· Web viewPrincipeverklaringen enbeleidsdocumenten. Opdrachtverklaring (Raad van Bestuur van 5...

37
Principeverklaringen en beleidsdocumenten Opdrachtverklaring (Raad van Bestuur van 5 juni 1998) De Universiteit Gent profileert zich als maatschappelijk geëngageerde en pluralistische universiteit die open staat voor alle studenten ongeacht hun levensbeschouwelijke, politieke, culturele en sociale achtergrond; profileert zich in een breed internationaal perspectief en beklemtoont daarbij haar eigenheid inzake taal en cultuur; wil haar studenten kritisch vormen in een creatieve ontwikkelingsgerichte leer- en onderzoeksomgeving; biedt een breed spectrum aan kwalitatief hoogstaande, door onderzoek ondersteunde opleidingen die ze permanent wil afstemmen op de nieuwste wetenschappelijke evoluties; wil op een selectieve wijze de voortgezette academische opleidingen en de postacademische en permanente vorming uitbouwen; wil haar onderwijs en onderzoek in een brede maatschappelijke en ethische context plaatsen en daarover voortdurend in dialoog treden met haar omgeving; wil in alle faculteiten fundamenteel en ongebonden wetenschappelijk onderzoek stimuleren en verder uitbouwen en hierin op wereldvlak een vooraanstaande rol vervullen; wil een ondernemende universiteit zijn met aandacht voor de sociale en economische toepassing van haar onderzoeksresultaten; hecht bijzonder belang aan de sociale voorzieningen voor studenten; bouwt voor haar personeel aan een stimulerende omgeving met optimale ontplooiingsmogelijkheden; hecht bijzonder belang aan de participatie van studenten, personeel en maatschappelijke vertegenwoordigers in het beleid; 405

Transcript of  · Web viewPrincipeverklaringen enbeleidsdocumenten. Opdrachtverklaring (Raad van Bestuur van 5...

Principeverklaringen enbeleidsdocumenten

Opdrachtverklaring(Raad van Bestuur van 5 juni 1998)

De Universiteit Gent

profileert zich als maatschappelijk geëngageerde en pluralistische universiteit die open staat voor alle studenten ongeacht hun levensbeschouwelijke, politieke, culturele en sociale achtergrond;

profileert zich in een breed internationaal perspectief en beklemtoont daarbij haar eigenheid inzake taal en cultuur;

wil haar studenten kritisch vormen in een creatieve ontwikkelingsgerichte leer- en onderzoeksomgeving;

biedt een breed spectrum aan kwalitatief hoogstaande, door onderzoek ondersteunde opleidingen die ze permanent wil afstemmen op de nieuwste wetenschappelijke evoluties;

wil op een selectieve wijze de voortgezette academische opleidingen en de postacademische en permanente vorming uitbouwen;

wil haar onderwijs en onderzoek in een brede maatschappelijke en ethische context plaatsen en daarover voortdurend in dialoog treden met haar omgeving;

wil in alle faculteiten fundamenteel en ongebonden wetenschappelijk onderzoek stimuleren en verder uitbouwen en hierin op wereldvlak een vooraanstaande rol vervullen;

wil een ondernemende universiteit zijn met aandacht voor de sociale en economische toepassing van haar onderzoeksresultaten;

hecht bijzonder belang aan de sociale voorzieningen voor studenten;

bouwt voor haar personeel aan een stimulerende omgeving met optimale ontplooiingsmogelijkheden;

hecht bijzonder belang aan de participatie van studenten, personeel en maatschappelijke vertegenwoordigers in het beleid;

wenst een sterke interactie met haar alumni;

kiest voor een gedecentraliseerd dynamisch organisatiemodel.

* * *

405

Non-discriminatieverklaring van de Universiteit Gent(Raad van Bestuur van 27 mei 2011)

In aansluiting op haar missieverklaring wenst de Universiteit Gent de volgende beginselen in herinnering te brengen en te onderstrepen. - De maatschappij moet aan elke persoon optimale ontwikkelingskansen bieden:

elke persoon heeft het basisrecht op een maximale ontplooiing van zijn of haar mogelijkheden; de Universiteit Gent engageert zich ervoor een bijdrage te leveren.

- De persoonlijke karakteristieken van bepaalde studenten of hun etnisch-culturele achtergrond en sociale ongelijkheid kunnen hun opleidingskansen in het lager en secundair onderwijs en derhalve ook in het hoger onderwijs nadelig beïnvloeden. De Universiteit Gent wenst de studie van deze problemen te stimuleren en een actieve bijdrage tot hun oplossing te leveren.

- Het is bijzonder waardevol dat meer en meer studenten met uiteenlopende etnische, sociale, filosofische of levensbeschouwelijke achtergrond, universitaire studies aanvatten. De Universiteit Gent wenst de kansen op wederzijdse verrijking die hieruit voortvloeien te stimuleren.

- Het is een belangrijke opgave alle vormen van discriminatie zoals gedefinieerd in artikel 2 van deze non-discriminatieverklaring zoveel mogelijk te bestrijden.

Om die reden heeft de Universiteit Gent beslist een academische gedragscode uit te werken die ertoe moet bijdragen discriminatie uit te bannen en de individuele ontplooiing van en de onderlinge contacten en wederzijdse verrijking tussen leden van de universitaire gemeenschap van uiteenlopende achtergrond te bevorderen. Bij de toepassing van deze gedragscode moeten ook de relevante juridische normen gerespecteerd worden en in het bijzonder die welke betrekking hebben op het recht op vrije meningsuiting en de traditionele concretisering ervan in de 'Academische Vrijheid'.

BEPALINGEN

Artikel 1Deze gedragscode is bestemd voor iedereen die als personeelslid, medewerker, student of gast, bij de werking van de universiteit betrokken is. Zij betreft de activiteiten die samen het universitaire leven uitmaken, dus de onderwijs-, onderzoeks- en dienstverlenende activiteiten en de administratieve en sociale activiteiten die deze kernactiviteiten ondersteunen. De Universiteit Gent zorgt voor de bekendmaking van de gedragscode en waakt over de naleving ervan.

Artikel 2Voortbouwend op hetgeen bepaald is in de non-discriminatiewetgeving, wordt in deze gedragscode bedoeld met: - 'discriminatie': zowel directe als indirecte discriminatie, de weigering tot redelijke aanpassingen

voor personen met een handicap, intimidatie en het opdracht geven tot discriminatie; - 'beschermde criteria': geslacht, nationaliteit, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationale of

etnische afstamming, leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke en syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, handicap, fysieke of genetische eigenschap, sociale afkomst.

Er is sprake van ‘directe discriminatie’ wanneer iemand in een vergelijkbare situatie ongunstiger behandeld wordt, is of zou worden op basis van één of meerdere van de wettelijk beschermde criteria, tenzij deze behandeling ingegeven is door een voldoende zwaarwichtige, geoorloofde doelstelling en de middelen om deze doelstelling te bereiken voldoende pertinent en proportioneel zijn.

Er is sprake van ‘indirecte discriminatie’ wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen, gekenmerkt door een bepaald beschermd criterium, in vergelijking met andere personen bijzonder kan benadelen, tenzij die bepaling, maatstaf of handelwijze ingegeven is door een voldoende zwaarwichtige, geoorloofde doelstelling en de middelen om deze doelstelling te bereiken voldoende pertinent en proportioneel zijn.

Er is sprake van een ‘weigering tot redelijke aanpassingen’ voor personen met een handicap wanneer, nadat hierom verzocht werd, geen passende maatregelen getroffen worden die een

406

persoon met een handicap binnen het in artikel 1 vermelde toepassingsgebied in een concrete situatie en naargelang diens behoefte in staat stellen om toegang te hebben tot, deel te nemen aan en vooruit te komen, tenzij deze maatregelen een onevenredige belasting vormen voor de Universiteit Gent of haar vertegenwoordiger(s) die deze maatregelen moet(en) treffen. Wanneer die belasting in voldoende mate wordt gecompenseerd door bestaande maatregelen in het kader van het gevoerde overheidsbeleid inzake personen met een handicap, mag zij niet als onevenredig worden beschouwd. Het begrip ‘handicap’ in de zin van deze gedragscode staat los van een eventuele erkenning van een tijdelijke of blijvende invaliditeitsgraad door een hiertoe erkende overheidsinstantie, maar slaat op iedere situatie waarbij het voorzienbaar is dat een persoon omwille van lichamelijke, visuele, auditieve, psychische of andere aandoeningen en beperkingen langdurig niet in staat zal zijn om op dezelfde wijze te participeren als anderen (bvb. fysieke en sensoriële gezondheidsproblemen, chronische en degeneratieve ziekten, genetische ziekten, mentale of verstandelijke beperkingen, …).

Er is sprake van ‘intimidatie’ wanneer ongewenst gedrag dat met één van de beschermde criteria verband houdt, tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast en een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.

Er is geen sprake van discriminatie indien de wettelijke voorwaarden inzake 'positieve actie' ten aanzien van achtergestelde groepen van personen gerespecteerd worden of als een interne bepaling, maatstaf of handelwijze door een wet, decreet of uitvoeringsbesluit opgelegd wordt.

De bovenvermelde vormen van discriminatie kunnen van institutionele aard zijn, wanneer ze van de Universiteit Gent of haar vertegenwoordigers uitgaan, of van individuele aard, wanneer het gaat over gedragingen van individuen.

Artikel 3De Universiteit Gent verbindt zich ertoe om zowel in haar beleid als in haar dagelijkse werking niet te discrimineren en spant zich in om binnen het toepassingsgebied van artikel 1 haar personeel, medewerkers, studenten en gasten tegen discriminatie te beschermen en daden van discriminatie te beteugelen.

Artikel 4De Universiteit Gent ziet er op toe dat in de diverse onderwijsvormen, het studiemateriaal en de elektronische leeromgeving geen discriminerende stereotiepen en vooroordelen, of voor individuen of groepen onnodig krenkende uitspraken voorkomen.

Artikel 5De Universiteit Gent besteedt in de opbouw en invulling van de leerprogramma’s een bijzondere aandacht aan culturele diversiteit, zowel op academisch als op postacademisch niveau, in het bijzonder in die opleidingen die vaak leiden tot jobs die regelmatig contacten met allochtonen veronderstellen.

Artikel 6Alle openbare uitingen, waaronder graffiti, affiches en pamfletten, die aanzetten tot agressie, haat of discriminatie op grond van de in artikel 2 bedoelde beschermde criteria, zijn op de universitaire terreinen, in de universitaire gebouwen of de universitaire infrastructuur verboden. Bij het beschikbaar stellen van universitaire lokalen of infrastructuur aan derden-gebruikers wijst de Universiteit Gent op de plicht tot naleving van deze non-discriminatieverklaring, inzonderheid het verbod van aanzetten tot discriminatie, en brengt zij de derden-gebruikers ervan op de hoogte dat inbreuken op de non-discriminatiewetgeving zullen gemeld worden aan de bevoegde overheden.

Artikel 7De Universiteit Gent houdt er rekening mee dat personen, gekenmerkt door een in artikel 2 bedoeld beschermd criterium, met bijzondere problemen te kampen kunnen hebben bij de studiekeuze, het studeren zelf, en de latere beroepskeuze. De Universiteit Gent zal een bijzondere inspanning leveren om, samen met de bevoegde diensten, hieraan tegemoet te komen, zowel bij het onderzoek naar de aard van de specifieke problemen als inzake de middelen om die te verhelpen.

Artikel 8

407

Bij het streven naar oplossingen voor de onder artikel 7 bedoelde problemen, zal de Universiteit Gent contact opnemen met de organisaties die de in artikel 7 bedoelde personen als hun vertegenwoordigers aanduiden en een structureel overleg organiseren.

Artikel 9De Universiteit Gent is een pluralistische universiteit en respecteert derhalve op gelijke wijze de levensbeschouwelijke opvattingen van alle leden van de universitaire gemeenschap. Om dit pluralisme te garanderen, heeft de instelling zelf een geseculariseerd en gelaïciseerd karakter.

Artikel 10Op het vlak van praktijkoefeningen en sociale voorzieningen, inclusief recreatie, wordt van de studenten verwacht dat zij de reglementen, richtlijnen of gedragscodes respecteren. Indien daarbij problemen rijzen, kunnen deze door het bevoegde orgaan met de betrokken studenten en personeelsleden of de in artikel 8 bedoelde organisaties besproken worden. Hierbij zal men een evenwicht zoeken tussen het gelaïciseerd karakter van de Universiteit Gent, de typische eisen en beperkingen van de bedoelde oefeningen of voorzieningen en de noden van de betrokkenen.

Artikel 11Het Nederlands is de officiële taal van het onderwijs in Vlaanderen. Het verwerven van een goede communicatievaardigheid in deze taal is onontbeerlijk om de studie- en beroepsloopbaan goed te kunnen doorlopen, onverminderd de mogelijkheden of faciliteiten van het Onderwijs- en Examenreglement van de Universiteit Gent, met name voor wat het gebruik van het Engels of een andere taal betreft. De Universiteit Gent zal bijzondere inspanningen leveren om anderstalige studenten te begeleiden en voor deze studenten en hun ouders drempelverlagende activiteiten inrichten.

Artikel 12De Universiteit Gent erkent het belang van vertegenwoordiging van de in artikel 7 bedoelde personen, zowel in de diverse geledingen van het personeelsbestand als in de bestuursorganen. Ze zal de bedoelde personen in die richting aanmoedigen en er op toezien dat ook in dat opzicht geen enkele vorm van discriminatie voorkomt.

Artikel 13De niet-naleving van deze gedragscode is een feit dat aanleiding kan geven tot een tuchtrechtelijke procedure. Deze procedure kan opgestart worden hetzij door het bevoegde orgaan op eigen initiatief, hetzij op klacht.

Inbreuken op deze non-discriminatieverklaring kunnen gemeld worden aan de interne ombudsdienst van de Universiteit Gent. Deze zal met inachtneming van de noodzakelijke discretie de gemelde inbreuken onderzoeken en de gepaste maatregelen treffen of desgevallend doorverwijzen naar de bevoegde personen of instanties.

* * *

408

Welzijns- en milieubeleidsverklaring(Bestuurscollege van 17 december 2003)

De Universiteit Gent engageert zich tot: Het voeren van een coherent welzijns- en milieubeleid; Het implementeren van integraal beleid inzake duurzame ontwikkeling in haar onderwijs,

onderzoek en maatschappelijke dienstverlening; Het scheppen van een werkklimaat en studeeromgeving waarin haar personeelsleden en

studenten zich verantwoordelijk voelen voor de veiligheid en het milieu in het algemeen; Een continu verbeteren van de veiligheids-, gezondheids- en milieuzorg binnen de instelling.

De Universiteit Gent streeft in het kader van de zorg voor veiligheid, gezondheid en milieu naar: Het integreren van deze zorg in haar dagelijkse werking; Het evenwichtig waarderen ervan naast de andere doelstellingen die volgen uit de

opdrachtverklaring; Het voorkomen van persoonlijk letsel en materiële schade en het beperken van veiligheidsrisico's

en milieuschade; De betrokkenheid van de eigen personeelsleden, studenten en derden (overheid, bedrijven en

buurtbewoners) bij deze zorg.

Binnen het kader van de vigerende welzijns- en milieuwetgeving zal de Universiteit Gent: De nodige informatie, instructies en opleiding geven; De relevante maatregelen nemen en middelen verschaffen; Doelmatig toezicht houden op alle activiteiten en de hinder ervan beheersen en beperken.

* * *

409

Intentieverklaring tot structurele alliantie Universiteit Gent en Vrije Universiteit Brussel(Raad van Bestuur van 25 mei 2007)

InleidingDe veranderingen die door de Bologna en de Lissabon verklaring in Europa op gang gebracht zijn, verplichten de instellingen van Hoger Onderwijs tot het uitwerken van een toekomstgerichte strategie. Zowel het onderwijs als het onderzoek van een instelling staan niet alleen meer in competitie met de landelijke concurrentie, maar moeten zich ook meten met de mondiale Hoger Onderwijs- & Onderzoeksruimte. Toename in financiering van onderwijs en onderzoek wordt gedreven door een verhoogde competitiviteit en concurrentie, als motor voor het streven naar excellentie.In deze lijn heeft Vlaanderen op enkele jaren tijd verschillende decreten ingevoerd die een enorme impact hebben op het hoger onderwijs.

- Het "structuurdecreet" heeft niet alleen de BAMA onderwijsstructuur ingevoerd maar ook samen met Nederland de accreditatie voor opleidingen ingesteld. Door het invoeren van het begrip Associaties tussen universiteit en hogescholen werd de basis gelegd van een hoger onderwijs ruimte die zowel een professionele als een academische component heeft. Rationalisering van het opleidingsaanbod en academisering van 2 cycli hogeschool opleidingen zijn opdrachten van de associaties.

- Het "flexibiliseringsdecreet" schept de mogelijkheid voor individuele onderwijstrajecten, waarbij het credit systeem en extern verworven competenties optimaal ingezet kunnen worden. De overgang tussen professioneel en academisch onderwijs wordt hierdoor versoepeld. Het voortgangstraject van de student tijdens zijn opleiding krijgt meer aandacht.

- Het voorliggend "financieringsdecreet" rust op een in hoofdzaak outputgedreven systeem dat het optimaal benutten van middelen wil stimuleren. Optimaliseren (rationalisering) door samenwerking van instellingen van hoger onderwijs verhoogt de efficiëntie en excellentie van het opleidingsaanbod en de onderzoekscapaciteit.

- De toekenning van bijkomende of nieuwe onderzoek- en innovatiemiddelen en het aantrekken van onderzoekers uit het buitenland, moeten de attractiviteit en excellentie van onze universitaire onderzoeksploegen verhogen. Onderzoeksgroepen zullen een meer prominente rol moeten spelen in nationale en internationale netwerken om competitief te blijven.

Dé uitdaging voor elke Universiteit, en ab extentio de Hogeschool daaraan verbonden, bestaat erin de juiste strategische keuzes te maken die haar concurrentie positie en excellentie verhoogt. Deze keuzes vertrekken vanuit de eigen sterkten maar kunnen een meerwaarde vinden in strategische allianties met andere instellingen.

Strategische alliantie UGent en Vrije Universiteit Brussel:Wereldwijd ontstaan vandaag allianties tussen instellingen van hoger onderwijs. Ze worden gedreven door een duidelijke strategie, die zowel een onderzoeksversterking als een optimalisatie van het onderwijsaanbod beoogt en die uitgaat van een efficiëntere inzet van middelen.

In Franstalig België is deze beweging ingezet door de oprichting van "les académies" waaruit recent de oprichting van een juridische entiteit rond de UCL en FUSL, FUCaM, FUNDP alsook een alliantie tussen ULg en ULB ontstaat.In Vlaanderen heeft de K.U.Leuven vanuit de associatiesterkte het plan voorgesteld tot uitwerking van een Kennis en Competentie Centrum K.U.Leuven met regionale polen verdeeld over Oost en West Vlaanderen, Brussel en Vlaams Brabant, Limburg en Antwerpen.De associatie Antwerpen heeft de uitbreiding van haar universitair aanbod kenbaar gemaakt door de "academische opwaardering " van de associatiefaculteiten Ingenieurs, Kunsten en Nautische wetenschappen binnen een "UA plus" formule.

De omvorming van de één naar tweejarige masters in de wetenschappen heeft aangetoond dat er een grote onderzoekscomplementariteit bestaat tussen instellingen onderling. Het kleine aantal studenten per opleiding verplicht tot grotere samenwerking waardoor het volledige gamma onderzoeksdisciplines efficiënter aan bod kan komen. In de interuniversitaire gesprekken die hierop volgden, bleek een bereidheid tot samenwerking tussen de opleidingen van de faculteiten Wetenschappen van de Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit Gent.Deze bereidheid werd door de rectoraten van beide universiteiten positief onthaald en geplaatst binnen de mogelijkheid van een verdergaande strategische alliantie.

410

Ondanks het verschil in schaalgrootte zijn er immers voor beide universiteiten voordelen aan een structurele samenwerking op onderwijs en onderzoeksvlak.

De Vrije Universiteit Brussel heeft:- een volwaardig aanbod van opleidingen, maar per opleiding een laag aantal studenten t.a. v. het

gemiddelde in Vlaanderen. Tot vandaag werden alle gevisiteerde opleidingen positief geaccrediteerd.De studenten aan de VUB komen voor 65 % uit de regio Brussel Halle Vilvoorde, 15% provincie Antwerpen. Bijzondere inspanningen worden geleverd voor werkstudenten (12 % van de reguliere studenten), specifieke groepen (inclusief diversiteitsbeleid) en anderstaligen.

- een onderzoekscompetentie en valorisatiecultuur die in vele disciplines sterk aanwezig zijn.Zij wordt per wetenschapsdomein onderworpen aan een extreme visitatie en waar nodig wordt een remediëringsplan opgesteld. De verworven onderzoeksmiddelen liggen relatief hoger dan het aandeel in universitaire werkingsmiddelen. Een excellentiebeleid wordt actief gevoerd. Door de schaalgrootte van de universiteit zijn niet alle onderzoeksdisciplines hoogwaardig ontwikkeld.

- een verworven plaats in het Brusselse "gebeuren. Hoewel de regio Brussel politiek en sociologisch bijzonder complex is, biedt ze academische opportuniteiten die in Vlaanderen te weinig gekend zijn. Een ervan is haar intemationale uitstraling en aanwezigheid van een groot aantal competentiepolen, cultuurinstellingen en beslissingscentra met grote wetenschappelijke en maatschappelijke impact.

- een universitair ziekenhuis dat een unieke opdracht invult als Vlaams opleidingsziekenhuis in de Brusselse regio en dat hoogwetenschappelijke medische ontwikkelingen nastreeft. Door de inbedding van het UZBrussel, naast de faculteit geneeskunde en het departement gezondheidszorg van de hogeschool Erasmus, is op de campus te Jette een kennis en competentie pool ontstaan rond het thema gezondheid.

De Universiteit Gent heeft:- een volledig aanbod van opleidingen met een variërend aantal studenten. Dit schept

opportuniteiten voor het organiseren van gemeenschappelijke en op elkaar afgestemde opleidingstrajecten, in synergie met de VUB;

- door het volledige aanbod aan opleidingen, onderzoeksexpertise in diverse vakgebieden, waarbij ze evenwel haar beleid in het bijzonder richt op de ontwikkeling van excellentiecentra van onderzoek. In dat beleid ligt de nadruk op het tot stand brengen van synergieën tussen onderzoeksgroepen. De UGent wenst door gerichte investeringen via de bijkomende middelen in haar onderzoekssokkel, de samenwerking en onderzoeks-productiviteit van complementaire onderzoeksgroepen, ook binnen de VUB, te stimuleren;

- in diverse sectoren een actief en dynamisch valorisatiebeleid ontwikkeld en wenst deze politiek verder uit te breiden en te versterken in strategische alliantie met de VUB;

- een centrale ligging op de as West-Vlaanderen - Oost-Vlaanderen - Brabant en biedt door haar geografische kruispuntligging belangrijke troeven inzake mobiliteit en intemationalisering;

- Door de koppeling van het medisch gericht onderwijs en onderzoek aan de UGent - o.a. ondersteund door een nauwe samenwerking met een prestigieus UZ Gent en een unieke faculteit Diergeneeskunde met het universitair ziekenhuis en de faculteit Geneeskunde van de VUB, wenst de UGent bij te dragen tot de verdere ontwikkeling van een expertisepool terzake.

Vandaag reeds zijn er heel wat elementen die aanduiden dat tussen beide universiteiten reeds een verbondenheid aanwezig is. Als voorbeeld moge gelden de gezamenlijke Master in Fotonica, de gezamenlijke Master in de Biomedische Ingenieurstechnieken, Master in de Physical Land Resources (ICP), Erasmus Mundus in Photonics, en gezamenlijke onderzoeksprojecten (meer dan 30 % van onze samenwerkingsprojecten FWO/IUAP en wetenschappelijke onderzoeksgemeenschappen).

Voorstel tot intentieverklaring:De VUB en UGent gaan een strategische alliantie aan, die toelaat zich sterker op te stellen La.v. de concurrentie binnen de Europese hoger onderwijs- en onderzoeksruimte.

Een strategische alliantie tussen VUB en UGent is gestoeld op volgende principes:- eerbied voor de eigenheid van de partner- optimalisering/rationalisering van onderwijsaanbod, waarbij de regionale attractiviteit, vernieuwde

onderwijsconcepten of "niche onderwijs " deel uit maken- versterken van complementaire onderzoekscapaciteit, zonder beperking op te leggen aan de

academische vrijheid van onderzoek

411

- gezamenlijk uitwerken van een lange termijn strategie o.a. in verband met excellentiecentra, gestuurd onderzoek of ontwikkeling van wetenschapsparken.

Hoewel in een initiële fase de juridische vorm die de alliantie zal aannemen niet gespecificeerd wordt, zal een samenwerkingsvorm nagestreefd worden die alle personeelsleden van beide instellingen inzet en genoeg vertrouwen geeft om zonder argwaan de verdere uitbouw van de alliantie te implementeren.Hiervoor zullen concrete implementatieconcepten ingevuld worden. In het kader van de omvorming naar tweejarige masters in de wetenschappen, worden deze concepten uitgewerkt langs een pilootproject waaraan de disciplines Fysica, Chemie, Wiskunde, Geologie en Computerwetenschappen/Informatica van beide universiteiten betrokken zijn. De beoogde algemene alliantieovereenkomst wordt binnen de twee jaar vastgelegd.

Na goedkeuring van deze intentieverklaring op de raden van bestuur van beide universiteiten, wordt een werkgroep opgericht samengesteld uit de vertegenwoordigers van beide universiteiten, die de alliantieovereenkomst praktisch zullen uitwerken. Elk voorstel tot beslissing moet de goedkeuring krijgen van beide raden van bestuur.

Ben Van Camp Paul Van CauwenbergeRector VUB Rector UGent

412

Raamovereenkomst tussen de Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit Gent(Raad van Bestuur van 22 februari 2008)

TUSSEN

De Vrije Universiteit Brussel, met zetel te 1050 Elsene, Pleinlaan 2, die rechtspersoonlijkheid heeft verkregen krachtens een wet van 28 mei 1970, vertegenwoordigd overeenkomstig artikel 47 van haar statuten door :

De heer Eddy Van Gelder, Voorzitter van de Raad van Bestuur, wonende te 1050 Brussel, Dautzenbergstraat 19

Professor Doctor Benjamin Van Camp, Rector, wonende te 1750 Sint-Martens-Lennik, Oude Brusselsebaan 9

Professor Doctor Rosette S’Jegers, Vicerector Onderwijs, wonende te 3090 Overijse, Poelweg 14

Professor Doctor Jan Cornelis, Vicerector Onderzoek,wonende te 3090 Overijse, Struiwislaan 18

Hierna de "VUB" genaamd

EN

De Universiteit Gent, met zetel te 9000 Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 25, die rechtspersoonlijkheid geniet ingevolge art. 2 Bijzonder Decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen, vertegenwoordigd door Prof. dr. Paul Van Cauwenberge, Rector,

Hierna de "UGent" genaamd

Gelet op het Decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, inzonderheid de artikelen 10, 94 en 95 (hierna het "Structuurdecreet");

Gelet op het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse gemeenschap, inzonderheid de artikelen 79 en 80 (hierna het "Universiteitsdecreet");

Gelet op het decreet van 25 februari 1995 betreffende de wetenschappelijke of maatschappelijke dienstverlening door universiteiten of de hogescholen en betreffende de relatie van de universiteiten en hogescholen met andere rechtspersonen (hierna het “Dienstverleningsdecreet”);

Gelet op het voornemen en de vaste wil van partijen om in de toekomst een brede samenwerking te realiseren binnen de door de decreetgever, in de bovenstaande decreten, aan de samenwerking tussen universiteiten gestelde grenzen (hierna gezamenlijk de “Decreten” genaamd);

Overwegende dat deze overeenkomst wordt afgesloten in een klimaat van goede verstandhouding en wederzijds vertrouwen, als gelijkwaardige partners met respect voor elkaars opdrachten, rol en eigenheid (hierna de “Raamovereenkomst“ genaamd);

WORDT OVEREENGEKOMEN WAT VOLGT:

Artikel 1. Principeverklaring

De UGent en de VUB verbinden zich ertoe, in uitvoering van de tussen hen op 5 juni 2007 afgesloten “Intentieverklaring tot structurele alliantie Universiteit Gent en Vrije Universiteit Brussel”, een brede samenwerking te realiseren en daarover gezamenlijk, zowel binnen de eigen instellingen als naar de buitenwereld toe, te communiceren.

Als uitgangspunt van deze Raamovereenkomst geldt dat de relatie en het vertrouwen tussen de leden van de universitaire gemeenschappen van de UGent en de VUB de drijvende kracht zijn achter de alliantie.

413

Artikel 2. Primaire doelstelling

De alliantie dient bij te dragen tot een rationeel opleidingsaanbod dat evenwichtig omkaderd is in functie van de studentenaantallen en dat resulteert in masterdiploma’s, gesteund op een sterke onderzoeksbasis.

De belangrijkste doelstelling vormt het stroomlijnen van de doorstroming tussen Bachelor- en Master-opleidingen van de UGent en de VUB, binnen de normen van kwaliteit en accreditatie.

Artikel 3. Gebieden van samenwerking

De alliantie zal concreet worden gerealiseerd via het afsluiten van afzonderlijke samenwerkingsovereenkomsten, overeenkomstig de algemene richtlijnen van samenwerking in het kader van de alliantie – die als bijlage aan deze Raamovereenkomst worden gehecht - met betrekking tot de volgende gebieden:

Onderwijs:o de gezamenlijke organisatie van academische opleidingen, voortgezette academische

opleidingen en specifieke lerarenopleidingen; o het uitwisselen van keuze-opleidingsonderdelen;o de samenwerking inzake postacademische vorming;o het belasten van een lid van het academisch personeel van één van beide instellingen, met

diens instemming, met een onderwijsopdracht aan de andere instelling; o de kwaliteitsbewaking.De samenwerkingsovereenkomsten Onderwijs, die de verdere uitwerking en uitdieping van deze Raamovereenkomst vormen, hebben betrekking op de studiegebieden en opleidingen waarvoor de UGent en de VUB door of krachtens de Decreten onderwijsbevoegdheid bezitten.

Doctoraten en doctoraatsopleidingen; Wetenschappelijk onderzoek:

o het belasten van een lid van het academisch personeel van één van beide instellingen, met diens instemming, met een onderzoeksopdracht aan de andere instelling;

o gezamenlijke projectaanvragen BOF. Het gebruik van infrastructuur en faciliteiten (zoals bijvoorbeeld de bibliotheek, het rekencentrum

en de onderzoeksinfrastructuur); Dienstverlening aan derden en valorisatie van onderzoeksresultaten; De studentenvoorzieningen; De uitwisseling van kennis op het vlak van het beheer van een onderwijs- en

onderzoeksinstelling.

Artikel 4. Uitwerking

Elke samenwerkingsovereenkomst wordt als een genummerd bijvoegsel aan huidige Raamovereenkomst gevoegd en maakt hiervan integraal en onlosmakelijk deel uit. Een inventaris van de genummerde bijvoegsels wordt opgesteld en permanent bijgehouden.Elke samenwerkingsovereenkomst bevat de concrete uitvoeringsmaatregelen betreffende ten minste de volgende aspecten: Het doel en het voorwerp van de samenwerking; De vormen en de methoden van samenwerking; De voorwaarden van de samenwerking, inzonderheid de omvang van de samenwerking en de

samenstelling van de opvolgingscommissie; De regeling van de personeelsimplicaties van de samenwerking; De uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst, meer in het bijzonder de bekendmaking –

indien vereist – van de samenwerking; De financieringsmodaliteiten van de samenwerking.

Artikel 5. Confidentialiteit

Wanneer binnen het kader van deze Raamovereenkomst partijen kennis zouden nemen van confidentiële informatie verbinden zij zich er toe deze onder geen enkele voorwaarde en op geen enkele wijze publiek te maken of ter kennis te brengen van derden.

Wordt evenwel niet als vertrouwelijk beschouwd:

414

- informatie waarvan kan worden aangetoond dat zij, op het ogenblik dat deze informatie aan een derde wordt bekendgemaakt, reeds algemeen gekend was, of die op om het even welke wijze algemeen bekend geraakt, op een andere manier dan door de schending door een der partijen van een verbintenis vervat in deze Raamovereenkomst;

- informatie die op een wettelijke manier ter kennis is gekomen van de andere partij of die op een wettelijke wijze aan de andere partij werd ter kennis gebracht door een andere bron;

- informatie waarvan de bekendmaking vereist is door de wet of door een rechterlijke of andere overheidsbeslissing, van welke aard ook.

Artikel 6. Informatie en overleg inzake onderwijs

Iedere partij verbindt zich ertoe, indien zij het voornemen heeft tot het afsluiten van een institutionele overeenkomst met een derde hoger onderwijsinstelling met het oog op de gezamenlijke organisatie van academische opleidingen, voortgezette academische opleidingen, specifieke lerarenopleidingen of het uitwisselen van keuze-opleidingsonderdelen, de andere partij hiervan in een vroeg stadium te informeren.

Indien het een voorgenomen samenwerking met een Vlaamse hoger onderwijsinstelling betreft, verbindt iedere partij zich ertoe een bespreking op rectoraal niveau aan te knopen om na te gaan in welke mate de andere partij bij dit initiatief kan worden betrokken.

De samenwerkingsovereenkomst tussen een partij en een derde hoger onderwijsinstelling kan niet worden ondertekend dan na verloop van veertien kalenderdagen na melding van de intentie tot samenwerking, per aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs, aan de andere partij. De termijn vangt aan de dag na ontvangst van het aangetekend schrijven.

Artikel 7. Overleg voorafgaand aan personeelsovername

De partijen onderschrijven het principieel verbod van actieve afwerving van academisch en administratief/technisch personeel tijdens de alliantievormingsperiode zoals omschreven in artikel 10.Tijdens de alliantievormingsperiode, en gedurende een termijn van één jaar na de beëindiging ervan, kan academisch en administratief/technisch personeel werkzaam bij één van de partijen door de andere partij slechts worden afgeworven na voorafgaandelijk overleg en akkoord binnen de alliantiewerkgroep (AWG) bedoeld in artikel 9.Partijen wensen te benadrukken dat bovenvermelde bepaling wordt opgenomen om het wederzijdse vertrouwen, waarmee samenwerkingsgesprekken moeten verlopen, te beschermen. Partijen gaan er van uit dat één jaar na het einde van de alliantievormingsperiode de voorzorgen die hierbij opgenomen zijn op een natuurlijke wijze overbodig worden, vermits men vanuit één grote onderzoeks/onderwijsruimte zal redeneren.

Artikel 8. Bemiddeling

Ieder geschil omtrent de totstandkoming, de interpretatie, de draagwijdte of de uitvoering van huidige Raamovereenkomst, of van een samenwerkingsovereenkomst die in uitvoering hiervan tot stand kwam, wordt – met het oog op een bemiddelde oplossing – voorafgaandelijk voorgelegd aan de alliantiewerkgroep (AWG) bedoeld in artikel 9.De termijn voor bemiddeling bedraagt één maand. De termijn vangt aan de dag na deze waarop de ene partij de andere, per aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs van rector naar rector, in kennis heeft gesteld van haar wil het geschil via bemiddeling te pogen op te lossen. De termijn wordt berekend van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste.Geschillen die binnen voormelde termijn niet minnelijk kunnen worden geregeld, kunnen aanhangig gemaakt worden bij de bevoegde rechtbank.

Artikel 9. Alliantiewerkgroep

De opvolging van deze Raamovereenkomst wordt toevertrouwd aan en gecoördineerd door een alliantiewerkgroep (AWG), die is samengesteld uit vijf door de ene en vijf door de andere partij aangewezen personen.Elke partij verbindt zich ertoe, op het eerste verzoek van de andere partij, haar leden van de alliantiewerkgroep (AWG) opdracht te geven samen te komen, voor de opvolging van de uitvoering van huidige Raamovereenkomst.

415

Artikel 10. Inwerkingtreding en opzegging

De Raamovereenkomst treedt in werking vanaf de ondertekening en is van onbepaalde duur.Deze Raamovereenkomst kan door een partij slechts worden opgezegd bij aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs. Deze opzegging doet een opzeggingstermijn lopen die maximaal twee jaar bedraagt. In onderling overleg tussen partijen kan evenwel een kortere opzeggingstermijn worden overeengekomen. De opzeggingstermijn vangt aan de dag na ontvangst van het aangetekend schrijven.Partijen verbinden zich er toe om in geval van opzegging te voorzien in aangepaste overgangs- en begeleidingsmaatregelen opdat de engagementen die in deze Raamovereenkomst en/of haar bijvoegsels werden aangegaan ten aanzien van de studenten worden gehandhaafd, zodat de betrokken studenten hun opleiding kunnen voltooien.De alliantievormingsperiode waar in huidige Raamovereenkomst naar wordt verwezen, vangt aan op datum van ondertekening van huidige Raamovereenkomst om te eindigen op het einde van het academiejaar 2009-2010.

Opgemaakt te Brussel, in zoveel exemplaren als er ondertekenende partijen zijn waarbij elke partij verklaart één ondertekend exemplaar te hebben ontvangen.

BijlageAlgemene richtlijnen voor de samenwerking in het kader van de alliantie UGent-VUB

I. Situering

A. Raamovereenkomst en richtlijnen De alliantievorming tussen de UGent en de VUB gebeurt in het kader van een Raamovereenkomst die uitgaat van de principes opgesomd in de intentieverklaring goedgekeurd door de Raden van Bestuur van resp. de UGent (d.d. 25 mei 2007) en de VUB (d.d. 22 mei 2007) en ondertekend door de Rectoren op 5 juni 2007. De Raamovereenkomst schetst het kader waarbinnen aan de alliantievorming concreet gestalte zal worden gegeven. De tekst gaat uit van brede principes die vrijheid van invulling toelaten. Deze invulling wordt vorm gegeven via huidige richtlijnen, die de randvoorwaarden beschrijven waarbinnen specifieke samenwerkingsovereenkomsten kunnen afgesloten worden. De richtlijnen worden als bijlage aan de Raamovereenkomst gehecht.

De richtlijnen werden opgesteld door de interuniversitaire Alliantiewerkgroep (AWG), die als volgt was samengesteld:UGent: Luc Moens, Koen Goethals, Luc François, Carlos Van Peteghem, Piet Taelman, Bieke Morlion (secretariaat). VUB: Rosette s’Jegers, Jan Cornelis, Jean Klerkx, Nic Van Craen, Vanessa De Cock, Els Van Cromphout (secretariaat).

B. Disseminatie en communicatie van de richtlijnen De richtlijnen worden op actieve wijze aan elk beleidsniveau van beide universiteiten (met name de Raad van Bestuur, de faculteiten, de vakgroepen en opleidingsraden of -commissies, …) bekend gemaakt. Alle bevoegdheidsniveaus dienen ingelicht te worden om aldus de voortgang van de specifieke dossiers te bevorderen en ervoor te zorgen dat alle geledingen van beide universiteiten op de hoogte zijn van de Raamovereenkomst en de richtlijnen. Ook zal op regelmatige basis nadere informatie worden verspreid over de evolutie van de alliantievorming.

C. Opportuniteiten van de alliantie Rekening houdend met het verschil in schaalgrootte, de eigen focus van beide universiteiten en de regio waarin ze opereren, opent een structurele samenwerking op het gebied van onderwijs, onderzoek en dienstverlening, in de context van een brede institutionele samenwerking, interessante perspectieven voor beide universiteiten. De alliantievorming gebeurt met wederzijds respect en streeft mutuele ondersteuning na, rekening houdend met objectiveerbare sterkten en zwakten. Alle afspraken worden gemaakt vanuit het perspectief van gelijkwaardigheid van beide instellingen. De uitbouw van “win-win” situaties door alliantievorming zal steunen op de samenwerkingsopportuniteiten die door de sterkten van beide alliantiepartners geboden worden.

In de intentieverklaring werden enkele van deze sterkten geïdentificeerd:

De Vrije Universiteit Brussel heeft o.a.:

416

o een volwaardig aanbod van opleidingen; bijzondere inspanningen worden geleverd voor werkstudenten, specifieke groepen (inclusief diversiteitsbeleid) en anderstaligen

o een onderzoekscompetentie en valorisatiecultuur die in vele disciplines sterk aanwezig zijn; een excellentiebeleid wordt actief gevoerd

o een verworven plaats in het Brusselse gebeuren, met academische opportuniteiten op grond van de internationale uitstraling van deze regio en aanwezigheid van een groot aantal competentiepolen, cultuurinstellingen en beslissingscentra met grote wetenschappelijke en maatschappelijke impact

o een universitair ziekenhuis dat een unieke opdracht vervult als Vlaams opleidingsziekenhuis in de Brusselse regio en dat hoogwetenschappelijke medische ontwikkelingen nastreeft.

De Universiteit Gent heeft o.a.:o een volledig aanbod van opleidingeno onderzoeksexpertise in diverse vakgebieden, waarbij ze evenwel haar beleid in het bijzonder richt

op de ontwikkeling van excellentiecentra van onderzoek, met de nadruk op het tot stand brengen van synergieën tussen onderzoeksgroepen

o in diverse sectoren een actief en dynamisch valorisatiebeleid ontwikkeldo een centrale ligging op de as West-Vlaanderen - Oost-Vlaanderen - Brabant en biedt daardoor

belangrijke troeven inzake mobiliteit en internationaliseringo medisch gericht onderwijs en onderzoek dat o.a. wordt ondersteund door een nauwe

samenwerking met een prestigieus UZ Gent en een unieke faculteit Diergeneeskunde.

D. Omkadering o Wederzijds openstellen van de universele studentenvoorzieningen (met inbegrip van de

bibliotheek), zoals omschreven in het Decreet van 30 april 2004 betreffende de studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, met dien verstande dat de openstelling van de medische diensten beperkt blijft tot de studentenartsen.Met betrekking tot de bibliotheken biedt de alliantie mogelijkheden om gezamenlijk monografieën aan te kopen evenals tijdschriften (waarbij de BOF-sleutel zou dienen als verdeelsleutel voor de kosten), en om de kosten voor het IBL-verkeer tussen de twee universiteiten kwijt te schelden. De opdracht wordt gegeven om een project te definiëren dat een gezamenlijk beleid uitstippelt.

o TeleclassingDe twee universiteiten willen gezamenlijk ook een high-end teleclassing infrastructuur uitbouwen. Hiervoor zal een project opgesteld worden met als bedoeling financiering te ontvangen uit het rationaliseringsfonds.

o Compatibiliteit van de ERP systemen Ter ondersteuning van de administratieve processen is compatibiliteit van de ERP-systemen noodzakelijk. Het gaat hierbij onder meer om het op elkaar afstemmen van de databanken met het oog op studentenregistratie, diploma’s, financiële afrekeningen, …Bij de aan de gang zijnde ontwikkelingen aan beide universiteiten zal rekening gehouden worden met de noden aan datafusie en data-uitwisseling van de alliantiepartners.

E. Communicatie Er zal een gezamenlijk communicatieplan opgesteld worden rond de alliantie, zowel intern als extern, onder andere door gezamenlijk folders uit te geven met studie-informatie voor studenten en door het voeren van gezamenlijke promoties. Bij gezamenlijke diplomering wordt de bijdrage in de communicatiekosten verdeeld à rato van de inbreng in studiepunten van beide instellingen, ongeacht de plaats van inschrijving. Bij deze communicatie zal ook aandacht besteed worden aan stimuli voor studenten zoals het gezamenlijk uitgereikt diploma, het aantrekkelijker maken van het opleidingsaanbod, de tussenkomst in de mobiliteitskost en faciliteiten inzake sociale voorzieningen aan beide instellingen.Bij de communicatie wordt de alliantie in een positief daglicht gesteld, zodat ze geloofwaardigheid verwerft als organisatievorm. Hierbij is het belangrijk de alliantiepartners als gelijkwaardige entiteiten voor te stellen die beiden bijdragen tot de goede werking van de alliantie en die elk hun sterkten inbrengen om via bundeling van krachten nog efficiënter te werken en een grotere impact te bewerkstelligen.

F. Mate van voorrang aan de samenwerking UGent-VUB De intentieverklaring en de Raamovereenkomst strekken ertoe dat de alliantiepartners elkaar als preferentieel beschouwen wanneer institutionele samenwerking op het vlak van onderwijs en/of onderzoek wordt nagestreefd. De alliantiepartners kunnen gezamenlijk ook verdere interuniversitaire initiatieven ontplooien en ondersteunen.

417

Dit uitgangspunt doet geen afbreuk aan het te allen tijde te vrijwaren vrije keuzerecht, in hoofde van zowel de UGent als de VUB, om met een derde (binnen- of buitenlandse) hoger onderwijsinstelling samenwerkingsovereenkomsten af te sluiten op het vlak van onderwijs en/of onderzoek. Zo neemt de UGent er akte van dat in Brussel de ULB een specifieke partner is voor VUB, die overigens o.a. een belangrijke rol kan spelen in de verdere uitbouw van regionale samenwerking op de as Lille-Gent-Brussel.Een loyale invulling van het uitgangspunt vereist wel dat bij het exploreren van samenwerkingsmogelijkheden op het vlak van onderwijs met een derde onderwijsinstelling, de betrokken alliantiepartner hiervan in een vroeg stadium de andere alliantiepartner informeert. Een samenwerkingsovereenkomst inzake onderwijs tussen één van de alliantiepartners en een derde hoger onderwijsinstelling kan slechts worden ondertekend mits respect voor de aanmeldingsplicht en het verstrijken van de wachttermijn, zoals bepaald in art. 6 van de Raamovereenkomst.

II. Richtlijnen voor het uitwerken van samenwerkingsovereenkomsten

Samenwerking wordt uitgebouwd op het gebied van onderwijs, onderzoek en dienstverlening.

A. Samenwerking op gebied van Onderwijs

Doel van de samenwerkingSamenwerkingsinitiatieven op gebied van onderwijs moeten leiden tot het behalen van één of meerdere van onderstaande doelstellingen:- Vermindering van onderwijsbelasting van het ZAP- Rationalisatie-effecten- Behoud van onderzoeksexcellentie- Aantrekken nieuwe doelgroepen- Inspelen op strategische ligging van de alliantiepartner- Aantrekkelijker, rijker onderwijsaanbod op alliantieniveau- Opleidingen aanbieden in Engels en Nederlands binnen de alliantie- Dag- en avondonderwijs aanbieden binnen de alliantie Ontstaansvormen- Bottom-up:Dergelijke initiatieven kunnen vanuit eender welke discipline, faculteit of vak/onderzoeksgroep ontstaan. Ze dienen aan de AWG (Alliantiewerkgroep) te worden gemeld via onderstaande contactpersonen:

voor VUB (dd. januari 2008): Els Van Cromphout: [email protected]; voor UGent (dd. januari 2008): Bieke Morlion: [email protected].

- Top-down: Op basis van urgentie, strategie of opportuniteit worden een aantal samenwerkingsinitiatieven vanuit het beleid opgestart. De AWG zal de startende initiatieven en hun vorderingen opvolgen en sturen. De hoofddoelstelling bij deze top-down initiatieven is het behoud van excellent onderzoek. Onderzoeksexcellentie moet ondersteund worden door een voldoende onderwijsvolume. Omgekeerd moet onderzoek ondersteunend zijn voor onderwijs met voldoende volume.

418

Samenwerkingsmogelijkheden

A. Gezamenlijke diplomering (op basis van artikel 86 van het Structuurdecreet1)De student ontvangt één gezamenlijk uitgereikt diploma dat ondertekend is door de Rectoren van beide instellingen.In het te ontwerpen model van interuniversitaire overeenkomst m.b.t. de gezamenlijke organisatie van een opleiding worden de volgende aangelegenheden geregeld:- benaming, studiegebied, modeltraject – geïndividualiseerd traject, toelatingsvoorwaarden,

studieomvang;- coördinerende instelling;- principe van “exclusiviteit”, verplichting om het programma als een gezamenlijke opleiding voor

te stellen;- interuniversitaire stuurgroep en opleidingsraad: samenstelling en bevoegdheden;- inschrijvingsmodaliteiten en studiegeld;- toepasselijk onderwijs- en examenreglement;- financiële implicaties;- toewijzing van de onderwijsopdrachten;- evaluatie van de samenwerking;- duur van de samenwerking en modaliteiten inzake beëindiging van de overeenkomst.De onderwijsovereenkomsten handelen in eerste instantie over het Master-niveau. Samenwerking kan ook op het niveau van de Bachelor-opleidingen ondernomen worden, daar waar strategische overwegingen ertoe aanleiding geven.De locatie van het onderwijs ligt bij voorkeur daar waar het onderzoekszwaartepunt en/of de doelgroepen zich bevinden.De gezamenlijke organisatie kan ook gebruikt worden voor het realiseren van ontdubbeling van opleidingen in functie van de doelgroep:- Nederlandstalige versus Engelstalige opleidingen;- Dagprogramma’s versus begeleidingsprogramma’s.

B. Uitwisseling van keuze-opleidingsonderdelen (op basis van artikel 94 van het structuurdecreet2)Elke instelling behoudt een eigen opleiding en levert een eigen diploma af. Tussen alle Vlaamse universiteiten is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten die voorziet dat een student in het kader van een keuzepakket een opleidingsonderdeel kan volgen aan een andere instelling. Deze overeenkomst regelt de modaliteiten waaronder dit kan plaatsvinden. Het behoort uiteraard tot de mogelijkheden dat instellingen hieromtrent bilaterale akkoorden afsluiten.

1 Art. 86 Structuurdecreet:§1. Twee of meer universiteiten kunnen binnen de perken van hun onderwijsbevoegdheid een gezamenlijk diploma uitreiken en de betreffende graad van bachelor, master of doctor verlenen aan de student die met succes een door de betrokken universiteiten gezamenlijk georganiseerde opleiding heeft voltooid of na de succesvolle openbare verdediging van een proefschrift voorbereid onder gezamenlijke supervisie.

§2. Twee of meer hogescholen kunnen binnen de perken van hun onderwijsbevoegdheid een gezamenlijk diploma uitreiken en de betreffende graad bachelor of master verlenen aan de student die met succes een door de betrokken hogescholen gezamenlijk georganiseerde opleiding heeft voltooid.

§3. Twee of meer hogescholen of twee of meer universiteiten kunnen een in § 1 en § 2 bedoelde gezamenlijke opleiding aanbieden die over twee of meer studiegebieden heen gerangschikt wordt, als de betrokken instellingen in elk van de betreffende studiegebieden onderwijsbevoegdheid hebben.Indien het gaat om een bacheloropleiding die volgt op een andere bacheloropleiding of om een masteropleiding die volgt op een andere masteropleiding dan volstaat het dat elk van de betrokken instellingen onderwijsbevoegdheid heeft in ten minste één van de betreffende studiegebieden waarin de gezamenlijke opleiding wordt gerangschikt.

§4. De hogescholen of de universiteiten die een gezamenlijk georganiseerde opleiding zoals bedoeld in § 1 en § 2 aanbieden, sluiten een overeenkomst die afspraken bevat omtrent het opleidingsprogramma, de wijze van administratie van de studenten en de financiële transacties tussen de instellingen.

2 Art. 94 Structuurdecreet: § 1. De hogescholen en universiteiten kunnen in hun onderwijs- en examenregeling bepalen onder welke voorwaarden hun studenten, met naleving van de aldaar geldende onderwijs- en examenregeling, aan een andere hogeschool of universiteit in België, in een andere ambtshalve geregistreerde instelling voor hoger onderwijs, in een geregistreerde instelling voor hoger onderwijs, aan de Koninklijke Militaire School in Brussel of een instelling voor hoger onderwijs in het buitenland, voor zover deze een opleidingsprogramma van ten minste drie jaar aanbiedt, onderwijsactiviteiten kunnen volgen en examens kunnen afleggen over onderdelen van een opleidingsprogramma waarover in uitvoering van dit decreet examen moet worden afgelegd voor het behalen van een graad van bachelor of master.

419

Bij de opstelling van de onderwijsprogramma’s streven beide instellingen ernaar complementair te zijn en daarbij rekening te houden met de capaciteit en specialisatiemogelijkheden aanwezig bij de andere instelling. Deze vorm van samenwerking vereist studentenmobiliteit of teleclassing.De uitwisseling kan ook gebruikt worden voor het realiseren van ontdubbeling van opleidingsonderdelen/opleidingen in functie van de doelgroep:- Nederlandstalig versus Engelstalig aanbod;- Dagprogramma’s versus begeleidingsprogramma’s voor werkstudenten.- Brede flexibele opgebouwde trajecten versus specifieke trajecten.

C. Uitwisseling van docentenDit kan worden gerealiseerd :- Op basis van artikel 79 en 80 van het universiteitsdecreet1

- Via een dienstverleningsovereenkomst aan derden: hier betreft het een contract waarin wordt vastgelegd dat een personeelslid verbonden aan één van de alliantiepartners tegen betaling “per uur” (desgevallend op de kas van de vakgroep waartoe betrokkene behoort) een opleidingsonderdeel (of een gedeelte daarvan) gaat doceren binnen een door de andere alliantiepartner aangeboden opleiding. Het dienstverleningsdecreet2 en de gebeurlijke verdere uitwerking daarvan in de reglementering van de alliantiepartner wiens personeelslid de diensten levert, is hierop van toepassing.

Deze vorm van samenwerking gaat gepaard met een mobiliteit van de docent.

Stimuli voor academisch personeel/vakgroepen/faculteiten:

Stimuli om de samenwerking te activeren en te ondersteunen zijn enerzijds inhoudelijk van aard en anderzijds financieel.

Inhoudelijk : - in het geval er relatief weinig studenten de betrokken opleiding volgen aan één of beide

instellingen: de mogelijkheid om op een rationele manier het onderwijs te kunnen blijven aanbieden, met een bundeling van de expertise en middelen vanuit beide instellingen;

- in het geval er relatief veel studenten de betrokken opleiding volgen aan één van beide instellingen: vermindering van de onderwijsopdrachten van het academisch personeel waardoor ruimte gecreëerd wordt voor onderzoek.

Financieel-budgettair:Op financieel vlak moet de samenwerking steeds vanuit een dubbele invalshoek worden bekeken: het betreft hierbij zowel de geldstroom tussen beide instellingen, als de compensatie voor het betrokken personeel, de vakgroep en de faculteit.

Om de samenwerking te stimuleren reserveert de UGent voor de eerste vijf jaar van de loop van de Raamovereenkomst jaarlijks een pakket van 10 personeelspunten overeenstemmend met een gemiddeld jaarlijks budget van ± 500.000 euro. Deze personeelsmiddelen worden niet verdeeld volgens de UGent verdeelsleutel; ze dienen ter ondersteuning van de opleidingen die betrokken zijn in een structurele onderwijssamenwerking UGent-VUB. Het betreft hierbij UGent professoren, doctorassistenten en assistenten die binnen hun mandaat aan de UGent onderwijsopdrachten (hoorcolleges, praktische oefeningen, …) opnemen aan de VUB. In dit model worden onderwijsopdrachten die volgens een "artikel 80"-formule worden uitgevoerd, extra gecompenseerd met personele middelen die de betrokken UGent-vakgroep ten goede komen.

1 Art. 79 Universiteitsdecreet: Bij overeenkomst gesloten tussen twee of meer universiteiten, kunnen afzonderlijke onderwijs- en onderzoeksopdrachten verdeeld over de betrokken universiteiten als één voltijdse opdracht omschreven worden. In de overeenkomst wordt de universiteit aangewezen die als werkgever van de betrokken personen moet worden beschouwd en wordt procentsgewijs bepaald ten opzichte van een voltijdse opdracht de opdrachten van de betrokken personen in de verschillende universiteiten.

Art. 80 Universiteitsdecreet: Bij overeenkomst gesloten tussen twee of meer universiteiten of tussen een universiteit en een hogeschool, kan een lid van het academisch personeel van een universiteit ofwel met zijn instemming of nadat het door het in artikel 89 bedoelde adviesorgaan werd gehoord, belast worden met de uitvoering van onderwijsopdrachten met inbegrip van examens in één of meer andere universiteiten of hogescholen. De overeenkomst bepaalt de termijn van de onderwijsopdracht en desgevallend de financiële vergoeding die door de andere universiteit of hogeschool wordt betaald aan de universiteit waartoe het lid van het academisch personeel behoort.

2 Decreet 22 februari 1995 betreffende de wetenschappelijke of maatschappelijke dienstverlening door de universiteiten of hogescholen en betreffende de relaties van universiteiten en de hogescholen met andere rechtspersonen (B.S. 19 juli 1995, err. B.S. 15 november 1995).

420

De UGent bezoldigt met deze personeelsmiddelen eveneens de samenwerking in omgekeerde richting, namelijk academisch personeel van de VUB dat ingeschakeld wordt in een opleiding van de UGent.

Tien personeelspunten corresponderen met 10 voltijdse (FT) assistenten, of 7.7 FT docenten. In functie van de omvang, de termijn en de aard van een specifiek uitwisselingsproject kunnen de modaliteiten voor de aanwerving van academisch personeel worden bepaald (mandaattype, duur, omvang van aanstelling, opdracht). Hierbij moeten er ook afspraken gemaakt worden rond de kosten (transport, maaltijden, …) die verbonden zijn aan dergelijke uitwisselingen.

Aan faculteiten/vakgroepen die betrokken zijn in een samenwerkingsproject kan een bijkomend werkingskrediet worden verleend, afhankelijk van het aantal personeelsleden dat betrokken is in de gedeelde opleiding en de aard en de omvang van het samenwerkingsproject. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid voor het academisch personeel van de ene alliantiepartner om via bijwerkzaamheden (cumul) bij de andere alliantiepartner een onderwijsopdracht op te nemen. De cumulaanvragen worden uiteraard getoetst aan de geldende criteria door de geëigende commissies en adviesorganen en mits een gunstige beoordeling van de beschikbaarheid en de invulling van de opdrachten van het personeelslid.

Verdeling van financiële middelen bij gezamenlijke opleidingen:

De verdeling van de middelen, door de overheid toegekend op basis van behaalde credits, gebeurt in functie van de onderwijsinbreng van beide instellingen uitgedrukt in studiepunten. Deze onderwijsinbreng wordt vastgesteld op basis van het onderwijsprogramma dat jaarlijks door het bestuur van de beide alliantiepartners wordt goedgekeurd. Om de twee jaar wordt de onderwijsinbreng geëvalueerd met het oog op wenselijke aanpassingen.De diplomabonus voor een student die het diploma behaalt, wordt – na afhouding (volgens nog nader te bepalen regels) van een vast vooraf bepaald bedrag ten voordele van de coördinerende alliantiepartner – verdeeld volgens het principe van de onderwijsinbreng zoals boven beschreven.De alliantiepartners voorzien vanuit hun middelen een tegemoetkoming aan studenten/personeel voor de specifieke bijkomende reiskosten die studenten/personeel oplopen voor het pendelen tussen beide instellingen (onder voorbehoud, via een apart rationaliseringsfonds gespijsd door het Departement Onderwijs). Elke alliantiepartner draagt de kosten samenhangend met zijn onderwijstoelevering in desbetreffende opleiding. Verplaatsingskosten van het personeel worden vergoed volgens de officiële barema’s van de overheid.

B. Samenwerking op gebied van Doctoraten en Doctoraatsopleidingen

Doel van de samenwerking- Streven naar een gezamenlijke organisatie van de Doctoral Schools op alliantieniveau.

Hiertoe wordt een aparte kaderovereenkomst opgesteld.- Gezamenlijke PhD diploma’s:

Gezamenlijke diplomering met promotoren van beide alliantiepartners wordt maximaal nagestreefd, op voorwaarde dat het inhoudelijk verantwoordbaar is. Voor het dubbel promotorschap gelden dezelfde richtlijnen van adresvermelding en PhD-telling als voor gezamenlijke publicaties.

C. Samenwerking op gebied van Onderzoek

Doel van de samenwerking- Behouden en eventueel in samenwerking uitbreiden van onderzoeksexcellentie - Ruimere toegang tot potentiële onderzoekers voor sterke onderzoeksgroepen

Samenwerkingsmogelijkheden- Op basis van complementariteit samenwerken (afbouw op één site en opbouw op andere site in

overeengekomen specialisaties), - Gezamenlijk uitbouw van interuniversitaire onderzoeksgroepen.

StimuliStimuli om de samenwerking te activeren en te ondersteunen zijn enerzijds inhoudelijk van aard en anderzijds financieel.

421

Inhoudelijk : Schaalvergroting in het onderzoek. Dit kan resulteren in een versterking van de onderzoekscontext in termen van netwerking, infrastructuur, onderzoekscomplementariteit, publicatieritme en personele omkadering.

Financieel-budgettair:

Een budgettaire stimulus wordt gegeven door het aanmoedigen van gezamenlijke projectaanvragen voor het BOF vanuit beide alliantiepartners. Uiteraard blijft de wetenschappelijke relevantie en kwaliteit van het project het hoofdcriterium voor de toekenning van een financiering. Maar na een goede evaluatie kan aan dergelijke samenwerkingsverbanden een bepaald voordeel worden toegekend.

PublicatiesDe methode gebruikt bij vermelding van de institutionele adressen van coauteurs van de publicaties moet een onderdeel vormen van elke door de UGent en de VUB opgestelde samenwerkingsovereenkomst. Dit is belangrijk voor de financiering en moet de alliantievorming ook naar de buitenwereld gestalte geven. Gezamenlijke publicaties moeten, zo veel als inhoudelijk verantwoordbaar, worden nagestreefd: ze worden dubbel geteld bij BOF en bij het variabele onderzoeksluik van de basisfinanciering. In dit verband bestaat er een richtlijn voor correcte adresvermelding op de VUB en de UGent.

D. Samenwerking op gebied van dienstverlening

Doel van de samenwerkingVerregaande samenwerking op het gebied van dienstverlening en valorisatie van onderzoeksresultaten tot stand brengen waarbij kennis, resultaten van wetenschappelijk onderzoek en technologie van de universiteit ter beschikking worden gesteld van de samenleving, waaronder in de eerste plaats de industrie.

* * *

422

Beleidsplan Onderzoek 2012-2016 Universiteit Gent(Raad van Bestuur van 20 november 2011)

Context en doelstelling Beleidsplan OnderzoekBeleidsplan Onderzoek en beleidsplan UGent

Het "Beleidsplan Onderzoek 2012-2016" zit ingebed in het globaal strategisch plan van de Universiteit Gent. De doelstellingen van het beleidsplan onderzoek zijn een verdere uitwerking van de missie van de UGent, van haar algemene ambities inzake onderwijs, onderzoek en dienstverlening, en van haar strategische doelstellingen inzake onderzoek en onderzoeksbeleid.

Het Beleidsplan Onderzoek is een leidraad voor het onderzoeksbeleid, niet voor het onderzoek zelf. Een kwalitatief sterk onderzoeksbeleid zal wel een positieve impact hebben op de kwantiteit en de kwaliteit van het onderzoek zelf. De uitvoering van het beleidsplan gaat bovendien gepaard met een bijzondere aandacht voor onderzoeksprofilering en communicatiemanagement.

Beleidsplan Onderzoek: een referentiekader

Het Beleidsplan Onderzoek wordt voor de periode 2012-2016 hét referentiekader voor: het bepalen van de beleidsprioriteiten inzake onderzoek; de besteding van de BOF-middelen; de facultaire onderzoeksbeleidsplannen; operationele initiatieven inzake onderzoek, zoals b.v. de Doctoral Schools, de dienstverlening van

de afdeling Onderzoekscoördinatie, kwaliteitszorg Onderzoek, profilering en internationale communicatie van het onderzoek, etc.

Conform de inbedding van het Beleidsplan Onderzoek in het globaal strategisch plan van de UGent werpt dit beleidsplan ankers uit naar de ruimere omgeving. Dit beleidsplan wordt enerzijds gevoed door en heeft anderzijds potentiële implicaties voor andere diensten en organisaties zoals:

Binnen de UGent: Dienst Techtransfer, Universiteitsbibliotheek, Onderwijs, Internationalisering (profilering,

reputatiemanagement, strategische partnerschappen), Communicatie (in casu wetenschapscommunicatie), Integratie academische hogeschoolopleidingen in 2013/14.

Binnen Vlaanderen en België: Beleidsmakers en strategische kaders: Vlaanderen In Actie, Pact 2020, VRWI, EWI, VLIR, Belspo Financiers van onderzoek: zoals FWO, IWT, Hercules, VLIR-UOS, Federaal (IUAP-programma,

FOD’s,…) Strategische Onderzoekscentra zoals IMEC, VIB, IBBT, VITO, CMI, SIM Externe partners: R&D industrie, bedrijven,…

Wereldwijd: European Higher Education Area en European Research Area (cf. Innovation Flagship 2020) Framework Programme 7 en Horizon 2020 - the future Framework Programme for Research and

Innovation Rankings van universiteiten (Shanghai: ARWU, Times: THE-WUR, Leiden Ranking)

Kernelementen OnderzoeksbeleidHet onderzoeksbeleid is (1) gericht op excellentie in onderzoek, maar in dit streven is het cruciaal om (2) een aantal evenwichten in overweging te nemen.

De UGent streeft internationale excellentienormen na in alle vakgebieden, zowel op academisch vlak, maatschappelijk vlak als economisch vlak. De manier waarop deze excellentie wordt bereikt is door kwaliteit te vereisen en/of aan te bieden in de input (financiering, personeel), in de processen (infrastructuur, management, ondersteuning) en in de outcome (onderzoeksoutput, doctoraatsdiploma’s, valorisatie).

423

Daarbij worden diverse evenwichten bewaakt, aangezien een goede balans garant staat voor de blijvende dynamiek en vernieuwing in het onderzoek. Deze evenwichten situeren zich bijvoorbeeld tussen centrale en facultaire invulling, tussen disciplines, tussen jonge onderzoekers en gevestigde waarden, tussen mannelijke en vrouwelijke onderzoekers, tussen innovatie en traditie, tussen gericht en niet-gericht onderzoek, tussen focusgebieden en een brede onderzoeksbasis, tussen nationale en internationale activiteiten, tussen een top-down en een bottom-up aansturing.

Aan de basis van dit excellentiestreven en de juiste balans ligt een degelijke onderzoeksomgeving. Dezelfde onderzoeksomgeving wordt door het streven naar excellentie en evenwicht tevens voortdurend getransformeerd tot een nog betere, efficiëntere en aangenamere werkomgeving. De onderzoeksomgeving biedt opportuniteiten, maar kent ook haar beperkingen. Het is de verantwoordelijkheid van het universiteitsbestuur om via een gepaste omgeving en organisatiestructuur dit excellentiestreven en de juiste balans te faciliteren.

Het excellentiestreven, het bewaken van evenwichten en de algemene onderzoeksomgeving worden bepaald door een aantal waarden, die mee vorm geven aan dit beleidsplan (de volgorde suggereert geen rangorde):

ACADEMISCHE VRIJHEID:

Academische vrijheid houdt in dat onderzoekers de vrijheid van gedachten en meningsuiting genieten, alsook de vrijheid genieten om methoden te identificeren voor het oplossen van problemen, overeenkomstig erkende ethische beginselen en praktijken, en ongebonden curiosity-driven onderzoekswerk kunnen verrichten. Hun werk is gericht op het welzijn van de mensheid en op het verleggen van de grenzen van de wetenschappelijke kennis. Evenwel moeten onderzoekers beperkingen aan deze vrijheid erkennen die kunnen ontstaan uit b.v. budgettaire beperkingen of uit beperkingen omwille van de bescherming van intellectuele eigendommen. Deze vrijheid in de onderzoeksomgeving houdt ook een professionele verantwoordelijkheid in voor het verrichte onderzoek.

AMBITIE:

Als sterk groeiende instelling is het voor de UGent cruciaal dat de lat blijvend hoog wordt gelegd voor onderzoekers, voor beleidsmakers en voor dienstverlenende instanties. Onderzoek is een dynamisch systeem. Zowel van jonge als van meer ervaren onderzoekers wordt verwacht dat zij mee evolueren in de onderzoekspraktijk en in de onderzoeksproductie, volgens de excellentiecriteria die in hun ruime vakgebied gelden. De UGent als instelling moet haar eigen structuur en organisatie waar nodig durven ombuigen en bijsturen om de ambitie van haar onderzoekers maximaal te kunnen ondersteunen. Ze moet ook als instelling het motto "durven denken" waarmaken en duidelijke targets voor zichzelf en voor haar medewerkers stellen.

BETROKKENHEID:

424

Het Beleidsplan Onderzoek streeft ernaar om van de UGent niet zomaar een onderzoekshotel te maken dat tijdelijk ‘onderdak’ verschaft aan onderzoekers, maar een onderzoeksnest uit te bouwen waarin onderzoekers degelijk worden begeleid, groeiruimte krijgen en worden aangespoord hun vleugels uit te slaan, en waar alle onderzoekers een aangename werkomgeving ervaren. Als de onderzoeksomgeving een aangename en stimulerende werkplek is, vergroot de betrokkenheid tussen onderzoekers met hun collega’s en hun instelling, en verhoogt het engagement van de medewerkers. Een tweede niveau van betrokkenheid situeert zich in de relatie met de maatschappij: directe betrokkenheid met de wereld buiten de universiteit draagt bij tot een betere erkenning van de waarde van wetenschappelijk onderzoek voor de samenleving, zowel bij de onderzoekers zelf als bij andere actoren.

INTEGRITEIT:

Onderzoekers zijn verplicht zich aan de wettelijke bepalingen van hun contract te houden, aan de ethische beginselen van hun discipline, en aan de bescherming van intellectuele eigendom. In het bijzonder respecteren onderzoekers de bepalingen van wetenschappelijke integriteit. Plagiaat, vervalsing en fabricatie van gegevens zijn onaanvaardbaar in wetenschappelijk onderzoek en worden door het universiteitsbestuur terdege bestraft. De omgang tussen onderzoekers, collega’s, onderzoekers-in-opleiding en studenten verloopt professioneel, respectvol en integer. Beleidsverantwoordelijken dragen aan hun kant een verplichting inzake bestuurlijke integriteit bij de beslissingen en initiatieven die zij nemen.

OPENHEID:

Onderzoekers hebben recht op transparantie in beleidsprioriteiten; in kwaliteits- en selectiecriteria voor onderzoeksfinanciering; en in de rekrutering en promotie van onderzoekers. Van onderzoekers wordt verwacht dat zij transparantie nastreven in de gehanteerde methodologieën en in de organisatie van hun onderzoekswerk, en dat ze hun onderzoeksresultaten via de beste kanalen communiceren naar collega’s en externen. Zowel onderzoekers als beleidsmakers moeten kunnen opereren in een context van vertrouwen, maar aan openheid en transparantie is ook een verantwoordingsplicht verbonden.

Strategische doelstellingenOp basis van deze kernelementen – excellentie, evenwicht en onderzoeksomgeving – worden in dit beleidsplan zeven strategische doelstellingen geformuleerd:

1. De UGent maximaliseert haar Onderzoekscapaciteit

Menselijk onderzoekspotentieel is de basis voor groei in onderzoek. Onderzoekers aanwerven gebeurt op basis van de werkingsmiddelen, de BOF-financiering en externe onderzoeksfinanciering. De UGent kan enerzijds haar aandeel in sleutels of haar slaagkans in financieringskanalen vergroten, maar kan anderzijds ook een nieuwe dynamiek creëren om de kwaliteit van het reeds aanwezige onderzoekspotentieel te verbeteren. De UGent wil inzetten op een sterkere selectie van kwaliteitsvolle onderzoekers bij de rekruteringsfase (b.v. door een goede aansluiting tussen de (internationaliserende) masteropleidingen en het doctoraat en een transparant rekruteringskader), op het professionaliseren van haar reeds aanwezige onderzoekspotentieel (b.v. via de doctoraatsscholen en andere opleidingen voor academisch personeel), en op het verbeteren van haar aantrekkelijkheid als werkgever. Een optimaal gebruik van strategische institutionele samenwerkingsverbanden – interuniversitair, internationaal, intersectoraal – en een degelijk reputatiemanagement kunnen daarin een belangrijke rol spelen.

2. De UGent verhoogt haar Onderzoekseffectiviteit op academisch, maatschappelijk en economisch vlak

De onderzoeksmiddelen die door de UGent als instelling en door de onderzoekers zelf worden gegenereerd, moeten doeltreffend worden ingezet zodat de return on investment wordt gegarandeerd. De UGent spoort via haar publicatiebeleid haar onderzoekers vervolgens aan om de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek via de meest kwaliteitsvolle wetenschappelijke media te verspreiden; bovendien wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke toegankelijkheid (b.v. via open access). De Dienst Techtransfer voert een proactief ondersteuningsbeleid voor de

425

economische en maatschappelijke valorisatie van resultaten. Onderzoekers worden gestimuleerd en ondersteund om actief te participeren in het maatschappelijke debat en om via interactie met diverse partners (regionaal, nationaal, internationaal) hun lokale en globale impact te verhogen. Onderzoekers die investeren in een hoge impact op wetenschappelijk, economisch of maatschappelijk vlak moeten door de universiteit worden beloond (ex post), maar ze moeten ook proactief worden aangemoedigd om te investeren in dergelijke valorisatie of relevantie.

3. De UGent verbetert haar Onderzoeksefficiëntie

Onderzoeksefficiëntie situeert zich voornamelijk op proces- en organisatorisch niveau. Het betreft een doelmatig gebruik van middelen, opdat onderzoekers en ander personeel gegeven hun inspanningen de hoogst mogelijke output en effectiviteit realiseren. Het management, de structuren en processen, bijvoorbeeld, moeten functioneel zijn in de plaats van als beperkingen te worden ervaren. Dit geldt zowel voor administratieve eenheden zoals de centrale administratie, voor bestuurlijke eenheden (faculteiten, doctoraatsscholen), als voor onderzoeksteams: worden de beschikbare middelen en personeelsleden wel op de meest efficiënte wijze ingezet? De Onderzoeksraad moet als onafhankelijk beleidsorgaanhaar adviserende rol ten volle op zich kunnen nemen, en de onderzoeksmiddelen zo goed mogelijk weten te investeren. Ten slotte spelen interne en externe informatiekanalen, alsook een degelijk beheerssysteem voor grote onderzoeksinfrastructuur, eveneens een belangrijke rol in een efficiënt werkproces.

4. De UGent voert een aantrekkelijk HRM-beleid voor onderzoekers

De UGent wil een aantrekkelijke werkgever zijn voor onderzoekers, met het oog op een evenwichtig personeelskader aan de UGent. Ervaren onderzoekers kunnen er hun positie consolideren, potentiële toponderzoekers kunnen er openbloeien en nieuwe onderzoekers worden er degelijk begeleid. Een HR-beleid dat binnen een uiterst competitieve context een evenwicht vindt tussen enerzijds het stimuleren van onderzoeksmobiliteit (onderzoekers durven uitsturen) en anderzijds het genereren van loyaliteit (onderzoekers kunnen houden) is een opdracht die op alle niveaus een persoonlijke en structurele inzet vereist. Onderzoekers moeten op alle niveaus toegang hebben tot verdere opleiding en loopbaanbegeleiding om hun inzetbaarheid binnen en buiten de UGent te verhogen. Criteria voor selectie en promotie moeten uitdagend en stimulerend zijn, binnen een gedifferentieerd evaluatiekader. Aangezien de genderbalans in de onderzoekscarrière de voorbije jaren niet is verbeterd, ontwerpt de UGent ook een actieplan om structurele barrières in de carrière-uitbouw van onderzoekers te weg werken.

5. De Onderzoeksstructuren binnen en rond de UGent ondersteunen de performantie van het onderzoek

Organisatorische eenheden binnen de UGent zoals faculteiten, doctoraatsscholen, vakgroepen en onderzoeksgroepen, en beleidsorganen zoals de Onderzoeksraad, zijn geen formele entiteiten maar moeten instaan voor een efficiënt werkproces van de medewerkers. Bestaande structuren mogen geen belemmering vormen voor kwaliteitsvolle interdisciplinaire of institutionele samenwerking, en moeten faciliterend opereren zowel voor de brede onderzoeksbasis als voor zwaartepunten in onderzoek. Naast een efficiënte interne structuur zijn ook externe relaties met strategische onderzoekscentra (SOC’s), met preferentiële institutionele partners (UZGent, AUGent, VUB, U4, landen in ontwikkeling) en met niet-academische partners (Gent BC, industrie, private non-profit) cruciaal voor een kwaliteitsvolle werking van de interne onderzoeksstructuur. Tenslotte is de formele en informele vertegenwoordiging van de UGent in externe bestuursfuncties, raden, commissies en beleidsorganen noodzakelijk om de belangen van de instelling te verdedigen en een vinger aan de pols te houden bij de maatschappelijke context van het gevoerde en te voeren onderzoek.

6. Een performant kwaliteitszorgsysteem in onderzoek werkt positionerend, motiverend en, waar nodig, sanctionerend

Kwaliteit in het onderzoek vereist ambitie van de onderzoekers, ondersteuning vanuit de administratie en het beleid. Hoge kwaliteitseisen en brede evaluatiecriteria zijn niet aan elkaar tegengesteld. De Onderzoeksraad draagt een grote verantwoordelijkheid bij de ex-ante beoordeling van de kwaliteit van onderzoeksprojecten, een verantwoordelijkheid die in vele gevallen wordt uitbesteed aan externe experts. De ex-post kwaliteitscontrole is evenzeer belangrijk en wordt zowel op microniveau geoptimaliseerd – ondersteund door een performant monitoringsysteem voor

426

financieel beheer, human resources en onderzoeksproductiviteit – als op macroniveau, b.v. via bibliometrische en peer review evaluaties. Deze evaluaties en rapporteringen moeten domeinspecifiek, eenvoudig, transparant en doeltreffend zijn. Specifiek met het oog op de integratie van de hogescholen moet het kwaliteitszorgsysteem de eigenheid van het onderzoek in hun academische masteropleidingen inpassen in het excellentiestreven van de UGent. De Commissie Wetenschappelijke Integriteit bewaakt eventuele inbreuken op het vlak van o.m. fraude, vervalsing of fabricatie, die desgevallend door het universiteitsbestuur passend worden opgevolgd.

7. De UGent hanteert Performante instrumenten voor het management van onderzoek

Een performante beleidsvoering voor onderzoek is afhankelijk van twee zaken: ten eerste van efficiënte organisatiestructuren, zoals de Onderzoeksraad, de faculteitsraad, en het universiteitsbestuur; en ten tweede van informatieve monitoringsystemen die inputcriteria, werkprocessen en outputcriteria toetsen aan de verwachtingen van het gevoerde beleid. Een goed uitgebouwde commissie wetenschappelijk onderzoek is na te streven voor het opzetten en versterken van een facultair onderzoeksbeleid, en voor de doorstroming van het centraal onderzoeksbeleid. De Onderzoeksraad heeft een adviserende rol in het beoordelen van financieringsaanvragen (voornamelijk BOF-middelen), maar stuurt ook de visie- en strategieontwikkeling voor onderzoek aan de UGent aan. Een kwaliteitsvol monitoringsysteem kan en moet administratieve lasten verlichten zodat meer tijd kan worden besteed aan efficiënt beleid. Een regelmatige (zelf)evaluatie van zowel organisatiestructuren als monitoringsystemen moet de dynamiek in het onderzoeksmanagement stimuleren en ruimte creëren voor verandering en verbetering.

Operationalisering van deze doelstellingen & actieplanDe activiteiten en prioriteiten die op operationeel niveau worden uitgezet in dit beleidsplan, worden in het schema in bijlage gerelateerd aan de strategische doelstelling(en) die ze nastreven. De Onderzoeksraad en de directie Onderzoeksaangelegenheden zullen jaarlijks op het einde van het kalenderjaar de uitvoering van het beleidsplan evalueren en de prioriteiten bepalen die het komende jaar ofwel aandacht verdienen, verbetering vereisen of moeten worden geoperationaliseerd.

Jaarlijks zullen dan ook concrete projecten worden opgelijst die kaderen binnen deze doelstellingen. Een aantal van deze doelstellingen wordt jaar na jaar onderbouwd door financiële steun van het Bijzonder Onderzoeksfonds. Indien bepaalde hinderpalen de uitvoering van dit plan in de weg kunnen staan, zal de Onderzoeksraad dit aan het universiteitsbestuur signaleren zodat al het mogelijke kan worden gedaan om dit plan tot uitvoering te brengen.

Het Bijzonder Onderzoeksfonds als een van de hefbomen in de realisatie van deze doelstellingenDe middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds worden ingezet om het onderzoeksbeleid dat hier uiteengezet is, te ondersteunen. Een deel van de financieringskanalen van het BOF ligt verankerd in het BOF-besluit. Een deel wordt volgens de UGent-prioriteiten ingezet en op geregelde wijze geëvalueerd om dynamisch in te spelen op de veranderende noden bij de uitvoering van het Onderzoeksbeleidsplan.

1. SELECTIE: EX ANTE EVALUATIE

De besteding gebeurt in hoofdzaak via ex ante competitieve selectie binnen de UGent, waarbij het oordeel in handen ligt van UGent-vertegenwoordigers en/of externe peers. De beoordelingscriteria van de Onderzoeksraad zijn geënt op de waarden en doelstellingen van het Onderzoeksbeleidsplan. Dit weerspiegelt zich in het feit dat bij de beoordeling van alle financieringsaanvragen die door de Onderzoeksraad worden behandeld, criteria betreffende de aanvrager en het onderzoeksvoorstel worden gehanteerd. Het criterium “kwaliteit van de aanvrager” wordt getoetst aan de hand van o.m. de publicatie-output (kwalitatief en kwantitatief), citaties, aantal begeleide doctoraten, verworven onderzoeksfinanciering, studieresultaten (bij aanvragen voor doctoraatsmandaten),…

427

Het criterium "kwaliteit van het onderzoeksvoorstel" is gebaseerd op o.a. de wetenschappelijke waarde, innovatief karakter, goed omschreven doelstellingen en methodiek, coherentie van het voorstel, en haalbaarheid.Naast deze algemene criteria, hanteert de Onderzoeksraad bijkomende beoordelingscriteria, in overeenstemming met het doel van het financieringsinitiatief. De Onderzoeksraad streeft er ook naar om deze criteria nog meer transparant en expliciet te maken.

2. IMPACT-ASSESSMENT: EX POST EVALUATIE

Van alle door het BOF-gefinancierde projecten en mandaten wordt door de promotor gerapporteerd in een verslag. In deze rapportering is de komende jaren ruimte voor optimalisering: de rapportering kan minder administratief belastend worden gemaakt en nog beter beantwoorden aan de doelstellingen van transparantie en verantwoording. Dit gebeurt al op macro-niveau door o.m. monitoring van slaagcijfers voor het doctoraat, monitoring van onderzoeksproductiviteit, ZAP-evaluaties (inclusief BOF-ZAP en BOF-Tenure tracks), evaluatie van grote projecten (BOF-GOA’s, BOF-MRP’s,…) bibliometrie en peer-review evaluaties op onderzoeksgroepniveau.

3. EFFECTIVITEIT IN DE BESTEDING: BOF-MIDDELEN ALS INSTRUMENT OM DEZE DOELSTELLINGEN TE REALISEREN

Hieronder volgt een schematisch overzicht van de belangrijkste operationele doelstellingen die de UGent nastreeft in haar beleidsplan, de manier waarop deze kaderen in de algemene strategische doelstellingen, en een overzicht van de mate waarin de BOF-financiering bijdraagt tot een realisatie van deze doelstellingen.

Sommige onderzoeksinitiatieven beantwoorden aan meerdere doelstellingen en komen dus in diverse categorieën voor. Uit het overzicht blijkt dat de BOF-middelen voornamelijk worden ingezet om:1) De onderzoekscapaciteit te maximaliseren2) De onderzoekseffectiviteit op academisch, maatschappelijk en economisch vlak te verhogen3) Een aantrekkelijk HRM-beleid voor onderzoekers te voeren4) Bij te dragen tot een performant kwaliteitszorgsysteem

In al deze elementen speelt internationalisering en internationale samenwerking een cruciale rol.Om de andere strategische doelstellingen te realiseren, zijn de BOF-middelen in mindere mate relevant, maar speelt de Onderzoeksraad wel een cruciale rol als sturend en adviserend orgaan.

De diversiteit aan financieringsmogelijkheden binnen het BOF is een bewuste keuze: als "comprehensive university" wil de UGent in een aantal domeinen tot de wereldtop behoren, in alle domeinen kwaliteitsvol onderzoek stimuleren, en tegelijkertijd erover waken dat er ruimte blijft voor een gevarieerde kweekvijver voor beloftevol nieuw onderzoek.

428

Bijlage 1. Operationalisering Doelstellingen Beleidsplan

Capaciteit

Efficiëntie

Effectiviteit HRM Structuren

Kwaliteitszorg

Management

Klemtoon op capaciteit:De UGent bewaakt een evenwicht tussen een brede onderzoeksbasis en onderzoekszwaartepunten, met passende kwaliteitscriteria

De UGent verhoogt haar aandeel in Vlaamse verdeelsleutels

De UGent verhoogt haar succesratio en wervingskracht in externe financieringskanalen zoals FWO, IWT, Hercules, FP7-8, …, maar ook uit privéfinanciering (industrie) en filantropie

De UGent rekruteert de beste onderzoekers op junior en senior niveau posities d.m.v. proactieve inzet en transparante criteria

Klemtoon op efficiëntie:De Centrale Administratie - in het bijzonder de afdeling Onderzoekscoördinatie - levert een kwaliteitsvolle dienstverlening voor haar onderzoekers

De UGent bouwt een efficiënt beheerssysteem voor grote onderzoeksinfrastructuur uit

De faculteiten stippelen een facultair beleid uit dat geënt is op het Beleidsplan Onderzoek van de UGent

De UGent blijft inspanningen leveren om haar administratie te vereenvoudigen door het minimaliseren van redundante informatie en door meer performante informatiesystemen

De UGent bewaakt haar publicatiebeleid en stuurt bij waar nodig

Klemtoon op effectiviteit:De UGent introduceert efficiënte beloningsstrategieën voor onderzoek met hoge wetenschappelijke, economische of maatschappelijke impact

De UGent introduceert aantrekkelijke incentives voor onderzoek met hoge wetenschappelijke, economische of maatschappelijke impact

De resultaten van wetenschappelijk onderzoek worden doelgerichte gecommuniceerd naar collega’s en externen

De UGent positioneert zich in het maatschappelijk debat in de domeinen waarin ze een sterke expertise heeft

Onderzoeksresultaten worden maximaal opengesteld via open access

Klemtoon op HRM:Onderzoekers op alle niveaus hebben toegang tot kwaliteitsvolle opleidingen, zowel via de doctoraatsscholen als via gespecialiseerde opleidingen op andere niveaus

De doctoral schools hebben een opleidingsaanbod dat jonge onderzoekers competentiegericht op een brede waaier van carrières voorbereidt

429

430

Capaciteit

Efficiëntie

Effectiviteit HRM Structuren

Kwaliteitszorg

Management

De UGent voert een open en transparant rekrutering-, selectie- en promotiebeleid voor onderzoekers en streeft daarbij het "HR in excellence label" van de Europese Commissie na

Via diverse incentives en beloningen wordt mobiliteit in de onderzoekscarrière – internationaal, intersectoraal, interuniversitair – gestimuleerd

De UGent bouwt aan een evenwichtig personeelsbestand met een evenwichtig middenkader

De UGent biedt al haar onderzoekers de best mogelijke carrièreperspectieven, zowel binnen als buiten de instelling

Specifiek voor vrouwelijke onderzoekers onderneemt de UGent initiatieven die de barrières bij het uitbouwen van een academische carrière, kunnen wegnemen

Klemtoon op structuren:Verdere onderzoekssamenwerking wordt uitgebouwd met landen in ontwikkeling, gericht op een win-win situatie voor alle partners

De UGent versterkt haar onderzoekssamenwerking met preferentiële partners

De organisatorische structuren bieden onderzoeksgroepen de beste ondersteuning, zowel voor mono- als multidisciplinair onderzoek

De UGent versterkt haar samenwerking en relaties met de strategische onderzoekscentra in Vlaanderen

Door een gerichte samenwerking met preferentiële partners versterkt de UGent haar internationale concurrentiepositie voor onderzoek

Klemtoon op kwaliteitszorg:De doctoral schools bewaken de kwaliteit van het doctoraatsproces en van de begeleiding van het doctoraatsonderzoek

De Onderzoeksraad hanteert een gepast meetinstrumentarium bij de beoordeling van onderzoek en is integer en transparant in de selectie van projecten en kandidaten

De kwaliteit van het onderzoek wordt op geregelde tijdstippen geëvalueerd via een methode die in de betrokken discipline meest gepast en haalbaar is (b.v. bibliometrie, peer review)

Klemtoon op management:Via oproepen die beantwoorden aan de vereisten van het BOF-besluit, financiert de UGent niet-gericht onderzoek van zaainiveau tot expertniveau

Beleidsrelevant onderzoek en institutional research dragen bij tot een efficiënte beleidsvoering

De Onderzoeksraad evalueert op geregelde tijdstippen haar eigen beleid en toetst haar geleverde en geplande activiteiten af aan de basisprincipes uiteengezet in haar beleidsplan

Een degelijk functionerend informatiemanagementsysteem wordt uitgebouwd met het oog op regelmatige monitoring van productiviteit en kwaliteit

431

Bijlage 2. Inzetten van BOF-financieringskanalen ter ondersteuning van het onderzoeksbeleid

Strategische doelstellingen waar elk financieringskanaal binnen het BOF een bijdrage toe levert:De UGent bewaakt een evenwicht tussen een brede onderzoeksbasis en onderzoekszwaartepunten, met passende kwaliteitscriteriaDe UGent introduceert aantrekkelijke incentives voor onderzoek met hoge wetenschappelijke, economische of maatschappelijke impactDe UGent introduceert efficiënte beloningsstrategieën voor onderzoek met hoge wetenschappelijke, economische of maatschappelijke impactDe Onderzoeksraad hanteert een gepast meetinstrumentarium bij de beoordeling van onderzoek en is integer en transparant in de selectie van projecten en kandidatenVia oproepen die beantwoorden aan de vereisten van het BOF-besluit, financiert de UGent niet-gericht onderzoek van zaainiveau tot expertniveau

Strategische doelstellingen waarvoor specifieke modaliteiten van de BOF-financiering kunnen worden ingezet:GO

A

2-4

jarig

e pr

ojec

ten

Star

tkre

diet

en

Asso

ciatie

ZAP

Tenu

re tr

ack

man

date

n

Post

doct

oral

e m

anda

ten

Doct

oraa

tsm

anda

ten

Beur

zen

kand

idat

en

ontw

ikke

lings

land

enAf

rond

ende

doc

tora

ten

Cofin

ancie

ring

geza

men

lijk

doct

oraa

tVe

rblijf

bui

tenl

ands

e on

derz

oeke

rsSa

bbat

ical l

eave

Mob

iltei

tskr

edie

t

Cofin

ancie

ring

CSC

Asso

ciatie

onde

rzoe

ksgr

oep

Allia

ntie

onde

rzoe

ksgr

oep

Pers

onel

e on

ders

teun

ing

grot

e in

tern

atio

nale

pr

ojec

ten

Facu

ltaire

Doct

oraa

tsto

elag

en

Benc

h fe

e FW

O

Cofin

ancie

ring

BAEF

Cofin

ancie

ring

Herc

ules

Met

husa

lem

Mul

itidi

scip

linar

y Re

sear

ch

Partn

ersh

ips

Basis

uitru

stin

g

De UGent verhoogt haar aandeel in Vlaamse verdeelsleutelsDe UGent verhoogt haar succesratio en wervingskracht in externe financieringskanalen zoals FWO, IWT, Hercules, FP7-8, …, maar ook uit privéfinanciering (industrie) en filantropieDoor een gerichte samenwerking met preferentiële partners versterkt de UGent haar internationale concurrentiepositie voor onderzoekDe UGent biedt al haar onderzoekers de best mogelijke carrièreperspectieven, zowel binnen als buiten de instellingDe UGent versterkt haar

432

Strategische doelstellingen waarvoor specifieke modaliteiten van de BOF-financiering kunnen worden ingezet:

GOA

2-4

jarig

e pr

ojec

ten

Star

tkre

diet

en

Asso

ciatie

ZAP

Tenu

re tr

ack

man

date

n

Post

doct

oral

e m

anda

ten

Doct

oraa

tsm

anda

ten

Beur

zen

kand

idat

en

ontw

ikke

lings

land

enAf

rond

ende

doc

tora

ten

Cofin

ancie

ring

geza

men

lijk

doct

oraa

tVe

rblijf

bui

tenl

ands

e on

derz

oeke

rsSa

bbat

ical l

eave

Mob

iltei

tskr

edie

t

Cofin

ancie

ring

CSC

Asso

ciatie

onde

rzoe

ksgr

oep

Allia

ntie

onde

rzoe

ksgr

oep

Pers

onel

e on

ders

teun

ing

grot

e in

tern

atio

nale

pr

ojec

ten

Facu

ltaire

Doct

oraa

tsto

elag

en

Benc

h fe

e FW

O

Cofin

ancie

ring

BAEF

Cofin

ancie

ring

Herc

ules

Met

husa

lem

Mul

itidi

scip

linar

y Re

sear

ch

Partn

ersh

ips

Basis

uitru

stin

g

onderzoekssamenwerking met preferentiële partnersDe UGent rekruteert de beste onderzoekers op junior en senior niveau posities d.m.v. proactieve inzet en transparante criteriaDe UGent voert een open en transparant rekrutering-, selectie- en promotiebeleid voor onderzoekers en streeft daarbij het “HR in excellence label” van de Europese Commissie naVia diverse incentives en beloningen wordt mobiliteit in de onderzoekscarrière gestimuleerd: internationaal, intersectoraal, en interuniversitairVerdere onderzoekssamenwerking wordt uitgebouwd met landen in ontwikkeling, gericht op een win-win situatie voor alle partnersDe UGent bewaakt haar publicatiebeleid en stuurt bij waar nodigDe UGent bouwt een efficiënt beheerssysteem voor grote onderzoeksinfrastructuur uitDe faculteiten stippelen een facultair beleid uit dat geënt is op het Beleidsplan Onderzoek van de UGent

433

De overige strategische doelstellingen worden niet met BOF-middelen, maar via andere acties worden nagestreefd, hetzij op initiatief van de Onderzoeksraad, hetzij op aansturen van andere organen of instanties binnen de UGent.

434