendelen tussen deze twee systemen. In de praktijk zien wij dat het ontstaan van
twee nieuwe gezinssystemen bedoeld of onbedoeld gepaard gaat met gedragingen
of signalen die op hereniging van het oude gezinssysteem aansturen. Een
wetmatigheid bij scheiding is dat voor elk gezinslid impliciet de opdracht bestaat
het gezin bijeen te houden en desintegratie tegen te gaan. Daardoor ontstaan
communicatieproblemen tussen verlater en verlatene. De kinderen zullen op hun
eigen manier proberen om de scheiding tegen te gaan. De signalen die op
hereniging aansturen, worden vaak volkomen verkeerd begrepen. De kinderen
ontwikkelen psychosomatische klachten en/of vormen een coalitie met de ouder
die zich tegen de echtscheiding verzet. Ook een nieuwe partner wordt afgewezen,
omdat deze niet past in de herenigingsgedachte. Daarbij komt dat de
scheidingsmelding vaak niet duidelijk genoeg is geweest. Vaagheden leiden bij de
verlatene tot hoop op herstel. Een eigen invulling van redenen, onbegrip en
communicatiestoornissen zijn het gevolg. Scheiding is een zo ernstige afwijzing,
dat de redenen in de ogen van de verlatene vrijwel nooit genoeg kunnen zijn.
Partijen in een scheidingssituatie hebben elkaar – voordat zij bij de bemiddelaar
komen – vaak diep gekwetst. De emoties die daardoor ontstaan, worden vertaald
in rechten en plichten. De scheidende echtgenoten nemen een juridisch standpunt
in en dreigen met juridische sancties. Dit leidt tot een patstelling die iedere
oplossing blokkeert zolang aan de kwetsing geen erkenning wordt gegeven.
vertaald in juridische standpunten
SCHEIDING
kwetsing
emoties
dreigen met juridische sancties
patstelling
noodzaak tot dejuridisering
Het scheidingsproces schematisch weergegeven
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 19
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
20
Conflict-
oplossing
1.3.3 Sche id ingsbemidde l ingScheidingsbemiddeling is een vorm van conflictoplossing waarbij de bemiddelaar
de twee scheidende echtgenoten helpt zonder juridische procedure door open
overleg en onderhandeling tot een oplossing van de gevolgen van echtscheiding
te komen. Bemiddelen is doen onderhandelen. De bemiddelaar leidt en begeleidt
het onderhandelingsproces en maakt een scheiding tussen de emotionele en
inhoudelijke aspecten van het conflict. Het werkelijke conflict, en niet de
juridische vertaling daarvan, wordt in beeld gebracht. Belangen en standpunten
van partijen worden op een rijtje gezet. Gezocht wordt naar gezamenlijke
belangen, omdat daarin de oplossing van het conflict schuilt.
Een belangrijk doel daarbij is escalatie te vermijden door verbetering van de
omgang en communicatie. De bemiddelaar hoort twee kanten van het verhaal.
Dat geeft een evenwichtiger beeld. De scheidingsbemiddelaar tracht de
tegenstellingen zichtbaar te maken en legt de echtgenoten de wetmatigheden
rond een scheiding uit. Hij brengt structuur aan in de communicatie en
onderzoekt waarom partijen tegen beter weten in vasthouden aan hun vijandige
gedrag jegens elkaar. Overleg is nodig om ernstige meningsverschillen te kunnen
bijstellen. Overleg vergt een positieve intentie en de wil de ander te begrijpen. Bij
scheidende mensen ontbreekt deze wil vaak, evenals de bereidheid zich
kwetsbaar op te stellen.
Er zijn veel methoden om te bemiddelen. Het voert te ver deze methoden hier
helemaal uit te diepen. De methode van de VFAS-scheidingsbemiddelaars is de in
de VFAS-opleiding gedoceerde psychologische methode, gecombineerd met het
methodisch onderhandelen. De VFAS-leden maken echter ook gebruik van
andere methoden, die bewust minder aandacht geven aan de achterliggende
emotionele aspecten.
opheffen emotionele blokkade
SCHEIDINGSBEMIDDELING
dejuridisering
werkelijke conflict zoeken: kwetsing
overleg en onderhandeling
Scheidingsbemiddeling schematisch weergegeven
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 20
P R O C E D U R E
21
Essentie
VFAS-methode
Vaardigheden
VFAS-
bemiddelaar
Speciale
gedragsregels
In tegenstelling tot hetgeen een advocaat gewoonlijk doet, neemt de bemiddelaar
geen standpunt in en draagt geen oplossing aan. Zijn grondhouding is die van
een neutrale, betrokken gespreksleider en deskundige informatieverschaffer. Hij
is integer, niet bevoogdend en bepaalt zelf het tempo van de bemiddeling.
Inhoudelijk blijft hij passief. Dit heeft het voordeel dat de partners niet het
gevoel krijgen dat de bemiddelaar overtuigd moet worden.
De essentie van scheidingsbemiddeling volgens de VFAS-methode:
• vrijwillige medewerking;
• eigen verantwoordelijkheid van de echtgenoten voor de oplossing;
• neutrale begeleiding door de bemiddelaar;
• gepaste aandacht voor emotionele aspecten;
• vergroting acceptatie van de scheiding voor beiden;
• vergroting duurzaamheid van afspraken;
• bevestiging van een werkbare relatie tussen gescheiden/scheidende ouders.
Door een verbeterde communicatie en door zich te concentreren op een
gezamenlijk belang dragen de echtgenoten zelf de oplossing van hun conflict aan.
Gemakkelijk is de opdracht van de bemiddelaar niet. Gescheiden partners plegen
hun boodschap nogal eens te verpakken of er verborgen agenda’s op na te
houden. Op betrekkingsniveau wordt iets anders gezegd dan op inhoudsniveau.
Verder bestaat de neiging tot paradoxale bejegening. Mensen begrijpen elkaar
daardoor verkeerd en praten niet of volledig langs elkaar heen.
De VFAS-scheidingsbemiddelaar beschikt over de volgende vaardigheden:
• inzicht in de relationele problematiek;
• basale communicatievaardigheden als actief luisteren, vragen stellen en het
letten op non-verbale communicatie;
• conflictbeheersingstechnieken;
• bemiddelingsvaardigheden als juiste houding en een goed begrip van ethische
dilemma’s;
• methodisch onderhandelen;
• praktisch inzicht in en ervaring met de zakelijk in een echtscheiding
opkomende problemen en een gedegen juridische kennis;
• het vermogen de gemaakte afspraak juridisch goed te formuleren en vast te
leggen en de echtscheiding door de rechtbank te laten formaliseren.
Voor de advocaat-scheidingsbemiddelaar van de VFAS gelden behalve de gewone
gedragsregels ook speciale gedragsregels en in de Standaard-bemiddelings-
overeenkomst van de VFAS staan regels die direct te maken hebben met de
grondhouding van de bemiddelaar.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 21
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
22
10 Zie L.J.H. Gijbels, Tijdschrift voor Mediation, 1997-1.11 Zie voor verdere gegevens adressenlijst.12 Zie voor verdere gegevens adressenlijst.
De structuur10 of het verloop van de bemiddeling blijkt uit het navolgende schema:
1.3.4 Doelmat ighe id/rechtspraak op maatScheidingsbemiddeling sluit goed aan bij de maatschappelijke behoefte om een
echtscheiding vlot in open overleg met elkaar en zonder juridisch getouwtrek af
te wikkelen. Het aantal bemiddelingen en bemiddelaars vertoont een enorme
groei. Ook de overheid erkent de betekenis van scheidingsbemiddeling.
Bemiddeling levert een bijdrage aan het voorkomen van juridische conflicten, het
oplossen van schijnbaar vastgelopen conflicten en daarmee aan het doelmatig
gebruik van kostbare rechtspraak. Op 17 maart 2000 is het Landelijk Project
Mediation voor de Rechterlijke Macht van start gegaan. Gedurende drie jaar
heeft een aantal gerechten in ons land zaken als extra service voor procespartijen
doorverwezen naar de bemiddelaar/mediator. Mislukt de bemiddeling, dan
wordt de procedure hervat. Het gerecht in Arnhem is als eerste begonnen met
doorverwijzing in civiele procedures en familiezaken. Het Landelijk Project
Mediation voor de Rechterlijke Macht11 maakte samen met het Project
Mediation Gefinancierde Rechtsbijstand12 deel uit van het Project Alternatieve
Geschillen Afdoening en Mediation 2000-2002 van het ministerie van Justitie.
Doelstelling van dit project was na te gaan of een structurele voorziening van
doorverwijzing naar mediation bestaansrecht heeft bij de rechterlijke organisatie
en in het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. In de notitie ‘Mediation en het
Rechtsbestel’ (april 2004) is de conclusie kort geformuleerd dat mediation één
van de instrumenten is die kunnen bijdragen aan effectieve conflictoplossing.
IV. Opties aandragen.
I. Willen partijen scheiden/bemiddelen?
II. Wat ging er mis en moet opgelost worden (diepgang)?
III. Standpunten/motieven/gezamenlijke belangen inventariseren.
V. Voorstellen/tegenvoorstellen doen.
VI. Oplossing vastleggen in overeenkomst.
Overleg en onderhandeling
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 22
P R O C E D U R E
23
Juridisch
loket
Z I E B I J L A G E C 6
Z I E B I J L A G E C 7
Rechtsmacht
Sinds 1 april 2005 is het niet alleen mogelijk dat partijen vanuit de gerechten
worden gewezen op de mogelijkheid van mediation met de daaraan gekoppelde
stimuleringsbijdrage, maar maakt de doorverwijzingsvoorziening naar mediation
ook onderdeel uit van de dertig Juridische Loketten die het afgelopen jaar
verspreid over het land zijn gevestigd. Per dezelfde datum bestaat voor minder
draagkrachtigen (WRB-criteria) de mogelijkheid een tegemoetkoming in de
kosten van mediation te verkrijgen, ook voor partijen die zelf voor deze methode
kiezen.
1 .4 DE ECHTSCHE ID INGSPROCEDURE ; ALGEMEEN
1.4.1 Verzoekschr i f tprocedureDe echtscheidingsprocedure is een verzoekschriftprocedure. Hierop zijn van
toepassing:
• De algemene regels van de verzoekschriftprocedure (art. 261 Rv e.v.), voor
zover hiervan niet wordt afgeweken in artikel 815-827 Rv.
• Met name: de tweede afdeling van titel 6 Rv, artikel 815-827 Rv:
‘Rechtspleging in scheidingszaken’.
• Het familieprocesrecht zoals neergelegd in de eerste afdeling van titel 6,
artikel 798-813 Rv (‘Rechtspleging in andere zaken dan scheidingszaken’).
• Voorschriften uit deze afdeling gelden deels ook voor scheidingsprocedures.
Of, en zo ja in welke mate zulks het geval is, wordt in artikel 815-827 Rv
steeds aangegeven.
• Een aantal bepalingen van het bewijsrecht, zie artikel 284 Rv.
Voorts zijn relevant:
• Boek 1 BW, titels 9 en 10. Artikel 150-166 BW hebben betrekking op
echtscheiding, artikel 168-177 op scheiding van tafel en bed en artikel 179-
183 op de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed. Boek 1
BW titel 14 afdeling 2 (gezag) en titel 15 (omgang en informatie).
• Landelijk Model van de Arrondissementsrechtbanken: Procesreglement -
Scheidingsprocedure per 1 april 2002, gewijzigd per 1 april 2005 (bijlage C6).
• Uniform Reglement van de Gerechtshoven voor rekestprocedures in
familiezaken per 1 januari 2000, artikel 7 is aangepast aan artikel 361 lid 3
Rv (Stcrt. 2004, 105) per 1 juli 2006 is een gewijzigde versie in werking
getreden (Stcrt. 2006, 155, p.11) (bijlage C7).
1.4.2 Rechtsmacht Neder landse rechter b i j echtsche id ingAlvorens men een procedure start, zal onderzocht moeten worden of de
Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Artikel 814 Rv is bij de invoering van het
nieuwe procesrecht per 1 januari 2002 komen te vervallen. In feite was deze
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 23
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
24
Brussel II bis
13 Zie Pb 2000 L160, p. 19-29, alsmede F.J.A. van der Velden in WPNR 2000-6421, p. 753 e.v.; en G.S.C.M.van Roeyen in EB 2001-2, p. 57-60, en EB 2001-4, p. 19-22; over Brussel II-bis A. Heida & M.J. Vos in EB2005-7/8 p. 101-104.
bepaling al overbodig geworden door de op 1 maart 2001 in werking getreden
Verordening (EG) nr. 1347/2000, Brussel II.13 Per 1 maart 2005 is deze
verordening vervangen door Verordening EG 2201/2003, Brussel IIbis. Deze
verordening regelt onder meer de bevoegdheid van de Nederlandse rechter bij
internationale echtscheidingen, scheidingen van tafel en bed en
nietigverklaringen van het huwelijk, alsmede beslissingen inzake de ouderlijke
verantwoordelijkheid ook buiten de echtscheidingsprocedure. De verordening
geldt, met uitzondering van Denemarken, in de lidstaten van de Europese Unie.
De rechter moet ambtshalve zijn bevoegdheid controleren en als de verweerder
niet verschijnt ook de wijze van oproeping (art. 17 en 18 van de verordening). In
artikel 3 van de verordening is een aantal gronden opgenomen waaraan de
Nederlandse rechter zijn bevoegdheid kan ontlenen om van een
echtscheidingsverzoek kennis te nemen. Deze gronden zijn in drie regels samen te
vatten:
a. Beide echtgenoten zijn Nederlander, ongeacht of zij in Nederland
verblijfplaats hebben.
b. De verweerder heeft zijn gewone verblijfplaats in Nederland (bij een
gemeenschappelijk verzoek: een van de echtgenoten).
c. De verzoeker verblijft in Nederland én de echtgenoten hebben hier hun
gewone verblijfplaats gehad. Indien aan de laatste eis niet is voldaan, is voor
de rechtsmacht een verblijf van de verzoeker van één jaar in Nederland
vereist, dan wel van een half jaar als hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
De verordening bevat voor de rechtsmacht derhalve een ruimere regeling dan het
oude artikel 814 Rv. Er worden geen eisen gesteld aan de verblijfsduur in geval
van een gemeenschappelijk verzoek. Verder stelt de verordening geen eisen aan
de verblijfsduur als de echtgenoten laatstelijk hun gewone verblijfplaats in een
forumstaat hadden en een van hen daar nog woont.
Artikel 8 van de verordening regelt de bevoegdheid van rechterlijke instanties ter
zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Daarbij staat de gewone
verblijfplaats van het kind voorop.
Mist de Brussel IIbis-Verordening toepassing dan bepaalt artikel 4 lid 1 Rv dat
de verordening als nationale regeling geldt.
Artikel 4 lid 3 Rv bepaalt dat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter met
betrekking tot de echtscheiding tevens rechtsmacht impliceert ter zake van de
daarmee verband houdende nevenvoorzieningen, met dien verstande dat in lid 3
sub a is bepaald dat de Nederlandse rechter uitsluitend rechtsmacht heeft ter
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 24
P R O C E D U R E
25
Bevoegdheid
14 Zie Trema 1994, aanb. 6, p. 39; voorts Hugenholtz/Heemskerk nr. 35.
zake van de in artikel 827 lid 1 onder d en e Rv genoemde voorzieningen, als de
woning in Nederland is gelegen. In lid 3 sub b is bepaald dat met betrekking tot
verzoeken tot regeling van het gezag en omgangsrecht de Nederlandse rechter
zich onbevoegd verklaart indien hij zich, wegens de geringe verbondenheid van
de zaak met de rechtssfeer van Nederland, niet in staat acht het belang van het
kind naar behoren te beoordelen.
Zie verder voor echtscheidingen met internationale aspecten hoofdstuk 6.
1.4.3 Abso lu te en re la t ieve competent ieAbsoluut bevoegd is de rechtbank (art. 42 Wet RO). De relatieve competentie is
geregeld in artikel 262, 265 en 269 Rv.
Artikel 262 Rv bevat de hoofdregel. Daar vindt men in onderdeel a naast de
aanknoping aan de woon- en verblijfplaats van de verzoeker tevens een
aanknoping aan de woon- of verblijfplaats van een belanghebbende. Deze laatste
aanknoping is alternatief, niet subsidiair bevoegdheidscheppend. Artikel 265 Rv
bevat een specifieke bevoegdheidsregel voor zaken betreffende minderjarigen.
Bevoegd is de rechter van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in
Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige. Artikel 269 Rv vormt
het sluitstuk van de bepalingen van de relatieve bevoegdheid. Dit artikel bepaalt
dat de Rechtbank Den Haag bevoegd is, indien artikel 262-268 Rv geen
bevoegde rechter aanwijzen. Dit betreft wel een subsidiaire bevoegdheid. Verder
is van belang dat artikel 269 Rv alleen betekenis heeft voor de relatieve
bevoegdheid binnen Nederland. Het adagium ‘distributie bepaalt attributie’ (art.
10 Rv) is niet van toepassing op afdeling 2. (In het oude recht bestond deze
koppeling wel in artikel 429c lid 14 Rv met de correctie van de forum-non-
conveniens-regel in artikel 429 lid 15 Rv. Deze regel is geschrapt.)
1.4.4 Domic i l iekeuzeSoms kunnen er redenen zijn waarom een echtpaar liever in een ander
arrondissement dan dat van de bevoegde rechter procedeert. De vraag is of dit
mogelijk is. Om te voorkomen dat de rechter zich ambtshalve onbevoegd
verklaart, wordt in de praktijk door sommigen de constructie toegepast dat men
op de voet van artikel 1:15 BW – schriftelijk – domicilie kiest in een ander
arrondissement. In dat geval is de rechter aldaar bevoegd. Voor deze
domiciliekeuze moet blijkens de wet een redelijk belang aanwezig zijn, zoals
bescherming van privacy.14
Niet alle rechtbanken zijn bereid mee te werken aan domiciliekeuze; informeer
tevoren. Zie verder artikel 270 Rv voor de mogelijkheid van een stilzwijgende
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 25
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
26
Benodigde
stukken
15 Tekst & Commentaar Burgerlijke Rv, aant. 8, Deventer: Kluwer 2002.16 Indiening ter griffie impliceert verzending per post of fax (HR 10 juni 1994, NJ 1995, 284, tevens HR 16
februari 1996, NJ 1997, 55).
forumkeuze. In scheidingszaken en daarmee samenhangende voorlopige
voorzieningen blijft verwijzing door een relatief onbevoegde rechter achterwege,
indien de andere echtgenoot niet verschijnt of wel verschijnt zonder de relatieve
bevoegdheid te betwisten.
1.4.5 Rechtsmacht , abso lu te en re la t ieve competent ievoor lop ige voorz ien ingen
De BrusselIIbis-Verordening kent in spoedeisende gevallen in artikel 20 een
bevoegdheid tot het treffen van voorlopige en bewarende maatregelen
betreffende de personen of goederen die zich in de Staat bevinden van de rechter
die om deze maatregelen gevraagd wordt en die daartoe naar zijn interne
regeling bevoegd is.
Mist de verordening toepassing, dan strekt ingevolge artikel 4 lid 2 Rv de
rechtsmacht van de Nederlandse rechter in de echtscheidingsprocedure zich
tevens uit tot het treffen van voorlopige en bewarende maatregelen, los van de
toepasselijkheid van de verordening. Artikel 4 lid 2 maakt geen onderscheid
tussen een in Nederland en in het buitenland gelegen woning.15
Absoluut competent is de rechtbank (art. Wet 42 RO). De relatieve competentie
is bepaald in artikel 262, 265 en 269 Rv. Ook hier geldt dat deze bepalingen
geen rechtsmacht scheppen. Bevoegd is de rechter van de woonplaats van
verzoeker en daarnaast de rechter van de woonplaats van belanghebbende.
Wijzen artikel 262-268 Rv geen bevoegde rechter aan, dan is de Rechtbank Den
Haag bevoegd (art. 269 Rv).
1.4.6 Over te leggen s tukken (ar t . 815 Rv, 29 WRB)Bij de indiening16 van het verzoekschrift moeten worden overgelegd:
a. een afschrift van de huwelijksakte;
b. bewijzen van Nederlanderschap van partijen of andere bescheiden waaruit
blijkt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft;
c. een afschrift van de geboorteakte van ieder minderjarig kind van partijen
samen of van een van hen.
Procedeert een partij met een toevoeging en wil deze vermindering van
griffierecht krijgen, dan dienen ook te worden overlegd:
d. een verklaring omtrent inkomen en vermogen;
e. een toevoegingsbewijs of een kopie van het aanvraagformulier.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 26
P R O C E D U R E
27
Noodzakelijke
bescheiden
Kostenposten
De processtukken die betrekking hebben op de voorlopige voorzieningen hoeven
niet (meer) te worden overgelegd. Wel dient het zaaknummer van de
voorlopigevoorzieningenprocedure te worden vermeld.
Het verdient aanbeveling direct na het eerste gesprek:
• de sub a en c vermelde stukken aan te vragen bij de gemeente waar
respectievelijk het huwelijk is voltrokken dan wel het kind is geboren;
• de sub b vermelde stukken op te vragen;
• de toevoeging aan te vragen.
Bij de sub b genoemde bescheiden dient men te denken aan een GBA-uittreksel
met vermelding verblijfsduur in Nederland en alle nationaliteiten van partijen.
Deze vraagt men aan bij de gemeente waar de desbetreffende persoon
woonplaats heeft. De over te leggen bewijzen dienen van recente datum te zijn
(niet ouder dan drie maanden).
Voor het geval de sub a t/m c gevraagde stukken redelijkerwijs niet kunnen
worden overgelegd (bijv. omdat partijen buitenlander zijn), kan worden volstaan
met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden
voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.
Motiveer uw verzoekschrift in dit soort gevallen.
Motiveer in internationale gevallen het toepasselijke recht.
1.4.7 F inanc ië le aspecten (ar t . 2 l id 2 , ar t . 17 WTBZ, ar t .34 WRB)
Het verdient aanbeveling voordat de procedure wordt gestart zo mogelijk de
door cliënt verschuldigde bedragen te innen. Veelal kan dit tijdens het eerste
gesprek.
Het betreft kosten van:
a. de in artikel 815 lid 2 Rv genoemde uittreksels;
b. griffierecht;
c. een eventueel voorschot, als de cliënt betalend procedeert;
d. de (vermoedelijke) eigen bijdrage, als cliënt met een toevoeging procedeert.
Van een betalende cliënt kan een voorschot worden verlangd in verband met de
kosten ter voorbereiding van de procedure. Overleg met uw patroon wat in een
dergelijk geval op uw kantoor gebruikelijk is.
1.4.8 St i j l processtukkenDe bewoordingen waarin de processtukken worden gesteld, dienen aan te sluiten
bij de gevoelens en de verhoudingen tussen partijen en mogen niet onnodig
grievend zijn (GR 31). Dit laatste geldt ook voor andere schriftelijke stukken, in
het bijzonder voor de correspondentie tussen de advocaten.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 27
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
28
Verzoekschrift
procedure
Familierechte-
lijke
procedure
Echtscheidings-
procedure
anders
Z I E B I J L A G E C 6
17 Op 1 april 2002 zijn in werking getreden de Procesreglementen Alimentatieprocedure en Bijstandsverhaal-procedure, welke modellen op 14 december 2001 door de vergadering van voorzitters van deFamiliesectoren zijn vastgesteld. Stcrt. 25 maart 2002, 59, laatstelijk gewijzigd per 1 april 2006.
18 Vanaf de invoering van het Landelijk Model Procesreglement Scheidingsprocedure (zie bijlage C6) dienen voor-lopige voorzieningen bij afzonderlijk verzoekschrift te worden gevraagd.
1.4.9 Ver loop procedureEen gewone verzoekschriftprocedure verloopt kort weergegeven aldus:
• verzoekschrift; aantekening dag van ontvangst door griffie (art. 278 Rv);
• oproeping belanghebbenden door de griffier (art. 279 Rv);
• verweerschrift; aantekening dag van ontvangst door griffie (art. 282 Rv);
• verweerschrift op zelfstandig verzoek (art. 282 lid 4 en 816 lid 4 Rv);
• mondelinge behandeling (art. 27, 279, 803 en 818 Rv);
• beschikking, uitgesproken in het openbaar (art. 286-289 Rv).
Dit stramien geldt in beginsel ook voor familierechtelijke procedures (art. 798
e.v. Rv).
In sommige gevallen kan een mondelinge behandeling achterwege blijven: in
zaken van eenvoudige aard (zie art. 800 Rv) en in alimentatiezaken (zie art. 801
Rv). Zo ook bij scheidingszaken (art. 818 lid 1 Rv) waarin geen verweerschrift is
ingediend en geen minderjarige kinderen hoeven te worden gehoord (art. 809 en
810 Rv). Men bedenke dat afzonderlijke verzoeken die in het kader van of na de
echtscheidingsprocedure (bijv. wijziging gezag, alimentatie) worden gedaan, in
beginsel ressorteren onder artikel 798-813 Rv.17
Een echtscheidingsprocedure verloopt op sommige punten evenwel iets anders.
Een belangrijk verschil is dat het verzoekschrift waarbij door een van de
echtgenoten de echtscheiding wordt verzocht, door een deurwaarder aan de
andere echtgenoot moet worden betekend (art. 816 lid 1 Rv).
Uitgaande van een echtscheiding op verzoek van een van de echtgenoten, waarbij
in twee aparte18 verzoekschriften respectievelijk voorlopige voorzieningen en de
echtscheiding wordt gevraagd, zien de procedures er volgens de wet aldus uit:
Vóór de mondelinge behandeling van de definitieve voorzieningen kan het
voorkomen dat één partij of beide partijen van de rechter het verzoek krijgen
nog extra informatie te verstrekken. Partijen worden in dat geval in de
gelegenheid gesteld hierop te reageren.
Na de beschikking volgt hetzij afwerking door inschrijving in de registers van de
burgerlijke stand binnen zes maanden na het in kracht van gewijsde gaan
daarvan, al dan niet via een verklaring van non-appèl, hetzij hoger beroep
binnen een termijn van drie maanden (art. 806 Rv).
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 28
P R O C E D U R E
29
19 Bijlage C6 sub 4.1 regelt de termijnen die in acht moeten worden genomen. Deze termijnen wijken af van art. 816 lid 1 Rv.
20 Bijlage C6 sub 4.2, sanctie: niet-ontvankelijkheid.
1.4.10 Procedure le versch i l len arrond issementen opgehevenVanaf de invoering van het nieuwe Scheidingsprocesrecht in 1993 bestonden er
per rechtbank belangrijke verschillen in het procedureverloop. Een gezamenlijke
Werkgroep Echtscheidingsprocesrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten
en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak heeft in 1994 een aantal
aanbevelingen gedaan met betrekking tot toepassing van het scheidingsproces-
recht, zie daarvoor Trema januari 1994, p. 36-39. Verder is vanaf 1995 door de
Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak een overzicht gemaakt van de
definitieve voorzieningen voorlopige voorzieningen
1. verzoekschrift verzoekschrift(art. 815 Rv, 278 Rv) (art. 821 Rv, 278 Rv)Dit wordt ter griffie ingediend Idemdoor een procureur.
2. betekenen afschrift hiervan door geen betekeningdeurwaarder na indiening verzoekschrift (art. 816 Rv)19
Inschrijving betekeningsexploot binnen vier weken na indiening ter griffie.20
3. verweerschrift (art. 282 Rv): verweerschrift (art. 282 Rv):in te dienen voor in exploot vermeld indienen tot de aanvang van detijdstip van min. 6 weken vanaf mondelinge behandeling, of als dede dag van betekening, rechter dit toestaat in de loopbehoudens verlenging van deze van de behandelingtermijn door de rechter(art. 816 leden 4 en 5 Rv)
4. ‘tegenverzoek’ in verweerschrift: ‘tegenverzoek’ in verweerschrift:indienen ‘tegenverweerschrift’ door ver- (art. 282 lid 4 Rv) rechter kan verzoekerzoeker binnen een door de rechter te be- gelegenheid geven tot het indienenpalen termijn (art. 282 lid 4 en 816 lid 4 Rv) van een ‘tegenverweerschrift’
5. mondelinge behandeling mondelinge behandeling(art. 818 Rv, 279 en 803 Rv) (in beginsel) (art. 821 lid 2 en 803 Rv):
uiterlijk in de derde week volgend opdie waarin de voorlopige voorzieningis gevraagd
6. beschikking (art. 286 Rv): beschikking (art. 821 lid 4 Rv):zo spoedig mogelijk na de behandelingter terechtzitting (art. 821 lid 3 Rv)
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 29
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
30
Proces
reglement
scheidings-
procedure
Z I E B I J L A G E C 6
Conservatoir
beslag
21 Tekst is gepubliceerd in Stcrt. 18 december 2000, 245.22 Tekst is gepubliceerd in Stcrt. 25 maart 2002, 59 en Strct. 2005, 52.
verschillen in het echtscheidingsprocesrecht tussen de arrondissementen. Deze
verschillen zijn komen te vervallen. Op 14 april 2000 is door het landelijk
overleg van voorzitters van de familiesectoren van de arrondissementsrecht-
banken in aanvulling op de wettelijke regels een landelijk model Procesreglement
Scheidingsprocedure goedgekeurd.21 Alle rechtbanken hebben dit reglement als
eigen reglement vastgesteld en per 1 januari 2001 in werking laten treden.
Het Procesreglement Scheidingsprocedure is tot stand gekomen op initiatief van
het programma Versterking Rechterlijke Organisatie (pVRO) dat modernisering
van de rechterlijke organisatie als doelstelling heeft, en is het resultaat van een
uitvoerige gedachtewisseling tussen familiesectoren van negentien rechtbanken.
Over het concept heeft een consultatie van de Nederlandse Orde van Advocaten
plaatsgevonden.
Het Procesreglement Scheidingsprocedure heeft twee doelen. In de eerste plaats
uniformiteit van de procedureregels, waardoor lokale verschillen verdwijnen. In
de tweede plaats moeten de doorlooptijden van zaken worden verkort. Om dat
te bereiken worden strakkere termijnen gesteld. Partijen zijn gebonden aan
termijnen van procesvoering als in dit reglement voorzien, tenzij de rechter een
daarvan afwijkende procesvoering toestaat. Bij niet-naleving van een in dit
reglement gegeven voorschrift zal de rechter daaraan gevolgen verbinden.
Inmiddels is het reglement per 1 april 200222 aangepast en verbeterd en weer
gewijzigd per 1 april 2005 (Stcrt. 2005, 52). De thans geldende tekst van het
reglement is in deze bundel integraal opgenomen als bijlage C6. Ook kan de
meest recente versie geraadpleegd worden op <www.rechtspraak.nl>.
Gewezen wordt met name op artikel 9 van het procesreglement dat een regeling
geeft voor de behandeling van nevenverzoeken tot vaststelling van de verdeling
van een huwelijksgemeenschap en de afwikkeling van huwelijksvoorwaarden.
Consequentie van deze regeling is dat nevenverzoeken tot vermogensrechtelijke
afwikkeling door alle rechtbanken ontvangen en behandeld moeten worden. In
de meeste gevallen zal dit leiden tot een verwijzing naar een speciale
verdelingszitting, nadat alle relevante bescheiden in het geding zijn gebracht.
1.4.11 Conservato i re maatrege len (ar t . 768 Rv)Indien partijen gehuwd zijn of waren in enige gemeenschap van goederen, kan
ieder van hen de president van de rechtbank (zie art. 768 lid 2 Rv voor de
bevoegdheid) verzoeken hem of haar verlof te verlenen tot verzegeling,
boedelbeschrijving en waardering van de goederen van de gemeenschap, alsmede
tot het leggen van conservatoir beslag op goederen van de gemeenschap.
Van de hiervoor genoemde maatregelen is het leggen van beslag in de praktijk het
meest gehanteerde wapen. Men dient hier echter zeer terughoudend mee te zijn.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 30
P R O C E D U R E
31
Bevoegdheid
Provisionele
voorzieningen
23 Zie o.m. HR 28 mei 1976, NJ 1977, 247.
Verlof kan al worden verzocht, voordat een verzoek tot echtscheiding of
scheiding van tafel en bed is gedaan; dan is de in artikel 700 Rv aangewezen
president bevoegd. Is er al een verzoek in de hoofdzaak gedaan, dan is bevoegd
de president van de rechtbank waarbij dat verzoek aanhangig is of laatstelijk
was (dus president rechtbank is bevoegd als de echtscheidingszaak bij het hof
aanhangig is; zie art. 768 lid 2 Rv). Conservatoir beslag is slechts mogelijk,
indien gegronde vrees voor verduistering van de goederen van de gemeenschap
bestaat (art. 768 lid 3 Rv). Zie verder paragraaf 4.3.2.
1 .5 VOORLOP IGE VOORZ IEN INGEN
1.5.1 A lgemeenIn het kader van een echtscheidingsprocedure kunnen de spanningen tussen de
echtgenoten zodanig oplopen dat de gehele afwikkeling van de scheiding niet
zonder nadere maatregelen kan worden afgewacht.
Primair moet worden nagegaan of noodzakelijke voorlopige voorzieningen in
onderling overleg kunnen worden overeengekomen en vastgelegd. Een door
partijen zelf getroffen regeling verdient de voorkeur boven een eenzijdig door de
rechtbank opgelegde verplichting: het komt de verhouding tussen partijen en de
wijze waarop ieder van hen zich aan de regelingen gebonden acht en zal houden,
ten goede.
Voorlopige voorzieningen hebben het karakter van een door de rechter getroffen
ordemaatregel met een voorlopig karakter, bestemd om te voorzien in de
moeilijkheden die rijzen of gerezen zijn in verband met de (aanstaande)
scheiding.23 Ieder van de echtgenoten kan voorlopige voorzieningen vragen.
Voorlopige voorzieningen kunnen zowel voor, tijdens, alsook nog na de
procedure worden verzocht.
Voorlopige voorzieningen dienen sinds de invoering van het Procesreglement
Scheidingsprocedure bij apart verzoekschrift te worden gevraagd. De termijn
voor uitspraak bij voorlopige voorzieningen is in beginsel twee weken na de
datum waartegen behandeling is bepaald of duidelijk werd dat werd afgezien van
behandeling (zie bijlage C6 sub 10.a).
Het verzoek tot echtscheiding dient binnen vier weken na dagtekening van de
beschikking voorlopige voorzieningen te worden gedaan. Zo niet, dan verliezen
de voorlopige voorzieningen hun kracht (art. 821 lid 4 Rv). Zie voor de
consequenties voor de relatieve competentie artikel 262, 265 en 269 Rv.
Voorlopige voorzieningen kunnen uiterlijk worden gevraagd tot het tijdstip
waarop een zodanige voorziening, indien gegeven, ingevolge artikel 826 Rv haar
kracht verliest, dat wil zeggen bij het in kracht van gewijsde gaan van de
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 31
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
32
Consequenties
voor de
relatieve
competentie
Voorlopige
voorzieningen
kinderen
Verstaans-
verplichting
echtscheidingsbeschikking (inschrijving in de registers van de burgerlijke stand)
of beschikking tot scheiding van tafel en bed.
Als men alsnog voorlopige voorzieningen aanhanging wil maken, terwijl de
procedure in hoger beroep al bij het gerechtshof aanhangig is, is in beginsel de
rechtbank bevoegd (art. 262 Rv). Toch zijn er in de praktijk beslissingen waarin
het hof bevoegd werd geacht (Rb. Amsterdam 21 juli 2004, EB 2005, nr. 6 en
Hof Den Bosch 27 maart 2003, EB 2005, nr. 7). Op grond van artikel 285 Rv
kan ook aan de rechtbank worden verzocht de zaak te voegen bij de
appèlprocedure voor het hof (art. 285 Rv: hetzelfde of verknocht onderwerp).
1.5.2 Welke voor lop ige voorz ien ingen kan men vragen (ar t . 822, 823 Rv)
Voorlopige voorzieningen kunnen betrekking hebben op:
De k inderen
a. Bepalen aan wie van de echtgenoten ieder minderjarig kind van de
echtgenoten tezamen zal worden toevertrouwd.
b. Waarbij tevens, indien dat kind niet reeds in de macht van die echtgenoot
mocht zijn, de afgifte van dat kind aan hem kan worden bevolen (hoeft niet
gevraagd te worden, zie ook de toepasselijk verklaarde art. 812 Rv en 813 Rv).
c. Het vaststellen van kinderalimentatie.
d. Het vaststellen van een omgangs- en/of informatieregeling.
Zie in dit kader ook artikel 823 Rv, dat de mogelijkheid biedt dat de rechter
voor de duur van het geding een kind onder toezicht stelt. Artikel 810 Rv brengt
onder meer mee dat de griffier de raad voor de kinderbescherming een afschrift
toezendt en van het tijdstip van de zitting op de hoogte stelt.
De par tner
e. Het vaststellen van alimentatie voor de echtgenoot die daaraan behoefte heeft.
De won ing
f. Het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door een van de echtgenoten.
g. Met bevel dat de andere echtgenoot die woning dient te verlaten en deze
verder niet mag betreden.
h. Een regeling voor de kosten van het gebruik van de echtelijke woning, de
zogenoemde verstaansverplichting (niet in de wet geregeld).
De afg i f te van goederen
i. Dat ieder van de echtgenoten aan de andere echtgenoot beschikbaar zal stellen
de goederen tot diens dagelijks gebruik strekkend.
j. Alsmede de goederen strekkend tot dagelijks gebruik van de kinderen.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 32
P R O C E D U R E
33
1.5.3 De k inderen
Voor lop ige toever t rouwing k inderen
Het gaat om minderjarige kinderen, dus tot achttien jaar. Let op de geboortedata
en de vermoedelijke datum van de te vragen beschikking. Zie voorts paragraaf
3.2.1.
Het toevertrouwen van de kinderen aan een van beide ouders is beperkt tot de
dagelijkse gang van zaken. Beide ouders behouden gedurende de periode van de
voorlopige voorzieningen het ouderlijk gezag wanneer zij dit daarvoor ook
hadden. Beslissingen ten aanzien van de verzorging en opvoeding van de
kinderen, die de dagelijkse gang van zaken te buiten gaan, moeten dan ook door
de ouders gezamenlijk worden genomen. Bij verschil van inzicht zal de rechter
een beslissing moeten geven (art. 1:253a). Soms worden voorlopige
voorzieningen met betrekking tot de kinderen pas gegeven, nadat de rechtbank
advies heeft ingewonnen bij de Raad voor de Kinderbescherming (art. 821 lid 5
jo. 810 Rv) dan wel overleg tussen partijen en bemiddeling door een derde heeft
plaatsgevonden. Let op het recht van de ouders om een eigen deskundigen-
rapport over te leggen (art. 810a Rv).
Een advies van de Raad voor de Kinderbescherming kan van belang zijn, maar
kan ook erg lang op zich laten wachten, en kan om die reden in het belang van
zekerheid voor de kinderen veelal niet worden afgewacht.
Ondertoezichtstelling is een verdergaande voorlopige voorziening, die behalve
door een van de echtgenoten ook door de Raad voor de Kinderbescherming kan
worden verzocht. Zie artikel 823 Rv; artikel 826 Rv is niet van toepassing.
Een beschikking betreffende de gezagsuitoefening over minderjarigen geeft van
rechtswege aan degene aan wie het gezag conform de beschikking is
toevertrouwd, het recht tot het aan hem of haar doen afgeven, zo nodig met
behulp van de sterke arm, van deze minderjarigen, zie artikel 812 Rv en in dit
kader ook artikel 813 Rv.24
Artikel 809 Rv is niet van overeenkomstige toepassing verklaard in artikel 821
lid 5 Rv, hetgeen meebrengt dat de voorlopige voorzieningen getroffen kunnen
worden zonder dat de minderjarige van twaalf jaar en ouder zijn mening heeft
kunnen geven. Zie hierover paragraaf 3.2.1.
Omgangs- en in format ierege l ing
Een omgangsregeling (zie voor de basis voor omgangs- en informatieregelingen
art. 1:377a-h BW) kan als voorlopige voorziening worden gevraagd (art. 822 lid
1 sub d Rv). Analoog daaraan kan ook een informatieregeling worden gevraagd.
24 Zie Pres. Rb. Leeuwarden 28 juni 1995, KG 1995, 1372.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 33
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
34
Voorlopige
alimentatie
25 HR 28 mei 1976, NJ 1977, 247.26 Wet van 31 mei 2001, Stb. 2001, 275, i.w.t. 21 juni 2001.27 HR 3 juli 1995, NJ 1996, 86 m.nt. JdB.28 HR 15 juli 1987, NJ 1988, 297.29 HR 31 december 1993, NJ 1994, 315.
Kindera l imentat ie
De kinderalimentatie is een kwestie van openbare orde. Dit brengt mee dat
partijafspraken dienaangaande door de rechter genegeerd kunnen worden. Let
op de leeftijd van de kinderen, met name als de kans bestaat dat een van hen
gedurende de procedure meerderjarig wordt. Een ouder kan niet – zonder
machtiging – voor een jongmeerderjarige om alimentatie vragen. Een jong-
meerderjarige zal zelf om alimentatie moeten vragen. Het noemen van een
jongmeerderjarige in het verzoekschrift is van belang in verband met de
draagkrachtbepaling.
Men dient alert te zijn op de meest recente financiële regelingen met betrekking
tot kinderen: niet alleen de Algemene Kinderbijslagwet maar ook de Wet
inkomstenbelasting 2001 en de Wet studiefinanciering 2000 zijn van belang.
De normen van deze bepalingen worden een of meer keren per jaar bijgesteld.
Wat betreft fiscale aspecten en de Wet Studiefinanciering 2000 zij verwezen naar
paragraaf 3.4. en H 5.
1.5.4 De par tner
Al imentat ie par tner
Hangende de echtscheidingsprocedure geldt artikel 822 lid 1 sub e Rv. De
‘schuldvraag’ staat los van het verzoek ingevolge artikel 822 lid 1 sub e Rv.25
Overigens is gelijktijdig met de afschaffing van de verplichting tot samenwoning
van artikel 1:83 BW ook artikel 1:84 lid 6 BW26 afgeschaft.
Bedenk dat de voorlopige alimentatiebeschikking feitelijke invloed kan hebben
op de definitieve alimentatiebeslissing en ook kan samenhangen met de uitkomst
van de verdeling van de gemeenschap.27 In verband daarmee is het van het
grootste belang, als definitief een hogere alimentatie wordt gevraagd, in de
stukken duidelijk te motiveren waarom de berekening ter gelegenheid van de
voorlopige voorzieningen niet dient te worden gevolgd.
Beslissend bij het vaststellen van alimentatie in het kader van de voorlopige
voorzieningen zijn, evenals bij de definitieve alimentatie, de draagkracht van de
alimentatieplichtige en de behoefte van de alimentatiegerechtigde en niet
omstandigheden die daarvan in beginsel losstaan,28 zoals ‘te verwachten
complicaties met de fiscus’.29
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 34
P R O C E D U R E
35
Toewijzing
echtelijke
woning
30 HR 15 juli 1987, NJ 1988, 297.31 HR 27 april 1984, NJ 1985, 103 en HR 14 mei 1993, NJ 1993, 434.32 HR 15 juli 1985, NJ 1986, 397.33 Wat men hieronder moet verstaan, heeft de Hoge Raad beslist in HR 17 december 1993, NJ 1994, 331. In
deze zaak verruilde een van partijen de echtelijke woning voor een andere woning met de vermoedelijkebedoeling de vordering (thans verzoek) tot uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door de andere echt-genoot te frustreren.
Wat de alimentatienormen betreft, wordt verwezen naar hoofdstuk 2, in het
bijzonder paragraaf 2.5, alsmede naar de Alimentatienormen. Op
<www.rechtspraak.nl> worden jaarlijks de voor dat jaar geldende
alimentatienormen gepubliceerd. Uit deze publicaties valt af te leiden welke
gegevens de rechtbank nodig heeft. Dit blijkt ook uit bijlage 3 van het
Procesreglement Scheidingsprocedure (bijlage C6). Niet-tijdige toezending van de
stukken (tien dagen vóór de zitting) kan bijvoorbeeld leiden tot retournering van
de stukken aan de afzender. Zie bijlage C6 sub 7.3. Niet alle rechtbanken gaan
hier in de praktijk hetzelfde mee om.
L imi ter ing a l imentat ie
Artikel 1:157 BW is niet van toepassing op voorlopige voorzieningen.30 Een
voorlopige alimentatieverplichting kan echter wel gelimiteerd worden, maar
slechts om redenen die losstaan van de draagkracht van de alimentatieplichtige
of de behoefte van de alimentatiegerechtigde.31
Concubinaat a l imentat iegerecht igde
Ook artikel 1:160 BW geldt niet gedurende de procedure; wanneer de
alimentatiegerechtigde met een nieuwe partner samenwoont, eindigt daardoor
niet het – voorlopige – recht op alimentatie. Wel kan dat een factor zijn die de
behoefte aan alimentatie beïnvloedt.32
Dat betekent dat wanneer het concubinaat wordt opgeheven voor de
echtscheidingsbeschikking, de andere echtgenoot alimentatieplichtig is.
1.5.5 De echte l i jke won ing33
Tegenwoordig bestaat voor gehuwden geen verplichting tot samenwoning meer,
artikel 1:83 lid 1 BW is vervallen.
Toewijzing van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning vindt plaats na
een belangenafweging. Mogelijke belangen vormen de verzorging van kinderen,
speciale voorzieningen in de woning bij invaliden, het beroep van een van de
partijen, de plaats waar dit beroep wordt uitgeoefend, en de noodzaak van de
uitoefening van een dergelijk beroep in een rustige woonsituatie.
Bij een eigen huis heeft de regeling van het gebruik van de woning fiscale
consequenties voor partijen. Ga na welke consequenties dat zijn en tref regelingen
daarvoor met de wederpartij. Zie voor de fiscale aspecten paragraaf 5.3.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 35
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
36
Regeling
woonlasten
Verstaans-
beschikking
Z I E B I J L A G E C 1
In de regel is een beschikking van de rechtbank nodig om de partij die het huis
dient te verlaten, te helpen aan een hogere urgentie voor de toewijzing van een
andere woning. Men dient erop bedacht te zijn dat er per gemeente verschillen
bestaan in het toewijzingsbeleid. Mensen die door hun echtscheiding
woningzoekend zijn, genieten extra bescherming. Zo gelden voor hen niet de
vereisten van economische of maatschappelijke binding met de gemeente waar zij
zich willen laten inschrijven als woningzoekende.34
Partijen kunnen onderling afspreken dat degene aan wie het uitsluitend gebruik
van de echtelijke woning wordt toegewezen, vooralsnog niet tot ontruiming zal
overgaan. Vraag zo nodig vastlegging van die afspraak in het proces-verbaal van
de zitting.
Kosten gebru ik won ing
Ook kan een regeling worden getroffen voor de betaling van de woonlasten.
Hierbij zijn er twee mogelijkheden.
1. Er kan een regeling worden getroffen waarbij de echtgenoot aan wie het
uitsluitend gebruik van de echtelijke woning is toegekend, aan de ander
hiervoor een vergoeding dient te voldoen. Of de rechter een dergelijke
beslissing neemt, is afhankelijk van de omstandigheden. Zo’n omstandigheid
kan gelegen zijn in het feit dat de woning eigendom is van de echtgenoot-niet-
gebruiker.35 Een dergelijke regeling lijkt overigens slechts voor de hand te
liggen als er geen alimentatie wordt betaald.
2. In de praktijk is een niet in de wet geregelde voorlopige voorziening ontstaan:
de verstaansbeschikking. Gaat het om een eigen huis, dan kan de rechter
‘verstaan’ dat de een de eigenaarslasten van de woning zal dragen, ook al
wordt het gebruik van de woning voorlopig aan de ander toegewezen. Deze
regeling is uiteraard alleen mogelijk als de desbetreffende partij bereid is deze
lasten te betalen. In dat geval wordt bij de bepaling van de alimentatie met
deze lasten rekening gehouden. In het model verzoekschrift voorlopige
voorzieningen is aangegeven hoe men een dergelijke voorziening kan vragen.
Zie bijlage C1.
1.5.6 Ontru iming en afg i f te goederenBij beschikking wordt veelal bepaald dat de ene partij met uitsluiting van de
andere partij de woning mag gebruiken, hetgeen indien nodig met behulp van de
sterke arm kan worden gerealiseerd. Pendant is dat ieder van de echtgenoten aan
de andere echtgenoot de goederen strekkend tot dagelijks gebruik ter
beschikking zal stellen, alsmede – indien van toepassing – de goederen strekkend
34 Relevante regelgeving: de Huisvestingswet (01 juli 1993 in werking getreden) en het Huisvestingsbesluit.Hierover is bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een brochure te ver-krijgen.
35 HR 15 oktober 1993, NJ 1994, 63.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 36
P R O C E D U R E
37
Art. 1:88 BW
Begin
voorlopige
voorzieningen
Einde
voorlopige
voorzieningen
Hoofdregel
36 Zie voor een volledig overzicht: I.F. Dam & M. Ynzonides, ‘Herziening scheidingsprocesrecht’, Advocatenblad1992, p. 649.
tot dagelijks gebruik van de kinderen. Als een van de echtgenoten goederen
meeneemt waarvan het gebruik krachtens beschikking behoort aan de andere
echtgenoot, kan men in kort geding afgifte vragen.
Let in dit verband op het feit dat deze voorlopige maatregel niet afdoet aan de
rechten en verplichtingen van de echtgenoten zoals die onder meer voortvloeien
uit het tussen hen geldende huwelijksgoederenregime.
Let bijvoorbeeld op artikel 1:88 BW. Niet alleen vervreemding, bezwaring of in
gebruikgeving en rechtshandelingen strekkende tot beëindiging van het gebruik
van de woning zijn aan artikel 1:88 BW onderworpen, maar ook handelingen
betreffende zaken die tot de inboedel van die woning behoren. Onder inboedel
wordt verstaan het geheel van tot huisraad en tot stoffering en meubilering van
een woning dienende roerende zaken, met uitzondering van boekerijen en
verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap of van geschiedkundige
aard (art. 3:5 BW).
Wat de goederen strekkend tot dagelijks gebruik betreft, wordt aangenomen dat
daaronder valt de auto waarmee een van de echtgenoten dagelijks naar het werk
gaat.
1.5.7 Ingangsdatum en duur voor lop ige voorz ien ingen (ar t . 822 l id 2 , 826 Rv)
De voorlopige voorzieningen vangen aan op de dag van de dagtekening van de
beschikking, tenzij de rechter een eerdere of een latere aanvangsdatum heeft
vastgesteld. Soms zal het aanbeveling verdienen de rechter te vragen een of meer
voorlopige voorzieningen op een andere dag, bijvoorbeeld op de dag van
indiening van het verzoek (art. 822 lid 2 Rv) te laten ingaan.
De voorlopige voorzieningen verliezen in elk van de volgende gevallen hun
kracht:36
• indien niet binnen vier weken na de beschikking een verzoek tot echtscheiding
is ingediend; of
• zodra een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt
ingetrokken; of
• zodra een beschikking waarbij een dergelijk verzoek wordt afgewezen in
kracht van gewijsde gaat; of
• zodra de beschikking waarbij de echtscheiding is uitgesproken, wordt
ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand of de mogelijkheid
daartoe vervalt (c.q. de beschikking tot scheiding van tafel en bed in kracht
van gewijsde gaat).
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 37
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
38
Uitzonde-
ringen
Geen hoger
beroep
Bevoegdheid
37 HR 10 september 1999, NJ 1999, 795, vrijheid ingangsdatum partneralimentatie is in zoverre beperkt datdeze niet kan ingaan voor datum inschrijving (art. 826 Rv).
38 Zie Hof Amsterdam 27 september 1993, NJ 1994, 133: hoger beroep op grond van ontbreken rechtsmachtNederlandse rechter ontvankelijk; zie ook Hof Amsterdam 17 januari 1994, NJ 1994, 694.
Dit is de hoofdregel; hierop bestaan de volgende uitzonderingen.
1. Met betrekking tot de kinderen
De voorzieningen met betrekking tot de kinderen behouden hun kracht totdat de
definitieve gezagsvoorziening van kracht wordt (zie art. 1:253p: niet dan
wanneer de echtscheiding dan wel de scheiding van tafel en bed is ingeschreven).
2. Met betrekking tot de partneralimentatie
De beslissing omtrent partneralimentatie behoudt haar kracht totdat een
beslissing op een verzoek om definitieve alimentatie (art. 1:157 BW) – indien
gedaan – bij toewijzing voor tenuitvoerlegging vatbaar wordt dan wel bij
afwijzing in kracht van gewijsde gaat.37
3. Met betrekking tot de woning
Hier geldt de hoofdregel, tenzij het gaat om een huurwoning en een verzoek als
bedoeld in artikel 7:266 lid 5 BW is gedaan. Duur voorlopige voorziening: totdat
de beslissing hieromtrent in kracht van gewijsde is gegaan.
1.5.8 W i jz ig ing voor lop ige voorz ien ingen (ar t . 824 l id 2 Rv) ;geen appè l
Tegen een beschikking voorlopige voorzieningen op grond van artikel 822 Rv is
geen appel mogelijk.38 Er hoeft dus geen uitvoerbaarheid bij voorraad te worden
gevraagd.
Wijziging van een beschikking voorlopige voorzieningen kan worden verzocht,
indien de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking in zodanige
mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate
van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat alle betrokken belangen in
aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven.
Deze procedure zal even snel dienen te verlopen als die waarin voorlopige
voorzieningen worden gevraagd, aangezien artikel 821 lid 2-5 Rv hierop van
toepassing is verklaard.
Bevoegd is de rechtbank die of het gerechtshof dat de beschikking heeft gegeven
(art. 824 lid 2 Rv).
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 38
P R O C E D U R E
39
Straatverbod
Duurzame
ontwrichting
39 Rb. Amsterdam 24 juni 1982, NJ 1983, 137.
1.5.9 Recht op a fschr i f t en inzageHet recht op inzage en afschrift (zie art. 290 Rv) wordt door artikel 825 Rv voor
de voorlopige voorzieningen beperkt tot de echtgenoten; artikel 811 Rv is wel
van toepassing verklaard.
1.5.10 Andere voor lop ige maatrege lenHet komt voor dat behoefte bestaat aan andere voorlopige maatregelen. Deze
zullen in het algemeen niet via de weg van artikel 822 Rv kunnen worden
gerealiseerd. De meest aangewezen weg is dan het kort geding.
1. Een straatverbod bij wege van voorlopige voorziening kan in kort geding
worden gevorderd.39
2. Het gebruik van de auto kan waarschijnlijk wel (zie par. 1.5.6), het gebruik
van de caravan kan waarschijnlijk niet ex artikel 822 Rv worden gerealiseerd.
De oplossing zal moeten worden gevonden in een kort geding strekkende tot
afgifte van de desbetreffende zaak met oplegging van een dwangsom. Een
belangenafweging zal in dat geval naar de maatstaven van redelijkheid en
billijkheid moeten plaatsvinden.
3. Afgifte van huisdieren kan vermoedelijk evenmin via de weg van artikel 822
Rv. Maar wie pleit om een hond, maakt het wel bont.
1 .6 VERZOEKSCHR I FT WAAR IN ECHTSCHE ID ING WORDT
VERZOCHT
1.6.1 Echtsche id ingsgrond (ar t . 1 :151, 1 :168 BW)De echtscheiding wordt op verzoek van een of beide echtgenoten uitgesproken,
indien het huwelijk duurzaam is ontwricht. Scheiding van tafel en bed kan op
dezelfde grond worden verzocht als echtscheiding.
Meestal wordt primair echtscheiding en subsidiair scheiding van tafel en bed
verzocht. Het essentiële verschil tussen beide is dat in het laatste geval het
huwelijk (formeel) in stand blijft. Om godsdienstige redenen werd vroeger meer
dan tegenwoordig van tafel en bed gescheiden. Het enige feitelijke verschil zit
hem daarin dat op grond van de Wet pensioenverevening de opgebouwde
ouderdomspensioenrechten worden verevend op het moment van de
echtscheiding respectievelijk scheiding van tafel en bed. Bij echtscheiding is dat
ook het tijdstip waarop het opgebouwde weduwepensioen, dat onder meer op
grond van artikel 8 van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) aan de ex-
echtgenoot toekomt, wordt bevroren. Bij scheiding van tafel en bed loopt de
opbouw daarvan echter door, omdat de formele huwelijksband, die in de PSW
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 39
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
40
Subsidiair
scheiding van
tafel en bed
Neven-
verzoeken
40 Het betreft geen limitatieve opsomming meer: HR 24 oktober 1997, NJ 1997, 203C en art. 827 lid 1 onder ƒ Rv.
41 HR 7 april 2000, NJ 2000, 377 en HR 23 februari 2001, NJ 2001, 237.
relevant is, nog bestaat. Het kan dus in sommige gevallen voor de vrouw
gunstiger zijn om voor een scheiding van tafel en bed te kiezen. Het kan nuttig
zijn om subsidiair scheiding van tafel en bed te vragen in geval van een mogelijk
(succesvol) pensioenverweer (zie par. 1.8.2).
1.6.2 Overz icht mogel i jke verzoeken in verzoekschr i f t (z iear t . 827 Rv)
In het verzoekschrift waarin de rechter wordt gevraagd de echtscheiding uit te
spreken, kan men de hierna genoemde voorzieningen vragen.40
Per 1 april 1995 is de regel afgeschaft dat nevenvoorzieningen alleen in eerste
aanleg bij het indienen van een verzoekschrift kunnen worden gevraagd.41 Dit
kan ook eerst in hoger beroep of in de loop van de procedure.
Hoofdverzoek
1. de echtscheiding:
(art. 1:150 BW, 1:154 BW)
• primair echtscheiding, (eventueel) subsidiair scheiding van tafel en bed.
Nevenvoorz ien ingen met betrekk ing to t
2. de kinderen:
(art. 827 lid 1 sub c Rv)
• in beginsel continuering van het gezamenlijk gezag of op verzoek toewijzing
aan een van de ouders, (art. 1:251 lid 2 e.v. BW);
• een omgangs- en/of informatieregeling (indien nodig ook mogelijk bij
voortzetting gezamenlijk ouderlijk gezag, zie art. 1:377h BW);
• kinderalimentatie (indien nodig ook mogelijk bij voortzetting gezamenlijk
gezag, zie art. 1:406 BW);
• in de praktijk wordt ook de gewone verblijfplaats van het kind als
nevenvoorziening bepaald (HR 15 december 2000, NJ 2001, 123).
3. de onderhoudsgerechtigde partner:
(art. 1:157 lid 1 BW, art. 827 lid 1 sub a Rv)
• alimentatie; let op de in artikel 1:157 BW opgenomen limiteringsbepalingen
en op artikel 1:160 BW. Let op de processuele positie van de gemeente in
geval van bijstandsverhaal. Verwezen wordt naar hoofdstuk 2.
4. de verdeling van de/een gemeenschap:
• gemeenschap van goederen
(art. 827 lid 1 sub b Rv, art. 1:99 lid 2, 3:181 BW, art. 677 e.v. Rv)
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 40
P R O C E D U R E
41
Uitvoerbaar
bij voorraad
42 Wet 13 december 2000, Stb. 2001, 11, i.w.t. 1 juni 2001.43 Zie verder over dit onderwerp L.H.M. Zonnenberg in EB 2002-1, p. 1-5; en EB 2002-4, p. 60-65.
In het kader hiervan zijn de volgende verzoeken mogelijk:
a. bevel tot verdeling van de gemeenschap;
b. het gelasten van de wijze van verdeling;
c. het vaststellen van de verdeling.
• beperkte gemeenschap van goederen
Verdeling van de eventueel tussen partijen bestaande, ingevolge akte van
huwelijkse voorwaarden beperkte huwelijksvermogensgemeenschap;
zie hoofdstuk 4.
5. de echtelijke woning:
(art. 827 lid 1 sub d en e Rv)
• het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de daarbij behorende
inboedel tegen een redelijke vergoeding gedurende zes maanden na de
inschrijving van de echtscheidingsbeschikking;
• het huurrecht van de echtelijke woning (art. 7:266 lid 5 BW).
6. een andere voorziening als bedoeld in de onderdelen 1 t/m 5: 42
(art. 827 lid 1 sub ƒ Rv)
• mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding,
scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van
tafel en bed en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige
vertraging van het geding zal leiden. Als voorbeeld wordt in de memorie van
toelichting genoemd een verklaring voor recht dat een recht op
pensioenverevening bestaat. Daarover ging ook HR 24 oktober 1997, NJ
1997, 203C. Andere mogelijke nevenverzoeken zijn: afgifte van bepaalde
zaken bepaling verblijfplaats kind of afwikkeling van huwelijksvoorwaarden.
Dat de opsomming van nevenvoorzieningen in lid 1 van artikel 827 Rv niet
langer limitatief is, blijkt ook uit de Wet regels verrekenbedingen, waarmee aan
artikel 827 lid 1 sub b Rv is toegevoegd: ‘of bij huwelijkse voorwaarden
overeengekomen verrekening van inkomsten of van vermogen’. Deze wet is op
1 september 2002 in werking getreden. 43
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
(art. 288 Rv)
• de rechter kan de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren, behalve
(uiteraard) ten aanzien van de echtscheiding, scheiding van tafel en bed en
ontbinding na scheiding van tafel en bed.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 41
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
42
Voorstel
verdeling
1.6.3 De k inderenDe voorzieningen met betrekking tot de kinderen worden in hoofdstuk 3
behandeld. Hier worden enige praktische zaken die met de procedure verband
houden, vermeld.
Indien er minderjarige kinderen van twaalf jaar of ouder zijn, vindt in principe
altijd een mondelinge behandeling plaats; deze minderjarigen hebben immers ex
artikel 809 Rv het recht hun mening kenbaar te maken. In geval van voortzetting
van het gezamenlijk ouderlijk gezag is ook de vaststelling van een omgangs- en
informatieregeling en kinderalimentatie mogelijk (zie art. 1:377h en 1:406 BW).
Is er in onderling overleg een omgangsregeling getroffen, dan zal het doorgaans
aanbeveling verdienen die ook te laten vastleggen.
Ten aanzien van gezagsbeslissingen moet bij het opstellen van het verzoekschrift
c.q. het voeren van verweer consciëntieus worden omgesprongen met ipr-
aspecten: motiveer rechtskeuzes en bevoegdheid van de rechter met vermelding
van verdrags- en wetsartikelen, jurisprudentie en relevante feitelijke
omstandigheden. Zie hoofdstuk 6.
1.6.4 Verde l ing gemeenschap van goederenAls de samenstelling van de gemeenschap genoegzaam bekend is, kan primair
een voorstel tot verdeling op een bepaalde wijze worden gedaan en kan
subsidiair een verzoek aan de rechter worden gedaan de verdeling te doen
geschieden overeenkomstig zijn inzicht.
Als de samenstelling van de boedel nog niet duidelijk is, kan veroordeling van de
wederpartij worden gevraagd om met eiser(es) tot verdeling over te gaan.
Als de rechter de verdeling niet aan zich houdt, zal dit tevens een bevel inhouden
tot verdeling over te gaan ten overstaan van een notaris, en als partijen het over
de keuze niet eens zijn, de benoeming van deze notaris (art. 677 Rv).
Voor het geval niet aan een bij rechterlijke uitspraak bevolen verdeling wordt
meegewerkt, kunnen onzijdige personen worden benoemd. Deze
vertegenwoordigen de onwillige partij(en) en behartigen haar (hun) belangen
(art. 3:181 BW). Zie hoofdstuk 4.
1.6.5 De echte l i jke won ingZolang de ontbonden huwelijksgemeenschap nog niet is verdeeld en de woning
daarvan deel uitmaakt, zijn beide partijen in beginsel voor gelijke delen tot het
genot en het gebruik daarvan gerechtigd. Aldus komt aan de ‘niet-bewoner’ als
vergoeding voor gederfd genot of gebruik van zijn aandeel in het
gemeenschappelijk goed in beginsel ook slechts de helft van de voor gebruik van
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 42
P R O C E D U R E
43
Gebruiks-
vergoeding
Z I E B I J L A G E C 2
E N C 6
Geestesstoorn
is verweerder
Z I E B I J L A G E C 6
44 HR 31 december 1993, NJ 1994, 316.
het gehele goed berekende vergoeding toe.44 Men dient hiermee rekening te
houden met het formuleren van het verzoek.
1.6.6 Andere verzoeken c .q . vorder ingenIn het kader van de echtscheidingsprocedure zijn nog andere verzoeken c.q.
vorderingen relevant:
• Het verzoek om opheffing van de gemeenschap (zie par. 4.3.4).
• Het verzoek om het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in artikel 1:98 BW.
• Ingevolge het bepaalde in artikel 1:164 BW kan schadevergoeding worden
gevorderd bij benadeling van de gemeenschap.
1.6.7 Inhoud verzoekschr i f t , formal i te i ten verzoekschr i f tWat de inhoud van het verzoekschrift betreft, wordt verwezen naar artikel 278
lid 1 Rv en 815 Rv. Zie ook het model verzoekschrift in bijlage C2 en de door de
rechtbanken in aanvulling op de wet gestelde voorschriften voor indiening in
bijlage C6. Verblijft de verweerder op grond van een geestesstoornis in een
inrichting, dan vermeldt het verzoekschrift het feit van dit verblijf (art. 817 Rv).
Het verzoekschrift wordt door een procureur ondertekend en ter griffie
ingediend (art. 278 lid 2 en 3 Rv).
Zodra het verzoekschrift is ontvangen, wordt het ingeschreven en wordt aan de
procureur van verzoeker een ontvangstbevestiging gestuurd, waarbij wordt
meegedeeld de termijn waarbinnen het betekeningsexploot ter griffie moet zijn
overgelegd. Ook ontbrekende vermeldingen of bescheiden worden in de
ontvangstbevestiging aangegeven. Deze dienen zo spoedig mogelijk, doch
uiterlijk vóór de afloop van de verweertermijn in één keer te worden toegevoegd
op straffe van niet-ontvankelijkheid (bijlage C6 sub 2.3). Bij gemeenschappelijke
verzoeken is de termijn vier weken. Uiterlijk vier weken na de datum waarop het
echtscheidingsverzoek is ingeschreven, dient het betekeningsexploot te worden
overgelegd ter griffie op straffe van niet-ontvankelijkheid (bijlage C6 sub 4.2).
Bij de betekening worden de in bijlage C6 sub 4.1 genoemde verweertermijnen in
acht genomen.
1.6.8 Verweerschr i f t/refer te , termi jnenTot aan de afloop van de verweertermijn kan een verweerschrift/tevens
zelfstandig verzoekschrift of referteverklaring worden ingediend. Een verzoek tot
uitstel dient schriftelijk binnen de verweertermijn te zijn binnengekomen ter
griffie. Een eerste uitstel van vier weken wordt altijd toegestaan. De volgende
verzoeken zijn gemotiveerd, hebben de instemming van de wederpartij en
vertragen de procedure niet onredelijk. Van onredelijke vertraging is,
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 43
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
44
Z I E B I J L A G E C 6
Tips
mondelinge
behandeling
niettegenstaande instemming van de wederpartij met het gevraagde uitstel,
sprake als sinds de inschrijving van het inleidend verzoekschrift één jaar is
verstreken. Als voor de afloop van deze termijn geen verweer is gevoerd, wordt
de zaak door de rechtbank ambtshalve als verstekzaak afgedaan. Een
verweerschrift kan uitsluitend door tussenkomst van een procureur worden
ingediend. Een mondelinge behandeling vindt slechts plaats na indiening van een
verweerschrift. De termijn voor verweer op zelfstandig verzoek bedraagt vier
weken. Zie verder bijlage C6 sub 5 en 6.
1 .7 MONDEL INGE BEHANDEL ING
1.7.1 Voorbere id ing mondel inge behandel ingHet is van belang de mondelinge behandeling voorlopige voorzieningen, die
meestal van doorslaggevende betekenis is voor het verdere verloop van de zaak,
goed voor te bereiden:
• men kan geen hoger beroep instellen tegen een beschikking houdende
voorlopige voorzieningen;
• er bestaat een kans dat de rechter zich voor de definitieve voorzieningen te
veel baseert op de voorlopige voorzieningen;
• met betrekking tot voorzieningen betreffende de kinderen is van belang dat
artikel 809 Rv niet van toepassing is en dat de rechter in dit stadium niet
verplicht is hen in de gelegenheid te stellen hun mening kenbaar te maken. Als
u denkt dat dat wel nodig is, dient u daar gemotiveerd om te verzoeken.
Raadpleeg zeker de eerste keren dat u een mondelinge behandeling bijwoont als
advocaat, een ervaren kantoorgenoot. Probeer u voor te stellen hoe zo’n zitting
verloopt. Bij de voorbereiding kunnen tal van vragen rijzen: cliënt is zeer
emotioneel: hoe houd ik hem in de hand; moet ik in toga verschijnen bij deze
rechtbank, enzovoort.
Ga een paar keer met een kantoorgenoot mee naar een mondelinge behandeling.
Zet datgene wat u wilt zeggen eventueel op schrift, zeker als de zaak zeer
gecompliceerd is.
Bereid de zitting ook met de cliënt voor. Leg hem uit hoe de gang van zaken is.
De zitting verloopt dan plezieriger en zakelijker, niet alleen voor de cliënt maar
ook voor de rechter en de wederpartij.
1.7.2 Hoor en wederhoorIn verband met het beginsel van hoor en wederhoor dient men tijdig alle
relevante stukken, alsmede – voor zover van belang – een complete en correcte
alimentatieberekening met de bijbehorende bescheiden aan de rechter en de
wederpartij te doen toekomen.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 44
P R O C E D U R E
45
In strijd met
hoor en
wederhoor
Gedragsregel
14
Overlegging van bescheiden die wat betreft hun aard en omvang geen beletsel
vormen om terstond van de inhoud kennis te nemen en daarop te reageren,
kunnen desnoods nog op de mondelinge behandeling worden overgelegd.45
Indien men op deze behandeling door de wederpartij wordt overvallen met
bescheiden die niet aan deze eisen voldoen, handelt de wederpartij in principe in
strijd met het beginsel van hoor en wederhoor (zie HR 18 november 2005, AT
6843). Hoe hierop te reageren?
1. Met een beroep op schending van het beginsel van hoor en wederhoor
verzoekt men de rechter in het kader van de procedure geen acht te slaan op
de desbetreffende bescheiden.
2. Een andere mogelijkheid is dat men de rechter verzoekt de mondelinge
behandeling aan te houden of een termijn te stellen voor nadere schriftelijke
reactie, zodat men met de cliënt de stukken van de wederpartij kan
bestuderen.
3. Ook kan men gedurende korte tijd schorsing van de behandeling vragen voor
overleg met de cliënt.
1.7.3 Gedragsrege lsEen partij die de stukken zo laat overlegt dat de wederpartij een reactie daarop
niet voldoende zorgvuldig kan voorbereiden, handelt in strijd met GR 14.
Tegenover de rechter kan men zich hierop echter niet beroepen!
De gedragsregels gelden tussen advocaten onderling, en of er sprake is van een
eventuele schending wordt door de tuchtrechter in een aparte procedure
beoordeeld en niet door de civiele rechter in een echtscheidingsprocedure.
1.7.4 Formal i te i tenPartijen kunnen bij de mondelinge behandeling in persoon of bij een procureur
verschijnen. De rechter kan verschijning in persoon gelasten. De opgeroepene die
in persoon verschijnt, mag zich door een raadsman (advocaat of procureur) doen
bijstaan. Zie artikel 279 lid 3 Rv.
De behandeling geschiedt met gesloten deuren (art. 803 Rv jo. art. 818 lid 5 Rv).
Van het verhandelde en van de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen
wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de voorzitter en de griffier wordt
ondertekend (art. 279 lid 4 Rv). De uitgewerkte processen-verbaal worden vaak
eerst op verzoek toegestuurd.
Onder zeer bijzondere omstandigheden kan het wenselijk zijn dat de ene partij
buiten aanwezigheid van de andere wordt gehoord. In dat geval dient in verband
met het beginsel van hoor en wederhoor de advocaat van de afwezige partij
hierbij wel aanwezig te zijn.46
45 Vaste rechtspraak. Zie bijv. HR 25 oktober 1991, NJ 1992, 5.46 HR 3 juni 1988, NJ 1989, 5.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 45
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
46
Zaak laten
waarnemen
Aanvulling
47 HR 3 juni 1988, NJ 1989, 5, HR 18 november 2005, AT 6843.
1.7.5 De behandel ing ter terechtz i t t ingVoor de cliënt is het in hoge mate plezierig wanneer de eigen advocaat de zaak
ter terechtzitting behandelt. Indien men een kantoorgenoot de zaak moet of wil
laten waarnemen, dient men de cliënt daaromtrent tijdig te informeren en na te
gaan of deze bezwaar maakt tegen de waarneming. Is dat het geval, dan zal door
de advocaat een andere datum moeten worden verzocht voor de behandeling van
het verzoekschrift c.q. verweerschrift, tenzij dat strijdig is met de belangen van
de cliënt.
Het is van groot belang dat de advocaat de stukken zelf goed kent, dat noch de
cliënt noch de advocaat met relevante gegevens manipuleert of deze achterhoudt
en dat de advocaat erop toeziet dat ook de wederpartij dat nalaat. Alleen met
eerlijke gegevens valt een goed verlopende zitting en een goede beslissing te
verwachten.
Het kan soms voorkomen dat de rechter (een van de) partijen verzoekt hem
alsnog bepaalde informatie te doen toekomen na afloop van de zitting. In dat
geval moet de andere partij zich wel over deze stukken kunnen uitlaten (hoor en
wederhoor).47
1.7.6 De mondel inge behandel ing voor lop ige voorz ien ingenDe behandeling van het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen en
het naar aanleiding daarvan eventueel door de wederpartij ingediende
verweerschrift (al dan niet tevens verzoekschrift) vindt plaats ter terechtzitting.
De behandeling dient uiterlijk in de derde week, volgend op die waarin het
verzoekschrift is ingediend, plaats te vinden.
De verzoeken tot voorlopige voorzieningen kunnen ter zitting mondeling worden
aangevuld. Ook kunnen er tegenverzoeken worden ingediend. Het verdient
uiteraard aanbeveling daarmee niet tot de zitting te wachten tenzij het niet
anders kan.
Van een (eventueel) ter terechtzitting tot stand gekomen regeling met betrekking
tot de auto, caravan, hond, enzovoort kan vastlegging in een (eventueel)
zittingsproces-verbaal worden gevraagd. De rechter geeft veelal op zeer korte
termijn een beschikking.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 46
P R O C E D U R E
47
Geconcen-
treerde
behandeling
Ouderverhoor
Z I E B I J L A G E C 6
Geen
mondelinge
behandeling
48 Kamerstukken II 1990/91, 21 881, nr. 3 (MvT p. 6 ad art. 818 Rv).49 Kamerstukken II 1990/91, 21 881, nr. 3 (MvT p. 6 ad art. 818 Rv).
1.7.7 Mondel inge behandel ing def in i t ieve voorz ien ingen(ar t . 27, 279, 803 en 818 Rv)
Doel
Het is de bedoeling van de wetgever dat de mondelinge behandeling van alle in
het verzoek- en verweerschrift gestelde onderwerpen in één zitting wordt
geconcentreerd.48 Het zal per rechter kunnen verschillen hoe deze behandeling
wordt ingericht. Het meest voor de hand liggend is dat partijen (als er een
verweerschrift is ingediend: te beginnen met verzoeker) hun standpunten kunnen
toelichten en dat de rechter vervolgens vragen stelt. Omdat de alimentatie
meestal het belangrijkste punt van onenigheid is, zal daarop tijdens de
behandeling veelal het accent liggen.
Minder jar ige k inderen
De mondelinge behandeling omvat, als er een of meer minderjarigen zijn, tevens
het (onder vroeger recht en ook nu nog wel) zogenoemde ouderverhoor.
Zijn er minderjarigen van twaalf jaar of ouder, dan worden zij in alle gevallen in
de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken (art. 809 Rv), ook bij
gemeenschappelijke verzoeken en indien partijen het eens zijn over voortzetting
gezamenlijk gezag (bijlage C6 sub 7). Er wordt ook een oproep voor een
kinderverhoor gezonden als reeds een schriftelijke verklaring van de betreffende
kinderen is overgelegd. De rechter kan op grond van genoemd artikel ook
jongere kinderen in de gelegenheid stellen hun mening kenbaar te maken op een
door hem te bepalen wijze.
De rechter kan, indien hij dit met het oog op de beoordeling van de belangen van
de minderjarige noodzakelijk acht, het advies van de Raad voor de Kinder-
bescherming inwinnen (art. 810 Rv).
Na afloop van de behandeling bepaalt de rechter de dag waarop hij de
beschikking zal geven.
Een behandeling ter terechtzitting kan op grond van artikel 818 Rv achterwege
blijven,49 indien:
a. het een gemeenschappelijk verzoek van partijen betreft; óf
b. het een verzoek van een van de echtgenoten betreft en er niet tijdig verweer is
gevoerd (of de andere partij zich refereert);
c. en er geen minderjarige kinderen zijn die ingevolge artikel 809 Rv in de
gelegenheid moeten worden gesteld hun mening kenbaar te maken (art. 818
lid 1 Rv).
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 47
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
48
Wanneer
duurzame
ontwrichting
50 HR 22 maart 1974, NJ 1974, 354, HR 6 december 1996, NJ 1997, 189.51 Zie Hof Amsterdam 25 oktober 1993, NJ 1994, 728.52 HR 14 mei 1993, NJ 1994, 271.53 Zie HR 20 oktober 1995, NJ 1997, 215 m.nt. WMK.
Bijlage C6 sub 10 regelt de termijn waarbinnen de beschikking in beginsel mag
worden verwacht.
1 .8 VER WEER TEGEN HET VERZOEK TOT ECHTSCHE ID ING
1.8.1 Ontkenn ing duurzame ontwr icht ingNiet het oordeel van verzoeker, maar het oordeel van de rechter naar objectieve
maatstaven is beslissend.50 De subjectieve en aanhoudende wens van verzoeker
kan wel bijdragen tot het oordeel dat de duurzame ontwrichting ook naar
objectieve maatstaven bestaat.
Het bestaan van een duurzame ontwrichting wordt beoordeeld naar het moment
van de uitspraak. Rechters zullen betrekkelijk snel de ontwrichting aannemen.
Op feiten en omstandigheden die gedurende het geding hebben plaatsgevonden,
mag daarbij acht worden geslagen. In geval van ontkenning van een duurzame
ontwrichting kan een bewijsopdracht volgen. Bij de beoordeling van de vraag of
sprake is van duurzame ontwrichting kan ook de duur van het gescheiden wonen
een belangrijke factor vormen. De rechter is om die reden soms geneigd de zaak
enige tijd aan te houden. Ook godsdienstige opvattingen kunnen een rol spelen;51
de geloofsovertuiging op zichzelf kan overigens niet als zelfstandig verweer
gelden tegen de echtscheiding (HR 12 juli 2002, Jol 2002, 410).
De beoordeling van de vaststaande feiten en omstandigheden is geheel
voorbehouden aan de feitelijke rechter en kan in cassatie niet worden aangetast.
1.8.2 Pens ioenverweer (ar t . 1 :153, 180 BW)Het pensioenverweer houdt in dat men zich tegen de verzochte echtscheiding of
ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed kan verzetten, indien
ten gevolge daarvan een bestaand vooruitzicht op uitkeringen bij vooroverlijden
van de verzoekende echtgenoot (bijv. nabestaandenpensioen) geheel of in ernstige
mate verloren zou gaan. Verzoeker kan aan de consequenties van dit verweer –
afwijzing van zijn (primaire) verzoek – ontkomen door voor de andere
echtgenoot een passende voorziening te treffen.52
De volgende kanttekeningen kunnen worden geplaatst:
a. Het gaat hier niet om ouderdomspensioenen en de verevening/verrekening
daarvan (zie daarvoor art. 1:155 en par. 4.8).53
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 48
P R O C E D U R E
49
Kanttekening
pensioen-
verweer
54 Rb. Den Haag 21 juni 1974 en Hof Den Haag 9 oktober 1975, NJ 1976, 314.55 Hof Den Haag 6 februari 1975 en 26 juni 1975, NJ 1976, 255, HR 4 juni 1976, NJ 1977, 265 en Hof
Amsterdam 2 april 1976, NJ 1977, 565.56 HR 5 oktober 1990, NJ 1991, 395.
b. De beoordeling of er sprake is van een bestaand vooruitzicht geschiedt naar
het tijdstip van de echtscheiding of de ontbinding van het huwelijk.54
c. Ten gevolge van de werking van het in 1973 ingevoegde artikel 8a lid 1 van
de Pensioen- en spaarfondsenwet komt het pensioenverweer nog maar
sporadisch voor. In deze bepaling is geregeld dat de vrouw bij het eindigen
van het huwelijk een premievrije aanspraak krijgt op weduwepensioen, welke
de man te haren behoeve zou hebben gekregen als zijn deelneming in de
desbetreffende pensioenregeling zou zijn geëindigd op het tijdstip van de
echtscheiding of de ontbinding (anders dan door overlijden of door het
bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd). Het blijft echter toch wenselijk
zich te realiseren, ten eerste dat de man mogelijk niet onder deze bepaling valt
en ten tweede dat de vrouw op deze wijze niet altijd rechten verkrijgt die
evenredig zijn aan de verhouding totaal aantal dienstjaren van de man
tegenover de diensttijd of deelnemersjaren tot de datum van de echtscheiding.
d. Buiten de werking van artikel 8a van de Pensioen- en spaarfondsenwet vallen
bijvoorbeeld pensioenen van buitenlandse pensioeninstellingen, de
zogenoemde KNIL-pensioenen en in privé getroffen voorzieningen in de vorm
van levensverzekeringen of lijfrentes.
e. De te treffen compensatievoorziening dient, gelet op de omstandigheden van
het geval, ten opzichte van beide echtgenoten billijk te zijn. In de
jurisprudentie wordt doorgaans noodzakelijk geacht dat een volledige
compensatie plaatsvindt.55
f. Het pensioenverweer wordt behalve in de gevallen waarin reeds een
behoorlijke voorziening bestond zoals hiervoor beschreven, ook gepasseerd
ingeval:
• de andere echtgenoot zelf daartoe voldoende voorzieningen kan treffen;
• de duurzame ontwrichting van het huwelijk in overwegende mate aan de
echtgenoot die op het pensioenverweer een beroep wil doen, is te wijten.
Dit laatste geldt echter niet in geval van ontbinding van het huwelijk na
scheiding van tafel en bed;
• (bij ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, art. 1:180
BW) er sprake is van een gedurig wangedrag van de verweer voerende
echtgenoot.
g. Het moment waarop een beschikking wordt gegeven ingeval een termijn is
gesteld voor het treffen van een pensioenvoorziening, ligt na het treffen van
die voorziening.
h. Bij het pensioenverweer mag rekening worden gehouden met de
boedelscheiding.56
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 49
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
50
Procedure
gemeenschap-
pelijk verzoek
Duurzame
ontwrichting
Scheiding van
tafel en bed
57 Wet van 31 mei 2001, Stb. 2001, 275, i.w.t. 22 juni 2001.
1 .9 ECHTSCHE ID ING OP GEMEENSCHAPPEL I JK VERZOEK
Echtscheiding kan op verzoek van beide echtgenoten worden uitgesproken,
indien zij van oordeel zijn dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechter
kan de onderling getroffen regelingen in de echtscheidingsbeschikking opnemen
(art. 819 Rv). Voordeel hiervan is dat men zo over een executoriale titel beschikt.
Voor de indiening van een gemeenschappelijk verzoekschrift gelden geen speciale
formaliteiten. Dit kan derhalve door één procureur worden ondertekend en
ingediend. Ofschoon volgens de thans geldende gedragsregels (GR 7) een advocaat
voor beide partijen mag optreden, verdient het de voorkeur – indien men geen
echtscheidingsbemiddelaar is – om de niet-cliënt het conceptverzoekschrift ter
beoordeling te laten voorleggen aan een andere advocaat. Betekening van het
gemeenschappelijk verzoekschrift is niet vereist (art. 816 Rv); daardoor en doordat
de verweertermijn niet behoeft te worden afgewacht, kan een procedure op
gemeenschappelijk verzoek snel tot een beschikking leiden. Een mondelinge
behandeling kan immers achterwege blijven, met name als er geen minderjarigen
zijn die gehoord moeten en willen worden (zie par. 1.7.7).
1 .10 SCHE ID ING VAN TAFEL EN BED
1.10.1 Grond (ar t . 1 :169 BW)Scheiding van tafel en bed wordt op verzoek van een of van beide echtgenoten
uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Tegen een verzoek tot scheiding van tafel en bed is geen ander verweer mogelijk
dan het ontbreken van de duurzame ontwrichting; zie paragraaf 1.8.1.
1.10.2 Over ige opmerk ingenScheiding van tafel en bed heeft als essentieel kenmerk dat daardoor het huwelijk
niet wordt ontbonden (zie voor ontbinding na scheiding van tafel en bed par.
1.11); dat wordt soms geprefereerd, bijvoorbeeld om godsdienstige redenen.
Daarnaast kan van belang zijn dat de opbouw van weduwepensioen gewoon
doorgaat. Scheiding van tafel en bed komt tegenwoordig niet vaak meer voor.
Zie ook paragraaf 1.6.3.
Tenzij anders aangegeven, zijn de procedureregels gelijk aan die in geval van
echtscheiding. Dit blijkt uit artikel 1:169 BW.
De regel dat de samenwoningsplicht door een scheiding van tafel en bed eindigt
(art. 1:168 BW), is vervallen nu ook artikel 1:83 BW is vervallen.57 Met ingang
van 1 juni 2001 zijn de bepalingen van de wet van 13 december 2000, Stb. 2001,
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 50
P R O C E D U R E
51
11, in werking getreden, die betrekking hebben op de scheiding van tafel en bed.
Deze wet heeft ingrijpende wijzigingen gebracht voor de scheiding van tafel en
bed.
Zowel voor de totstandkoming van de scheiding van tafel en bed als voor de
beëindiging van de scheiding van tafel en bed door verzoening is het tijdstip van
de inschrijving in het huwelijksgoederenregister beslissend. Dit register bevindt
zich ter griffie van de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het huwelijk is
voltrokken, dan wel – wanneer dat buiten Nederland is geweest – ter griffie van
de Rechtbank Den Haag. De inschrijving van de beschikking scheiding van tafel
en bed moet plaatsvinden binnen zes maanden na het in kracht van gewijsde
gaan. De regeling van de derdenwerking is in de nieuwe regeling vervallen. Voor
1 juni 2001 werd de scheiding van tafel en bed pas definitief door het in kracht
van gewijsde gaan van de beschikking, maar kon zij pas aan derden die daarvan
onkundig waren, worden tegengeworpen indien zij was ingeschreven in het
huwelijksgoederenregister als bedoeld in artikel 1:116 BW.
Voor de beëindiging van de scheiding van tafel en bed door verzoening was tot
1 juni 2001 de enkele beslissing van de echtgenoten, dat zij verzoend waren,
voldoende.
Door de scheiding van tafel en bed wordt de huwelijksgoederengemeenschap van
rechtswege ontbonden (art. 1:99 BW). Verder dienen blijkens artikel 827 Rv
dezelfde zaken te worden geregeld als in het kader van de
echtscheidingsprocedure.
Een scheiding van tafel en bed eindigt wanneer het huwelijk vervolgens wordt
ontbonden, zie paragraaf 1.11 (een echtscheidingsverzoek is bij echtgenoten die
van tafel en bed zijn gescheiden niet mogelijk).
1 .11 ONTB IND ING HUWEL I JK NA SCHE ID ING VAN TAFEL EN BED
1.11.1 Vere is tenIngevolge artikel 1:179 lid 1 BW e.v. is voor ontbinding van het huwelijk na
scheiding van tafel en bed vereist een tijdsverloop van drie jaren na inschrijving
in het huwelijksgoederenregister. Behoudens de beperking van artikel 1:180 BW
(pensioenverweer) kan op verzoek van een van de echtgenoten een ontbinding
van het huwelijk worden verkregen op deze grond.
De termijn van drie jaar kan in bepaalde gevallen tot één jaar worden bekort ex
artikel 1:179 lid 2 BW. Deze termijn geldt niet indien de ontbinding plaatsvindt
op gemeenschappelijk verzoek van de echtgenoten dan wel met medewerking
van de andere echtgenoot (art. 1:181 BW).
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 51
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
52
Voorzieningen
na ontbinding
58 HR 24 april 1992, NJ 1993, 350.
1.11.2 Procedure (ar t . 1 :179-183 BW)De procedure en de formaliteiten bij een scheiding van tafel en bed zijn vrijwel
gelijk aan die van de ‘normale’ echtscheidingsprocedure.
De verschillen zijn:
• bij het verzoekschrift moet een authentiek afschrift van de rechterlijke
uitspraak waarbij de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, worden
overgelegd (art. 815 Rv);
• men kan geen voorlopige voorzieningen vragen (art. 821 Rv).
Ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed kan als gezegd op
verzoek van een of van beide echtgenoten worden uitgesproken.
1.11.3 Def in i t ieve voorz ien ingen (ar t . 827 Rv)Kortheidshalve wordt verwezen naar artikel 827 Rv. De in het kader van de
scheiding van tafel en bed gegeven voorzieningen vervallen indien er nieuwe
voorzieningen zijn verkregen en de ontbindingsbeschikking is ingeschreven in de
registers van de burgerlijke stand.
Bij de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed geldt het
navolgende:
• De voorzieningen met betrekking tot de kinderen zijn in beginsel al bij de
scheiding van tafel en bed getroffen (vgl. art. 1:251 lid 2 en 3, zie echter ook
lid 4); wijziging verzoeken is mogelijk (zie art. 1:253n en o).
In principe blijft de eerder vastgestelde kinderalimentatieregeling van kracht.
De rechter kan de alimentatie – vastgesteld in het kader van de scheiding van
tafel en bed – wijzigen, maar uitsluitend wegens gewijzigde omstandigheden
(art. 1: 407 BW).58
• Ten aanzien van de omgangs- of informatieregeling: de rechter kan een
(nieuwe) omgangsregeling vaststellen (art. 1:377e BW) als er sprake is van
gewijzigde omstandigheden of als bij het nemen van de beslissing van onjuiste
of onvolledige gegevens is uitgegaan. Gebeurt dit niet, dan blijft de bestaande
omgangsregeling van kracht.
• De uit hoofde van scheiding van tafel en bed te betalen alimentatie voor de
vrouw vervalt door de ontbinding (art. 1:169 lid 3 BW). Er zal een nieuw
verzoek om alimentatie moeten worden ingediend (art. 827 lid 1 sub a Rv).
Let op de limitering van alimentatie (art. 1:182 jo. 157 BW): met betrekking
tot de duur van de alimentatie en de berekening van de ingangsdatum van de
limiteringsregeling is het tijdstip van scheiding van tafel en bed uitgangspunt.
Na ontbinding is ook artikel 1:160 BW van toepassing.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 52
P R O C E D U R E
53
Verweermidde-
len tegen
ontbinding
Geen hoger
beroep voorl.
voorz.
Wijziging
voorl. voorz.
59 Hugenholtz-Heemskerk, nr. 118: ‘Verzet tegen beschikkingen is in het algemeen niet mogelijk, tenzij de wethet uitdrukkelijk toelaat.’ Hiervan is i.c. geen sprake.
• Ten aanzien van het huurrecht: eventuele toewijzing hiervan komt aan de orde
bij de scheiding van tafel en bed (art. 7:266 lid 5 BW, art. 827 lid 1 sub e Rv).
Hetzelfde geldt voor het voortgezet gebruik van de echtelijke woning (art. 1:
175 BW, art. 827 lid 1 Rv). Bij de ontbinding van het huwelijk kunnen
hieromtrent geen verzoeken meer worden gedaan, zoals blijkt uit artikel 827
lid 1 Rv.
• Aangezien de gemeenschap van goederen door de scheiding van tafel en bed
reeds wordt ontbonden (art. 1:99 lid 1 BW), komt de verdeling hiervan bij de
ontbinding van het huwelijk niet meer aan de orde.
1.11.4 Verweren tegen de ontb ind ing van het huwel i jk nasche id ing van ta fe l en bed
Tegen het verzoek tot ontbinding na scheiding van tafel en bed zijn de volgende
bijzondere verweren mogelijk:
• Artikel 1:176 lid 1 BW: de scheiding van tafel en bed is van rechtswege
geëindigd door een verzoening van de echtgenoten. Dit verweer zal alleen
succes hebben als de verzoening op eensluidend verzoek van beide
echtgenoten is ingeschreven conform artikel 1:176 BW.
• Artikel 1:180 BW: verlies van vooruitzichten op
nabestaandenpensioenuitkeringen en andere soortgelijke voorzieningen. Zie
paragraaf 1.8.2, pensioenverweer. Ingevolge artikel 1:180 lid 2 BW kan dit
verweer niet worden gevoerd in geval van gedurig wangedrag of voldoende
mogelijkheden tot het zelf treffen van voorzieningen.
1 .12 RECHTSM IDDELEN
1.12.1 Rechtsmidde len voor lop ige voorz ien ingenTegen een beschikking houdende voorlopige voorzieningen staat geen hogere
voorziening open, behoudens cassatie in het belang van de wet. Verzet is
evenmin mogelijk. Zie artikel 824 Rv.59
Wel kan een dergelijke beschikking worden gewijzigd of ingetrokken, indien:
a. de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking zodanig zijn
gewijzigd; of
b. bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige
gegevens is uitgegaan dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen,
de voorziening niet in stand kan blijven (art. 824 Rv).
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 53
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
54
Verzet
Hoger beroep
Z I E B I J L A G E C 7
Termijnen
hoger beroep
en cassatie
1 .12.2 Rechtsmidde len def in i t ieve voorz ien ingen: hogerberoep en cassat ie
Geen verzet maar hoger beroep b i j vers tek
Verzet is op grond van artikel 820 Rv niet mogelijk tegen een verstekbeschikking
waarbij een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding
van een huwelijk na tafel en bed is toegewezen, hoger beroep is wel mogelijk.
Als een echtgenoot in eerste aanleg niet is verschenen, geldt het volgende: de
beroepstermijn bedraagt drie maanden na betekening in persoon dan wel drie
maanden nadat de beschikking op andere wijze is betekend en op de wijze als
vermeld in artikel 820 lid 2 Rv is gepubliceerd in de Staatscourant.60
Hoger beroep en cassat ie
Voor het hoger beroep zijn relevant:
• de algemene regels van de verzoekschriftprocedure; in het bijzonder artikel
358 e.v. Rv.;
• artikel 806 en 820 Rv waarbij gedeeltelijk wordt afgeweken van vorenstaande
regels;
• artikel 802, 803 en 817 Rv zijn van toepassing;
• artikel 827 lid 2 Rv voor de nevenvoorzieningen;
• Uniform Reglement van de Gerechtshoven voor rekestprocedures in
familiezaken per 1 januari 2000;
Voor cassatie zijn relevant:
• artikel 398-429 Rv.
Procedure le versch i l len per ressor t opgeheven
De gerechtshoven hebben gezamenlijk in aanvulling op de wettelijke regels een
uniform rekestreglement in familiezaken opgesteld. Dit reglement dat in deze
bundel integraal is opgenomen als bijlage C7 wordt geacht bij te dragen aan een
behoorlijke en doelmatige voortgang van de rekestprocedures in familiezaken.
Het is op 1 januari 2000 in werking getreden en gepubliceerd in de
Staatscourant van 28 december 1999 (Stcrt. 1999, 251). Artikel 7 lid 1 is in
2004 aangepast aan artikel 361 lid 3 laatste volzin Rv (Stcrt. 2004, 105). Per 1
juli 2006 is een gewijzigde versie in werking getreden (Stcrt. 2006, 106).
De termijnen voor hoger beroep en cassatie bedragen drie maanden vanaf de in
de wet genoemde tijdstippen. Zodra hoger beroep of beroep in cassatie is
ingesteld tegen een echtscheidingsbeschikking, moet de griffier van het gerecht
waarbij dit beroep is ingesteld, terstond het gerecht dat de bestreden beschikking
60 Wet herziening burgerlijk procesrecht, Stb. 2001, 580. Deze wet is op 1 januari 2002 in werking getreden.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 54
P R O C E D U R E
55
Incidenteel
appèl
61 Zie voor dit standpunt Kluwer Burgerlijke Rechtsvordering, aant. 4 bij art. 819 Rv en aant. 2 bij art. 820 Rv.62 HR 2 april 1999, NJ 1999, 656 en HR 9 april 1999, NJ 1999, 657.
heeft gegeven, daarvan op de hoogte stellen (art. 820 lid 3 Rv).
Incidenteel appèl tegen de (echt)scheidings- of ontbindingsbeschikking is niet
mogelijk als er geen principaal appèl tegen is ingesteld en (onder meer) de
beroepstermijn is verstreken: zie artikel 820 lid 4 Rv.
Wat betreft de termijn voor het indienen van een verweerschrift in hoger beroep,
zie artikel 361 lid 4 Rv: vier weken na de toezending van een afschrift van het
beroepschrift, tenzij de rechter anders bepaalt (zie bijlage C7 art. 7: zes weken).
Wat hoger beroep ten aanzien van nevenvoorzieningen inzake kinderen betreft:
hoger beroep komt uitsluitend toe aan de ouders, voor zover tot gezag bevoegd,
en de Raad voor de Kinderbescherming (art. 827 lid 2 Rv).
Appèl u i tspraken op gemeenschappel i jk verzoek
De literatuur is niet eenduidig over de vraag of in geval van een op
gemeenschappelijk verzoek uitgesproken echtscheiding, scheiding van tafel en
bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, hoger beroep
slechts door de verzoekers tezamen (zoals het vervallen art. 827h bepaalde)61
dan wel door eenieder afzonderlijk kan worden ingesteld. In HR 4 juni 1999,
NJ 1999, 535 is uitgemaakt dat er geen hoger beroep mogelijk is van een op
gemeenschappelijk verzoek uitgesproken echtscheiding.
Het is wel mogelijk om in hoger beroep te gaan tegen een echtscheidings-
beschikking waaraan men zich in eerste instantie heeft gerefereerd, mits men
daarbij een belang heeft.62 Dat belang kan bijvoorbeeld zijn de
alimentatiebijdrage en de ingangsdatum daarvan, als men het over de
echtscheiding wel eens is maar over de hoogte van de alimentatie niet. Door het
in kracht van gewijsde gaan van de echtscheiding vervalt bijvoorbeeld een lagere
voorlopige voorziening en gaat de eventueel hogere bijdrage van de
eindbeschikking in. Door ook hoger beroep tegen de echtscheiding in te stellen,
blijft de voorlopige voorziening, waarin de alimentatie dus lager was, gelden.
Dat is volgens de jurisprudentie een te rechtvaardigen belang voor hoger beroep
tegen de echtscheiding, ook al heeft men zich eerst gerefereerd.
1 .13 DE AFWERK ING : BETEKEN ING , GEW I JSDE EN INSCHR I JV ING
(ART. 1 : 163 BW )
1.13.1 Beteken ing en tenu i tvoer legg ing (ar t . 430 Rv)De grosse van een beschikking kan in geheel Nederland na betekening ten
uitvoer worden gelegd. De betekening is ook relevant voor het ingaan van de
hoger beroepstermijn, als de wederpartij in eerste aanleg niet is verschenen (art.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 55
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
56
Ingang hoger
beroeps-
termijn
Betrekking
beschikking in
buitenland
820 Rv). Zolang niet is betekend, gaat deze termijn niet in en krijgt de
beschikking geen kracht van gewijsde.
In principe kan een in Nederland gewezen beschikking niet in het buitenland ten
uitvoer worden gelegd. Slechts als er tussen Nederland en het desbetreffende
land een verdrag bestaat houdende erkenning van elkaars rechterlijke uitspraken,
is dat mogelijk.
Let erop dat het EEG-Executieverdrag niet van toepassing is bij rechterlijke
uitspraken met betrekking tot de staat van natuurlijke personen (waaronder
echtscheiding) en het huwelijksgoederenrecht (zie art. 1 sub 1 EEX). Executie
van (kinder)alimentatie valt er wel onder. De erkenning en tenuitvoerlegging van
beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid wordt
(net zoals de rechtsmacht ter zake) sinds 1 maart 2005 geregeld door de per die
datum in werking getreden Verordening (EG) nr. 2201/2003, ofwel ‘Brussel
IIbis’. Uitgangspunt is dat de Europese lidstaten, met uitzondering van
Denemarken, ingevolge artikel 21 verplicht zijn beslissingen van een andere
lidstaat te erkennen, en wel zonder vorm van proces en in principe ook zonder
toetsing van de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven (art.
21). Uitzonderingen hierop staan in artikel 22 en 23. Is tegen een beslissing in de
staat van herkomst een gewoon rechtsmiddel aangewend, dan kan de rechter in
de aangezochte staat de zaak aanhouden (art. 27 lid 1). In artikel 22 zijn
weigeringsgronden opgenomen ten aanzien van de beslissingen inzake
echtscheiding e.a. en in artikel 23 ten aanzien van beslissingen inzake ouderlijke
verantwoordelijkheid. Artikel 64 regelt het overgangsrecht. Artikel 15 kent een
verwijzingsregel voor zaken betreffende kinderen: de gerechten van een lidstaat
kunnen bij wijze van uitzondering een zaak verwijzen naar een gerecht van een
andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft, die beter in staat is
de zaak of een onderdeel daarvan te behandelen in het belang van het kind. De
procedure die tenuitvoerlegging mogelijk moet maken van beslissingen inzake
ouderlijke verantwoordelijkheid wordt geregeld in artikel 28 e.v. Zie verder
hoofdstuk 6 en hiervoor noot 15.
Let in IPR-zaken op de juiste wijze van betekening van de Nederlandse
beschikking (na erkenning) in het buitenland. Grote nauwkeurigheid is geboden.
Geschiedt de betekening niet conform de wettelijke vereisten, dan bestaat de
mogelijkheid dat de gehele procedure opnieuw moet worden gevoerd, wanneer
er termijnen zijn verlopen waarbinnen de gemaakte onzorgvuldigheden hadden
kunnen worden gecorrigeerd. Zie verder paragraaf 6.2.3 e.v.
1.13.2 Gewi jsdeDe echtscheiding en de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en
bed komen tot stand door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de
registers van de burgerlijke stand.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 56
P R O C E D U R E
57
Inschrijving
echtscheidings-
beschikking
Verklaring van
non-appèl
Z I E B I J L A G E C 5
63 Zie Pres. Rb. Den Haag 24 april 1995, Kg 1995, 219.64 Kamerstukken II 1990/91, 21 881, nr. 3 MvT p. 7.65 HR 8 februari 1991, NJ 1992, 98.66 Hof Den Bosch 2 februari 1990, NJ 1991, 280. Zie ook de akte van berusting, bijlage C5.
Inschrijving is slechts mogelijk, indien de beschikking in kracht van gewijsde is
gegaan.
Dit geschiedt:
1. Indien er in het geheel niet wordt geappelleerd: door het verstrijken van de
beroepstermijn.
2. Indien er slechts wordt geappelleerd tegen een nevenvoorziening: door het
verstrijken van de beroepstermijn.
3. Door berusting in de echtscheidingsbeschikking door verweerder.
Dat dient bij voorkeur te blijken uit een akte van berusting.63 Zie paragraaf
1.13.3.
Incidenteel appèl tegen de echtscheiding zelf is niet meer mogelijk als het
– principaal – appèl niet is gericht tegen de echtscheiding en de termijn voor
hoger beroep is verstreken, of als men in de echtscheiding zelf heeft berust.
Ondanks het feit dat men heeft berust in de echtscheiding –wat de beslissing tot
echtscheiding betreft – kan men incidenteel beroep instellen bijvoorbeeld tegen
een alimentatie-uitspraak waartegen door de andere echtgenoot principaal
beroep is ingesteld.64
1.13.3 Akte van berust ing, 65 verk lar ing van non-appè l
Akte van berust ing
Is de cliënt akkoord met de echtscheiding, maar wil hij de mogelijkheid
behouden in beroep te gaan tegen een van de nevenbeslissingen, bijvoorbeeld de
alimentatieveroordeling, vermeld dan een uitdrukkelijk voorbehoud in de akte
van berusting.66 Berust wordt dan in dat deel van de beschikking waartegen men
niet appelleert.
Verk lar ing van non-appè l
De akte van berusting moet worden gehecht aan het afschrift van de beschikking
met het verzoek aan de griffier om vervolgens de zogenoemde verklaring van
non-appèl af te geven.
De griffier van de rechtbank waar de procedure is gevoerd (in sommige
arrondissementen wordt de verklaring van non-appèl afgegeven door de griffier
van het gerechtshof), geeft de verklaring van non-appèl af, wanneer hij ervan
overtuigd is dat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 57
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
58
Inschrijving
Termijn
67 NB In de nieuwe regeling van de burgerlijke stand wordt evenwel uitsluitend met betrekking tot niet inNederland gesloten huwelijken nog gerept van inschrijving van de beschikking; verder wordt de term ‘laterevermelding’ gebruikt.
68 Wet 5 juli 1997, Stb. 1997, 324, en aanpassingswet 17 december 1997, Stb. 1997, 660.
1.13.4 Ef fectuer ing echtsche id ing/ontb ind ing: de inschr i j -v ing van de beschikk ing (ar t . 1:163 en 183 BW)
De echtscheiding c.q. de ontbinding van het huwelijk komt tot stand door de
inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand, aldus
artikel 1:163 en 183.67 Om die inschrijving te kunnen realiseren, is nodig:
• de hiervoor genoemde verklaring van non-appèl; en
• een door ten minste één partij zelf aan de ambtenaar van de burgerlijke stand
gericht verzoek tot inschrijving van de beschikking.
Van belang is voorts artikel 1:20 lid 2 BW. De ambtenaar voegt aan onder hem
berustende akten van de burgerlijke stand een latere vermelding toe van ‘in
kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraken’ van echtscheiding of
ontbinding na scheiding van tafel en bed. Daarom dient in geval van appel met
bekrachtiging de bekrachtigde beschikking en niet slechts de bekrachtigende
uitspraak aan hem ter hand te worden gesteld.
Inschrijving geschiedt:
• door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het
huwelijk werd voltrokken;
• dan wel (wanneer de huwelijksakte niet in de Nederlandse registers is
opgenomen) door de ambtenaar van de burgerlijke stand te Den Haag (art.
1:20a, 21, 163 en 183 BW).
Termi jn inschr i j v ing; consequent ie overschr i jd ing
De inschrijving van een echtscheidingsbeschikking c.q. een beschikking tot
ontbinding na scheiding van tafel en bed, dient binnen zes maanden na het in
kracht van gewijsde gaan te geschieden. Bij gebreke hiervan verliest de
beschikking haar kracht en zal een nieuwe procedure gevoerd moeten worden.
Noteer de datum van inschrijving dus ten minste een maand tevoren in de
agenda ter herinnering.
1 .14 GEREG ISTREERD PARTNERSCHAP
1.14.1 In le id ingSinds 1 januari 1998 is het mogelijk een partnerschap te laten registreren door
twee mannen, twee vrouwen of een man en een vrouw.68 Vanaf 1 januari 2001
wordt hiervoor niet langer de eis van een rechtsgeldige verblijfstitel gesteld, maar
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 58
P R O C E D U R E
59
69 Wet 13 december 2000, Stb. 2001, 11.70 Wet 31 mei 2001, Stb. 2001, 275: Wet Wijziging van de titels 6 en 8 boek 1 BW (rechten en plichten echtge-
noten en geregistreerde partners), op 22 juni 2001 in werking getreden.71 Wet openstelling huwelijk 21 december 2000, Stb. 2001, 9.
wel een verklaring in de zin van artikel 1:44 lid 1 sub k BW, waaruit blijkt dat de
aanstaande geregistreerde partner die niet de Nederlandse nationaliteit bezit,
over een titel tot verblijf in Nederland beschikt of om toelating in Nederland
heeft verzocht dan wel voornemens is niet in Nederland te blijven.69
Het geregistreerde partnerschap bestaat naast het huwelijk en heeft zo veel
mogelijk dezelfde rechtsgevolgen. Er zijn echter ook verschillen.
1.14.2 Overeenkomsten en versch i l len met huwel i jkBelangrijke overeenkomsten met huwelijk:
• artikel 1:80a BW:
– vereisten voor geregistreerd partnerschap;
– toestemming;
– verbod te nauwe verwantschap (art.1:41 BW);
– wijze van aangifte;
– stuiting;
– registratie van het partnerschap;
• artikel 1:80b BW:
– titels 6, 7 en 8 Boek 1 BW70 zijn van overeenkomstige toepassing. Dit
betekent dat in beginsel dezelfde rechten en plichten gelden als bij
echtgenoten, inclusief de verplichting tot onderhoud (art. 1:81 BW);
en voorts:
– elkaars geslachtsnaam voeren;
– erfrechtelijk en fiscaalrechtelijk gelijkgesteld op basis van
aanverwantschap;
– pensioenverevening (art.1:155 BW) van toepassing en ook pensioenverweer
(art. 1:153 BW);
– algehele gemeenschap van goederen, tenzij ‘voorwaarden van geregistreerd
partnerschap’ zijn overeengekomen;
– alimentatieplicht na gerechtelijke ontbinding.
Per 1 april 2001 is in werking getreden de Wet openstelling huwelijk71 voor twee
personen van hetzelfde geslacht. Deze wet maakt door wijziging van artikel 1:30
lid 1 BW niet alleen homohuwelijken mogelijk, maar regelt ook de omzetting
van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap en omgekeerd, door
toevoeging van artikel 1:77a lid 1 en 80g BW. Zo kunnen twee personen die
voornemens zijn het huwelijk dat zij zijn aangegaan om te zetten in een
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 59
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
60
72 Zie MvT bij Wetsvoorstel 26 672 sub 3.73 Stb. 2001, 468.74 Er is inmiddels ook IPR-wetgeving: per 1 januari 2005 is in werking getreden de Wet conflictenrecht geregistreerd partner-
schap (wet van 6 juli 2004, Stb. 334).75 Wet 31 mei 2001, Stb. 2001, 275.
geregistreerd partnerschap, dit kenbaar maken aan de ambtenaar van de
burgerlijke stand van de woonplaats van een van de partijen, die daarvan een
akte omzetting opmaakt.
In wetsvoorstel 30 145, Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige
scheiding, wordt voorgesteld de omzetting van een huwelijk in een geregistreerd
partnerschap (art. 1:77a BW) te schrappen. Daarmee zal ook de flitsscheiding
verdwijnen.
De regering heeft het geregistreerd partnerschap voorshands in stand gelaten bij
de openstelling van het huwelijk. Vijf jaar na invoering van de Wet openstelling
huwelijk zal een evaluatie plaatsvinden.72
De wet tot wijziging Boek 1 BW in verband met het gezamenlijk gezag van
rechtswege bij de geboorte tijdens geregistreerd partnerschap regelt het van
rechtswege verkrijgen van gezamenlijk gezag bij geboorte van een kind staande
het geregistreerd partnerschap van een ouder en partner, in die gevallen dat er
geen andere ouder is, en is op 1 januari 2002 in werking getreden.73 In de
praktijk gaat het alleen om een geregistreerd partnerschap van twee vrouwen of
een man en een vrouw of een huwelijk van twee vrouwen.
Belangrijke verschillen met een huwelijk:
• geen ja-woord vereist (art. 1:67 lid 1 BW);
• verdragen die voor het huwelijk gelden, gelden niet zonder meer voor het
geregistreerd partnerschap: registratie wordt in sommige andere landen niet
erkend;
• geen rechterlijke bemoeienis vereist in geval van beëindiging met wederzijds
goedvinden;
• geen regeling als de scheiding van tafel en bed;
• geen familierechtelijke betrekkingen met kinderen geboren uit de andere
partner van rechtswege.74
Ook al ontstaat geen familierechtelijke band met de kinderen, toch zijn er
gevolgen voor de onderhoudsplicht van tijdens de registratie geboren kinderen.
Artikel 1:395 en 395a BW zijn bij de Wet openstelling huwelijk van toepassing
verklaard op het geregistreerd partnerschap. Daarnaast regelt artikel 1:82 BW
vanaf 22 juni 200175 voor echtgenoten en geregistreerde partners dat zij jegens
elkaar verplicht zijn om de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te
verzorgen en op te voeden en dat te bekostigen.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 60
P R O C E D U R E
61
76 EB 1999-9, p. 12; AB 2001-13, p. 495 e.v.; NJB 2002-1, p. 23-24; EB 2001-11/12, p. 158-160.77 Zie verder A.J.M. Nuytinck, FJR 2000-2.
1.14.3 E inde gereg is t reerd par tnerschapAan het geregistreerde partnerschap komt volgens artikel 1:80c BW op de
volgende wijzen een einde:
a. door de dood van een geregistreerde partner;
b. door vermissing van een geregistreerde partner gevolgd door een nieuwe
registratie of huwelijk;
c. door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van een verklaring
omtrent de beëindiging door de partners;
d. door ontbinding door inschrijving van een rechterlijke uitspraak op verzoek
van partijen of een van hen in de registers van de burgerlijke stand;
e. door omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk.
De akte van omzetting wordt opgemaakt ten overstaan van de ambtenaar van de
burgerlijke stand. Indien de geregistreerde partners van wie ten minste één de
Nederlandse nationaliteit bezit, buiten Nederland woonplaats hebben en in
Nederland hun geregistreerd partnerschap in een huwelijk willen omzetten,
geschiedt de omzetting ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand
te Den Haag (art. 1:80f lid 1 BW). Het geregistreerd partnerschap eindigt en het
huwelijk vangt aan op het tijdstip dat de akte van omzetting in de registers van
huwelijken is opgemaakt (art. 1:80g lid 3 BW). In feite is daarmee scheiden
zonder rechter ook in geval van huwelijk mogelijk geworden,76 terwijl een
definitief standpunt over het scheiden zonder rechter nog niet is ingenomen door
de overheid.77 De wetgever heeft dit bij de invoering van de Wet openstelling
huwelijk onderkend. Van een leemte in de wet is dus geen sprake.
Wederz i jds goedv inden
De onder c genoemde wijze van beëindiging is die zonder rechterlijke
tussenkomst, uitgewerkt in artikel 1:80d. De verklaring van de partners omtrent
de beëindiging, waarbij van duurzame ontwrichting sprake moet zijn, moet van
een datum zijn voorzien en door beide partners zijn getekend, alsmede door een
of meer advocaten of notarissen. Uit de verklaring moet voorts blijken dat de
partners op een bepaald tijdstip zijn overeengekomen hun geregistreerd
partnerschap te beëindigen. De overeenkomst kan een regeling bevatten voor de
door de ene aan de andere partner te betalen alimentatie, wie huurder van de
woonruimte zal blijven, de verdeling van enige gemeenschap en de verevening of
verrekening van pensioenrechten. Artikel 1:157 BW en 158 BW zijn echter niet
van overeenkomstige toepassing verklaard, wel artikel 1:155, 159 lid 1 en 3,
159a, 160 en 164 BW. Om te kunnen worden ingeschreven, moet de verklaring
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 61
E C H T S C H E I D I N G S R E C H T
62
78 Voor valkuilen bij flitsscheiding zie NJB 2002-1, p. 23-24.79 Wet 13 december 2000, Stb. 2001, 11, verklaart door aanpassing van art. 1:80e:1 BW art. 1:151 BW van
toepassing op ontbinding van het geregistreerd partnerschap.
de ambtenaar van de burgerlijke stand hebben bereikt binnen drie maanden na
het sluiten van de overeenkomst (art. 1:80d lid 3 BW). Desgewenst is het echter
mogelijk de verklaring nog dezelfde dag te laten inschrijven als de omzetting
heeft plaatsgevonden, vandaar de benaming ‘flitsscheiding’. Let wel op de
juridische valkuilen.78
Ontb ind ing door rechter
De onder d genoemde ontbinding door de rechter is te vergelijken met
echtscheiding. Deze wordt uitgewerkt in artikel 1:80e BW. In verband hiermee is
ook het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aangepast. In artikel 798 Rv is
na de echtgenoot ingevoegd: de geregistreerde partner. Het nieuwe artikel 828
Rv bepaalt dat op de ontbinding van een geregistreerd partnerschap de
bepalingen over rechtspleging in scheidingszaken van overeenkomstige
toepassing zijn, met uitzondering van artikel 819 Rv, inhoudende de scheiding
op gemeenschappelijk verzoek, en de bepalingen inzake minderjarige kinderen.
Artikel 819 Rv is overbodig nu artikel 1:80c BW de beëindigingsovereenkomst
kent. De bepalingen betreffende minderjarige kinderen zijn niet van toepassing,
omdat (het einde van) het geregistreerd partnerschap geen wijziging brengt in de
juridische positie van de kinderen.
Op de gerechtelijke ontbinding zijn artikel 1:151, 153, 155, 157 t/m 160, 164 en
165 BW van overeenkomstige toepassing verklaard (art. 1:80e BW).79 Duurzame
ontwrichting dient thans ook bij de gerechtelijke ontbinding van het
geregistreerd partnerschap als rechtsgrond gesteld en zo nodig bewezen te
worden. Men richt een verzoek aan de rechter als in een echtscheiding op
eenzijdig verzoek. Voorlopige en nevenvoorzieningen kunnen worden gevraagd
met betrekking tot dezelfde onderwerpen als bij een echtscheidingsverzoek, met
uitzondering van de voorzieningen met betrekking tot kinderen.
Het geregistreerd partnerschap eindigt door inschrijving van een verklaring of
van een beschikking in de registers van de burgerlijke stand (zie art. 1:80d lid 3
en art. 1:80e lid 2 BW). Artikel 1:163 lid 3 BW is van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 1:80f BW bepaalt dat bij een reparatie van een geregistreerd
partnerschap alle rechtsgevolgen van rechtswege herleven. De rechtsgeldigheid
van rechtshandelingen die tussen de inschrijving van de beëindiging en de nieuwe
registratie zijn verricht, worden beoordeeld naar het tijdstip van de handeling.
Op het maken of wijzigen van de voorwaarden voor het aangaan van de nieuwe
registratie is artikel 1:119 BW van overeenkomstige toepassing.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 62
P R O C E D U R E
63
1.14.4 Nieuwe wetgev ingPer 1 april 2001 is tegelijk met voormelde Wet openstelling huwelijk in werking
getreden de wet Adoptie door personen van hetzelfde geslacht (Wet van 21
december 2000 tot wijziging van Boek 1 BW, Stb. 2001, 10).
Bij Wet van 13 december 2000, Stb. 2001, 11, is ook de regeling ter voorkoming
van schijnhuwelijken aangepast en van toepassing verklaard op het geregistreerd
partnerschap.
01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 63