Praktijkonderzoek · Dit praktijkonderzoek heb ik uitgevoerd voor mijn masterstudie Nederlands bij...
Transcript of Praktijkonderzoek · Dit praktijkonderzoek heb ik uitgevoerd voor mijn masterstudie Nederlands bij...
Praktijkonderzoek
naar een verbeterde motivatie van havo 4-leerlingen
voor het oefenen van hun leesvaardigheid
met behulp van www.leukerlezen.nl
Student: Tineke van Schoonhoven
Studentnummer: 15216394
Studie: Lerarenopleidingen Archimedes
Master Nederlands Hogeschool Utrecht
Studiecode oar-mondpr-13
Studiejaar 2014/2015
Begeleider: Johanna van der Borden
Werkgroep: Leesvaardigheid
Voorwoord
Dit praktijkonderzoek heb ik uitgevoerd voor mijn masterstudie Nederlands bij de
faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht. Het onderwerp is de
leesvaardigheid van havoleerlingen in de bovenbouw. Het onderzoek is tot stand
gekomen met medewerking van mijn collega-docenten Nederlands, mijn
afdelingsleidster Sietske Erich, stichting U-Mind, mijn begeleidster van de HU:
Johanna van der Borden en de leerlingen uit H4b van De Breul: Abdelkalim,
Annebelle, Anouk, Bernard, Boubker, Chaima, Christel, Dianne, Efe, Floor, Laura,
Lotte, Imane, Imre, Jeroen, Michelle, Nanette, Noura, Olivier N, Olivier P.,
Paulien, Sander, Siebe, Sophie, Stijn, Tamannoh, Tuur en Zhangwe
Tineke van Schoonhoven
Wijk bij Duurstede, 8 mei 2015
Samenvatting
In dit ontwerponderzoek heeft de vraag centraal gestaan of de website
www.leukerlezen.nl een positief effect kan hebben op de motivatie van havo 4-
leerlingen voor het oefenen van hun leesvaardigheid. De hoofdvraag van dit
onderzoek luidde:
Wat zijn de kenmerken van de website www.leukerlezen.nl die bevordert dat
havo 4-leerlingen inzicht krijgen in de eigen leesontwikkeling en gemotiveerd
raken voor hun leestaken? (zodat de leesvaardigheid verbetert.)
Voorafgaand aan de interventie is een analyse gemaakt van het
motivatieprobleem van havo 4-leerlingen voor begrijpend lezen. Daaruit bleek
dat leerlingen de huidige question-asking methode erg saai vinden en dat zij
behoefte hebben aan succeservaringen, activering en autonomie. Hieruit
ontstond het idee voor een activerende lessenserie. Verdere verdieping in de
theorie leverde op dat ICT en gepersonaliseerd onderwijs een sterk motiverend
effect hebben op leerlingen. Daaruit ontstond het idee om een website te
ontwerpen met activerende leeslessen en een gevarieerd aanbod van materiaal
voor leesvaardigheid. Dat concept is de interventie van dit onderzoek geworden.
Onderzoeksopzet, conclusie en aanbevelingen
Volgens dit vernieuwde concept is een periode lang lesgegeven aan klas H4b,
waarbij intensief gebruik gemaakt werd van de website. Het beoogde effect was
een verbeterde motivatie voor leesvaardigheid van de havo 4-leerling. Door
middel van lesobservaties, enquêtes en reflectieanalyses is onderzocht hoe
leerlingen hierop reageerden.
De conclusie is dat de website www.leukerlezen.nl in combinatie met activerende
leeslessen een positief effect heeft. Het verdient aanbeveling om dit concept (van
activerende leeslessen en gepersonaliseerd onderwijs) te continueren en
intensiveren, eventueel al havo 3. Vervolgonderzoek kan aantonen of de toetsen
afgestemd moeten worden op dit concept.
Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding .............................................................................................................................. 1
Hoofdstuk 2 Theoretisch kader ............................................................................................................... 3
2.1 Beantwoording van de onderzoeksvraag vanuit de theorie. .................................................. 3
2.2 Verantwoording van de keuzes m.b.v. CIMO logica................................................................ 6
2.2.1 Gewenste uitkomst van het onderzoek .............................................................................. 6
2.2.2 Wat werkt richting de gewenste uitkomst, volgens de theorie? ........................................ 6
2.2.3 Effect van interventierichting: ontwerpcriteria, mechanismen en variabelen ................... 7
2.2.4 Vormgeving van de interventie ........................................................................................... 8
2.2.5 Praktische en inhoudelijke ontwerpeisen voor de interventie ........................................... 8
2.3 Conclusie met terugkoppeling ................................................................................................. 9
Hoofdstuk 3 De methode ...................................................................................................................... 10
3.1 De opzet: soort onderzoek, onderzoeksgroep, respons en representativiteit ..................... 10
3.2 Dataverzameling en data-analyse ......................................................................................... 12
Hoofdstuk 4 Resultaten ......................................................................................................................... 16
4.1 Deelvraag 1: succeservaring ........................................................................................................ 16
4.1.1 Resultaten uit de enquête ................................................................................................. 16
4.1.2 Resultaten uit de reflectieanalyse ..................................................................................... 17
4.2 Deelvraag 2: meedoen in de les .................................................................................................. 18
4.2.1 Enquête ............................................................................................................................. 18
4.2.2 Reflectieanalyse ................................................................................................................. 20
4.2.3 De lesobservatie ................................................................................................................ 20
4.3 Deelvraag 3: autonomie .............................................................................................................. 21
4.3.1 Enquête ............................................................................................................................. 21
4.3.2 Reflectieanalyse ................................................................................................................. 22
4.3.3 Analyse van de website ..................................................................................................... 22
Hoofdstuk 5 Conclusie en discussie....................................................................................................... 23
Literatuurlijst ......................................................................................................................................... 27
Bijlage 1 Handleiding voor de docent ................................................................................................... 29
Bijlage 2 Schema van operationaliseren en triangulatie ....................................................................... 32
Bijlage 3 Observatiemodel en uitkomsten ............................................................................................ 33
Bijlage 4 Uitkomsten van reflectieanalyse ............................................................................................ 34
Reflectie 1 Voorspellen en markeren ................................................................................................ 34
Reflectie 2 Kernzinnen markeren ..................................................................................................... 38
Bijlage 5 Enquête: vragen en resultaten ............................................................................................... 42
Bijlage 6 Reflectiemodel en resultaat.................................................................................................... 55
Bijlage 7 Onderzoeksresultaten Archeweb ........................................................................................... 57
Bijlage 8 Onderzoeksresultaten uit de enquête .................................................................................. 58
Bijlage 9 Leerlingenboekje .................................................................................................................... 59
1
Hoofdstuk 1 Inleiding
Als docent Nederlands werk ik (onderzoekster) op KSG De Breul: een
scholengemeenschap in Zeist met een VMBO-TL, een havo, een VWO en een
gymnasium. De school heeft zo’n 1600 leerlingen. Mijn sectie Nederlands bestaat
uit twaalf docenten. Ik ben kernteamlid van de havo-onderbouw, mentor van
havo 3 en ik geef Nederlands aan havo 1 t/m 5.
Het leesvaardigheidsonderwijs op deze school verdient aandacht. Het gemiddelde
van het CE Nederlands ligt bij havoleerlingen iets onder het landelijk gemiddelde:
6 en 6.2 in respectievelijk 2013 en 2014. (Vensters voor verantwoording, 2014).
Bovendien ervaren docenten Nederlands weinig tot geen motivatie van leerlingen
voor het oefenen van hun leesvaardigheid. Zij vragen zich af wat een positief
effect kan hebben op de motivatie en hoe daar vorm aan gegeven kan worden.
Voor een antwoord op deze vraag is een eerste praktijkverkenning gedaan in het
schooljaar 2013/2014. Aan teamleiders, havo 4-leerlingen en docenten zijn
vragen gesteld over leesmotivatie, lesaanpak, resultaten en verbeterwensen.
De uitkomsten van de praktijkverkenning
Docenten gaven aan moeite te hebben met de geringe motivatie van leerlingen:
“Ik moet ze steeds enthousiasmeren, aanmoedigen en ook vaker ingrijpen en
corrigeren. Daar word ik zo moe van.” zegt een docent Nederlands, (Van
Schoonhoven, 2014). De geringe leesmotivatie is niet uniek voor leerlingen van
De Breul: onderzoek van Pisa (Gill, 2009) laat zien dat jonge adolescenten
wereldwijd een negatieve houding hebben ten opzichte van leeslessen: ze vinden
lezen saai. Dit wordt bevestigd door onderzoek onder schoolleiders van 46
scholen die havo 4-leerlingen typeren als leerlingen met een kleine
concentratieboog en geringe motivatie, (Vermaas & Van der Linden, 2007).
Afdelingsleiders gaven in een interview te kennen dat het onderwijs op De Breul
meer leerlinggericht moest worden met meer gevarieerde en activerende
werkvormen. (Van Schoonhoven, 2014). Leerlingen deelden deze behoefte. Zij
scoorden hoog op de variabele ‘samenwerkend leren’. Ook in de theorie worden
leerlinggerichte leeslessen en samenwerkend leren gezien als een sleutel tot
succes. Bonset (2008) benadrukt het motiverend effect dat uitgaat van beide
elementen. Opmerkelijk in de praktijkverkenning was dat onderzochte docenten
overwegend traditioneel (frontaal) lesgaven en dat zij leestaken bij voorkeur in
stilte uit lieten voeren. Leerlingen (Van Schoonhoven 2014) ervaren dat niet als
uitdagend. Activerende didactieken die in de theorie als succesvol worden gezien
(Kamalski e.a. 2005), zoals observerend hardop-lezen en sorteertaken, lijken
geen deel uit te maken van de leesvaardigheidslessen. Ook werd weinig tot niet
gereflecteerd op het leesproces, terwijl dat volgens de eindtermen wel zou
moeten.
2
De praktijk- en theorieverkenning heeft geleid tot de vraag welke succesvol
bevonden didactieken op welke wijze geïntroduceerd zouden kunnen worden om
leerlingen te motiveren voor het oefenen van hun leesvaardigheid.
Het doel van het onderzoek
Het onderzoek richtte zich primair op de middelen en de didactiek van het
leesvaardigheidsonderwijs. Wat voldeed aan de kenmerken van goed
leesvaardigheidsonderwijs, (zie hoofdstuk 2) is geselecteerd en verwerkt in een
activerende lessenserie. Samen met de website www.leukerlezen.nl. is het een
interventie geworden waarin activerende leeslessen en gepersonaliseerd leren
hand in hand gaan. Het beoogde effect is een verbeterde motivatie van
leerlingen voor hun leestaken.
Onderzoeksvraag, deelvragen en interventie
De volgende onderzoeksvraag geformuleerd:
Wat zijn de kenmerken van de website www.leukerlezen.nl die bevordert dat
havo 4-leerlingen inzicht krijgen in de eigen leesontwikkeling en gemotiveerd
raken voor hun leestaken? (*zodat de leesmotivatie verbetert.)
Deelvragen
1. Wat zijn de criteria van de materialen (opdrachten, teksten en
werkvormen) op de website “leukerlezen.nl” die het effect hebben op
leerlingen, dat zij succes ervaren bij de uitvoering van de leestaken.
2. Welke materialen (opdrachten, teksten en werkvormen) op de website
“leukerlezen.nl” hebben het effect op leerlingen, dat zij actief meedoen in
de les en hun leesvaardigheid trainen?
3. In welke mate kan de leerling met behulp van de website
“www.leukerlezen.nl” autonomie krijgen op het eigen leesproces?
*Het uiteindelijk doel is dat de leesvaardigheid van leerlingen verbetert, maar dat kan in dit korte
onderzoek niet worden aangetoond. Daarom staat dit uiteindelijk doel tussen haakjes.
3
Hoofdstuk 2 Theoretisch kader
In dit hoofdstuk zal ik de onderzoeksvraag vanuit de theorie beantwoorden.
Vervolgens verantwoord ik mijn keuzes voor de interventie. Ik doe dit met
behulp van de CIMO logica. Tot slot trek ik in dit hoofdstuk een conclusie en
maak ik een terugkoppeling naar de onderzoeksvraag.
2.1 Beantwoording van de onderzoeksvraag vanuit de theorie. Ik heb onderzoek gedaan naar de volgende sleutelbegrippen uit de hoofdvraag:
leesvaardigheid, motivatie van de havo 4-leerling, kenmerken van goed
leesonderwijs en leesontwikkeling.
Leesvaardigheid
Lezen is een belangrijk onderdeel van het schoolvak Nederlands. Bonset (2008)
stelt dat goed kunnen lezen een noodzakelijke voorwaarde is voor het adequaat
functioneren op school en in de samenleving. Leesvaardigheid wordt vanuit twee
visies benaderd. Bonset (2008) noemt de functioneel communicatieve visie ofwel
het begrijpen van zakelijke teksten. In deze visie leren leerlingen teksten te
beoordelen op tekstsoort, tekstdoel, leespubliek en tekstopbouw en toegepaste
leesstrategieën. De tweede visie, de literair/fictionele visie, wordt vanwege de
grootte van dit onderzoek verder beschouwing gelaten.
Drie representatieniveaus
Noordam en Maes (In Braet 2000, p.29-60) stellen dat lezen een complexe taak
is: in luttele seconden doorloopt de lezer allerlei processen op verschillende
niveaus, waarmee de lezer zich een representatie vormt van de informatie van
de tekst. Er worden drie representatieniveaus onderscheiden: de
oppervlakterepresentatie waarbij letterlijk moet worden weergegeven wat in de
tekst staat. De propositionele representatie waarbij betekenis aan zinnen wordt
gegeven en de mentale representatie waarbij samenhang in de tekst op basis
van wereldkennis wordt geïnfereerd. Om vast te stellen hoe goed een leerling
een tekst begrijpt, wordt dit mentale representatieniveau gemeten. Kamalski en
Lentz (2005) concluderen dat het meten daarvan moeilijk is. Zij onderzochten
onder 400 VWO leerlingen vier beoordelingsmethoden, waaronder de traditionele
question-askingmethode en de sorteertaakmethode. Sorteertaken scoren in hun
onderzoek aanmerkelijk beter op betrouwbaarheid en validiteit dan de question-
asking examenvragen. Dat is opmerkelijk, want het examen is geheel volgens de
question-asking methode opgezet; oefenexamens en leesvaardigheidstoetsen
dus ook. Ook onderzoeken van Braaksma (2007) en Vermeij (2011) tonen aan
dat alternatieve opdrachten zoals modeling en sorteertaakoefeningen succesvol
zijn. Toch hanteren veel docenten de question-askingmethode, omdat die deel
4
uitmaakt van de schoolmethoden, maar veel havo 4-leerlingen zijn weinig
gemotiveerd voor deze methode.
De motivatie van de havo 4-leerling
In de theorie wordt de motivatie van leerlingen veel besproken. Het meest
gemotiveerd raken leerlingen voor hun leertaken als zij die taken zinvol,
uitvoerbaar en helder vinden, (Marzano & Miedema, 2011, p. 42). Leerlingen zijn
meer gemotiveerd om te presteren, naarmate zij het nut inzien van wat zij
moeten doen. Uiteindelijk gaat het erom dat de leerling zelf regulatieve
vaardigheden ontwikkelt die nodig zijn om zich verantwoordelijk te voelen voor
het eigen leerproces (Marzano & Miedema, 2011, p. 30). De aanname is,
(Oostdam e.a., 2007) dat zelfregulatie heel bewust plaatsvindt als de leerling
intrinsiek gemotiveerd is, hetgeen leidt tot leren van hoge kwaliteit. Het is de
bewustwording die tot betere resultaten kan leiden. Veel leerlingen zijn echter
niet intrinsiek gemotiveerd, al helemaal niet voor leesvaardigheid, (Bakker,
2012). Volgens Crone (2008) is dat deels te verklaren met de voor deze
leerftijdsgroep typerende belangstelling voor niet-schoolse zaken, als
vriendschappen en verliefdheid
Groot kwantitatief onderzoek van Vermaas e.a. (2007) onder 43 scholen naar de
motivatie van havo 4-leerlingen typeert de havo 4-leerling als volgt: de havo 4-
leerling heeft een korte concentratieboog, is gevoelig voor groepswerking,
intelligent, creatief, actief, sociaal, gericht op de korte termijn en gevoelig voor
complimenten. Als er een hoog cijfer te halen valt, wil deze leerling hard werken.
Crone (2008) bevestigt dat elke vorm van positieve feedback bij deze
leeftijdsgroep effectief is. Maar wanneer de kans op een goed cijfer klein is,
neemt de motivatie van de leerling af. De teksten in de tweede fase zijn lang en
complex, waardoor de kans op succes afneemt. Dit zou een verklaring kunnen
zijn voor de gebrekkige motivatie. Ten slotte willen havo 4-leerlingen echt
communiceren. Zij discussiëren graag over betekenisvolle en actuele
onderwerpen, ze raken gemotiveerd als hun mening telt, (Delfos (2014).
Kenmerken van goed leesonderwijs
Nadruk op het leesproces: een vorm van gepersonaliseerd leren
Met de nieuwe eindtermen in 2007 is er meer aandacht gekomen voor het gehele
proces van lezen. Voorkennis ophalen, strategiebepaling, verbanden zoeken,
feedback en reflectie zijn daarin dé sleutelwoorden. De Boer (2002) benadrukt
dat leerlingen door te reflecteren inzicht krijgen in de effectiviteit van hun eigen
strategie, ze moeten hun eigen aanpak leren kiezen. Dit proces van feedback en
reflectie verloopt moeizaam, (Ekens, 2007) en moet beter inzichtelijk gemaakt
worden. Veel leerlingen passen de strategieën nog altijd niet toe en begrijpen
5
dus het effect niet van leesstrategieën. Tegenwoordig, anno 2015, bieden
methoden digitaal modellen aan voor feedback, beoordeling en reflectie. Deze
modellen kunnen door leerlingen op ieder gewenst moment ingevuld worden.
Samen met de digitale interactieve opdrachten lijken de methoden een stap te
hebben gezet richting gepersonaliseerd onderwijs.
Gepersonaliseerd leren is op dit moment sterk in opkomst. In Nederland werken
enkele scholen volgens dit principe. Onderzoek (Marquenie e.a., 2014) laat zien
dat gepersonaliseerd onderwijs een grote kans van slagen heeft, hoewel niet is
aangetoond dat de cijfers van leerlingen daardoor hoger worden. In
gepersonaliseerd onderwijs hebben leerlingen hun eigen computer en
beantwoorden zij vragen door zelf op zoek te gaan in de digitale wereld. De
docent is hierbij meer coachend, dan sturend. De VO raad stimuleert
gepersonaliseerd onderwijs, omdat er vanuit de samenleving steeds meer
behoefte lijkt te zijn aan onderwijs op maat. ICT is niet meer weg te denken uit
het onderwijs.
Gepersonaliseerd onderwijs zorgt voor een verschuiving van docentgestuurde
lessen naar meer leerlinggerichte lessen. Onderzoek van Vermaas (2007) laat
zien dat havo 4-leerlingen grote waardering hebben voor leerlinggericht
onderwijs. Marquenie e.a. (2014) stellen dat leerlingen de eigen route willen
bepalen om een doel te kunnen halen waardoor zij meer autonomie krijgen voor
het eigen leer- en leesproces.
De beste aanpak: activerende didactiek
De beste aanpak van leeslessen is gelegen in een aanbod van gevarieerde
activerende didactieken, (Ekens 2007), waarbij samenwerkend leren gezien moet
worden als een activerende werkvorm, dit in tegenstelling tot het zelfstandig
leren. Door samenwerking leren leerlingen van elkaar. Oostdam e.a. (2007)
verwijzen naar onderzoek van Van der Linden, e.a. in 2000. Daaruit blijkt dat
samenwerkend leren de intrinsieke motivatie van leerlingen stimuleert, omdat
deze werkvorm leerlingen in staat stelt alle beschikbare competenties
constructief in te zetten in complexe leerprocessen, zoals bijvoorbeeld het
begrijpend leren lezen.
Over teksten praten heeft een sterk motiverend effect. Ravesloot e.a. (2013)
vinden dat docenten meer met de teksten uit de methode moeten doen: er meer
over praten en er meer over laten zien. In het leesvaardigheidsoverleg van de
SLO en de HU waar ik in 2014 kort aan deelnam, werd nog eens benadrukt dat
verbetering van het leesonderwijs een totaal pakket van aanpassingen behoeft.
Dat pleit voor bijvoorbeeld een uitbreiding van leestaken met kijk- en
luistertaken. Ook Vermaas e.a. (2007) laten zien dat leerlingen waardering
hebben voor het ophalen van voorkennis met behulp van beeld- en
geluidsfragmenten.
De question-askingmethode kan een activerend effect hebben als leerlingen
6
samen over de opdracht mogen praten. Volgens Bonset (2008) is het zinvol om
deze opdrachten in eerste instantie tijdens het oefenen achterwege te houden.
Leerlingen raken beter geconcentreerd op hun leestaken als zij eerst de tekst
markeren. En (Kamalski, e.a., 2005) zij leren beter verbanden te leggen als zij
bijvoorbeeld sorteertaken mogen toepassen. Vermeij (2011) ontdekte dat
leerlingen graag sorteertaken uitvoeren omdat het leuk is, ze hebben het gevoel
dat ze er weinig fouten mee kunnen maken. Dat motiveert.
Een andere, veel onderzochte activerende didactiek is het observeren van hardop
denkend lezen. In deze aanpak, ook wel modeling genoemd, doet de docent of
een leerling voor hoe je het lezen van een tekst aanpakt door hardop denkend te
lezen. Andere leerlingen observeren dit proces en geven feedback. Deze
didactiek stimuleert de zelfregulatieve vaardigheden, (Oostdam 2007) waardoor
de leerling intrinsiek gemotiveerd raakt. Bandura, (1986) benadrukt het
motiverende effect en constateert dat een leerling die ziet dat iemand een
leestaak goed uitvoert, zelfvertrouwen krijgt.
Bimmel en Van Schooten (2004) adviseren deze werkvorm vooral in duo’s te
laten plaatsvinden, zodat de feedback één op één gegeven kan worden.
2.2 Verantwoording van de keuzes m.b.v. CIMO logica
2.2.1 Gewenste uitkomst van het onderzoek Omdat geringe motivatie van leerlingen zijn weerslag heeft op de docent en op
de kwaliteit van de leeslessen, lag het voor de hand een interventie te
ontwikkelen met een beoogd positief effect op beide groepen: leerling en docent.
Gezien de grootte van het onderzoek echter, is ervoor gekozen om het
onderzoek te beperken tot de leerlingengroep. Het gewenste effect van de
interventie is dat havo 4-leerlingen gemotiveerd raken voor hun leestaken en
inzicht krijgen in de eigen leesontwikkeling.
2.2.2 Wat werkt richting de gewenste uitkomst, volgens de theorie?
Volgens de theorie hebben lessen die gekenmerkt worden door keuze en variatie,
activerende opdrachten, samenwerking en oefeningen voor zelfreflectie de
meeste kans van slagen, dat wil zeggen: activerende didactiek heeft een
motiverend effect, (Ekens 2007). Het is gunstig voor de motivatie (Vermeij
2011) als leerlingen succeservaringen opdoen, daarom worden markeer- en
sorteertaken in de lessen opgenomen. Deze taken hebben daarnaast een hoge
betrouwbaarheidsscore op inzicht in tekstverband, (Kamalski e.a. 2005). De
didactiek van het observerend hardop-lezen mag niet ontbreken. Het levert
zelfvertrouwen op en inzicht in het eigen leesproces. Ten slotte is er een
argument om ICT in de interventie te betrekken (Marquenie, e.a. 2014) omdat
leerlingen dan op hun eigen niveau kunnen werken en daarmee autonomie voor
het eigen leerproces krijgen.
7
2.2.3 Effect van interventierichting: ontwerpcriteria, mechanismen en variabelen
Een lessenserie met een gevarieerd aanbod van activerende lessen in combinatie
met gepersonaliseerd leren via een website leek een goede interventie te zijn.
Voor deze interventie zijn per deelvraag criteria ontworpen, die hieronder
vermeld staan. De mechanismen zijn onderstreept en de (daarvan afhankelijke)
variabelen zijn cursief gedrukt.
Deelvraag 1
Wat zijn de criteria van de materialen (opdrachten, teksten en werkvormen) op
de website “www.leukerlezen.nl” die het effect hebben op leerlingen dat zij
succes ervaren bij de uitvoering van de leestaken.
De website bevat:
- teksten die afgedrukt worden op papier, zodat leerlingen de tekst kunnen
markeren. Daardoor raakt de leerling geconcentreerd
- actuele en aantrekkelijke teksten die leerlingen gaan lezen. Daarmee
wordt de interesse van de leerling opgewekt en de behoefte ontstaat om
een tekst goed te lezen
- sorteertaakoefeningen, waarbij de leerling op basis van tekstverbanden
sorteert. Dat leidt, (Vermeij 2011), tot het vinden van samenhang.
- ondersteunende teksten en beeldmateriaal, zodat teksten niet op zich
staan. De leerling haalt voorkennis op over het tekstonderwerp en
vermengt dat met de eigen kennis van de wereld. De leerling geeft
daardoor betekenis aan de inhoud.
Genoemde variabelen in deze deelvraag zouden kunnen leiden tot
succeservaring. Deelvraag 1 duid ik vanaf nu aan met de naam succeservaring.
Deelvraag 2
Welke materialen (opdrachten, teksten en werkvormen) op de website hebben
het effect op leerlingen, dat zij actief mee willen doen in de les en hun
leesvaardigheid trainen?
De website bevat:
- opdrachten voor het bepalen van de beste strategie. Dat leidt tot
het activeren van de hersenen en weten hoe je een leestaak aanpakt
- samenwerkingsopdrachten, met discussie en debat. De leerling gaat
daardoor in gesprek met de groep. Dat leidt tot meningsvorming.
- opdrachten om te modelen: de leerling ziet hoe een ander de leestaak
aanpakt. Dit modelen geeft zelfvertrouwen (Bandura 1986) en het
vergroot de wil om zelf taken ook goed uit te voeren.
De cursief genoemde variabelen leiden tot meedoen in de les. Deelvraag 2
noem ik vanaf nu deelvraag 2: meedoen
8
Deelvraag 3
In welke mate kan de leerling met behulp van (materialen op) de website
www.leukerlezen.nl autonomie krijgen op het eigen leesproces?
De website bevat:
- een gevarieerd aanbod waaruit de leerling zelfstandig kiest wat nodig is
voor het verbeteren van de eigen leesvaardigheid.
- Gecombineerde lees- kijk- en luisteropdrachten waarbij de leerling zich
bewust wordt van tekststructuur, tekstsoort, tekstdoelen, tekstvragen. Dit
leidt tot een metacognitief bewustzijn van teksten.
- reflectiemodellen en rubrics waardoor de leerling aan het denken gezet
over de eigen ontwikkeling. Dat leidt tot inzicht in het eigen leesproces.
De schuingedrukte variabelen leiden tot meer autonomie op het eigen
leesproces. Vanaf nu noem ik dit deelvraag 3: autonomie.
2.2.4 Vormgeving van de interventie
De interventie is een website geworden voor het leesvaardigheidsonderwijs in
havo 4. De domeinnaam is geregistreerd: www.leukerlezen.nl. Voor deze naam
is gekozen omdat de website motiverend moet zijn: leuker lezen is een indicatie
voor leukere teksten, opdrachten en werkvormen. Daarnaast allitereren de
woorden leuker en lezen en nl goed met elkaar. De website is qua kleur,
typografie en beeld afgestemd op jonge adolescenten. Daarbij is gelet op goed
leesbare letters, zodat de site ook toegankelijk is voor leerlingen met dyslexie.
Op de website staat een docenthandleiding voor gebruik, zie bijlage 1. Deze
vormmechanismen worden niet nader onderzocht; het onderzoek beperkt zich
tot de inhoud.
2.2.5 Praktische en inhoudelijke ontwerpeisen voor de interventie Praktische ontwerpeisen
Er is in de theorie al aangetoond dat het leesvaardigheidsonderwijs geen
ingrijpende veranderingen hoeft te ondergaan. Ravesloot e.a.(2013)
constateerden dat het meeste, bestaande materiaal goed is en slechts aanvulling
nodig heeft. Daarom bevat de website veel bestaand materiaal. Alles is
toegankelijk via de knoppen op de homepage. Zie www.leukerlezen.nl
Voor het gebruik van de website kan de docent een handleiding raadplegen, zie
bijlage 1. De website is altijd te openen, klassikaal tijdens de lessen, maar ook
individueel en buiten de lessen. Er is gebruik gemaakt van bronnen als Schooltv,
kennisnet, examenblad, Youtube en kranten als NRC en De Volkskrant.
Auteursrechtelijk beschermd materiaal is niet vrij toegankelijk.
9
Inhoudelijke ontwerpeisen
De activerende lessen op de website bevatten teksten, opdrachten, beeld- en
geluidsmateriaal en instructiefilmpje, bestemd voor havo 4 op niveau F2 en F3.
Sommige lessen zijn gebundeld in leerlingenboekjes. Eén van die boekjes heeft
de naam: Vaardig in lezen. Dit boekje maakt deel uit van de interventie en bevat
teksten en lessen met opdrachten die redelijk synchroon lopen aan genoemde
mechanismen en variabelen in paragraaf 2.3. Zie bijlage 9
De rol van de docent
Afhankelijk van de opdrachten, neemt de docent een sturende, minder sturende
of coachende rol in. Dit wordt echter niet gemeten in de interventie vanwege de
limiet die de HU gesteld heeft aan het aantal woorden van dit onderzoeksverslag.
2.3 Conclusie met terugkoppeling In de theorie was gebleken dat succeservaring, activerende didactiek (meedoen)
en autonomie op het eigen leesproces een motiverend effect hebben op havo 4-
leerlingen. Dat zijn dus de ontwerpcriteria geworden van deze interventie. Omdat
het nut van ICT in de theorie is aangetoond, is besloten om de interventie een
website te laten zijn. De criteria en de website worden dan ook nadrukkelijk in de
hoofd- en deelvragen genoemd.
Onderzocht is of de gevonden criteria werkelijk blijken te werken bij een klas
havo 4-leerlingen. Het blijkt een totaal pakket van criteria te zijn dat bijdraagt
tot de motivatie, zie 2.1 Samen leverden deze criteria echter een grote
hoeveelheid onderzoeksvragen op; te groot voor dit onderzoek. Aanvankelijk zou
ook de docent als respondent opgenomen worden, het maximum aantal
toegestane woorden van dit verslag liet dat niet toe. Het oorspronkelijke aantal
respondenten is daarom teruggebracht naar één groep: havo 4-leerlingen. De
hoofdvraag is daarop aangepast.
Een tweede aanpassing betreft het beoogde effect. Uit de theorie, zie 2.1 is
gebleken dat intrinsieke motivatie leidt tot bewustwording en zelfregulerend
gedrag, wat weer tot intrinsieke motivatie leidt. Dit is een cyclisch geheel,
(Marzano & Miedema, 2011). Het één leidt tot het ander en dat leidt weer tot het
één. In de hoofdvraag bleek dit een formuleringsprobleem op te leveren.
Aanvankelijk werden de elementen inzicht in de leesontwikkeling en verbeterde
motivatie voor leestaken in een oorzaak-gevolg samenhang gepresenteerd; dit
suggereerde dat onderzocht zou worden of inzicht in leesontwikkeling werkelijk
tot intrinsieke motivatie leidt. Een interessante vraag, maar daar ging het in dit
onderzoek niet om. Om de hoofdvraag helder te houden is daarom voor een
opsommend verband gekozen: inzicht in de leesontwikkeling én verbeterde
motivatie voor leestaken.
10
Hoofdstuk 3 De methode
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd welk soort onderzoek verricht is en wie de
respondenten waren. Er wordt een indicatie gegeven van de validiteit en de
betrouwbaarheid van de verschillende dataverzamelingstechnieken met aandacht
voor triangulatie en data-analyse.
3.1 De opzet: soort onderzoek, onderzoeksgroep, respons en representativiteit
Soort onderzoek
Het kritisch emancipatorisch paradigma is de voornaamste basis geweest van dit
ontwerponderzoek, dat gericht is op verbetering. Verbetering kan volgens De
Lange e.a. (2012, p.47) in dit kader het best omschreven worden als een poging
de weg voor leerlingen vrij te maken voor de bevordering van het individuele
leerproces. In dit onderzoek was verbetering van de leesmotivatie het beoogde
effect. De directe bruikbaarheid van de website (inclusief de lessenseries, zie
bijlage 9) en het beoogde effect van verbetering maken dit tot een
ontwerponderzoek, (De Lange e.a., 2012, p.122). De website eind is in maart
2015 in gebruik genomen, zie figuur 1.
Figuur 1: homepage van de website www.leukerlezen.nl
11
Vervolgens zijn in één H4-klas door onderzoekster negen activerende leeslessen
gegeven. Deze leeslessen, zie bijlage 9, zijn voor leerlingen afgedrukt op papier.
Zie figuur 2.
Mixed Method benadering
De methode van dit onderzoek is volgens de Mixed Method benadering: een
combinatie van een kwalitatieve en kwantitatieve methode: er is één grote
enquête uitgezet en is een lesobservatie geweest. Een observatie past wellicht
meer bij het interpretatieve paradigma, desondanks is deze keuze voor een
gecombineerde dataverzameling in de schoolpraktijk volgens De Lange e.a.
(2012, p. 49) een goed uitgangspunt voor praktijkonderzoek.
De onderzoeker
Als onderzoeker heb ik actief betrokken en coachend gehandeld, (De Lange e.a.
2012, p.289), passend binnen het kritisch emancipatorisch paradigma. Ik heb de
lessenserie uitgevoerd in een havo 4-klas en ik heb leerlingen actief in het
onderzoek betrokken door met ze in gesprek te gaan over wat wel en niet werkt.
De onderzoeksgroep, respons en representativiteit
Groep 1 is klas H4b met 28 leerlingen. Het is de klas waar ik les aan geef. De
groep bestaat uit 12 jongens en 16 meisjes. Bij negen leerlingen wordt thuis een
andere moedertaal gesproken. (Marokkaans, Turks en Chinees). Deze groep
hoeft om die reden niet vanzelfsprekend leesvaardig te zijn. De klas heeft negen
doorstromers van TL4. Er is één doubleur. Beide factoren verklaren het
leeftijdsverschil van één tot twee jaar tussen de leerlingen. Eén leerling heeft
Asperger. Er is rekening gehouden met deelname van minimaal 25 leerlingen.
Figuur 2: leerlingenboekje illustratie: CC0 Public Domain
12
Dat levert een gemiddelde aantal respondenten op van meer dan 75% en dat is
zeer representatief, (De Lange e.a., 2012, p. 136).
Groep 2 bestaat uit alle havo 4-leerlingen van De Breul. Dat zijn er 140. De
groep treedt niet actief op als respondent en behoeft daarom geen nadere
specificatie. Alleen de statistieken van hun websitebezoek worden onderzocht en
weergegeven.
3.2 Dataverzameling en data-analyse
Er wordt gebruik gemaakt van vier dataverzamelingstechnieken.
1. Een enquête in groep 1
2. Een lesobservatie van groep 1
3. Reflectieanalyse van drie modellen uit groep 1
4. Statistiek van het websitegebruik onder groep 1 en groep 2
1. Enquête in groep 1
Er is voor een enquête gekozen omdat, (De lange e.a., 2012 p.137), in korte tijd
een representatief overzicht ontstaat van de belangrijkste kenmerken van de
interventie. De enquête is digitaal ontworpen, op de website geplaatst en
afgenomen tijdens de laatste les van de interventie.
Instrument
Het instrument is een vragenlijst met 26 gesloten vragen, zie bijlage 5. De
vragen zijn gesloten omdat de verwerking van open vragen veel varianten op
zou leveren die het onderzoek onnodig arbeidsintensief maken. De vragen zijn
vooraf getest door onderzoekster, in samenwerking met een collega. De eerste
zes vragen moesten worden beantwoord met eens of oneens. De overige vragen
werden beantwoord volgens de 5-puntschaal van Likert, waarbij 1 stond voor:
Nee, helemaal niet … en 5 stond voor: Ja, heel erg.
Validiteit en betrouwbaarheid.
Volgens De lange e.a. (2012, p 137) scoren enquêtes in het algemeen hoog op
betrouwbaarheid. Sommige vragen zijn in de enquête gedubbeld, om de validiteit
van de meting te vergroten. Voorbeeld: Vraag 1. Door het markeren van teksten
raak je geconcentreerd. Eens of oneens? Vraag 6: Ik markeerde kernzinnen en
raakte daardoor geconcentreerd op mijn leestaak.
Verwerking
Gegevens uit vragen 1 tot en met 6 (eens of oneens) worden verwerkt in
taartdiagrammen. De overige gegevens (vraag 7 tot en met vraag 24) worden
verwerkt in staafdiagrammen. Zie bijlage 5
13
Analyse
De resultaten worden per deelvraag in een overzichtstabel weergegeven, zie
figuur 3, met daarbij de gemiddelde waarden en varianties, per vraag. Onderin
de overzichtstabel staan de totalen. Deze worden vergeleken worden met andere
data.
Figuur 3 Voorbeeld overzichtstabel van de enquête bij deelvraag 1
2. Een lesobservatie in groep 1
Een lesobservatie is een goede methode om kennis te nemen van gedrag, (De
lange e.a. 2012, p. 167). Gedrag zegt ons veel over motivatie, dus een
lesobservatie lag voor de hand. In de geobserveerde les voeren leerlingen een
observerend hardop-lezentaak uit. De observant, een collega-docent Nederlands,
rapporteert elke drie minuten of leerlingen deze taak met aandacht uitvoeren. Op
momenten waarop de coachende docent te weinig motivatie ervaart, geeft zij
een teken aan de observant die dit vervolgens rapporteert.
Het instrument
Het instrument is een observatiemodel, zie bijlage 3. Het model bestaat uit twee
kolommen: één met een vaste structuur en één met een open structuur. De
kolom met vaste structuur bevat één item: “aandacht hebben voor de leestaak”.
Elke drie minuten scoort de observant wat zij waarneemt. De
antwoordmogelijkheden zijn volgens de Likertschaal in een 4-puntschaal, met
indicatoren 1: zeer positief, 2 positief, 3 enigszins positief, de docent moet
aansporen en 4: niet positief, de docent moet ingrijpen. In de tweede kolom
rapporteert de observant ongestructureerd notities over het gedrag. Daarin
wordt ook genoteerd hoe vaak de docent te weinig motivatie ervaart.
Validiteit en betrouwbaarheid
Om de validiteit van dit onderzoek te waarborgen, heeft het observatiemodel een
Deelvraag 1: Succeservaring
N=
Enquête
Vraagnr.
Variabelen Mechanismen Score:
G W
Variantie
7 Tekstdelen onderscheiden Markeertaken
8 Geconcentreerd raken Markeertaken
9 Concentratie en motivatie Leestaken
14 Serieus uitvoeren Sorteertaak
15 Samenhang vinden Sorteertaken
16 Willen uitvoeren Sorteertaken
17 Geïnteresseerd raken Aantrekkelijke teksten
Totaal
14
kolom met een open structuur gekregen. Volgens De Lange e.a. (2012, p. 154)
komen meer open instrumenten dichter bij het werkelijke verschijnsel dat
bestudeerd wordt. De vaste structuur waarbij steeds op één en hetzelfde item
gescoord wordt, verhoogt de betrouwbaarheid van dit onderzoek. Toch kan de
betrouwbaarheid hier enigszins te wensen overlaten omdat observanten nooit
objectief zijn. Om deze zwakte te compenseren (De lange e.a., 2012, p. 168)
wordt de observatie intensief vooraf en achteraf besproken. De betrouwbaarheid
wordt groter als leerlingen achteraf een reactie mogen geven.
Verwerking van gegevens
De mate waarin iemand aandacht heeft voor een opdracht kan worden uitgedrukt
in tijd. Een lijngrafiek leent zich hier goed voor.
Analyse
De lijngrafiek wordt geanalyseerd, gebruikmakend van de vraag of respondenten
aandacht hebben voor de leestaak. Er wordt gekeken hoeveel aandacht er elke
drie minuten is voor de observerend hardop-lezentaak en dit wordt vergeleken
met de signalen van de docent, als zij te weinig motivatie ervaart.
3. Reflectieanalyse van drie modellen van groep 1
Respondenten hebben in drie lessen na een leestaak een reflectiemodel ingevuld.
Zie bijlage
Instrument
Er zijn drie modellen: 1: voorspellen en markeren,
2: markeren, concentreren en sorteren,
3: reflectie op leesproces, na een diagnostische toets.
De vragen zijn gesloten en hebben een reflectief karakter. De meeste vragen zijn
multiple choice, enkele zijn multiple response en ze worden op papier ingevuld.
Validiteit en betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid is groot, omdat respondenten direct volgend op een
leestaak hun eigen bevindingen kunnen noteren. De validiteit is ook groot de
modellen controlevragen bevatten. Voorbeeld: Hoe vond je het markeren van
kernzinnen? en controlevraag Hoeveel kernzinnen had je goed gemarkeerd?
Er moet op worden toegezien dat alle leerlingen alles invullen.
Verwerking
De antwoorden worden in een staafdiagram verwerkt, omdat daarin
hoeveelheden tot uitdrukking gebracht worden, zie bijlage 4
15
Analyse
Geanalyseerd worden de verschillende items uit de staafdiagrammen en deze
worden vergeleken met de overzichtstabellen van de enquête. De analyse wordt
in een lopende tekst gedaan.
4. Gebruiksstatistiek website onder 140 H4-leerlingen
Het gebruik van de website wordt in grafieken geplaatst door Archeweb. Vooraf
is door onderzoekster bepaald dat het uitkomst van minimaal 500 keer bezocht
is. Uitgaande van 140 havo 4-leerlingen zou elke leerling de site dan minstens 3x
geraadpleegd kunnen hebben. Dit getal is niet op enig theoretisch kader
gebaseerd.
Validiteit en betrouwbaarheid
De statistieken van Archeweb zijn niet gefilterd. Iedere bezoeker wordt
geregistreerd, ook niet-leerlingen van De Breul. Dat verlaagt de validiteit van de
gegevens: er wordt wellicht niet gemeten hoeveel havo 4- leerlingen gebruik
maken van de site. Maar omdat de site nog betrekkelijk nieuw is, kan er nog
vanuit gegaan worden dat de meeste bezoekers wel leerlingen zijn van havo 4.
Ook de betrouwbaarheid is niet groot: een leerling die een kort bezoekje brengt
en snel doorklikt naar andere websites moet beschouwd worden als een
voorbijganger en niet als een bezoeker, laat staan een gebruiker. Voor een
triangulatie met groep 1 is dit onderzoek wel betrouwbaar. Immers aan deze
groep wordt in de enquête gevraagd een oordeel te geven over de site.
Analyse
Grondige analyse van de statistieken behoort niet tot de competentie van
onderzoekster en wordt daarom achterwege gelaten. Er wordt slechts melding
gedaan van gemiddelde aantallen bezoekers.
Triangulatie
Triangulatie treedt hier op bij dubbeling van vragen in de enquête en in de
reflectiemodellen. Daarnaast levert de lesobservatie data op die vergeleken
kunnen worden met gegevens uit de enquêtes en reflectiemodellen. De
bezoekersstatistieken van de website worden getrianguleerd met de vragen uit
de enquête. In het operationalisatieschema in bijlage 2 is te zien hoe de
onderdelen uit het onderzoek met elkaar trianguleren.
16
Hoofdstuk 4 Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten per deelvraag gegeven.
4.1 Deelvraag 1: succeservaring
4.1.1 Resultaten uit de enquête
De complete enquête (vraag en antwoord) is opgenomen in bijlage 5. Uit de
categorie eens- en oneensvragen is vraag 1 relevant voor deze deelvraag. 96%
is het eens met de stelling dat markeertaken zinvol zijn.
Uit de categorie vragen op de 5 puntschaal van Likert, zijn vragen 7, 8, 9, 14,
15, 16 en 17 relevant voor deelvraag 1, zie figuur 4. Er is een totaal gemiddelde
waarde van 3.89 op de variabelen: tekstdelen onderscheiden, geconcentreerd
raken, concentratie en motivatie, taak serieus uitvoeren, samenhang vinden, taal
willen uitvoeren en geïnteresseerd raken. De gemiddelde variantie is 1.08.
Figuur 4: gemiddelde scores en varianties
De variabele: tekstdelen onderscheiden krijgt een gemiddelde waardering van
4.46 met een lage variantie 0.40. Een lage variantie betekent dat de meeste
leerlingen het met elkaar eens zijn. In dit geval vinden de meeste leerlingen dat
markeertaken helpen om tekstdelen te onderscheiden. Vraag 8 over
markeertaken laat vergelijkbare waarden zien: van 4.27 op de 5 puntschaal met
een variantie van 0.58. Op de vraag of de motivatie voor leestaken toeneemt als
je je beter concentreert, zien we een gemiddelde waarde van 3.31 met een
variantie 2.29. Inzoomend op dit item, zien we dat 13 leerlingen vinden dat
concentratie tot motivatie leidt, 3 leerlingen vinden dat een beetje en 10
leerlingen vinden dat niet of helemaal niet, zie figuur 5.
Deelvraag 1: Succes ervaren N=26 Schaal 1-5 1=negatief 5=positief
Enquête
vraag
Variabelen Mechanismen Score:
G W
Variantie
7 Tekstdelen onderscheiden Markeertaken 4,46 0,40
8 Geconcentreerd raken Markeertaken 4,27 0,58
9 Concentratie en motivatie Leestaken 3,31 2,29
14 Taal serieus uitvoeren Sorteertaak 3,58 1,17
15 Samenhang vinden Sorteertaken 3,50 1,33
16 Willen uitvoeren (succes) Sorteertaken 4,00 1,00
17 Geïnteresseerd raken Aantrekkelijke
teksten
4,08 0,79
Gemiddelde score (schaal 1-5) 3,89
Gemiddelde variantie 1,08
17
Vraag 16 over het succes van de sorteertaak laat zien dat er een gemiddelde
waarde is van 4 met een variantie van 1, zie figuur 5.
Statistieken voor vraag 16: Hoe belangrijk is het voor je motivatie dat je een opdracht goed
uit kan voeren? Gemiddelde waarde: 4.00 Variantie: 1.00
Figuur 5: vraag 16
25 respondenten vond de gebruikte teksten aantrekkelijk.
4.1.2 Resultaten uit de reflectieanalyse
Aan het einde van een leestaak reflecteerden leerlingen op hun werk. Uit deze
categorie zijn vraag 4 uit reflectie 1 en vraag 4 uit reflectie 2 relevant. Op de
variabele: (kernzinnen) markeren scoren 24 van de 28 respondenten op
indicator: ja: het is handig om kernzinnen te markeren. Uit reflectie 2 blijkt dat
21 leerlingen in staat waren om de juiste kernzinnen te markeren, nadat zij hun
werk hadden nagekeken, zie figuur 7.
4. Had je de kernzinnen in de inleiding en in het slot goed gemarkeerd?
0 A Ja, ik had beide kernzinnen goed gemarkeerd
0 B Ik had alleen de kernzin in de inleiding goed gemarkeerd
0 C Ik had alleen de kernzin van het slot goed gemarkeerd
0 D Ik had geen van beide kernzinnen goed gemarkeerd
N= 28
Figuur 7. Uit reflectie 2, vraag 4 met daaronder resultaten in staafdiagram.
0
2
4
6
8
10
12
16
Aantal respondenten
-10
10
30
vraag 4
211 3 3
A B C D
18
4.2 Deelvraag 2: meedoen in de les
4.2.1 Enquête
Uit de categorie eens- en oneens vragen, zijn vraag 2, 3 en 4 relevant voor deze
deelvraag, zie bijlage 5. Vraag 2: discussies over teksten worden door 96%
zinvol gevonden, zie figuur 8. Vraag 3: 85% vindt het zinvol om een tekst eerst
globaal te lezen. Ook vraag 4 laat een hoge score zien: op het item
samenwerken en overleggen is zinvol, scoort 92 % op indicator eens.
Statistieken voor vraag 2: Het discussiëren over teksten is zinvol.
Figuur 8: N=26 Digitaal afgenomen op 17 april, om 9.30
Vraag 10, 11, 12, 13, 21 en 24 zijn relevant voor deze deelvraag, zie figuur 9.
Op de variabelen: meningsvorming, zelfvertrouwen, zelf doen, samenwerking en
meedoen wordt een totaal gemiddelde gemeten van 3.63 met een variantie van
1.15. De laagste variantie is 0.60 bij vraag 24. Deze vraag luidde: Hoe
gemotiveerd was jij de afgelopen periode om goed mee te doen met de
leeslessen? De meeste respondenten waren het eens met elkaar. Minder eens
zijn zij het over het antwoord op vraag 10, 11, 12, 13 en 21.
Figuur 9: Deelvraag 2, gemiddelde waarden en varianties
96%
4%
2
eens
oneens
Deelvraag 2: N=26 5 puntschaal: 1ontkennend -5 bevestigend
Enquête
vraag
Variabelen Mechanismen Score:
G W
Variantie
10 Meningsvorming Samenwerking 3,50 1,33
11 Meningsvorming Discussies over
teksten
3,42 1,24
12 Zelfvertrouwen/zelf doen Modeling leestaak 3,54 1,33
13 Zelfvertrouwen/zelf doen Stappenplan en
beoordelingsschema
3,58 1,17
21 Samenwerking Activerende opdracht 3,77 1,25
24 Meedoen Lessenserie 3,96 0,60
Gemiddelde score (schaal 1-5) 3,63
Gemiddelde variantie 1,15
19
In vraag 11 wordt gevraagd in welke mate discussies over tekstdoel en
tekstsoort een motiverend effect hebben op de respondent. 11 leerlingen zijn
positief, 10 leerlingen vinden dat dit een beetje motiveert en 4 leerlingen vinden
dergelijke discussies niet erg motiverend. De gemiddelde waarde is 3.42. Zie
figuur 10. Ongeveer datzelfde gemiddelde of hoger zien we terug bij de andere
uitkomsten.. In vraag 10, zie figuur 12, reageren 8 leerlingen positief op de
vraag of je door te samenwerken meer gemotiveerd raakt voor je
leesopdrachten. 6 leerlingen vinden dat samenwerking veel meer dan normaal
motiveert. 6 leerlingen zitten in het midden van de schaal, één leerling scoort op
waarde 1. De gemiddelde waarde is 3.50 en de variantie is 1.33.
N= 26 Statistieken voor vraag 11: Je kreeg opdrachten om met elkaar te discussiëren over
tekstsoort, tekstdoel en hoofdgedachte. In welke mate heeft dat een motiverend effect op
jou? Gemiddelde waarde: 3.42 Variantie: 1.24
Figuur 10, vraag 11 uit de enquête
Op vraag 12 “Heb je iets geleerd van het modelen?” zeggen 2 leerlingen
helemaal niets geleerd te hebben van deze leestaak, 3 leerlingen hebben niet
veel ervan geleerd, 5 leerlingen hebben er iets van geleerd, 11 leerlingen hebben
er veel van geleerd en 5 leerlingen hebben er heel veel van geleerd. De
gemiddelde waarde is 3.54 en de variantie is 1.33
Op vraag 13 over de handigheid van het stappenplan en het beoordelingsschema
zeggen 11 leerlingen dit handig te vinden en 5 leerlingen vinden het heel erg
handig. Deze uitkomst komt overeen met de uitkomst in vraag 12. De
gemiddelde waarde is 3.58 en de variantie is 1.77
Op vraag 21 wordt aan leerlingen de vraag voorgelegd of zij door de activerende
opdrachten gemotiveerd geraakt zijn om leestaken goed uit te voeren. Hier is de
gemiddelde waarde 3.77 met een variantie van 1.25.
Vraag 24 laat zien dat met een gemiddelde waarde van 3.96 en een variantie
van 0.50 gescoord wordt op de indicator: gemotiveerd meegedaan in de lessen.
0
2
4
6
8
10
12
datmotiveert
mijhelemaal
niet
2 3 4 datmotiveertmij heel
veel
11
Aantal respondenten
20
4.2.2 Reflectieanalyse
Vraag 1, 2 en 5 uit reflectie 1 zijn relevant voor de tweede deelvraag. De
reflectie (N=28) had betrekking op het voorspellen van tekstinhoud. In vraag 1
zeggen 20 leerlingen dat ze het maken van een voorspelling wel zinvol vinden, 2
leerlingen vonden dat heel erg zinvol. En zes leerlingen vonden het een beetje
zinvol. In vraag 2 van de reflectie gaven leerlingen aan geen moeite te hebben
met het voorspellen van tekst, als de tekst niet te moeilijk is. In vraag 5 scoren
16 leerlingen op de indicator “ik twijfel over de tekstsoort en het tekstdoel”,
terwijl 9 leerlingen in ieder geval één van beide zeker meenden te weten.
4.2.3 De lesobservatie
N= 27 variabelen: zelfvertrouwen, leestaak aanpakken, zien hoe een ander het
doet. De lesobservatie, zie figuur 11, toont in een stroomdiagram de waarneming
van een observerend hardop-lezentaak. De observant scoorde 10 keer de
werkhouding van leerlingen achtereenvolgens op de indicatoren:
1x indicator 3= enigszins positief, de docent moet aansporen.
1x indicator 2= positief, 2x indicator 1= zeer positief, 2x indicator 2
3x indicator 1, 1x indicator 3.
Figuur 11 Observatieformulier grafiek
De observant heeft de volgende ongestructureerde opmerkingen geplaatst:
- Verrassend
- Iedereen werkt, docent is tevreden
- Formulieren geven houvast.
- Gezellig en bedrijvig
- Aandacht voor elkaar.
- Soms grapjes, niet uitlachen. Eén meisje kijkt veel op mobiel, maar
hervat steeds haar taak
- Je ziet dat leerlingen iets leren, er vallen stiltes…. denkpauzes?
De observant heeft geen signaal gerapporteerd van de docent over eventuele
geringe motivatie.
21
4.3 Deelvraag 3: autonomie
4.3.1 Enquête
De variabelen van deelvraag 3 zijn reflecteren, autonomie, zelf kiezen en
betrokken zijn, zie figuur 12. Vragen 13, 18, 19, 20, 22, 23 en 25 zijn relevant
voor deze deelvraag. De totaal gemiddelde waarde in deze deelvraag is 4.06 met
een gemiddelde variantie van 0.82: veel leerlingen zijn het met elkaar eens. In
dit schema is te zien dat het zelf kiezen van lesstof de hoogste gemiddelde
waarde heeft van 4.42 met de kleinste variantie 0.47. Het laagste gemiddelde is
hier 3.58 op vraag 13, terwijl daar de hoogste variant wordt gemeten: 1.17. De
waardering voor de website, zie figuur 13, is 4.12. Ook hier zijn de meningen,
met en variantie van 0.64 niet erg verdeeld.
Figuur 12: enquête deelvraag 3
Statistieken voor vraag 23: Hoe nuttig vind je de website Leukerlezen.nl? Gemiddelde waarde: 4.35 Variantie: 0.69
Figuur 13: resultaat vraag 23
0
5
10
15
helemaalniet
nuttig
2 3 4 heel ergnuttig
23
Aantal respondenten
Deelvraag 3: N=26 Figuur
Enquête
vraag
Variabelen Mechanismen Score:
G W
Variantie
13 Reflecteren Formulieren invullen 3,58 1,17
18 Autonomie op het
eigen leerproces
Instructiefilmpjes nuttig? 4,04 0,88
19 Zelf kiezen Oefeningen online: handig? 3,85 1,28
20 Zelf kiezen Zelf leerstof kiezen: handig? 4,42 0,47
22 Reflectie Inzicht eigen leesproces 3,88 0,95
23 Zelf kiezen Nut van de website? 4,35 0,69
25 Betrokken zijn Tevreden docent? 4,27 0,50
26 Betrokken zijn Onderzoek geslaagd? 4,12 0,64
Gemiddelde score (schaal 1-5) 4,06
Gemiddelde variantie 0,82
22
4.3.2 Reflectieanalyse
Leerlingen moesten na een D. toets een reflectiemodel invullen, zie bijlage 6 en
figuur 14. Het blijkt dat zij vinden dat ze redelijk tot goed zijn voorbereid op het
proefwerk voor leesvaardigheid.
Figuur 14: resultaat reflectie
4.3.3 Analyse van de website
De analyse van Archeweb laat zien dat op woensdag 6 mei in totaal 471
bezoeken zijn geteld. Dat is gemiddeld 12 keer per dag. In de maand april toen
de interventie plaatsvond, waren er 369 bezoeken. Het aantal bezochte pagina’s
op de site is in totaal 2018.
Omdat de bezoekersgroep niet nader door Archeweb wordt gedefinieerd, is enige
twijfel bij de validiteit. In hoofdstuk 5 wordt dit nader toegelicht. .
0 5 10 15 20 25
de juiste leesstrategie kiezen
een tekst globaal lezen
signaalwoorden herkennen en markeren
kernzinnen vinden en onderstrepen
tekstsoort herkennen
de functie van een alinea herkennen
tekstverbanden herkennen
het onderwerp kort benoemen
de hoofdgedachte formuleren
leespubliek herkennen
tekstdoel herkennen
betekenissen van woorden vinden
tekst samenvatten
NIET WAAR
BEETJE WAAR
WAAR
23
Hoofdstuk 5 Conclusie en discussie
De website leukerlezen.nl vormde samen met een lessenserie van negen
activerende lessen de interventie van dit praktijkonderzoek. Er worden hier per
deelvraag conclusies getrokken waaruit een aanbeveling volgt.
Deelvraag 1: succeservaring.
De hoge score op het nut van markeertaken komt overeen met de theorie dat er
een positief effect uitgaat van markeertaken. Het belang van teksten op papier is
onder andere door Bonset (2008) genoemd, zodat leerlingen hun teksten kunnen
markeren. Markeertaken blijken namelijk een grotere concentratie op de leestaak
als effect te hebben, (Bonset, 2008) en zijn dus een goed mechanisme. Maar niet
alle leerlingen zijn ervan overtuigd dat concentratie tot motivatie leidt. Dit blijkt
uit het verschil tussen de gemiddelde varianties op de vragen 8 en 9.
Concentratie is in dit onderzoek als mechanisme ingezet om de motivatie te
verbeteren. Omdat er verschillende interpretaties mogelijk zijn, is de vraag
achteraf niet valide en kan alleen geconcludeerd worden dat markeren leidt tot
concentratie, maar niet per se tot motivatie.
Ook sorteertaken vinden leerlingen fijn. Zij bevestigen dat zij daardoor
verbanden leren zien. Dat komt overeen met de theorie van Kamalski e.a.
(2005) over de betrouwbaarheid van sorteertaken en de veronderstelling van
Vermeij ( 2010) dat sorteertaken succeservaringen opleveren. Ook Van der
Heuvel (2015) constateert in haar onderzoek onder vwo 4-leerlingen, een
verhoogde motivatie op sorteertaken, hoewel zij geen significant verschil ziet
tussen manieren van oefenen. Wellicht ervaren leerlingen wel succes bij
sorteertaken, maar dat hoeft zich niet direct te vertalen in een verbetering van
de leesvaardigheid.
De teksten in het leerlingenboekje worden erg gewaardeerd door de
respondenten in dit onderzoek. Zij vonden de teksten aantrekkelijk en actueel;
de gemiddelde waarde was 4.08 met een variantie van 0.76. Dat is positief.
Kanttekening
Hier moet worden opgemerkt dat de teksten bewust kleiner en/of makkelijker
gehouden zijn omwille van de activerende werkvorm. Een lange moeilijke tekst
modelen was in één leesles namelijk niet te realiseren. Het oordeel van de
leerling over teksten en werkvormen moet dan ook in dit licht gezien worden.
Deelvraag 1 heeft opgeleverd dat succeservaring een motiverend effect heeft.
24
Deelvraag 2: meedoen
Kijken we naar de uitslagen van de enquête bij deelvraag 2, dan zien we daar
een variantie van 1.17 tot 1.35 op de 5 puntschaal van Likert. Hier is gemiddeld
iets meer verschil van mening ten opzichte van deelvraag 1. De items waarop
gescoord kon worden, kenmerken zich modeling, samenwerking en groepswerk.
Omdat de gemiddelde waarde voor de werkvormen hier ook lager ligt dan bij de
andere twee deelvragen, kan voorzichtig geconcludeerd worden dat niet alle
Havo 4-leerlingen graag samenwerken en/of liever niet modelen. Deels kan dit
verklaard worden met het feit dat één leerling niet graag samenwerkt als gevolg
van Asperger. Ook kan een sterk competentie lezer moeite hebben gehad met
het modelen, omdat hij of zij die strategie niet meer nodig heeft. Triangulatie
met de lesobservatie levert echter op dat de klas veel aandacht had voor de
leestaak en de docent maakte geen melding van te weinig motivatie. Dat komt
overeen met de gemiddelde waarde van 3.63 die door respondenten is
toegekend aan de leestaken van deelvraag 2.
In de reflecties zeggen leerlingen (22 x), zie bijlage 4, vraag 1 dat zij het
ophalen van voorkennis zinvol vinden. Dat komt overeen met de meting van
vraag 3 waarin 85% het eens is met de stelling dat globaal lezen zinvol is. (Zie
bijlage 5, vraag 3). In de lessenserie is uitvoerig aandacht gegeven aan de
strategie van het globaal lezen. Het kan zijn dat leerlingen daardoor meer
waardering zijn gaan krijgen voor onderdelen van het strategisch lezen, zoals het
ophalen van voorkennis en het voorspellen van de tekstinhoud. Wat overigens in
de theorie hoog gewaardeerd wordt, (Ekens, 2007).
Deelvraag 2 heeft opgeleverd dat leerlingen echt meedoen in de les als ze mogen
samenwerken en als ze uitgedaagd worden tot strategisch lezen. Samenwerken
hoeft niet voor alle leerlingen de beste manier te zijn.
Deelvraag 3: autonomie
De hoogste gemiddelde waarde is gegeven aan deelvraag 3. Daaruit blijkt dat
leerlingen de website en de daarbij behorende materialen heel nuttig vinden. Dit
wordt bevestigd door de statistieken van Archeweb: er waren 369 bezoeken in
april met een gemiddelde van 12 x dagelijks, zie bijlage 7.
Leerlingen zijn eensgezind bij vragen over betekenisvolle opdrachten en
autonomie op het eigen leesproces. 100% van de respondenten heeft vraag 5 uit
de enquête over het luisteren en kijken naar beeldmateriaal positief beantwoord.
Dat komt overeen met de gemiddelde waarde van 4.04 op vraag 18 over
instructiefilmpjes, zie bijlage 5: vraag 18. Deze positieve score kan verklaard
worden met het succes van de klassikaal uitgevoerde kijk- en luisteropdrachten.
Het heeft blijkbaar zin gehad dat de teksten niet op zichzelf staan, maar
geïntegreerd worden aangeboden. Dat teksten meer betekenis krijgen als er
25
meer mee gedaan wordt, is bevestigd in de theorie door Ravesloot (2013) en
Bonset (2008) en ook door het onderzoek onder 47 scholen voor het VO,
(Vermaas, e.a. 2007). Het bekijken en beluisteren van tekstfragmenten via beeld
en geluid activeert leerlingen blijkbaar zodanig dat zij erdoor in staat zijn te
reflecteren op hun eigen leesvaardigheid.
Triangulatie tussen reflectieanalyse en lesopbservatie leverde hier op dat het
invullen van formulieren zoals reflectiemodellen en beoordelingsmodellen
leerlingen veel houvast biedt. Dit kwam sterk tot uiting in de lesobservatie.
Deelvraag 3 heeft opgeleverd dat leerlingen graag met ICT en beeldmateriaal
werken en autonomie ervaren als zij bewust bezig zijn met het eigen leesproces.
Kritische noot
1. De docent was tegelijkertijd de onderzoekster, (ik zelf dus). Ik heb mezelf niet
onderzocht, maar als onderzoekster heb ik voor het eerst ervaren dat leeslessen
echt leuk kunnen zijn. Dat enthousiasme heb ik overgedragen aan de leerlingen.
Dat kan de uitkomst, die nu zeer positief is, ten gunste beïnvloed hebben.
2. Leerlingen uit deze klas zijn traditionele docentgestuurde leeslessen gewend
waarbij zij volgens de question-asking methode te werk gaan. De doorbreking
van dit patroon kan op zich al een reden zijn geweest voor leerlingen om
gemotiveerd te raken. Het is denkbaar dat deze leerlingen verveeld raken als zij
aan deze manier van werken gewend zijn. Hier ligt wellicht een pleidooi voor
variatie in de lessen.
Conclusie
Wat opvalt is dat de gemiddelde waarden van alle deelvragen boven de 3 op de 5
puntschaal van Likert liggen. Dat is voor dit onderzoek een zeer gunstig
resultaat. Het is een bevestiging van de theorie waarin succeservaringen,
activerende werkvormen en meer autonomie op het leesproces gepropageerd
worden voor havo 4-leerlingen, de laatste jaren steeds meer en meer gepaard
gaande met ICT. Of de cijfers van de leerlingen daardoor ook beter worden, kan
met dit onderzoek niet aangetoond worden. In de theorie is slechts de aanname
teruggevonden dat motivatie tot betere prestaties leidt. Nergens is daar bewijs
voor gevonden. Integendeel: onderzoek naar een verband tussen intrinsieke
motivatie en studieprestatie suggereert zelfs dat motivatie en prestatie twee
onafhankelijke uitkomsten van leerprocessen zijn, (Schmidt 1983). Maar de
vraag hoe wij leerlingen kunnen motiveren voor hun leestaken is in deze
interventie beantwoord. Gepersonaliseerd onderwijs (bijvoorbeeld in de vorm van
een website) met een gevarieerd aanbod van activerende leeslessen is hierop het
antwoord.
26
Aanbevelingen
Verbetering van het leesonderwijs (meer activerende didactiek) zou hoog op het
prioriteitenlijstje van de sectie Nederlands moeten staan, omdat de motivatie van
leerlingen daarmee samenhangt.
De question-asking methode zou meer naar de achtergrond kunnen en plaats
moeten maken voor leestaken die succes opleveren en uitdagend zijn, zoals
sorteertaken, observerend hardop lezen en kijk- en luisteropdrachten. Je zou de
toetsvormen daarop aan kunnen passen. Vervolgonderzoek moet aantonen of
dat verantwoord is.
ICT kan veel nadrukkelijker een plek krijgen. Leraren hoeven niet terughoudend
te zijn met het inzetten van digitaal leermateriaal, (Zwaneveld, 2009) en getuige
de reacties van leerlingen. De website kan worden uitgebreid met
schrijfvaardigheid. Ook hier zou vervolgonderzoek wenselijk zijn.
Tot slot
Mijn rol als onderzoekster maakte het onmogelijk om ook als respondent op te
treden. Daarom kunnen mijn bevindingen niet als bewijslast worden
meegenomen in dit onderzoek. Toch wil ik hier zeggen dat ik niet eerder met
zoveel plezier leeslessen heb gegeven en dat ik veel motivatie bij de leerlingen
ervaren heb. Vraag 26: Denk je dat het onderzoek erin geslaagd is om de klas
meer te motiveren voor leestaken? wordt door leerlingen dan ook beantwoord
met: Ja, het was motiverend, tot Ja, het was heel erg motiverend.
27
Literatuurlijst
Bakker, N. (2012) Resultaten uit onderzoek over lezen, leesbevordering en literatuureducatie.
Leesmonitor, rubrieken: Leestijd en Literaire competentie. Amsterdam: Stichting Lezen
Bandura, A. (1986) Social foundations of thought and action: A social cognitive theory. Englewood
Cliffs, NJ: Prentice Hall
Bimmel, P., H. Van den Bergh, & Oostdam, R. (2000) Effecten van strategietraining op
leesvaardigheid in moedertaal en tweede taal. p. 55-78 in: Spiegel, jrg. 17/18 , nr. 3/4
Boekaerts, M., & Simons, P. R. J. (1995). Leren en instructie. Assen: Van Gorkum.
Boer, De M,. (2002) Nederlands in de tweede fase, een praktische didactiek. Bussum: Coutinho.
Projectgroep Nederlands V.O.
Bonset, H., & Braaksma, M. (2008). Het schoolvak Nederlands opnieuw onderzocht: een
inventarisatie van onderzoek van 1997-2007. Enschede: Stichting leerplanontwikkeling (SLO).
Braaksma, M.A.H. Rijlaarsdam, G., & Van den Bergh, H., & Van Hout-Wolters, B.H.A.M. (2007)
Observerend leren en de effecten op de organisatie van schrijfprocessen. Levende Talen Tijdschrift,
8(4), 3-16
Braet, A. (2000) Taalbeheersing als communicatiewetenschap. Bussum: Coutinho
Crone, E. (2008) Het puberende brein. Amsterdam: Prometheus, Bert Bakker.
Delfos, M. F. (2014) Ik heb ook wat te vertellen! Communiceren met pubers en adolescenten. Amsterdam: SWP
Ekens, T. (2008). Activerende lees- en schrijflessen: Een handleiding voor het vak Nederlands in de 2e fase, blz. 13. Enschede, Stichting Leerplanontwikkeling. Gill, E., Loijens, C., Noijons, J., & Zwitser, R. (2009) Resultaten PISA 2012, Nederlandse uitkomsten van het Programme for International Student Assessment (PISA) op het gebied van wiskunde, natuurwetenschappen en leesvaardigheid in het jaar 2012. Arnhem: cito Kamalski, J., Sanders, TT., Lentz, L., & Van den Bergh, H. (2005) Hoe kun je het beste meten of een leerling een tekst begrijp? Een vergelijkend onderzoek naar vier methoden. Levende Talen Tijdschrift. 6(4), 3-9
Keehnen, T., Braaksma, M.,& De Boer, M. (2015) Leren door zien lezen. Oberverend leren bij
leesvaardigheid in 3 vwo. Levende Talen Tijdschrift, 16(1), 34-41
Lange, de R., Montesano Montessori, N., & Schuman, H.(2012) Praktijkgericht onderzoek naar
reflectieve professionals. Antwerpen-Apeldoorn: Garant
Linden, van der J., Erkens, G., Schmidt., H, & Renshaw, P., (2000) Collaborative learning. In R. J.
Simons, J. van der Linden & T. Duffy (Eds.). (2000). New Learning. (pp. 37-54). Dordrecht: Kluwer
Academic Publishers.
Marquenie, E., Opsteen, J., Ten Brummelhuis, & A., Van der Waals, J. (2014) Elk talent een kans.
Verkenning van gepersonaliseerd leren met ICT. Onderzoeksnotitie ten behoeve van project
Leerling 2020. In opdracht van Schoolinfo voor de VO-raad
28
Marzano, R., & Miedema W. (2011). Leren in 5 dimensies: moderne didactiek voor het voortgezet
onderwijs. Assen: Van Gorcum
Meulen, van der F., (2015) Welke methode verbetert leesvaardigheid het meest?
Levende Talen Tijdschrift, 16(1) 14-23
Oostdam, R., Peetsma, T., Blok, H. (2007) Het nieuwe leren in basisonderwijs en voortgezet
onderwijs nader beschouwd: een verkenningsnotitie voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, SCO-Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam
Ravesloot C., & Van der Leeuw, B. (2013) Herontwerp van leeslessen
Van leesles naar complete taalles. In Levende Talen magazine 2013
Schoonhoven, van T., (2014) Praktijkverkenning naar leesvaardigheid in havo 4.
OWPOverslag, deel 1 voor de Master Nederlands, HU.
Vermaas, J., & Van der Linden, R., (2007) Beter inspelen op Havoleerlingen. Tilburg: IVA
Vermeij, L. (2011) Het verbeteren van tekstbegrip met behulp van sorteertaken. Levende Talen
Tijdschrift, 12(2) 33-41
Zwaneveld, B., & Rigter, H., (2009) Over drempels naar meer ICT gebruik in het onderwijs.
Webversie Rapport 4, naar aanleiding van het project Digilessen VO in 2009. Ruud de
Moorcentrum, Open universiteit
Internet:
Venster voor verantwoording (2014) http://www.scholenopdekaart.nl/Middelbare-
scholen/710/Katholieke-scholengemeenschap-De-Breul#
29
Bijlage 1 Handleiding voor de docent
Hoe gebruik je de website?
De website www.leukerlezen.nl bevat materiaal voor leerlingen, zoals
oefeningen, theorie en linkjes naar instructiefilmpjes. Voor de docent is een apart
docentendeel met uitgewerkte leerlinggerichte leeslessen. De werkvormen zijn
overwegend activerend. De docent die deze lessen gebruikt moet zelf een flink
aandeel willen leveren.
De website is een aanvulling op de huidige methode Nieuw Nederlands, dus niet
een vervanging van de methode. Nieuw Nederlands hanteert de question-
askingmethode, de website hanteert werkvormen als markeer- en sorteertaken,
discussies en observerend hardop leren lezen.
Het lezen vanaf papier is belangrijk, want op papier kunnen leerlingen teksten
markeren en daarmee leert de leerling goed te focussen op de tekst. Daarom zijn
alle teksten als pdf opgeslagen zodat ze ongewijzigd kunnen worden afgedrukt
op papier.
Het docentendeel
De homepage bevat vier knoppen voor docenten. Dit materiaal is niet
toegankelijk voor leerlingen omdat er gebruik gemaakt wordt van
andere bronnen en omdat er toetsen en antwoordmodellen op voorkomen.
De docent krijgt er een wachtwoord voor. De knoppen zijn:
Activerende leeslessen leeslessen en lessenseries
Kahoot.it quizz signaalwoorden/verbanden,
tekstsoort/tekstdoel/ kernzinnen
Antwoorden antwoorden horend bij de lessen
D. toetsen Nieuw Nederlands
leesvaardigheid en woordenschat met teksten, vragen
en antwoorden.
Teksten Losse teksten zonder opdrachten en vragen
Docenten die bruikbare teksten vinden, kunnen
in de toekomst op deze plek een tekst plaatsen.
Zo kan het materiaal van de site actueel blijven.
In de menubalk kan de docent terecht voor ondersteunend materiaal, zoals:
- Referentiekader lezen van de commissie Meijerink
- Het onderzoek naar het effect van deze website op havo 4-leerlingen
- Geschikt beeld en geluidmateriaal met beeldfragmenten van Schooltv,
30
Kennislink en overige filmpjes van Youtube
- Activerende lees- en schrijflessen van Ekens
Het leerlingendeel
Voor de leerling zijn er op de homepage de volgende knoppen:
Theorie alle theorie van leesvaardigheid
samengesteld uit informatie van het CITO,
examenblad.nl, Nieuw Nederlands en zelf
ontwikkeld materiaal.
Leerlingenboekjes drie lessenseries
Instructiefilmpjes linkjes naar filmpjes over leesvaardigheid:
van Arnoud Kuipers, Jeanine Venema, Rutger
Cornelissen en Laura Hilkema.
Formulieren/leesproces reflectie en beoordelingsmodellen
Oefeningen online met linkjes naar oefeningen op andere sites
Strategieën globaal en grondig lezen
Moeilijke woorden bronnen voor teksten en andere bruikbare sites
Toelichting op de leerlingenboekjes
Er zijn drie lessenseries verdeeld in de volgende leerlingenboekjes:
Insecten eten niveau F2
Tekst 1 Insecten eten, Ja natuurlijk niveau 2/3
Opdracht: Verdeel de tekst goed in alinea’s
Tekst 2 Eetbare insecten produceren minder broeikasgassen dan
vee niveau 3+
Opdracht: Argumenten markeren
Tekst 3 Insecten, het vlees van de toekomst? niveau 3
Opdracht: Een betogende alinea voor het middenstuk
schrijven en de slotalinea betogend maken.
Tekst 4 Insecten eten tegen hoge bloeddruk. niveau 3
Opdracht: verschillende argumenten herkennen
Vaardig in lezen (met accent op strategisch lezen en tekstonderzoek) Niveau F2/
F2
-voorkennis ophalen
-kernzinnen markeren
-instructiefilmpjes tekstbouw/globaal en grondig/signaalwoorden/verband
-sorteertaken
31
-observerend hardop leren lezen
-globaal en grondig lezen
-kijken en luisteren naar beeld en tekst
-zelf een toets samenstellen en maken
-reflectie
Tekstverklaring (met accent ligt op tekstverband en tekstverklaring) F3
- vier teksten met vragen volgens de Question-askingmethode
- voorafgaat een oefening voor signaalwoorden en tekstverbanden
- de teksten lopen van F2 naar F3
- De teksttitels zijn:
Spijbelen
Cosmetische Chirurgie
Oorlog aan de jongens
De grenzeloze generatie
Scholier kiest vaak te hoge opleiding
De lessen kunnen los gebruikt worden of als een serie worden ingezet. Op elke
eerste bladzijde van een les staat de lesopzet met: lesdoel, lesindeling, niveau
en benodigde materialen. Alle benodigde teksten zijn aan de lessen toegevoegd.
De teksten zijn ook los te vinden onder de knop teksten en daarmee zijn ze dus
zichtbaar te maken op het digibord. Dat is heel handig voor het geval je gaat
modelen of de teksten wil bespreken. In de lesbeschrijvingen staan linkjes naar
beeldmateriaal op internet. Deze linkjes zijn los van de lessen terug te vinden
onder de knop instructiefilmpjes.
32
Bijlage 2 Schema van operationaliseren en triangulatie
Waar de waardering op variabelen gemeten wordt, staat een X.
Mechanisme Variabele Enquête Observatie Reflectie
model
Deelvraag 1 beoogt: succeservaring bij de leerling
Tekst markeren Concentratie op leestaak X X X
Aantrekkelijke teksten
lezen
Voorkennis ophalen
Kennismaken met
tekstonderwerp
Interesse opwekken
De tekst willen lezen
Betekenis geven aan
tekstinhoud
X
X
X
X
Sorteertaken oefenen Samenhang vinden X X
Deelvraag 2 beoogt: actief meedoen in de les
Bepalen van beste
strategie
Weten hoe je een
leestaak aanpakt
Tekstkenmerken
herkennen
X
Praten over en kijken
naar tekst in beeld
Metacognitief bewustzijn
Meningsvorming
X X
Observerend hardop-
leren-lezen taak
Zien hoe een ander het
doet of
Voordoen hoe het moet
Zelfvertrouwen
Zelf goed willen doen
X X X
Deelvraag 3 beoogt: autonomie op eigen leesproces
Reflectiemodel invullen Inzicht krijgen in
leesproces
Verantwoording eigen
aanpak
X X X
Zelf lesstof en
opdrachten kiezen
Autonomie X X
33
Bijlage 3 Observatiemodel en uitkomsten
Voor de observatie is een formulier gemaakt, zie volgende bladzijde. Daarin worden scores
aangegeven van 1 (positief) tot en met 4 (positief) en deze waarderingen zeggen iets over
de mate waarin de leerling de leestaak positief uitvoert. In deze observatie ligt het accent op het
effect hardop denkend leren lezen. Leerlingen gaan in kleine groepjes leestaken modelen volgens
een stappenplan en een observatieformulier. Er moet gelet worden op:
1. Beginsituatie: Is de instructie voldoende duidelijk?
2. Uitvoering van de opdracht:
voeren leerlingen de taak uit, zoals bedoeld?
zijn leerlingen betrokken bij de taak?
zijn ze geconcentreerd?
helpen ze elkaar ?
Er waren negen groepjes, twee ervan hebben op de gang gewerkt, omdat er een geluidsprobleem in
de klas ontstond. Deze twee groepjes konden door de docent en de observator waargenomen
worden.
Score indicatoren: 1 ++ = positief
2 + = enigszins positief
3 - = enigszins negatief
4 - - = negatief
Van de drieminuutscore is een grafiek gemaakt.
1x indicator 3= enigszins positief, de docent moet aansporen.
1x indicator 2= positief.
2x indicator 1= zeer positief,
2x indicator 2
3x indicator 1
1x indicator 3.
Figuur 11 Observatieformulier grafiek
34
Bijlage 4 Uitkomsten van reflectieanalyse
Reflectie 1 Voorspellen en markeren
Respondenten: N=28 uit groep 1
1. Je moest in opdracht 1 voorspellen wat er in het middenstuk zou staan,
zodat je al over de tekst na zou gaan denken. Hoe vond je dat?
0 A Ik vond dat helemaal niet zinvol
0 B Ik vond dat niet zinvol
0 C Ik vond dat wel zinvol
0 D Ik vond dat heel erg zinvol
2. Vind je het moeilijk om te voorspellen wat er in een tekst kan staan?
0 A Ja, dat vind ik erg lastig
0 B Ja, dat vind ik lastig
0 C Dat hangt helemaal af van het onderwerp van de tekst
0 D Nee, dat vind ik niet lastig
0 E Nee, dat vind ik helemaal niet lastig
05
1015202530
vraag 1
06
20
2
A B C D
35
3. Hoeveel deelonderwerpen van het middenstuk had jij voorspeld?
0 A Ik had minstens drie deelonderwerpen voorspeld
0 B Ik had twee deelonderwerpen voorspeld
0 C Ik had één deelonderwerp voorspeld
0 D Ik had geen enkel deelonderwerp voorspeld
4. Had je de kernzinnen in de inleiding en in het slot goed gemarkeerd?
0 A Ja, ik had beide kernzinnen goed gemarkeerd
0 B Ik had alleen de kernzin in de inleiding goed gemarkeerd
0 C Ik had alleen de kernzin van het slot goed gemarkeerd
0 D Ik had geen van beide kernzinnen goed gemarkeerd
05
1015202530
vraag 2
04
13 11
A B C D
0
5
10
15
20
25
30
vraag 3
7
18
1 0
A B C D
36
`
5. Wist je bij opdracht 1 de tekstsoort en het tekstdoel van tekst 1 al ?
0 A Nee, ik wist geen van beide
0 B Ik twijfelde
0 C Ik wist één van beide zeker
0 D Ja, ik wist beide zeker, omdat ……………………………………………………......
……………………………………………………………………………………………………………..
6. De volgende beweringen zijn op mij van toepassing.
Hier mag je meer dan één antwoord aankruisen.
0 A Ik heb nagedacht over het onderwerp van de tekst
0 B Door het filmpje raakte ik betrokken bij het tekstonderwerp
0 C Door de discussie raakte ik betrokken bij het tekstonderwerp
0
5
10
15
20
25
30
vraag 4
21
1 3 3
A B C D
0
5
10
15
20
25
30
vraag 5
0
16
93
A B C D
37
0 D Ik vind de werkvorm voor leesvaardigheid in deze les leuk
0 E Ik vind het moeilijk om kernzinnen te markeren
0
5
10
15
20
25
30
vraag 6
12 139 10
2
A B C D E
38
Reflectie 2 Kernzinnen markeren
Respondenten: 28 uit Groep 1
1. Je moest de kernzinnen in tekst 2 markeren. Hoe vond je dat?
0 A Ik vond dat erg lastig
0 B Ik vond dat lastig
0 C Ik vond dat niet lastig
0 D Ik vond dat helemaal niet lastig
2. Heb je de juiste zinnen gemarkeerd?
0 A Nee, ik had geen enkele kernzin goed gemarkeerd
0 B Nee, ik had één tot drie kernzinnen goed gemarkeerd
0 C Het gaat wel, ik had vier tot vijf kernzinnen goed gemarkeerd
0 D Ja, ik had zes tot acht kernzinnen goed gemarkeerd.
0 E Ja, ik had meer dan acht zinnen goed gemarkeerd
0
5
10
15
20
25
30
vraag 1
28
16
2
A B C D
39
3. Teksten zijn lang niet altijd geschreven “volgens de regels” zoals jij dat op
school leert. Daardoor raak je makkelijk aan het twijfelen, bijvoorbeeld over
de keuze voor kernzinnen. Hoe kies jij kernzinnen als je twijfelt?
0 A Ik kies gewoon zomaar wat
0 B Ik kies de zin die het onderwerp van de tekst bevat
0 C Ik kies de eerste of de laatste zin van een alinea
0 D Ik kies voor de combinatie van antwoord B en C
0 E Ik markeer dan meerdere zinnen in een alinea.
0 F Anders: nl.,
…………………………………………………………………………………………………………
05
1015202530
vraag 2
04 6
18
0
A B C D E
0
5
10
15
20
25
30
vraag 3
1
118 8
A B C D
40
4. Vind je het handig om kernzinnen te markeren? 0 ja 0 nee
05
1015202530
vraag 4
24
4
Ja Nee
41
5. Als de volgende beweringen voor jou waar zijn, vink ze dan aan.
0 A het markeren van argumenten vond ik zinvol
0 B het markeren van citaten vond ik zinvol
0 C kernzinnen markeren maakt lezen leuker
0 D door de markeertaak begreep ik de tekst beter
0 E de discussie over kernzinnen vond ik zinvol
0 F bij moeilijke teksten kan ik niet goed kernzinnen vinden
0 G deze tekst was moeilijk
0
5
10
15
20
25
30
vraag 5
16
5 37 8 7
1
A B C D E F G
42
Bijlage 5 Enquête: vragen en resultaten
Vragen
Eens of oneens?
1 Het markeren van teksten of tekstdelen is zinvol.
2 Het discussiëren over teksten is zinvol.
3 Een tekst eerst globaal lezen is zinvol.
4 Overleggen en samenwerken aan leesteksten is zinvol.
5 Kijken en luisteren naar beeldfragmenten vergroot je tekstbegrip.
6 Het uitvoeren van sorteertaken activeert mij om na te denken.
Antwoord in de 5puntschaal van 1 (negatief) tot en met 5 (positief)
7 In boeken kun je niets markeren. Dat kon wel in de teksten van het
leerlingenboekje. Vond je dat zinvol?
8 Helpt het markeren van teksten jou om je beter te concentreren op je leestaak?
9 Ben je het ermee eens dat je motivatie voor het uitvoeren van leestaken
toeneemt als jij je beter kan concentreren?
10 Je mocht bij veel opdrachten samenwerken en overleggen.
Raakte je daardoor meer gemotiveerd voor leesopdrachten?
11 Je kreeg opdrachten om met elkaar te discussiëren over tekstsoort, tekstdoel en
hoofdgedachte. In welke mate heeft dat een motiverend effect op jou?
12 Jullie hebben en een leestaak in kleine groepje aan elkaar voorgedaan. Dat
noemen we modelen. Heb je daar iets van geleerd?
13 Je hebt bij het modelen gewerkt met een beoordelingsformulier en een
stappenplan. Vond je die formulieren handig om te gebruiken?
14 Je hebt net een piepkleine sorteertaak gedaan. Heb je die serieus uitgevoerd?
15 Lukte het jou in deze kleine sorteertaak goed om verbanden te vinden?
16 Hoe belangrijk is het voor je motivatie dat je een opdracht goed uit kan voeren?
17 Ben je het ermee eens dat de teksten die je gelezen hebt in de afgelopen periode,
aantrekkelijk en actueel zijn voor jongeren?
18 De website bevat instructiefilmpjes over de theorie van leesvaardigheid. Vind je
die zinvol?
19 De website bevat oefeningen online die je thuis kan maken. Hoe zinvol is dat?
20 De website Leukerlezen.nl bevat alle theorie over leesvaardigheid van het eerste
tot en met het vierde leerjaar. Hoe vind je dat?
21 Ben jij het ermee eens dat je door de opdrachten uit dit onderzoek meer
gemotiveerd wordt om je leestaak goed uit te voeren?
22 Is het je duidelijk geworden welke onderdelen van leesvaardigheid jij nog goed
moet oefenen voor je proefwerk? 23 Hoe nuttig vind je de website Leukerlezen.nl?
24 Hoe gemotiveerd was jij de afgelopen periode om goed mee te doen met de
leeslessen?
25 Hoe tevreden denk je dat je docent Nederlands is over de motivatie van de klas in de
leeslessen van de afgelopen periode?
26 Denk je dat het onderzoek erin geslaagd is om de klas meer te motiveren voor
leestaken?
43
Resultaten
Statistieken voor vraag 1: Het markeren van teksten of tekstdelen is zinvol.
Statistieken voor vraag 2: Het discussiëren over teksten is zinvol.
Statistieken voor vraag 3: Een tekst eerst globaal lezen is zinvol.
96%
4%
1
eens
oneens
96%
4%
2
eens
oneens
85%
15%
3
eens
oneens
44
Statistieken voor vraag 4: Overleggen en samenwerken aan leesteksten is zinvol.
Statistieken voor vraag 5: Kijken en luisteren naar beeldfragmenten vergroot je
tekstbegrip.
Statistieken voor vraag 6: Het uitvoeren van sorteertaken activeert mij om na te denken.
92%
8%
4
eens
oneens
100%
0%
5
eens
oneens
73%
27%
6
eens
oneens
45
Statistieken voor vraag 7: In boeken kun je niets markeren. Dat kon wel in de teksten van
het leerlingenboekje. Vond je dat zinvol?
Gemiddelde waarde: 4.46 Variantie: 0.40
Statistieken voor vraag 8: Helpt het markeren van teksten jou om je beter te concentreren
op je leestaak?
Gemiddelde waarde: 4.27 Variantie: 0.58
0
2
4
6
8
10
12
14
16
Nee,helemaalniet zinvol
2 3 4 Ja, heel ergzinvol
7
Aantal respondenten
0
2
4
6
8
10
12
14
Nee,helemaal
niet
2 3 4 Ja, heel erg
8
Aantal respondenten
46
Statistieken voor vraag 9: Ben je het ermee eens dat je motivatie voor het uitvoeren van
leestaken toeneemt als jij je beter kan concentreren?
Gemiddelde waarde: 3.31 Variantie: 2.29
Statistieken voor vraag 10: Je mocht bij veel opdrachten samenwerken en overleggen.
Raakte je daardoor meer gemotiveerd voor leesopdrachten?
Gemiddelde waarde: 3.50 Variantie: 1.33
0123456789
10
Nee,helemaalniet mee
eens
2 3 4 Ja,helemaalmee eens
9
Aantal respondenten
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Nee,helemaal
niet
2 3 4 Ja, veelmeer
10
Aantal respondenten
47
Statistieken voor vraag 11: Je kreeg opdrachten om met elkaar te discussiëren over
tekstsoort, tekstdoel en hoofdgedachte. In welke mate heeft dat een motiverend effect op
jou?
Gemiddelde waarde: 3.42 Variantie: 1.24
Statistieken voor vraag 12: Jullie hebben en een leestaak in kleine groepje aan elkaar
voorgedaan. Dat noemen we modelen. Heb je daar iets van geleerd?
Gemiddelde waarde: 3.54 Variantie: 1.33
0
2
4
6
8
10
12
datmotiveert
mijhelemaal
niet
2 3 4 datmotiveertmij heel
veel
11
Aantal respondenten
0
2
4
6
8
10
12
nee,helemaal
niks
2 3 4 ja, heel veel
12
Aantal respondenten
48
Statistieken voor vraag 13: Je hebt bij het modelen gewerkt met een
beoordelingsformulier en een stappenplan. Vond je die formulieren handig om te
gebruiken?
Gemiddelde waarde: 3.58 Variantie: 1.17
Statistieken voor vraag 14: Je hebt net een piepkleine sorteertaak gedaan. Heb je die
serieus uitgevoerd?
Gemiddelde waarde: 3.58 Variantie: 1.17
0
2
4
6
8
10
12
Nee,helemaal
niet handig
2 3 4 Ja, heel erghandig
13
Aantal respondenten
0
2
4
6
8
10
12
nee,helemaal
niet serieus
2 3 4 ja, heel ergserieus
14
Aantal respondenten
49
Statistieken voor vraag 15: Lukte het jou in deze kleine sorteertaak goed om verbanden te
vinden?
Gemiddelde waarde: 3.50 Variantie: 1.33
Statistieken voor vraag 16: Hoe belangrijk is het voor je motivatie dat je een opdracht goed
uit kan voeren?
Gemiddelde waarde: 4.00 Variantie: 1.00
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
nee,helemaalniet goed
2 3 4 ja, heelgoed
15
Aantal respondenten
0
2
4
6
8
10
12
helemaalniet
belangrijk
2 3 4 heel ergbelangrijk
16
Aantal respondenten
50
Statistieken voor vraag 17: Ben je het ermee eens dat de teksten die je gelezen hebt in de
afgelopen periode, aantrekkelijk en actueel zijn voor jongeren?
Gemiddelde waarde: 4.08 Variantie: 0.76
Statistieken voor vraag 18: De website bevat instructiefilmpjes over de theorie van
leesvaardigheid. Vind je die zinvol?
Gemiddelde waarde: 4.04 Variantie: 0.88
0
2
4
6
8
10
12
14
Nee,helemaalniet mee
eens
2 3 4 Ja,helemaalmee eens
17
Aantal respondenten
0
2
4
6
8
10
12
nee,helemaalniet zinvol
2 3 4 ja, heel ergzinvol
18
Aantal respondenten
51
Statistieken voor vraag 19: De website bevat oefeningen online die je thuis kan maken.
Hoe zinvol vind je dat?
Gemiddelde waarde: 3.85 Variantie: 1.28
Statistieken voor vraag 20: De website Leukerlezen.nl bevat alle theorie over
leesvaardigheid van het eerste tot en met het vierde leerjaar. Hoe vind je dat?
Gemiddelde waarde: 4.42 Variantie: 0.47
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Helemaalniet zinvol
2 3 4 Heel ergzinvol
19
Aantal respondenten
0
2
4
6
8
10
12
14
16
helemaalniet handig
2 3 4 heel erghandig
20
Aantal respondenten
52
Statistieken voor vraag 21: Ben jij het ermee eens dat je door de opdrachten uit dit
onderzoek meer gemotiveerd wordt om je leestaak goed uit te voeren?
Gemiddelde waarde: 3.77 Variantie: 1.25
Statistieken voor vraag 22: Is het je duidelijk geworden welke onderdelen van
leesvaardigheid jij nog goed moet oefenen voor je proefwerk?
Gemiddelde waarde: 3.88 Variantie: 0.95
0
2
4
6
8
10
12
Nee,helemaalniet mee
eens
2 3 4 Ja,helemaalmee eens
21
Aantal respondenten
0123456789
10
nee,helemaal
nietduidelijk
2 3 4 ja, heelduidelijk
22
Aantal respondenten
53
Statistieken voor vraag 23: Hoe nuttig vind je de website Leukerlezen.nl?
Gemiddelde waarde: 4.35 Variantie: 0.69
Statistieken voor vraag 24: Hoe gemotiveerd was jij de afgelopen periode om goed mee te
doen met de leeslessen?
Gemiddelde waarde: 3.96 Variantie: 0.50
0
2
4
6
8
10
12
14
16
helemaalniet nuttig
2 3 4 heel ergnuttig
23
Aantal respondenten
0
2
4
6
8
10
12
14
Helemaalniet
gemotiveerd
2 3 4 Heel erggemotiveerd
24
Aantal respondenten
54
Statistieken voor vraag 25: Hoe tevreden denk je dat je docent Nederlands is over de
motivatie van de klas in de leeslessen van de afgelopen periode?
Gemiddelde waarde: 4.27 Variantie: 0.50
Statistieken voor vraag 26: Denk je dat het onderzoek erin geslaagd is om de klas meer te
motiveren voor leestaken?
Gemiddelde waarde: 4.12 Variantie: 0.64
0
2
4
6
8
10
12
14
16
Helemaalniet
tevreden
2 3 4 Heel ergtevreden
25
Aantal respondenten
55
Bijlage 6 Reflectiemodel en resultaat
ingevuld door: ....................................................... klas ………………… datum ..............
De volgende onderdelen van de
cursus leesvaardigheid beheers ik
goed.
Zet een kruisje in het vakje met het
antwoord dat het meest van toepassing is.
Kies uit:
waar beetje niet
waar waar
de juiste leesstrategie kiezen
een tekst globaal lezen
signaalwoorden herkennen en markeren
kernzinnen vinden en onderstrepen
tekstsoort herkennen
de functie van een alinea herkennen
tekstverbanden herkennen
het onderwerp kort benoemen
de hoofdgedachte formuleren
leespubliek herkennen
tekstdoel herkennen
betekenissen van woorden vinden
tekst samenvatten
2 Wat moet ik beter gaan doen?
3 Hoe kan ik die verbetering
realiseren?
4 Mijn doel wordt:
56
0 5 10 15 20 25
de juiste leesstrategie kiezen
een tekst globaal lezen
signaalwoorden herkennen en markeren
kernzinnen vinden en onderstrepen
tekstsoort herkennen
de functie van een alinea herkennen
tekstverbanden herkennen
het onderwerp kort benoemen
de hoofdgedachte formuleren
leespubliek herkennen
tekstdoel herkennen
betekenissen van woorden vinden
tekst samenvatten
NIET WAAR
BEETJE WAAR
WAAR
57
Bijlage 7 Onderzoeksresultaten Archeweb
In gebruik sinds eind maart 2015, bijgehouden tot 6 mei, 2015.
Usage Statistics for www.leukerlezen.nl
Summary by Month Generated 06May2015 14:25 CEST
Summary by Month
Month Daily Avg Monthly Totals
Hits Files Pages Visits Sites KBytes Visits Pages Files Hits
May 2015 231 200 37 12 44 23693 75 226 1201 1386 Apr 2015 343 282 51 12 112 173414 369 1554 8473 102
94 Mar 2015 143 116 14 1 8 37193 27 238 1979 2437
Totals 234300 471 2018 11653 14117
Generated by Webalizer Version 2.23
58
Bijlage 8 Onderzoeksresultaten uit de enquête
Deelvraag 1: 26 N Figuur 4
Enquête
vraag
Variabelen Mechanismen Score:
G W
Variantie
7 Tekstdelen onderscheiden Markeertaken 4.46 0.40
8 Geconcentreerd raken Markeertaken 4.27 0.58
15 Samenhang vinden Sorteertaken 3.50 1.33
9 Concentreren en motiveren Sorteertaken 3.31 2.29
16 Willen uitvoeren Sorteertaken 4.00 1.00
17 Geïnteresseerd raken Aantrekkelijke
teksten
4.08 0.79
Deelvraag 2: N=26 Figuur 7
Enquête
vraag
Variabelen Mechanismen Score:
G W
Variantie
11 Meningsvorming Discussies over
teksten
3.42 1.24
10 Meningsvorming Samenwerking 3.50 1.33
12 Zelfvertrouwen/zelf doen Modeling leestaak 3.54 1.33
13 Zelfvertrouwen/zelf doen Stappenplan en
beoordelingsschema
3.58 1.17
21 Je leestaak goed uitvoeren Activerende opdracht 3.77 1.25
Deelvraag 3: N=26 Figuur 14
Enquête
vraag
Variabelen Mechanismen Score:
G W
Variantie
18 Autonomie op het
eigen leerproces
Instructiefilmpjes nuttig? 4.04 0,88
Oefeningen online: handig? 3.85 1.28
Zelf leerstof kiezen: handig? 4.42 0.47
22 Inzicht eigen leesproces 3.88 0.95
23 Nut van de website? 4.35 0.69
24 Gemotiveerd meegedaan? 3.96 0.50
26 Onderzoek geslaagd? 4.12 0.64
59
Bijlage 9 Leerlingenboekje
Zie volgende bladzijde en zie ook de website www.leukerlezen.nl
Kies leerlingenboekje: Vaardig in lezen
Het leerlingenboekje bestaat uit verschillende leesteksten die geselecteerd zijn
uit digitale kranten, al dan niet voorzien van een illustratie. Materialen die niet
door onderzoekster zelf zijn geschreven, zijn voorzien van bronvermeldingen in
de lopende tekst.
Illustraties Pixabay Creative Commons Deed CC0
vaardig in lezen www.leukerlezen.nl
Een project voor het oefenen van leesvaardigheid,
bestemd voor havo 4-leerlingen van De Breul, periode 4
Illustraties Pixabay Creative Commons Deed CC0
Word een ster in tekstbegrip! In havo 4 en havo 5 oefen je regelmatig je leesvaardigheid. Aan het einde
van havo 5 wordt deze vaardigheid getoetst in het centraal eindexamen.
Synoniemen voor leesvaardigheid zijn ook wel tekstbegrip, tekstverklaring
of leesbegrip of begrijpend lezen.
Veel mensen vinden begrijpend lezen moeilijk of zij vinden het saai en
kunnen daarom weinig concentratie opbrengen voor het lezen van
teksten. Uit onderzoek (maar ook uit eigen ervaring) weten we dat havo
4-leerlingen soms snel afgeleid zijn van hun leestaken. We denken dat ze
daarom lagere cijfers halen dan nodig is. Dat werkt door in havo 5, bij het
centraal eindexamen zijn de cijfers laag. Inmiddels hebben heel wat
onderzoekers aangetoond dat Havo 4-leerlingen goed te motiveren zijn
voor hun leesvaardigheid, als leerlingen maar niet steeds uit het boek
hoeven werken. Er moet in de les meer met de teksten gedaan worden.
Daarom krijg je in periode 4 de leeslessen aangeboden met meer
afwisselende werkvormen. Bij die lessen hoort ook dit boekje. Het doel
van deze cursus is dat jij gemotiveerd raakt om je leesvaardigheid goed te
oefenen en dat je een ster wordt in tekstbegrip!
Om je leesvaardigheid goed te trainen, kun je gebruik maken van de
website www.leukerlezen.nl Op het leerlingendeel van deze site vind je
instructiefilmpjes, theorie, linkjes naar online oefeningen, invulschema’s
en nog veel meer. Ook alle teksten, zoals dit boekje, kun je terugvinden
op de site en downloaden. Lekker handig voor het geval je (per ongeluk)
dit boekje kwijtraakt. De site en dit boekje maken deel uit van een
onderzoek naar de motivatie voor leesvaardigheid onder havo 4-
leerlingen. Daarnaast werk je in periode 4 aan de opdrachten uit NN
volgens de planner voor periode 4.
Tot slot dan nog even dit. Wist je dat leerlingen met een grote
woordenschat beter teksten begrijpen? (Tuurlijk wist je dat.) Maar wist je
dat 30 % van die woordenschat in jullie leeftijd wordt aangeleerd door het
vrij lezen van fictie, literatuur en andere teksten? Dus…? Daag je zelf uit,
ga lekker veel lezen en haal een 8 of hoger voor je proefwerk.
(Toegegeven: een 8 is erg hoog. Maar het tikt wel lekker aan.
Leesvaardigheid wordt in de PART namelijk getoetst met een weging 4x)
Succes!
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Drie lessen globaal en grondig lezen ................................................................................. 1
Les 1 ..................................................................................................................................................... 2
Les 2 en les 3 ................................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Meting 1 .............................................................................................................................................. 0
Meting 2 .............................................................................................................................................. 1
Hoofdstuk 2. Observerend hardop leren lezen ....................................................................................... 2
Les 4 ..................................................................................................................................................... 2
Hoofdstuk 3. Zelf een toets samenstellen, maken en beoordelen ....................................................... 10
Les 5 ................................................................................................................................................... 10
Hoofdstuk 4. Bewust naar teksten luisteren ......................................................................................... 19
Les 6 ................................................................................................................................................... 19
Reflectiemodel ...................................................................................................................................... 24
1
Hoofdstuk 1. Drie lessen globaal en grondig lezen
Doelen kennis ophalen: globaal en grondig lezen
kernzinnen
tekstsoort/doel/bouw
teksten leren markeren
leren sorteren
deelnemen aan discussie
inschatten eigen leesniveau
Werkwijze: in groepjes van drie
Voorkennis - je weet wat kernzinnen zijn
- je kent de tekstsoorten en bijbehorende tekstdoelen
- je weet wat bedoeld wordt met tekst-bouw
- je weet dat het tekstonderwerp één of enkele woorden is
- je weet dat de hoofdgedachte hetzelfde is als de
samenvatting van de tekst in één volledige zin. En je weet
dat het onderwerp in de hoofdgedachte genoemd wordt.
Inhoud Les 1: Opdracht 1 tot en met 4 p 2/3
Les 2: Opdracht 5, 6 en 7 p 4
Blanco notitievel voor aantekeningen p 5
Tekst 1 ‘Verbod op reclame” p 6
Tekst 2 Tekst met tekstregels p 7
Meting 1 p 9
Meting 2 p 10
Materiaal Digibord
Website Leukerlezen.nl => instructiefilmpje deel 1
Filmfragment over vrouw en reclame
Verschillende kleuren markeerstiften
In het boekje zitten voldoende lege bladzijden om op te schrijven.
Niveau F2/ F3 geschikt voor havo 4, als opstapje naar
moeilijkere teksten
-----------------------------------------------------------------------------------------
2
Les 1
Ronde 1 Maak een groepje van drie en voer opdracht 1 uit.
Ronde 2 Opdracht 2. Bekijk en beluister het volgende beeldfragment
aandachtig. (1.35)
http://archief.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070829_vrouwenreclame01
Letterlijke tekst uit deze clip: In de media vind je bepaalde ideeën over de rol van mannen en vrouwen terug. Mannen zijn
stoer en vrouwen zijn sexy. Dat schept een beeld waar vrouwen in het dagelijks leven nooit aan kunnen voldoen. “Nou, als
je kijkt naar de cosmetica-industrie van vandaag de dag, dan zie je dat producten over het algemeen toch meer verkocht
worden door een heel mooi, onbereikbaar schoonheidsideaal neer te zetten. Het probleem daarbij is echter dat dat
schoonheidsideaal over het algemeen niet echt is”. “Als je kijkt naar alle computer trucken die eruit gehaald kunnen
worden, dan is het ook geen kunst om er zo mooi, of tenminste zo uit te zien zoals die mevrouw eruit ziet. En is het eigenlijk
ook wel eng dat we met elkaar zo’n onrealistische nepschoonheid nastreven, Ja, het zou verboden moeten worden denk ik,
ha ha.” “Wat wij willen, wij willen juist producten verkopen vanuit een positief zelfbeeld, vanuit een echt beeld van
schoonheid, met echte vrouwen, om op die manier vrouwen en meiden aan te moedigen om op een positieve manier met
hun uiterlijk om te gaan en de verzorging om te gaan, en niet iets na te streven wat niet echt is”.
Opdracht 1 De tekst op tekstvel 1, pagina 6 ‘Verbod op reclame voor
cosmetische chirurgie’ bevat alleen de inleiding en het slot van een tekst.
Wat zou er in het middenstuk kunnen staan? (10 minuten)
Stap 1 Lees eerst de tekst in stilte
Stap 2 Markeer, terwijl je leest, de kernzinnen in beide alinea’s
Stap 3 Vergelijk in je groepje jullie kernzinnen en kom tot
overeenstemming. (Bespreek dit ook met de docent.)
Stap 4 Schrijf in het lege middenstuk deelonderwerpen op
die volgens jou in het ontbrekende middenstuk voorkomen.
Stap 5 Bespreek dit met je tafelgroep. Kiezen jullie dezelfde
deelonderwerpen?
Stap 6 Noteer de deelonderwerpen die je in het middenstuk kunt
verwachten. (Voorspelling!)
Stap 7 Kun je op basis van deze tekst (titel, inleiding en slot) al een
conclusie trekken over de tekstsoort? Zo ja, welke? Zo nee,
waarom niet?
3
Doe de meting 1 op pagina 9.
Opdracht 3 : bespreek met elkaar de volgende vragen.
1. Wat is het onderwerp en de hoofdgedachte van dit beeldfragment?
2. Bespreek wat de tekstsoort en het doel van de tekst is: is de tekstsoort
uiteenzettend, beschouwend of betogend? Of is de tekst juist aansporend en
hebben we hier dan te maken met reclame?
3. Voer een discussie met je tafelgroep (of als de docent dat wil met de hele
klas) over de vraag:
Moeten reclames met onbereikbare schoonheidsidealen verboden worden?
Opdracht 4: Lees tekst 2 op pagina 7 globaal
(Dus ga beslist niet grondig lezen!)
1. Noteer de alinea-indeling in de kantlijn van de tekst.
Geef antwoord op de vragen:
a. Wat is de inleiding?
b. Wat is het slot?
c. Hoeveel alinea’s heeft het middenstuk?
2. Markeer de kernzinnen in de inleiding en het slot nog eens.
3. Wat is volgens jou de tekstsoort en het tekstdoel?
Waar let je op om dat te beoordelen
4
Les 2 en les 3
Bekijk eerst het instructiefilmpje deel 2, maak daarna opdracht 5
Huiswerk: Bekijk het instructiefilmpje over grondig lezen.
Opdracht 5. Lees tekst 2 op pagina 7 nu grondig
1 Markeer nu alle kernzinnen
2 Markeer de regelnummers waar je argumenten ziet staan:
hoeveel tel je er in totaal?
3 Sorteer met een andere kleur alle citaten en stel de vraag:
a. van wie zijn de citaten afkomstig?
b. waarom worden ze gebruikt?
4 Wat is de bedoeling van de schrijver is met deze tekst?
Dus welk tekstdoel heeft deze tekst?
5 Vat nu de tekst samen in één zin.
6 Bepaal de tekstsoort en motiveer je antwoord
0 Ade tekst is een beschouwing, omdat ….
0 Bde tekst is een betoog, omdat ……
0 Cde tekst is een uiteenzetting, omdat ……
0 Dde tekst is een informatieve tekst, omdat ……
7 Vergelijk je antwoorden met elkaar
Opdracht 6. De sorteertaak
Elk groepje maakt één verzameling van drie woorden. Deze gesorteerde
woorden uit de tekst moeten op inhoud iets met elkaar te maken hebben.
Aan die verzameling wordt een woord uit de tekst toegevoegd dat er
inhoudelijk gezien niet bij hoort, maar er ogenschijnlijk goed bij past.
De sorteertaak mag voor andere leerlingen niet simpel zijn, dus er moet
goed over nagedacht worden.
Van alle verzamelingen kan een (Kahoot)quiz gemaakt worden of je wisselt
de verzamelingen op papier met elkaar uit. De hoofdvraag is dan steeds:
welk woord hoort in de verzameling niet thuis?
Opdracht 7. Nabespreking in de klas of met je tafelgroep:
De docent laat eerst alle markeringen in tekst 2 zien.
1. Welk voordeel heeft het om een tekst eerst globaal te lezen?
2. Welk voordeel heeft het als je in de tekst markeert?
Geldt dit voordeel voor iedereen?
3. Wat is het nut van sorteertaken?
4. Is het fijn dat je met elkaar kan discussiëren over het onderwerp?
5. Vul meting 2 in op pagina 10
5
Notities
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
6
Tekst 1
Verbod op reclame cosmetische chirurgie
……………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………..
Reclame voor cosmetische chirurgie moet in Nederland worden verboden. Dat
stelt de PvdA naar aanleiding van de korting van 92 procent op plastische
chirurgie bij het Belgische Clinica Aesthetica via de collectieve inkoopsite
Groupon. In België geldt een verbod op reclame voor cosmetische chirurgie sinds
2011. In navolging moet dit verbod er ook in Nederland komen.
De Partij van de Arbeid wil dat er nu een reclameverbod komt, net als in
België. Niet meer stunten met aanbiedingen, maar goede voorlichting geven,
zodat mensen een bewuste afweging kunnen maken, waarbij risico’s worden
meegewogen. Ook wil de partij een stop op reclames die onbereikbare
schoonheidsidealen creëren. Het zou immers gek zijn als we dergelijke reclames
toestaan, terwijl we betere voorlichting verplicht stellen en ‘cowboys van de
markt’ proberen te weren. Het gaat om het een pakket van maatregelen:
stoppen met reclames voor cosmetische chirurgie én onbereikbare
schoonheidsidealen én grondige voorlichting.
Bron: www.PvdA.nl/personen/Lea Bouwmeester: namens PvdA Tweede Kamerlid
Wat zou hier in het
middenstuk kunnen
staan?
Bedenk 3
deelonderwerpen.
7
Verbod op reclame van cosmetische chirurgie (tekst 2) 1
Steeds meer jonge meiden doen aan cosmetische chirurgie. Ze vergroten hun 2
borsten of laten vet weg zuigen. Toch zijn deze operaties niet altijd zonder risico. 3
“Ik was vijftien toen ik mijn borsten liet vergroten. Nu ben ik zeventien en 4
verminkt voor het leven” vertelt Natasha. 5
Reclame voor cosmetische chirurgie moet in Nederland worden verboden. Dat 6
stelt de PvdA naar aanleiding van de korting van 92 procent op plastische 7
chirurgie bij het Belgische Clinica Aesthetica via de collectieve inkoopsite 8
Groupon. In België geldt een verbod op reclame voor cosmetische chirurgie sinds 9
2011. In navolging moet dit verbod er ook in Nederland komen. 10
Een meisje van 17 jaar komt de kliniek van Esthetisch Centrum Amsterdam 11
binnen. Ze draagt een strakke spijkerbroek met cowboylaarzen en om haar 12
schouder draagt ze een schoudertas. Wanneer ze naar de wachtkamer wordt 13
verwezen, pakt ze een glamourtijdschrift uit haar tas en gaat al bladerend zitten. 14
Al snel vertelt het meisje waarvoor ze is gekomen. “Ik krijg vandaag mijn tweede 15
consult” zegt ze glunderend. “Ik wil dolgraag een borstvergroting en de dokter 16
gaat vandaag kijken hoe groot de prothesen precies moeten worden. Zoiets lijkt 17
me fantastisch.” Ze wijst naar een foto van Beyoncé die in een niemendalletjes 18
op de rode loper staat. “Grote borsten zijn nu eenmaal mooier.” Bang voor 19
complicaties is het meisje niet, de dokter heeft me verteld dat het pijnlijk is, 20
maar “wie mooi wil zijn moet pijn lijden. 21
De laatste jaren is de onvrede bij vrouwen over het uiterlijk gestegen. Vooral 22
jonge meiden zijn niet gelukkig met hun uiterlijk. In een onderzoek van 23
beautymerk Dove uit 2006 blijkt dat maar liefst 22 % van de Nederlandse 24
meiden liever niet naar school gaat uit onvrede over haar uiterlijk. Deze onvrede 25
zorgt ervoor dat veel meisjes die cosmetische chirurgie overwegen, geen 26
uitzondering meer zijn. Op het internet praten honderden meisjes met elkaar via 27
forums over het operatief veranderen van hun uiterlijk. De meest voorkomende 28
correcties onder jonge meisjes zijn: schaamlipcorrecties, borstvergrotingen, 29
neuscorrecties, liposuctie van heupen en benen en het opvullen van de lippen. 30
Toch zijn veel van die correcties niet zonder risico. De 17 jarige Natasha weet 31
daar alles van. Twee jaar geleden liet ze haar borsten vergroten, maar al snel 32
voelde ze dat het niet goed zat. Na enkele hersteloperaties heeft ze aan deze 33
ingreep dikke littekens overgehouden en ongelijke borsten met een rare vorm. 34
Een andere jonge vrouw: de 21 jarige Renate werd direct na de operatie 35
doodziek en zat een maand later met afgestorven tepels en helse pijnen. 36
Dr. Liesbeth Woertman, psycholoog aan de Universiteit Utrecht verbaast het niet 37
dat zoveel tienermeiden al cosmetische chirurgie ondergaan. “Om te beginnen is 38
het ideaalbeeld enorm veranderd de laatste jaren. De meiden van nu worden 39
blootgesteld aan nepschoonheid. De reclame-industrie pompt borsten op met een 40
klik van de muis en tailles worden met centimeters versmald. Recent onderzoek 41
heeft aangetoond dat dergelijke reclames het zelfbeeld van vrouwen enorm 42
aantast. Cosmetische operaties hebben bovendien, als gevolg van die reclames 43
8
een hoog glamourgehalte en klinieken spelen daar graag op in. Ze maken 44
reclames met slogans als: make me beautiful en ze tonen in hun programma’s 45
alleen de mooie kanten. 46
Ook zijn er betalingsregelingen zodat de drempel voor jonge meiden om een 47
operatie te ondergaan, steeds lager wordt. Die drempel is in veel gevallen al 48
laag, want zelfs schoonheidsspecialisten verrichten tegen relatief lage prijzen 49
verschillende soorten cosmetische ingrepen, terwijl zij daar helemaal niet voor 50
zijn opgeleid. Levensgevaarlijk! 51
Voor het grootste deel komt de onvrede van jonge meiden voort uit reclames. De 52
Partij van de Arbeid wil daarom een verbod op reclames voor cosmetische 53
chirurgie, zoals borstvergroting, buikwandcorrecties en facelifts. Door 54
prijsverlagingen worden mensen verleid tot een medische handeling, terwijl de 55
risico’s onderbelicht blijven. De PvdA wil geen reclame, maar juist meer 56
voorlichting over de risico’s. Ook moeten plastische ingrepen aan 57
kwaliteitsvoorwaarden voldoen. 58
Het stunten met prijzen in de cosmetische chirurgie is moreel verwerpelijk. 59
Mensen worden met economische argumenten verleid tot het doen van medische 60
ingrepen. Terwijl het gaat om snijden en spuiten in een lichaam, waaraan 61
medische risico’s verbonden zijn. 62
Een gebrek aan voorlichting over risico’s en gebrek aan kwaliteit is al langere tijd 63
zorg van de beroepsgroep plastisch chirurgen en de Inspectie voor de 64
Gezondheidszorg (IGZ). Volgens hen zijn er ‘heel veel cowboys op die markt’ en 65
gaat er in private klinieken nogal eens iets mis. Zij maken zich zorgen over de 66
kwaliteit van cosmetische zorg in private klinieken. Basisartsen zouden de 67
operaties verrichten en kinderen onder de 18 jaar worden, tegen de richtlijnen 68
in, behandeld bij bijvoorbeeld overgewicht en borstvergroting. Door het 69
ontbreken van regels kan de IGZ niet vooraf goed toetsen, met alle gevolgen van 70
dien. 71
Plastisch chirurgen in de publieke zorg houden zich redelijk aan de richtlijnen en 72
bijscholing, soms verrichten zij de ingrepen nog te makkelijk. Bij private 73
klinieken is dit erger. Dit vormt een risico voor gezondheid, die vermeden kan 74
worden door aan private klinieken minimaal dezelfde eisen te stellen als aan 75
publieke klinieken. De minister van Volksgezondheid heeft toegezegd dit te 76
regelen. Ook zou meer voorlichting gegeven moeten worden. 77
De Partij van de Arbeid wil dat er nu een reclameverbod komt, net als in België. 78
Niet meer stunten met aanbiedingen, maar goede voorlichting geven, zodat 79
mensen een bewuste afweging kunnen maken, waarbij risico’s worden 80
meegewogen. Ook wil de partij een stop op reclames die onbereikbare 81
schoonheidsidealen creëren. Het zou immers gek zijn als we dergelijke reclames 82
toestaan, terwijl we betere voorlichting verplicht stellen en ‘cowboys van de 83
markt’ proberen te weren. Het gaat om het een pakket van maatregelen: 84
stoppen met reclames voor cosmetische chirurgie én onbereikbare 85
schoonheidsidealen én grondige voorlichting 86
Bron: www.PvdA.nl/personen/Lea Bouwmeester: Tweede Kamerlid namens PvdA87
0
Meting 1 van: Naam: ………………………...................................................
Je hebt één les besteed aan een tekst en een filmpje over cosmetische chirurgie.
Je gaat daar nu een meting voor doen. Kies steeds één antwoord.
1. Je moest in opdracht 1 voorspellen wat er in het middenstuk zou staan,
zodat je al over de tekst na zou gaan denken. Hoe vond je dat?
0 A Ik vond dat helemaal niet zinvol
0 B Ik vond dat niet zinvol
0 C Ik vond dat wel zinvol
0 D Ik vond dat heel erg zinvol
2. Vind je het moeilijk om te voorspellen wat er in een tekst kan staan?
0 A Ja, dat vind ik erg lastig
0 B Ja, dat vind ik lastig
0 C Dat hangt helemaal af van het onderwerp van de tekst
0 D Nee, dat vind ik niet lastig
0 E Nee, dat vind ik helemaal niet lastig
3. Hoeveel deelonderwerpen van het middenstuk had jij voorspeld?
0 A Ik had minstens drie deelonderwerpen voorspeld
0 B Ik had twee deelonderwerpen voorspeld
0 C Ik had één deelonderwerp voorspeld
0 D Ik had geen enkel deelonderwerp voorspeld
4. Had je de kernzinnen in de inleiding en in het slot goed gemarkeerd?
0 A Ja, ik had beide kernzinnen goed gemarkeerd
0 B Ik had alleen de kernzin in de inleiding goed gemarkeerd
0 C Ik had alleen de kernzin van het slot goed gemarkeerd
0 D Ik had geen van beide kernzinnen goed gemarkeerd
5. Wist je bij opdracht 1 de tekstsoort en het tekstdoel van tekst 1 al ?
0 A Nee, ik wist geen van beide
0 B Ik twijfelde
0 C Ik wist één van beide zeker
0 D Ja, ik wist beide zeker, omdat ……………………………………………………......
6. De volgende beweringen zijn op mij van toepassing.
Hier mag je meer dan één antwoord aankruisen.
0 A Ik heb nagedacht over het onderwerp van de tekst
0 B Door het filmpje raakte ik betrokken bij het tekstonderwerp
0 C Door de discussie raakte ik betrokken bij het tekstonderwerp
0 D Ik vind de werkvorm voor leesvaardigheid in deze les leuk
0 E Ik vind het moeilijk om kernzinnen te markeren
0 F Door het markeren concentreer ik me beter op de tekst
1
Meting 2 van: Naam: ………………………...................................................
1. Je moest de kernzinnen in tekst 2 markeren. Hoe vond je dat?
0 A Ik vond dat erg lastig
0 B Ik vond dat lastig
0 C Ik vond dat niet lastig
0 D Ik vond dat helemaal niet lastig
2. Heb je de juiste zinnen gemarkeerd?
0 A Nee, ik had geen enkele kernzin goed gemarkeerd
0 B Nee, ik had één tot drie kernzinnen goed gemarkeerd
0 C Het gaat wel, ik had vier tot vijf kernzinnen goed gemarkeerd
0 D Ja, ik had zes tot acht kernzinnen goed gemarkeerd.
0 E Ja, ik had meer dan acht zinnen goed gemarkeerd
3. Teksten zijn lang niet altijd geschreven “volgens de regels” zoals jij dat op
school leert. Daardoor raak je makkelijk aan het twijfelen, bijvoorbeeld over
de keuze voor kernzinnen. Hoe kies jij kernzinnen als je twijfelt?
0 A Ik kies gewoon zomaar wat
0 B Ik kies de zin die het onderwerp van de tekst bevat
0 C Ik kies de eerste of de laatste zin van een alinea
0 D Ik kies voor de combinatie van antwoord B en C
0 E Ik markeer dan meerdere zinnen in een alinea.
0 F Anders: nl.,
…………………………………………………………………………………………………………
4. Had jij het aantal alinea’s goed geteld? 0 ja 0 nee
5. Als de volgende beweringen voor jou waar zijn, vink ze dan aan.
0 A het sorteren van argumenten vond ik zinvol
0 B het sorteren van citaten vond ik zinvol
0 C de sorteertaak vond ik leuk
0 D door de sorteertaak begreep ik de tekst beter
0 E het discussiëren over de tekstsoort vond ik zinvol
0 F na deze twee lessen heb ik mijn kennis over tekstsoort, tekstdoel
en tekstbouw weer op goed op orde
0 G de werkvorm van deze les leesvaardigheid vond ik leuk
6. Sommige onderdelen wil ik beter leren beheersen, zoals:
…………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………..
2
Hoofdstuk 2. Observerend hardop leren lezen
Les 4
Doel: Je leert door te modelen (kijken, luisteren en nadoen) hoe je
een leestaak aanpakt zodat je de tekst goed begrijpt.
Voorkennis Je kent de tekstsoorten en doelen,
je weet wat de volgende begrippen inhouden:
- onderwerp
- hoofdgedachte
- kernzinnen
- signaalwoorden
- verbanden
- structuur
- betrouwbare bronnen
- markeren
- citaten, meningen en feiten
- globaal lezen
- grondig lezen
In je boek en op www.leukerlezen.nl kun je
instructiefilmpjes en theorie over deze begrippen vinden.
Materiaal: Tekst 5: Jongerenprotest op Cypres p. 13
Tekst 6: Huidkanker steeds vaker bij jongeren p. 14
Tekst 7: Tijdelijk oorsuizen p. 15
Tekst 8: Eetbare insecten produceren minder.. p. 16
Blanco notitieblad p. 17
Observatieformulier p. 18
Werkwijze: In groepen van vijf leerlingen: één modeler
twee observanten, twee toehoorders/meelezers
Uitleg De docent modelt tekst 5 p. 13 15 min
Jij leest mee met de tekst en je let goed op hoe de
docent de leestaak aanpakt. Je krijgt van de docent
een instructie om zelf in je groepje te modelen met tekst 6
Opdracht 1 Een leestaak modelen: tekst 6 p. 14
De modeler denkt “hardop” terwijl hij leest.
De modeler werkt in fases: zie volgende bladzijde
3
Vervolg modelen
Fase 1: 10 min
- Leest eerst globaal de titel, inleiding, slot, bron.
- Zeg hardop wat je daarbij denkt.
- Noteer alineanummers
- Markeer kernzinnen, als dat al mogelijk is.
- Markeer signaalwoorden die al opvallen.
- Benoem daarbij alles wat opvalt
- Schat in welke tekstsoort het en waarom je dat denkt
- Schat het tekstdoel in
- Schat de betrouwbaarheid in van de bron
Fase 2 15 min
- Lees de tekst grondig: titel, inleiding, middenstuk, slot, bron
- Markeer overige kernzinnen. (Dus geen details)
- Bepaal het onderwerp van de tekst
- Bepaal de tekstsoort en het doel opnieuw
- Bepaal voor wie de tekst bestemd is
- Markeer signaalwoorden en noem bijbehorende verbanden.
- Markeer met verschillende kleuren opvallende zaken, zoals
citaten, meningen, personen die aan het woord zijn en feiten
- Probeer vast te stellen welke structuur de tekst heeft
- Vorm je een mening over de betrouwbaarheid van de bron
- Vat de tekst samen in één volledige zin
Twee observanten vullen het observatieformulier in
Fase 3
Rondje Feedback 10 min
Observanten lezen hun bevindingen voor
Toehoorders geven hun mening
Fase 4 Nabespreken en huiswerkopdracht geven 5 min
Huiswerk Kies een tekst (tekst 7 op pagina 15 of tekst 8 op pagina 16)
en lees de tekst zoals je het in deze les geleerd hebt.
Pas fase 1 én fase 2 toe.
Noteer je bevindingen op het blanco notitieblad.
Let op! Leerlingen uit H4b voeren deze taak uit en presenteren het aan de klas.
De klas geeft feedback
4
Tekst 5
Jongerenprotest op Cyprus
Cyprus is maandag op het nippertje gered. Het eiland heeft grote schulden en de banken zijn er al
meer dan een week dicht. De EU beloofde maandag te helpen met tien miljard euro. Toch maken
veel Cypriotische jongeren zich zorgen om de toekomst.
- Door Charlotte Goldhoorn
Cyprus krijgt die tien miljard niet gratis en moet daarnaast zelf ook nog eens bijna zes miljard euro
ophoesten. Dat doet het land door geld weg te halen bij rijke spaarders. Banken zijn erg belangrijk
voor de economie van Cyprus. Het geld dat erop staat, is acht keer meer waard dan de totale
economie van het land. Dat komt doordat veel buitenlanders er hun spaargeld hebben gestald
vanwege het feit dat ze er in Cyprus minder belasting over hoeven te betalen. Nu Cyprus geld nodig
heeft, gaat het alle spaarders die meer dan 100.000 euro op de bank hebben, extra zwaar belasten
om de zes miljard bij elkaar te krijgen.
Werkloos
Dankzij het reddingsplan gaat Cyprus niet failliet en kan het de euro als munteenheid houden. Maar
dit betekent niet dat de problemen voorbij zijn. Van de twee grootste banken wordt er één gesloten
en wordt de ander veel kleiner dan deze nu is. Daardoor zullen veel mensen hun baan verliezen.
Ook jongeren zijn niet gerust op hun toekomst. Ze zijn bang dat ze na hun studie geen baan kunnen
vinden, nu zoveel mensen werkloos worden. Daarom gingen ze dinsdag de straat op om te
protesteren.
Zevendays 27 maart 2013
5
Tekst 6
Huidkanker steeds vaker bij jongeren
Het totale aantal mensen met een kwaadaardig melanoom is de laatste tien jaar
verdubbeld. Vooral jongeren hebben steeds vaker huidkanker. Daarom start Stichting
Melanoom een internetcampagne om jongeren bewust te maken van de risico's.
Met de nieuwe voorlichtingscampagne op YouTube, Twitter en op Facebook hoopt Stichting
Melanoom deze stijging te stoppen. De campagne is gericht op jongeren en heet 'Beste 16-
jarige ik'. In een campagnefilmpje spreken mensen met huidkanker zestienjarigen aan op
hun (zon)gedrag. Ze laten littekens zien van de plekken waar melanomen zijn weggehaald.
Het Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis bevestigt de stijging. 'In Nederland is
melanoom nu de snelst groeiende vorm van kanker', zegt internist-oncoloog Dr. C Blank naar
aanleiding van de campagne. 'Jaarlijks komen er ruim 4800 nieuwe patiënten bij. Wij
verwachten de komende vijf jaar eenzelfde stijging.' Volgens de artsen komt dat omdat we
veel meer en vaker in de zon zitten.
Een deel van de melanomen kan dan ook worden voorkomen door minder lang in de zon te
zitten en je goed in te smeren. Daarom krijgen de eerste vijfduizend personen die de
Facebook-pagina van Stichting Melanoom liken een zonbeschermingspakket. Naast goed
insmeren moet je je huid regelmatig controleren op nieuwe of veranderde moedervlekken.
Zevendays, april 2011
6
Tekst 7
Tijdelijk oorsuizen bij driekwart Vlaamse jongeren BRON: EOS: 13 AUGUSTUS, 2013 - 15:20
Foto: Imageglobe
Uit een studie van de Universiteit Antwerpen blijkt dat driekwart van de
jongeren aan tijdelijk oorsuizen lijdt. Een op de vijf kampt met permanente
tinnitus. Nochtans zijn jongeren zich weinig bewust van het probleem: bijna
geen enkele jongere vreest voor gehoorschade.
Het aantal gevallen van gehoorschade is de afgelopen twintig jaar - door langere blootstelling
aan luide muziek - enorm toegenomen. Onderzoeker Annick Gilles ondervroeg bijna 4.000
Vlaamse jongeren tussen 14 en 18 jaar oud. Drie kwart van de jongeren ervaart na een
avondje stappen tijdelijke symptomen van oorsuizen. En zo’n twintig procent van de jongeren
heeft permanent last van oorsuizen. Jongens (20%) rapporteren meer blijvende tinnitus dan
meisjes (17%). De studie verscheen eind juli in PLOS One.
Jongeren zijn zich niet goed bewust van de gevaren van te luide muziek. De meerderheid
(95%) is niet bekommerd om permanent oorsuizen. Slechts vijf procent van de Vlaamse
jongeren draagt gehoorbescherming bij het uitgaan.
Het dragen van gehoorbescherming verschilt van land tot land. Overal heerst een andere kijk
op luide muziek. Zo beschermt ongeveer zestig procent van de Zweedse jongeren de oren,
tegenover maar anderhalf procent in Brazilië.
De onderzoekers trekken daarom aan de alarmbel. Ze pleiten voor nieuwe en aangepaste
preventiecampagnes. De huidige acties focussen te veel op gehoorschade in het algemeen. De
onderzoekers vinden dat het beter is om de aandacht te vestigen op symptomen zoals tijdelijk
en permanent oorsuizen. Ook zouden persoonlijke ervaringen moeten helpen om jongeren te
sensibiliseren, aldus de onderzoekers. (eb)
7
Tekst 8
Eetbare insecten produceren minder broeikasgassen dan vee
Insecten stoten per kilogram insectenvlees in beginsel veel minder
broeikasgassen uit dan runderen en varkens. Dat concluderen wetenschappers
van Wageningen University, onderdeel van Wageningen UR, die met overheid en
bedrijfsleven onderzoeken of de kweek van insecten kan bijdragen aan een meer
duurzame eiwitproductie. Insectenvlees kan zo een alternatief vormen voor
gangbaar vlees.
De wereldwijde veeteelt levert een belangrijke bijdrage aan de productie van
broeikasgassen. Voor het beoordelen van de duurzaamheid van insectenvlees
kwantificeerden de onderzoekers van Wageningen University de productie van
broeikasgassen van een aantal eetbare insectensoorten. De resultaten van het
onderzoek verschenen in het gerenommeerde, online tijdschrift PLoS ONE van 29
december.
Het onderzoeksteam heeft voor het eerst gemeten hoeveel broeikasgassen
insecten per kilogram product uitstoten. Het ging daarbij om methaan (CH4) en
lachgas (N2O). De resultaten laten zien dat insecten veel minder broeikasgassen
uitstoten dan de gangbare productiedieren, zoals runderen en varkens. Zo
produceert een varken tien tot honderd keer zo veel broeikasgassen per kilogram
groei als bijvoorbeeld meelwormen. Ook de uitstoot van ammoniak (veroorzaker
van verzuring en eutrofiëring van grondwater) blijkt aanzienlijk lager te zijn. Een
varken stoot acht tot twaalf keer zoveel ammoniak uit per kilogram groei als
krekels en tot wel vijftig keer zoveel als sprinkhanen. Bijkomend voordeel van
insecten boven zoogdieren is dat ze hun voedsel sneller omzetten in vlees.
Alternatief
Het onderzoek toont aan dat eiwitten afkomstig van insecten, in beginsel, een
milieuvriendelijk alternatief zijn voor eiwitten uit vlees afkomstig van de
gebruikelijke productiedieren. Verder onderzoek is nodig om na te gaan of de
productie van een kilogram insecteneiwit ook milieuvriendelijker is dan
conventioneel dierlijk eiwit wanneer de gehele productieketen in aanmerking
wordt genomen.
Wageningen University
8
Notitie
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
9
Observatieformulier, horend bij les observerend-hardop-leren lezen
Door goed te observeren kun je de lezer vertellen of de leestaak goed is aangepakt. Noteer
een kruisje in de kolom als je iets niet, weinig, gedeeltelijk of vaak hebt waargenomen.
Naam van de geobserveerde: ..........................................................................
Naam van de observator: ..........................................................................
Welke tekst wordt gelezen? ..........................................................................
1= niet waargenomen 2= weinig waargenomen 3= gedeeltelijk waargenomen 4= vaak waargenomen
De lezer leest globaal volgens fase 1: 1 2 3 4
1. Leest hardop de titel, inleiding, slot, bron.
2. Zegt wat hij/zij daarbij denkt.
3. Noteert alineanummers
4. Markeert kernzinnen, als dat al mogelijk is.
5. Markeert signaalwoorden die al opvallen.
6. Benoemt daarbij alles wat opvalt
7. Schat de tekstsoort in en legt uit waarom.
8. Schat het tekstdoel in en legt uit waarom
9. Probeert het tekstonderwerp in te schatten
10. Schat de betrouwbaarheid in van de bron
De lezer leest de tekst grondig, volgens fase 2 1 2 3 4
11. De lezer leest hardop
12. De lezer zegt steeds wat hij hieruit opmaakt
13. De lezer noemt de kernzin van de inleiding
van de alinea’s in he middenstuk
van het slot
14. De lezer noemt signaalwoorden In hele tekst
15. De lezer noemt verbanden In hele tekst
16. De lezer herkent de functie van alinea’s
17. De lezer legt uit waaraan hij die functies herkent
18. De lezer herkent de structuur van de tekst
19. De lezer legt uit waaraan hij de structuur herkent
20. De lezer benoemt de tekstsoort is
21. De lezer licht toe waarom het die tekstsoort is
22. De lezer benoemt het tekstdoel
23. De lezer licht toe waarom het dat tekstdoel is
24. De lezer noemt het tekstonderwerp
25. De lezer noemt de hoofdgedachte
26. De lezer oordeelt over de betrouwbaarheid van de bron
Totaal
Feedback
10
Hoofdstuk 3. Zelf een toets samenstellen, maken en beoordelen
Les 5
Doel: 1. signaalwoorden en verbanden herkennen en groeperen
2. begrijpen welk soort vragen er gesteld kunnen worden
3. elkaar feedback geven op een onderdeel uit het leesproces
Werkwijze: eerst klassikaal, dan alleen, daarna in duo’s
Voorkennis Leerlingen hebben de theorie bestudeerd uit Nieuw
Nederlands over signaalwoorden, verbanden, functies en
tekststructuur.
Theorie hierover staat ook op www.leukerlezen.nl
Materiaal Naar keuze: tekst A en tekst 11A of tekst B en tekst 11B
Beoordelingsmodel: p. 27
(voor de docent: Het is gunstig als duo’s dezelfde teksten
kiezen en als de evenredig verdeeld zijn over de klas).
Niveau teksten zijn op F2/F3
de opdracht is op F3 niveau, geschikt voor havo 4
------------------------------------------------------------------------------------------
Ronde 1: 5 minuten voorkennis ophalen. Klassikaal.
De docent maakt kolommen op het digibord en vraagt je
welke tekstverbanden je kent en noteert deze in de kolommen.
Jij bedenkt nu zoveel mogelijk signaalwoorden die bij die verbanden
horen. De leerling die de stift krijgt, noteert het eerste
signaalwoord en geeft daarna de stift door aan een andere leerling
die ook weer een signaalwoord in de juiste kolom toevoegt.
Ronde 2: 10 minuten. Individueel
Kies voor tekstfragment A of tekstfragment B, zie bladzijde 21
Let op: de verdeling in de klas moet half om half zijn.
Opdracht 1
Werk even in stilte en concentreer je op dit kleine tekstfragment.
Markeer de signaalwoorden en noteer het bijbehorende verband.
Opdracht 2
Vorm een duo met iemand die hetzelfde tekstfragment heeft
gekozen en voer opdracht 2 op de volgende bladzijde 20 uit.
11
Opdracht 2: Bespreek met elkaar de volgende vragen.
1. Wat is, denk je, het onderwerp van deze tekst?
2. Waar let je op om dat te bepalen?
3. Wat moet er volgens jullie op de stippellijntjes staan? Met andere woorden wat
zouden de deelonderwerpen kunnen zijn?
4. Heb je een idee wat de hoofdgedachte kan zijn? Waar let je op om dat te bepalen?
5. Welke functie heeft de inleiding hier?
6. En welke functie heeft het slot hier?
7. Kun je al zien wat de tekstsoort en het tekstdoel zijn?
12
Tekst A
Tekst B
………………………… insecten, veelzijdige stukjes vlees!
Het klinkt misschien vies, maar insecten kun je eten. In Europa en
Noord-Amerika zijn we (nog) niet gewend insecten te eten, maar in
grote delen van de wereld is dat heel normaal.
Zo smullen mensen in Cambodja van gefrituurde vogelspinnen en in Mexico
loopt bij mensen het water in de mond als sprinkhanen op het menu staan.
Ook in India, Zuid-Amerika, Australië en Thailand zijn mensen gek op
insecten. Daar staan mieren op het menu. Nederlandse onderzoekers
verwachten dat in 2020 insecten ook in Nederland gegeten gaan worden.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………hier mist het middenstuk
……………………………………………………………….
In een aantal restaurants in Nederland worden insecten geserveerd. Ook de
leerlingen van koksopleidingen leren hoe ze insecten moeten koken, bakken
en wokken. Zo zijn ze voorbereid op de toekomst. De Minister van Landbouw
zorgt er voor dat er insecten op de menukaart van de kantine van het
ministerie staan. Ook trekt zij 1 miljoen euro uit om te laten onderzoeken op
welke manieren insecten als voedsel kunnen dienen. Zullen insecten dan toch
echt over een paar jaar gewoon in de supermarkt liggen?
Wat …………….. in de communicatie
De hele dag spreken wij met elkaar en een groot deel van die gesprekken kun je rustig
roddelen noemen. Niet altijd met slechte bedoelingen praten we graag over een ander,
maar één ding is zeker, we doen het wél. Typerend van het roddelen is de behoefte van
mensen om de informatie die je hebt gekregen direct aan iemand door te geven. Maar,
ook typerend bij het roddelen, je geeft die informatie dan heel gekleurd door. Je laat je
namelijk door veel factoren beïnvloeden, waardoor ruis ontstaat. Ruis in gesprekken
beïnvloedt het waarheidsgehalte, voor zover je bij roddelen over een waarheidsgehalte
kunt spreken.
……………………………………………………………………………………………………
……………………………hier mist het middenstuk …………………………………………
En dat is dus ruis. Al bij de derde ronde is een verhaal teruggebracht tot een paar
zinnetjes, waarbij zelfs de belangrijkste informatie, namelijk dat Paris Hilton terug moet
naar de gevangenis, al is verdwenen. In korte tijd zijn er verschillen ontstaan in de
informatieoverdracht over één onderwerp. Zo gaat dat bij roddelen ook. In die
gespreksvorm wordt maar zelden nagetrokken of de informatie klopt. De hoeveelheid
ruis neemt toe, naarmate er meer over gecommuniceerd wordt in het `roddelcircuit`.
Bron: schooltv 2007
13
Ronde 3: 20 minuten. Individueel.
Lees nu tekst 11A of 11B grondig.
Opdracht 3
Bespreek in een duo de tekstsoort, het tekstdoel, het onderwerp, de
hoofdgedachte, de verbanden en de structuur. Maak samen acht
vragen over de tekst en maak er een nakijkmodel bij, zoals bij een
toets. Het is de bedoeling dat je laat zien dat je in dit stadium heel
goed begrijpt welk soort vragen kan verwachten. Dus je vragen zijn niet
afgezaagd, maar getuigen van het feit dat je er goed over hebt nagedacht.
De vragen gaan over:
- onderwerp
- hoofdgedachte
- signaalwoorden en tekstverband
- tekstsoort
- tekstdoel
- leespubliek
- functies van een alinea
- de inhoud
Ronde 7: 10 minuten
Wissel je toets met een ander duo uit. Beoordeel de vragen aan de
hand van het beoordelingsformulier. Zie pagina 27
Het huiswerk krijg je vandaag van je medeklasgenoten. Dat is namelijk de toets
die zij voor je gemaakt hebben.
14
Tekst 11A
Eetbare insecten
Veelzijdige stukjes vlees!
Het klinkt misschien vies, maar insecten kun je eten. In Europa en Noord-
Amerika zijn we (nog) niet gewend insecten te eten, maar in grote delen
van de wereld is dat heel normaal.
Zo smullen mensen in Cambodja van gefrituurde vogelspinnen en in Mexico loopt
bij mensen het water in de mond als sprinkhanen op het menu staan. Ook in
India, Zuid-Amerika, Australië en Thailand zijn mensen gek op insecten. Daar
staan mieren op het menu. Nederlandse onderzoekers verwachten dat in 2020
insecten ook in Nederland gegeten gaan worden.
Er zijn ongeveer 1400 soorten insecten die voor de mens eetbaar zijn. Het
populairste eetbare insect is de sprinkhaan. Verder zijn er rupsen, kevers, bijen,
wespen, wantsen, termieten, mieren en muggen die goed te eten zijn. Van al die
eetbare insecten leeft slechts 2% in Europa. In Amerika en in Azië wonen 24%
van de eetbare beestjes en in Afrika is dat zelfs 38%. Insecten eten is heel
gezond. Insecten bevatten eiwitten, vetten en mineralen. Eiwitten zijn
belangrijke bouwstoffen die je lichaam gebruikt om nieuwe cellen aan te maken.
Insecten bestaan wel voor dertig tot 70% uit eiwitten. Andere voedingsmiddelen
waarin eiwitten zitten zijn: kip, vis, vlees, yoghurt, kaas, pindakaas, eieren en
insecten dus.
Net als in veel andere landen zijn we in Nederland gewend veel vlees te eten.
Maar voor al die miljarden vleeseters is er in de toekomst waarschijnlijk niet
genoeg vlees meer. Daarom zijn we op zoek naar vleesvervangers. Insecten zijn
goede vleesvervangers. Ze zijn rijk aan eiwitten, vet en vitamines. Een kilo
sprinkhanen heeft evenveel calorieën als 5 hamburgers, 6 pizza's of 11 hotdogs.
En sprinkhanen vind je overal. Daar komt nog bij dat een sprinkhaan maar 1
keer zijn gewicht aan voedsel nodig heeft om uit te groeien tot een volwassen
dier. Een koe heeft wel 10 keer zijn eigen gewicht nodig aan voedsel.
In veel koek en snoep zijn insecten verwerkt. Je denkt misschien dat je nog nooit
een insect hebt gegeten, maar in kant-en-klaar voedsel, zoals tomatensoep,
pindakaas en appelmoes zitten soms insecten verwerkt . De
Voedsel en Warenautoriteit bepaalt hoeveel insectendelen er maximaal in de
producten mogen. Insecten worden gebruikt als kleurstof om bijvoorbeeld snoep
en koek de rode of roze kleur te geven. Naar schatting eet je al zo’n 500 gram
insecten per jaar zonder dat je het doorhebt.
In een aantal restaurants in Nederland worden nu insecten geserveerd. Ook de
leerlingen van koksopleidingen leren ze insecten te koken, bakken en wokken. Zo
15
zijn ze voorbereid op de toekomst. De Minister van Landbouw zorgt er voor dat
er insecten op de menukaart van de kantine van het ministerie staan. Ook trekt
zij 1 miljoen euro uit om te laten onderzoeken op welke manieren insecten als
voedsel kunnen dienen. Dus insecten zullen over een paar jaar waarschijnlijk
gewoon in de supermarkt liggen, zodat we er een heerlijke maaltijd van kunnen
bereiden.
Bron: Duurzaaminsecteneten.nl 2013
16
Tekst 11B
Wat misgaat in de communicatie
De hele dag spreken wij met elkaar en een groot deel van die gesprekken kun je
rustig roddelen noemen. Niet altijd met slechte bedoelingen praten we graag
over een ander, maar één ding is zeker, we doen het wél. Typerend van het
roddelen is de behoefte van mensen om de informatie die je hebt gekregen
direct aan iemand door te geven. Maar, ook typerend bij het roddelen, je geeft
die informatie dan heel gekleurd door. Je laat je namelijk door veel factoren
beìnvloeden, waardoor ruis ontstaat. Ruis in gesprekken beìnvloedt het
waarheidsgehalte, voor zover je bij roddelen over een waarheidsgehalte kunt
spreken.
De letterlijke betekenis van roddelen is: ‘het met genoegen praten over anderen,
met name in ongunstige zin’. Roddelen is een vorm van communicatie, dat is de
uitwisseling van informatie. Bij communicatie is er altijd sprake van een zender
en een ontvanger. De zender stuurt informatie naar de ontvanger. Soms kan die
reageren, zoals bij een gesprek, maar soms ook niet: als je televisie kijkt, heb jij
niet de mogelijkheid om iets terug te zeggen. In die overdracht van informatie
kan er van alles misgaan tussen zender en ontvanger. Als dat gebeurt, is er
sprake van ruis. De informatie wordt dan niet goed of niet volledig overgebracht.
Om uit te zoeken en te laten zien hoe ruis werkt, vroeg een docent Nederlands
aan Hester om een krantenbericht goed te lezen. Daarna moest zij het verhaal
doorvertellen aan Irene, die het op haar beurt weer moest doorvertellen,
enzovoort. Het krantenbericht bestond uit 400 woorden. Hester las het bericht en
moest de informatie daarna direct mondeling doorgeven.
“Eh, Paris Hilton, die eh, was na drie dagen vrijgelaten uit de cel omdat ze was
opgepakt wegens rijden onder invloed. Nadat ze al een keer eerder was
opgepakt, vanwege ook rijden onder invloed. Toen was haar rijbewijs
afgenomen. Ze zou eigenlijk 23 dagen moeten zitten, maar vanwege een of
andere medische reden kon ze dus eerder vrijgelaten worden na drie dagen. En
dan zou ze nog wel 40 dagen huisarrest hebben gekregen maar eh, dat is
volgens mij ook niet gedaan”.
Irene vertelt wat zij gehoord heeft verder aan Wessel “Nou eh, over Paris Hilton,
die zat in de gevangenis voor het rijden onder invloed omdat ze het al eens
eerder had gedaan. En ja, ze had geen rijbewijs, dus ze ging naar de
gevangenis. En het was voor 23 dagen maar ze was door medische redenen was
ze weer weggegaan, had ze huisarrest. Maar dat heeft ze nu ook niet meer. En
dat wordt nu weer besproken of zo. Zoiets”.
Vervolgens geeft Wessel deze informatie door aan de docent Nederlands: “Het
ging over Paris Hilton, die ging rijden onder invloed, werd ze gepakt, Toen moest
ze de gevangenis in. En toen is ze ook weer vrijgelaten”.
En dat is dus ruis. Al bij de derde ronde is een verhaal teruggebracht tot een
17
paar zinnetjes, waarbij zelfs de belangrijkste informatie, namelijk dat Paris Hilton
terug moet naar de gevangenis, al is verdwenen. In korte tijd zijn er verschillen
ontstaan in de informatieoverdracht over één onderwerp. Zo gaat dat bij
roddelen ook. In die gespreksvorm wordt maar zelden nagetrokken of de
informatie klopt. De hoeveelheid ruis neemt toe, naarmate er meer over
gecommuniceerd wordt in het `roddelcircuit`.
Bron: schooltv 2007
18
Beoordelingsmodel voor de tekstvragen (incl. nakijkmodel) die de
leerling gemaakt heeft bij tekst 11A of 11B
Naam beoordelaar: .............................. en ……………………………………………………..
Naam beoordeelde ............................... en …………………………………………………….
Datum: ………………………………………
Onv. Vold Goed
De vragen bevatten een goede vraag over tekstsoort 0 0 0
Het antwoord op het nakijkblad is correct. 0 0 0
Er wordt een goede vraag gesteld over het tekstdoel. 0 0 0
Het antwoord op het nakijkblad is correct. 0 0 0
De vraag over de functie van een alinea is goed gesteld. 0 0 0
het antwoord op het nakijkblad is correct. 0 0 0
De vraag over het leespubliek is goed geformuleerd 0 0 0
Het antwoord op het nakijkblad is correct. 0 0 0
De vraag over de hoofdgedachte is goed geformuleerd 0 0 0
Het antwoord op het nakijkblad is correct. 0 0 0
De vraag over het onderwerp is goed geformuleerd 0 0 0
Het antwoord op het nakijkblad is correct. 0 0 0
De vraag over de inhoud is goed geformuleerd 0 0 0
Het antwoord op het nakijkblad is correct. 0 0 0
De vraag over signaalwoorden en verbanden is goed
geformuleerd 0 0 0
Het antwoord op het nakijkblad is correct. 0 0 0
Tip
…………………………………………………………………………………………………………………………
Top
…………………………………………………………………………………………………………………………
19
Hoofdstuk 4. Bewust naar teksten luisteren
Les 6 en 7
Doel Je wordt je bewust van het feit dat gesproken taal (vaak) uit teksten
bestaat die vooraf door iemand geschreven zijn. Denk hierbij aan
actualiteitenrubrieken, het journaal, opiniërende programma’s en
reclamespotjes op televisie. De teksten van dergelijke programma’s
hebben allemaal een bepaalde structuur en een opbouw die door de
schrijver bewust is toegepast. Door bewust te luisteren naar een
gesproken tekst ontwikkel je je gevoel voor tekstbouw,
tekststructuur, tekstsoort, tekstdoel en tekstpubliek.
Materiaal vragenblad op bladzijde 29
Tijd De opdracht duurt 40 minuten als de docent non-stop de
fragmenten laat horen en zien. Er is ruimte om bij enkele
fragmenten wat langer stil te staan.
Werkwijze klassikaal op het digibord of individueel in het computerlokaal.
Eventueel kan de leerling deze opdracht ook thuis maken, met
behulp van dit boekje dat te vinden is op
www.leukerlezen.nl
Mijn rol De docent bedient de linkjes om de fragmenten zichtbaar te
maken en zij houdt de tijd goed bij.
De leerling kijkt en luistert en beantwoordt de vragen.
Reflectie Na de test vullen leerlingen het bijbehorende reflectiemodel in.
Daarop geven zij wat zij goed denken te beheersen en wat
beter kan.
20
Vragenblad. Bewust luisteren naar teksten
Bekijk en beluister het tweede fragment en beantwoord daarna de vragen.
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20120630_endorfine01
1 Wat is het onderwerp van dit fragment? ...............................................
2 a Wat is de tekstsoort? ...........................................................
b En wat is het tekstdoel? ...........................................................
c Voor welk publiek? ...........................................................
3 Luister in het volgende fragment goed naar signaalwoorden en noteer
er zoveel mogelijk.
........................................................................................................
........................................................................................................
........................................................................................................
........................................................................................................
........................................................................................................
........................................................................................................
........................................................................................................
Bekijk en beluister het derde fragment en beantwoord daarna de vragen.
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20081030_feyenoord01
4 Wat is de hoofdgedachte van dit fragment?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
5 a Wat is de tekstsoort? .................................................
b Wat is het doel? .................................................
c Voor welk publiek? .................................................
6 Naast het opleiden van goede voetballers streeft Feyenoord in Ghana
een goed doel na door ergens voorlichting over te geven. Waarover?
.......................................... en ..............................................
21
7 Wat zijn de deelonderwerpen in het volgende fragment. Kijk eerst
en noteer ze dan.
.........................................................................................................
..........................................................................................................
..........................................................................................................
..........................................................................................................
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20120401_zweten01
8 Wat is het onderwerp van dit fragment? ........................................
9 Welke twee soorten klieren spelen een rol in de zweetproductie?
................................................................................................................
................................................................................................................
10 Hoeveel zweet produceert de mens gemiddeld per dag?
0 A van één tot ongeveer 10 liter
0 B tot ongeveer één deciliter
0 C meer dan één liter
0 D tot ongeveer één liter
Kijk en luister naar het volgende fragment? Beantwoord daarna de vragen. http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20111121_nieuwsgaring04
11 Wat is volgens de geïnterviewde de definitie van nieuws ?
0 A datgene dat niet normaal is
0 B is datgene dat je niet wist
0 C is datgene dat afwijkt van de norm
12 Wat is volgens de geïnterviewde een goede journalist?
0 A iemand die verslag doet en naar de feiten en de bronnen kijkt
0 B iemand die verslag doet van zijn mening en naar de feiten én
de bronnen kijkt.
0 C iemand die verslag doet.
22
Bekijk het volgende fragment en beantwoord daarna de vragen.
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20111121_communicatie04
13 Wat voor een soort slot heeft deze tekst?
..............................................................................................
Bekijk het volgende fragment en beantwoord de vragen.
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20110621_columnomroeppolitiek01
14 Wat is het onderwerp van dit fragment? ...............................................
15 Waarom is de publieke omroep terughoudend bij het laten zien van
reclames?
..................................................................................................................
..............................................................................................
16 Wat is de hoofdgedachte van dit fragment?
..................................................................................................................
..............................................................................................
17 Welke bewering is het meest waar?
0 AHet tekstdoel van dit fragment informatie en ook overtuigend,
de tekstmaker geeft namelijk informatie en zijn persoonlijke
mening.
0 BHet tekstdoel van dit fragment is aansporend/activerend,
de tekstmaker probeert je namelijk over te halen om iets te
gaan doen.
0 CHet tekstdoel van dit fragment is strikt informatief, er worden
namelijk geen persoonlijke meningen gegeven.
23
Bekijk het volgende fragment. (over strafrecht in Nederland)
http://www.schooltv.nl/eigenwijzer/project/3345427/kijk-en-
luistervaardigheidstoets-afschaffen-levenslang
18 Het programma wordt door de presentator ingeleid. Welke functie heeft de
inleiding?
0 A een anekdote vertellen
0 B een mening naar voren brengen
0 C een deskundige aan het woord laten
0 D een conclusie trekken
19 Wat is de tekstsoort? ...........................................................
20 Welk doel heeft deze tekst? ...........................................................
21 Welke onderzoeksvraag ligt volgens jou ten grondslag aan
deze kleine documentaire?
.........................................................................................................
.........................................................................................................
22 Van welke bronnen maken de documentairemakers gebruik?
..........................................................................................................
..........................................................................................................
23 Wat is de hoofdgedachte van deze documentaire?
..........................................................................................................
..........................................................................................................
24 Van welke gespreksvorm wordt gebruik gemaakt?
..........................................................................................................
..........................................................................................................
25 Vind je de geïnterviewde geloofwaardig. Licht je antwoord toe.
..........................................................................................................
..........................................................................................................
Huiswerk: Kies een D-toets die je thuis maakt. De docent opent de D-
toetsen op de site.
24
Reflectiemodel
ingevuld door: ....................................................... klas: ………………….. datum ................
waar beetje niet waar
1. Ik beheers de theorie van de cursus
lezen goed. 0 0 0
2. Ik zou nog beter willen worden voor wat
betreft de volgende onderdelen:
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
3. Ik heb me tijdens de lessen goed ingezet
0 0 0
4. Ik heb mijn huiswerk goed gedaan
0 0 0
5. Bij sommige onderdelen heb ik hulp
nodig, nl:
1.
2.
6. Van wie of met behulp waarvan kan ik
die hulp krijgen?
1.
2.
7. Mijn doel wordt:
8. Het cijfer dat ik wil halen, is een:
9. Ik ga voor de voorbereiding van de PART
zeker de theorie in het boek leren.
0
0
0
10. Ik ga voor de voorbereiding van de
PART zeker een D. toets maken.
0
0
0
11. Ik ga voor de voorbereiding van de
PART zeker de website www.leukerlezen.nl
raadplegen.
0
0
0
12. Door de werkvormen van de lessen
leesvaardigheid ben ik gemotiveerder
geworden om leestaken goed uit te voeren.
0
0
0
25
Reflectiemodel
ingevuld door: ....................................................... klas ………………… datum ..............
1. De volgende onderdelen van de
cursus leesvaardigheid beheers ik
goed.
Zet een kruisje in het vakje met het
antwoord dat het meest van toepassing is.
Kies uit: de kolom met
waar beetje niet
waar waar
de juiste leesstrategie kiezen
een tekst globaal lezen
signaalwoorden herkennen en markeren
kernzinnen vinden en onderstrepen
tekstsoort herkennen
de functie van een alinea herkennen
tekstverbanden herkennen
het onderwerp kort benoemen
de hoofdgedachte formuleren
leespubliek herkennen
tekstdoel herkennen
betekenissen van woorden vinden
tekst samenvatten
26