01 061559 s - managementboek.nl · 11 1 Wet 1 juli 1992, Stb.373. 2 Wet 7 juli 1994, Stb.570, zie...

54
11 1 Wet 1 juli 1992, Stb. 373. 2 Wet 7 juli 1994, Stb. 570, zie hierover de brochure ‘Het nieuwe familieprocesrecht’, uitgegeven door het ministerie van Justitie, en de literatuurlijst. 3 Het Wetsvoorstel 23 616 tot wijziging van het scheidingsprocesrecht (dat in een aantal gevallen scheiding zonder tussenkomst van een procureur beoogde mogelijk te maken) is op 19 maart 1998 ingetrokken. 1 Procedure 1.1 INLEIDING De scheidingspraktijk is interessant, maar veeleisend. De familierechtadvocaat komt met een gevarieerde materie in aanraking: alimentatierekenen, huwelijksvermogensrecht, pensioenrecht, fiscaliteiten, verzekeringstechnische aangelegenheden, maar bovenal met steeds weer een andere vergroeide verhouding tussen echtgenoten. In de ogen van de cliënt moet de advocaat steeds klaar staan voor het scheidingsprobleem dat zijn of haar hele leven blijkt te beheersen. Dit hoofdstuk wordt begonnen met het geven van enige praktische wenken onder meer met betrekking tot het eerste gesprek met de cliënt die zich ter zake van zijn echtscheiding tot een advocaat wendt. Vervolgens wordt de procedure besproken zoals die sinds 1 januari 1993 1 respectievelijk 1 april 1995 2 geldt. In 1995 vond uniformering van het familieprocesrecht plaats waardoor, op een enkele uitzondering na, alle familierechtprocedures verzoekschriftprocedures zijn geworden. De echtscheidingsprocedure is al in 1993 omgezet in een verzoek- schriftprocedure. Een informele en flexibelere procesgang sluit aan bij de huidige tendens scheidingsprocedures zo snel en eenvoudig mogelijk te laten verlopen met zo weinig mogelijk polarisatie. 1.2 ALGEMEEN 1.2.1 Verplichte rechtsbijstand Grondslag voor de bemoeiingen van de advocaat met de echtscheidingsprocedure is de verplichte procesbijstand: in elk geval moet een van de partijen een advocaat in de arm nemen. Het stelsel van verplichte procesbijstand geldt thans nog onverkort. 3 De taak van de advocaat is die van juridisch adviseur en procesbewaker. Een goede kennis van het recht is derhalve onontbeerlijk: hanteer altijd een up-to-date boek en houd literatuur en jurisprudentie op het gebied van het echtscheidingsrecht goed bij.

Transcript of 01 061559 s - managementboek.nl · 11 1 Wet 1 juli 1992, Stb.373. 2 Wet 7 juli 1994, Stb.570, zie...

11

1 Wet 1 juli 1992, Stb. 373.2 Wet 7 juli 1994, Stb. 570, zie hierover de brochure ‘Het nieuwe familieprocesrecht’, uitgegeven door het

ministerie van Justitie, en de literatuurlijst.3 Het Wetsvoorstel 23 616 tot wijziging van het scheidingsprocesrecht (dat in een aantal gevallen scheiding

zonder tussenkomst van een procureur beoogde mogelijk te maken) is op 19 maart 1998 ingetrokken.

1 Procedure

1.1 INLE ID ING

De scheidingspraktijk is interessant, maar veeleisend. De familierechtadvocaat

komt met een gevarieerde materie in aanraking: alimentatierekenen,

huwelijksvermogensrecht, pensioenrecht, fiscaliteiten, verzekeringstechnische

aangelegenheden, maar bovenal met steeds weer een andere vergroeide

verhouding tussen echtgenoten. In de ogen van de cliënt moet de advocaat steeds

klaar staan voor het scheidingsprobleem dat zijn of haar hele leven blijkt te

beheersen.

Dit hoofdstuk wordt begonnen met het geven van enige praktische wenken

onder meer met betrekking tot het eerste gesprek met de cliënt die zich ter zake

van zijn echtscheiding tot een advocaat wendt. Vervolgens wordt de procedure

besproken zoals die sinds 1 januari 19931 respectievelijk 1 april 19952 geldt.

In 1995 vond uniformering van het familieprocesrecht plaats waardoor, op een

enkele uitzondering na, alle familierechtprocedures verzoekschriftprocedures zijn

geworden. De echtscheidingsprocedure is al in 1993 omgezet in een verzoek-

schriftprocedure. Een informele en flexibelere procesgang sluit aan bij de huidige

tendens scheidingsprocedures zo snel en eenvoudig mogelijk te laten verlopen

met zo weinig mogelijk polarisatie.

1 .2 ALGEMEEN

1.2.1 Verp l ichte rechtsb i j s tandGrondslag voor de bemoeiingen van de advocaat met de echtscheidingsprocedure

is de verplichte procesbijstand: in elk geval moet een van de partijen een

advocaat in de arm nemen. Het stelsel van verplichte procesbijstand geldt thans

nog onverkort.3 De taak van de advocaat is die van juridisch adviseur en

procesbewaker. Een goede kennis van het recht is derhalve onontbeerlijk: hanteer

altijd een up-to-date boek en houd literatuur en jurisprudentie op het gebied van

het echtscheidingsrecht goed bij.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 11

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

12

Flitsscheiding

4 Rapport ‘Anders scheiden’ d.d. 2 oktober 1996.5 Brief van de staatssecretaris van Justitie in reactie op het rapport ‘Anders scheiden’ aan de Kamer d.d.

11 juli 1997.6 Instellingsbesluit Begeleidingscommissie Scheidingsbemiddeling 23 juli 1998 nr. 704465/818.7 B.E.S. Chin-A-Fat & M.J. Steketee, Bemiddeling in uitvoering, evaluatie-experimenten scheidings- en omgangs-

bemiddeling, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut 2001.8 EB 1999, nr. 9, p. 12, AB 2001, nr. 13, p. 495 e.v., EB 2001, nr. 11/12, p. 58-60, NJB, 2002-1, p. 23-24,

Wet Openstelling Huwelijk 21 december 2000, Stb. 2001, 9.

In de toekomst zal wellicht echtscheiding zonder tussenkomst van een rechter

mogelijk worden. Dat zal niet op korte termijn zijn, nu het wetsvoorstel

Luchtenveld, waarin een administratieve echtscheiding was opgenomen, door de

Eerste Kamer op 20 juni 2006 is verworpen. De Commissie Herziening

Scheidingsprocedure (commissie-De Ruiter) heeft in 1996 een rapport4

uitgebracht waarin ter vereenvoudiging van de scheidingsprocedure voorstellen

zijn gedaan voor een buitengerechtelijke scheidingsprocedure, indien en voor

zover sprake is van een geslaagde bemiddeling onder leiding van een

gekwalificeerde advocaat of notaris als bemiddelaar. De gestelde waarborgen

zien op de gelijkwaardigheid van partijen en de bescherming van de belangen

van het kind. In verband met de positie van het kind zijn voorstellen gedaan

voor de bemiddeling bij de totstandkoming van omgangsregelingen en

omgangsbegeleiding bij de uitvoering van omgangsregelingen. Geruime tijd is

met de voorstellen van de commissie-De Ruiter geëxperimenteerd.5 Begeleid met

onderzoek vonden op initiatief van het ministerie van Justitie bij negen

rechtbanken (Groningen, Leeuwarden, Assen, Amsterdam, Utrecht, Den Bosch,

Breda, Den Haag en Middelburg) experimenten met scheidings- en

omgangsbemiddeling plaats om in de praktijk te kunnen toetsen op welke wijze

invulling kan worden gegeven aan de nodige waarborgen voor een scheiding

zonder tussenkomst van de rechter. In hoger beroep deden de gerechtshoven

Amsterdam, Den Bosch, Leeuwarden en Den Haag mee. De experimenten zijn

gestart in 19986 en hebben geduurd tot 1 januari 2001. In deze experimenten is

bekeken welke rol bemiddeling kan spelen voorafgaand aan of in de scheidings-

en omgangsprocedure. De resultaten van het wetenschappelijk onderzoek en de

daaruit voortvloeiende aanbevelingen zijn positief en in oktober 2001

gepubliceerd in een publicatie van het Verwey-Jonker Instituut.7

In de praktijk is de eerste stap in de richting van een scheiding zonder rechter al

gezet. Ook zonder een herziene scheidingsprocedure is het sinds 1 april 2001 via

een omweg mogelijk om zonder rechter te scheiden door de zogenoemde

flitsscheiding.8 Deze ‘flitsscheiding’ is mogelijk gemaakt door de op die datum in

werking getreden Wet Openstelling Huwelijk. Op grond van deze wet bestaat de

mogelijkheid tot omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap.

Het geregistreerd partnerschap kan vervolgens worden beëindigd zonder rechter,

mits men het met elkaar eens is over de beëindiging en (bij voorkeur) de

gevolgen daarvan. Zie hierna parargraaf 1.14.3.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 12

P R O C E D U R E

13

Tegenstrijdig

belang

Scheidings-

bemiddelaars

1 .2 .2 Gedragsrege lsHet oude gedragsrecht hield een absoluut verbod voor de advocaat in om in een

echtscheidingsprocedure voor beide partijen op te treden. Het sinds 1992

geldende gedragsrecht brengt hierin verandering. GR 7 luidt:

‘De advocaat mag zich niet met de behartiging van de belangen van twee of meer partijen

belasten indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende

ontwikkeling aannemelijk is.’

Omdat juist in een echtscheidingssituatie de kans niet onaanzienlijk is dat zich

een tegenstrijdig belang zal voordoen, wordt het beginnende advocaten echter

ontraden voor beide echtelieden op te treden. Komen zij tezamen bij de

advocaat, dan doet deze er verstandig aan een van de echtelieden te verwijzen

naar een collega. Zolang de echtgenoot/niet-cliënt geen andere advocaat heeft,

mag hij of zij vanzelfsprekend meekomen. Samen overleggen en onderhandelen

kan, mag en heeft veel voordelen. Duidelijk dient evenwel voor beide

echtgenoten te zijn voor wie van hen de advocaat optreedt en wat zijn positie is,

zodat misverstanden worden voorkomen. De advocaat doet er verstandig aan dit

schriftelijk vast te leggen.

Houd de door het Hof van Discipline gewezen en veelal in het Advocatenblad

gepubliceerde beslissingen goed bij.

In 1987 is onder supervisie van de Nederlandse Orde van Advocaten een

experimentele cursus echtscheidingsbemiddeling voor advocaten van start

gegaan. De deelnemers van die cursus richtten in 1990 de Vereniging van

Advocaten-Scheidingsbemiddelaars (VAS) op. Van deze vereniging kunnen

advocaten lid worden die minimaal vijf jaar advocaat zijn, gespecialiseerd zijn in

het familierecht en ruime ervaring hebben met echtscheidingen. De vereniging

verplicht tot het volgen van een intensieve opleiding en training voor

bemiddeling tussen partijen bij een echtscheiding. Vervolgens is men verplicht

nascholing te volgen. De scheidingsbemiddelaar staat beide echtgenoten bij.

De daarbij in acht te nemen procedure is aan strenge regels gebonden die zijn

neergelegd in een gedragscode, de bemiddelingsovereenkomst, een driepartijen-

overeenkomst die beide echtgenoten en de bemiddelaar ondertekenen. Zie verder

paragraaf 1.3.

Daarnaast is in 1992 de VPFA opgericht, een specialisatievereniging voor

personen- en familierechtadvocaten. Voorwaarde voor toetreding als lid tot die

vereniging is, dat men ten minste zeven jaar de praktijk heeft uitgeoefend en

voor minimaal 30% aan familierecht doet. Voor aspirant-leden geldt dat men

vier jaar praktijkervaring moet hebben en ten minste twintig zaken per jaar op

het gebied van personen- en familierecht behandelt. De vereniging verzorgt een

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 13

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

14

VFAS

Belang eerste

gesprek

verdiepingsopleiding op het gebied van personen- en familierecht die verplicht is

gesteld voor (aspirant-)leden. De VPFA en de VAS zijn samengegaan in de VFAS,

een vereniging van advocaten die gespecialiseerd zijn in het personen- en

familierecht. Een groot aantal van de leden heeft zich bovendien gespecialiseerd

tot advocaat-scheidingsbemiddelaar. Een lijst van de leden van de vereniging en

hun adres vindt u in het advocatenmemo ‘Echtscheiding en alimentatie 2006’,

p. 227 e.v.

1.2.3 Houding naar de c l iëntEchtscheidingszaken vergen een intensief contact met en tegelijkertijd voldoende

afstand tot de cliënt. De advocaat dient niet alleen oog te hebben voor de

juridische maar ook voor de sociale en psychische problematiek, zonder zich

daardoor te laten meeslepen. Voorts dient hij begrip te hebben voor de fase van

het verwerkingsproces, waarin elk van de echtgenoten zich bevindt. De

echtelieden verkeren zeker bij aanvang van de echtscheidingsprocedure veelal

niet in dezelfde fase met betrekking tot de echtscheiding en hebben niet altijd

dezelfde wens ten aanzien van het tempo waarin de echtscheiding wordt

gerealiseerd. De cliënt heeft bovendien over het algemeen een subjectieve

beleving van de huwelijksrelatie en de gebeurtenissen die zich in dat kader

hebben afgespeeld en zullen afspelen. De cliënt kan daardoor bepaalde

gebeurtenissen weergeven zoals hij of zij deze heeft beleefd en gebeurtenissen

anders interpreteren dan deze door de andere echtgenoot zijn bedoeld. De cliënt

geeft mogelijk zo te goeder trouw een vertekend beeld van de wederpartij, van

feiten en omstandigheden. Gaat de advocaat hier klakkeloos op in, dan kiest hij

wellicht onjuiste uitgangspunten bij de aanpak van de zaak en kan hij de

verhouding tussen de echtgenoten, zij het ongewild, mogelijk zelfs doen

escaleren.

Van veel belang is het eerste gesprek, waarin kennismaking en het verstrekken

van informatie over en weer plaatsvinden. Reserveer hiervoor ruim tijd; een à

twee uur is niet ongewoon. Goed luisteren levert veel belangrijke informatie op

en biedt de cliënt de kans uit te praten en zich opgevangen te voelen. Houd ook

tijdens de procedure en de onderhandelingen het belang van de cliënt bij een niet

al te lang ‘slepende’ procedure in het oog tegenover wellicht uw eigen wens om

de zaak voor de cliënt te ‘winnen’ of het onderste uit de kan te halen. Juist bij

een echtscheidingsprocedure zijn er ook andere belangen dan uitsluitend het

belang van zo veel mogelijk winst. Denk aan de eventuele kinderen, de

emotionele verwerking en soms zelfs de gezondheid van de cliënt.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 14

P R O C E D U R E

15

Niet-

juridische

begeleiding

1.2.4 Bes l i ss ing to t echtsche id ingHet komt regelmatig voor dat een cliënt ten tijde van het eerste gesprek nog geen

beslissing heeft genomen om een echtscheidingsprocedure te starten. In dat geval

moet de advocaat de cliënt zo uitgebreid mogelijk informeren. Deze informatie

behoeft niet beperkt te worden tot de juridische kanten van de zaak, ook niet-

juridische informatie kan van belang zijn.

Tijdens de contacten met de cliënt kan blijken dat er behoefte bestaat aan niet-

juridische begeleiding. Verwijs de cliënt dan door naar bijvoorbeeld de GGZ, een

afdeling van maatschappelijk werk of iets dergelijks. Het is goed van het begin af

aan een lijst van hulpverlenende instanties in de omgeving aan te leggen,

waarnaar cliënten desgewenst kunnen worden doorverwezen.

In de meeste arrondissementen kent men ook een zogenoemde sociale kaart,

waarop alle hulpverlenende instanties zijn vermeld. Deze sociale kaarten zijn

doorgaans te verkrijgen bij het Buro voor Rechtshulp (stichting Bureau

Rechtsbijstand), Het Juridisch Loket, Bureau sociale raadslieden of de GGZ.

1.2.5 Het eers te gesprek: te bespreken onderwerpenWanneer de cliënt duidelijk heeft gemaakt echtscheiding respectievelijk scheiding

van tafel en bed te willen, kan aandacht worden besteed aan de verdere

consequenties daarvan en de regelingen die dienen te worden getroffen. Dat geldt

uiteraard ook als de cliënt niet verzoeker maar verweerder is. Daarbij gaat het

om:

• Intake van gegevens. Hierbij valt te denken aan personalia van partijen en

hun kinderen, datum huwelijk, het huwelijksgoederenregime,

pensioengegevens en eventueel een inventarisatie van de

vermogensbestanddelen, het verzamelen van relevante gegevens voor het

maken van een alimentatieberekening.

• Voorlichting door en uitleg van de advocaat over de gang van zaken in een

echtscheidingsprocedure; de juridische positie van partijen ten opzichte van

elkaar, hun kinderen en vermogen voor en na de scheiding.

• Het nemen van beslissingen en het maken van afspraken naar aanleiding van

die beslissingen. Bijvoorbeeld: welke voorlopige voorzieningen zijn gewenst,

wie informeert de wederpartij over het voornemen van haar partner te gaan

scheiden, enzovoort.

• De kosten van de procedure.

Voor de overzichtelijkheid van het geheel kan het goed zijn de materie in enkele

hoofdpunten onder te verdelen en dit aan de cliënt duidelijk te maken. Een

voorbeeld van een dergelijke onderverdeling is:

a. de echtscheiding zelf (zo nodig het verschil tussen een echtscheiding en een

scheiding van tafel en bed en de (on)mogelijkheid van verweer);

b. de kinderen (gezagsregeling (gezamenlijk of eenhoofdig ouderlijk gezag),

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 15

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

16

Gefinancierde

rechtshulp

woon-/verblijfplaats, kinderalimentatie, recht van omgang, informatie en

consultatie);

c. wonen (echtelijke woning: huur of eigendom, kan een der echtelieden er

blijven, en zo ja, wie blijft, wie betaalt de lasten, aan wie moet de woning

uiteindelijk worden toegedeeld en hoe moet dat financieel worden geregeld,

wat gebeurt er met de hypotheek);

d. inkomen (eventuele alimentatie, limitering alimentatie, uitkeringen, afkoop- of

afbouwregelingen, consequenties van (inkomen) nieuwe partner);

e. verdeling bezittingen/schulden (aansprakelijkheden, gemeenschap of ander

huwelijksgoederenregime, plan van verdeling, afwikkeling overbedeling,

pensioenverevening, convenant).

In bijlage A is een vragenlijst opgenomen. Gebruik deze lijst in een gesprek,

zeker bij de eerste zaken.

1.2.6 Eers te gesprek; toevoegingTijdens het eerste gesprek zal de cliënt gewezen moeten worden op de

mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp (GR 24). Wenst hij hiervoor in

aanmerking te komen, dan dient de toevoeging bij voorkeur direct na het eerste

gesprek te worden aangevraagd. Denk eraan dat cliënt het aanvraagformulier

mede moet ondertekenen.

Ook wanneer de financiële situatie van de cliënt verandert als gevolg van

alimentatiebetaling of van bijzondere nieuwe lasten, moet de advocaat de cliënt

wijzen op de mogelijkheid om tussentijds een beroep te doen op gefinancierde

rechtshulp. Let erop dat de verklaring over inkomen en vermogen volledig en

correct is ingevuld.

1.2.7 Eers te gesprek; tes tament , schenk ingen,u i ts lu i t ingsc lausu le

Testament c l iënt

Informeer bij de cliënt of hij een testament heeft en of de wederpartij hierin tot

erfgenaam is benoemd. Als de cliënt geen testament heeft, kan het raadzaam zijn

dat hij/zij zo spoedig mogelijk een testament gaat maken en daarbij de

wederpartij onterft. Immers, als partijen nog gehuwd zijn en de cliënt overlijdt,

erft de wederpartij van rechtswege (art. 4:10 lid 1 sub a BW).

Is er wel een testament, waarbij de wederpartij tot erfgenaam is benoemd, dan

moet de advocaat de cliënt erop wijzen dat het mogelijk is de andere echtgenoot

te onterven.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 16

P R O C E D U R E

17

Uitsluitings-

clausule

Testament en schenk ingen derden

Ga voorts na of de cliënt zelf erfenissen/schenkingen van anderen dan zijn

partner kan verwachten, zoals van zijn ouders of broers en zusters.

Erfenissen en schenkingen die openvallen/gedaan worden voor het moment

waarop de echtscheiding is ingeschreven, vallen in een eventuele gemeenschap en

moeten derhalve tussen de partijen worden verdeeld. Men kan dit proberen te

voorkomen door de erflater/schenker schriftelijk bij testament/akte te laten

bepalen dat de erfenis/gift buiten de gemeenschap valt: de uitsluitingsclausule

(art. 1:94 lid 1 BW). Wijs de cliënt hierop.

1.2.8 Echtsche id ingsmeld ing/over legHet verdient de voorkeur om de partner van de cliënt en/of diens advocaat,

indien enigszins mogelijk, niet te overvallen met een verzoekschrift tot

echtscheiding of een brief waarin zulks kort wordt aangekondigd. Afgewogen

moet worden of de partner – indien nog niet geïnformeerd – op de hoogte dient

te worden gesteld door de cliënt zelf dan wel door een tactvol inleidend schrijven

van de advocaat. Psychologisch gezien is het van groot belang dat de

echtscheidingsmelding van de ene partner door deze zelf duidelijk aan de andere

partner wordt gedaan.

Achterwege laten van deze echtscheidingsmelding geeft over het algemeen grote

problemen in het verwerken van de echtscheiding en als gevolg daarvan ook in

de medewerking aan de regeling van de gevolgen van de echtscheiding.

Wanneer er kinderen zijn, zal ook aan hen een echtscheidingsmelding moeten

worden gedaan. Wijs cliënt erop dat het de voorkeur verdient dat dat gebeurt in

een rustig gesprek, zo mogelijk door beide ouders met de kinderen gevoerd,

waarin op een adequate, bij de leeftijd passende manier aan de kinderen wordt

meegedeeld wat er te gebeuren staat en wat voor hen de consequenties zullen zijn.

Ingeval in overleg met de cliënt wordt besloten tot een informatief schrijven van

de zijde van de advocaat aan de partner, verdient het de voorkeur hierin niet

direct tal van voorstellen te doen omtrent de regeling van de gevolgen van de

echtscheiding die de cliënt voorstaat.

Wanneer de partner nog niet op de hoogte is van de definitieve wens tot

echtscheiding, is deze veelal ook nog niet toe aan een regeling van de gevolgen

daarvan. Een dergelijke brief kan, ook al wenst de advocaat dit beslist niet, tot

escalatie tussen de beide echtgenoten aanleiding zijn en een regeling in der minne

van de gevolgen van de echtscheiding in de weg staan.

Wees terughoudend met het geven van adviezen die escalerende gevolgen kunnen

hebben, zoals het verwijderen van inboedelgoederen, het veranderen van sloten,

etc. Ga alleen in uiterste noodzaak over tot het leggen van conservatoir

echtgenotenbeslag (zie par. 1.4.11).

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 17

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

18

Echtschei-

dings-

convenant

9 Op 1 januari 2002 zijn de Wet herziening burgerlijk procesrecht en de Wet aanpassing van de wetgeving aande herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eersteaanleg, in werking getreden (Stb. 2001, 580 en 581).

Over leg

Alvorens maatregelen in rechte te nemen, moet geprobeerd worden – tenzij zulks

niet passend lijkt – overleg met de andere echtgenoot of, indien bekend, diens

advocaat op gang te brengen.

Ingevolge GR 3 dient de advocaat voor ogen te houden dat een regeling in der

minne vaak de voorkeur verdient boven een proces. Dit geldt zeker in

echtscheidingszaken.

De echtscheidingsprocedure verloopt prettiger voor partijen (en hun raadslieden)

als voor de aanvang hiervan overeenstemming is bereikt door partijen over de

gevolgen van hun echtscheiding en over de door hen te volgen gedragslijn tot het

moment van echtscheiding. Het contract waarin men deze afspraken schriftelijk

vastlegt, wordt echtscheidingsconvenant genoemd. Dit wordt behandeld in

bijlage B.

Komt men niet tot een regeling in der minne, dan is toch mogelijk om in goede

harmonie de geschillen anders te beslechten door samen te constateren dat men

er niet uitkomt (de patstelling: we could agree to disagree) en te besluiten de nog

bestaande geschilpunten aan de rechter voor te leggen, deze te laten beslissen en

zich bij deze beslissing neer te leggen. Tijdens de mondelinge behandeling als

bedoeld in artikel 279 Rv9 kan wellicht nog overeenstemming worden bereikt.

Zie paragraaf 1.7.

1 .3 SCHE ID INGSBEM IDDEL ING

1.3.1 In le id ingScheidingsbemiddeling is een beproefde methode gebleken om crisissituaties in

een relationele sfeer op te lossen. Het resultaat van een scheidingsbemiddeling is

veelal bevredigender dan de beslissing van de rechter of het onderhandelings-

resultaat van twee advocaten die volgens de traditionele methode van

conflictoplossing namens een van beide echtgenoten optreden.

1.3.2 Het sche id ingsprocesScheidingsbemiddeling veronderstelt inzicht in het scheidingsproces. Scheiden is

een existentieel probleem en veroorzaakt heftige emoties. Deze emoties

blokkeren de toch al vaak slechte communicatie en worden met wederkerigheid

beantwoord. Daardoor ontstaat een negatieve spiraal waarbij de echtgenoten de

neiging vertonen tot zwart-witdenken.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 18

P R O C E D U R E

19

Bij een scheiding raakt het evenwicht in de relatie verstoord. Het gezinsverband,

waarvan de kinderen deel uitmaken, valt uiteen. Er ontstaan twee nieuwe

gezinssystemen: dat van de verlater en dat van de verlatene. De kinderen

pendelen tussen deze twee systemen. In de praktijk zien wij dat het ontstaan van

twee nieuwe gezinssystemen bedoeld of onbedoeld gepaard gaat met gedragingen

of signalen die op hereniging van het oude gezinssysteem aansturen. Een

wetmatigheid bij scheiding is dat voor elk gezinslid impliciet de opdracht bestaat

het gezin bijeen te houden en desintegratie tegen te gaan. Daardoor ontstaan

communicatieproblemen tussen verlater en verlatene. De kinderen zullen op hun

eigen manier proberen om de scheiding tegen te gaan. De signalen die op

hereniging aansturen, worden vaak volkomen verkeerd begrepen. De kinderen

ontwikkelen psychosomatische klachten en/of vormen een coalitie met de ouder

die zich tegen de echtscheiding verzet. Ook een nieuwe partner wordt afgewezen,

omdat deze niet past in de herenigingsgedachte. Daarbij komt dat de

scheidingsmelding vaak niet duidelijk genoeg is geweest. Vaagheden leiden bij de

verlatene tot hoop op herstel. Een eigen invulling van redenen, onbegrip en

communicatiestoornissen zijn het gevolg. Scheiding is een zo ernstige afwijzing,

dat de redenen in de ogen van de verlatene vrijwel nooit genoeg kunnen zijn.

Partijen in een scheidingssituatie hebben elkaar – voordat zij bij de bemiddelaar

komen – vaak diep gekwetst. De emoties die daardoor ontstaan, worden vertaald

in rechten en plichten. De scheidende echtgenoten nemen een juridisch standpunt

in en dreigen met juridische sancties. Dit leidt tot een patstelling die iedere

oplossing blokkeert zolang aan de kwetsing geen erkenning wordt gegeven.

vertaald in juridische standpunten

SCHEIDING

kwetsing

emoties

dreigen met juridische sancties

patstelling

noodzaak tot dejuridisering

Het scheidingsproces schematisch weergegeven

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 19

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

20

Conflict-

oplossing

1.3.3 Sche id ingsbemidde l ingScheidingsbemiddeling is een vorm van conflictoplossing waarbij de bemiddelaar

de twee scheidende echtgenoten helpt zonder juridische procedure door open

overleg en onderhandeling tot een oplossing van de gevolgen van echtscheiding

te komen. Bemiddelen is doen onderhandelen. De bemiddelaar leidt en begeleidt

het onderhandelingsproces en maakt een scheiding tussen de emotionele en

inhoudelijke aspecten van het conflict. Het werkelijke conflict, en niet de

juridische vertaling daarvan, wordt in beeld gebracht. Belangen en standpunten

van partijen worden op een rijtje gezet. Gezocht wordt naar gezamenlijke

belangen, omdat daarin de oplossing van het conflict schuilt.

Een belangrijk doel daarbij is escalatie te vermijden door verbetering van de

omgang en communicatie. De bemiddelaar hoort twee kanten van het verhaal.

Dat geeft een evenwichtiger beeld. De scheidingsbemiddelaar tracht de

tegenstellingen zichtbaar te maken en legt de echtgenoten de wetmatigheden

rond een scheiding uit. Hij brengt structuur aan in de communicatie en

onderzoekt waarom partijen tegen beter weten in vasthouden aan hun vijandige

gedrag jegens elkaar. Overleg is nodig om ernstige meningsverschillen te kunnen

bijstellen. Overleg vergt een positieve intentie en de wil de ander te begrijpen. Bij

scheidende mensen ontbreekt deze wil vaak, evenals de bereidheid zich

kwetsbaar op te stellen.

Er zijn veel methoden om te bemiddelen. Het voert te ver deze methoden hier

helemaal uit te diepen. De methode van de VFAS-scheidingsbemiddelaars is de in

de VFAS-opleiding gedoceerde psychologische methode, gecombineerd met het

methodisch onderhandelen. De VFAS-leden maken echter ook gebruik van

andere methoden, die bewust minder aandacht geven aan de achterliggende

emotionele aspecten.

opheffen emotionele blokkade

SCHEIDINGSBEMIDDELING

dejuridisering

werkelijke conflict zoeken: kwetsing

overleg en onderhandeling

Scheidingsbemiddeling schematisch weergegeven

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 20

P R O C E D U R E

21

Essentie

VFAS-methode

Vaardigheden

VFAS-

bemiddelaar

Speciale

gedragsregels

In tegenstelling tot hetgeen een advocaat gewoonlijk doet, neemt de bemiddelaar

geen standpunt in en draagt geen oplossing aan. Zijn grondhouding is die van

een neutrale, betrokken gespreksleider en deskundige informatieverschaffer. Hij

is integer, niet bevoogdend en bepaalt zelf het tempo van de bemiddeling.

Inhoudelijk blijft hij passief. Dit heeft het voordeel dat de partners niet het

gevoel krijgen dat de bemiddelaar overtuigd moet worden.

De essentie van scheidingsbemiddeling volgens de VFAS-methode:

• vrijwillige medewerking;

• eigen verantwoordelijkheid van de echtgenoten voor de oplossing;

• neutrale begeleiding door de bemiddelaar;

• gepaste aandacht voor emotionele aspecten;

• vergroting acceptatie van de scheiding voor beiden;

• vergroting duurzaamheid van afspraken;

• bevestiging van een werkbare relatie tussen gescheiden/scheidende ouders.

Door een verbeterde communicatie en door zich te concentreren op een

gezamenlijk belang dragen de echtgenoten zelf de oplossing van hun conflict aan.

Gemakkelijk is de opdracht van de bemiddelaar niet. Gescheiden partners plegen

hun boodschap nogal eens te verpakken of er verborgen agenda’s op na te

houden. Op betrekkingsniveau wordt iets anders gezegd dan op inhoudsniveau.

Verder bestaat de neiging tot paradoxale bejegening. Mensen begrijpen elkaar

daardoor verkeerd en praten niet of volledig langs elkaar heen.

De VFAS-scheidingsbemiddelaar beschikt over de volgende vaardigheden:

• inzicht in de relationele problematiek;

• basale communicatievaardigheden als actief luisteren, vragen stellen en het

letten op non-verbale communicatie;

• conflictbeheersingstechnieken;

• bemiddelingsvaardigheden als juiste houding en een goed begrip van ethische

dilemma’s;

• methodisch onderhandelen;

• praktisch inzicht in en ervaring met de zakelijk in een echtscheiding

opkomende problemen en een gedegen juridische kennis;

• het vermogen de gemaakte afspraak juridisch goed te formuleren en vast te

leggen en de echtscheiding door de rechtbank te laten formaliseren.

Voor de advocaat-scheidingsbemiddelaar van de VFAS gelden behalve de gewone

gedragsregels ook speciale gedragsregels en in de Standaard-bemiddelings-

overeenkomst van de VFAS staan regels die direct te maken hebben met de

grondhouding van de bemiddelaar.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 21

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

22

10 Zie L.J.H. Gijbels, Tijdschrift voor Mediation, 1997-1.11 Zie voor verdere gegevens adressenlijst.12 Zie voor verdere gegevens adressenlijst.

De structuur10 of het verloop van de bemiddeling blijkt uit het navolgende schema:

1.3.4 Doelmat ighe id/rechtspraak op maatScheidingsbemiddeling sluit goed aan bij de maatschappelijke behoefte om een

echtscheiding vlot in open overleg met elkaar en zonder juridisch getouwtrek af

te wikkelen. Het aantal bemiddelingen en bemiddelaars vertoont een enorme

groei. Ook de overheid erkent de betekenis van scheidingsbemiddeling.

Bemiddeling levert een bijdrage aan het voorkomen van juridische conflicten, het

oplossen van schijnbaar vastgelopen conflicten en daarmee aan het doelmatig

gebruik van kostbare rechtspraak. Op 17 maart 2000 is het Landelijk Project

Mediation voor de Rechterlijke Macht van start gegaan. Gedurende drie jaar

heeft een aantal gerechten in ons land zaken als extra service voor procespartijen

doorverwezen naar de bemiddelaar/mediator. Mislukt de bemiddeling, dan

wordt de procedure hervat. Het gerecht in Arnhem is als eerste begonnen met

doorverwijzing in civiele procedures en familiezaken. Het Landelijk Project

Mediation voor de Rechterlijke Macht11 maakte samen met het Project

Mediation Gefinancierde Rechtsbijstand12 deel uit van het Project Alternatieve

Geschillen Afdoening en Mediation 2000-2002 van het ministerie van Justitie.

Doelstelling van dit project was na te gaan of een structurele voorziening van

doorverwijzing naar mediation bestaansrecht heeft bij de rechterlijke organisatie

en in het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. In de notitie ‘Mediation en het

Rechtsbestel’ (april 2004) is de conclusie kort geformuleerd dat mediation één

van de instrumenten is die kunnen bijdragen aan effectieve conflictoplossing.

IV. Opties aandragen.

I. Willen partijen scheiden/bemiddelen?

II. Wat ging er mis en moet opgelost worden (diepgang)?

III. Standpunten/motieven/gezamenlijke belangen inventariseren.

V. Voorstellen/tegenvoorstellen doen.

VI. Oplossing vastleggen in overeenkomst.

Overleg en onderhandeling

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 22

P R O C E D U R E

23

Juridisch

loket

Z I E B I J L A G E C 6

Z I E B I J L A G E C 7

Rechtsmacht

Sinds 1 april 2005 is het niet alleen mogelijk dat partijen vanuit de gerechten

worden gewezen op de mogelijkheid van mediation met de daaraan gekoppelde

stimuleringsbijdrage, maar maakt de doorverwijzingsvoorziening naar mediation

ook onderdeel uit van de dertig Juridische Loketten die het afgelopen jaar

verspreid over het land zijn gevestigd. Per dezelfde datum bestaat voor minder

draagkrachtigen (WRB-criteria) de mogelijkheid een tegemoetkoming in de

kosten van mediation te verkrijgen, ook voor partijen die zelf voor deze methode

kiezen.

1 .4 DE ECHTSCHE ID INGSPROCEDURE ; ALGEMEEN

1.4.1 Verzoekschr i f tprocedureDe echtscheidingsprocedure is een verzoekschriftprocedure. Hierop zijn van

toepassing:

• De algemene regels van de verzoekschriftprocedure (art. 261 Rv e.v.), voor

zover hiervan niet wordt afgeweken in artikel 815-827 Rv.

• Met name: de tweede afdeling van titel 6 Rv, artikel 815-827 Rv:

‘Rechtspleging in scheidingszaken’.

• Het familieprocesrecht zoals neergelegd in de eerste afdeling van titel 6,

artikel 798-813 Rv (‘Rechtspleging in andere zaken dan scheidingszaken’).

• Voorschriften uit deze afdeling gelden deels ook voor scheidingsprocedures.

Of, en zo ja in welke mate zulks het geval is, wordt in artikel 815-827 Rv

steeds aangegeven.

• Een aantal bepalingen van het bewijsrecht, zie artikel 284 Rv.

Voorts zijn relevant:

• Boek 1 BW, titels 9 en 10. Artikel 150-166 BW hebben betrekking op

echtscheiding, artikel 168-177 op scheiding van tafel en bed en artikel 179-

183 op de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed. Boek 1

BW titel 14 afdeling 2 (gezag) en titel 15 (omgang en informatie).

• Landelijk Model van de Arrondissementsrechtbanken: Procesreglement -

Scheidingsprocedure per 1 april 2002, gewijzigd per 1 april 2005 (bijlage C6).

• Uniform Reglement van de Gerechtshoven voor rekestprocedures in

familiezaken per 1 januari 2000, artikel 7 is aangepast aan artikel 361 lid 3

Rv (Stcrt. 2004, 105) per 1 juli 2006 is een gewijzigde versie in werking

getreden (Stcrt. 2006, 155, p.11) (bijlage C7).

1.4.2 Rechtsmacht Neder landse rechter b i j echtsche id ingAlvorens men een procedure start, zal onderzocht moeten worden of de

Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Artikel 814 Rv is bij de invoering van het

nieuwe procesrecht per 1 januari 2002 komen te vervallen. In feite was deze

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 23

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

24

Brussel II bis

13 Zie Pb 2000 L160, p. 19-29, alsmede F.J.A. van der Velden in WPNR 2000-6421, p. 753 e.v.; en G.S.C.M.van Roeyen in EB 2001-2, p. 57-60, en EB 2001-4, p. 19-22; over Brussel II-bis A. Heida & M.J. Vos in EB2005-7/8 p. 101-104.

bepaling al overbodig geworden door de op 1 maart 2001 in werking getreden

Verordening (EG) nr. 1347/2000, Brussel II.13 Per 1 maart 2005 is deze

verordening vervangen door Verordening EG 2201/2003, Brussel IIbis. Deze

verordening regelt onder meer de bevoegdheid van de Nederlandse rechter bij

internationale echtscheidingen, scheidingen van tafel en bed en

nietigverklaringen van het huwelijk, alsmede beslissingen inzake de ouderlijke

verantwoordelijkheid ook buiten de echtscheidingsprocedure. De verordening

geldt, met uitzondering van Denemarken, in de lidstaten van de Europese Unie.

De rechter moet ambtshalve zijn bevoegdheid controleren en als de verweerder

niet verschijnt ook de wijze van oproeping (art. 17 en 18 van de verordening). In

artikel 3 van de verordening is een aantal gronden opgenomen waaraan de

Nederlandse rechter zijn bevoegdheid kan ontlenen om van een

echtscheidingsverzoek kennis te nemen. Deze gronden zijn in drie regels samen te

vatten:

a. Beide echtgenoten zijn Nederlander, ongeacht of zij in Nederland

verblijfplaats hebben.

b. De verweerder heeft zijn gewone verblijfplaats in Nederland (bij een

gemeenschappelijk verzoek: een van de echtgenoten).

c. De verzoeker verblijft in Nederland én de echtgenoten hebben hier hun

gewone verblijfplaats gehad. Indien aan de laatste eis niet is voldaan, is voor

de rechtsmacht een verblijf van de verzoeker van één jaar in Nederland

vereist, dan wel van een half jaar als hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

De verordening bevat voor de rechtsmacht derhalve een ruimere regeling dan het

oude artikel 814 Rv. Er worden geen eisen gesteld aan de verblijfsduur in geval

van een gemeenschappelijk verzoek. Verder stelt de verordening geen eisen aan

de verblijfsduur als de echtgenoten laatstelijk hun gewone verblijfplaats in een

forumstaat hadden en een van hen daar nog woont.

Artikel 8 van de verordening regelt de bevoegdheid van rechterlijke instanties ter

zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Daarbij staat de gewone

verblijfplaats van het kind voorop.

Mist de Brussel IIbis-Verordening toepassing dan bepaalt artikel 4 lid 1 Rv dat

de verordening als nationale regeling geldt.

Artikel 4 lid 3 Rv bepaalt dat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter met

betrekking tot de echtscheiding tevens rechtsmacht impliceert ter zake van de

daarmee verband houdende nevenvoorzieningen, met dien verstande dat in lid 3

sub a is bepaald dat de Nederlandse rechter uitsluitend rechtsmacht heeft ter

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 24

P R O C E D U R E

25

Bevoegdheid

14 Zie Trema 1994, aanb. 6, p. 39; voorts Hugenholtz/Heemskerk nr. 35.

zake van de in artikel 827 lid 1 onder d en e Rv genoemde voorzieningen, als de

woning in Nederland is gelegen. In lid 3 sub b is bepaald dat met betrekking tot

verzoeken tot regeling van het gezag en omgangsrecht de Nederlandse rechter

zich onbevoegd verklaart indien hij zich, wegens de geringe verbondenheid van

de zaak met de rechtssfeer van Nederland, niet in staat acht het belang van het

kind naar behoren te beoordelen.

Zie verder voor echtscheidingen met internationale aspecten hoofdstuk 6.

1.4.3 Abso lu te en re la t ieve competent ieAbsoluut bevoegd is de rechtbank (art. 42 Wet RO). De relatieve competentie is

geregeld in artikel 262, 265 en 269 Rv.

Artikel 262 Rv bevat de hoofdregel. Daar vindt men in onderdeel a naast de

aanknoping aan de woon- en verblijfplaats van de verzoeker tevens een

aanknoping aan de woon- of verblijfplaats van een belanghebbende. Deze laatste

aanknoping is alternatief, niet subsidiair bevoegdheidscheppend. Artikel 265 Rv

bevat een specifieke bevoegdheidsregel voor zaken betreffende minderjarigen.

Bevoegd is de rechter van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in

Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige. Artikel 269 Rv vormt

het sluitstuk van de bepalingen van de relatieve bevoegdheid. Dit artikel bepaalt

dat de Rechtbank Den Haag bevoegd is, indien artikel 262-268 Rv geen

bevoegde rechter aanwijzen. Dit betreft wel een subsidiaire bevoegdheid. Verder

is van belang dat artikel 269 Rv alleen betekenis heeft voor de relatieve

bevoegdheid binnen Nederland. Het adagium ‘distributie bepaalt attributie’ (art.

10 Rv) is niet van toepassing op afdeling 2. (In het oude recht bestond deze

koppeling wel in artikel 429c lid 14 Rv met de correctie van de forum-non-

conveniens-regel in artikel 429 lid 15 Rv. Deze regel is geschrapt.)

1.4.4 Domic i l iekeuzeSoms kunnen er redenen zijn waarom een echtpaar liever in een ander

arrondissement dan dat van de bevoegde rechter procedeert. De vraag is of dit

mogelijk is. Om te voorkomen dat de rechter zich ambtshalve onbevoegd

verklaart, wordt in de praktijk door sommigen de constructie toegepast dat men

op de voet van artikel 1:15 BW – schriftelijk – domicilie kiest in een ander

arrondissement. In dat geval is de rechter aldaar bevoegd. Voor deze

domiciliekeuze moet blijkens de wet een redelijk belang aanwezig zijn, zoals

bescherming van privacy.14

Niet alle rechtbanken zijn bereid mee te werken aan domiciliekeuze; informeer

tevoren. Zie verder artikel 270 Rv voor de mogelijkheid van een stilzwijgende

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 25

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

26

Benodigde

stukken

15 Tekst & Commentaar Burgerlijke Rv, aant. 8, Deventer: Kluwer 2002.16 Indiening ter griffie impliceert verzending per post of fax (HR 10 juni 1994, NJ 1995, 284, tevens HR 16

februari 1996, NJ 1997, 55).

forumkeuze. In scheidingszaken en daarmee samenhangende voorlopige

voorzieningen blijft verwijzing door een relatief onbevoegde rechter achterwege,

indien de andere echtgenoot niet verschijnt of wel verschijnt zonder de relatieve

bevoegdheid te betwisten.

1.4.5 Rechtsmacht , abso lu te en re la t ieve competent ievoor lop ige voorz ien ingen

De BrusselIIbis-Verordening kent in spoedeisende gevallen in artikel 20 een

bevoegdheid tot het treffen van voorlopige en bewarende maatregelen

betreffende de personen of goederen die zich in de Staat bevinden van de rechter

die om deze maatregelen gevraagd wordt en die daartoe naar zijn interne

regeling bevoegd is.

Mist de verordening toepassing, dan strekt ingevolge artikel 4 lid 2 Rv de

rechtsmacht van de Nederlandse rechter in de echtscheidingsprocedure zich

tevens uit tot het treffen van voorlopige en bewarende maatregelen, los van de

toepasselijkheid van de verordening. Artikel 4 lid 2 maakt geen onderscheid

tussen een in Nederland en in het buitenland gelegen woning.15

Absoluut competent is de rechtbank (art. Wet 42 RO). De relatieve competentie

is bepaald in artikel 262, 265 en 269 Rv. Ook hier geldt dat deze bepalingen

geen rechtsmacht scheppen. Bevoegd is de rechter van de woonplaats van

verzoeker en daarnaast de rechter van de woonplaats van belanghebbende.

Wijzen artikel 262-268 Rv geen bevoegde rechter aan, dan is de Rechtbank Den

Haag bevoegd (art. 269 Rv).

1.4.6 Over te leggen s tukken (ar t . 815 Rv, 29 WRB)Bij de indiening16 van het verzoekschrift moeten worden overgelegd:

a. een afschrift van de huwelijksakte;

b. bewijzen van Nederlanderschap van partijen of andere bescheiden waaruit

blijkt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft;

c. een afschrift van de geboorteakte van ieder minderjarig kind van partijen

samen of van een van hen.

Procedeert een partij met een toevoeging en wil deze vermindering van

griffierecht krijgen, dan dienen ook te worden overlegd:

d. een verklaring omtrent inkomen en vermogen;

e. een toevoegingsbewijs of een kopie van het aanvraagformulier.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 26

P R O C E D U R E

27

Noodzakelijke

bescheiden

Kostenposten

De processtukken die betrekking hebben op de voorlopige voorzieningen hoeven

niet (meer) te worden overgelegd. Wel dient het zaaknummer van de

voorlopigevoorzieningenprocedure te worden vermeld.

Het verdient aanbeveling direct na het eerste gesprek:

• de sub a en c vermelde stukken aan te vragen bij de gemeente waar

respectievelijk het huwelijk is voltrokken dan wel het kind is geboren;

• de sub b vermelde stukken op te vragen;

• de toevoeging aan te vragen.

Bij de sub b genoemde bescheiden dient men te denken aan een GBA-uittreksel

met vermelding verblijfsduur in Nederland en alle nationaliteiten van partijen.

Deze vraagt men aan bij de gemeente waar de desbetreffende persoon

woonplaats heeft. De over te leggen bewijzen dienen van recente datum te zijn

(niet ouder dan drie maanden).

Voor het geval de sub a t/m c gevraagde stukken redelijkerwijs niet kunnen

worden overgelegd (bijv. omdat partijen buitenlander zijn), kan worden volstaan

met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden

voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.

Motiveer uw verzoekschrift in dit soort gevallen.

Motiveer in internationale gevallen het toepasselijke recht.

1.4.7 F inanc ië le aspecten (ar t . 2 l id 2 , ar t . 17 WTBZ, ar t .34 WRB)

Het verdient aanbeveling voordat de procedure wordt gestart zo mogelijk de

door cliënt verschuldigde bedragen te innen. Veelal kan dit tijdens het eerste

gesprek.

Het betreft kosten van:

a. de in artikel 815 lid 2 Rv genoemde uittreksels;

b. griffierecht;

c. een eventueel voorschot, als de cliënt betalend procedeert;

d. de (vermoedelijke) eigen bijdrage, als cliënt met een toevoeging procedeert.

Van een betalende cliënt kan een voorschot worden verlangd in verband met de

kosten ter voorbereiding van de procedure. Overleg met uw patroon wat in een

dergelijk geval op uw kantoor gebruikelijk is.

1.4.8 St i j l processtukkenDe bewoordingen waarin de processtukken worden gesteld, dienen aan te sluiten

bij de gevoelens en de verhoudingen tussen partijen en mogen niet onnodig

grievend zijn (GR 31). Dit laatste geldt ook voor andere schriftelijke stukken, in

het bijzonder voor de correspondentie tussen de advocaten.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 27

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

28

Verzoekschrift

procedure

Familierechte-

lijke

procedure

Echtscheidings-

procedure

anders

Z I E B I J L A G E C 6

17 Op 1 april 2002 zijn in werking getreden de Procesreglementen Alimentatieprocedure en Bijstandsverhaal-procedure, welke modellen op 14 december 2001 door de vergadering van voorzitters van deFamiliesectoren zijn vastgesteld. Stcrt. 25 maart 2002, 59, laatstelijk gewijzigd per 1 april 2006.

18 Vanaf de invoering van het Landelijk Model Procesreglement Scheidingsprocedure (zie bijlage C6) dienen voor-lopige voorzieningen bij afzonderlijk verzoekschrift te worden gevraagd.

1.4.9 Ver loop procedureEen gewone verzoekschriftprocedure verloopt kort weergegeven aldus:

• verzoekschrift; aantekening dag van ontvangst door griffie (art. 278 Rv);

• oproeping belanghebbenden door de griffier (art. 279 Rv);

• verweerschrift; aantekening dag van ontvangst door griffie (art. 282 Rv);

• verweerschrift op zelfstandig verzoek (art. 282 lid 4 en 816 lid 4 Rv);

• mondelinge behandeling (art. 27, 279, 803 en 818 Rv);

• beschikking, uitgesproken in het openbaar (art. 286-289 Rv).

Dit stramien geldt in beginsel ook voor familierechtelijke procedures (art. 798

e.v. Rv).

In sommige gevallen kan een mondelinge behandeling achterwege blijven: in

zaken van eenvoudige aard (zie art. 800 Rv) en in alimentatiezaken (zie art. 801

Rv). Zo ook bij scheidingszaken (art. 818 lid 1 Rv) waarin geen verweerschrift is

ingediend en geen minderjarige kinderen hoeven te worden gehoord (art. 809 en

810 Rv). Men bedenke dat afzonderlijke verzoeken die in het kader van of na de

echtscheidingsprocedure (bijv. wijziging gezag, alimentatie) worden gedaan, in

beginsel ressorteren onder artikel 798-813 Rv.17

Een echtscheidingsprocedure verloopt op sommige punten evenwel iets anders.

Een belangrijk verschil is dat het verzoekschrift waarbij door een van de

echtgenoten de echtscheiding wordt verzocht, door een deurwaarder aan de

andere echtgenoot moet worden betekend (art. 816 lid 1 Rv).

Uitgaande van een echtscheiding op verzoek van een van de echtgenoten, waarbij

in twee aparte18 verzoekschriften respectievelijk voorlopige voorzieningen en de

echtscheiding wordt gevraagd, zien de procedures er volgens de wet aldus uit:

Vóór de mondelinge behandeling van de definitieve voorzieningen kan het

voorkomen dat één partij of beide partijen van de rechter het verzoek krijgen

nog extra informatie te verstrekken. Partijen worden in dat geval in de

gelegenheid gesteld hierop te reageren.

Na de beschikking volgt hetzij afwerking door inschrijving in de registers van de

burgerlijke stand binnen zes maanden na het in kracht van gewijsde gaan

daarvan, al dan niet via een verklaring van non-appèl, hetzij hoger beroep

binnen een termijn van drie maanden (art. 806 Rv).

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 28

P R O C E D U R E

29

19 Bijlage C6 sub 4.1 regelt de termijnen die in acht moeten worden genomen. Deze termijnen wijken af van art. 816 lid 1 Rv.

20 Bijlage C6 sub 4.2, sanctie: niet-ontvankelijkheid.

1.4.10 Procedure le versch i l len arrond issementen opgehevenVanaf de invoering van het nieuwe Scheidingsprocesrecht in 1993 bestonden er

per rechtbank belangrijke verschillen in het procedureverloop. Een gezamenlijke

Werkgroep Echtscheidingsprocesrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten

en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak heeft in 1994 een aantal

aanbevelingen gedaan met betrekking tot toepassing van het scheidingsproces-

recht, zie daarvoor Trema januari 1994, p. 36-39. Verder is vanaf 1995 door de

Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak een overzicht gemaakt van de

definitieve voorzieningen voorlopige voorzieningen

1. verzoekschrift verzoekschrift(art. 815 Rv, 278 Rv) (art. 821 Rv, 278 Rv)Dit wordt ter griffie ingediend Idemdoor een procureur.

2. betekenen afschrift hiervan door geen betekeningdeurwaarder na indiening verzoekschrift (art. 816 Rv)19

Inschrijving betekeningsexploot binnen vier weken na indiening ter griffie.20

3. verweerschrift (art. 282 Rv): verweerschrift (art. 282 Rv):in te dienen voor in exploot vermeld indienen tot de aanvang van detijdstip van min. 6 weken vanaf mondelinge behandeling, of als dede dag van betekening, rechter dit toestaat in de loopbehoudens verlenging van deze van de behandelingtermijn door de rechter(art. 816 leden 4 en 5 Rv)

4. ‘tegenverzoek’ in verweerschrift: ‘tegenverzoek’ in verweerschrift:indienen ‘tegenverweerschrift’ door ver- (art. 282 lid 4 Rv) rechter kan verzoekerzoeker binnen een door de rechter te be- gelegenheid geven tot het indienenpalen termijn (art. 282 lid 4 en 816 lid 4 Rv) van een ‘tegenverweerschrift’

5. mondelinge behandeling mondelinge behandeling(art. 818 Rv, 279 en 803 Rv) (in beginsel) (art. 821 lid 2 en 803 Rv):

uiterlijk in de derde week volgend opdie waarin de voorlopige voorzieningis gevraagd

6. beschikking (art. 286 Rv): beschikking (art. 821 lid 4 Rv):zo spoedig mogelijk na de behandelingter terechtzitting (art. 821 lid 3 Rv)

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 29

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

30

Proces

reglement

scheidings-

procedure

Z I E B I J L A G E C 6

Conservatoir

beslag

21 Tekst is gepubliceerd in Stcrt. 18 december 2000, 245.22 Tekst is gepubliceerd in Stcrt. 25 maart 2002, 59 en Strct. 2005, 52.

verschillen in het echtscheidingsprocesrecht tussen de arrondissementen. Deze

verschillen zijn komen te vervallen. Op 14 april 2000 is door het landelijk

overleg van voorzitters van de familiesectoren van de arrondissementsrecht-

banken in aanvulling op de wettelijke regels een landelijk model Procesreglement

Scheidingsprocedure goedgekeurd.21 Alle rechtbanken hebben dit reglement als

eigen reglement vastgesteld en per 1 januari 2001 in werking laten treden.

Het Procesreglement Scheidingsprocedure is tot stand gekomen op initiatief van

het programma Versterking Rechterlijke Organisatie (pVRO) dat modernisering

van de rechterlijke organisatie als doelstelling heeft, en is het resultaat van een

uitvoerige gedachtewisseling tussen familiesectoren van negentien rechtbanken.

Over het concept heeft een consultatie van de Nederlandse Orde van Advocaten

plaatsgevonden.

Het Procesreglement Scheidingsprocedure heeft twee doelen. In de eerste plaats

uniformiteit van de procedureregels, waardoor lokale verschillen verdwijnen. In

de tweede plaats moeten de doorlooptijden van zaken worden verkort. Om dat

te bereiken worden strakkere termijnen gesteld. Partijen zijn gebonden aan

termijnen van procesvoering als in dit reglement voorzien, tenzij de rechter een

daarvan afwijkende procesvoering toestaat. Bij niet-naleving van een in dit

reglement gegeven voorschrift zal de rechter daaraan gevolgen verbinden.

Inmiddels is het reglement per 1 april 200222 aangepast en verbeterd en weer

gewijzigd per 1 april 2005 (Stcrt. 2005, 52). De thans geldende tekst van het

reglement is in deze bundel integraal opgenomen als bijlage C6. Ook kan de

meest recente versie geraadpleegd worden op <www.rechtspraak.nl>.

Gewezen wordt met name op artikel 9 van het procesreglement dat een regeling

geeft voor de behandeling van nevenverzoeken tot vaststelling van de verdeling

van een huwelijksgemeenschap en de afwikkeling van huwelijksvoorwaarden.

Consequentie van deze regeling is dat nevenverzoeken tot vermogensrechtelijke

afwikkeling door alle rechtbanken ontvangen en behandeld moeten worden. In

de meeste gevallen zal dit leiden tot een verwijzing naar een speciale

verdelingszitting, nadat alle relevante bescheiden in het geding zijn gebracht.

1.4.11 Conservato i re maatrege len (ar t . 768 Rv)Indien partijen gehuwd zijn of waren in enige gemeenschap van goederen, kan

ieder van hen de president van de rechtbank (zie art. 768 lid 2 Rv voor de

bevoegdheid) verzoeken hem of haar verlof te verlenen tot verzegeling,

boedelbeschrijving en waardering van de goederen van de gemeenschap, alsmede

tot het leggen van conservatoir beslag op goederen van de gemeenschap.

Van de hiervoor genoemde maatregelen is het leggen van beslag in de praktijk het

meest gehanteerde wapen. Men dient hier echter zeer terughoudend mee te zijn.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 30

P R O C E D U R E

31

Bevoegdheid

Provisionele

voorzieningen

23 Zie o.m. HR 28 mei 1976, NJ 1977, 247.

Verlof kan al worden verzocht, voordat een verzoek tot echtscheiding of

scheiding van tafel en bed is gedaan; dan is de in artikel 700 Rv aangewezen

president bevoegd. Is er al een verzoek in de hoofdzaak gedaan, dan is bevoegd

de president van de rechtbank waarbij dat verzoek aanhangig is of laatstelijk

was (dus president rechtbank is bevoegd als de echtscheidingszaak bij het hof

aanhangig is; zie art. 768 lid 2 Rv). Conservatoir beslag is slechts mogelijk,

indien gegronde vrees voor verduistering van de goederen van de gemeenschap

bestaat (art. 768 lid 3 Rv). Zie verder paragraaf 4.3.2.

1 .5 VOORLOP IGE VOORZ IEN INGEN

1.5.1 A lgemeenIn het kader van een echtscheidingsprocedure kunnen de spanningen tussen de

echtgenoten zodanig oplopen dat de gehele afwikkeling van de scheiding niet

zonder nadere maatregelen kan worden afgewacht.

Primair moet worden nagegaan of noodzakelijke voorlopige voorzieningen in

onderling overleg kunnen worden overeengekomen en vastgelegd. Een door

partijen zelf getroffen regeling verdient de voorkeur boven een eenzijdig door de

rechtbank opgelegde verplichting: het komt de verhouding tussen partijen en de

wijze waarop ieder van hen zich aan de regelingen gebonden acht en zal houden,

ten goede.

Voorlopige voorzieningen hebben het karakter van een door de rechter getroffen

ordemaatregel met een voorlopig karakter, bestemd om te voorzien in de

moeilijkheden die rijzen of gerezen zijn in verband met de (aanstaande)

scheiding.23 Ieder van de echtgenoten kan voorlopige voorzieningen vragen.

Voorlopige voorzieningen kunnen zowel voor, tijdens, alsook nog na de

procedure worden verzocht.

Voorlopige voorzieningen dienen sinds de invoering van het Procesreglement

Scheidingsprocedure bij apart verzoekschrift te worden gevraagd. De termijn

voor uitspraak bij voorlopige voorzieningen is in beginsel twee weken na de

datum waartegen behandeling is bepaald of duidelijk werd dat werd afgezien van

behandeling (zie bijlage C6 sub 10.a).

Het verzoek tot echtscheiding dient binnen vier weken na dagtekening van de

beschikking voorlopige voorzieningen te worden gedaan. Zo niet, dan verliezen

de voorlopige voorzieningen hun kracht (art. 821 lid 4 Rv). Zie voor de

consequenties voor de relatieve competentie artikel 262, 265 en 269 Rv.

Voorlopige voorzieningen kunnen uiterlijk worden gevraagd tot het tijdstip

waarop een zodanige voorziening, indien gegeven, ingevolge artikel 826 Rv haar

kracht verliest, dat wil zeggen bij het in kracht van gewijsde gaan van de

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 31

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

32

Consequenties

voor de

relatieve

competentie

Voorlopige

voorzieningen

kinderen

Verstaans-

verplichting

echtscheidingsbeschikking (inschrijving in de registers van de burgerlijke stand)

of beschikking tot scheiding van tafel en bed.

Als men alsnog voorlopige voorzieningen aanhanging wil maken, terwijl de

procedure in hoger beroep al bij het gerechtshof aanhangig is, is in beginsel de

rechtbank bevoegd (art. 262 Rv). Toch zijn er in de praktijk beslissingen waarin

het hof bevoegd werd geacht (Rb. Amsterdam 21 juli 2004, EB 2005, nr. 6 en

Hof Den Bosch 27 maart 2003, EB 2005, nr. 7). Op grond van artikel 285 Rv

kan ook aan de rechtbank worden verzocht de zaak te voegen bij de

appèlprocedure voor het hof (art. 285 Rv: hetzelfde of verknocht onderwerp).

1.5.2 Welke voor lop ige voorz ien ingen kan men vragen (ar t . 822, 823 Rv)

Voorlopige voorzieningen kunnen betrekking hebben op:

De k inderen

a. Bepalen aan wie van de echtgenoten ieder minderjarig kind van de

echtgenoten tezamen zal worden toevertrouwd.

b. Waarbij tevens, indien dat kind niet reeds in de macht van die echtgenoot

mocht zijn, de afgifte van dat kind aan hem kan worden bevolen (hoeft niet

gevraagd te worden, zie ook de toepasselijk verklaarde art. 812 Rv en 813 Rv).

c. Het vaststellen van kinderalimentatie.

d. Het vaststellen van een omgangs- en/of informatieregeling.

Zie in dit kader ook artikel 823 Rv, dat de mogelijkheid biedt dat de rechter

voor de duur van het geding een kind onder toezicht stelt. Artikel 810 Rv brengt

onder meer mee dat de griffier de raad voor de kinderbescherming een afschrift

toezendt en van het tijdstip van de zitting op de hoogte stelt.

De par tner

e. Het vaststellen van alimentatie voor de echtgenoot die daaraan behoefte heeft.

De won ing

f. Het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door een van de echtgenoten.

g. Met bevel dat de andere echtgenoot die woning dient te verlaten en deze

verder niet mag betreden.

h. Een regeling voor de kosten van het gebruik van de echtelijke woning, de

zogenoemde verstaansverplichting (niet in de wet geregeld).

De afg i f te van goederen

i. Dat ieder van de echtgenoten aan de andere echtgenoot beschikbaar zal stellen

de goederen tot diens dagelijks gebruik strekkend.

j. Alsmede de goederen strekkend tot dagelijks gebruik van de kinderen.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 32

P R O C E D U R E

33

1.5.3 De k inderen

Voor lop ige toever t rouwing k inderen

Het gaat om minderjarige kinderen, dus tot achttien jaar. Let op de geboortedata

en de vermoedelijke datum van de te vragen beschikking. Zie voorts paragraaf

3.2.1.

Het toevertrouwen van de kinderen aan een van beide ouders is beperkt tot de

dagelijkse gang van zaken. Beide ouders behouden gedurende de periode van de

voorlopige voorzieningen het ouderlijk gezag wanneer zij dit daarvoor ook

hadden. Beslissingen ten aanzien van de verzorging en opvoeding van de

kinderen, die de dagelijkse gang van zaken te buiten gaan, moeten dan ook door

de ouders gezamenlijk worden genomen. Bij verschil van inzicht zal de rechter

een beslissing moeten geven (art. 1:253a). Soms worden voorlopige

voorzieningen met betrekking tot de kinderen pas gegeven, nadat de rechtbank

advies heeft ingewonnen bij de Raad voor de Kinderbescherming (art. 821 lid 5

jo. 810 Rv) dan wel overleg tussen partijen en bemiddeling door een derde heeft

plaatsgevonden. Let op het recht van de ouders om een eigen deskundigen-

rapport over te leggen (art. 810a Rv).

Een advies van de Raad voor de Kinderbescherming kan van belang zijn, maar

kan ook erg lang op zich laten wachten, en kan om die reden in het belang van

zekerheid voor de kinderen veelal niet worden afgewacht.

Ondertoezichtstelling is een verdergaande voorlopige voorziening, die behalve

door een van de echtgenoten ook door de Raad voor de Kinderbescherming kan

worden verzocht. Zie artikel 823 Rv; artikel 826 Rv is niet van toepassing.

Een beschikking betreffende de gezagsuitoefening over minderjarigen geeft van

rechtswege aan degene aan wie het gezag conform de beschikking is

toevertrouwd, het recht tot het aan hem of haar doen afgeven, zo nodig met

behulp van de sterke arm, van deze minderjarigen, zie artikel 812 Rv en in dit

kader ook artikel 813 Rv.24

Artikel 809 Rv is niet van overeenkomstige toepassing verklaard in artikel 821

lid 5 Rv, hetgeen meebrengt dat de voorlopige voorzieningen getroffen kunnen

worden zonder dat de minderjarige van twaalf jaar en ouder zijn mening heeft

kunnen geven. Zie hierover paragraaf 3.2.1.

Omgangs- en in format ierege l ing

Een omgangsregeling (zie voor de basis voor omgangs- en informatieregelingen

art. 1:377a-h BW) kan als voorlopige voorziening worden gevraagd (art. 822 lid

1 sub d Rv). Analoog daaraan kan ook een informatieregeling worden gevraagd.

24 Zie Pres. Rb. Leeuwarden 28 juni 1995, KG 1995, 1372.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 33

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

34

Voorlopige

alimentatie

25 HR 28 mei 1976, NJ 1977, 247.26 Wet van 31 mei 2001, Stb. 2001, 275, i.w.t. 21 juni 2001.27 HR 3 juli 1995, NJ 1996, 86 m.nt. JdB.28 HR 15 juli 1987, NJ 1988, 297.29 HR 31 december 1993, NJ 1994, 315.

Kindera l imentat ie

De kinderalimentatie is een kwestie van openbare orde. Dit brengt mee dat

partijafspraken dienaangaande door de rechter genegeerd kunnen worden. Let

op de leeftijd van de kinderen, met name als de kans bestaat dat een van hen

gedurende de procedure meerderjarig wordt. Een ouder kan niet – zonder

machtiging – voor een jongmeerderjarige om alimentatie vragen. Een jong-

meerderjarige zal zelf om alimentatie moeten vragen. Het noemen van een

jongmeerderjarige in het verzoekschrift is van belang in verband met de

draagkrachtbepaling.

Men dient alert te zijn op de meest recente financiële regelingen met betrekking

tot kinderen: niet alleen de Algemene Kinderbijslagwet maar ook de Wet

inkomstenbelasting 2001 en de Wet studiefinanciering 2000 zijn van belang.

De normen van deze bepalingen worden een of meer keren per jaar bijgesteld.

Wat betreft fiscale aspecten en de Wet Studiefinanciering 2000 zij verwezen naar

paragraaf 3.4. en H 5.

1.5.4 De par tner

Al imentat ie par tner

Hangende de echtscheidingsprocedure geldt artikel 822 lid 1 sub e Rv. De

‘schuldvraag’ staat los van het verzoek ingevolge artikel 822 lid 1 sub e Rv.25

Overigens is gelijktijdig met de afschaffing van de verplichting tot samenwoning

van artikel 1:83 BW ook artikel 1:84 lid 6 BW26 afgeschaft.

Bedenk dat de voorlopige alimentatiebeschikking feitelijke invloed kan hebben

op de definitieve alimentatiebeslissing en ook kan samenhangen met de uitkomst

van de verdeling van de gemeenschap.27 In verband daarmee is het van het

grootste belang, als definitief een hogere alimentatie wordt gevraagd, in de

stukken duidelijk te motiveren waarom de berekening ter gelegenheid van de

voorlopige voorzieningen niet dient te worden gevolgd.

Beslissend bij het vaststellen van alimentatie in het kader van de voorlopige

voorzieningen zijn, evenals bij de definitieve alimentatie, de draagkracht van de

alimentatieplichtige en de behoefte van de alimentatiegerechtigde en niet

omstandigheden die daarvan in beginsel losstaan,28 zoals ‘te verwachten

complicaties met de fiscus’.29

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 34

P R O C E D U R E

35

Toewijzing

echtelijke

woning

30 HR 15 juli 1987, NJ 1988, 297.31 HR 27 april 1984, NJ 1985, 103 en HR 14 mei 1993, NJ 1993, 434.32 HR 15 juli 1985, NJ 1986, 397.33 Wat men hieronder moet verstaan, heeft de Hoge Raad beslist in HR 17 december 1993, NJ 1994, 331. In

deze zaak verruilde een van partijen de echtelijke woning voor een andere woning met de vermoedelijkebedoeling de vordering (thans verzoek) tot uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door de andere echt-genoot te frustreren.

Wat de alimentatienormen betreft, wordt verwezen naar hoofdstuk 2, in het

bijzonder paragraaf 2.5, alsmede naar de Alimentatienormen. Op

<www.rechtspraak.nl> worden jaarlijks de voor dat jaar geldende

alimentatienormen gepubliceerd. Uit deze publicaties valt af te leiden welke

gegevens de rechtbank nodig heeft. Dit blijkt ook uit bijlage 3 van het

Procesreglement Scheidingsprocedure (bijlage C6). Niet-tijdige toezending van de

stukken (tien dagen vóór de zitting) kan bijvoorbeeld leiden tot retournering van

de stukken aan de afzender. Zie bijlage C6 sub 7.3. Niet alle rechtbanken gaan

hier in de praktijk hetzelfde mee om.

L imi ter ing a l imentat ie

Artikel 1:157 BW is niet van toepassing op voorlopige voorzieningen.30 Een

voorlopige alimentatieverplichting kan echter wel gelimiteerd worden, maar

slechts om redenen die losstaan van de draagkracht van de alimentatieplichtige

of de behoefte van de alimentatiegerechtigde.31

Concubinaat a l imentat iegerecht igde

Ook artikel 1:160 BW geldt niet gedurende de procedure; wanneer de

alimentatiegerechtigde met een nieuwe partner samenwoont, eindigt daardoor

niet het – voorlopige – recht op alimentatie. Wel kan dat een factor zijn die de

behoefte aan alimentatie beïnvloedt.32

Dat betekent dat wanneer het concubinaat wordt opgeheven voor de

echtscheidingsbeschikking, de andere echtgenoot alimentatieplichtig is.

1.5.5 De echte l i jke won ing33

Tegenwoordig bestaat voor gehuwden geen verplichting tot samenwoning meer,

artikel 1:83 lid 1 BW is vervallen.

Toewijzing van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning vindt plaats na

een belangenafweging. Mogelijke belangen vormen de verzorging van kinderen,

speciale voorzieningen in de woning bij invaliden, het beroep van een van de

partijen, de plaats waar dit beroep wordt uitgeoefend, en de noodzaak van de

uitoefening van een dergelijk beroep in een rustige woonsituatie.

Bij een eigen huis heeft de regeling van het gebruik van de woning fiscale

consequenties voor partijen. Ga na welke consequenties dat zijn en tref regelingen

daarvoor met de wederpartij. Zie voor de fiscale aspecten paragraaf 5.3.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 35

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

36

Regeling

woonlasten

Verstaans-

beschikking

Z I E B I J L A G E C 1

In de regel is een beschikking van de rechtbank nodig om de partij die het huis

dient te verlaten, te helpen aan een hogere urgentie voor de toewijzing van een

andere woning. Men dient erop bedacht te zijn dat er per gemeente verschillen

bestaan in het toewijzingsbeleid. Mensen die door hun echtscheiding

woningzoekend zijn, genieten extra bescherming. Zo gelden voor hen niet de

vereisten van economische of maatschappelijke binding met de gemeente waar zij

zich willen laten inschrijven als woningzoekende.34

Partijen kunnen onderling afspreken dat degene aan wie het uitsluitend gebruik

van de echtelijke woning wordt toegewezen, vooralsnog niet tot ontruiming zal

overgaan. Vraag zo nodig vastlegging van die afspraak in het proces-verbaal van

de zitting.

Kosten gebru ik won ing

Ook kan een regeling worden getroffen voor de betaling van de woonlasten.

Hierbij zijn er twee mogelijkheden.

1. Er kan een regeling worden getroffen waarbij de echtgenoot aan wie het

uitsluitend gebruik van de echtelijke woning is toegekend, aan de ander

hiervoor een vergoeding dient te voldoen. Of de rechter een dergelijke

beslissing neemt, is afhankelijk van de omstandigheden. Zo’n omstandigheid

kan gelegen zijn in het feit dat de woning eigendom is van de echtgenoot-niet-

gebruiker.35 Een dergelijke regeling lijkt overigens slechts voor de hand te

liggen als er geen alimentatie wordt betaald.

2. In de praktijk is een niet in de wet geregelde voorlopige voorziening ontstaan:

de verstaansbeschikking. Gaat het om een eigen huis, dan kan de rechter

‘verstaan’ dat de een de eigenaarslasten van de woning zal dragen, ook al

wordt het gebruik van de woning voorlopig aan de ander toegewezen. Deze

regeling is uiteraard alleen mogelijk als de desbetreffende partij bereid is deze

lasten te betalen. In dat geval wordt bij de bepaling van de alimentatie met

deze lasten rekening gehouden. In het model verzoekschrift voorlopige

voorzieningen is aangegeven hoe men een dergelijke voorziening kan vragen.

Zie bijlage C1.

1.5.6 Ontru iming en afg i f te goederenBij beschikking wordt veelal bepaald dat de ene partij met uitsluiting van de

andere partij de woning mag gebruiken, hetgeen indien nodig met behulp van de

sterke arm kan worden gerealiseerd. Pendant is dat ieder van de echtgenoten aan

de andere echtgenoot de goederen strekkend tot dagelijks gebruik ter

beschikking zal stellen, alsmede – indien van toepassing – de goederen strekkend

34 Relevante regelgeving: de Huisvestingswet (01 juli 1993 in werking getreden) en het Huisvestingsbesluit.Hierover is bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een brochure te ver-krijgen.

35 HR 15 oktober 1993, NJ 1994, 63.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 36

P R O C E D U R E

37

Art. 1:88 BW

Begin

voorlopige

voorzieningen

Einde

voorlopige

voorzieningen

Hoofdregel

36 Zie voor een volledig overzicht: I.F. Dam & M. Ynzonides, ‘Herziening scheidingsprocesrecht’, Advocatenblad1992, p. 649.

tot dagelijks gebruik van de kinderen. Als een van de echtgenoten goederen

meeneemt waarvan het gebruik krachtens beschikking behoort aan de andere

echtgenoot, kan men in kort geding afgifte vragen.

Let in dit verband op het feit dat deze voorlopige maatregel niet afdoet aan de

rechten en verplichtingen van de echtgenoten zoals die onder meer voortvloeien

uit het tussen hen geldende huwelijksgoederenregime.

Let bijvoorbeeld op artikel 1:88 BW. Niet alleen vervreemding, bezwaring of in

gebruikgeving en rechtshandelingen strekkende tot beëindiging van het gebruik

van de woning zijn aan artikel 1:88 BW onderworpen, maar ook handelingen

betreffende zaken die tot de inboedel van die woning behoren. Onder inboedel

wordt verstaan het geheel van tot huisraad en tot stoffering en meubilering van

een woning dienende roerende zaken, met uitzondering van boekerijen en

verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap of van geschiedkundige

aard (art. 3:5 BW).

Wat de goederen strekkend tot dagelijks gebruik betreft, wordt aangenomen dat

daaronder valt de auto waarmee een van de echtgenoten dagelijks naar het werk

gaat.

1.5.7 Ingangsdatum en duur voor lop ige voorz ien ingen (ar t . 822 l id 2 , 826 Rv)

De voorlopige voorzieningen vangen aan op de dag van de dagtekening van de

beschikking, tenzij de rechter een eerdere of een latere aanvangsdatum heeft

vastgesteld. Soms zal het aanbeveling verdienen de rechter te vragen een of meer

voorlopige voorzieningen op een andere dag, bijvoorbeeld op de dag van

indiening van het verzoek (art. 822 lid 2 Rv) te laten ingaan.

De voorlopige voorzieningen verliezen in elk van de volgende gevallen hun

kracht:36

• indien niet binnen vier weken na de beschikking een verzoek tot echtscheiding

is ingediend; of

• zodra een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt

ingetrokken; of

• zodra een beschikking waarbij een dergelijk verzoek wordt afgewezen in

kracht van gewijsde gaat; of

• zodra de beschikking waarbij de echtscheiding is uitgesproken, wordt

ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand of de mogelijkheid

daartoe vervalt (c.q. de beschikking tot scheiding van tafel en bed in kracht

van gewijsde gaat).

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 37

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

38

Uitzonde-

ringen

Geen hoger

beroep

Bevoegdheid

37 HR 10 september 1999, NJ 1999, 795, vrijheid ingangsdatum partneralimentatie is in zoverre beperkt datdeze niet kan ingaan voor datum inschrijving (art. 826 Rv).

38 Zie Hof Amsterdam 27 september 1993, NJ 1994, 133: hoger beroep op grond van ontbreken rechtsmachtNederlandse rechter ontvankelijk; zie ook Hof Amsterdam 17 januari 1994, NJ 1994, 694.

Dit is de hoofdregel; hierop bestaan de volgende uitzonderingen.

1. Met betrekking tot de kinderen

De voorzieningen met betrekking tot de kinderen behouden hun kracht totdat de

definitieve gezagsvoorziening van kracht wordt (zie art. 1:253p: niet dan

wanneer de echtscheiding dan wel de scheiding van tafel en bed is ingeschreven).

2. Met betrekking tot de partneralimentatie

De beslissing omtrent partneralimentatie behoudt haar kracht totdat een

beslissing op een verzoek om definitieve alimentatie (art. 1:157 BW) – indien

gedaan – bij toewijzing voor tenuitvoerlegging vatbaar wordt dan wel bij

afwijzing in kracht van gewijsde gaat.37

3. Met betrekking tot de woning

Hier geldt de hoofdregel, tenzij het gaat om een huurwoning en een verzoek als

bedoeld in artikel 7:266 lid 5 BW is gedaan. Duur voorlopige voorziening: totdat

de beslissing hieromtrent in kracht van gewijsde is gegaan.

1.5.8 W i jz ig ing voor lop ige voorz ien ingen (ar t . 824 l id 2 Rv) ;geen appè l

Tegen een beschikking voorlopige voorzieningen op grond van artikel 822 Rv is

geen appel mogelijk.38 Er hoeft dus geen uitvoerbaarheid bij voorraad te worden

gevraagd.

Wijziging van een beschikking voorlopige voorzieningen kan worden verzocht,

indien de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking in zodanige

mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate

van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat alle betrokken belangen in

aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven.

Deze procedure zal even snel dienen te verlopen als die waarin voorlopige

voorzieningen worden gevraagd, aangezien artikel 821 lid 2-5 Rv hierop van

toepassing is verklaard.

Bevoegd is de rechtbank die of het gerechtshof dat de beschikking heeft gegeven

(art. 824 lid 2 Rv).

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 38

P R O C E D U R E

39

Straatverbod

Duurzame

ontwrichting

39 Rb. Amsterdam 24 juni 1982, NJ 1983, 137.

1.5.9 Recht op a fschr i f t en inzageHet recht op inzage en afschrift (zie art. 290 Rv) wordt door artikel 825 Rv voor

de voorlopige voorzieningen beperkt tot de echtgenoten; artikel 811 Rv is wel

van toepassing verklaard.

1.5.10 Andere voor lop ige maatrege lenHet komt voor dat behoefte bestaat aan andere voorlopige maatregelen. Deze

zullen in het algemeen niet via de weg van artikel 822 Rv kunnen worden

gerealiseerd. De meest aangewezen weg is dan het kort geding.

1. Een straatverbod bij wege van voorlopige voorziening kan in kort geding

worden gevorderd.39

2. Het gebruik van de auto kan waarschijnlijk wel (zie par. 1.5.6), het gebruik

van de caravan kan waarschijnlijk niet ex artikel 822 Rv worden gerealiseerd.

De oplossing zal moeten worden gevonden in een kort geding strekkende tot

afgifte van de desbetreffende zaak met oplegging van een dwangsom. Een

belangenafweging zal in dat geval naar de maatstaven van redelijkheid en

billijkheid moeten plaatsvinden.

3. Afgifte van huisdieren kan vermoedelijk evenmin via de weg van artikel 822

Rv. Maar wie pleit om een hond, maakt het wel bont.

1 .6 VERZOEKSCHR I FT WAAR IN ECHTSCHE ID ING WORDT

VERZOCHT

1.6.1 Echtsche id ingsgrond (ar t . 1 :151, 1 :168 BW)De echtscheiding wordt op verzoek van een of beide echtgenoten uitgesproken,

indien het huwelijk duurzaam is ontwricht. Scheiding van tafel en bed kan op

dezelfde grond worden verzocht als echtscheiding.

Meestal wordt primair echtscheiding en subsidiair scheiding van tafel en bed

verzocht. Het essentiële verschil tussen beide is dat in het laatste geval het

huwelijk (formeel) in stand blijft. Om godsdienstige redenen werd vroeger meer

dan tegenwoordig van tafel en bed gescheiden. Het enige feitelijke verschil zit

hem daarin dat op grond van de Wet pensioenverevening de opgebouwde

ouderdomspensioenrechten worden verevend op het moment van de

echtscheiding respectievelijk scheiding van tafel en bed. Bij echtscheiding is dat

ook het tijdstip waarop het opgebouwde weduwepensioen, dat onder meer op

grond van artikel 8 van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) aan de ex-

echtgenoot toekomt, wordt bevroren. Bij scheiding van tafel en bed loopt de

opbouw daarvan echter door, omdat de formele huwelijksband, die in de PSW

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 39

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

40

Subsidiair

scheiding van

tafel en bed

Neven-

verzoeken

40 Het betreft geen limitatieve opsomming meer: HR 24 oktober 1997, NJ 1997, 203C en art. 827 lid 1 onder ƒ Rv.

41 HR 7 april 2000, NJ 2000, 377 en HR 23 februari 2001, NJ 2001, 237.

relevant is, nog bestaat. Het kan dus in sommige gevallen voor de vrouw

gunstiger zijn om voor een scheiding van tafel en bed te kiezen. Het kan nuttig

zijn om subsidiair scheiding van tafel en bed te vragen in geval van een mogelijk

(succesvol) pensioenverweer (zie par. 1.8.2).

1.6.2 Overz icht mogel i jke verzoeken in verzoekschr i f t (z iear t . 827 Rv)

In het verzoekschrift waarin de rechter wordt gevraagd de echtscheiding uit te

spreken, kan men de hierna genoemde voorzieningen vragen.40

Per 1 april 1995 is de regel afgeschaft dat nevenvoorzieningen alleen in eerste

aanleg bij het indienen van een verzoekschrift kunnen worden gevraagd.41 Dit

kan ook eerst in hoger beroep of in de loop van de procedure.

Hoofdverzoek

1. de echtscheiding:

(art. 1:150 BW, 1:154 BW)

• primair echtscheiding, (eventueel) subsidiair scheiding van tafel en bed.

Nevenvoorz ien ingen met betrekk ing to t

2. de kinderen:

(art. 827 lid 1 sub c Rv)

• in beginsel continuering van het gezamenlijk gezag of op verzoek toewijzing

aan een van de ouders, (art. 1:251 lid 2 e.v. BW);

• een omgangs- en/of informatieregeling (indien nodig ook mogelijk bij

voortzetting gezamenlijk ouderlijk gezag, zie art. 1:377h BW);

• kinderalimentatie (indien nodig ook mogelijk bij voortzetting gezamenlijk

gezag, zie art. 1:406 BW);

• in de praktijk wordt ook de gewone verblijfplaats van het kind als

nevenvoorziening bepaald (HR 15 december 2000, NJ 2001, 123).

3. de onderhoudsgerechtigde partner:

(art. 1:157 lid 1 BW, art. 827 lid 1 sub a Rv)

• alimentatie; let op de in artikel 1:157 BW opgenomen limiteringsbepalingen

en op artikel 1:160 BW. Let op de processuele positie van de gemeente in

geval van bijstandsverhaal. Verwezen wordt naar hoofdstuk 2.

4. de verdeling van de/een gemeenschap:

• gemeenschap van goederen

(art. 827 lid 1 sub b Rv, art. 1:99 lid 2, 3:181 BW, art. 677 e.v. Rv)

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 40

P R O C E D U R E

41

Uitvoerbaar

bij voorraad

42 Wet 13 december 2000, Stb. 2001, 11, i.w.t. 1 juni 2001.43 Zie verder over dit onderwerp L.H.M. Zonnenberg in EB 2002-1, p. 1-5; en EB 2002-4, p. 60-65.

In het kader hiervan zijn de volgende verzoeken mogelijk:

a. bevel tot verdeling van de gemeenschap;

b. het gelasten van de wijze van verdeling;

c. het vaststellen van de verdeling.

• beperkte gemeenschap van goederen

Verdeling van de eventueel tussen partijen bestaande, ingevolge akte van

huwelijkse voorwaarden beperkte huwelijksvermogensgemeenschap;

zie hoofdstuk 4.

5. de echtelijke woning:

(art. 827 lid 1 sub d en e Rv)

• het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de daarbij behorende

inboedel tegen een redelijke vergoeding gedurende zes maanden na de

inschrijving van de echtscheidingsbeschikking;

• het huurrecht van de echtelijke woning (art. 7:266 lid 5 BW).

6. een andere voorziening als bedoeld in de onderdelen 1 t/m 5: 42

(art. 827 lid 1 sub ƒ Rv)

• mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding,

scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van

tafel en bed en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige

vertraging van het geding zal leiden. Als voorbeeld wordt in de memorie van

toelichting genoemd een verklaring voor recht dat een recht op

pensioenverevening bestaat. Daarover ging ook HR 24 oktober 1997, NJ

1997, 203C. Andere mogelijke nevenverzoeken zijn: afgifte van bepaalde

zaken bepaling verblijfplaats kind of afwikkeling van huwelijksvoorwaarden.

Dat de opsomming van nevenvoorzieningen in lid 1 van artikel 827 Rv niet

langer limitatief is, blijkt ook uit de Wet regels verrekenbedingen, waarmee aan

artikel 827 lid 1 sub b Rv is toegevoegd: ‘of bij huwelijkse voorwaarden

overeengekomen verrekening van inkomsten of van vermogen’. Deze wet is op

1 september 2002 in werking getreden. 43

Uitvoerbaarverklaring bij voorraad

(art. 288 Rv)

• de rechter kan de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren, behalve

(uiteraard) ten aanzien van de echtscheiding, scheiding van tafel en bed en

ontbinding na scheiding van tafel en bed.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 41

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

42

Voorstel

verdeling

1.6.3 De k inderenDe voorzieningen met betrekking tot de kinderen worden in hoofdstuk 3

behandeld. Hier worden enige praktische zaken die met de procedure verband

houden, vermeld.

Indien er minderjarige kinderen van twaalf jaar of ouder zijn, vindt in principe

altijd een mondelinge behandeling plaats; deze minderjarigen hebben immers ex

artikel 809 Rv het recht hun mening kenbaar te maken. In geval van voortzetting

van het gezamenlijk ouderlijk gezag is ook de vaststelling van een omgangs- en

informatieregeling en kinderalimentatie mogelijk (zie art. 1:377h en 1:406 BW).

Is er in onderling overleg een omgangsregeling getroffen, dan zal het doorgaans

aanbeveling verdienen die ook te laten vastleggen.

Ten aanzien van gezagsbeslissingen moet bij het opstellen van het verzoekschrift

c.q. het voeren van verweer consciëntieus worden omgesprongen met ipr-

aspecten: motiveer rechtskeuzes en bevoegdheid van de rechter met vermelding

van verdrags- en wetsartikelen, jurisprudentie en relevante feitelijke

omstandigheden. Zie hoofdstuk 6.

1.6.4 Verde l ing gemeenschap van goederenAls de samenstelling van de gemeenschap genoegzaam bekend is, kan primair

een voorstel tot verdeling op een bepaalde wijze worden gedaan en kan

subsidiair een verzoek aan de rechter worden gedaan de verdeling te doen

geschieden overeenkomstig zijn inzicht.

Als de samenstelling van de boedel nog niet duidelijk is, kan veroordeling van de

wederpartij worden gevraagd om met eiser(es) tot verdeling over te gaan.

Als de rechter de verdeling niet aan zich houdt, zal dit tevens een bevel inhouden

tot verdeling over te gaan ten overstaan van een notaris, en als partijen het over

de keuze niet eens zijn, de benoeming van deze notaris (art. 677 Rv).

Voor het geval niet aan een bij rechterlijke uitspraak bevolen verdeling wordt

meegewerkt, kunnen onzijdige personen worden benoemd. Deze

vertegenwoordigen de onwillige partij(en) en behartigen haar (hun) belangen

(art. 3:181 BW). Zie hoofdstuk 4.

1.6.5 De echte l i jke won ingZolang de ontbonden huwelijksgemeenschap nog niet is verdeeld en de woning

daarvan deel uitmaakt, zijn beide partijen in beginsel voor gelijke delen tot het

genot en het gebruik daarvan gerechtigd. Aldus komt aan de ‘niet-bewoner’ als

vergoeding voor gederfd genot of gebruik van zijn aandeel in het

gemeenschappelijk goed in beginsel ook slechts de helft van de voor gebruik van

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 42

P R O C E D U R E

43

Gebruiks-

vergoeding

Z I E B I J L A G E C 2

E N C 6

Geestesstoorn

is verweerder

Z I E B I J L A G E C 6

44 HR 31 december 1993, NJ 1994, 316.

het gehele goed berekende vergoeding toe.44 Men dient hiermee rekening te

houden met het formuleren van het verzoek.

1.6.6 Andere verzoeken c .q . vorder ingenIn het kader van de echtscheidingsprocedure zijn nog andere verzoeken c.q.

vorderingen relevant:

• Het verzoek om opheffing van de gemeenschap (zie par. 4.3.4).

• Het verzoek om het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in artikel 1:98 BW.

• Ingevolge het bepaalde in artikel 1:164 BW kan schadevergoeding worden

gevorderd bij benadeling van de gemeenschap.

1.6.7 Inhoud verzoekschr i f t , formal i te i ten verzoekschr i f tWat de inhoud van het verzoekschrift betreft, wordt verwezen naar artikel 278

lid 1 Rv en 815 Rv. Zie ook het model verzoekschrift in bijlage C2 en de door de

rechtbanken in aanvulling op de wet gestelde voorschriften voor indiening in

bijlage C6. Verblijft de verweerder op grond van een geestesstoornis in een

inrichting, dan vermeldt het verzoekschrift het feit van dit verblijf (art. 817 Rv).

Het verzoekschrift wordt door een procureur ondertekend en ter griffie

ingediend (art. 278 lid 2 en 3 Rv).

Zodra het verzoekschrift is ontvangen, wordt het ingeschreven en wordt aan de

procureur van verzoeker een ontvangstbevestiging gestuurd, waarbij wordt

meegedeeld de termijn waarbinnen het betekeningsexploot ter griffie moet zijn

overgelegd. Ook ontbrekende vermeldingen of bescheiden worden in de

ontvangstbevestiging aangegeven. Deze dienen zo spoedig mogelijk, doch

uiterlijk vóór de afloop van de verweertermijn in één keer te worden toegevoegd

op straffe van niet-ontvankelijkheid (bijlage C6 sub 2.3). Bij gemeenschappelijke

verzoeken is de termijn vier weken. Uiterlijk vier weken na de datum waarop het

echtscheidingsverzoek is ingeschreven, dient het betekeningsexploot te worden

overgelegd ter griffie op straffe van niet-ontvankelijkheid (bijlage C6 sub 4.2).

Bij de betekening worden de in bijlage C6 sub 4.1 genoemde verweertermijnen in

acht genomen.

1.6.8 Verweerschr i f t/refer te , termi jnenTot aan de afloop van de verweertermijn kan een verweerschrift/tevens

zelfstandig verzoekschrift of referteverklaring worden ingediend. Een verzoek tot

uitstel dient schriftelijk binnen de verweertermijn te zijn binnengekomen ter

griffie. Een eerste uitstel van vier weken wordt altijd toegestaan. De volgende

verzoeken zijn gemotiveerd, hebben de instemming van de wederpartij en

vertragen de procedure niet onredelijk. Van onredelijke vertraging is,

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 43

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

44

Z I E B I J L A G E C 6

Tips

mondelinge

behandeling

niettegenstaande instemming van de wederpartij met het gevraagde uitstel,

sprake als sinds de inschrijving van het inleidend verzoekschrift één jaar is

verstreken. Als voor de afloop van deze termijn geen verweer is gevoerd, wordt

de zaak door de rechtbank ambtshalve als verstekzaak afgedaan. Een

verweerschrift kan uitsluitend door tussenkomst van een procureur worden

ingediend. Een mondelinge behandeling vindt slechts plaats na indiening van een

verweerschrift. De termijn voor verweer op zelfstandig verzoek bedraagt vier

weken. Zie verder bijlage C6 sub 5 en 6.

1 .7 MONDEL INGE BEHANDEL ING

1.7.1 Voorbere id ing mondel inge behandel ingHet is van belang de mondelinge behandeling voorlopige voorzieningen, die

meestal van doorslaggevende betekenis is voor het verdere verloop van de zaak,

goed voor te bereiden:

• men kan geen hoger beroep instellen tegen een beschikking houdende

voorlopige voorzieningen;

• er bestaat een kans dat de rechter zich voor de definitieve voorzieningen te

veel baseert op de voorlopige voorzieningen;

• met betrekking tot voorzieningen betreffende de kinderen is van belang dat

artikel 809 Rv niet van toepassing is en dat de rechter in dit stadium niet

verplicht is hen in de gelegenheid te stellen hun mening kenbaar te maken. Als

u denkt dat dat wel nodig is, dient u daar gemotiveerd om te verzoeken.

Raadpleeg zeker de eerste keren dat u een mondelinge behandeling bijwoont als

advocaat, een ervaren kantoorgenoot. Probeer u voor te stellen hoe zo’n zitting

verloopt. Bij de voorbereiding kunnen tal van vragen rijzen: cliënt is zeer

emotioneel: hoe houd ik hem in de hand; moet ik in toga verschijnen bij deze

rechtbank, enzovoort.

Ga een paar keer met een kantoorgenoot mee naar een mondelinge behandeling.

Zet datgene wat u wilt zeggen eventueel op schrift, zeker als de zaak zeer

gecompliceerd is.

Bereid de zitting ook met de cliënt voor. Leg hem uit hoe de gang van zaken is.

De zitting verloopt dan plezieriger en zakelijker, niet alleen voor de cliënt maar

ook voor de rechter en de wederpartij.

1.7.2 Hoor en wederhoorIn verband met het beginsel van hoor en wederhoor dient men tijdig alle

relevante stukken, alsmede – voor zover van belang – een complete en correcte

alimentatieberekening met de bijbehorende bescheiden aan de rechter en de

wederpartij te doen toekomen.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 44

P R O C E D U R E

45

In strijd met

hoor en

wederhoor

Gedragsregel

14

Overlegging van bescheiden die wat betreft hun aard en omvang geen beletsel

vormen om terstond van de inhoud kennis te nemen en daarop te reageren,

kunnen desnoods nog op de mondelinge behandeling worden overgelegd.45

Indien men op deze behandeling door de wederpartij wordt overvallen met

bescheiden die niet aan deze eisen voldoen, handelt de wederpartij in principe in

strijd met het beginsel van hoor en wederhoor (zie HR 18 november 2005, AT

6843). Hoe hierop te reageren?

1. Met een beroep op schending van het beginsel van hoor en wederhoor

verzoekt men de rechter in het kader van de procedure geen acht te slaan op

de desbetreffende bescheiden.

2. Een andere mogelijkheid is dat men de rechter verzoekt de mondelinge

behandeling aan te houden of een termijn te stellen voor nadere schriftelijke

reactie, zodat men met de cliënt de stukken van de wederpartij kan

bestuderen.

3. Ook kan men gedurende korte tijd schorsing van de behandeling vragen voor

overleg met de cliënt.

1.7.3 Gedragsrege lsEen partij die de stukken zo laat overlegt dat de wederpartij een reactie daarop

niet voldoende zorgvuldig kan voorbereiden, handelt in strijd met GR 14.

Tegenover de rechter kan men zich hierop echter niet beroepen!

De gedragsregels gelden tussen advocaten onderling, en of er sprake is van een

eventuele schending wordt door de tuchtrechter in een aparte procedure

beoordeeld en niet door de civiele rechter in een echtscheidingsprocedure.

1.7.4 Formal i te i tenPartijen kunnen bij de mondelinge behandeling in persoon of bij een procureur

verschijnen. De rechter kan verschijning in persoon gelasten. De opgeroepene die

in persoon verschijnt, mag zich door een raadsman (advocaat of procureur) doen

bijstaan. Zie artikel 279 lid 3 Rv.

De behandeling geschiedt met gesloten deuren (art. 803 Rv jo. art. 818 lid 5 Rv).

Van het verhandelde en van de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen

wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de voorzitter en de griffier wordt

ondertekend (art. 279 lid 4 Rv). De uitgewerkte processen-verbaal worden vaak

eerst op verzoek toegestuurd.

Onder zeer bijzondere omstandigheden kan het wenselijk zijn dat de ene partij

buiten aanwezigheid van de andere wordt gehoord. In dat geval dient in verband

met het beginsel van hoor en wederhoor de advocaat van de afwezige partij

hierbij wel aanwezig te zijn.46

45 Vaste rechtspraak. Zie bijv. HR 25 oktober 1991, NJ 1992, 5.46 HR 3 juni 1988, NJ 1989, 5.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 45

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

46

Zaak laten

waarnemen

Aanvulling

47 HR 3 juni 1988, NJ 1989, 5, HR 18 november 2005, AT 6843.

1.7.5 De behandel ing ter terechtz i t t ingVoor de cliënt is het in hoge mate plezierig wanneer de eigen advocaat de zaak

ter terechtzitting behandelt. Indien men een kantoorgenoot de zaak moet of wil

laten waarnemen, dient men de cliënt daaromtrent tijdig te informeren en na te

gaan of deze bezwaar maakt tegen de waarneming. Is dat het geval, dan zal door

de advocaat een andere datum moeten worden verzocht voor de behandeling van

het verzoekschrift c.q. verweerschrift, tenzij dat strijdig is met de belangen van

de cliënt.

Het is van groot belang dat de advocaat de stukken zelf goed kent, dat noch de

cliënt noch de advocaat met relevante gegevens manipuleert of deze achterhoudt

en dat de advocaat erop toeziet dat ook de wederpartij dat nalaat. Alleen met

eerlijke gegevens valt een goed verlopende zitting en een goede beslissing te

verwachten.

Het kan soms voorkomen dat de rechter (een van de) partijen verzoekt hem

alsnog bepaalde informatie te doen toekomen na afloop van de zitting. In dat

geval moet de andere partij zich wel over deze stukken kunnen uitlaten (hoor en

wederhoor).47

1.7.6 De mondel inge behandel ing voor lop ige voorz ien ingenDe behandeling van het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen en

het naar aanleiding daarvan eventueel door de wederpartij ingediende

verweerschrift (al dan niet tevens verzoekschrift) vindt plaats ter terechtzitting.

De behandeling dient uiterlijk in de derde week, volgend op die waarin het

verzoekschrift is ingediend, plaats te vinden.

De verzoeken tot voorlopige voorzieningen kunnen ter zitting mondeling worden

aangevuld. Ook kunnen er tegenverzoeken worden ingediend. Het verdient

uiteraard aanbeveling daarmee niet tot de zitting te wachten tenzij het niet

anders kan.

Van een (eventueel) ter terechtzitting tot stand gekomen regeling met betrekking

tot de auto, caravan, hond, enzovoort kan vastlegging in een (eventueel)

zittingsproces-verbaal worden gevraagd. De rechter geeft veelal op zeer korte

termijn een beschikking.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 46

P R O C E D U R E

47

Geconcen-

treerde

behandeling

Ouderverhoor

Z I E B I J L A G E C 6

Geen

mondelinge

behandeling

48 Kamerstukken II 1990/91, 21 881, nr. 3 (MvT p. 6 ad art. 818 Rv).49 Kamerstukken II 1990/91, 21 881, nr. 3 (MvT p. 6 ad art. 818 Rv).

1.7.7 Mondel inge behandel ing def in i t ieve voorz ien ingen(ar t . 27, 279, 803 en 818 Rv)

Doel

Het is de bedoeling van de wetgever dat de mondelinge behandeling van alle in

het verzoek- en verweerschrift gestelde onderwerpen in één zitting wordt

geconcentreerd.48 Het zal per rechter kunnen verschillen hoe deze behandeling

wordt ingericht. Het meest voor de hand liggend is dat partijen (als er een

verweerschrift is ingediend: te beginnen met verzoeker) hun standpunten kunnen

toelichten en dat de rechter vervolgens vragen stelt. Omdat de alimentatie

meestal het belangrijkste punt van onenigheid is, zal daarop tijdens de

behandeling veelal het accent liggen.

Minder jar ige k inderen

De mondelinge behandeling omvat, als er een of meer minderjarigen zijn, tevens

het (onder vroeger recht en ook nu nog wel) zogenoemde ouderverhoor.

Zijn er minderjarigen van twaalf jaar of ouder, dan worden zij in alle gevallen in

de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken (art. 809 Rv), ook bij

gemeenschappelijke verzoeken en indien partijen het eens zijn over voortzetting

gezamenlijk gezag (bijlage C6 sub 7). Er wordt ook een oproep voor een

kinderverhoor gezonden als reeds een schriftelijke verklaring van de betreffende

kinderen is overgelegd. De rechter kan op grond van genoemd artikel ook

jongere kinderen in de gelegenheid stellen hun mening kenbaar te maken op een

door hem te bepalen wijze.

De rechter kan, indien hij dit met het oog op de beoordeling van de belangen van

de minderjarige noodzakelijk acht, het advies van de Raad voor de Kinder-

bescherming inwinnen (art. 810 Rv).

Na afloop van de behandeling bepaalt de rechter de dag waarop hij de

beschikking zal geven.

Een behandeling ter terechtzitting kan op grond van artikel 818 Rv achterwege

blijven,49 indien:

a. het een gemeenschappelijk verzoek van partijen betreft; óf

b. het een verzoek van een van de echtgenoten betreft en er niet tijdig verweer is

gevoerd (of de andere partij zich refereert);

c. en er geen minderjarige kinderen zijn die ingevolge artikel 809 Rv in de

gelegenheid moeten worden gesteld hun mening kenbaar te maken (art. 818

lid 1 Rv).

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 47

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

48

Wanneer

duurzame

ontwrichting

50 HR 22 maart 1974, NJ 1974, 354, HR 6 december 1996, NJ 1997, 189.51 Zie Hof Amsterdam 25 oktober 1993, NJ 1994, 728.52 HR 14 mei 1993, NJ 1994, 271.53 Zie HR 20 oktober 1995, NJ 1997, 215 m.nt. WMK.

Bijlage C6 sub 10 regelt de termijn waarbinnen de beschikking in beginsel mag

worden verwacht.

1 .8 VER WEER TEGEN HET VERZOEK TOT ECHTSCHE ID ING

1.8.1 Ontkenn ing duurzame ontwr icht ingNiet het oordeel van verzoeker, maar het oordeel van de rechter naar objectieve

maatstaven is beslissend.50 De subjectieve en aanhoudende wens van verzoeker

kan wel bijdragen tot het oordeel dat de duurzame ontwrichting ook naar

objectieve maatstaven bestaat.

Het bestaan van een duurzame ontwrichting wordt beoordeeld naar het moment

van de uitspraak. Rechters zullen betrekkelijk snel de ontwrichting aannemen.

Op feiten en omstandigheden die gedurende het geding hebben plaatsgevonden,

mag daarbij acht worden geslagen. In geval van ontkenning van een duurzame

ontwrichting kan een bewijsopdracht volgen. Bij de beoordeling van de vraag of

sprake is van duurzame ontwrichting kan ook de duur van het gescheiden wonen

een belangrijke factor vormen. De rechter is om die reden soms geneigd de zaak

enige tijd aan te houden. Ook godsdienstige opvattingen kunnen een rol spelen;51

de geloofsovertuiging op zichzelf kan overigens niet als zelfstandig verweer

gelden tegen de echtscheiding (HR 12 juli 2002, Jol 2002, 410).

De beoordeling van de vaststaande feiten en omstandigheden is geheel

voorbehouden aan de feitelijke rechter en kan in cassatie niet worden aangetast.

1.8.2 Pens ioenverweer (ar t . 1 :153, 180 BW)Het pensioenverweer houdt in dat men zich tegen de verzochte echtscheiding of

ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed kan verzetten, indien

ten gevolge daarvan een bestaand vooruitzicht op uitkeringen bij vooroverlijden

van de verzoekende echtgenoot (bijv. nabestaandenpensioen) geheel of in ernstige

mate verloren zou gaan. Verzoeker kan aan de consequenties van dit verweer –

afwijzing van zijn (primaire) verzoek – ontkomen door voor de andere

echtgenoot een passende voorziening te treffen.52

De volgende kanttekeningen kunnen worden geplaatst:

a. Het gaat hier niet om ouderdomspensioenen en de verevening/verrekening

daarvan (zie daarvoor art. 1:155 en par. 4.8).53

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 48

P R O C E D U R E

49

Kanttekening

pensioen-

verweer

54 Rb. Den Haag 21 juni 1974 en Hof Den Haag 9 oktober 1975, NJ 1976, 314.55 Hof Den Haag 6 februari 1975 en 26 juni 1975, NJ 1976, 255, HR 4 juni 1976, NJ 1977, 265 en Hof

Amsterdam 2 april 1976, NJ 1977, 565.56 HR 5 oktober 1990, NJ 1991, 395.

b. De beoordeling of er sprake is van een bestaand vooruitzicht geschiedt naar

het tijdstip van de echtscheiding of de ontbinding van het huwelijk.54

c. Ten gevolge van de werking van het in 1973 ingevoegde artikel 8a lid 1 van

de Pensioen- en spaarfondsenwet komt het pensioenverweer nog maar

sporadisch voor. In deze bepaling is geregeld dat de vrouw bij het eindigen

van het huwelijk een premievrije aanspraak krijgt op weduwepensioen, welke

de man te haren behoeve zou hebben gekregen als zijn deelneming in de

desbetreffende pensioenregeling zou zijn geëindigd op het tijdstip van de

echtscheiding of de ontbinding (anders dan door overlijden of door het

bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd). Het blijft echter toch wenselijk

zich te realiseren, ten eerste dat de man mogelijk niet onder deze bepaling valt

en ten tweede dat de vrouw op deze wijze niet altijd rechten verkrijgt die

evenredig zijn aan de verhouding totaal aantal dienstjaren van de man

tegenover de diensttijd of deelnemersjaren tot de datum van de echtscheiding.

d. Buiten de werking van artikel 8a van de Pensioen- en spaarfondsenwet vallen

bijvoorbeeld pensioenen van buitenlandse pensioeninstellingen, de

zogenoemde KNIL-pensioenen en in privé getroffen voorzieningen in de vorm

van levensverzekeringen of lijfrentes.

e. De te treffen compensatievoorziening dient, gelet op de omstandigheden van

het geval, ten opzichte van beide echtgenoten billijk te zijn. In de

jurisprudentie wordt doorgaans noodzakelijk geacht dat een volledige

compensatie plaatsvindt.55

f. Het pensioenverweer wordt behalve in de gevallen waarin reeds een

behoorlijke voorziening bestond zoals hiervoor beschreven, ook gepasseerd

ingeval:

• de andere echtgenoot zelf daartoe voldoende voorzieningen kan treffen;

• de duurzame ontwrichting van het huwelijk in overwegende mate aan de

echtgenoot die op het pensioenverweer een beroep wil doen, is te wijten.

Dit laatste geldt echter niet in geval van ontbinding van het huwelijk na

scheiding van tafel en bed;

• (bij ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, art. 1:180

BW) er sprake is van een gedurig wangedrag van de verweer voerende

echtgenoot.

g. Het moment waarop een beschikking wordt gegeven ingeval een termijn is

gesteld voor het treffen van een pensioenvoorziening, ligt na het treffen van

die voorziening.

h. Bij het pensioenverweer mag rekening worden gehouden met de

boedelscheiding.56

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 49

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

50

Procedure

gemeenschap-

pelijk verzoek

Duurzame

ontwrichting

Scheiding van

tafel en bed

57 Wet van 31 mei 2001, Stb. 2001, 275, i.w.t. 22 juni 2001.

1 .9 ECHTSCHE ID ING OP GEMEENSCHAPPEL I JK VERZOEK

Echtscheiding kan op verzoek van beide echtgenoten worden uitgesproken,

indien zij van oordeel zijn dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechter

kan de onderling getroffen regelingen in de echtscheidingsbeschikking opnemen

(art. 819 Rv). Voordeel hiervan is dat men zo over een executoriale titel beschikt.

Voor de indiening van een gemeenschappelijk verzoekschrift gelden geen speciale

formaliteiten. Dit kan derhalve door één procureur worden ondertekend en

ingediend. Ofschoon volgens de thans geldende gedragsregels (GR 7) een advocaat

voor beide partijen mag optreden, verdient het de voorkeur – indien men geen

echtscheidingsbemiddelaar is – om de niet-cliënt het conceptverzoekschrift ter

beoordeling te laten voorleggen aan een andere advocaat. Betekening van het

gemeenschappelijk verzoekschrift is niet vereist (art. 816 Rv); daardoor en doordat

de verweertermijn niet behoeft te worden afgewacht, kan een procedure op

gemeenschappelijk verzoek snel tot een beschikking leiden. Een mondelinge

behandeling kan immers achterwege blijven, met name als er geen minderjarigen

zijn die gehoord moeten en willen worden (zie par. 1.7.7).

1 .10 SCHE ID ING VAN TAFEL EN BED

1.10.1 Grond (ar t . 1 :169 BW)Scheiding van tafel en bed wordt op verzoek van een of van beide echtgenoten

uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht.

Tegen een verzoek tot scheiding van tafel en bed is geen ander verweer mogelijk

dan het ontbreken van de duurzame ontwrichting; zie paragraaf 1.8.1.

1.10.2 Over ige opmerk ingenScheiding van tafel en bed heeft als essentieel kenmerk dat daardoor het huwelijk

niet wordt ontbonden (zie voor ontbinding na scheiding van tafel en bed par.

1.11); dat wordt soms geprefereerd, bijvoorbeeld om godsdienstige redenen.

Daarnaast kan van belang zijn dat de opbouw van weduwepensioen gewoon

doorgaat. Scheiding van tafel en bed komt tegenwoordig niet vaak meer voor.

Zie ook paragraaf 1.6.3.

Tenzij anders aangegeven, zijn de procedureregels gelijk aan die in geval van

echtscheiding. Dit blijkt uit artikel 1:169 BW.

De regel dat de samenwoningsplicht door een scheiding van tafel en bed eindigt

(art. 1:168 BW), is vervallen nu ook artikel 1:83 BW is vervallen.57 Met ingang

van 1 juni 2001 zijn de bepalingen van de wet van 13 december 2000, Stb. 2001,

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 50

P R O C E D U R E

51

11, in werking getreden, die betrekking hebben op de scheiding van tafel en bed.

Deze wet heeft ingrijpende wijzigingen gebracht voor de scheiding van tafel en

bed.

Zowel voor de totstandkoming van de scheiding van tafel en bed als voor de

beëindiging van de scheiding van tafel en bed door verzoening is het tijdstip van

de inschrijving in het huwelijksgoederenregister beslissend. Dit register bevindt

zich ter griffie van de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het huwelijk is

voltrokken, dan wel – wanneer dat buiten Nederland is geweest – ter griffie van

de Rechtbank Den Haag. De inschrijving van de beschikking scheiding van tafel

en bed moet plaatsvinden binnen zes maanden na het in kracht van gewijsde

gaan. De regeling van de derdenwerking is in de nieuwe regeling vervallen. Voor

1 juni 2001 werd de scheiding van tafel en bed pas definitief door het in kracht

van gewijsde gaan van de beschikking, maar kon zij pas aan derden die daarvan

onkundig waren, worden tegengeworpen indien zij was ingeschreven in het

huwelijksgoederenregister als bedoeld in artikel 1:116 BW.

Voor de beëindiging van de scheiding van tafel en bed door verzoening was tot

1 juni 2001 de enkele beslissing van de echtgenoten, dat zij verzoend waren,

voldoende.

Door de scheiding van tafel en bed wordt de huwelijksgoederengemeenschap van

rechtswege ontbonden (art. 1:99 BW). Verder dienen blijkens artikel 827 Rv

dezelfde zaken te worden geregeld als in het kader van de

echtscheidingsprocedure.

Een scheiding van tafel en bed eindigt wanneer het huwelijk vervolgens wordt

ontbonden, zie paragraaf 1.11 (een echtscheidingsverzoek is bij echtgenoten die

van tafel en bed zijn gescheiden niet mogelijk).

1 .11 ONTB IND ING HUWEL I JK NA SCHE ID ING VAN TAFEL EN BED

1.11.1 Vere is tenIngevolge artikel 1:179 lid 1 BW e.v. is voor ontbinding van het huwelijk na

scheiding van tafel en bed vereist een tijdsverloop van drie jaren na inschrijving

in het huwelijksgoederenregister. Behoudens de beperking van artikel 1:180 BW

(pensioenverweer) kan op verzoek van een van de echtgenoten een ontbinding

van het huwelijk worden verkregen op deze grond.

De termijn van drie jaar kan in bepaalde gevallen tot één jaar worden bekort ex

artikel 1:179 lid 2 BW. Deze termijn geldt niet indien de ontbinding plaatsvindt

op gemeenschappelijk verzoek van de echtgenoten dan wel met medewerking

van de andere echtgenoot (art. 1:181 BW).

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 51

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

52

Voorzieningen

na ontbinding

58 HR 24 april 1992, NJ 1993, 350.

1.11.2 Procedure (ar t . 1 :179-183 BW)De procedure en de formaliteiten bij een scheiding van tafel en bed zijn vrijwel

gelijk aan die van de ‘normale’ echtscheidingsprocedure.

De verschillen zijn:

• bij het verzoekschrift moet een authentiek afschrift van de rechterlijke

uitspraak waarbij de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, worden

overgelegd (art. 815 Rv);

• men kan geen voorlopige voorzieningen vragen (art. 821 Rv).

Ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed kan als gezegd op

verzoek van een of van beide echtgenoten worden uitgesproken.

1.11.3 Def in i t ieve voorz ien ingen (ar t . 827 Rv)Kortheidshalve wordt verwezen naar artikel 827 Rv. De in het kader van de

scheiding van tafel en bed gegeven voorzieningen vervallen indien er nieuwe

voorzieningen zijn verkregen en de ontbindingsbeschikking is ingeschreven in de

registers van de burgerlijke stand.

Bij de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed geldt het

navolgende:

• De voorzieningen met betrekking tot de kinderen zijn in beginsel al bij de

scheiding van tafel en bed getroffen (vgl. art. 1:251 lid 2 en 3, zie echter ook

lid 4); wijziging verzoeken is mogelijk (zie art. 1:253n en o).

In principe blijft de eerder vastgestelde kinderalimentatieregeling van kracht.

De rechter kan de alimentatie – vastgesteld in het kader van de scheiding van

tafel en bed – wijzigen, maar uitsluitend wegens gewijzigde omstandigheden

(art. 1: 407 BW).58

• Ten aanzien van de omgangs- of informatieregeling: de rechter kan een

(nieuwe) omgangsregeling vaststellen (art. 1:377e BW) als er sprake is van

gewijzigde omstandigheden of als bij het nemen van de beslissing van onjuiste

of onvolledige gegevens is uitgegaan. Gebeurt dit niet, dan blijft de bestaande

omgangsregeling van kracht.

• De uit hoofde van scheiding van tafel en bed te betalen alimentatie voor de

vrouw vervalt door de ontbinding (art. 1:169 lid 3 BW). Er zal een nieuw

verzoek om alimentatie moeten worden ingediend (art. 827 lid 1 sub a Rv).

Let op de limitering van alimentatie (art. 1:182 jo. 157 BW): met betrekking

tot de duur van de alimentatie en de berekening van de ingangsdatum van de

limiteringsregeling is het tijdstip van scheiding van tafel en bed uitgangspunt.

Na ontbinding is ook artikel 1:160 BW van toepassing.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 52

P R O C E D U R E

53

Verweermidde-

len tegen

ontbinding

Geen hoger

beroep voorl.

voorz.

Wijziging

voorl. voorz.

59 Hugenholtz-Heemskerk, nr. 118: ‘Verzet tegen beschikkingen is in het algemeen niet mogelijk, tenzij de wethet uitdrukkelijk toelaat.’ Hiervan is i.c. geen sprake.

• Ten aanzien van het huurrecht: eventuele toewijzing hiervan komt aan de orde

bij de scheiding van tafel en bed (art. 7:266 lid 5 BW, art. 827 lid 1 sub e Rv).

Hetzelfde geldt voor het voortgezet gebruik van de echtelijke woning (art. 1:

175 BW, art. 827 lid 1 Rv). Bij de ontbinding van het huwelijk kunnen

hieromtrent geen verzoeken meer worden gedaan, zoals blijkt uit artikel 827

lid 1 Rv.

• Aangezien de gemeenschap van goederen door de scheiding van tafel en bed

reeds wordt ontbonden (art. 1:99 lid 1 BW), komt de verdeling hiervan bij de

ontbinding van het huwelijk niet meer aan de orde.

1.11.4 Verweren tegen de ontb ind ing van het huwel i jk nasche id ing van ta fe l en bed

Tegen het verzoek tot ontbinding na scheiding van tafel en bed zijn de volgende

bijzondere verweren mogelijk:

• Artikel 1:176 lid 1 BW: de scheiding van tafel en bed is van rechtswege

geëindigd door een verzoening van de echtgenoten. Dit verweer zal alleen

succes hebben als de verzoening op eensluidend verzoek van beide

echtgenoten is ingeschreven conform artikel 1:176 BW.

• Artikel 1:180 BW: verlies van vooruitzichten op

nabestaandenpensioenuitkeringen en andere soortgelijke voorzieningen. Zie

paragraaf 1.8.2, pensioenverweer. Ingevolge artikel 1:180 lid 2 BW kan dit

verweer niet worden gevoerd in geval van gedurig wangedrag of voldoende

mogelijkheden tot het zelf treffen van voorzieningen.

1 .12 RECHTSM IDDELEN

1.12.1 Rechtsmidde len voor lop ige voorz ien ingenTegen een beschikking houdende voorlopige voorzieningen staat geen hogere

voorziening open, behoudens cassatie in het belang van de wet. Verzet is

evenmin mogelijk. Zie artikel 824 Rv.59

Wel kan een dergelijke beschikking worden gewijzigd of ingetrokken, indien:

a. de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking zodanig zijn

gewijzigd; of

b. bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige

gegevens is uitgegaan dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen,

de voorziening niet in stand kan blijven (art. 824 Rv).

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 53

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

54

Verzet

Hoger beroep

Z I E B I J L A G E C 7

Termijnen

hoger beroep

en cassatie

1 .12.2 Rechtsmidde len def in i t ieve voorz ien ingen: hogerberoep en cassat ie

Geen verzet maar hoger beroep b i j vers tek

Verzet is op grond van artikel 820 Rv niet mogelijk tegen een verstekbeschikking

waarbij een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding

van een huwelijk na tafel en bed is toegewezen, hoger beroep is wel mogelijk.

Als een echtgenoot in eerste aanleg niet is verschenen, geldt het volgende: de

beroepstermijn bedraagt drie maanden na betekening in persoon dan wel drie

maanden nadat de beschikking op andere wijze is betekend en op de wijze als

vermeld in artikel 820 lid 2 Rv is gepubliceerd in de Staatscourant.60

Hoger beroep en cassat ie

Voor het hoger beroep zijn relevant:

• de algemene regels van de verzoekschriftprocedure; in het bijzonder artikel

358 e.v. Rv.;

• artikel 806 en 820 Rv waarbij gedeeltelijk wordt afgeweken van vorenstaande

regels;

• artikel 802, 803 en 817 Rv zijn van toepassing;

• artikel 827 lid 2 Rv voor de nevenvoorzieningen;

• Uniform Reglement van de Gerechtshoven voor rekestprocedures in

familiezaken per 1 januari 2000;

Voor cassatie zijn relevant:

• artikel 398-429 Rv.

Procedure le versch i l len per ressor t opgeheven

De gerechtshoven hebben gezamenlijk in aanvulling op de wettelijke regels een

uniform rekestreglement in familiezaken opgesteld. Dit reglement dat in deze

bundel integraal is opgenomen als bijlage C7 wordt geacht bij te dragen aan een

behoorlijke en doelmatige voortgang van de rekestprocedures in familiezaken.

Het is op 1 januari 2000 in werking getreden en gepubliceerd in de

Staatscourant van 28 december 1999 (Stcrt. 1999, 251). Artikel 7 lid 1 is in

2004 aangepast aan artikel 361 lid 3 laatste volzin Rv (Stcrt. 2004, 105). Per 1

juli 2006 is een gewijzigde versie in werking getreden (Stcrt. 2006, 106).

De termijnen voor hoger beroep en cassatie bedragen drie maanden vanaf de in

de wet genoemde tijdstippen. Zodra hoger beroep of beroep in cassatie is

ingesteld tegen een echtscheidingsbeschikking, moet de griffier van het gerecht

waarbij dit beroep is ingesteld, terstond het gerecht dat de bestreden beschikking

60 Wet herziening burgerlijk procesrecht, Stb. 2001, 580. Deze wet is op 1 januari 2002 in werking getreden.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 54

P R O C E D U R E

55

Incidenteel

appèl

61 Zie voor dit standpunt Kluwer Burgerlijke Rechtsvordering, aant. 4 bij art. 819 Rv en aant. 2 bij art. 820 Rv.62 HR 2 april 1999, NJ 1999, 656 en HR 9 april 1999, NJ 1999, 657.

heeft gegeven, daarvan op de hoogte stellen (art. 820 lid 3 Rv).

Incidenteel appèl tegen de (echt)scheidings- of ontbindingsbeschikking is niet

mogelijk als er geen principaal appèl tegen is ingesteld en (onder meer) de

beroepstermijn is verstreken: zie artikel 820 lid 4 Rv.

Wat betreft de termijn voor het indienen van een verweerschrift in hoger beroep,

zie artikel 361 lid 4 Rv: vier weken na de toezending van een afschrift van het

beroepschrift, tenzij de rechter anders bepaalt (zie bijlage C7 art. 7: zes weken).

Wat hoger beroep ten aanzien van nevenvoorzieningen inzake kinderen betreft:

hoger beroep komt uitsluitend toe aan de ouders, voor zover tot gezag bevoegd,

en de Raad voor de Kinderbescherming (art. 827 lid 2 Rv).

Appèl u i tspraken op gemeenschappel i jk verzoek

De literatuur is niet eenduidig over de vraag of in geval van een op

gemeenschappelijk verzoek uitgesproken echtscheiding, scheiding van tafel en

bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, hoger beroep

slechts door de verzoekers tezamen (zoals het vervallen art. 827h bepaalde)61

dan wel door eenieder afzonderlijk kan worden ingesteld. In HR 4 juni 1999,

NJ 1999, 535 is uitgemaakt dat er geen hoger beroep mogelijk is van een op

gemeenschappelijk verzoek uitgesproken echtscheiding.

Het is wel mogelijk om in hoger beroep te gaan tegen een echtscheidings-

beschikking waaraan men zich in eerste instantie heeft gerefereerd, mits men

daarbij een belang heeft.62 Dat belang kan bijvoorbeeld zijn de

alimentatiebijdrage en de ingangsdatum daarvan, als men het over de

echtscheiding wel eens is maar over de hoogte van de alimentatie niet. Door het

in kracht van gewijsde gaan van de echtscheiding vervalt bijvoorbeeld een lagere

voorlopige voorziening en gaat de eventueel hogere bijdrage van de

eindbeschikking in. Door ook hoger beroep tegen de echtscheiding in te stellen,

blijft de voorlopige voorziening, waarin de alimentatie dus lager was, gelden.

Dat is volgens de jurisprudentie een te rechtvaardigen belang voor hoger beroep

tegen de echtscheiding, ook al heeft men zich eerst gerefereerd.

1 .13 DE AFWERK ING : BETEKEN ING , GEW I JSDE EN INSCHR I JV ING

(ART. 1 : 163 BW )

1.13.1 Beteken ing en tenu i tvoer legg ing (ar t . 430 Rv)De grosse van een beschikking kan in geheel Nederland na betekening ten

uitvoer worden gelegd. De betekening is ook relevant voor het ingaan van de

hoger beroepstermijn, als de wederpartij in eerste aanleg niet is verschenen (art.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 55

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

56

Ingang hoger

beroeps-

termijn

Betrekking

beschikking in

buitenland

820 Rv). Zolang niet is betekend, gaat deze termijn niet in en krijgt de

beschikking geen kracht van gewijsde.

In principe kan een in Nederland gewezen beschikking niet in het buitenland ten

uitvoer worden gelegd. Slechts als er tussen Nederland en het desbetreffende

land een verdrag bestaat houdende erkenning van elkaars rechterlijke uitspraken,

is dat mogelijk.

Let erop dat het EEG-Executieverdrag niet van toepassing is bij rechterlijke

uitspraken met betrekking tot de staat van natuurlijke personen (waaronder

echtscheiding) en het huwelijksgoederenrecht (zie art. 1 sub 1 EEX). Executie

van (kinder)alimentatie valt er wel onder. De erkenning en tenuitvoerlegging van

beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid wordt

(net zoals de rechtsmacht ter zake) sinds 1 maart 2005 geregeld door de per die

datum in werking getreden Verordening (EG) nr. 2201/2003, ofwel ‘Brussel

IIbis’. Uitgangspunt is dat de Europese lidstaten, met uitzondering van

Denemarken, ingevolge artikel 21 verplicht zijn beslissingen van een andere

lidstaat te erkennen, en wel zonder vorm van proces en in principe ook zonder

toetsing van de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven (art.

21). Uitzonderingen hierop staan in artikel 22 en 23. Is tegen een beslissing in de

staat van herkomst een gewoon rechtsmiddel aangewend, dan kan de rechter in

de aangezochte staat de zaak aanhouden (art. 27 lid 1). In artikel 22 zijn

weigeringsgronden opgenomen ten aanzien van de beslissingen inzake

echtscheiding e.a. en in artikel 23 ten aanzien van beslissingen inzake ouderlijke

verantwoordelijkheid. Artikel 64 regelt het overgangsrecht. Artikel 15 kent een

verwijzingsregel voor zaken betreffende kinderen: de gerechten van een lidstaat

kunnen bij wijze van uitzondering een zaak verwijzen naar een gerecht van een

andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft, die beter in staat is

de zaak of een onderdeel daarvan te behandelen in het belang van het kind. De

procedure die tenuitvoerlegging mogelijk moet maken van beslissingen inzake

ouderlijke verantwoordelijkheid wordt geregeld in artikel 28 e.v. Zie verder

hoofdstuk 6 en hiervoor noot 15.

Let in IPR-zaken op de juiste wijze van betekening van de Nederlandse

beschikking (na erkenning) in het buitenland. Grote nauwkeurigheid is geboden.

Geschiedt de betekening niet conform de wettelijke vereisten, dan bestaat de

mogelijkheid dat de gehele procedure opnieuw moet worden gevoerd, wanneer

er termijnen zijn verlopen waarbinnen de gemaakte onzorgvuldigheden hadden

kunnen worden gecorrigeerd. Zie verder paragraaf 6.2.3 e.v.

1.13.2 Gewi jsdeDe echtscheiding en de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en

bed komen tot stand door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de

registers van de burgerlijke stand.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 56

P R O C E D U R E

57

Inschrijving

echtscheidings-

beschikking

Verklaring van

non-appèl

Z I E B I J L A G E C 5

63 Zie Pres. Rb. Den Haag 24 april 1995, Kg 1995, 219.64 Kamerstukken II 1990/91, 21 881, nr. 3 MvT p. 7.65 HR 8 februari 1991, NJ 1992, 98.66 Hof Den Bosch 2 februari 1990, NJ 1991, 280. Zie ook de akte van berusting, bijlage C5.

Inschrijving is slechts mogelijk, indien de beschikking in kracht van gewijsde is

gegaan.

Dit geschiedt:

1. Indien er in het geheel niet wordt geappelleerd: door het verstrijken van de

beroepstermijn.

2. Indien er slechts wordt geappelleerd tegen een nevenvoorziening: door het

verstrijken van de beroepstermijn.

3. Door berusting in de echtscheidingsbeschikking door verweerder.

Dat dient bij voorkeur te blijken uit een akte van berusting.63 Zie paragraaf

1.13.3.

Incidenteel appèl tegen de echtscheiding zelf is niet meer mogelijk als het

– principaal – appèl niet is gericht tegen de echtscheiding en de termijn voor

hoger beroep is verstreken, of als men in de echtscheiding zelf heeft berust.

Ondanks het feit dat men heeft berust in de echtscheiding –wat de beslissing tot

echtscheiding betreft – kan men incidenteel beroep instellen bijvoorbeeld tegen

een alimentatie-uitspraak waartegen door de andere echtgenoot principaal

beroep is ingesteld.64

1.13.3 Akte van berust ing, 65 verk lar ing van non-appè l

Akte van berust ing

Is de cliënt akkoord met de echtscheiding, maar wil hij de mogelijkheid

behouden in beroep te gaan tegen een van de nevenbeslissingen, bijvoorbeeld de

alimentatieveroordeling, vermeld dan een uitdrukkelijk voorbehoud in de akte

van berusting.66 Berust wordt dan in dat deel van de beschikking waartegen men

niet appelleert.

Verk lar ing van non-appè l

De akte van berusting moet worden gehecht aan het afschrift van de beschikking

met het verzoek aan de griffier om vervolgens de zogenoemde verklaring van

non-appèl af te geven.

De griffier van de rechtbank waar de procedure is gevoerd (in sommige

arrondissementen wordt de verklaring van non-appèl afgegeven door de griffier

van het gerechtshof), geeft de verklaring van non-appèl af, wanneer hij ervan

overtuigd is dat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 57

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

58

Inschrijving

Termijn

67 NB In de nieuwe regeling van de burgerlijke stand wordt evenwel uitsluitend met betrekking tot niet inNederland gesloten huwelijken nog gerept van inschrijving van de beschikking; verder wordt de term ‘laterevermelding’ gebruikt.

68 Wet 5 juli 1997, Stb. 1997, 324, en aanpassingswet 17 december 1997, Stb. 1997, 660.

1.13.4 Ef fectuer ing echtsche id ing/ontb ind ing: de inschr i j -v ing van de beschikk ing (ar t . 1:163 en 183 BW)

De echtscheiding c.q. de ontbinding van het huwelijk komt tot stand door de

inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand, aldus

artikel 1:163 en 183.67 Om die inschrijving te kunnen realiseren, is nodig:

• de hiervoor genoemde verklaring van non-appèl; en

• een door ten minste één partij zelf aan de ambtenaar van de burgerlijke stand

gericht verzoek tot inschrijving van de beschikking.

Van belang is voorts artikel 1:20 lid 2 BW. De ambtenaar voegt aan onder hem

berustende akten van de burgerlijke stand een latere vermelding toe van ‘in

kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraken’ van echtscheiding of

ontbinding na scheiding van tafel en bed. Daarom dient in geval van appel met

bekrachtiging de bekrachtigde beschikking en niet slechts de bekrachtigende

uitspraak aan hem ter hand te worden gesteld.

Inschrijving geschiedt:

• door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het

huwelijk werd voltrokken;

• dan wel (wanneer de huwelijksakte niet in de Nederlandse registers is

opgenomen) door de ambtenaar van de burgerlijke stand te Den Haag (art.

1:20a, 21, 163 en 183 BW).

Termi jn inschr i j v ing; consequent ie overschr i jd ing

De inschrijving van een echtscheidingsbeschikking c.q. een beschikking tot

ontbinding na scheiding van tafel en bed, dient binnen zes maanden na het in

kracht van gewijsde gaan te geschieden. Bij gebreke hiervan verliest de

beschikking haar kracht en zal een nieuwe procedure gevoerd moeten worden.

Noteer de datum van inschrijving dus ten minste een maand tevoren in de

agenda ter herinnering.

1 .14 GEREG ISTREERD PARTNERSCHAP

1.14.1 In le id ingSinds 1 januari 1998 is het mogelijk een partnerschap te laten registreren door

twee mannen, twee vrouwen of een man en een vrouw.68 Vanaf 1 januari 2001

wordt hiervoor niet langer de eis van een rechtsgeldige verblijfstitel gesteld, maar

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 58

P R O C E D U R E

59

69 Wet 13 december 2000, Stb. 2001, 11.70 Wet 31 mei 2001, Stb. 2001, 275: Wet Wijziging van de titels 6 en 8 boek 1 BW (rechten en plichten echtge-

noten en geregistreerde partners), op 22 juni 2001 in werking getreden.71 Wet openstelling huwelijk 21 december 2000, Stb. 2001, 9.

wel een verklaring in de zin van artikel 1:44 lid 1 sub k BW, waaruit blijkt dat de

aanstaande geregistreerde partner die niet de Nederlandse nationaliteit bezit,

over een titel tot verblijf in Nederland beschikt of om toelating in Nederland

heeft verzocht dan wel voornemens is niet in Nederland te blijven.69

Het geregistreerde partnerschap bestaat naast het huwelijk en heeft zo veel

mogelijk dezelfde rechtsgevolgen. Er zijn echter ook verschillen.

1.14.2 Overeenkomsten en versch i l len met huwel i jkBelangrijke overeenkomsten met huwelijk:

• artikel 1:80a BW:

– vereisten voor geregistreerd partnerschap;

– toestemming;

– verbod te nauwe verwantschap (art.1:41 BW);

– wijze van aangifte;

– stuiting;

– registratie van het partnerschap;

• artikel 1:80b BW:

– titels 6, 7 en 8 Boek 1 BW70 zijn van overeenkomstige toepassing. Dit

betekent dat in beginsel dezelfde rechten en plichten gelden als bij

echtgenoten, inclusief de verplichting tot onderhoud (art. 1:81 BW);

en voorts:

– elkaars geslachtsnaam voeren;

– erfrechtelijk en fiscaalrechtelijk gelijkgesteld op basis van

aanverwantschap;

– pensioenverevening (art.1:155 BW) van toepassing en ook pensioenverweer

(art. 1:153 BW);

– algehele gemeenschap van goederen, tenzij ‘voorwaarden van geregistreerd

partnerschap’ zijn overeengekomen;

– alimentatieplicht na gerechtelijke ontbinding.

Per 1 april 2001 is in werking getreden de Wet openstelling huwelijk71 voor twee

personen van hetzelfde geslacht. Deze wet maakt door wijziging van artikel 1:30

lid 1 BW niet alleen homohuwelijken mogelijk, maar regelt ook de omzetting

van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap en omgekeerd, door

toevoeging van artikel 1:77a lid 1 en 80g BW. Zo kunnen twee personen die

voornemens zijn het huwelijk dat zij zijn aangegaan om te zetten in een

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 59

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

60

72 Zie MvT bij Wetsvoorstel 26 672 sub 3.73 Stb. 2001, 468.74 Er is inmiddels ook IPR-wetgeving: per 1 januari 2005 is in werking getreden de Wet conflictenrecht geregistreerd partner-

schap (wet van 6 juli 2004, Stb. 334).75 Wet 31 mei 2001, Stb. 2001, 275.

geregistreerd partnerschap, dit kenbaar maken aan de ambtenaar van de

burgerlijke stand van de woonplaats van een van de partijen, die daarvan een

akte omzetting opmaakt.

In wetsvoorstel 30 145, Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige

scheiding, wordt voorgesteld de omzetting van een huwelijk in een geregistreerd

partnerschap (art. 1:77a BW) te schrappen. Daarmee zal ook de flitsscheiding

verdwijnen.

De regering heeft het geregistreerd partnerschap voorshands in stand gelaten bij

de openstelling van het huwelijk. Vijf jaar na invoering van de Wet openstelling

huwelijk zal een evaluatie plaatsvinden.72

De wet tot wijziging Boek 1 BW in verband met het gezamenlijk gezag van

rechtswege bij de geboorte tijdens geregistreerd partnerschap regelt het van

rechtswege verkrijgen van gezamenlijk gezag bij geboorte van een kind staande

het geregistreerd partnerschap van een ouder en partner, in die gevallen dat er

geen andere ouder is, en is op 1 januari 2002 in werking getreden.73 In de

praktijk gaat het alleen om een geregistreerd partnerschap van twee vrouwen of

een man en een vrouw of een huwelijk van twee vrouwen.

Belangrijke verschillen met een huwelijk:

• geen ja-woord vereist (art. 1:67 lid 1 BW);

• verdragen die voor het huwelijk gelden, gelden niet zonder meer voor het

geregistreerd partnerschap: registratie wordt in sommige andere landen niet

erkend;

• geen rechterlijke bemoeienis vereist in geval van beëindiging met wederzijds

goedvinden;

• geen regeling als de scheiding van tafel en bed;

• geen familierechtelijke betrekkingen met kinderen geboren uit de andere

partner van rechtswege.74

Ook al ontstaat geen familierechtelijke band met de kinderen, toch zijn er

gevolgen voor de onderhoudsplicht van tijdens de registratie geboren kinderen.

Artikel 1:395 en 395a BW zijn bij de Wet openstelling huwelijk van toepassing

verklaard op het geregistreerd partnerschap. Daarnaast regelt artikel 1:82 BW

vanaf 22 juni 200175 voor echtgenoten en geregistreerde partners dat zij jegens

elkaar verplicht zijn om de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te

verzorgen en op te voeden en dat te bekostigen.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 60

P R O C E D U R E

61

76 EB 1999-9, p. 12; AB 2001-13, p. 495 e.v.; NJB 2002-1, p. 23-24; EB 2001-11/12, p. 158-160.77 Zie verder A.J.M. Nuytinck, FJR 2000-2.

1.14.3 E inde gereg is t reerd par tnerschapAan het geregistreerde partnerschap komt volgens artikel 1:80c BW op de

volgende wijzen een einde:

a. door de dood van een geregistreerde partner;

b. door vermissing van een geregistreerde partner gevolgd door een nieuwe

registratie of huwelijk;

c. door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van een verklaring

omtrent de beëindiging door de partners;

d. door ontbinding door inschrijving van een rechterlijke uitspraak op verzoek

van partijen of een van hen in de registers van de burgerlijke stand;

e. door omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk.

De akte van omzetting wordt opgemaakt ten overstaan van de ambtenaar van de

burgerlijke stand. Indien de geregistreerde partners van wie ten minste één de

Nederlandse nationaliteit bezit, buiten Nederland woonplaats hebben en in

Nederland hun geregistreerd partnerschap in een huwelijk willen omzetten,

geschiedt de omzetting ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand

te Den Haag (art. 1:80f lid 1 BW). Het geregistreerd partnerschap eindigt en het

huwelijk vangt aan op het tijdstip dat de akte van omzetting in de registers van

huwelijken is opgemaakt (art. 1:80g lid 3 BW). In feite is daarmee scheiden

zonder rechter ook in geval van huwelijk mogelijk geworden,76 terwijl een

definitief standpunt over het scheiden zonder rechter nog niet is ingenomen door

de overheid.77 De wetgever heeft dit bij de invoering van de Wet openstelling

huwelijk onderkend. Van een leemte in de wet is dus geen sprake.

Wederz i jds goedv inden

De onder c genoemde wijze van beëindiging is die zonder rechterlijke

tussenkomst, uitgewerkt in artikel 1:80d. De verklaring van de partners omtrent

de beëindiging, waarbij van duurzame ontwrichting sprake moet zijn, moet van

een datum zijn voorzien en door beide partners zijn getekend, alsmede door een

of meer advocaten of notarissen. Uit de verklaring moet voorts blijken dat de

partners op een bepaald tijdstip zijn overeengekomen hun geregistreerd

partnerschap te beëindigen. De overeenkomst kan een regeling bevatten voor de

door de ene aan de andere partner te betalen alimentatie, wie huurder van de

woonruimte zal blijven, de verdeling van enige gemeenschap en de verevening of

verrekening van pensioenrechten. Artikel 1:157 BW en 158 BW zijn echter niet

van overeenkomstige toepassing verklaard, wel artikel 1:155, 159 lid 1 en 3,

159a, 160 en 164 BW. Om te kunnen worden ingeschreven, moet de verklaring

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 61

E C H T S C H E I D I N G S R E C H T

62

78 Voor valkuilen bij flitsscheiding zie NJB 2002-1, p. 23-24.79 Wet 13 december 2000, Stb. 2001, 11, verklaart door aanpassing van art. 1:80e:1 BW art. 1:151 BW van

toepassing op ontbinding van het geregistreerd partnerschap.

de ambtenaar van de burgerlijke stand hebben bereikt binnen drie maanden na

het sluiten van de overeenkomst (art. 1:80d lid 3 BW). Desgewenst is het echter

mogelijk de verklaring nog dezelfde dag te laten inschrijven als de omzetting

heeft plaatsgevonden, vandaar de benaming ‘flitsscheiding’. Let wel op de

juridische valkuilen.78

Ontb ind ing door rechter

De onder d genoemde ontbinding door de rechter is te vergelijken met

echtscheiding. Deze wordt uitgewerkt in artikel 1:80e BW. In verband hiermee is

ook het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aangepast. In artikel 798 Rv is

na de echtgenoot ingevoegd: de geregistreerde partner. Het nieuwe artikel 828

Rv bepaalt dat op de ontbinding van een geregistreerd partnerschap de

bepalingen over rechtspleging in scheidingszaken van overeenkomstige

toepassing zijn, met uitzondering van artikel 819 Rv, inhoudende de scheiding

op gemeenschappelijk verzoek, en de bepalingen inzake minderjarige kinderen.

Artikel 819 Rv is overbodig nu artikel 1:80c BW de beëindigingsovereenkomst

kent. De bepalingen betreffende minderjarige kinderen zijn niet van toepassing,

omdat (het einde van) het geregistreerd partnerschap geen wijziging brengt in de

juridische positie van de kinderen.

Op de gerechtelijke ontbinding zijn artikel 1:151, 153, 155, 157 t/m 160, 164 en

165 BW van overeenkomstige toepassing verklaard (art. 1:80e BW).79 Duurzame

ontwrichting dient thans ook bij de gerechtelijke ontbinding van het

geregistreerd partnerschap als rechtsgrond gesteld en zo nodig bewezen te

worden. Men richt een verzoek aan de rechter als in een echtscheiding op

eenzijdig verzoek. Voorlopige en nevenvoorzieningen kunnen worden gevraagd

met betrekking tot dezelfde onderwerpen als bij een echtscheidingsverzoek, met

uitzondering van de voorzieningen met betrekking tot kinderen.

Het geregistreerd partnerschap eindigt door inschrijving van een verklaring of

van een beschikking in de registers van de burgerlijke stand (zie art. 1:80d lid 3

en art. 1:80e lid 2 BW). Artikel 1:163 lid 3 BW is van overeenkomstige

toepassing.

Artikel 1:80f BW bepaalt dat bij een reparatie van een geregistreerd

partnerschap alle rechtsgevolgen van rechtswege herleven. De rechtsgeldigheid

van rechtshandelingen die tussen de inschrijving van de beëindiging en de nieuwe

registratie zijn verricht, worden beoordeeld naar het tijdstip van de handeling.

Op het maken of wijzigen van de voorwaarden voor het aangaan van de nieuwe

registratie is artikel 1:119 BW van overeenkomstige toepassing.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 62

P R O C E D U R E

63

1.14.4 Nieuwe wetgev ingPer 1 april 2001 is tegelijk met voormelde Wet openstelling huwelijk in werking

getreden de wet Adoptie door personen van hetzelfde geslacht (Wet van 21

december 2000 tot wijziging van Boek 1 BW, Stb. 2001, 10).

Bij Wet van 13 december 2000, Stb. 2001, 11, is ook de regeling ter voorkoming

van schijnhuwelijken aangepast en van toepassing verklaard op het geregistreerd

partnerschap.

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 63

01_061559_s 06-02-2007 09:49 Pagina 64