mijnster.files.wordpress.com · Web viewLA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659Pagina...

45
Opzet praktijkonderzoek Peer support als onderdeel van trajectbegeleiding versie 7 mei 2013 LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 1 van 45

Transcript of mijnster.files.wordpress.com · Web viewLA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659Pagina...

Opzet praktijkonderzoek

Peer support als onderdeel van trajectbegeleiding

versie 7 mei 2013

Pieter MijnsterMaster Leren en InnoverenHogeschool RotterdamBegeleider Dr. N. van den Berg

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 1 van 33

Voorwoord

Voor u ligt mijn onderzoeksplan dat ik gedurende het eerste leerjaar van de Master Leren en Innoveren heb opgesteld. Voor de opzet van dit onderzoeksplan heb ik mezelf georiënteerd op het onderwerp Peer Support. Hiervoor heb ik naast het bestuderen van literatuur over peer support, ook studenten van de opleiding Financiële Beroepen en trajectbegeleiders bevraagd om aan informatie voor dit onderzoeksopzet te komen. Na mijn oriëntatie heb ik mijn onderzoeksdoel en onderzoeksvragen opgesteld. Het theoretisch kader verschaft een ondersteunende informatie waarmee ik gedurende het tweede jaar van de MLI het praktijkonderzoek ga uitvoeren. Hiervoor heb ik in dit onderzoeksplan ook een plan van aanpak opgenomen.De presentatie van mijn onderzoeksplan staat gepland op 5 juli 2013.

Het doel van dit praktijkonderzoek is om na te gaan of peer support, als onderdeel van de trajectbegeleiding voor eerste- en tweedejaars studenten in de opleiding Financiële Beroepen niveau 3/4, ingezet kan worden. Tevens hoop ik met dit onderzoek ook geïnteresseerden buiten de opleiding Financiële Beroepen een beeld te geven hoe peersupport ingezet kan worden bij de ‘hulpvraag’ in het onderwijs.

Breda7 mei 2013Pieter [email protected]

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 2 van 33

Inhoud1. Inleiding en het praktijkprobleem....................................................................................................5

1.1 Aanleiding............................................................................................................................... 5

1.2 Praktijkprobleem..................................................................................................................... 6

1.2.1. Wat is het praktijkprobleem?...........................................................................................6

1.2.2. Wie heeft met het probleem te kampen?........................................................................6

1.2.3. Wanneer treedt het probleem op?..................................................................................6

1.2.4. Waarom is het een probleem?........................................................................................7

1.2.5. Waar doet het probleem zich voor?................................................................................7

1.2.6. Hoe is het probleem ontstaan?.......................................................................................7

1.2.7. Hoe was de aanpak in het verleden?..............................................................................7

1.2.8. Hoe is het mogelijk om dit probleem aan te pakken?......................................................7

1.3 Context van het praktijkprobleem...........................................................................................8

2. Het onderzoeksdoel en de onderzoeksvraag.................................................................................9

2.1 Het onderzoeksdoel................................................................................................................9

2.2 De onderzoeksvragen.............................................................................................................9

2.3 De operationalisering van termen uit de onderzoeksvraag...................................................10

3. Het theoretisch kader.................................................................................................................... 11

3.1. Inleiding................................................................................................................................ 11

3.2. Taken van de trajectbegeleider.............................................................................................11

3.3. Waarde van Peer Assisted Learning....................................................................................11

3.4. Is er behoefte aan peer support?..........................................................................................12

3.5. Conceptueel model...............................................................................................................13

3.6. Voorwaarde voor succesvol peer support.............................................................................13

3.7. Professionele ondersteuning voor peer support...................................................................14

4. De onderzoeksaanpak.................................................................................................................. 15

4.1 De operationalisering van ‘wie’ en ‘wat’ bij het onderzoek....................................................15

4.2 Voorgenomen methoden en instrumenten bij het onderzoek................................................15

4.3 Waarborgen van betrouwbaarheid en validiteit.....................................................................15

4.4 Het tijdpad van het onderzoek..............................................................................................16

5. De rapportage............................................................................................................................... 17

5.1 Aandachtspunten rapportage.....................................................................................................17

5.2 Schriftelijk en mondelinge verspreiding van de uitkomsten en mogelijkheden......................18

5.2.1 Team Financiële Beroepen...........................................................................................18

5.2.2 Domein Office, afdeling Leerpark..................................................................................18

5.2.3 Domeinleiding...............................................................................................................18

5.2.4 Onderwijsexperts werkgroep niveau 3 / 4.....................................................................18

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 3 van 33

5.2.5 De stichting kenniscentrum peer support......................................................................18

Bibliografie............................................................................................................................................ 19

Bijlage 1 Voortgangsgesprekken.....................................................................................................21

Bijlage 2 Formulier voortgangsgesprekken......................................................................................29

Bijlage 3 Competentie-ontwikkeling.................................................................................................32

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 4 van 33

1. Inleiding en het praktijkprobleem

1.1 AanleidingSinds het cohort 2007 is de opleiding Financiële Beroepen competentiegericht gaan opleiden. Voor docenten en studenten betekende dit een grote verandering in aanpak van het leerproces. Na jarenlang kennis over te hebben gedragen, bepaald door eindtermen, vertaald in toetsmatrijzen, zijn docenten en studenten aan de slag met kerntaken, werkprocessen en beroepsactiviteiten. Hierbij geeft De Laat (2006) aan dat binnen competentiegericht onderwijs naast het kennis verwerven ook het aanleren van vaardigheden, het verkrijgen van inzicht en het aannemen van (beroeps)attitude een belangrijke rol spelen voor vaardigheidsontwikkeling van studenten. Voorheen was slechts het resultaat van kennistoetsen bepalend voor succes voor het slagen binnen de opleiding en was de docent regisseur van het onderwijsproces. De komst van competentiegericht leren zorgt voor een verschuiving van regie op het leerproces, dat eerst in handen was van de docent, maar nu meer bij de student komt te liggen. De Laat (2006, p.6-7) beschrijft de docent en student nieuwe stijl en geeft aan dat competentiegericht leren een rolverandering teweeg brengt om de begeleiding van studievoortgang vorm en inhoud te geven. De docent krijgt als trajectbegeleider een belangrijke sturende rol en de student is verantwoordelijk voor zijn eigen ontwikkelproces (Herik, 2005, De Laat 2006).

Al vanaf het eerste moment dat het team Financiële Beroepen is gestart met competentiegericht leren, zijn we zoekende om trajectbegeleiding vorm en inhoud te geven. Stevens (2002) beschrijft het grote belang van een goede relatie en het in contact zijn met studenten voor het leerproces. Daarnaast is het voor een veilige werk- en leerklimaat van belang dat er ook een goed contact is tussen studenten onderling. Een emotioneel welbevinden van studenten is essentieel om schooluitval te voorkomen (Elfers, 2012). Ryan & Deci (2000) beschrijven het belang van ‘relatedness’, de behoefte erbij te horen, contact, warmte en veiligheid. Hier ligt volgens De Laat (2006) een belangrijke taak voor de trajectbegeleiding.

De veranderde situatie vraagt een andere aanpak van trajectbegeleiding dan het mentoraat in het verleden. In dialoog met mijn collegae, in het bijzonder met P.Wieten, kwam peersupport ter sprake. ‘Kan het zijn dat studenten elkaar ondersteunen en daarmee invulling geven als onderdeel van de trajectbegeleiding? Onze vooronderstelling is dat peer support als onderdeel van trajectbegeleiding de efficiëntie van de begeleiding verhoogt, kansen biedt voor de peer-studenten om aan competenties te werken en de onderlinge sfeer in de school ten goede komt waardoor studenten zich eerder thuis gaan voelen wat de communicatie tussen studenten – peer-studenten en trajectbegeleider ten goede komt.

In overleg met mijn domeinleider (dhr.J.Lankheet) heb ik de opdracht op me genomen om bovenstaande dit te onderzoeken en de mogelijkheden van peersupport in kaart te brengen. In eerste instantie is dit ten behoeve van ons team en het domein office.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 5 van 33

1.2 Praktijkprobleem

1.2.1. Wat is het praktijkprobleem?De overgang van VMBO naar MBO is groot. De begeleiding, zeker bij aanvang van de studie is belangrijk. Uit gesprekken met collegae blijkt dat de start van een schooljaar hectisch is, terwijl een goede start voor studenten het begin van succes kan betekenen. Stevens (2002) beschrijft het belang van een veilige omgeving en een goed sociaal klimaat. Goede begeleiding is in deze fase een voorwaarde voor het leerproces. Relaties zijn volgens Stevens (2002) essentieel om tot leren te komen. Elfers (2012) stelt dat emotioneel welbevinden voortijdig schooluitval kan voorkomen. Op basis van waargenomen gedrag en door het voeren van gesprekken, constateer ik uit eigen ervaring dat het soms een heel semester kan duren voordat een eerstejaars student zijn draai vindt in de opleiding. De resultaten na de eerste periode vallen vaak tegen en door deze minder goede start is het voor een enkeling mogelijk dat het eerste leerjaar een mislukking wordt. Deze constatering pleit voor een efficiënter begeleiden van studenten in deze eerste fase van de opleiding.Aanvankelijk heeft een trajectbegeleider 10 leerlingen onder zijn hoede en staan er 8 individuele voortgangsgesprekken (bijlage 1 t/m8 ) gepland. Hiervoor zijn formulieren voor het voortgangsgesprek beschikbaar (bijlage 9). In de praktijk blijft dit beperkt tot twee formele gesprekken in het bijzijn van ouders en informele gesprekken naar aanleiding van waarneembaar gedrag en presteren van de student tijdens schooltijden. Ook is het aantal te begeleiding soms verdubbeld, terwijl de facilitering onveranderd is gebleven. Het is wenselijk om vaker een formeel contact met studenten te plannen en op deze manier een vinger aan de pols te houden bij de opstart en voortgang van de studie.

Daarnaast vraagt de opleiding aan studenten zich vaardigheden eigen te maken als: samenwerken, informatie verstrekken, begrip en aandacht tonen, ethisch en integere handelen. Het wordt door docenten lastig ervaren om in de opleiding, waar nog veel kennisgericht gewerkt wordt, aandacht te schenken aan deze competenties. Het is wenselijk om meer situaties te creëren waarin aandacht geschonken kan worden aan deze vaardigheden.

1.2.2. Wie heeft met het probleem te kampen?Direct betrokken bij dit probleem zijn de studenten, trajectbegeleiders en indirect de ouders van de studenten. De overgang naar het MBO is groot en het is dan ook een hele zoektocht voor nieuwe studenten om de ‘weg’ te vinden in onze opleiding. Just-in-time informatie kan zorgen voor een goede start van de opleiding. Uit gesprekken met mijn collegae trajectbegeleiders wordt duidelijk dat ze het gevoel hebben tekort schieten in deze rol. Ouders worden graag op de hoogte gehouden over de voortgang van hun zoon of dochter, zeker wanneer het niet zo lekker gaat. Door het gebrek aan informatie over de voortgang bij studenten, komt het voor dat ouders niet of te laat door de trajectbegeleider worden geïnformeerd over de voortgang van zoon of dochter. Door het inzetten van peer support als ondersteuning van trajectbegeleiding is het denkbaar dat informatie, zeker bij stagnerende voortgang, tijdig wordt gesignaleerd.Daarnaast hebben alle studenten, maar ook docenten en praktijkbegeleiders in de Beroepspraktijk Vorming zijn gebaat bij vaardigheden die de onderlinge communicatie verbeteren.

1.2.3. Wanneer treedt het probleem op?In feite al vanaf de intake is er behoefte aan contact tussen student en trajectbegeleider. Kennismaking voor de start, begeleiding in de introductieweek en de eerste schoolweken is essentieel voor een goede start van de studie. Naarmate het jaar vordert en de student zijn weg vindt, wordt het begeleidingsprobleem kleiner. Een proactief beleid om, m.n. de risicoleerlingen, zich met de school verbonden te laten voelen, kan voortijdig schoolverlaten voorkomen (Elfers, 2012, p 23,24). Elfers geeft daarbij ook aan dat het zeker de moeite waard is om de inzet van ‘peer-tutoring projecten’, ter versterking van sociaal-emotionele binding, te onderzoeken. Bij autochtone studenten en met name bij autochtone jongens is proactieve begeleiding belangrijk voor school succes. Het zijn vaak de studenten die het hardst nodig hebben, maar er het minst naar vragen (Elfers, 2012).

Naast dat het begeleidingsprobleem van emotioneel welbevinden kleiner wordt, wordt het beroep op samenwerkingsvaardigheden groter. Aan het eind van het eerste leerjaar moeten er Persoonlijke Ontwikkelplannen geschreven worden. Uit ervaring blijkt dat eerste jaarsstudenten hier veel moeite mee hebben. Daarnaast starten de tweedejaarsstudenten met de stage en het werk aan stage opdrachten. Uit eigen onderzoek blijkt ook hier een hulpvraag te zijn om richting te geven aan de invulling van deze taken.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 6 van 33

1.2.4. Waarom is het een probleem?Stevens (2002) geeft aan dat een veilig leer- en leefklimaat essentieel is voor het sociaal welbevinden in de opleiding, wat door Elfers (2012) wordt bevestigd. Het is zodoende belangrijk om een student zo snel mogelijk thuis te laten voelen in een opleiding. Dit zal effect hebben op zijn ‘zin in leren’ en direct op de resultaten die worden gehaald.Uit ervaring blijkt dat de manier van werken in het MBO wezenlijk anders is dan op het VMBO. De gewenning aan regels en procedures kost tijd. Hoe korter deze tijd, hoe beter. In onze opleiding moeten studenten leren administreren. Deze voortgang in kaart brengen is erg belangrijk voor succes binnen de studie. Controle op deze registratie is evenzeer belangrijk. Plannen wordt belangrijker. En zoals Crone (2008) aangeeft, zijn de hersenen nog volledig in ontwikkeling. Een helpende hand bij het plannen van leeractiviteiten en manieren van aanpak, is dan zeer wenselijk. Regelmatig controleren zal voor studenten een aanleiding kunnen zijn om het werk in orde te hebben. Immers willen ze maar wat graag laten zien wat ze kunnen (Stevens, 2002). Helaas merken we dagelijks dat leerlingen ‘ja’ zeggen, maar ‘nee’ doen.De overgang van een kleine school naar een ROC is voor een puber een lastige stap. De puberteit is al lastig, laat staan het moeten aanpassen aan een nieuwe cultuur. Het is belangrijk om ook dit proces in de gaten te houden.

1.2.5. Waar doet het probleem zich voor?Trajectbegeleiding vindt op school plaats. In het programma worden faciliteiten opgenomen om invulling aan trajectbegeleiding te geven. Maar ook in de Beroepspraktijk Vorming vindt begeleiding plaats. Binnen school ligt het accent op begeleiding en het creëren van een veilig leerklimaat. Tijdens de stage krijgt competentieontwikkeling meer aandacht. Maar ook hier is het emotioneel welbevinden van groot belang. Trajectbegeleiders van de opleiding Financiële Beroepen, evenals praktijkopleiders in de BPV geven aan het lastig te vinden om effectief te begeleiden. Trajectbegeleiders zijn docenten met vakkennis en hebben een extra taak om het opleidingstraject te begeleiding waar geen opleiding voor is gevolgd. Praktijkopleiders in bedrijven geven aan dat ze het lastig te vinden om persoonlijke ontwikkelplannen te beoordelen en te begeleiden.

1.2.6. Hoe is het probleem ontstaan?De verandering van eindtermonderwijs naar competentiegericht leren vraagt van de docent een wezenlijk andere rol (De Laat, 2006). De rol verschuift van docent naar coach. De combinatie van beide rollen maakt van een docent de ‘doach’. De rolverandering ontstaat ook omdat de visie van onderwijs verschuift en er steeds meer van processturing dan van productsturing sprake is (Geerding & Jongepier, 2002). Niet iedere docent is hiermee opgegroeid en zal het eenvoudig oppakken. Daarnaast leert de ervaring ons dat processturing veel meer tijd vergt door het voeren van voortgangsgesprekken en de bijkomende dossiervorming / verslaglegging. Tijdsdruk en gebrek aan verworven competenties door docenten liggen ten grondslag aan de zoektocht naar een juiste invulling voor wat er van een trajectbegeleider wordt verwacht. Hetzelfde geldt voor Praktijkopleiders tijdens de BPV. Daarnaast werkt het groeiende aantal studenten per trajectbegeleider niet bevorderend op de frequentie en de intensiteit van de gesprekken.

1.2.7. Hoe was de aanpak in het verleden?In de jaren ‘90 was de klassementor degene die de klas van informatie voorzag, studenten aansprak en het contact met ouders onderhield. Een mentor had op deze manier soms wel 28 studenten onder zijn hoede. Klassikaal werd informatie verstrekt en twee keer per jaar werden de ouders uitgenodigd op een ouderavond. Slechts bij probleemstudenten, werden er individuele gesprekken gevoerd. Deed zich geen probleem voor, dan vonden er geen gesprekken plaats. Kennisonderwijs werd alleen gemeten aan de behaalde cijfers die aangaven of het goed ging met een student.Een nieuw schooljaar betekende dat een mentor een nieuwe klas kreeg met nieuwe studenten. Van trajectbegeleiding was geen sprake.

1.2.8. Hoe is het mogelijk om dit probleem aan te pakken?Naast het stellen van andere prioriteiten in taakverdeling, de verandering in frequentie van gesprekken en het inroosteren van trajectbegeleidingsuren in het lesprogramma, spreken we ook al enige tijd over het inzetten van derde jaarsstudenten (peer support) die met hun kennis van zake een rol zouden kunnen vervullen binnen trajectbegeleiding van eerste en tweede jaarsstudenten. Peer support als onderdeel van trajectbegeleiding biedt perspectief voor de trajectbegeleider doordat deze taken in overleg met een peerstudent kan verdelen en ondersteuning krijgt in het de begeleiding, voor de peerstudent doordat deze kan werken aan samenwerkings- en communicatievaardigheden, voor de

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 7 van 33

eerste- en tweedejaarsstudenten die informatie ontvangen van ervaringsdeskundigen. Een win-win-situatie zal het gevolg kunnen zijn.

1.3 Context van het praktijkprobleemHet probleem doet zich voor in ons primaire proces en tijdens de Beroepspraktijk Vorming. In schooljaar 2012-2013 zijn we gestart met 82 eerstejaars studenten verdeeld over drie klassen. 8 Trajectbegeleiders hebben deze studenten onder hun hoede, variërend van 6 tot 22 leerlingen per trajectbegeleider. Deze aantallen hebben te maken met de taakomvang van de trajectbegeleider binnen het team. Daarnaast hebben we 34 tweedejaars-studenten die ook zijn toebedeeld aan deze trajectbegeleiders, waardoor het omspanningsvermogen van de trajectbegeleider wordt vergroot.Binnen het domein office, bij de secretariële opleiding, is al ervaring met peersupport. Ook is bekend dat bij het domein Zorg en Welzijn wordt gewerkt met begeleiding door hogere jaarsstudenten. Ik wil in mijn onderzoek gebruik maken van deze aanwezige ervaring. Het praktijkonderzoek moet antwoord geven op de vraag hoe peer support ingezet kan worden als onderdeel van trajectbegeleiding binnen de opleiding Financiële Beroepen 3/4. In overleg met collega trajectbegeleiders kunnen er vervolgens stappen genomen worden tot het al dan niet invoeren van peer support in onze opleiding.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 8 van 33

2. Het onderzoeksdoel en de onderzoeksvraag

2.1 Het onderzoeksdoelNa verkenning van het probleem, kan ik het volgende onderzoeksdoel formuleren:

Hoofddoel:- Door te onderzoeken wat het effect is van peer support en wat er voor nodig is om peer

support te organiseren en te coördineren, komen er gegevens beschikbaar over de mogelijkheden van peersupport in het kader van trajectbegeleiding. Die gegevens dragen bij om een bewuste overweging om peer support al dan niet als onderdeel van trajectbegeleiding een plaats te geven in de opleiding Financiële Beroepen.

Aandachtspunten voor onderzoek- er moet worden geïnventariseerd wat de taken van een trajectbegeleider zijn;- er moet worden onderzocht welke ondersteuningsvragen trajectbegeleiders hebben;- er moet worden geïnventariseerd wat de behoefte van studenten zijn, met name in aanvang

van de opleiding en gedurende de BPV in het tweede leerjaar;- er moet bij andere opleidingen (binnen en buiten da Vinci) worden nagegaan wat de voor- en

nadelen zijn van peersupport;- er moet bepaald worden welke taken onder toezicht van een trajectbegeleider door een peer

uitgevoerd kunnen worden;- alle aandachtspunten voor de organisatie en coördinatie van peersupport moeten

worden geïnventariseerd;- begripsafbakening is van belang voor het beschrijven van rollen en taken die bij peersupport

ingezet worden;- alle bovenstaande aandachtspunten krijgen een aanvulling door literatuuronderzoek.

In aanvang betreft dit een beschrijvend-, kwalitatief onderzoek. Er moet veel in kaart worden gebracht rond peer support voordat het in de praktijk kan worden gebracht. De uitkomst van het onderzoek zal aanleiding geven tot het maken van de keuze om peer support als onderdeel van trajectbegeleiding in te zetten.Bij een positieve keuze, zal er een ontwerpproduct worden gemaakt.Bij een negatieve keuze, zal er een mogelijk vervolgonderzoek opgestart moeten worden.Deels is er sprake van een evaluerend onderzoek, omdat de huidige vorm van trajectbegeleiding en de ervaring door de studenten ook meegenomen wordt in het praktijkonderzoek.

2.2 De onderzoeksvragenNa verkenning van het probleem, kan ik de volgende onderzoeksvraag formuleren:

‘Wat zijn de mogelijkheden van peer support als onderdeel van trajectbegeleiding in de opleiding Financiële Beroepen?

De onderzoeksvraag is op te splitsen in de volgende (beschrijvende) deelvragen:

1. Welke taken voert een trajectbegeleider in een schoolomgeving uit?

2. Welke ondersteunende vragen hebben trajectbegeleiders in de opleiding Financiële Beroepen?

3. Wat is het effect van peersupport op het functioneren van studenten, zowel van degene die peersupport geven als die peersupport ontvangen?

4. Willen ‘lagere’ jaarsstudenten wel begeleid worden door een ‘hogere’ jaarsstudenten?

5. Hoe kan peersupport bij de opleiding Financiële Beroepen succesvol worden ingezet?

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 9 van 33

6. Hoe wordt peer support op andere (MBO-)scholen ingezet?

7. Bestaat er professionele ondersteuning voor peer support in de opleiding?

Na het beantwoorden van de deelvragen, onder meer via een theoretisch kader, zal het praktijkonderzoek antwoord moeten geven op meer operationele vragen als:

Beschrijvende vragen- Welke taken kan een peerstudent onder toezicht van een trajectbegeleider uitvoeren?- Wat heeft peer support te bieden voor het onderwijsleerprestatie en persoonlijke ontwikkeling?- Wat is van doorslaggevende aard om peer support te implementeren in het onderwijsproces?

Evaluerende vragen- Hoe beoordelen opleidingen die ervaring hebben met peer support, deze vorm van

(traject)begeleiding?- Wat is de ervaring met ontwikkeld materiaal t.b.v. organisatie en coördinatie rond peer

support?

Ontwerpvragen- Hoe kan peersupport binnen de opleiding Financiële Beroepen georganiseerd worden om

succes vol te zijn als onderdeel van de trajectbegeleiding?

2.3 De operationalisering van termen uit de onderzoeksvraag- peer gelijk aan elkaar op velerlei wijze: leeftijdgenoot, soortgenoot, makker, buddy- support elkaar ondersteunen, helpende hand uitsteken- peersupport DEVEL (door-elkaar-voor-elkaar), leerling-leerling begeleiding, collegiale

ondersteuning op kennisgebied, ervaring, emotioneel- en sociaal vlak en verlenen van praktische hulp, continu leren, huiswerkbegeleiding, informatieverstrekking, samenwerken, competenties, leven lang leren, gelijkgestemden in een gelijke omgeving ondersteunen elkaar.

- onderdeel dient een groter doel, vormt samen met het andere een geheel,- trajectbegeleiding ondersteuning bij de opleiding, aan de zijlijn staan, helper, tijdelijk tijdens

traject, doel voor ogen, van hier naar daar met hulp- financiële Beroepen opleiding die opleidt voor financieel administratieve kwalificaties

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 10 van 33

3. Het theoretisch kader

3.1. InleidingTrajectbegeleiding komt veel voor in zorginstellingen, integratie- in carrièretrajecten. De waarde van peer support wordt ook door de Onderwijsraad (2005) onderschreven, in de zin dat de begeleiding van jongeren die elkaar ondersteunen op deze wijze een bijdrage leveren aan een ‘sociaal kapitaal’. Het inzetten van peer support wordt hierdoor legitiem en zelfs aangemoedigd. Begeleiding hoeft niet per definitie bij een docent, mentor of trajectbegeleider te liggen. Ik wil me bij dit onderzoek beperken tot trajectbegeleiding in de school.

Uitgaande van mijn onderzoeksvraag: ‘Wat zijn de mogelijkheden van peer support als onderdeel van trajectbegeleiding in de opleiding Financiële Beroepen?

ben ik in de literatuur op zoek gegaan naar wat peer support te bieden heeft en wat er aan ontwikkeling heeft plaats gevonden rond het organiseren van peer support. Hierbij was voor mij ook van belang om, naast het inventariseren van de behoefte van de studenten, ook de rol van de trajectbegeleider en de ondersteuningsvraag van trajectbegeleiders in kaart te brengen. Ik heb hiervoor meerdere bronnen geraadpleegd en ben de dialoog met studenten en trajectbegeleiders aangegaan.

3.2. Taken van de trajectbegeleiderOm de taken van een trajectbegeleider in het onderwijs in kaart te brengen, ben ik op zoek gegaan naar aanverwante organisaties en organisaties die onderwijskundige input leveren. Na het lezen van de vele beschrijvingen over trajectbegeleiding op de websites van schoolorganisatie als Zadkine, Saxion, Florijn College, Noorderpoort College, als ook op de site van kennisnetpeersupport.nl, beleidsplan daVinci en het bevragen van trajectbegeleiders in mijn opleiding, zijn de uit te voeren taken als volgt samen te vatten.De trajectbegeleider - verstrekt informatie;

- inventariseert hulpvragen;- begeleidt, bewaakt en stimuleert de voortgang;- onderhoudt contacten met derden die van belang zijn voor het begeleidingstraject.

Kenniscentrum peersupport beschrijft tevens dat een bijzondere vorm van trajectbegeleiding ‘peer support’ is. Peer support omvat de ondersteuning die mensen aan elkaar geven in overeenkomstige situaties (Kenniscentrum peersupport, 2011). - ‘Peer’ geeft aan dat het om mensen gaan die gelijk zijn aan elkaar.- ‘Support’ geeft aan dat er steun aan elkaar wordt gegeven.

3.3. Waarde van Peer Assisted LearningIn het onderwijs wordt gesproken over PAL: ‘Peer Assisted Learning’. The peer support programme The Netherlands, gepubliceerd door kenniscentrum peersupport (2011) geeft de volgende betekenis en inhoud aan PAL:- PAL komt ten goede aan de socialisatie van studenten en heeft een positief effect op de

sociale veiligheid in school;- PAL gaat onderwijsachterstand tegen, doordat kansarme studenten meer kansen krijgen;- PAL-studenten leren om te gaan met medestudenten uit verschillende culturen en sociale

klassen;- PAL biedt mogelijkheden voor de ontwikkeling van een goede houding ten aanzien van de

beroepsuitoefening;- PAL draagt bij aan de ontwikkeling van metacognitie; de kennis over de eigen manier van

leren waardoor de student ook zijn eigen leren leert aan te sturen. Vermunt (1992) beschrijft het belang van metacognitieve vaardigheden bij studenten die door willen leren.

- PAL geeft de mogelijkheid van ondersteuning aan professionals in de school als mentoren, docenten, trajectbegeleiders.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 11 van 33

Aanvullend hier op schrijven (Griffin & Griffin, 1998) dat leren in een situatie waar peer support plaats vindt een bijzondere bijdrage levert aan het leren samenwerken, doordat er een uitwisseling van informatie plaats vindt waarbij de peerstudent zowel de vrager als de beantwoorder kan zijn. Het begripvol zijn naar elkaar en het aangaan van discussie of dialoog, draagt bij aan de vaardigheid tot luisteren, aandachte en begrip tonen wat het samenwerken positief beinvloedt

Als deze theorie door praktijkonderzoek bevestigd kan worden, dan kan gesteld worden dat peer support van waarde kan zijn bij het begeleiden van studenten. Hiermee is nog niet aangegeven of het ook als onderdeel van trajectbegeleiding kan worden ingezet. Valcke (2010, p.284) bekrachtigt de waarde van peer support door aan te geven dat peer support aansluit bij vormen van samenwerkend leren en dat de peer support een bijdrage levert aan het overbruggen van de zone van naaste ontwikkeling, zoals Vygotsky (1978) dat al in ‘Mind of society’ heeft beschreven.

Een verrassend (neven)effect bij peer support is dat de ouderejaars student, die de begeleidende rol op zich neemt, het grootste voordeel uit peer support blijkt te halen (Valcke, 2010, p.285).

3.4. Is er behoefte aan peer support?De literatuur geeft aan dat peer support een positief effect heeft op leerprocessen en persoonlijke ontwikkeling. Maar is er wel behoefte aan peer support bij eerste- en tweede jaarsstudenten?

Door studenten te bevragen met een vragenlijst is voor mij duidelijk geworden dat de huidige eerste en tweede jaarsstudenten open staan voor begeleiding door oudere jaarsstudenten. In het eerste leerjaar zitten 17 studenten die al eerder in aanraking met peer support zijn geweest. Van deze17 studenten gaven er 14 = (82%) aan dat ze het als zinvol hebben ervaren. Daarentegen zijn er 44 studenten die geen ervaring hebben met het begeleiden door oudere jaarsstudenten. Toch geven van deze 44 studenten er 35 (80%) aan dat het hen zinvol lijkt om een peer als begeleider te hebben. De 9 tweede jaarsstudenten die ik heb ondervraagd, geven allemaal (100%) aan dat ze de meerwaarde van informatie door derde jaarsstudenten inzien.

Ik heb daarbij ook nagevraagd welke activiteiten binnen het onderwijsproces door middel van peer support opgepakt zou kunnen worden. De volgende activiteiten, uitgedrukt in een percentage van de 70 ondervraagde studenten, zijn daarbij aangegeven.Voor het overzicht heb ik een score hoger dan of gelijk aan 50% met geel aangemerkt.

- hulp bij het wennen aan het schoolleven 28x 40%

kl- vragen rond het rooster 25x 36%- hulp bij problemen met docenten of regels in de school 38x 54%- hulp bij het gebruik van It’s Learning en andere digitale middelen 33x 47%- hulp bij het plannen van mijn studie 32x 45%- hulp bij mijn huiswerk plannen 31x 44%- bespreken van mijn behaalde resultaten 23x 33%- controle op het inrichten van mijn ordner 35x 50%- controle op het invullen van mijn voortgangskaart 32x 45%- hulp bij het maken van mijn huiswerk 46x 66%- voortgang van de studie bespreken 31x 44%- hulp bij problemen die in mijn privé voordoen 8x 11%- tips hoe ik bufferweken en andere activiteiten aan moet pakken 55x 79%- hulp bij het nalezen van mijn werk (redactie op bv grammatica en taal) 36x 51%- controle van mijn gemaakt werk, doe ik het wel goed? 50x 71%- uitleg van lastige leerstof 59x 84%- informatie over de stage 57x 81%- hulp bij het maken van opdrachten op de stage 45x 64%- buitenschoolse activiteiten organiseren 14x 20%

Daarnaast blijkt uit de dialoog die ik voer met trajectbegeleiders van mijn team dat er behoefte aan ondersteuning is bij standaard werkzaamheden als het controleren van de voortgang ordner en

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 12 van 33

voortgangskaart, het overbrengen van eenvoudige informatie omtrent planning en uitvoering. Deze structurele activiteiten zouden via een checklist doorlopen en aangetekend kunnen worden. De informatie van een dergelijke checklist kan voor een Trajectbegeleiders aanleiding zijn voor een meer gerichtere aanpak van de individuele begeleiding. Mijn praktijkonderzoek zal er onder meer op gericht zijn te kijken hoe opleidingen waar gewerkt wordt met peer support, gebruik maken van een formulierenstroom en of deze inderdaad als onderdeel van trajectbegeleiding bruikbaar is.

3.5. Conceptueel modelHet volgende conceptueel model geeft richting aan het praktijkonderzoek:

Trajectbegeleiding Peersupport als onderdeel van TB

Wat is de opbrengst/ meerwaarde voor:

Collega trajectbegeleiders Studenten

Emotioneel welbevinden

Studievoortgang

Competentieontwikkeling

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Ervaringen bij andere (MBO-)scholen

3.6. Voorwaarde voor succesvol peer supportDe theorie beschrijft positieve effecten van peer support. De student geeft aan dat er behoefte is aan peer support. De trajectbegeleiders hebben ondersteuningsvragen. Wat blijft is een onderzoek naar de organisatie om peer support succesvol te maken en als onderdeel van trajectbegeleiding.

Ormrod (2003, pp.460-471) geeft een lijst van concrete aandachtspunten voor een succesvol peer support en benoemt onder meer dat:- je overtuigd moet zijn dat de begeleidende leerling (tutor) zelf de kennis beheerst die ze

overbrengen;- peerstudenten instructie strategieën moeten beheersen, een positieve relatie moeten

kunnen opbouwen en op een juiste manier feedback kunnen geven;- een structuur geboden moet worden waarbinnen de peerstudent en de te begeleiden student

(tutee) samenwerken, wat mogelijk inhoud krijgt door een standaard te volgen vragenlijst.- het van belang is om te zorgen voor uitgebalanceerde supportteams. Een sterke tutor en een

zwakke tutee kan voor beide beperkend leereffect teweeg brengen.- peer support is zeker aan te raden bij gehandicapte- en langdurig zieke studenten;- een garantie moet zijn dat alle studenten in een leerjaar de kans krijgen om de peer rol op zich

te nemen.

Wordt aan bovenstaande voorwaarden voldaan, dan kan peer support tot successen leiden, waarbij volgens De Backer & Van Keer (2008) het succes voornamelijk ligt in de toename van motivatie, de

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 13 van 33

verbeterde aanpak van de studie en het verbeterde sociaal-emotionele proces waarin de student zich bevindt. Dit alles komt uiteindelijk weer ten goede aan de leerprestatie.

3.7. Professionele ondersteuning voor peer supportVoor het bekend maken en implementeren van Peer Support in alle onderwijs, is op 19 december 2008 de Stichting Kenniscentrum Peer Support in Dordrecht opgericht. Deze stichting richt zich met namen op de onderlinge steun die leerlingen of studenten elkaar kunnen bieden.

Op de site http://www.peersupport.nl wordt de visie en doelstelling geformuleerd:De stichting wil:- professionele training van studenten in rollen bevorderen, die zij in het onderwijs en later in

het beroep en als burger vervullen;- wetenschappelijk onderzoek naar vormen van peer support in het onderwijs bevorderen.

Hiertoe beschikt de stichting over adviseurs met academische achtergrond.- peer support een onderdeel binnen onderwijsvisie wordt en dat de methode ingebed raakt in

opleidings- en scholingstrajecten;- dat peer support in de vorm van Peer Assisted Learning bij zal dragen aan de socialisering

van studenten en de ontwikkeling van het gevoel voor verantwoordelijkheid, handelen en denken. Het uitvoeren van rollen bevordert de metacognitie, waardoor studenten meer kans hebben op succes op academisch niveau;

- peer support bijdraagt aan een veilige ‘community of learning’;

De stichting organiseert in kenniskringen de bijeenkomsten van ervaringsdeskundigen. De kenniskringen dragen, door evaluatie, bij aan het bijstellen van huidige producten of het ontwikkelen van nieuwe in de vorm van rollen en trainingen.

Er is door de stichting Kenniscentrum peer support, in samenwerking met LDC-Publicaties in Leeuwarden, veel ondersteunend materiaal ontwikkeld. De uitgaven zijn werkboeken waarin studenten een training volgen voor de rol van bijvoorbeeld peerleader, peertutor, peercoach en studieloopbaanbegeleiding, peer mediator en peermentor. Er zijn een aantal scholen die inmiddels ervaring hebben met dit materiaal. In mijn praktijkonderzoek wil ik de ervaringen van deze scholen meenemen in het beantwoorden van mijn onderzoeksvraag.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 14 van 33

4. De onderzoeksaanpak

4.1 De operationalisering van ‘wie’ en ‘wat’ bij het onderzoekMijn onderzoek is gericht op het verzamelen van kwalitatieve data en zal primair van aard zijn. Ik richt me hierbij op een onderzoeksgroep die bestaat uit studenten, trajectbegeleiders en schoolleiders in het Middelbaar Beroeps Onderwijs. Door een bezoek te brengen bij minimaal 5 opleidingen die met peer support werken, wil onderzoeken- welke activiteiten binnen het onderwijsproces haalbaar zijn als onderwerp van peersupport;- hoe peer support georganiseerd is, welke instrumenten er op de verschillende opleidingen

gebruikt worden;- welke valkuilen er kleven aan het werken met peer support;- in hoeverre de trajectbegeleider dit als verlichtend of juist belastend ervaart. Tevens wil ik, ingegeven door de informatie vernomen van het kenniscentrum peer support, onderzoeken - wat de ervaringen zijn met het werken volgens de methode die door het kenniscentrum is

opgezet.Het eerste aanspreekpunt zal dhr. Verburg, secretaris kenniscentrum peer support, zijn, waarbij ik informeer naar de acties die zijn ondernomen in het en reacties uit het werkveld. Daarnaast zal ook bij minimaal één andere betrokkene van de stichting een interview afnemen.

4.2 Voorgenomen methoden en instrumenten bij het onderzoekMijn eerste aanspreekpunt zal dhr. Verburg van stichting kenniscentrum peer support zijn, waarbij ik een ongestructureerd diepte interview af zal nemen en op zoek ga de ervaringen met materiaal ontwikkeld door de stichting. Daarnaast zal ik voor het bewaken van betrouwbaarheid ook bij minimaal één andere betrokkene van de stichting een interview afnemen.

Tijdens de bezoeken aan opleidingen met peer support zal ik gestructureerde interviews (Saunders, Lewis, Thornhill, 2011, p.277) afnemen bij studenten en professionals. Naast de interviews, zal ik ook via waarnemingen, indien mogelijk participerend, informatie opdoen over de manier waarop aan peer support vorm en inhoud wordt gegeven. Daarnaast zal ik bij minimaal 10 opleidingen gestructureerd schriftelijke informeren waarom peer support (nog) niet in het onderwijsproces is opgenomen. De uitkomst van de observaties, interviews en enquêtes, bij uitstek geschikt voor beschrijvend en evaluerend onderzoek (Donk & Lanen 2009, p. 149), wil ik staven met de aanwezige onderzoeken in de literatuur om te komen tot een bruikbaar instrument om peer support een kans van slagen te geven.Voor het ontwerpen van gestructureerde instrumenten ten behoeve van het waarnemen, interviewen en enquêteren maak ik gebruik van de theorie volgens Saunders e.a. (2011, pp 284-308) en Donk & Lanen (2012, pp 179-226).

4.3 Waarborgen van betrouwbaarheid en validiteitDoor te werken met een gestructureerd interview en deze toe te passen tijdens alle bezoeken zal ik de inhoudsvaliditeit van het onderzoek waarborgen. Hetzelfde geldt voor de vragenlijst die bij de onderzoekende opleidingen identiek zal zijn. De toepassing van meerdere instrumenten en het betrekken van verschillende bronnen pas ik methodische - en brontriangulatie toe waarmee ik de democratische validiteit borg. Door de combinatie van informatie van peerscholen en niet peerscholen ontstaat door katalyserende validiteit een beeld hoe peer support in te zetten is als onderdeel van trajectbegeleiding. Mocht dit leiden tot een concreet ontwerpplan voor en implementatie van peer support binnen onze opleiding, dan is er eveneens sprake van resultaat validiteit. Echter zal deze laatste stap een vervolg zijn op en niet onder het onderzoek zelf vallen.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 15 van 33

4.4 Het tijdpad van het onderzoekDe tijdlijn van het onderzoek ziet er in concept als volgt uit:

Sept ‘13 okt nov dec jan ‘14 febr mrt apr mei juni

1 2/3 4s…5s…………………………………4e5e 6………………………………………………..7 8

1 diepte interview met dhr. Verburg;2 evaluerend interview met tweede betrokkene stichting kenniscentrum peersupport;3 -gereed hebben gestructureerd interview, - en observatielijst voor opleidingen die met peer

support werken waarbij ik gebruik maken van theorie omtrent instrumenten;- gereed hebben van een gestructureerde enquête voor opleidingen die niet met peer support werken;

4s start met bezoeken aan opleidingen met peer support;5s start met enquête bij opleidingen zonder peer support;4e einde bezoeken opleidingen met peerscholen;5e einde enquête bij niet peerscholen;6 vanaf februari 2014 zal ik de verzamelde gegevens analyseren, conclusies trekken;7 ca. mei 2014 zal ik het praktijkonderzoek rapporteren en presenteren;8 ontwerpplan voor implementatie peer support binnen de Financiële Opleiding niveau 3/4 moet

juni 2014 gereed liggen, indien besloten wordt deze vorm van begeleiding op te nemen in het onderwijsproces.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 16 van 33

5. De rapportage

5.1 Aandachtspunten rapportageBij het rapporteren van mijn onderzoeksresultaten zal ik aan de vier aandachtspunten die Donk & van Lanen (2012) beschrijven, aandacht schenken:

1. Noodzaak;- door het probleem ook werkelijk als een praktijkprobleem te verwoorden, moet de noodzaak duidelijk worden om aan de slag te gaan met de resultaten van het onderzoek. In eerste instantie binnen ons eigen team, maar mogelijk ook bij de andere teams binnen het domein Office.

2. Duidelijkheid;- door de resultaten zo concreet mogelijk te vertalen naar een praktische invulling, o.a. door het ontwerpen van bruikbare instrumenten wil ik duidelijkheid scheppen over hoe de uitkomsten ingezet kunnen worden in het onderwijsproces. Dit kan ik versterken door gebruik te maken van eerdere publicaties rond het praktijkprobleem

3. Complexiteit;- om werkelijk met de uitkomst van het onderzoek aan de slag te gaan, rapporteer ik tevens de impact op het onderwijsproces. Duidelijk moet zijn wie, wat, waarom en hoe betrokken wordt bij het aanpakken van het praktijkprobleem.

4. Bruikbaarheid;- ondersteunend materiaal is erg belangrijk om de betrokken collega’s te overtuigen van de bruikbaarheid van de resultaten. Als de bruikbaarheid goed in kaart kan worden gebracht, dan zal dat inspirerend werken op het inzetten van de uitkomsten van dit praktijkonderzoek.

Bij het samenstellen van het verslag volg ik de volgende stappen:

De eerste drie stappen geven Saunders e.a. (2011) als ontwikkeling voor de verhaallijn. De vierde stap zal voor een onderwijsteam de meerwaarde van het onderzoek zijn. Dat betekent dat ik naast eenbeschrijvend verslag (stap 1, 2 en 3) ook een ontwerpproduct zal toevoegen aan dit onderzoek.

Uiteraard zal ik bij het schrijven van het rapport rekening houden met:de opbouw, structuur en verhaallijn, volledige samenvatting, relevantie van het literatuuronderzoek, anonimiteit (indien gewenst), leesbaarheidvoor meerdere doelgroepen binnen het onderwijs en grammaticaal juist.

Daarnaast zal de presentatie over de rapportage ook een duidelijk opbouw, juiste structuur en de essentie van het onderzoek moeten bevatten. Conclusies moeten praktisch en oplossingsgericht zijn voor dit praktijkprobleem, waardoor de ontvanger mogelijkheden ziet voor implementatie binnen het

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 17 van 33

Stap 1:

Wat is mijn ondersoeksvraag?

Stap 2:

Wat is het antwoord op

mijn onderzoeksvraag?

Stap 3:

Wat is het bewijsmateriaal dat het

antwoord geeft?

Stap 4:

Hoe is de onderzoeksvraag in de praktijk in te vullen?

onderwijsleerproces.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 18 van 33

5.2 Schriftelijk en mondelinge verspreiding van de uitkomsten en mogelijkheden

5.2.1 Team Financiële BeroepenIn eerste instantie zal ik het team Financiële Beroepen informeren over de uitkomst van het praktijkonderzoek.). Het probleem is hier bekend en heeft behoefte aan een oplossing. Via een monoloog tijdens één van de teambijeenkomsten zal ik een presentie geven, rekening houdend met de noodzaak om het probleem aan te pakken, De bruikbaarheid van de oplossing en de complexiteit van de organisatie (zie 5.1). Naast de presentatie, wil ik ook enkele exemplaren van de rapportage aan het team ter inzage aanbieden.

Behalve het informeren zal het binnen het team ook belangrijk zijn om de dialoog aan te gaan om tot een organisatorisch mogelijk construct te komen voor invoering van de uitkomst. Overreding zal van mijn kant nodig zijn, waar ik de onderbouwing in het rapport voor in zal zetten.

5.2.2 Domein Office, afdeling LeerparkTijdens een plenaire bijeenkomst van de opleidingen binnen het domein Office, zal ik mijn rapportage presenteren. Ook hier zullen enkele exemplaren van het rapport ter inzage achter blijven. Indien teams belangstelling tonen voor implementatie van de resultaten, dan zal ik ook met deze teams de dialoog aan gaan en voorzien in de praktische ondersteuning die ik na dit praktijkonderzoek te bieden heb.

5.2.3 DomeinleidingDe domeinleiding zal ik op verzoek toelichting geven op mijn rapportage, nadat ik deze als verslag heb aangeboden. Uiteraard zal ik mijn direct leidinggevende, dhr. Lankheet op de hoogte brengen van de inhoud van het verslag en van adviezen voorzien voor implementatie. Uiteraard verwacht ik ook feedback vanuit de domeinleiding als aanvulling op de uitkomst van het onderzoek.

5.2.4 Onderwijsexperts werkgroep niveau 3 / 4Doordat ik zitting heb in de werkgroep onderwijsexperts niveau 3/4 wil ik de dialoog aan gaan over de inhoud van het verslag. Op verzoek zal ik ook in dit team een presentatie houden over de uitkomsten. Het effect van het informeren binnen deze groep, kan zijn dat er ook interesse van buiten het domein Office komt. Ik kan hier nu nog niet op inspelen, maar zal open staan als men elders in het da Vinci College geïnspireerd wil worden door wat mijn praktijkonderzoek te bieden heeft.

5.2.5 De stichting kenniscentrum peer supportDe secretaris, dhr. Verburg, ontvangt een exemplaar van het rapport.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 19 van 33

BibliografieBacker, L. d., & Keer, H. v. (2008). Tutors maken het verschil. Tutoring- en begeleidingsinitiatieven in

het Vlaamse onderwijs. Brussel: Koning.

Bales, E. (1996). Corporate universities versus traditoinal universities: friends or foes? Orlando, Florida: EDINEB.

daVinci College. (2012). Betrokken en ambitieus - strategische beleidsplan 2012-2015. Dordrecht: daVinci.

Crone, E. (2008). Het puberende brein. Amsterdam: Bert Bakker.

Donk, C. v., & Lanen, B. v. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.

ECABO, a. O. (2010, juni 29). Financieel Administratief Medewerker beroepscompetentieprofiel. Opgehaald van www.ecabo.nl: http://www.ecabo.nl/sites/default/files/bcps/2010/bcp-financieel-administratief-medewerker-2010.pdf

Elfers, L. (2012). Voortijdig schoolverlaten in het MBO. Meso magazine 184, 22-25.

Geerding, A., & Jongepier, P. (2002). Naar een hanteerbaar competentiebegrip. Nijmegen: IOWO.

Griffin, M.M; Griffin, B.W. (1998). An Investigation of teh Effects of Reciprocal Peer Tutoring on Ac hievement, Self-Efficacy, and Test Anxiety. Contemperary Educational Psychology, 298-311.

Herik, K. v. (2005). POP MBO Hoe manage ik mijn eigen leerproces niveau 3/4. Den Haaag: Academic service.

Kenniscentrum peersupport. (2011). the peer support programme The Netherlands. Opgehaald van Peersupport Pal: http://www.peersupport.nl/Page/nctrue/sp2674/index.html

Laat, C. d. (2006). De competentiegerichte student. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff.

Laat, C. d. (2006). De docent als competenteigericht opleider. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff.

Onderwijsraad. (2013, februari). http://www.onderwijsraad.nl/dossiers/een-leven-lang-leren-4651/item4651. Opgehaald van Onderwijsraad.

Ryan, R., & Deci, E. (2000). Extrinsic an intrinsic motivations. Contemporary Educational Psychology, 25, 54-67.

Saunders, M., Lewis, P., & Thornhill, A. (2011). Methoden en technieke van onderzoek. Amsterdam: Pearson Education Benelux.

Saunders, M., Lewis, P., Thornhill, A., & Verckens, J. (2011). Methoden en technieken van onderzoek (5e druk). Amsterdam: Pearson Education Benelux.

Stevens, L. (2002). Zin in Leren. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 20 van 33

Valcke, M. (2010). Onderwijskunde als ontwerpwetenschap. Gent: Academia Press.

Van der Donk, C., & Van Lanen, B. (2012). Praktijkonderzoek in de school (2e druk). Bussum: Coutinho.

Vermunt, J., & Verloop, N. (1999). Conguence and friction between learning and teaching. Leiden: ICLON, Universiteit Leiden.

Vygotsky, L. (1978). Mind of society. Cambridge: Hervard University Press.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 21 van 33

Bijlage 1 Voortgangsgesprekken

Trajectbegeleiding1

- Sollicitatiegesprek

Binnenkort ontvang je een sollicitatie brief van jouw cursisten in je postvakje. Als het goed is, zit deze in een enveloppe. (zoniet, dan meteen teruggeven).

De leerling heeft gesolliciteerd bij Anky Trilborg (jij dus). Advertentie zie Coasterkrant 1.1

De brief geeft aanleiding tot het eerste formele gesprek met de leerling.

Nodig de leerling uit voor een gesprek. Dat kan mondeling, maar je kunt er ook de bijlage brief voor gebruiken. Vul dan wel de tijd en plaats in dat je de leerling wilt ontvangen.

Speel de rol van Anky en probeer minimaal:- 3 sterke kanten van de leerling uit de leerling te krijgen;- 2 punten uit de leerling te krijgen waarin hij/zij hulp denkt nodig te hebben;- 5 vragen uit de leerling te krijgen die hij/zij heeft voorbereid voor dit gesprek;

Uiteraard neem je de leerling aan als Allround Administrateur.Aantekeningen van dit gesprek kunnen worden opgenomen in het (digitale)leerling-dossier.De brief moet opgeslagen worden in het taaldossier.

Bijlage:Uitnodiging sollicitatie gesprek.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 22 van 33

CoasterWorldLavendelpad 281387 EB Schachten

Geachte ……………………………,

Wat fijn dat je zo enthousiast hebt gereageerd op de vacature voor Allround Administrateur. Jouw brief

trok onze aandacht en daarom wil ik je van harte uitnodigen voor een sollicitatiegesprek.

Het gesprek vindt plaats op …………….-dag, dd………………….. om ………………… uur

Je wordt dan verwacht in ruimte …………….. van ons pand.

In het gesprek kun je natuurlijk al je vragen kwijt die je hebt over de vacature of de organisatie van

CoasterWorld.

Ik hoop van harte dat we tijdens het sollicitatiegesprek nader tot elkaar kunnen komen.

Met vriendelijke groet,,

Anky Trilborg

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 23 van 33

Trajectbegeleiding2

- Voortgangsgesprek

In de weken 7 en 8 met uitloop in de bufferweek is het tijd voor het eerste formele voortgangsgesprek met de leerling.

Even een korte samenvatting:Voortgangsgesprekken zijn gericht op het volgen van de kwaliteit en kwantiteit van het door de leerling gemaakte werk. Het is belangrijk de vorderingen en het tempo waarin de leerling de leerstof verwerkt in de gaten te houden. De trajectbegeleider ontvangt informatie via o.a. de voortgangskaarten die worden bijgehouden door de leerling en de vakdocent. Ook het gesprek zelf zal de nodige informatie opleveren, waardoor een beeld wordt verkregen van de voortgang van de leerling. Tevens kunnen de presentielijsten van belang zijn voor het beoordelen van de vorderingen van de leerling. Voortgangsgeprekken zullen regelmatig informeel plaats vinden tijdens de uren waarin zelfstandig wordt gewerkt. Per periode worden minimaal 2 (formele) voortgangsgesprekken gehouden op uitnodiging van de trajectbegeleider. Het eerste gesprek zal in week 3, 4 of 5 plaats vinden. Het tweede gesprek vindt aan het einde van de periode plaats of in de bufferweek. Blijkt tijdens het eerste gesprek dat de leerling achterstand heeft opgelopen, dan worden er duidelijke afspraken gemaakt om deze achterstand in te halen. Een extra voortgangsgesprek is nodig om te beoordelen of de leerling de gemaakte afspraken na is gekomen.

Beoordeling:De trajectbegeleider noteert de data van de twee gehouden gesprekken op de cijferlijst.Eventuele afspraken worden opgenomen in het begeleidingsdossier.

InstrumentenVoor het voeren van dit gesprek is het prettig dat de leerling bij zich heeft:

- voortgangskaart BOX 1- @Workboek- ordner @Work en evt. simulatie

Zelf kun je zorgen voor:- presentielijst overzicht % absentie

Onderwerpen van gesprek(NB probeer de leerling te laten vertellen door het stellen van OPEN VRAGEN!!!)Laat de leerling vertellen over de ervaringen met de diverse vakken op school. De rode draad is @Work. Wat valt mee, wat valt tegen? Hoe heeft de leerlingen zijn/haar ordners ingericht? - (Geef aandacht aan het gemaakte werk en laat de leerling uitleggen hoe de ordners in elkaar steken)Heeft de leerling overzicht over wat er van hem/haar wordt verwacht? In hoeverre kan de leerling het tempo van @Work en andere vakken bijhouden? Waar gaat het mis, is er voldoende structuur en sturing?Wanneer en bij wie kan de leerling zijn/haar vragen stellen?Welke problemen komt de leerling tegen?Wat voert de leerling thuis uit aan het schoolwerk?Hoe is de aanwezigheid in de lessen?In het @Workboek beantwoordt de leerling reflectievragen. Speciale aandacht zal er moeten zijn voor de aandachtspunten die worden geformuleerd door de leerling zelf over zichzelf. Vertel eens zelf hoe je functioneert, je karaktereigenschappen en waar je goed of juist minder goed in bent. Waar zal extra aandacht aan moeten worden geschonken?RapportageEen voortgangsgesprek wordt niet beoordeeld, alleen de datum geregistreerd op het rapportageformulier van de leerling.

Trajectbegeleiding3

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 24 van 33

- Voortgangsgesprek

In de weken 2 en 3 van de tweede periode is het tijd voor het volgende voortgangsgesprek met de leerling.

Herinnering:Voortgangsgesprekken zijn gericht op het volgen van de kwaliteit en kwantiteit van het door de leerling gemaakte werk. Het is belangrijk de vorderingen en het tempo waarin de leerling de leerstof verwerkt in de gaten te houden. De trajectbegeleider ontvangt informatie via o.a. de voortgangskaarten die worden bijgehouden door de leerling en de vakdocent. Ook het gesprek zelf zal de nodige informatie opleveren, waardoor een beeld wordt verkregen van de voortgang van de leerling. Tevens kunnen de presentielijsten van belang zijn voor het beoordelen van de vorderingen van de leerling. Voortgangsgeprekken zullen regelmatig informeel plaats vinden tijdens de uren waarin zelfstandig wordt gewerkt. Per periode worden minimaal 2 (formele) voortgangsgesprekken gehouden op uitnodiging van de trajectbegeleider. Het eerste gesprek zal in week 3, 4 of 5 plaats vinden. Het tweede gesprek vindt aan het einde van de periode plaats of in de bufferweek. Blijkt tijdens het eerste gesprek dat de leerling achterstand heeft opgelopen, dan worden er duidelijke afspraken gemaakt om deze achterstand in te halen. Een extra voortgangsgesprek is nodig om te beoordelen of de leerling de gemaakte afspraken na is gekomen.

Beoordeling:De trajectbegeleider noteert de data van de twee gehouden gesprekken op de cijferlijst.Eventuele afspraken worden opgenomen in het begeleidingsdossier.InstrumentenVoor het voeren van dit gesprek is het prettig dat de leerling bij zich heeft:

- voortgangskaart BOX 2, @Workboek, ordner @Work en evt. simulatieZelf kun je zorgen voor:

- presentielijst overzicht % absentieOnderwerpen van gesprekDe leerling heeft een volledige periode ervaren. Ook de resultaten zijn bekend, al dan niet na herkansing. Het is een belangrijk om moment om even terug te kijken hoe er is gewerkt in de afgelopen periode. * Vallen de resultaten tegen of mee?* Laat de leerling verwoorden wat er is geleerd (kennis, houding, inzicht…..), wat er in feite aan het portfolio zou kunnen worden toegevoegd.* Van nog groter belang is dat de leerling verwoord waar aanpassingen nodig zijn, in werkwijze maar ook in gedrag (beroepshouding). Kent de leerling zichzelf?* Hebben de resultaten tot een andere aanpak van schoolwerk geleid, wordt er huiswerk gemaakt? (overigens een aanrader omdat de blokken Bedr Adm omvangrijk zijn!)* Hoe was de reactie van de ouders op de informatie-avond?Vooruitlopend op POP gesprekken:* Waar zou de leerling aandacht aan willen schenken omdat dit aandacht vergt of juist een sterke kant van de leerling is.Studiepunten:2 studiepunten zijn er verdiend. Enkele leerlingen zijn al op pad geweest. Het is van belang om per periode toch minstens 1 studiepunt te behalen met een buitenschoolse prestatie.* Heeft de leerling al een idee wat hij of zij gaat doen?- motiveer tot het plannen van een activiteit in deze periode!RapportageEen voortgangsgesprek wordt niet beoordeeld, alleen de datum geregistreerd op het rapportageformulier van de leerling.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 25 van 33

Trajectbegeleiding4

- Voortgangsgesprek

In de weken 7, 8, 9 of in de bufferweek van de tweede periode is het tijd voor het volgende (4e) voortgangsgesprek met de leerling.InstrumentenVoor het voeren van dit gesprek is het prettig dat de leerling bij zich heeft:

- voortgangskaart BOX 2, @Workboek, ordner @Work en evt. simulatie- portfolio

Zelf zorg je voor:- presentielijst overzicht % absentie

Onderwerpen van gesprek:1 VoortgangDe leerling heeft de tweede periode (bijna) afgerond. Er kan een vergelijk worden gemaakt tussen de eerste periode en de tweede.- Wat heeft de leerling anders gedaan?- Hoe is dat bevallen?- Wat is er nog niet naar wens verlopen?- Wat kan hieraan gedaan worden?2 Inzage in het materiaal:- Is alles af, ingevuld en ordelijk opgeruimd (LAAT DE LEERLING ZIJN MATERIAAL TONEN EN TOELICHTEN!!!!!) Informatie verstrekken behoort tot de competenties van een BHM-er.3 PortfolioHet portfolio moet vorm krijgen. Voorblad is ingevuld en de eerste stukken zijn verzameld. Laat ook hier de leerling zijn/haar zegje doen. Aansporen om ontbrekende stukken toe te voegen (bewijsmaterialen uit het verleden).

4 StudiepuntenWelke ideeën of acties zijn er bij de leerling voor het behalen van studiepunten. Als hier nog geen voortgang is geboekt, dan in overleg met de leerling bepalen wat zij of hij zou kunnen gaan doen. Maak dit SMART (afspraken maken op tijd die uitgevoerd moeten gaan worden)Inzet Open Dag is nog steeds een mogelijkheid.5 PresentieNeem de presentie / absentielijst door met de cursist en informeer of er verlof of betermeldingskaarten zijn ingeleverd. Zo nee, dan hier in de toekomst rekening mee houden.Notitie op RapportageEen voortgangsgesprek wordt niet beoordeeld, alleen de datum geregistreerd op het rapportageformulier van de leerling.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 26 van 33

Herinnering:Voortgangsgesprekken zijn gericht op het volgen van de kwaliteit en kwantiteit van het door de leerling gemaakte werk. Het is belangrijk de vorderingen en het tempo waarin de leerling de leerstof verwerkt in de gaten te houden. De trajectbegeleider ontvangt informatie via o.a. de voortgangskaarten die worden bijgehouden door de leerling en de vakdocent. Ook het gesprek zelf zal de nodige informatie opleveren, waardoor een beeld wordt verkregen van de voortgang van de leerling. Tevens kunnen de presentielijsten van belang zijn voor het beoordelen van de vorderingen van de leerling. Voortgangsgeprekken zullen regelmatig informeel plaats vinden tijdens de uren waarin zelfstandig wordt gewerkt. Per periode worden minimaal 2 (formele) voortgangsgesprekken gehouden op uitnodiging van de trajectbegeleider. Het eerste gesprek zal in week 3, 4 of 5 plaats vinden. Het tweede gesprek vindt aan het einde van de periode plaats of in de bufferweek. Blijkt tijdens het eerste gesprek dat de leerling achterstand heeft opgelopen, dan worden er duidelijke afspraken gemaakt om deze achterstand in te halen. Een extra voortgangsgesprek is nodig om te beoordelen of de leerling de gemaakte afspraken na is gekomen.

Beoordeling:De trajectbegeleider noteert de data van de twee gehouden gesprekken op de cijferlijst.Eventuele afspraken worden opgenomen in het begeleidingsdossier.

Trajectbegeleiding5

- Voortgangsgesprek

We zijn in de derde periode aanbeland. Tijd voor het 5e en 6e gesprek met onze leerlingen.Het vijfde gesprek heeft een andere aanpak:

Een groepsgesprek met jouw leerlingen tegelijk:3 vliegen in 1 klap:- tijdwinst;- leerlingen horen en leren van elkaar;- mogelijkheid tot introductie POP en PAP gesprekken.

Probleem is bij het groepsgesprek natuurlijk het beoordelen van de individuele voortgang. Laat iedere leerlingen in ieder geval 1 actiepunt benoemen (bij voorkeur ter plekke opschrijven en bij jou inleveren) waar hij of zij de komende weken aandacht aan gaat schenken. Dit geeft de mogelijkheid om hier in een volgend gesprek op terug te komen.Noteer het actiepunt in het voortgangsdossier van de betreffende leerling.De groep bij elkaar.Vraag of ze de ordner, voortgangskaart en portfolio map meebrengenDe volgende vragen kunnen worden voorgelegd:

- Hoe ervaren je de werkdruk in deze periode?- Wat doe je eraan om overzicht te houden over het werk wat moet

gebeuren?- Hoeveel tijd besteed je thuis aan schoolwerk?’- Wat zou je zoal thuis kunnen doen voor school?- Hoe ga je met je ordner om?- Wat heb je tot nu toe met je portfolio gedaan?- Welke voor- en nadelen kom je bij het samenwerken in projecten tegen?- Wat zou je graag veranderd willen zien aan de organisatie van dit

moment?

Door met elkaar over deze onderwerpen te praten en ook de stillere leerlingen erbij te betrekken, krijgen de leerlingen ook een beeld van hoe anderen met de school omgaan. Voor ons als trajectbegeleider ontvangen we signalen hoe er tegen schoolwerk aan gekeken wordt.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 27 van 33

Besluit het gesprek door iedere leerling een aandachtspunt voor zichzelf op te schrijven. Dit evt. in de groep te laten voorlezen en in te leveren, zodat je het uitgesproken punt kunt verwerken in het dossier van de leerling.POP en PAPTijd om aandacht te schenken aan het POP/PAP formulier.Leg uit wat POP en PAP inhoudt.Neem het formulier grof door.NB. In eerste instantie wordt er met dit stuk gewerkt aan algemene competenties.

In leerjaar twee, nog voor de BPV wordt gestart de beroepscompetenties.Spreek een moment of dat de leerling dit document t/m blz.10 (A1 = eerste smart opdrachten moet hebben ingevuld). A2 en A3 krijgen aandacht in verloop periode 4!VOOR GESPREK 6 (VOORSTEL IN DE BUFFERWEEK?!)

Trajectbegeleiding6

- POP-gesprekPOP PAP gesprek in bufferweek aan de hand van ingevuld POP-formulier.

Trajectbegeleiding7

- voortgang / POP gesprek

Evaluatie en nieuwe planIn of ronde de bufferweek 3 heb je met de leerlingen een POP PAP gesprek gevoerd.Nu we een maand verder zijn is het goed om het persoonlijk activiteiten plan dat tijdens dat gesprek is opgesteld te evalueren.Tevens kan er een tweede (en derde) PAP worden opgesteld dat nog voor de zomervakantie opgepakt kan worden.

UitnodigenNodig de leerlingen enkele dagen vooraf uit voor dit gesprek en vraag hun het eerste PAP te evalueren op blz. 11 en een tweede (en derde) actieplan uit te werken op blz. 13

POP PAP tijdens BPVAan het eind van de vierde periode vindt een afrondend gesprek plaats v.w.b. het Algemeen gedeelte POP/PAP. Direct na de zomervakantie zal de leerlingen zich moeten gaan oriënteren op beroepsvaardigheden. Kaart dit nu al vast aan!

VoortgangsgesprekNaast het evalueren en bespreken van de persoonlijke actieplannen zal het ook nuttig zijn om de voortgang te bewaken.

Bespreek met de leerling:- De resultaten van box 3; zijn er nog cijfers lager dan een 4,0 of cijfers

onvoldoende die voldoende moeten zijn; ontbreken er nog cijfers.

- Stel een inhaalplan op voor de leerling als er cijfers nog niet in orde zijn; Nog voor bufferweek 4 komt er een inhaal ronde.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 28 van 33

- De leerling moet toch minimaal 5 studiepunten hebben verzameld gedurende het eerste jaar; er volgt nog een projectpresentatie in bufferweek 4 voor een studiepunt. Heeft de leerling nog geen eigen studiepunt gehaald, dan moet er nodig actie ondernomen worden. Aanvraagformulieren liggen in de blauwe stapelbakjes in onze werkruimte.

- Evt. kort ingaan DUO-stage gedurende het tweede leerjaar.

- ……………..en wat je verder nog bespreekbaar wilt maken.

Trajectbegeleiding8

- voortgang / POP gesprek

Er rest volgens onze planning nog een 8e gesprek.Het accent lag de laatste periode op de POP en PAP gesprekken. Dit was hard nodig, want de BPV-periode wordt gekenmerkt door POP’s en PAP’s. Goed dus om hiermee vertrouwd te zijn geraakt.

Punten van gesprek: Het achtste gesprek kan een afronding zijn van de algemene persoonlijke

activiteiten plannen. Vooruit blik op BPV waarvoor in de eerste schoolweek (voor aanvang BPV) 5! PAP’s

moeten worden opgesteld, waar 11 weken aan gewerkt gaat worden. Er kan teruggeblikt worden op 1e leerjaar, waarin gevraagd wordt naar waarin de

leerling vindt dat hij/zij is veranderd, maar belangrijker nog waaraan gewerkt moet worden.

Je kunt kort ingaan op het (vermoedelijke) advies wat op de “ouderavond” gegeven gaat worden en wat daar de consequenties van zijn.

Verder zullen de punten van gesprek sterk afhangen van de voorgaande informatie die je hebt verzameld over deze leerling gedurende het eerste jaar.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 29 van 33

Bijlage 2 Formulier voortgangsgesprekken

Formulier "Voortgangsgesprek".

Dit formulier is bestemd om continuïteit in voortgangsgesprekken te bewerkstelligen.Iedere maand (?)/ 8 weken wordt een gesprek(je) gehouden.Aan het eind van het gesprek, ontvangt de leerling een nieuw afspraakformulier met tijd en datum voor het volgende gesprek. Op deze kaart houdt de leerling de gevraagde gegevens bij. Gebeurt dat niet, dan is er meteen een gespreksonderwerp. Gebeurt het wel, dan geeft dat inhoud voor het voortgangsgesprek.

Op het formulier staan tevens de mogelijkheden voor de cursist om de trajectbegeleider persoonlijk te bereiken. (Tel school, privé, E-mail)*

Het ingevulde formulier neem je in, gebruik je voor aantekeningen tijdens het gesprek en voeg je uiteindelijk toe aan het dossier van de leerling.

Op deze manier bouwt de leerling zijn eigen leerling dossier op!

NB. voordelen van dit formulier!* Leerling legt zelf zaken vast. Doe ie dat niet, dan zegt dat ook iets over zijn/haar administratieve vaardigheden. * Evt. resultaten bereiken je eerder dan pas op het moment van cijferbesprekingen.* De leerling krijgt vooraf gelegenheid om na te denken over zaken waarover hij/zij wil spreken.* De verantwoordelijkheid rond absentie komt mede bij de cursist te liggen, wat mogelijk bijdraagt tot beperking van absentie. Controle hebben wij middels de presentielijsten

* voor zover je dat kwijt wilt.

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 30 van 33

Afspraak voortgangsgesprek Naam:Klas:

Het volgend gesprek vindt plaats op …………………….…………-dag dd.

……………………………………. ,

om ……………………….. uur, in ruimte ……………………..…..…

Wil je de komende weken de onderstaande gegevens bijhouden en in vullen, zodat we aanknopingspunten hebben voor het voortgangsgesprek. Zorg ervoor dat je deze kaart tijdens het volgende gesprek bij je hebt. Heb je vragen of andere zaken, dan kom je eerder langs. Ben je verhinderd: breng me tijdig op de hoogte en maak een nieuwe afspraak!

………………………………..… ………………………………….. (tel.school)………………………………….. (tel.privé)………………………………….. (mij e-mailladres)

Resultaten In de afgelopen periode heb ik de volgende resultaten behaald:

Datum Resultaat Onderdeel Docent Opmerking:

OnderwerpenHet voortgangsgesprek geeft jou de ruimte om over allerlei onderwerpen te spreken, waar je normaal gesproken nauwelijks aan toe komt. Misschien helpt de onderstaande lijst met items je om aan te geven waar je "mee zit". Staat jouw aandachtspunt er niet bij, schroom niet om het in te vullen op de ………. onderaan de lijst.

Kruis 1 of meerdere items aan!O rooster O studievoortgangO sfeer in de klas O begeleidingO docent(en) O studie / beroepskeuzeO schoolklimaat O BPV (BeroepsPraktijkVorming)O schoolorganisatie O ……………………………………..O privé O ……………………………………..

Z.O.Z

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 31 van 33

Gemiste lessenNoteer op dit blad iedere les aan die je mist. Indien de reden van een gemiste les, lesuitval is, geef je dat aan in de kolom "Reden absentie".

Datum Gemiste uren Vak volgens rooster Reden absentie

Totaal gemiste lessen:

Deze lijst moet corresponderen met de presentielijst die tijdens de lessen getekend wordt.

Vragen en OpmerkingenHeb je nog vragen of opmerkingen, dan kun je hiervoor de onderstaande ruimte gebruiken:

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 32 van 33

Bijlage 3 Competentie-ontwikkeling

Met het uitvoeren van dit praktijkonderzoek doe ik een beroep op onderstaande competenties en indicatoren:

Pedagogische competentie- Ik lever een actieve bijdrage aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke pedagogische

visie en pedagogisch beleid binnen de eigen onderwijsinstelling, breng (verbeter)voorstellen- Ik toon analytisch vermogen, combineer op beargumenteerde wijze inzichten uit verschillende

theorieën, onderzoeken en de praktijk en vertaal deze naar concrete mogelijkheden voor onderwijsontwikkeling binnen de eigen onderwijsinstelling

Didactische competentie- Ik stel me constructief kritisch op t.o.v. de effectiviteit en kwaliteit van het bestaande onderwijs

en t.o.v. onderwijsontwikkelingen (zowel nationaal als internationaal), overzie de didactische consequenties van ontwikkelingen en kan voor- en nadelen van verschillende benaderingen/werkwijzen benoemen en onderbouwen

Organisatorische competentie- Ik erken het belang van verschillende relevante elementen van het schoolsysteem (bijv

cultuur, interne organisatie en structuur, de politiek-maatschappelijke omgeving, beschikbare wetenschappelijke kennis, persoonlijke belangen etc.) bij veranderingsprocessen, houdt hier bij de ontwikkeling van het onderwijs expliciet rekening mee om te komen tot haalbare en realistische onderwijsontwikkelingen

- Ik toon verantwoordelijkheidsbesef, verantwoord bij de opzet en uitvoering van projecten de gemaakte keuzes, behaalde resultaten en ingezette middelen

Omgevingscompetentie- Ik volg relevante actuele (nationale en internationale) onderwijsontwikkelingen en kan deze

plaatsen in een bredere maatschappelijke en politieke context, vertaal ontwikkelingen naar consequenties voor de eigen onderwijsinstelling

- Ik participeer in (landelijke/regionale) onderwijsinnovaties

Reflectie- en onderzoekscompetentie- Ik demonstreer continu een onderzoekende houding, stel relevante, kritische vragen bij

onderwijsontwikkelingen en de onderwijspraktijk, durf te experimenteren en weeg mogelijke voor- en nadelen van diverse werkwijzen systematisch tegen elkaar af

- Ik formuleer relevante, heldere, richtinggevende en duidelijk afgebakende probleemstellingen voor praktijkgericht onderzoek, werk deze uit in een consistente onderzoeksopzet en kies daarin beargumenteerd en gemotiveerd voor methoden en technieken van onderzoek

- Ik analyseer en interpreteer de onderzoeksresultaten en kan deze in een bredere (onderzoeks)traditie plaatsen, verbindt de resultaten van onderzoek met bevindingen uit ander (nationaal en internationaal) onderzoek uit verschillende disciplines en formuleer conclusies

- Ik verbind onderzoeksresultaten aan de onderwijspraktijk, gebruik onderzoeksresultaten om onderwijsontwikkeling te stimuleren, verspreid resultaten van onderzoek (rapportages, presentaties, enz.) en kan expliciet voorbeelden van hierop gerichte kennisdeling aantonen

- Ik speel een leidende of coördinerende rol bij de totstandkoming en/of uitvoering van onderwijsprojecten

LA5 Praktijkgericht onderzoek Pieter Mijnster 0865659 Pagina 33 van 33