01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de...

16
NIEUWSBRIEF 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving Interfacultair centrum K.U.Leuven

Transcript of 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de...

Page 1: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

nieuwsbrief01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007

KADOCDocumentatie- en Onderzoekscentrum voor religie, Cultuur en samenleving

interfacultair centrum K.u.Leuven

Page 2: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

Werkten mee aan dit nummer / Bram Cleys / Lieve Claes / Jan De Maeyer / Roeland Hermans / Luc Vints Vormgeving / Alexis Vermeylen Druk / Peeters, Herent Verschijnt tweemaandelijks / wordt op aanvraag kosteloos toegezondenKantoor van afgifte / 3000 Leuven 1 Verantwoordelijke uitgever / Jan De Maeyer / Kapucijnenvoer 46 / B-3000 Leuven

KADOC / Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en samenleving Adres / Vlamingenstraat 39 / B - 3000 Leuven Telefoon / +32 (0) 16 32 35 00 Fax / +32 (0) 16 32 35 01 E-mail / [email protected] Internet / http://kadoc.kuleuven.be

Giften voor KADOC / kunnen worden overgemaakt op rekeningnummer 734-0194177-89 van de K.U.Leuven met vermelding ‘400/0000/53084 gift KADOC’. Vanaf 30 euro wordt een fiscaal attest bezorgd.

Uw steun voor de realisatie van het nieuwe erfgoeddepot in Heverlee blijft ook erg welkom. Inlichtingen over de modaliteiten van het bouwfonds vindt u in een speciale brochure die u op eenvoudige aanvraag wordt toegezonden. U kunt natuurlijk ook rechtstreeks het bouwfonds steu-nen via een overschrijving op rekeningnummer 734-0194177-89 van de K.U.Leuven met vermel-ding ‘400/0000/49448 gift KADOC’. Ook daarvoor wordt vanaf 30 euro een fiscaal attest bezorgd.

Colofon

Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958.

Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

Waarde lezer,

KADOC stuurt de Nieuwsbrief gratis toe aan alle belangstellenden. Dat doen we graag en dat willen we ook blijven doen, hoewel het een grote financiële inspanning vraagt. Ruim 5 jaar geleden hebben we ons adressenbestand “geschoond”. Sindsdien is de oplage opnieuw geste-gen tot ca. 6000. Daaraan willen we sleutelen.

U vindt in deze nieuwsbrief een antwoordkaart. Als u die terugstuurt, wordt uw naam opgeno-men in het geactualiseerde adressenbestand en zal u het blad verder blijven ontvangen. U kan ons ook telefonisch 016 32 35 00, per fax 016 32 35 01 of per e-mail [email protected] verwittigen.

Hartelijk dank voor uw medewerking.

Page 3: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

4 Veldwerkonderzoek in Congo Missieruimtes aan den lijve ondervonden

8 Dood & begrafenis Nieuwe KADOC-studie en tentoonstelling

12 Loci sacri Terugblik op een colloquium

16 U was er toch ook! Civitas Dei op Expo 58, de beleving van een paviljoen

inhoud

4 4 8 8 12 16

Page 4: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

Veldwerkonderzoek in CongoMissieruimtes aan den lijve ondervonden

Onderzoek

Als het op onderzoeksmethodes aankomt, zijn historici echte dui-zendpoten. In hun zoektocht naar

zoveel mogelijk kennis over het verleden, hanteren ze een veelheid van benade-ringswijzen. Critici beweren dan weer dat de geschiedwetenschap geen eigen methode heeft en daarom ongegeneerd gaat lenen bij buurdisciplines. Wat er ook van zij, naast de klassieke archiefstudie behoren krantenonderzoek, interviews en de analyse van iconografisch materiaal al lange tijd tot de standaardinstrumenten in de toolbox van de geschiedvorser. Dat ook veldwerk een belangrijk hulp-middel voor de historicus kan zijn, is misschien minder bekend, maar is in bijvoorbeeld Afrikaanse geschiedenis al decennialang een verworvenheid. Van bij de start van het doctoraatsonderzoek “Missionering verruimtelijkt. Architectuur, missie en ruimte in Kasaï, Belgisch Congo, 1890-1960” was het duidelijk dat ook in dit project veldwerk een belangrijke plaats zou innemen.

Eerdere stappen van dit AsRO-KADOC-FWO-project werden al in vorige nummers van de KADOC-Nieuwsbrief beschreven. Dat het uiteindelijk nog meer dan 2 jaar geduurd heeft voor dit onderzoeksluik werd aangevat, heeft veel te maken met klimatologische en politieke omstandigheden. Het veldwerk kon praktisch enkel in het droge seizoen worden opgezet. Alleen dan immers is vervoer naar de in het binnenland gelegen missieposten haalbaar. In Kasaï - een regio in het zuiden van de Democratische Republiek Congo - valt het droge seizoen van begin juni tot midden augustus, met nog een korter droog seizoen van midden december tot midden januari. Aanvankelijk was de reis dan ook gepland

voor de (Belgische) zomermaanden van 2006, tot de voor midden juni geplande eerste ronde van de Congolese presidentsverkiezin-gen verschoven werd naar 31 juli en de poli-tieke spanningen die dat met zich meebracht, een uitstel van de reis noodzakelijk maakten. En zo werd het begin juli 2007 voor ik mijn koffers kon pakken met bestemming Kinshasa.

De reis kende twee luiken. De eerste week van de zesweekse trip werd gebruikt om in Kinshasa een bezoek te brengen aan een aan-tal onderzoeksinstellingen en universiteiten. Ondanks de vele boeiende contacten die kon-den worden gelegd met collega-onderzoekers, was het tweede luik van de reis veruit het belangrijkste voor het onderzoek. Gedurende bijna vijf weken heb ik een bezoek gebracht aan zeven vroegere sites van missionering, vandaag meestal nog in gebruik door de katholieke of protestantse kerken: vier plaat-sen in en rond Kananga, hoofdstad van de provincie West-Kasaï, en Mikalayi, Kabwe en Bunkonde. We kozen ervoor het veldonder-zoek toe te spitsen op dat beperkte aantal sites, zodat we zo op elk ervan meerdere dagen konden doorbrengen. Daarnaast wer-den nog kortere bezoeken gebracht aan Kajangayi en Tshimuenza.

Archieven

Uiteindelijk heeft de onderzoeksreis op drie domeinen resultaat opgeleverd. Op het vlak van het archiefwerk was dat evenwel relatief beperkt, omdat vooral in het begin van de jaren 1990 heel wat archiefmateriaal verloren is gegaan door de plunderingen van de solda-ten van Mobutu. Toch heb ik nog op verschil-lende plaatsen archiefcollecties kunnen con-sulteren. Veruit het belangrijkste archief was

Page 5: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

dat van het provincialaat van de scheutisten in Kananga. Dat archief, ondergebracht in het provinciaal huis in de provinciehoofd-plaats, bevat niet alleen interessante archief-documenten, maar ook een uitgebreide collec-tie foto’s en kaarten. De interessantste stukken waren plattegronden van Katoka, het centrale complex van de katholieke missionarissen in Kananga, genoemd naar de wijk waarin het is gelegen, naast briefwisseling en documenten over de eigendomsstatus van de gronden waarop missieposten werden opgericht. Ook raadpleegde ik archieven in het kleinse-minarie van Kabwe, in Bunkonde en in het Collège st.-Louis, de grootste school van Kananga in een interessant modernistisch gebouw, waarvan ik de plannen kon inkijken.

Gesproken getuigenissen

Het tweede domein waarop resultaat werd geboekt, is dat van de orale geschiedenis. In de bijna vijf weken in en rond Kananga heb ik twintig interviews afgenomen van mannen en vrouwen die op een of andere manier een interessante bijdrage tot mijn onderzoek kon-den leveren. De enige voorwaarde bij de selectie van getuigen was dat ze zelf de perio-de van onderzoek - tussen 1890 en 1960 - hadden meegemaakt en een duidelijke link met het onderwerp hadden. Dat eerste was uiteraard niet evident in een land waar de officiële levensverwachting slechts 43 jaar is. Het wekt dan ook geen verwondering dat zowat alle getuigenissen betrekking hebben op het laatste decennium van het onderzoek.

Ook op andere vlakken stelde het afnemen van de interviews ons methodologisch voor

Illustratie: internaat van het Collège St.-Louis (gebouwd door de missionarissen van Scheut, eind jaren1950). [© Bram Cleys]

Veldwerk in Congo

Page 6: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

Onderzoek

een grote uitdaging. Een eerste drempel was de taal. Het merendeel van de interviews werd afgenomen in het Frans, bij enkele sprak de getuige Tshiluba, de voertaal in Kasaï en een van de vier officiële talen in Congo, en vertaal- de een tolk naar het Frans. Deze (ver)taalpro-blemen compliceerden af en toe de gesprek-ken, maar waren geen onoverkomelijke hin-dernis. Gezien het merendeel van de getuigen in het professionele leven heel vaak Frans spreekt of sprak, voelden zij zich in deze taal voldoende ‘thuis’ om vrijuit te spreken over hun ervaringen.

Een tweede methodologische uitdaging hield verband met de aard van het onderzoek. Het afnemen van interviews had twee doelen: enerzijds aanvullende informatie verzamelen over de architectuur- en bouwgeschiedenis van de missionering in Kasaï, anderzijds onderzoeken hoe de missieruimte(s) waarin de getuige geleefd had, door hem of haar werd ervaren en beleefd. Heel wat handboe-ken over oral history hebben er al op gewezen dat het niet eenvoudig is om praktijken en emoties die verbonden zijn met dagelijkse handelingen en belevenissen, op het spoor te komen. Daarom werd gekozen voor een explo-ratieve werkwijze. Daarbij start het interview met erg open en brede vragen die aankno-pingspunten zoeken bij het levenstraject van de getuige, waarna de vragen steeds specifie-ker en afgelijnder worden.

Ondanks die uitdagingen hebben de inter-views een rijke waaier aan informatie opgele-verd die in sterke mate een aanvulling vormt voor het onderzoek. Niettegenstaande de uit-eenlopende levenstrajecten van de getuigen kunnen een aantal rode draden worden ont-dekt. Een eerste thema was dat van de school-kapellen, veeleer beperkte constructies in of aan de rand van de dorpen waar Congolese onderwijzers aan de kinderen van het dorp (en eventueel omliggende dorpen) les gaven en catechisten voorgingen in het godsdienst-onderricht. Hoewel dat systeem in sterke mate

de basis vormde van de evangelisatiemethode van zowel katholieke als protestantse missio- narissen, heeft het relatief weinig sporen nagelaten in geschreven of iconografische bronnen. De interviews hebben alvast een deel van die lacune kunnen invullen.

Een tweede thema was het dagelijkse leven op de missieposten. Zo vertelden zowat alle getuigen die hadden schoolgelopen in katho-lieke missieposten, dat een vast onderdeel van hun lessenprogramma uit handenarbeid bestond. Naast werk op de schoolvelden kwam hulp in de bouwwerkzaamheden op de posten het meest voor. De ene moest (bak-) stenen voor nieuwe klaslokalen of huizen voor de leerkrachten aandragen, de andere moest grond aanvoeren voor de aanleg van een tribune rond een voetbalveld. Ook andere aspecten van het dagelijkse leven kwamen tijdens de gesprekken aan bod, zoals de regel-matige en vaak hartelijke relaties tussen de missieposten en de omliggende dorpen of het strenge disciplineringsregime op het klein- en grootseminarie.

In het veld

Uiteindelijk leverde het veldwerk in enge zin de grootste resultaten van de reis op. Een belangrijke ambitie van het doctoraats-onderzoek is immers de analyse van de bouw en de organisatie van de missieposten. Archiefdocumenten, historische foto’s en plan-nen geven daarover al heel wat inzichten, maar het veldwerk heeft die fundamenteel verrijkt. Met eigen ogen het nederzettings-patroon, de inplanting en architectuur van de missieposten kunnen observeren, heeft tot een veel levensechter begrip van de sites geleid. Uiteraard leveren die observaties niet automatisch een goed begrip op van hun geschiedenis.

Maar uit gesprekken met bewoners of sleu-telfiguren bleek al gauw dat in de meeste

Page 7: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

sites waar we hebben gewerkt, sinds 1960 - het eindpunt van ons onderzoek - weinig of niets is veranderd. Met name de drie rurale missieposten Mikalayi, Bunkonde en Kabwe zijn in sterke mate ongewijzigd gebleven in vergelijking met de jaren 1950. Het gaat dan ook om relatief oude missieposten - Mikalayi en Bunkonde zijn gesticht in de jaren 1890, Kabwe in een aantal fases vanaf de jaren 1920 - waarvan de basisstructuur volledig uitge-bouwd was op het moment van de onafhan-kelijkheid. Er hebben slechts een aantal onder-houdswerken plaatsgevonden. Zo zijn heel wat van de pannendaken de voorbije jaren vervangen door ijzerplaten. Enkel in Mikalayi zijn naar aanleiding van de honderdste ver-jaardag van de evangelisatie van Kasaï een aantal herdenkingsbouwwerken opgericht. Daarnaast is uiteraard ook de bestemming van

Illustratie: het grootseminarie in Kabwe. [© Bram Cleys]

een aantal gebouwen gewijzigd, zonder dat echter hun architecturale kenmerken funda-menteel zijn veranderd.

De combinatie van archiefwerk, orale geschie-denis en veldwerkonderzoek heeft dus een grote hoeveelheid informatie opgeleverd. De vier bestudeerde sites zullen een centrale plaats innemen in het proefschrift, dat zal wor-den opgebouwd rond de bespreking van in totaal acht missiesites. Die zijn zo gekozen dat ze elk één thema dat in de analyses naar voren is gekomen, illustreren. Hoewel de einddatum van het project - december 2008 - nadert en een tweede reis de facto dus onmogelijk is, zijn de onderzoeksmogelijkheden van deze Congolese lieux de mémoires nog lang niet uitgeput. Misschien iets voor een volgend project?

Bram Cleys

Veldwerk in Congo

Page 8: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

Dood & begrafenisNieuwe KADOC-studie en tentoonstelling

Traditionele rituelen, gebruiken en verhalen helpen de mens omgaan met de overweldigende ervaring van

het sterven, zowel bij het naderen van het levenseinde en de dood zelf, als tijdens het rouw- en herinneringsproces. Over die levensrituelen publiceerde KADOC de bundel Dood & begrafenis onder de redac-tie van Lambert Leijssen, Jan Bleyen, Karel Dobbelaere en Liliane Voyé. Die nieuwe KADOC-studie werd op 25 oktober door Bleyen en Leijssen voorgesteld. Bij die gelegenheid opende ook de fototentoon-stelling “Eeuwigdurend Aandenken”.

De nieuwe bundel is uitgegeven door Univer-sitaire Pers Leuven en benadert de fenomenen van dood en begrafenis vanuit drie fasen: “Met de dood voor ogen”, “Rituelen en zindui-ding bij de dood zelf” en “Rouwen en herinne-ren”. Binnen die driedelige structuur werpen elf academici, Jacques De Visscher, Karel Dobbelaere, Jaak Billiet, Rita Ghesquière, Anne Vandenhoeck, Liliane Voyé, Jozef Lamberts, Lieven Boeve, Manu Keirse, Johan Meire en Jan Bleyen, vanuit hun discipline en specialisme een licht op de fenomenen. De foto’s van de Gentse fotograaf Carl Uytterhaegen vormen een visueel verhaal op zich, dat de tekstuele bijdragen een nieuwe dimensie geeft.

Dood & begrafenis: drie dimensies, vele perspectieven

Jan Bleyen begon zijn uiteenzetting trouwens met een verwijzing naar een van die foto’s. “De foto van een graf met op de achtergrond een container vol afgedankte grafstenen laat een soort spanning zien tussen bewaren en weggooien, tussen herinneren en vergeten. Dat valt samen met de drie dimensies die in

het boek aanwezig zijn: toekomst, heden en verleden. De dood komt in het beeld tevoor-schijn als een soort toekomst, “dood in de toe- komst”, namelijk van onszelf. Dat is de dimen-sie van het eerste deel van het boek, waarin wordt stilgestaan bij opvattingen over de dood in het algemeen en hoe we naar het levens-einde kijken. De foto bevat ook een tweede dimensie: de dood die in het heden bestaat, de dood die nu plaatsvindt en die ritueel moet worden beantwoord. Het dode lichaam moet een plaats krijgen. Wat de foto toont, is hoe de dood een plek gekregen heeft in dat graf, hoe onze overleden personen een plaats krijgen in een materiële ruimte. Dat is een tweede dimen- sie: de rituele handelingen bij de dood zelf. Een derde dimensie is wat de dood voor ons kan betekenen wanneer hij in het verleden is gebeurd. Die dood heeft een bepaalde impact op ons leven en dat heeft te maken met pro-cessen van herinnering en ook van rouw. Wat de foto op zeer krachtige wijze toont, is hoe zelfs die herinnering sterfelijk is of kan zijn.”

Zoals gezegd kijken elf academici met de ogen van hun discipline naar de fenomenen van dood en begrafenis. Die grote diversiteit was voor Jan Bleyen een rijkdom: verschillen- de perspectieven werpen een bepaalde blik op hetzelfde gegeven. “Dat kan in de stijl zit-ten van het stuk. sommige stukken zijn advise-rend, zoals dat van Manu Keirse, een psycho-logisch stuk. Hij geeft adviezen over ‘hoe vat-ten we vandaag de goede rouw op’. (...) Dat geldt ook in zekere zin voor de theologi-sche bijdragen, die stilstaan bij wat pastorale zorg, liturgie en het verrijzenisgeloof vandaag in deze postmoderne context kunnen inhou-den. (...) Er zijn ook zeer descriptieve stukken,

Illustratie: begraafplaats in Hong Kong (detail). [© Carl Uytterhaegen]

Publicatie

Page 9: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

Dood & begrafenis

Page 10: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

10

zoals de sociologische, antropologische, histo- rische, literatuurwetenschappelijke en filoso-fische bijdragen, die ook in het boek zijn opgenomen. Er is dus telkens een andere ingang op hetzelfde fenomeen, of gaat het wel om hetzelfde fenomeen? Misschien gaat het wel telkens om iets anders. Het mooie van dit boek is dat je kan zien hoe dood en rouw - het lijken heel simpele concepten - op een andere manier geconstrueerd worden en op een andere manier verschijnen, maar tegelij-kertijd worden bepaalde constructies gede-construeerd. Er worden niet enkel antwoorden geboden, maar ook vragen gesteld.”

subreeks Levensrituelen: multidisciplinair

Tijdens de voorstelling van het boek stond mederedacteur Lambert Leijssen, aan wie het boek werd opgedragen ter gelegenheid van zijn emeritaat, stil bij de subreeks Levensritu-elen. Die werd op het einde van de jaren 1980 geconcipieerd naar het voorstel van Karel Dobbelaere “om te werken op het raakvlak met de sociologie, waar destijds de theorie van Arnold van Gennep aangaande de zoge-naamde ‘rites de passage’ aan de orde was. Onmiddellijk werd collega Michel Cloet erbij betrokken voor het historische luik en aldus was het trio gevormd, Dobbelaere, Leijssen,

Cloet, dat de redactie op zich nam van de eer-ste drie delen van de reeks. Er werd besloten te werken over de scharniermomenten in de levensloop, waarbij overgangsrituelen een belangrijke plaats innemen.” Van in het begin werd gedacht aan vier studies, waarvan de ruggengraat werd gevormd door een multi-disciplinaire aanpak vanuit de sociologie, de theologie en pastoraal, en de geschiedenis. Elk boek had wel een eigen profilering naar-gelang het onderwerp en de stand van het wetenschappelijke onderzoek in de voorbije decennia.

Het eerste boek, Het Vormsel, verscheen in 1991. Hier werd de wetenschappelijke hypo-these voor het eerst uitgewerkt in een multi-disciplinaire studie. “De theorie van Arnold van Gennep”, aldus Leijssen, “vormde de werkhypo-these: hoe kan het christelijke sacrament van het vormsel bekeken worden vanuit het drie-voudige schema van de ‘rite de passage’, die niet alleen een overgang naar een nieuwe sta-tus begeleidt, maar die ook effectief bewerk-stelligt in drie fasen: de preliminale fase van scheiding (les rites de séparation), de eigenlijke liminale fase, de drempelrite van de overgang (les rites de passage), en ten slotte de riten van het behoren tot een nieuwe identiteit (les rites d’aggrégation), waardoor men een nieuw statuut verwerft.” Het Vormsel ging specifiek dieper in op de secularisatietendens in de samenleving, met de parallel van het feest van de vrijzinnige jeugd, het humanistische overgangsritueel. De postconciliaire ontwik-

Illustratie: begraafplaats in Chili (detail). [© Carl Uytterhaegen]

Publicatie

Page 11: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

11

kelingen in jaren 1970 en 1980 kregen er bij-zondere aandacht in de vormselpastoraal en -catechese.

In Geboorte en Doopsel (1996) werd uitgegaan van een ruimere antropologische en psycho-filosofische benadering van de geboorteriten, met een uitvoerig comparatief gedeelte over de parallellen met het jodendom, de islam, de orthodoxe kerken, de reformatie en de angli-caanse kerkgemeenschappen. De sociologi-sche en theologische disciplines situeerden zich in de theorievorming rond de binnenker-kelijke ontwikkelingen in jaren 1990. Voor het derde boek Het Huwelijk (2000) werd Roger Burggraeve betrokken bij de kernredactie. “Hij legde een bijzonder accent op de dimen-sie van de relationele groei-ethiek in het christelijke perspectief. De sociologisch-demo-grafische benadering reveleerde de spannin-gen tussen het traditionele huwelijk en het open gezin, tussen institutie en vrije keuze. De omslag in de katholieke huwelijksmoraal kwam uitvoerig aan bod in de historische bijdragen. De context van de postmoderniteit werd gethematiseerd in de vernieuwings-drang, veranderde rolmodellen, bindingsangst en statusstrijd in de private ruimte. Ook op li- turgisch gebied vertaalde zich de postmoder- ne context in de visie op het huwelijk als incul-turatie van een levensfeest. specifiek voor dit boek was ten slotte een uitzicht op de spiri-tuele beleving, typisch voor een geprofileerd christelijk huwelijk in onze tijd.” Met Dood & begrafenis worden, aldus Leijssen, “de vier sei-zoenen van het leven afgerond”.

Eeuwigdurend Aandenken: tekst en beeld

Dood & begrafenis wijkt niet alleen door zijn opbouw af van de vorige delen van Levensri-tuelen. Ook het visuele verhaal is nieuw en verrijkend. Jan Bleyen stelde het op de voor-stelling zo: “Er bestaat een belangrijke gelijke-nis, of analogie, tussen de foto’s en de teksten

in het boek, namelijk het samengaan van vra-gen stellen en antwoorden bieden, van con-strueren van een beeld en ook deconstrueren. (...) Een verschil tussen de tekst en het foto-grafische verhaal is dat het boek telkens heel sterk de nadruk legt op de sociale context, de precieze sociale omgeving waarbinnen dood en rouw plaatsvinden. De foto’s doen eigenlijk het omgekeerde. Ze zijn een soort meditatie of contemplatie, in die zin dat ze een buiten-wereldlijke ruimte creëren, als een droom bijna, zonder aanwezigheid van mensen en ook zonder aanwezigheid van handelingen. Het is een soort eenheid van het graf met de natuur. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de per-soon terug een plek krijgt in de kosmos.”

Dat wordt zeer duidelijk in de fototentoon-stelling “Eeuwigdurend Aandenken”. Onder die titel presenteert Carl Uytterhaegen tot 22 december in de pandgangen van KADOC een ruime selectie uit zijn gelijknamige reeks, waaraan hij in 1970 begon. Uytterhaegen brengt meer dan 160 foto’s van begraafplaat-sen en -rituelen uit de vijf continenten. De fotograaf kijkt, aldus opnieuw Bleyen, “naar kerkhoven als spiegels van de cultuur, van de culturele identiteit, de culturele eigenheid, maar toch worden ze telkens geplaatst in het licht van een soort eeuwigheid, waarbij tijd wordt uitgebannen, waarin beelden verstild zijn en dus los van actie. De meeste foto’s tonen een sfeer van stilte, van rust en van intimiteit. soms lijkt het of de graven zelf men-sen zijn, of dat het gaat om portretten, of dat ze een soort karakter hebben gekregen, een karakter binnen het landschap. (...) In zekere zin kun je zeggen dat wij, als we naar de beel-den van Carl kijken, naar onze graven kijken en nadenken over de toekomst, het heden en het verleden van de dood.”

In bijgevoegde folder vindt u, samen met een bestelformulier, alle informatie over het boek en de tentoonstelling.

Lieve Claes en Luc Vints

Dood & begrafenis

Page 12: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

1�

Loci sacriTerugblik op een colloquium

Naäman, de legeroverste van de koning van Aram, zei na zijn gene-zing tot de profeet Elisa: ‘(…)

Neem toch van uw dienaar een geschenk aan’. Maar Elisa antwoordde: ‘Ik zweer bij de Heer van wie ik de dienaar ben, dat ik het niet aanneem’. Ook toen hij nog aan- drong, bleef Elisa weigeren. Dan zei Naäman: ‘Dan moet het maar nee blijven. Maar laat dan toch aan uw dienaar een hoeveelheid grond bezorgen, zoveel als een koppel muilezels kunnen dragen (…)’.

Dit Bijbelcitaat - uit 2, Koningen 5, 14-17 - wijst op het dynamische karakter van het begrip ‘sacrale plaats’ en geeft goed een van de hoofdconclusies weer van het internationale colloquium “Loci sacri”. Blijkbaar was de grond van zijn genezing Naäman zozeer heilig, dat hij voortaan enkel nog op een stevige staal ervan over de God van de Bijbel wilde medi-teren.

“Loci sacri. sacrale plaatsen en hun geheimen” vond van 26 tot 28 september plaats in de promotiezaal van de K.U.Leuven. Een tachtig- tal deelnemers discussieerde er over de the-matiek, geïnspireerd door vijftien lezingen van binnen- en buitenlandse experten. Het collo- quium paste in het Europese project “Herbe-stemming van Religieus Erfgoed”, dat het toe-komstperspectief van de Leuvense abdij van Park bevat. Naast de stad Leuven en de provin-cie Vlaams-Brabant, spelen onze zusterinstel- ling CRKC (Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur) en het expertisebureau sien er een sturende rol. “Loci sacri” was een van de weini-ge colloquia die naar een inhoudelijke climax groeiden, dankzij de beredeneerde opbouw, het multidisciplinaire karakter, de kwaliteit van de lezingen en de constructieve discussies over de betekenis van sacrale plaatsen.

Wat volgt is een inhoudelijke reflectie, geen exhaustief verslag. De lezingen zelf zullen in het academiejaar 2008-2009 worden gepubli-ceerd.

sacrale plaatsen en hun geheimen

Waarom worden de Tempelberg en de Al-Aqsa moskee in Jeruzalem, de bedevaartplaats Mekka, de hindoetempels in India, Mariabeel-den met reminiscenties aan prehistorische oorden op de Canarische Eilanden, Maya- tempels in Mexico en ruïnes van middeleeuw-se kloosters in Groot-Brittannië als sacrale oorden omschreven? Wat hebben die diverse plaatsen met elkaar gemeen? Wat maakt ze al dan niet tot loci sacri? Sacredness is duidelijk een thema dat de postmoderne mens bezig-houdt.

Dat heeft ook iets paradoxaal: hoe geseculari-seerder de moderne mens wordt en hoe meer het geloof in een persoonlijke God wordt los-gelaten, hoe meer de vraag zich lijkt te stellen naar de intrinsieke betekenis van sacredness, in zowel materieel als immatrieel opzicht. Begrippen als sacraal en heilig hebben duide-lijk nood aan een klare definitie, gekoppeld aan een situering in tijd en ruimte. De secula-risatie en het groeiende abstractievermogen laten de westerse mens steeds meer zoeken naar een goede, historisch-wetenschappelijk gefundeerde omgang met symbolen en sym-boolplaatsen. Dat worstelen roept aloude vra-gen op over immanentie en transcendentie, beeld en woord, aanspreken en aangesproken worden. Het houdt tezelfdertijd het aloude gevaar in van iconoclasme, het door schuldige nalatigheid of een bewuste daad vernietigen van symboolplaatsen.

Onderzoek

Page 13: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

1�

Op het colloquium boden de (godsdienst)-sociologen een belangrijk antwoord. Zij stellen vast dat de (post)moderne mens nood heeft aan secondarity, een moment en/of plaats van afstandname van de drukte en van de zo dwingende aspecten van het dagelijkse leven. Die momenten en plaatsen zijn ook ogenblik-ken van reflectie, waarin een reconstructie van het biologische verhaal van de mens en zijn individuele en collectieve positionering in de wereld kan plaatsvinden. sacrale plaatsen zijn oorden van reflectie en beantwoorden aan een essentiële menselijke behoefte. Het onder- scheid tussen het alledaagse en het sacrale bekrachtigt sommige facetten van het leven en de plaatsen waar die zich voltrekken of beleefd worden. Het gaat dus om een proces. Zo worden taal, objecten, personen, kunst-werken en plaatsen met symboolfuncties bekleed en incarneren ze op die manier ook meningen, op voorwaarde dat de mens de

symbolen ernstig neemt. Ze leiden onze men-selijke emoties naar een ander, niet alledaags niveau. Tegelijk zijn ze kwetsbaar: ze kunnen als betekenisdragers hun betekenis verliezen, zeker als ze uit hun specifieke context worden gehaald, gecontamineerd worden met andere betekenissen. Ze kunnen dus ook worden gedesacraliseerd.

Hoe complex betekenisgeving wel is, wordt geïllustreerd door de New Yorkse Twin Towers: voor radicale moslims een sacrale plaats waar een heldendaad verricht is en onrecht is gewroken, voor Amerikaanse burgers en de (westerse) internationale gemeenschap een plaats van herdenking van slachtoffers van zinloos geweld. sacrale plaatsen kunnen dus worden bekleed met verschillende betekenis- lagen. Een ander voorbeeld zijn de Maya-tempels in Mexico. Daar is de oorspronkelijke precolumbiaanse religieuze betekenis weg-gedrukt door de spaanse kolonisatoren, die er demonstratief rooms-katholieke cultusplaat-sen bouwden. Vandaag ziet de autochtone bevolking met lede ogen aan hoe haar sacrale

Loci sacri

Illustratie: mensen op ‘bedevaart’ leggen bloemen op de site van Ground Zero in New York. [© THOC, april 2007]

Page 14: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

1�

plaatsen worden ingenomen door new-age-adepten die door de (cultuur)toeristische business goedkoop en massaal uit het Westen worden overgevlogen. Het fenomeen heeft een dergelijke omvang dat de autochtone bewoners zich verplicht zien hun religieuze beleving letterlijk te verplaatsen naar de periferie van de historische tempelplaatsen. De kracht van een plaats kan dus een grote bedreiging inhouden.

sacraliteit als een dynamisch gegeven

Die voorbeelden tonen aan hoe de betekenis-geving van sacrale plaatsen een dynamisch proces is. Dat werd op het colloquium ook aangebracht vanuit de antropologie en de Bijbelwetenschap. Het betoog over de lokali-satie van God in de Bijbel (Oude Testament) was daarvoor zeer relevant. God wordt niet statisch, maar als een heel dynamisch gegeven gelokaliseerd. Enerzijds maakt de lezing van de Bijbel duidelijk dat God niet een lokaliteit kiest, dat hij zich niet beperkt tot een plek of uitverkoren oord, maar dat hij in feite in de wereld is, misschien wel de (belevings)wereld is. Als God in de Bijbelse context gesitueerd wordt op een vaste locatie, dan is die hem merkwaardig genoeg door de mens aangewe-zen. In het geval van de tempel van David en salomon is dat overduidelijk. Anderzijds groeit die op een berg gesitueerde tempel - niet eens de hoogste berg, maar wel een bij uitstek mythologisch geladen plaats - op zijn beurt uit tot een metafoor. Zo werd de Tempelberg misschien wel dé metafoor van het begrip loci sacri.

Het dynamische aspect van dat begrip maakt nog meer duidelijk. In hun dynamiek kunnen symbolen en metaforen maar worden herkend als ze gedragen worden door een gemeen-schap. Die herkenning is op haar beurt een dynamisch proces dat het best tot uiting komt in de bedevaart, de pelgrimstocht, het op weg

gaan naar een heilige plaats. Pelgrimeren kan zowel een individueel als een collectief gebeu-ren zijn. In verschillende lezingen kwam aan bod hoe dat op weg zijn naar een symbolische plaats versterkend werkt, de reflectie bevor-dert. Kortom, symbolische of heilige plaatsen ontstaan maar uit een interactief proces. De Bijbel illustreert dat ten overvloede.

Zijn loci sacri het resultaat van een dynamisch, interactief proces van toekenning en erken-ning, dan komen daar ook rituelen van sacrali-sering en desacralisering bij kijken. Dat laatste kwam op het colloquium eveneens aan bod. In het westerse christendom zijn een aantal kerken trouwens maar bewaard gebleven of overgeleverd dankzij herbestemming. Essen-tieel is dat die met de nodige zorg dient te gebeuren en moet worden beschouwd als een dynamisch proces dat in principe ook reversibel is. Dat vraagt dat de symbolische plek in haar essentie van heilige plaats wordt begrepen.

De kunst van het onderscheid: herinnering en beleving

De multidisciplinaire puzzel van het colloqui-um viel op zijn plaats in de lezing van Amand Veilleux, abt van de abdij van scourmont (Chimay), die grote indruk maakte door haar inhoudelijke kwaliteit en getuigend karakter. Het was geen toeval dat in de discussies op het colloquium en tijdens de slotsessie van het project “Herbestemming van Religieus Erfgoed” voortdurend naar dit referaat werd verwezen. Veilleux reikte in zijn lezing een bijkomende dynamische dimensie aan. In het voetspoor van de Franse filosofen Lévinas en Eliade maakte hij voor de christelijke loci sacri een onderscheid tussen het sacrale en het hei-lige. Het sacrale heeft betrekking op de plaats, op het oord als plaats van herkenning en her-innering. Het verwijst naar de functie van lieu de mémoire. sacrale plaatsen kunnen als plaats van herinnering zo maar niet worden uitge-

Onderzoek

Page 15: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

1�

wist en verdienen blijvend respect. Ze behou-den een algemene cultuurhistorische beteke-nis. De herinnering of hun verwijzing aan het sacrale refereert aan een verplaatsbare, niet per se plaatsgebonden essentie, namelijk het interactieve streven naar persoonlijke (bijvoor-beeld kluizenaars) of collectieve (bijvoorbeeld kloostergemeenschappen, bedevaartsoorden) heiliging. Dat streven houdt het betrachten, het vestigen of het bewerkstelligen van het heilige in. Bij wijze van boutade zou men kun-nen stellen dat het heilige, zoals de liefde, een werkwoord is. Het streven naar het heilige is zowel individueel als collectief nooit af, en is een inhoudelijk, geen louter plaatsgebonden gebeuren.

Het heilige is dus een dynamisch begrip. Men moet zich niet blindstaren op symbo-lische plaatsen, maar een onderscheid leren

maken tussen de herinnering of de verwijzing naar het sacrale en de effectieve betrachting of beleving. Zo wordt de draagwijdte van het hoger geciteerde Bijbelfragment duidelijk: wanneer een kloostergemeenschap haar oude gebouwen of een parochiegemeenschap haar negentiende-eeuwse kerkgebouw ver-laat, dan handelt ze zoals Naäman. Ze neemt als het ware de geheiligde grond mee om in een nieuwe context opnieuw het heilige te betrachten. Het zich individueel of collectief heiligen neemt met het verlaten of het opge-ven van een symbolisch oord geen einde. Het oord ontleent zijn betekenis immers alleen aan het heiligingsproces dat er plaats-vond, wat rest is een verwijzende herinnering. Het komt neer op de kunst van het onder-scheid: tussen het materiële en het immate-riële, het immanente en het transcedente, het relatieve en het absolute, beleving en (h)erkenning, herinnering en actieve heiliging.

Jan De Maeyer

Loci sacri

Illustratie: de Tempelberg in Jeruzalem, postkaart uit de jaren 1930.

Page 16: 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 2007 KADOC...Cover: zicht op het Vaticaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Belangrijk bericht: actualisering adressenbestand

1�

Met enige zelfvoldaanheid vermeld-de de verslaggever dat er tot diep in de nacht was gewerkt om de

eerste bezoekers te ontvangen op 17 april 1958. Het waren de eersten van velen die in het kader van Expo 58 het Vaticaanse paviljoen op de Heizelvlakte bezochten. U was er misschien één van. Aan dat pavil-joen, Civitas Dei genaamd, wil KADOC vol-gend jaar een tentoonstelling wijden.

Het was de eerste maal dat de Heilige stoel zich toonde op een wereldtentoonstelling. Ietwat in de schaduw van de paviljoenen van de sovjet-Unie (met een reproductie van de eerste spoetnik), de Verenigde staten (zowat de veruitwendiging van de American way of life) en Frankrijk (met het nieuwste model van de Citroën Ds) verrees Civitas Dei of de stad Gods. Achter hoge, dikke muren bevonden zich tentoonstellingsruimten, een belfort en de Christi-Gloriosikerk met de Heilige sacramentskapel. Net buiten de ‘omwalling’ was er een restaurant, het auditorium Pius XII en een bioscoopzaal.

KADOC bereidt een tentoonstelling voor over de deelname van het Vaticaan aan Expo 58. We willen het paviljoen niet alleen als een modern architecturaal geheel benaderen, maar ook de ‘beleving’ ervan in beeld brengen. Koning Boudewijn, prinses Grace van Monaco en kardinaal Van Roey lieten zich bij hun bezoek aan het paviljoen uitgebreid fotogra-feren. Van vele duizenden andere bezoekers en van het personeel (zoals de hostesses) zijn er minder sporen in de archieven terug te vin-den. Vandaar deze oproep naar foto’s of films van het familie- of schoolbezoek aan het pavil-joen en naar herinneringen aan de bouw en

inrichting ervan. Civitas Dei herbergde immers heel wat religieuze kunst, die nadien verspreid raakte in binnen- en buitenland. Originele werken, schetsen en ontwerptekeningen kun-nen ook dat aspect van het paviljoen opnieuw zichtbaar maken. Tot slot zijn we ook op zoek naar de zogenaamde memorabilia van het paviljoen (medailles, postzegels, vorkjes, bier-viltjes enzovoort). Als u ons met een van deze zaken kunt verder helpen, kunt u met ons contact opnemen: [email protected] of tel. 016 32 35 00.

Roeland Hermans

U was er toch ook?Civitas Dei op Expo 58, de beleving van een paviljoen

Illustratie: zicht op de Christi-Gloriosikerk.

Tentoonstelling