fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische...

106
Scared to fail in jail De Aanpak van Faalangst in het Cultureel vormend onderwijs binnen een jeugdgevangenis Naam: F.R.A.A. van Schoubroeck Studentnummer: 2672677 Scriptiebegeleiders: Renee Lievens, Saskia van der Linden en Dorianne Vervoort Onderwijsinstelling: Fontys School of Fine and Performing Arts te Tilburg Stageorganisatie: het Kompas College te Spijkenisse Datum: 17 juni 2015

Transcript of fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische...

Page 1: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Scared to fail in jail

De Aanpak van Faalangst in het Cultureel vormend onderwijs binnen een jeugdgevangenis

Naam: F.R.A.A. van SchoubroeckStudentnummer: 2672677Scriptiebegeleiders: Renee Lievens, Saskia van der Linden en Dorianne Vervoort

Onderwijsinstelling: Fontys School of Fine and Performing Arts te TilburgStageorganisatie: het Kompas College te Spijkenisse

Datum: 17 juni 2015

Scriptie in het kader van de duale opleiding tot docent beeldende kunst Fontys

Page 2: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Inhoudsopgave1. Inleiding 4

2. Huidige situatie 5

2.1 Het Kompas College binnen de jeugdgevangenis de Hartelborgt 5

2.1.1 Visie en missie van het Kompas College 5

2.1.2 Leerlingen van het Kompas College 6

2.2 Handelingsgericht werken (HGW)6

3. Onderzoeksmethodiek en verantwoording 8

3.1 Doelstelling en probleemstelling 8

3.2 Onderzoeksvragen 8

3.3 Verantwoording van het literatuuronderzoek 8

3.4 Verantwoording CVO-opdracht en praktijkmeting9

3.4.1 Verantwoording methode praktijkmeting 9

3.4.2 De CVO-opdracht: Maak een zelfportret 9

3.4.3 Verantwoording CVO-opdracht 12

3.5 Inhoud van de enquête 15

3.6 Registratie en verwerking van gegevens 16

4. Resultaten van literatuuronderzoek 17

4.1 Wat zijn de kenmerken van de jongeren van 12 tot 23 jaar binnen de Hartelborgt en Kompas College? 17

4.1.1 Kenmerken van jongeren die kort verblijven 17

4.1.2 Kenmerken van jongeren die lang verblijven 17

4.2 Wat houdt het vak CVO in en waarom kan dit vak ingezet worden bij faalangst? 18

4.2.1 Het vak Cultureel Vormend Onderwijs (CVO) 18

4.2.2 Waarom kan het vak CVO ingezet worden bij faalangst? 18

4.3 Wat is faalangst? 19

4.4 Op welke manieren komt faalangst tot uiting bij jongeren tussen de 12 en 23 jaar? 20

4.4.1 De kenmerken en symptomen van faalangst 20

4.4.2 Faalangst bij jongeren tussen de 12 en 23 jaar 20

4.5 Welke methode gebruik ik als docent om faalangst te verminderen? 21

4.6 Welke theorieën kan ik toepassen in mijn beeldende lessen om faalangst te verminderen?22

5. Resultaten van de praktijkmeting 26

2

Page 3: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

6. Conclusies en aanbevelingen 28

6.1 Aanbeveling voor docent beeldende kunst 30

7. Literatuurlijst 31

8. Bijlagen 33

Bijlage 1: Visie en missie Kompas College 33

Bijlage 2: Kenmerken van PIJ 34

Bijlage 3: Vragenlijst van STERKerSTAAN 35

Bijlage 4: Enquête faalangst nameting (gelijk aan voormeting met 7 extra CVO vragen) 37

Bijlage 5: Enquête faalangst nameting cijferscore 40

Bijlage 6: Totaaloverzicht van de scores op voor- en nameting (V/N) per item per leerling42

Bijlage 7: Lesvoorbereiding opdracht eigen fotoportret op canvasdoek 44

Bijlage 8: Voorbeelden van de uitgewerkte CVO-opdracht van leerlingen 48

Bijlage 9: Beeldaspecten ingedeeld per intelligenties van Gardner 50

Bijlage 10: Lesbrief CVO-opdracht 60

Bijlage 11: Werkblad Cindy Sherman 61

Bijlage 12: Werkblad Andy Warhol 64

Bijlage 13: Beeldaspecten algemeen 67

Bijlage 14: Intelligenties per leerling 81

3

Page 4: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

1. InleidingSinds september 2013 werk ik als docent in de jeugdgevangenis de Hartelborgt te Spijkenisse. Onze school, het Kompas College, is gesitueerd binnen de jeugdgevangenis. Bij mijn Cultureel Vormend Onderwijs (CVO)-lessen en Algemeen Vormend Onderwijs (AVO)-lessen merk ik dat de jongens veel last hebben van faalangst. De zinnen als: “Ik kan het niet”, “Ik ben nooit meer naar school geweest” hoor ik regelmatig. Het lege doek of vel papier schrikt af en wordt direct weggeschoven. De jongens draaien zich om met de woorden: “Dit ga ik niet doen!”. Dit veroorzaakt ook de angst om het werkstuk af te maken. De jongens zijn namelijk bang om het te verpesten. Ook met de AVO opdrachten hebben ze identieke reacties. Wanneer ze het maar even niet begrijpen wordt het weggeschoven met de woorden: ‘Dit ga ik niet maken’.

Naar aanleiding van mijn ervaringen op de werkvloer is het interessant om het onderwerp faalangst nader te bekijken en op deze manier de leerling en docent tools te kunnen aanreiken om de faalangst te overwinnen. In mijn scriptie ga ik de volgende hoofdvraag behandelen:

Hoe kan het vak CVO binnen de justitiële jeugdinrichting De Hartelborgt, op de Voortgezet Speciaal Onderwijs school, het Kompascollege ingezet worden voor leerlingen met faalangst in de leeftijd van 12-23 jaar?

Aan het eind van mijn onderzoek verwacht ik dat ik faalangst bij mijn leerlingen kan verminderen door het vak CVO in te zetten. Zelfvertrouwen, eigen zelfbeeld, veilige omgeving, autonomie, competentie en relatie zijn onderwerpen die van invloed zijn op faalangst in het vak CVO. Deze kenmerken zijn naar mijn mening bij uitstek geschikt om in te zetten bij mijn onderzoek naar faalangst.

4

Page 5: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

2. Huidige situatieIn dit hoofdstuk beschrijf ik hoe het onderwijs binnen de jeugdgevangenis vormgegeven wordt en hoe de leerling-populatie is samengesteld.

2.1 Het Kompas College binnen de jeugdgevangenis de Hartelborgt

Het Kompas College is een middelbare school binnen de gesloten jeugdgevangenis de Hartelborgt waar jongeren strafrechtelijk veroordeeld zijn of in afwachting zijn van een opgelegde straf. De Hartelborgt heeft zowel plekken voor jongeren die kort verblijven als voor jongeren die lang verblijven Het Kompas College maakt onderdeel uit van de Sector Justitiescholen van de Aloysius Stichting (AS). De AS is een landelijke werkende scholenstichting die onderwijs verzorgt aan leerlingen die extra zorg en aandacht nodig hebben. Het Kompas College heeft momenteel plaats voor 115 leerlingen. De medewerkers van school werken samen met de medewerkers van de Hartelborgt om inhoud te geven aan een toekomstbestendige basis bij leerlingen.

2.1.1 Visie en missie van het Kompas College

Visie van het KompascollegeHet kompascollege staat voor kwalitatief hoogstaand onderwijs dat rekening houdt met de verschillende manieren waarop leerlingen het beste leren en presteren.

Missie van het Kompascollege“Wij bereiden jongeren voor op hun toekomstige plaats in onze samenleving. Wij weten dat onze leerlingen ernstige, complexe gedragsproblemen, psychiatrische problemen en/of leerproblemen ervaren. Wij willen samen met de leerling zijn talenten en kwaliteiten ontdekken.  Wij richten ons ook op de ouders van onze leerlingen en de partners in de jeugdhulpverlening”.1

De visie en missie van het Kompas College, die te vinden zijn in bijlage 1, deze zijn gebaseerd op het pedagogische tact en adaptief onderwijs ontwikkeld door Luc Stevens, directeur van NIVOZ. NIVOZ is een onafhankelijk Nederlands onderzoeks- en ontwikkelingsinstituut ten dienste van goed onderwijsDe visie die het pedagogisch tact uitdraagt is: Iedereen is toegerust voor zijn of haar eigen ontwikkeling. Je moet de ruimte krijgen om te laten zien wat je kan, en die ruimte ook benutten. Persoon en professie kunnen niet worden gescheiden. Zonder relatie geen prestatie. We hechten veel waarde aan de kwaliteit van

interactie tussen mensen.

Pedagogisch tact gaat over jezelf kennen, over de ander bij je binnen laten komen, over handelen in volle aandacht en over het werkelijke contact met je leerling, zo stelt Stevens “Authentiek en tactvol handelen betekent dat je een grote mate van zelfbesef en zelfkennis hebt De unieke persoonlijkheid van iedere leider met daarbij de eigen persoonlijke levensgeschiedenis maakt hem of haar een goede leider”. 2 Stevens geeft aan dat door kennis en het zelfvertrouwen die zij hebben ontwikkeld kunnen zij boven zichzelf uitstijgen.3

1 http://www.kompascollege.nl/Home/Onze-school/Missie-en-Visie-Het-Kompas-College2 Stevens 2013, p.163 Stevens 2013, p. 51

5

Page 6: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

2.1.2 Leerlingen van het Kompas College

Leerlingen op het Kompas College hebben vaak een onderbroken schoolloopbaan, kampen met leerachterstand, bezitten meestal beperkte vaardigheden en een matige leerwerkhouding. Niet zelden worden zij in hun leren belemmerd door leer- , gedrags- en/of psychiatrische problematiek. Daarnaast zijn er tussen de leerlingen op het Kompas College, ook binnen de leerrichtingen, vaak grote verschillen. Hierdoor wordt van de docent verwacht dat deze kan omgaan met verschillen tussen leerlingen en differentieert in het aanbieden van lesstof. Om aan al deze aspecten recht te doen werkt het Kompas College met een maximale klassengrootte van 8 leerlingen in het algemeen vormend onderwijs (AVO) en creatieve en culturele vorming (CVO) en 6 leerlingen bij de praktijkvakken. Het veiligheidsaspect speelt hierin mee.

2.2 Handelingsgericht werken (HGW)

Door de eerdergenoemde aanwezige multi-problematiek bij de jongeren is er binnen het Kompas College gekozen voor handelingsgericht werken als lesmethode HGW wil de kwaliteit van het onderwijs en de begeleiding van leerlingen verbeteren door systematische manier van werken, waarbij het aanbod afgestemd is op de onderwijsbehoeften en de basisbehoeften van de leerlingen. Aan de hand van de kenmerken van de leerling wordt bepaald welke onderwijsbehoeften de leerling heeft. Het onderwijs wordt daarop aangepast. Bij HGW wordt vooral naar de positieve aspecten en talenten van de leerling gekeken. Van daaruit start een doelgericht onderzoek naar de positieve aspecten en de verdere ontwikkeling hiervan.

Om verschillende redenen wordt de nadruk gelegd op positieve kanten van de leerling binnen HGW 4:1. Verdere ontwikkeling van talent geeft de leerling een positiever zelfbeeld en meer

intrinsieke motivatie, waarbij ook het leren verbetert en de werkhouding gunstig wordt beïnvloed.

2. Goed zicht op de ontwikkeling van positieve aspecten zorgt voor ambitieuzere doelen. Leerlingen denken hierdoor optimistischer over de toekomst en hier naar. Het sociaal- emotioneel functioneren van de leerling wordt hierdoor positief beïnvloed.

3. Het benoemen van de sterke kanten van een leerling verhoogt het gevoel competent te zijn. Door concrete positieve feedback te geven neemt de motivatie toe. De leerling gaat meer inzet tonen en gaat zelfstandig verder aan het werk.

4. De groepsleiding, docent en leerling bespreken het positieve gedrag van de leerling. Dit zorgt voor een goede verhouding tussen alle partijen.

5. We kijken naar de opdrachten die leerlingen met succes maken en breiden deze uit. Feedback wordt op de goede momenten geven. Het is immers makkelijker iets te ontwikkelen waar de leerling sterk in is of waar zijn interesse ligt dan iets dat zwak is en waar de leerling geen interesse in heeft te veranderen.

Bij HGW is het contact met ouders ook heel belangrijk. Dit probeert de school nog voor elkaar te krijgen maar is nog niet van toepassing. Wel is er een leefgroep waar de ouders eenmaal per week om de beurt komen koken. Dit beïnvloedt het groepsproces positief. Bedacht moet steeds worden dat het HGW uitgevoerd wordt binnen de context van een jeugdgevangenis.

4 Pameijer 2010, p.29

6

Page 7: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

De leerkrachten vullen een ontwikkelingsplan in waar de doelen zoveel mogelijk SMARTI geschreven zijn (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden, Inspirerend). Snel haalbare doelen hebben de grootste kans van slagen en geven je als leerkracht houvast bij het geven van feedback.5

Er wordt veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen leren, motivatie en emotie. Deze drie zijn sterk met elkaar verbonden. Wanneer een leerling een uitdagende opdracht heeft (niet onhaalbaar moeilijk en niet te makkelijk), zich hiervoor inspant en zijn capaciteiten en interesses gebruikt en ziet dat de opdracht lukt,krijgt de leerling het gevoel iets onder de knie te krijgen en gaat hierdoor zelfstandig en met zelfvertrouwen verder. Bij een goede leerkracht krijgt de leerstof een persoonlijk gezicht.6 Belangrijk is dat de leeromgeving uitdagend en van kwalitatief niveau is waarbij de opdrachten afgestemd zijn op de verschillende leerbehoeften van de leerling. Daarom zijn de pedagogische en didactische kwaliteit van de leerkracht en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling samen met de leervorderingen bij HGW zo belangrijk.

Binnen het Kompas College hebben wij leerlingen van verschillende leeftijden (12-23 jaar) en met uiteenlopende ontwikkelingsmogelijkheden. Na de oriëntatieperiode stroomt de leerling door naar een leerrichting. Ook leerlingen die kiezen voor een theoretisch traject worden geplaatst in een praktijk leerlijn en krijgen een roosteraanpassing. Deze keuze is gemaakt omdat we weinig leerlingen hebben die kiezen voor een volledig theoretisch traject. Omdat veel leerlingen al een tijd geen onderwijs genoten hebben bestaan de lessen in de eerste weken vooral uit het verwerven van schoolse vaardigheden (op tijd komen, voor je lesmap zorgen, luisteren, concentreren enz.). Tijdens die eerste week worden er verschillende toetsen afgenomen om zo het niveau en de lesstof die beheerst wordt te achterhalen. Doordat onze leerlingen door justitie bij ons geplaatst worden is het vaak onduidelijk hoe lang de verblijfsduur zal zijn. Dit heeft te maken met de rechtsgang die op dat moment nog moet worden afgerond. Na de oriëntatieklas kunnen leerlingen één van de volgende leerrichtingen kiezen, zoals hout, metaal, horeca-assistent, groen, sport en arbeidsopleiding.7

5 Pameijer, 20116 Verbrugge & Verbrugge, 20067 Schoolgids het Kompascollege, 2014

7

Page 8: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

3. Onderzoeksmethodiek en verantwoordingIn dit hoofdstuk beschrijf ik welke onderzoeksmethodiek ik heb aangehouden gedurende dit onderzoek en de wijze waarop de resultaten tot stand komen.

Aan de hand van literatuuronderzoek en een praktijkmeting zal ik een antwoord vormen op de hoofdvraag. Eerst zal ik de opzet van mijn onderzoek en verantwoording uiteenzetten. Vervolgens zal ik de resultaten van mijn literatuuronderzoek en de praktijkmeting beschrijven. Hier zal er antwoord gegeven worden op de onderzoeksvragen die ik in het onderzoeksopzet op een rij heb gezet. Uit deze resultaten zal een conclusie getrokken worden, waarna ik een aanbeveling zal geven op het gebied van het verminderen van faalangst door CVO in de context van de jeugdgevangenis.

3.1 Doelstelling en probleemstelling

De doelstelling van deze scriptie is na te gaan hoe aan de hand van het vak CVO faalangst kan worden verminderd. In deze scriptie zal daarom de volgende probleemstelling behandeld worden:

Hoe kan het vak CVO binnen de justitiële jeugdinrichting De Hartelborgt, op de VSO school het Kompascollege ingezet worden om faalangst te verminderen bij leerlingen in de leeftijd van 12-23 jaar?

3.2 Onderzoeksvragen

De kenmerken uit de hoofdvraag moeten gedefinieerd worden om een antwoord te kunnen vormen op de hoofdvraag. De hoofdvraag ga ik beantwoorden met behulp van de volgende onderzoeksvragen:

1. Wat zijn de kenmerken van jongeren van 12 tot 23 jaar binnen de Hartelborgt en Kompas College?

2. Wat houdt het vak CVO in en waarom kan dit vak ingezet worden bij faalangst?3. Wat is faalangst?4. Op welke manieren komt faalangst tot uiting bij jongeren tussen de 12 en 23 jaar?5. Welke methode gebruik ik om faalangst te verminderen?6. Welke theorieën kan ik toepassen in mijn beeldende lessen om faalangst te verminderen?

3.3 Verantwoording van het literatuuronderzoek

Ten eerste heb ik gebruik maakt van literatuuronderzoek. Tijdens dit onderzoek ben ik op zoek gegaan naar al bestaande literatuur over het onderwerp faalangst. Op basis van dit onderzoek heb ik een algemeen beeld kunnen schetsen van faalangst en de daarbij behorende kenmerken. Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden moet uiteen worden gezet wat de kenmerken van de onderzochte groep en omgeving zijn, daarnaast moet ook beschreven op basis van literatuuronderzoek worden wat het vak CVO inhoudt

Vanuit de visie van het Kompas College dat gebaseerd is op pedagogisch tact heb ik mijn literatuurkeuze gemaakt. Hierin ligt de focus op de positieve benadering van leerlingen. Deze focus komt ook terug in de vermindering van faalangst. Zoals eerder genoemd heeft de onderzoekspopulatie, de leerlingen te maken met een multiproblematiek. Daarom heb ik literatuur opgezocht die te maken heeft met leerlingen uit speciaal onderwijs. Bij het Kompas

8

Page 9: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

College wordt gewerkt met een handelingsgerichte werkwijze die ook positieve invloed heeft bij faalangst. Deze handelingsgerichte werkwijze heb ik ook belicht in mijn onderzoek.

3.4 Verantwoording CVO-opdracht en praktijkmeting

3.4.1 Verantwoording methode praktijkmeting

Naast het literatuuronderzoek heb ik ook een praktijkmeting uitgevoerd. Het doel van de praktijkmeting is na te gaan of het vak CVO faalangst daadwerkelijk zou kunnen verminderen. De hoofdvraag richt zich op de vermindering van faalangst. Het gaat hier dus om een verandering van een toestand. Om een verandering te kunnen meten in een onderzoek moet gebruik gemaakt worden van een voormeting en een nameting.8 Deze metingen zijn uitgevoerd door middel van schriftelijke vragenlijsten. Er is gebruik gemaakt van enquêtes, omdat dit een gemakkelijk uitvoerbaar meetinstrument is. Daarnaast kan bij een schriftelijke enquête de onderzoeker niet de antwoorden beïnvloeden.9

De praktijkmeting bestaat uit een voor- en een nameting door middel van een schriftelijke enquête in het praktijk lokaal. De voormeting is gelijk aan het begin van de eerste CVO les uitgevoerd. De nameting is gelijk aan het einde van de derde en laatste les uitgevoerd. Tussen de voor- en nameting is er een opdracht tijdens de les CVO worden uitgevoerd met de jongeren. Deze opdracht is toegespitst op het verminderen van faalangst. Door gebruik te maken van een voor- en nameting kan de situatie van de jongeren voor de opdracht vergeleken worden met de situatie van de jongeren na het uitvoeren van de opdracht. Op deze manier kan er vastgesteld worden of er een verandering heeft plaatsgevonden.

De lesopdracht en de voor- en nameting vonden plaats in de leslokalen van het Kompascollege in De Hartelborgt. De voormeting heeft plaatsgevonden in de periode van 12 maart t/m 23 maart. De nameting heeft plaatsgevonden van 15 april tot en met 23 april 2015. De enquêtes konden niet gelijkertijd worden afgenomen, omdat de groep continu wisselt. De aanwezigheid van de jongeren die in de inrichting zitten wisselt door bijvoorbeeld een overplaatsing of ze moeten op transport naar een rechtszaak.

3.4.2 De CVO-opdracht: Maak een zelfportret

Beperkte vrijheidsruimte voor opdracht

Mijn werkplek is binnen de gevangenis en valt onder toezicht van justitie. Justitie heeft strenge regels over veiligheid en over wat wel en niet mag. Daardoor ben ik beperkt in de uitvoering van mijn opdracht. De opdracht moet namelijk voldoen aan bepaalde veiligheidsvoorwaarden. Een fototoestel is uit den boze en alleen voor CVO is er een uitzondering gemaakt. Ik mag het fototoestel alleen onder de volgende voorwaarden gebruiken.:

o Leerling moet achter een niet herkenbare achtergrond staan. Liefst witte muur. Ook een herkenbaar raam van het lokaal mag niet.

o Er mag geen duo portret gemaakt worden.o Leerling mag geen uitdagend kleding dragen.o Alle portretten mogen alleen tot borsthoogte.o Hoofddeksels zijn niet toegestaan.

8 Hart, Boeije & Hox, 20059 Van der Zee, 2004

9

Page 10: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

o Docent begeleidt het maken van de foto’s.o Teksten en leuzen mogen niet gebruikt worden.

De competenties en vaardighedenDoor het uitvoeren van de opdracht zullen de leerlingen de volgende vaardigheden kunnen ontwikkelen: Het ontwikkelen van creativiteit, creativiteit is waar het in de wereld om gaat als je iets

wilt bereiken. Lijnen trekken hierbij wordt het motorisch vermogen ontwikkeld (vaste hand) Het concentratievermogen wordt vergroot . Vormbesef (hoe zitten dingen in elkaar) Drie dimensionaal besef in een plat vlak Diepte creëren door middel van schaduwen Succes beleving omdat tekenen met een projector niet kan mislukken Een zelfportret maken waardoor je over jezelf gaat nadenken. Het maken van een foto. Gebruik maken van beeldaspecten: mimiek, licht en standpunt van de camera,

kleurcontrasten

De opdrachtDe lesvoorbereiding voor de opdracht is te zien in bijlage 7. De leerling krijgt de opdracht om een zelfportret te maken. Dit moet hij doen aan de hand van een foto van zichzelf. De leerling krijgt een lesbrief over deze opdracht (zie bijlage 10). De uitvoering van deze opdracht gebeurt in drie verschillende lessen:Les 1Leerdoel: Leerlingen leren een foto te maken met behulp van licht, mimiek en standpunt van de camera.De docent verzorgt:

- Fotomateriaal van kunstenares Cindy Sherman met opdracht (zie bijlage 11)- Een uitleg blad over de beeldaspecten: lichtwerking, mimiek en standpunt van de

opdracht - 2 fototoestellen

Uitvoering van de opdrachtDe leerlingen komen binnen en ieder geef ik een hand. Ik verwelkom ze met hun voornaam.De leerlingen gaan zitten en ik leg uit dat ze een portretopdracht gaan maken van zichzelf.Voor een veilige leeromgeving vertelt de docent dat ieder de ander respecteert. En dat we het werk van elkaar respecteren. Ik leg mijn onderzoek uit over het koppelen van faalangst aan CVO lessen. En ik leg uit dat ik ga kijken of de CVO lessen positief kunnen werken op faalangst.De leerlingen per twee aan elkaar gekoppeld. Vooraf heb ik de leerlingen lijst met zes leerlingen bekeken en op basis van de meervoudige intelligenties van Gardner ingedeeld (zie bijlage 9). Binnen justitie mogen we geen kenbare feiten en namen naar buiten brengen. Vandaar dat gebruik gemaakt zal worden van afkortingen van namen. De volgende tweetallen gaan samenwerken: Leerling 1 Wi met leerling 8 M2Leerling 2 Pe met leerling 10 QuLeerling 3 Ra met leerling 9 Swa

10

Page 11: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

De docent legt de opdracht uit. Om een goede zelfportret te kunnen maken kijken we eerst naar kunstenaars die dit als onderwerp voor hun eigen werk hebben. In deze les worden de foto’s gemaakt en we kijken eerst naar de foto’s van Cindy Sherman. Wat doet zij met haar identiteit? Welke persoon is zij steeds en welke emotie laat ze zien? Welk standpunt van de camera gebruikt ze en waar komt het licht vandaan? De leerlingen die het eerst klaar zijn met het werkblad Cindy Sherman (zie bijlage11) mogen beginnen met elkaar fotograferen.Leerlingen maken vier verschillende foto’s van elkaar en proberen aan het standpunt te denken, te kijken naar het licht en met mimiek emotie uit te beelden. De leerlingen zoeken twee foto’s uit. Een foto waar de leerling verdrietig van wordt en een foto waar de leerling blij van wordt. De leerling schrijft voor zichzelf op aan welke gebeurtenis, gedachten en gevoel hij hierbij moet denken als hij naar de verdrietige foto kijkt. Hetzelfde doet hij met de blije foto. De leerling eindigt telkens met de blije foto. De volgorde is erg belangrijk, want de leerling behoudt het blije gevoel. Stel dat het omgedraaid wordt heeft de leerling tijd nodig om het verdrietige gevoel kwijt te raken.10 Door met het positieve te eindigen, sluiten de leerlingen de oefening ook met een positief gevoel af. Nadat alle leerlingen dit gedaan hebben, vindt er een uitwisseling plaats tussen de leerlingen over wat ze hebben opgeschreven. De leerling gaat zijn blije foto gebruiken voor zijn zelfportret. Als de leerling niet zijn eigen foto wil gebruiken voor het portret, dan mag hij keuze maken uit iets anders wat op hem betrekking heeft. De voorwaarde is wel dat het echt een plaatje/foto is wat hetzelfde gevoel uitdrukt als het zelfportret. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan zijn talent, hobby of idool. De leerlingen krijgen informatie over beeldaspecten die aansluiten bij intelligenties (zie bijlage 9). Beeldaspecten zijn alle aspecten waaruit een werkstuk is opgebouwd. Voorbeelden van beeldaspecten zijn compositie en kleur. De leerlingen kiezen beeldaspecten uit die ze willen gebruiken in hun zelfportret. Nadat de leerlingen de beeldaspecten gekozen hebben legt de docent uit dat er meerdere intelligenties bestaan. Op basis van hun beeldaspecten keuze kan de docent zeggen welke intelligentie(s) de leerling heeft en kan de docent jou helpen om daar meer uit te halen (zie bijlage 14). Les 2Leerdoel: Leerlingen bekijken aan het begin van de les de verschillende mogelijkheden met kleur n.a.v. de afbeeldingen en kunnen kleurcontrast, kleurnuance en primaire kleuren herkennen.

Uitvoering van de opdrachtDe leerlingen krijgen een werkblad over Andy Warhol, waarbij ze de kleurnuance, het kleurcontrast en de primaire kleuren moeten herkennen (zie bijlage 12). De leerlingen zetten de foto van de vorige les 1 op een transparante sheet en bewerken de foto met het Gimp programma. De leerlingen zetten de opdracht over op een doek via de projectie van de beamer. Het doek of het papier moet niet al te groot zijn (40x40cm). De leerling start op basis van zijn tekening met schilderen. Hier voegt hij de beeldaspecten in: leerling kijkt naar vorm, diepte en kleurcontrasten. Hij mag hiermee experimenteren.

Les 3Leerdoel: De leerling reflecteert op zijn opdracht.

Uitvoering van de opdracht

10 Nieuwenbroek&Ruigrok, 2004

11

Page 12: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

De leerling gaat verder met zijn schildering. Hij rond zijn zelfportret deze les af. Deze les wordt met de leerlingen op zijn zelfportret gereflecteerd. Hoe is het tot stand gekomen? Wat vond ik minder goed gaan en wat vond ik goed gaan?

3.4.3 Verantwoording CVO-opdracht

De beschreven opdracht heeft tot doel het verminderen van faalangst. De opdracht is gebaseerd op theorieën die van invloed kunnen zijn op de faalangst bij leerlingen. Eerst zal ik de theorieën beschrijven, daarna zal ik uitleggen op welke manier en welke aspecten van de opdracht gebaseerd zijn op deze theorieën.

1. Meervoudige intelligentiesHoward Gardner is de grondlegger van de theorie over de meervoudige intelligenties.11 Hij constateerde dat iedereen talenten heeft en deze bekwaamheid gebruikt om problemen op te lossen. Deze intelligenties staan los van het IQ, intelligentiequotiënt dat via testen gemeten wordt. Op dit moment heeft Gardner negen intelligenties ontdekt.12 Door deze talenten te gebruiken kan het zelfbeeld van de leerling positief beïnvloed worden. De leerling voelt zich erkent in zijn talenten. De leerling voelt zich competent, omdat hij zijn talent kan gebruiken. Daarnaast kan hij zelf een keuze maken hoe hij de opdracht gaat invullen.

Volgens Werkhooven zijn er vier redenen om meervoudige intelligenties van leerlingen in te zetten:13

1. Leerlingen zijn in staat om twee of drie intelligenties in te zetten. Vaak zijn dit hun kwaliteiten en /of voorkeuren. Als je als docent aandacht geeft aan de acht intelligenties kunnen leerlingen deze ontwikkelen ook binnen CVO. IQ ligt vast maar intelligenties niet. Met de meer ontwikkelde sterke intelligenties kun je de zwakke ontwikkelen.

2. Leerlingen hebben meer intelligenties nodig om een probleem op te lossen. Aandacht voor de meervoudige intelligentie zorgt ervoor dat leerlingen over een groter arsenaal aan middelen kunnen beschikken om complexe problemen op te lossen.

3. Als docenten hun eigen sterke en zwakke intelligenties kennen kunnen ze de mogelijkheden vergroten om deze van de leerlingen te vergroten.

4. Je kunt meer inspelen op de verschillen tussen leerlingen en de eigenheid van leerlingen versterken. De verschillende benaderingen van de leerlingen bieden een alternatief voor hun medeleerlingen in het oplossen van problemen.

ToepassingDe theorie van Gardner stelt dat iedereen verschillende intelligenties kan hebben. Door deze intelligenties bij de leerlingen te benaderen wordt de nadruk gelegd op waar de leerlingen goed in zijn en niet hun minder goede kanten. Om de intelligenties van de leerlingen te benadrukken heb ik per leerling de opdracht gespecificeerd naar hun intelligentie. De uitwerking hiervan is te zien in bijlage 14. Op deze manier kunnen alle leerlingen met de opdracht het beste in zichzelf naar boven halen. Alle leerlingen krijgen dezelfde opdracht, maar op basis van hun intelligentie zijn sommige aspecten van de opdracht meer benadrukt. Leerling wordt hierdoor bevestigd en voelt zich meer competent. Naast de opdracht krijgen ze ook een formulier met beeldaspecten die zijn toegespitst op hun intelligentie (zie bijlage 9). Het toekennen van de verschillende intelligenties aan de leerlingen is gebaseerd op de

11 Gardner, 198312 Gardner, 199313 Werkhooven, 2009

12

Page 13: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

keuze van de beeldaspecten die de leerlingen maken op basis van het werkblad. Op deze manier kunnen ze beeldaspecten gebruiken die bij hun intelligentie aansluiten. Het werkblad met beeldaspecten heb ik al eerder tijdens de opleiding gemaakt (zie bijlage 13). De beeldaspecten heb ik naar eigen inzicht ingedeeld per intelligentie. Bij de natuurgerichte intelligentie heb ik bijvoorbeeld als beeldaspecten organische vormen ingedeeld, dit zijn vormen die terugvindt in de natuur. Door de leerlingen aan te slag te laten gaan met gebieden die hen interesseren en waar ze goed in zijn, zullen de leerlingen positiever met de opdracht bezig zijn. Hierdoor zullen zij zich zelfverzekerder en competenter voelen.

2. Adaptief leren

Adaptief leren is door prof. Dr. Luc Stevens in het Nederlandse onderwijs aan het licht gebracht.14 Deze theorie heeft hij gebaseerd op de ideeën van Deci.15 Adaptief leren wordt ook wel onderwijs op maat genoemd en moet voldoen aan de drie basisbehoeften: autonomie, competentie en relatie. Onder de basisbehoefte autonomie wordt verstaan dat de leerlingen weten dat ze hun leergedrag voor een deel zelf kunnen sturen. Onder de basisbehoefte competentie wordt verstaan dat ze de taken of opdracht aankunnen. Onder de basisbehoefte relatie wordt verstaan dat de leerling zich welkom voelt, zich veilig voelt en het idee heeft dat hij erbij hoort. De leerkracht stemt haar gedrag af op deze basisbehoeften. Op die manier wordt er onderwijs gegeven waar leerlingen gemotiveerd aan het werk gaan en daar optimaal profijt van heeft.

ToepassingDe CVO-opdracht is gebaseerd op adaptief leren. De drie basisbehoeften zijn in de CVO-opdracht verwerkt.

Autonomie: De leerlingen kunnen kiezen welke mimiek, standpunt en belichting ze gebruiken op de foto. Ze mogen zelf de foto die ze gaan gebruiken uitkiezen. Bij het schilderen van het zelfportret mogen de leerlingen de kleurcontrasten kiezen.

Competentie: De leerlingen werken in duo’s om elkaar te kunnen helpen. Hierdoor kunnen ze elkaar ondersteunen in de aspecten waar ze minder goed in zijn. De opdracht is opgezet zodat het zelfportret schilderen geen probleem is. Door middel van de beamer trekken ze de lijnen over, waardoor het resultaat sowieso herkenbaar is.

Relatie: Als de leerlingen binnenkomen heet ik de leerlingen welkom en geef ze een hand. Op deze manier voelen de leerlingen zich sneller welkom. Doordat de leerlingen samen moet werken leren ze elkaar beter kennen. Hierdoor staan ze niet alleen en krijgen ze het idee dat ze erbij horen. Iedereen respecteert elkaar en elkaars werk. Alles wat ze zeggen blijft binnen de muren. Dit creëert een veilige leeromgeving. De docent bewaakt deze regels.

3. Effectief lerenVolgens Ebbens en Ettekoven kunnen leerlingen effectief leren en motivatie aan de hand van zes vereisten.16 Per vereiste zal de toepassing op de CVO-opdracht besproken worden.

Succes ervaren: De opdracht is ontwikkeld zodat het resultaat niet kan mislukken. De leerling zal dus altijd succes ervaren. Het bewerkingsproces is van dien aard dat er geen fouten gemaakt kunnen worden. Fouten zijn niet erg en juist inspirerend.

14 Stevens, 199415 Deci & Chandler, 198716 Ebbens & Ettekoven, 2005

13

Page 14: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Individuele aanspreekbaarheid: De leerling moet het werkblad invullen van Cindy Sherman. De docent bespreekt de antwoorden met de leerlingen. De leerlingen worden gevraagd om te vertellen wat ze hebben opgeschreven. Hierdoor worden alle leerlingen individueel aangesproken. Daarnaast hebben alle leerlingen de taak om de opdracht uit te voeren, waardoor de leerlingen zelf aan de slag moeten. De leerlingen kunnen dus niet passief meedoen.

Kennis van resultaten: De docent geeft per leerling aan hoe hij het beste de opdracht aan kan pakken. Dit is gebaseerd op hun intelligenties. Tijdens de uitvoering geeft de docent direct feedback door te kijken of het proces goed gaat. En of de leerling het lukt om het zelfportret in drie lessen af te krijgen. De docent geeft namelijk aan het begin aan dat de leerlingen drie lessen hebben om de opdracht uit te voeren.

Betekenis kunnen geven aan de leerstof: De docent geeft per les van te voren aan wat het leerdoel van de les is. Ook vertelt de docent op welke manier dit doel bereikt gaat worden. In les 1 leren de leerlingen gebruik te maken van licht, standpunt van de camera en mimiek. De beeldaspecten leren de leerlingen begrijpen door het toe te passen in de opdracht. In les 2 leren ze kleurcontrasten te gebruiken en in les 3 leren ze te reflecteren. Als het zelfportret klaar is kunnen de leerlingen uitleggen welke beeldaspecten ze gebruikt hebben.

Interesse/veiligheid: Leerlingen moeten zich veilig en gerespecteerd voelen, anders is het bedreigend voor hen om mee te doen in het leerproces. Als docent geef je steun en aandacht aan de leerlingen, zodat ze het gevoel hebben dat je naast hen staat. De docent geeft tips tijdens het fotograferen, het werken met de computer en het werken met de beamer. De docent creëert vertrouwen bij de leerlingen door het fototoestel aan de leerlingen te geven. Op deze manier laat de docent zijn vertrouwen in de leerling zien. Hierdoor zal de leerlingen zich gerespecteerd voelen.

Positieve benadering door de docent: Door op de intelligenties van de leerlingen te richten benadrukt de docent waar de leerlingen goed in zijn. De gehele opdracht is gericht op het gebruik maken van de intelligentie van de leerling. Iedere leerling wordt op deze manier positief benaderd.

4. Identiteit in de adolescentie

De CVO-opdracht gaat over identiteit. De opdracht van het zelfportret geeft ruimte om zichzelf beter te leren kennen. Identiteit speelt volgens Erikson een grote rol in de periode van de puberteit.17 Volgens Erikson beperken de ontwikkelingsfasen zich niet tot de kinderleeftijd, maar ook tot de adolescentie en volwassenheid. De mens doorloopt volgens hem in zijn leven acht psychosociale stadia. De puberteit en de adolescentie omvat het vijfde stadium. Pubers moeten op zoek naar zichzelf, naar een eigen identiteit: op zoek naar wie ben ik? Hun eigen kwaliteiten leren kennen en daar verder vorm aan geven. De puber vormt zich door vriendjes en vriendinnetjes. Hij wilt van betekenis zijn voor zijn vrienden en wilt weten hoe ze over hem denken. Hij wilt graag geaccepteerd worden door de groep en voldoen aan de groepsnorm. Hij zoekt zijn psychologische identiteit: wat vind ik van mijzelf en hoe zou ik willen zijn? Bij welke cultuur hoor ik? Waar kom ik vandaan? Volgens Erikson (1971) schuilt er in deze fase gevaar voor identiteitscrisis. Hierbij worden adolescenten onzeker en weten ze niet wie ze zijn. Door een identiteit te hebben, door te weten wie ze zijn worden adolescenten zelfverzekerder. De CVO-opdracht is gebaseerd op deze theorie. De leerlingen maken een zelfportret. Hierdoor zijn ze bezig met hun identiteit en laten ze zien

17 Erikson, 1971

14

Page 15: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

hoe zij zichzelf zien. Door met de leerlingen achteraf te reflecteren laten de leerlingen zien waarom zij zichzelf op deze manier hebben afgebeeld. Door de opdracht staan ze stil bij zichzelf. En kunnen de leerlingen zichzelf de vraag stellen: wie ben ik?

3.5 Inhoud van de enquête

De vragen uit de enquête zijn gevormd op basis van de kenmerken van faalangst die uit het literatuuronderzoek naar voren zijn gekomen. 18 Vanuit deze literatuur heb ik de aspecten gebruikt die in een lessituatie relevant zijn: Sociaal aanvaard voelen Sociale vaardigheid Zelfvertrouwen bij een opdracht Concentratie in de klas Uitdrukkingsvaardigheid

Bijlage 3 laat zien welke kenmerken van faalangst aan welke vraag in de vragenlijst zijn gekoppeld. De vragen uit de vragenlijst over faalangst van STERKerSTAAN zijn als voorbeeld gebruikt bij het maken van mijn eigen enquête.19 Ik heb deze enquête als uitgangspunt gebruikt omdat deze wetenschappelijk onderbouwd is. Anneke Bezem heeft in samenwerking met Prof. dr. J.M.J. Murre het wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van de Beeld en Brein Leerstrategieën afgerond. Deze vragenlijst heb ik ook als voorbeeld gekozen, omdat deze op onderwijs gericht is en voor leerlingen makkelijk toegankelijk is op het internet. Daarnaast waren de vragen begrijpelijk geformuleerd. Dit sluit dus aan bij mijn doelgroep. De leerling kan aangeven of hij zichzelf in die situatie herkent door één van de volgende mogelijkheden aan te kruisen: nooit, soms, vaak.

In bijlage 4 is de enquête te zien die gebruikt is bij de voormeting. Deze enquête bevat 23 vragen. De nameting bevat dezelfde 23 vragen. De originele vragenlijst bestond uit 40 vragen, deze hebben we iets ingekort. De reden hiervoor is dat de leerlingen vaak snel afgeleid raken. In bijlage 4 is ook te zien hoeveel vragen van ieder aspect gebruikt zijn. Hier is te zien dat de meeste vragen gericht zijn op het zelfvertrouwen bij opdrachten. De nadruk is hier op gelegd, omdat de CVO-opdracht ook een opdracht is. Daarnaast is de opdracht gericht op de identiteit, waarbij zelfvertrouwen een belangrijke factor is. De specifieke vragen zijn gekozen, omdat deze het beste aansloten bij de CVO-opdracht. Dit resulteerde uiteindelijk in 23 vragen. Op advies van een docent van de opleiding heb ik bij de nameting nog zeven situaties toegevoegd die toegespitst zijn op het vak CVO. De 23 situaties hebben betrekking op faalangst in het algemeen. De probleemstelling van deze scriptie is namelijk gericht op het verminderen van faalangst in het algemeen met behulp van het vak CVO.

3.6 Registratie en verwerking van gegevens

De voor en de nameting heb ik in een matrix verwerkt. Per uitspraak zijn er drie antwoord categorieën: Nooit- soms- vaak . Deze worden gescoord als 0-1-2 Hoe hoger de score hoe meer een faalangst aspect aanwezig is. De scores van alle 23 vragen worden opgeteld. De mogelijke range is dus van 0-46. Voor de CVO vragenlijst met 7 vragen is de mogelijke range 0-14. De voor en nameting worden op individueel niveau gepaard. De scores die toegekend worden aan de antwoorden staan in bijlage 5.

18 Lieshout, 200919 STERKerSTAAN, 2015

15

Page 16: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

16

Page 17: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

4. Resultaten van literatuuronderzoek In dit hoofdstuk beschrijf ik de resultaten van het literatuuronderzoek en wat dit betekent voor de inrichting van CVO lessen.

4.1 Wat zijn de kenmerken van de jongeren van 12 tot 23 jaar binnen de Hartelborgt en Kompas College?

4.1.1 Kenmerken van jongeren die kort verblijven

Bijna tweederde van alle verblijven in justitiële jeugdinrichtingen betreft een kortverblijf (minder dan 90 dagen). Hierbij gaat het vooral om jongeren die in voorlopige hechtenis zijn geplaatst en die meestal de inrichting weer verlaten nadat hun hechtenis is geschorst.20

Uit het rapport van Rovers komt naar voren dat de meeste kortverblijvers in de jeugdgevangenis belanden na een straatroof, overval, en vermogens- of geweldsdelict waarbij zij een gemiddelde leeftijd van 17 jaar hebben.20 Binnen deze groep is de meerderheid van de kortverblijvers (44%) zwakbegaafd of licht verstandelijk beperkt met veel psychosociale problemen. Hierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte aanwezigheid van ondersteunende sociale contacten. Vaak is sprake van verschillende problemen die elkaar beïnvloeden, ook wel multiproblematiek genoemd. Als gevolg hiervan heeft de meerderheid van de kortverblijvers ernstige problemen in het onderwijs zoals spijbelen en van school gestuurd worden.

4.1.2 Kenmerken van jongeren die lang verblijvenDe jongeren die langer dan 90 dagen in een jeugdgevangenis verblijven, hebben of krijgen te maken met een opgelegde PIJ maatregel, een Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen. Deze maatregel, ook wel jeugd TBS genoemd, is een (her)opvoeding en behandeling met een duur van 3 tot 6 jaar bij jeugdigen tussen de 12-18 jaar. Bij 18-21 jaar gebeurt dit indien de maatregel past bij de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het delict werd begaan.

Ruim een kwart van alle jongeren die als gevolg van een PIJ-maatregel in één van de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI) terechtkomen, heeft te kampen met drugsproblemen. Bij een derde is er sprake van psychische stoornissen en een vergelijkbare groep is zwakbegaafd. Eén op de tien is verstandelijk beperkt. Het gedrag van de jongeren kenmerkt zich door een zeer problematische opvoedingssituatie. In het eerste jaar in de JJI vertoont ruim de helft van de PIJ-ers gedragsproblemen. Motivatie voor de behandeling is vaak niet of maar beperkt aanwezig. Uitgebreide informatie over PIJ zie bijlage 2.

De praktijkmeting is uitgevoerd in twee van mijn lesgroepen op het Kompascollege binnen de justitiële jeugdinrichting De Hartelborgt. Dit zijn gedetineerde jongeren in de leeftijd van 12-23 jaar. De meeste jongens zijn 16 jaar of ouder. Veelal is er sprake van complexe problemen. Dit wordt verder toegelicht in de bijlage 2: kenmerken van PIJ. Voor de lessituatie is het van belang dat deze jongeren vaak laag begaafd zijn, snel afgeleid en een korte concentratieboog hebben. Er is een grote wisseling binnen de groep jongeren.

20 Rovers, 2014

17

Page 18: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Leerlingen komen erin en gaan er weer uit door ontslag of overplaatsing of moeten naar de rechter. De lesgroep varieert van vier tot acht leerlingen.

4.2 Wat houdt het vak CVO in en waarom kan dit vak ingezet worden bij faalangst?

4.2.1 Het vak Cultureel Vormend Onderwijs (CVO)

Het vak CVO, cultureel vormend onderwijs, wordt aan alle klassen gegeven. Zij hebben 1 uur per week CVO les. In de CVO lessen worden teken- en handvaardigheidlessen gecombineerd. In de twee klassen die ik onderzoek zitten totaal 11 leerlingen. In klas 1 zitten met wisseling acht jongens en in klas 2 zitten twee jongens en een meisje. Op dit moment zijn er twee meisjes in onze jeugdgevangenis. Klas 1 is een instroomklas . Dit is een klas waar de leerlingen die binnen komen in onderwijs mee starten totdat zij een keuze hebben gemaakt in welke leerrichting zij zich verder willen ontwikkelen.

Klas 2 is een VIC groep. Dit is een ‘very intensive care’ groep waar vaak leerlingen in zitten met psychische klachten of achtergrond hebben of gedragsstoornissen hebben. Ook kunnen deze leerlingen niet in normale leefgroepen met tien jeugdigen verblijven . Zij kunnen zich hierin niet handhaven maar wel in deze kleine leefgroepen waar maximaal 4 jongeren verblijven.

CVO wordt gegeven door Meike en Francine (achternamen worden uit veiligheid nooit genoemd) binnen de Hartelborgt. De lesstof is afhankelijk van de mogelijkheden en het niveau van de leerling. Hier van uitgaande kunnen we de volgende mogelijkheden aanbieden: tekenen, schilderen, keramiek, grafiek en ontwerpen/tekenen op de computer. Keramiek is alleen bij Francine mogelijk omdat het lokaal hiervoor gefaciliteerd is. Tijdens de lessen kan er muziek geluisterd worden.

4.2.2 Waarom kan het vak CVO ingezet worden bij faalangst?

Authentieke kunsteducatie als uitgangspunt voor CVO

Authentieke kunsteducatie oriënteert zich op de leefwereld van de leerlingen en hun voorkennis. De eigen behoeften en de interesses van de leerlingen worden in de lesstof geïntegreerd. Tevens wordt er aandacht besteed aan het professionele vakgebied en zijn experts. Authentieke kunsteducatie wil de alledaagse en spontane kunstbeoefening en kunstbeleving van leerlingen handhaven. Kunsteducatie kan authentiek zijn in de manier waarop ze de brug slaat tussen de wereld van het kind en de wereld van de kunst en cultuur.21 Bourdieu pleit ervoor om alle leerlingen een culturele canon van stijlen, stromingen en kunstenaars aan te leren om de bestaande culturele achtergronden te verkleinen.22 Authentieke aanpak is het inhoudelijk verbinden van kunstonderwijs met de echte wereld.

De pedagogische-didactische aanpak van het authentiek leren gaat uit van een leersituatie met complete taken, samenwerking en communicatie.21 Teurlings e.a. zeggen dat meer autonomie voor leerlingen een positieve invloed heeft op leergedrag en leerprestaties23. Door leerlingen complexe en complete taken te laten uitvoeren bevorder je de autonomie van de

21 Haanstra, 201122 Bourdieu & Darbel, 199123 Teurlings, van Wolput & Vermeulen, 2006

18

Page 19: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

leerling. De onderlinge communicatie en samenwerking tussen leerlingen kenmerkt de authentieke leersituatie.

In ‘de Cultuur in de Spiegel’, een vierjarig onderzoek voor het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn in het cultuuronderwijs, wordt geconcludeerd dat het vermogen van mensen tot cultureel zelfbewustzijn de kern dient te vormen van cultuuronderwijs en dat een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs daarom zou moeten aansluiten bij de ontwikkeling, in kinderen en jongeren. Als we de ruime omschrijving van cultuur als ‘alles wat ons tot mensen maakt’ als uitgangspunt kiezen, dan vormt de cultuur als culturele zelfreflectie daar een onderdeel van: het is namelijk dat deel van de cultuur waarin mensen op zichzelf reflecteren,. Het is deze culturele zelfreflectie, de ‘cultuur-over-cultuur’, waar het in het cultuuronderwijs om zou moeten gaan. Mensen beschikken daarbij over verschillende strategieën die hen in staat stellen met verschil en verandering om te gaan. Deze verschillende strategieën zijn onze culturele basisvaardigheden (‘basic skills’). Het zijn er vier en je kunt ze systematisch ten opzichte van elkaar beschouwen:24

Waarneming (voelen; horen; zien) Verbeelding ( techniek; design; zorg - niet mogelijk zonder inlevingsvermogen!) Conceptualisering (taal; begrippen; symboolsystemen) Analyse (modellen; structuren)

4.3 Wat is faalangst?Lieshout omschrijft faalangst als een specifieke taakgebonden vorm van angst.25 Deze angst ontstaat in een situatie waarin gepresteerd moet worden en waarin iemand zich beoordeeld voelt. Bij een faalangstige ontstaat in deze situatie een conflict tussen denken, voelen en doen. Ieder mens is bang om te falen. Gezonde spanning is juist een motiverende factor en resulteert in hoge prestaties. Er is sprake van negatieve faalangst wanneer door de spanning een irrationele angst voor een mislukking ontstaat en iemand daardoor lager presteert. Faalangst is dus een situatiegebonden angst, waardoor iemand onderpresteert.

Er zijn drie soorten faalangst die in onderliggende samenhang voor kunnen komen. De cognitieve faalangst gaat over schoolse zaken. De tweede soort is de sociale faalangst die heeft betrekking op sociale taken. De laatste soort is de motorische faalangst waarbij de angst over motorische en/of competitieve taken gaat zoals gymnastiek.26

Faalangst begint in het hoofd. De hersenen sturen een signaal naar de bijnieren die adrenaline aanmaken. Op deze manier kan het lichaam omgaan met spanning, dit is met name bedoeld om te vluchten. Bij faalangst gebeurt dit op de verkeerde momenten, op momenten waarin de natuurlijke reactie om te vluchten niet mogelijk is. Iemand blokkeert dan en dit kan zich uiten op verschillende manieren: chaotisch en gehaast worden, dichtslaan, hyperventileren en/of verminderde concentratie. Faalangst is het resultaat van een aantal aangeleerde (denk)stappen. De kans op een mislukking wordt hoog ingeschat en de kans om te slagen juist heel laag. De kinderen voelen zich bekeken, beoordeeld, zijn bang om af te gaan, om niet te voldoen en verwachten vaak negatieve reacties zoals uitgelachen worden. Faalangstige kinderen ontwikkelen een negatief zelfbeeld. Ze

24 Heusden, 201025 Lieshout, 200926 Nieuwenbroek, Reinalda & de Vries, 1998

19

Page 20: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

registreren vaker een negatieve opmerking dan een positieve. En ze verwijten zichzelf voor het falen en schrijven datgene wat goed gaat juist niet aan zichzelf toe.18

4.4 Op welke manieren komt faalangst tot uiting bij jongeren tussen de 12 en 23 jaar?

4.4.1 De kenmerken en symptomen van faalangst

Volgens Nieuwenbroek en Ruigrok zijn de kenmerken van faalangst onder te verdelen in drie gebieden: cognitief, lichamelijk en gedragsmatig.27 Op het cognitieve gebied wordt van te voren al gedacht dat het niet gaat lukken, wanneer het wel lukt ligt de oorzaak niet bij zichzelf. Complimenten worden niet aangenomen en er is geen ruimte voor ontspanning door de angst voor de taak. Op lichamelijk gebied zijn er veel reacties: zweten, rode kleur, veel naar het toilet moeten, hartkloppingen, maag- en/of darmklachten, hoofdpijn. Daarnaast kan iemand een black-out krijgen door de sterke stijging van de adrenaline. De kenmerken op het gedragsmatig gebied zijn: chaotisch te werk gaan, te detaillistisch studeren, te veel tijd in een opdracht steken, het afdwalen en het onderbreken van de werkzaamheden.

Het herkennen van faalangst is lastig, omdat de jongeren meestal het tegenovergestelde laten zien. Ze laten stoer, lastig, clownesk gedrag zien en overschreeuwen hun angst. Dit gedrag is heel herkenbaar binnen de jeugdinrichting. Tijdens mijn werk heb ik dit meegemaakt bij twee nieuwe en mij nog onbekende leerlingen. Met het overschreeuwen en gooien met spullen verbloemden ze hun angst om aan de opdracht te beginnen. Deze leerlingen probeerden hierdoor ook een reactie bij mij te ontlokken. Gelukkig blijf ik altijd rustig. Tijdens een terugkeergesprek is mijn vraag altijd op wat voor manier ik de leerling kan helpen, omdat ik er voor de leerling ben. Dit stelt hun gerust en tot nu toe krijg ik er de liefste leerling voor terug.

4.4.2 Faalangst bij jongeren tussen de 12 en 23 jaar

Faalangst ontstaat vanuit het brein. Het is belangrijk om te weten hoe dit brein zich ontwikkelt in de adolescentie. Piaget komt tot de bevinding dat het denkkader een denkstrategie is met typische eigenschappen28. De volgorde van de denkstrategieën die een kind hanteert om de werkelijkheid te begrijpen is aangeboren en ligt vast. Het kind past een denkschema toe op wat hij beleeft, de Piaget assimilatie. Met andere woorden het kind past zijn omgeving aan aan zijn mogelijkheden. Ook heeft de leerling een aanschouwelijke manier van denken. Hij ziet het letterlijk voor zich als een concrete operatie. Adolescenten gaan over op denken via abstractie. Ze gaan in een formele operatie denken, zoals het gebruiken van een formule. Dit maakt het propositionele denken mogelijk. Dit is het redeneren over wat er zou kunnen zijn, los van de werkelijkheid. Ook is er toename in de adolescentie tot meta-cognitie. Dit is het kunnen denken over eigen denken. Op deze leeftijd is de jongere totaal bezig met zichzelf en hoe anderen mensen denken vervaagt. Dit egocentrisme uit zich gevoelens als ‘er is niemand zoals ik’ en ‘niemand begrijpt me’. Tijdens beroepsopleidingen en in werkgerelateerde omgeving met taken en verantwoordelijkheden neemt dit af. Piaget noemt dit decentralisatie).29

27 Nieuwenbroek & Ruigrok, 200428 Piaget, 191529 Kohnstamm, 2002

20

Page 21: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Het aanschouwelijk denken en het egocentrisme spelen een rol bij faalangst. Het al van te voren bedenken en je voorstellen dat het mislukt zorgt ervoor dat dit dan ook werkelijk gebeurt. Doordat de leerling zich door het egocentrisme niet in de denkstrategie van de ander kan verplaatsen, heeft de docent weinig invloed op het denken van de leerling en heeft faalangst alle ruimte om zich te manifesteren. Volgens Ruigrok kan je faalangst voor het eerst waarnemen in groep 6 van de basisschool.30

4.5 Welke methode gebruik ik als docent om faalangst te verminderen?

Mijn aanpak tijdens mijn lessen zijn gebaseerd op het boek van Van Lieshout waarin de beste aanpak van faalangstige jongeren wordt gegeven.18 Deze aanpak zal ik hieronder uiteenzetten. Bij ieder punt leg ik uit op welke manier ik het in mijn lessen toepas.

Schep een goed pedagogisch klimaat, met een goede relatie tussen jou en de jongere.

Bij binnenkomst vraag aan de leerlingen hoe het met ze gaat en begroet ze met het geven van een hand. Probeer ze altijd met hun naam aan te spreken. Soms zijn er nieuwe leerlingen, laat ze dan zichzelf voorstellen. Zorg voor een structuur tijdens de les. Leerlingentrekken bij binnenkomst hun werkjas aan en gaan hierna rond de tafel zitten. Het werk ligt dan al klaar. Vraag aan de leerlingen hoe het met hun gaat en ga langzaam en duidelijk uitleggen hoe de les er vandaag uitziet. Als de jongens ideeën hebben over iets dat ze graag willen doen probeer ik dit binnen de opdracht aan te passen. Op deze manier toon je begrip voor de interesses van de leerlingen.

Geef veel positieve aandacht en ondersteuning als tegenwicht voor zijn negatief zelfbeeld.

Tijdens tekenen van de opdracht stimuleer je de jongens door te laten weten dat het goed gaat. Wanneer iemand helemaal stagneert help je hem op weg door een stukje mee te tekenen en te laten zien dat het niet zo moeilijk is. Dat hij het ook kan. Meestal gaat de leerling zelfstandig weer verder.

Leer hem zichzelf kennen met zijn sterke en zwakke kanten, zichzelf zo te accepteren, maar er wel (beter) mee om te gaan.

Als de leerlingen bezig zijn met de opdracht loop dan langs en laat weten dat ze zich goed kunnen concentreren, goed bezig zijn en goed kunnen tekenen, schilderen. Ik laat ze hun eigen schildershand accepteren. Iedereen heeft een eigen manier van schilderen en tekenen. En deze manier bevestig ik meteen.

Laat de jongeren zien dat, als iets wel gelukt is,dit door hemzelf komt : dat hij daar invloed op heeft. Stimuleer de jongere erover na te denken wat het over hem zegt wanneer het goed gegaan is.

Als de leerlingen succesvol bezig zijn vraag je vaak:”Hoe komt het dat je dit zo goed kan?” “Dit heb ik al eerder gedaan op school komt er vaak uit.” Ook komt naar voren dat dit hun belangstelling heeft, ze vinden het mooi om meebezig te zijn. Zo was er een jongen die voor schoenmaker heeft geleerd en waar de handigheid gelijk herkenbaar is. Bevestig gelijk zijn handigheid of gevoel voor schoonheid. En zeg : Nu snap ik waar het vandaan komt dat je dit zo goed doet.

30 Ruigrok, 2014

21

Page 22: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Benadruk wat de jongere al goed doet en richt je meer op het proces dan het eindproduct. Geef proces gerichte feedback waarbij je de leerling vooral zijn ontwikkeling laat zien. Leg een duidelijk verband tussen eigen inspanningen en zijn resultaten. Zelfwaardering, het verkrijgen van een positief zelfbeeld, is een uitvloeisel van de waardering die je krijgt van anderen.

De gegeven feedback is procesgericht zoals let de dikte van de verf, penseelgebruik, dikte kwast. Hoe je om grijs te krijgen door eerst wit en daarna een beetje zwart erbij te doen. De leerling luistert goed naar de tips en tops en gaat weer verder. Vaak gebruiken ze de tips en hebben daardoor positieve resultaten. De ervaring laat zien dat leerlingen het werk trots zijn mee naar huis nemen of op hun cel bewaren. Iets dat maar een enkele keer mag.

Geef opdrachten waarvan je weet dat een leerling die aankan, zodat de leerling een succes ervaring kan op doen en deze toe kan schrijven aan zijn eigen inspanning.

Deze opdracht met het portret heeft al snel resultaat en is in korte tijd te maken. De leerling doet het zelf en kan het resultaat toeschrijven aan zijn eigen kunnen.

Geef de jongere het gevoel dat acceptatie van hem losstaat van zijn prestaties.

Door over koetjes en kalfjes te praten en ieder te betrekken in het gesprek hebben de leerlingen het gevoel geaccepteerd te worden. Dit staat los van de resultaten van de leerling. Bijvoorbeeld door de leerlingen thee te laten zetten, muziek te laten draaien accepteer je hoe ze zijn en je bevestigt hun zorgzame insteek.

4.6 Welke theorieën kan ik toepassen in mijn beeldende lessen om faalangst te verminderen?

De CVO-opdracht is gebaseerd op verschillende theorieën. Deze theorieën zijn niet direct gericht op het verminderen van faalangst. Maar deze kunnen bijdragen aan het verminderen van faalangst. De volgende theorieën heb ik bij mijn lesopdracht betrokken en kan ik in mijn beeldende lessen inzetten: de meervoudige intelligentie theorie, adaptief leren, effectief leren en de theorie van Erikson. Deze zal ik hieronder kort overzichtelijk uiteenzetten.

Meervoudige intelligenties van Howard Gardner11;12

Iedereen heeft talenten en gebruikt deze bekwaamheid om problemen op te lossen. Er zijn negen intelligenties (zie tabel). Deze intelligenties staan los van het IQ. Door deze intelligenties te gebruiken:

o wordt het zelfbeeld van de leerling positief beïnvloed.o voelt de leerling zich erkent in zijn talenten.o voelt de leerling zich competent.

22

Page 23: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Tabel 1. De kenmerken van de negen intelligenties van Howard Gardner.Taal-Linguistische intelligentie:

leest graag,

heeft een grote woordenschat,

denkt in woorden,

formuleert gemakkelijk,

kan gemakkelijk ideeën onder woorden brengen,

debatteert graag,

leest snel en met inzicht,

kan goed argumenteren,

pikt nieuwe woorden snel op.

Intra-persoonlijke intelligentie:

kent eigen sterke en zwakke kanten goed,

stelt zich graag op de achtergrond op,

leeft in een eigen wereld,

houdt van dagdromen,

neemt scherp waar wat er gebeurt,

denkt goed na over een antwoord,

schrijft een dagboek,

heeft gevoel voor reflectie,

poëzie,

houdt van een stilteplek

Interpersoonlijke intelligentie:

houdt van contact met anderen,

houdt van uitwisselen,

werkt graag samen,

voelt scherp aan wat anderen bezig houdt,

voelt zich prettig in groepen,

houdt van gezelligheid en feestjes,

trakteert graag,

is graag bereid anderen te helpen.

Muzikale intelligentie: luistert graag naar muziek,

zingt mee,

pikt snel melodietjes op,

speelt graag een muziekinstrument,

houdt van rijmen,

werkt met ezelsbruggetjes en rijmpjes om iets te onthouden,

neuriet vaak,

heeft een sterk gevoel voor ritme,

stijl in stemgebruik,

vertelt boeiend.

Natuurgerichte intelligentie: voelt zich aangetrokken door de natuur,

Lichamelijke intelligentie:

23

Page 24: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

is gefascineerd door alles wat groeit en bloeit,

geïnteresseerd in natuurverschijnselen (weer, sterren, planeten),

herkent snel kenmerken van plant en dier,

observeert en verklaart graag veranderingen in de natuur,

leert gemakkelijk door waarnemingen buiten,

kan goed verzamelen en ordenen,

gaat graag met dieren om.

is graag in beweging,

sport graag,

reageert meestal met trefzekere bewegingen,

heeft sterk gevoel voor gebruik eigen lichaam,

maakt gebaren bij het spreken,

goede fijne motoriek,

sleutelt of knutselt graag,

leert gemakkelijk iets door te doen of te spelen,

heeft een sprekende mimiek.

Rekenkundige intelligentie sterk in oorzaak-gevolg verbanden,

ordent graag informatie,

speelt graag met cijfers,

overweegt bij het oplossen van problemen,

redeneert logisch,

denkt kritisch,

analyseert,

werkt gestructureerd.

Visuele –ruimtelijke intelligentie denkt in beelden,

houdt van kleur en vorm,

neemt de werkelijkheid waar via ruimte en kleuren,

heeft gevoel voor kleurnuances,

tekent vaak figuurtjes of maakt krabbels,

experimenteert met schetsen of ontwerpen,

kan zich snel oriënteren in gebouwen, wijken,

heeft sterk gevoel voor ruimtelijke verhoudingen.

Existentiële intelligentie heeft te maken met de kosmos en met de zin van het leven. Filosofen en spirituele leiders kunnen deze intelligentie bezitten.

is geïnteresseerd in vraagstukken over het bestaan,

houdt van filosoferen,

stelt kritische vragen over allerlei zaken,

is geïnteresseerd in de kosmos,

is vaak geïnteresseerd in kunst

24

Page 25: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

25

Page 26: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Adaptief leren van Luc Stevens14

Onderwijs op maat. Gebaseerd op de ideeën van Deci.15

Onderwijs moet voldoen aan drie basisbehoeften:o Autonomie: leerlingen weten dat ze hun leergedrag zelf kunnen sturen.o Competentie: leerlingen kunnen de taken of opdracht aan.o Relatie: leerlingen voelen zich welkom, veilig en hebben het idee dat ze erbij

horen. Leerlingen gaan hierdoor gemotiveerd aan het werk en hebben daarvan optimaal

profijt.

Effectief leren volgens Ebbens en Ettekoven16

Effectief leren aan de hand van zes vereisten:o Succes ervareno Individuele aanspreekbaarheido Kennis van resultaten: het stellen van leerdoeleno Betekenis kunnen geven aan de leerstofo Interesse/ veiligheido Positieve benadering door de docent

Identiteit in de adolescentie volgens Erikson17

De mens doorloopt acht psychosociale stadia: de puberteit en adolescentie omvat het vijfde stadium.

Identiteit speelt hier een grote rol in. Ze moeten hun eigen kwaliteiten leren kennen en daar verder vorm aan geven. In deze fase schuilt het gevaar voor identiteitscrisis,waardoor ze onzeker worden. Door te weten wie ze zijn worden adolescenten zelfverzekerder.

26

Page 27: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

5. Resultaten van de praktijkmetingIn dit hoofdstuk beschrijf ik de resultaten van de voor- en nameting rondom de CVO-lessen.

In totaal hebben 11 leerlingen de CVO-opdracht gedaan. Van al deze leerlingen is een eerste meting beschikbaar. Bij 6 leerlingen is een nameting na de lesopdracht uitgevoerd. Het resultaat hiervan is te zien in tabel 2. Er is dus sprake van uitval. De oorzaken zijn in tabel 2 te zien. Een leerling is verplaatst naar een andere gevangenis. Twee leerlingen zijn vrijgekomen en twee andere leerlingen zijn juist pas net de gevangenis binnen gekomen. De mogelijke score loopt van 0 tot 46. Hoe hoger de score, hoe meer situaties met aspecten van faalangst de leerling rapporteert. Van zes leerlingen is zowel de voor- als nameting beschikbaar. De gemiddelde score op de voormeting is 11,8. De gemiddelde score op de nameting is 14. Op individueel niveau is het verschil tussen voor en nameting bepaald. Gemiddeld is het verschil -3. Drie leerlingen scoorden lager op de nameting, een leerling bleef gelijk en 2 leerlingen scoorden hoger op de nameting. Deze scores zijn weergegeven in figuur 1. Voorbeelden van de uitgewerkte CVO-opdracht zijn te zien in bijlage 9.

In de nameting zijn specifiek vragen over de lesopdracht opgenomen; Maximum score is hier 14. De gemiddelde score bedroeg 2,6 met een spreiding van 0-10. Hieronder is te zien hoe de verschillende leerlingen gescoord hebben op de voor- en nameting.

Tabel 2. Score op voor- en nameting per leerling, groepsgemiddelde en verschil.

Leerling Totaalscore voormeting

Totaalscore nameting

CVO nameting Verschil (score nameting minus score voormeting)

1 7 7 0 0

2 5 8 1 +3

3 13 10 2 - 3

4 13 5 0 - 8

5 11 LL is verplaatst naar andere gevangenis

- -

6 22 27 10 +5

7 8 Vrijgekomen - -

8 8 Vrijgekomen - -

9 23 8 0 - 15

10 20 Net binnen gekomen - -

11 0 Net binnen gekomen - -

Totaal

Gemiddeld 11,8 14 2,6 - 3

27

Page 28: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Figuur 1. Score per leerling en gemiddelde score bij voor- en nameting.

L1

L2

L3

L4

L6

L9

Gem

0 5 10 15 20 25 30

NaVoor

Score op faalangsttest

Daarnaast is hierboven in figuur 1 de individuele score per leerling zichtbaar. Gemiddeld scoren de leerlingen lager bij de nameting. De score is gemiddeld 3 punten lager. Deze uitkomst is niet bij iedere leerling te zien. Zoals in de figuur te zien is, scoren leerling 6 en leerling 2 juist hoger bij de nameting. De scores bij leerling 1 blijven gelijk. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat er in de tijd voor de nameting een stressvolle situatie op de groep heeft plaatsgevonden. Een verklaring zou ook kunnen zijn dat de rechtszaak nog loopt van een van de leerlingen, waardoor de stress juist toeneemt.

Opmerkelijk is dat de leerlingen in de voormeting laag scoorden op de faalangstlijst. Mogelijk speelt hier een rol dat leerlingen zich niet kwetsbaar durven op te stellen binnen de groep. Daarnaast is officieel niet vastgesteld dat er sprake is van faalangst bij een van de leerlingen. Op basis van de uitkomsten van de enquête kan geen algemene uitspraak gedaan worden. Er zijn te weinig deelnemers om het resultaat te kunnen generaliseren. Daarnaast is de onderzoeksgroep in dit geval een specifieke groep, waardoor de resultaten niet vergelijkbaar zijn met leerlingen in het algemeen.

28

Page 29: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

6. Conclusies en aanbevelingenIn dit hoofdstuk beschrijf ik de conclusies die ik gedaan heb aan de hand van de resultaten van dit onderzoek. Daarnaast formuleer ik een aantal aanbevelingen voor het Kompas College ter vermindering van de faalangst.

In mijn scriptie heb ik naar een antwoord gezocht op de volgende hoofdvraag: Hoe kan het vak CVO binnen de justitiële jeugdinrichting De Hartelborgt, op de Voortgezet Speciaal Onderwijs school, het Kompascollege ingezet worden voor leerlingen met faalangst in de leeftijd van 12-23 jaar? Aan de hand van theorieën die uit het literatuuronderzoek naar voren zijn gekomen heb ik een opdracht uitgevoerd die bij zou kunnen dragen bij de vermindering van faalangst. De opdracht is gebaseerd op de meervoudige intelligentie theorie van Gardner, waarbij de nadruk wordt gelegd op de verschillende intelligenties die een leerling kan bezitten. In de CVO-les kan dit ingezet worden door gebruik te maken van beeldaspecten. Verschillende beeldaspecten passen bij een intelligentie. Een leerling kan dan aan de slag gaan met de beeldaspecten die bij zijn intelligentie passen. Op deze manier is hij bezig met waar hij goed in is en zal hij zich zelfverzekerder en competent voelen. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van het adaptief leren van Luc Stevens. Dit is onderwijs op maat, wat gericht is op autonomie, relatie en competentie. Door te voldoen aan deze drie basisbehoeften zal de leerling gemotiveerder aan de slag gaan, waardoor de leerling eerder een succeservaring zal ervaren. Dit draagt dan weer bij aan zijn zelfvertrouwen. Ook hebben we gebruik gemaakt van het effectief leren van Ebbens en Ettekoven. Wanneer voldaan is aan zes vereisten zal de leerling optimaal en effectief aan een opdracht kunnen werken. Deze zes vereisten zijn succes ervaren, individuele aanspreekbaarheid, kennis van resultaten, betekenis kunnen geven aan de leerstof, interesse/ veiligheid en de positieve benadering door de docent. De laatste theorie die kan bijdragen aan de vermindering van faalangst is die van Erikson. Onze hoofdvraag is gericht op jongeren van 12-23 jaar. Erikson zegt over deze groep (adolescentie en puberteit) dat de identiteit erg belangrijk is. Rond deze leeftijd is er gevaar voor identiteitscrisis, waardoor leerlingen onzeker kunnen worden. Door tijdens de les aandacht te besteden aan het thema identiteit kan dit voorkomen worden. De leerlingen staan dan stil bij zichzelf en bij hun kwaliteiten. Hierdoor zullen de leerlingen zelfverzekerder worden. Faalangst ontstaat namelijk door het negatieve denken en het van te voren bedenken dat iets al mislukt. De vier theorieën hebben invloed op het zelfvertrouwen van de leerlingen door hun succeservaringen te laten ervaren en zich competent te laten voelen. Door een groter zelfvertrouwen zullen de leerlingen minder snel negatieve gedachten hebben. Door de succeservaringen zullen ze niet snel meer van te voren al de gedachten hebben dat iets gaat mislukken. De genoemde theorieën nemen dit namelijk weg, waardoor de leerlingen minder snel last van faalangst zullen krijgen. En wanneer iemand hier al last van heeft zou de faalangst hierdoor verminderd kunnen worden. Deze vier theorieën kunnen dus ingezet worden bij het vak CVO om faalangst te verminderen bij leerlingen met de leeftijd van 12 tot 23 jaar.

Of deze theorieën in de praktijk daadwerkelijk faalangst verminderen is getest door de CVO-opdracht met voor- en nameting. De resultaten van de enquête lieten zien dat gemiddeld bij de nameting lager werd gescoord op faalangst dan de voormeting. Door de kleine onderzoeksgroep kan dit resultaat niet als betrouwbaar worden aangemerkt. Daarnaast is het een moeilijke onderzoeksgroep waar veel uitval was van leerlingen, waardoor een groot

29

Page 30: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

deel alleen aan een voor- of nameting heeft kunnen deelnemen. Ook is de vraag of de leerlingen de enquête wel naar waarheid hebben ingevuld. De betrouwbaarheid van de antwoorden kan dus ook betwijfeld worden. Bij de leerlingen is niet officieel vastgesteld dat sprake is van faalangst. Hierdoor kan alleen vermoed worden dat een leerling binnen de onderzoeksgroep daadwerkelijk last heeft van faalangst. Het effect dat is gevonden hoeft dus niet door de vermindering van faalangst te komen, maar kan op toeval berusten. De praktijkmeting had niet alleen verricht moeten worden op een grotere groep leerlingen, ook is er meer tijd nodig voor deze groep. Deze specifieke groep heeft namelijk veel uitval, door rechtszaken, overplaatsing, behandelingen of het verlaten van de gevangenis. Drie lessen was dus te kort voor de uitvoering van de opdracht. Daarnaast had in de opdracht meer nadruk kunnen liggen op het verwerken van de eigen kwaliteiten in het zelfportret. Op deze manier hadden de leerlingen hun intelligentie kunnen laten zien in het zelfportret.

Er kan meer gehaald worden uit het vak CVO om leerlingen meer zelfvertrouwen te geven en meer nadruk te leggen op hun kwaliteiten. Op deze manier zou het vak CVO bij kunnen dragen aan de vermindering van faalangst. Op basis van de vier behandelde theorieën heb ik een aanbeveling ontwikkeld voor docenten beeldende kunst. Hierin zijn de punten die in deze scriptie besproken zijn omgevormd tot verschillende handelswijze. Ik hoop dat mijn scriptie een eyeopener is voor andere docenten beeldende kunst en meer uit hun vak zullen halen.

30

Page 31: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

6.1 Aanbeveling voor docent beeldende kunstKwaliteiten leerlingen

Verwerk het thema identiteit gedurende het jaar in opdrachten. Laat ze naar zichzelf kijken en hun eigen kwaliteiten leren kennen. Op deze manier kunnen ze onzekerheden overwinnen.17

Maak gebruik van beeldaspecten die passen bij de intelligenties van de leerlingen. Op deze manier kunnen de leerlingen aan de slag met waar ze goed in zijn. 12

Richt de aandacht op wat de leerlingen goed kunnen en niet te veel nadruk leggen op wat ze minder goed kunnen. Geef hiervoor wat tips. 12

Benader de leerlingen altijd positief. Leg het accent op positieve feedback door te werken met tips en tops. Zorg voor een reflectie na afloop van de opdracht en laat de leerlingen elkaar complementeren. 16

Theorie & praktijk

Zorg dat de leerling kennis van resultaten heeft. Dit kan gedaan worden door het stellen van leerdoelen voor een opdracht. De leerlingen weten dan wat er van ze verwacht wordt.16

Zorg dat na nieuwe leerstof een praktische opdracht volgt. Bij deze opdracht moeten ze de nieuwe kennis toepassen. 16

Laat de leerlingen kennismaken met de meervoudige intelligenties. En vraag of ze zich hierin herkennen. 12

Maak voor iedere opdracht een stappenplan. De opdracht is dan uitvoerbaar voor iedere leerling, waardoor de leerling een succeservaring krijgt en zich competent voelt.14

Klassenklimaat

Schep een veilige leeromgeving. Maak aan het begin van de les duidelijk dat we respectvol met elkaar omgaan en met elkaars werk. Denk bijvoorbeeld aan een tentoonstelling van de gemaakte werken. 16

Zorg dat de leerlingen zich welkom voelen door bij binnenkomst een hand te geven en bij naam aan te spreken. Spreek tijdens de lessen de kinderen ook aan bij hun voornaam. Op deze manier krijgen ze het idee dat ze erbij horen. 14

Geef de leerlingen het idee dat ze ieder moment kunnen worden aangesproken. Op deze manier houd je de leerlingen alert en zullen ze goed meedoen. Reflecteer geregeld gezamenlijk het werk aan het einde van de les in de klas door individuen aan te spreken. En de leerling zijn verhaal te laten doen.16

Zorg voor een open sfeer, zodat leerlingen zich durven te uiten en gerespecteerd voelen. Tolereer geen negatieve opmerkingen, zoals pesten en negatieve feedback.16

Geef de leerling het idee dat hij zelf keuzes kan maken. Dit kan door te werken met verschillende materialen en technieken. De leerling mag dan kiezen waarmee hij aan de slag gaat (autonomie). 14

Maak duidelijk dat er geen foute antwoorden of vragen bestaan. Wanneer iemand een fout antwoord geeft benader het dan positief door zinnen als ‘zo had ik het nog niet bekeken, van deze kant kan je het ook bekijken’.16

31

Page 32: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

7. Literatuurlijst Bourdieu, P. & Darbel, A. (1991). The Love of art. Cambridge: Polity Press. Deci, E. L., & Chandler, CL. (1986). The importance of motivation for the future of the LD

field. Journal of Learning Disabilities, 19, 587-594.  Ebbens, S., Ettekoven, S. (2005). Effectief leren. Groningen/Houten: Wolters- Noordhoff. Erikson, E. H. (1971). Identiteit, jeugd en crisis. Spectrum (aula): Utrecht. Donald, M. (2006). Art and cognitive evolution. In M. Turner (Ed.), The Artful Mind.

Cognitive science and the riddle of human creativity (pp. 3-20). Oxford: Oxford University Press.

Gardner, H. (1983). Frames of Mind: The Theory of Multiple Intelligences. New York: Basic Books.

Gardner, H. (1993). Multiple Intelligences: The Theory in Practice. New York: Basic Books.

Haanstra, F., Gruhn, W., Rauscher, F., Hagendoorn, I., van Heusden, B. (2012). Brein, kunst en educatie. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland.

Hart, H., Boeije, H., Hox, J. (2005). Onderzoeksmethoden. Den Haag: Boom Onderwijs. Heusden, B. van (2010). Cultuur in de Spiegel. Naar een doorlopende leerlijn

cultuuronderwijs. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Haanstra, F. (2011) Authentieke kunsteducatie: een stand van zaken. Cultuur+ Educatie,

31(11), 8-37. Kohnstamm, R. (2002). Kleine ontwikkelingspsychologie. Houten/Diegem: Bohn Stafleu

Van Loghom. Lieshout, T. van (2009). Pedagogische adviezen voor speciale kinderen. Een praktisch

handboek voor professionele opvoeders, begeleiders en leerkrachten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Nieuwenbroek, A., Reinalda, S., & Vries, J. de (1998). Handboek faalangsttraining. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep.

Nieuwenbroek, A., & Ruigrok, J. (2004). Handboek faalangsttraining. Esch: Quirijn. Pameijer, N., Beukering T.,van, Lange,S.,de ,Schulpen, Y., Veire, H.,Van de,(2010)

Handelingsgericht werken in de klas, Leuven : Acco, 17-41 Pasztory, E. (2005). Thinking with Things. Toward a new vision of art. Austin: University

Press of Texas Press. Piaget, J. (1915). La mission de l’idée. Lausanne: Concorde. Rovers, B. (2014). Kortverblijvers in justitiële jeugdinrichtingen: Achtergrondkenmerken,

ketensamenwerking en invulling van verblijf. 18 november 2014 Uitgave 's-Hertogenbosch: BTVO (digitaal)

Ruigrok, J. (2014). Kenmerken van PIJ-jongeren onderzocht. Verkregen op 1 februari 2015 van http://www.dji.nl/actueel/kenmerken-van-pij-jongeren-onderzocht.aspx.

Shimamura, A.P. (2000). Toward a cognitive neuroscience of metacognition. Consciousness and Cognition, 9(2), 313-323.

STERKerSTAAN (2015). Faalangst test. Verkregen op 5 maart 2015 van http://www.sterkerstaan.nl/trainer%20faalangstreductie.html.

Stevens, L. (1994). Het vakmanschap van de leraar. Proeve van een bijdrage aan een pedagogische onderwijstheorie. In: Onderwijsproblemen. Universiteit van Utrecht/ ISOR.

Teurlings, C., Wolput, B. van & Vermeulen, M. (2006). Nieuw leren waarderen. Een literatuuronderzoek naar effecten van nieuwe vormen van leren in het voortgezet onderwijs. Utrecht: Schoolmanagers_VO.

32

Page 33: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Werkhooven, M. (2009). Krachtig-Leren-20-Voorbeelden. Verkregen op 24 mei 2015 van www.MauricevanWerkhoven.nl.

33

Page 34: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

8. BijlagenBijlage 1: Visie en missie Kompas College

Missie en visie van het Kompas CollegeDe overkoepelende missie en visie van de Aloysius Stichting zijn doorvertaald naar de missie en visie van onze school. VisieOnze visie willen wij in 2016 gerealiseerd hebben: “Wij staan voor kwalitatief hoogstaand onderwijs dat rekening houdt met de verschillende manieren waarop leerlingen het beste leren en presteren." MissieWij bereiden jongeren voor op hun toekomstige plaats in onze samenleving. Wij weten dat onze leerlingen ernstige, complexe gedragsproblemen, psychiatrische problemen en/of leerproblemen ervaren. Wij willen samen met de leerling zijn talenten en kwaliteiten ontdekken.  Wij richten ons ook op de ouders van onze leerlingen en de partners in de jeugdhulpverlening. Wij bieden onze leerlingen een passend ontwikkelings- en opbrengstgericht onderwijsprogramma. Dat doen wij in een leeromgeving die de ontwikkelingsmogelijkheden optimaal stimuleert en die leerlingen tot hun recht laat komen. Wij stemmen onze werkwijze af met onze leerlingen, hun ouders en partners in het onderwijs en de jeugdhulpverlening. Ons aanbod is bovendien afgestemd op de leefwereld van onze leerlingen. De kernwaarden van Aloysius Passie Onvoorwaardelijkheid Kracht

Ook legt het Kompas College bewust een netwerk buiten de schoolmuren aan. Voorbeelden hiervan zijn de actieve samenwerking met Koers VO, het Veiligheidshuis Rotterdam, contacten binnen de landelijke taakgroepen van MBO instellingen en het zorg- en jongerenloket. We hebben met de gemeente Rotterdam een convenant ondertekend waarbij de school van herkomst de verplichting heeft om leerlingen terug te nemen of ander passend onderwijs te vinden. Ten behoeve van interne stages van leerlingen is de school in overleg met de inrichting.

Bron: http://www.kompascollege.nl/Home/Onze-school/Missie-en-Visie-Het-Kompas-College verkregen 13 mei 2015

34

Page 35: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

35

Page 36: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 2: Kenmerken van PIJ

Leerlingen die een PIJ-maatregel opgelegd kregen hebben in hun jeugd vaak te maken gehad met uithuisplaatsing door ruzies, huiselijk geweld of psychiatrische problemen en/of verslaving bij de ouders. Ook heeft driekwart van de jongeren met PIJ- maatregel te maken gehad met afwezigheid of beperkte beschikbaarheid van de ouders. Bijna alle PIJ-ers hebben te maken gehad met een inconsistente opvoeding. Ouders gingen niet consequent om met het stellen van grenzen en regels. Vaak waren ouders onmachtig of vertoonden zelf een negatief voorbeeldgedrag. Vaak was er ruzie en werden , de kinderen afwisselend verwaarloosd en dan weer verwend waren. Iets meer dan een derde van de PIJ-ers is mishandeld door zijn ouders en was getuige van geweld in het gezin. Bij de ouders komt vaak verslavingsproblematiek voor in combinatie met psychiatrische problemen.

Een problematische thuissituatie ligt ten grondslag aan het plegen van strafbare feiten waarvoor uiteindelijk een PIJ-maatregel is opgelegd. Bij 40 % van de gezinnen is sprake van criminaliteit van de ouders of andere gezinsleden. Ruim de meerderheid is zelf bekend met het criminele milieu. Vaak voelen deze jongeren zich aangetrokken tot het criminele milieu en zijn lid van een bende. Bijna alle PIJ-ers vertonen problemen in de omgang met autoriteit (83%). Dit wil zeggen dat de meeste PIJ-ers (grote) moeite hebben met het aanvaarden van regels die zij thuis, op school en/of van anderen autoriteitsdragers opgelegd krijgen. In 57% van de gevallen is zelfs sprake van openlijk verzet tegen autoriteit. Meer dan de helft van de PIJ-ers laat tijdens detentie gedragsproblemen op de leefgroep zien. Meestal gaat het om het manipuleren, treiteren, grensoverschrijdend gedrag na teleurstelling of het weigeren zich aan de huisregels te houden. In 10 % van de gevallen gaat het om ernstig (doelbewust) antisociaal gedrag en het opzoeken van conflicten. De helft van de PIJ-er hebben moeite met anderen of met groepsactiviteiten. Vaak resulteert dit in grensoverschrijdende opmerkingen, antisociaal gedrag en een negatieve beïnvloeding van de groepssfeer. Vaak kan de jeugdige geen problemen uitpraten, eigen fouten inzien of de situatie accepteren (78%) . Vaak hebben ze moeite zich open te stellen en trekken zich terug en is er sprake ernstig vermijdend gedrag.

Bijna de helft van de PIJ-ers laat een duidelijke positieve gerichtheid op school of werk zien. Bij 45% van de PIJ-ers is redelijke motivatie zichtbaar. De leerling zet zich in maar houdt dit niet vol bij tegenslag. De rest (7%) van de PIJ-ers toont expliciete desinteresse als het gaat om school of werk.

Bron: http://www.dji.nl/actueel/kenmerken-van-pij-jongeren-onderzocht.aspx: geraadpleegd op 10 mei 2015

36

Page 37: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 3: Vragenlijst van STERKerSTAAN

Uit de originele faalangst vragenlijst van STERKerSTAAN met 40 items zijn 23 items geselecteerd die betrekking hebben op een lessituatie. Hieronder zijn de 23 items en het faalangstkenmerk dat ze meten weergegeven.

Kenmerken faalangst Orginele enquêtevragen

Het hoog inschatten van een mislukking

Als een leraar zegt dat we iets moeten maken, waar we een cijfer voor krijgen, dan ben ik bang dat ik een slecht cijfer zal halen.

Blokkeren Omdat ik nogal moeilijk op kan schrijven wat ik denk, doe ik lang over bijvoorbeeld een opstel of een verslag.

Verminderd concentratievermogen Als ik in de klas werk moet doen, kan ik mijn gedachte er goed bijhouden.

Afdwalen Tijdens de les hoor ik bepaalde dingen niet, omdat ik aan iets anders zit te denken

Dichtslaan Ik vind het vervelend om iets voor de klas te zeggen

Chaotisch en gehaast Ik wil alles tegelijk doen, waardoor ik mij gehaast voel.

Hyperventileren Als ik een opdracht uit moet voeren heb ik het idee dat ik geen adem krijg.

Zich bekeken voelen Als ik aan het werk ben, heb ik het gevoel dat iedereen naar mij kijkt.

Zich beoordeeld voelen Ik heb het idee dat de leraar op mij let.

Bang om af te gaan Ik ben bang om uitgelachen te worden wanneer ik mijn eigen ding teken.

Onthouden van negatieve opmerkingen Ik onthoud het als iemand iets vervelends tegen mij zegt.

Wegwuiven van complimenten Ik geloof dat iemand niet eerlijk is wanneer hij mij een compliment geeft.

Bang om niet te voldoen Ik heb het gevoel dat ik het niet kan wanneer ik een opdracht krijg.

Geen ruimte voor ontspanning Ik voel me op mijn gemak als ik bezig ben.

Het krijgen van een rode kleur Ik krijg een rood hooft wanneer de leraar iets aan mij vraagt.

37

Page 38: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Zweten Het zweet breekt mij uit als ik niet weet hoe ik verder moet.

Vaak naar de toilet moeten Als er iets van mij verwacht wordt moet ik vaak naar het toilet.

Black-out Als ik een toets moet maken weet ik opeens niks meer.

Hoofdpijn Ik heb hoofdpijn als ik naar school moet.

Chaotisch Als ik iets moet leren dan weet ik niet waar ik moet beginnen.

Detaillistisch leren Als ik moet leren blijf ik hangen in het onthouden van detailles.

Het onderbreken van hun werk Ik kan niet lang met één ding bezig zijn.

Clownesk gedrag Als ik iets niet kan maak ik er een grap over.

Overschreeuwen van angst Ik word boos als ik het niet weet en geef dan de schuld aan de docent.

38

Page 39: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 4: Enquête faalangst nameting (gelijk aan de voormeting maar met 7 extra CVO vragen).

In deze lijst staan 23 uitspraken.

Lees goed iedere uitspraak en kruis vervolgens jouw keuze aan. Deze vragen gaan over de lessen CVO.

Aspecten verantwoording

Omdat ik nogal moeilijk op kan schrijven wat ik denk, doe ik lang over bijvoorbeeld een opstel of een verslag.

Uitdrukking vaardigheid: Je kunt je gedachten goed verwoorden of opschrijven

Als ik in de klas werk moet doen, kan ik mijn gedachte er goed bijhouden.

Concentratie in de klas: Je kunt je goed concentreren

Tijdens de les hoor ik bepaalde dingen niet, omdat ik aan iets anders zit te denken

Concentratie in de klas: Je kunt je goed concentreren

Ik vind het vervelend om iets voor de klas te zeggen. Sociaal aanvaard voelen: Je voelt je sociaal aanvaard

Ik wil alles tegelijk doen, waardoor ik mij gehaast voel.

Concentratie in de klas:Je kunt je goed concentreren

Als ik een opdracht uit moet voeren heb ik het idee dat ik geen adem krijg.

Zelfvertrouwen bij een opdracht: Je hebt voldoende zelfvertrouwen bij opdrachten

Als ik aan het werk ben, heb ik het gevoel dat iedereen naar mij kijkt.

Sociaal aanvaard voelen: Je voelt je sociaal aanvaard

Ik heb het idee dat de leraar op mij let. Sociaal aanvaard voelen: Je voelt je sociaal aanvaard

Ik ben bang om uitgelachen te worden wanneer ik mijn eigen ding teken.

Sociaal aanvaard voelen: Je voelt je sociaal aanvaard

Ik onthoud het als iemand iets vervelends tegen mij zegt.

Sociaal vaardigheid: Je sociale vaardigheden kunnen worden verbeterd

Ik geloof dat iemand niet eerlijk is wanneer hij mij een compliment geeft.

Sociaal vaardigheid:

Je sociale vaardigheden kunnen worden verbeterd

Ik heb het gevoel dat ik het niet kan wanneer ik een opdracht krijg.

Zelfvertrouwen bij een opdracht: Je hebt voldoende zelfvertrouwen bij opdrachten

Ik voel me op mijn gemak als ik bezig ben. Sociaal aanvaard voelen: Je voelt je sociaal aanvaard

39

Page 40: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Ik krijg een rood hoofd wanneer de leraar iets aan mij vraagt.

Sociaal vaardigheid: Je sociale vaardigheden kunnen worden verbeterd

Het zweet breekt mij uit als ik niet weet hoe ik verder moet.

Zelfvertrouwen bij een opdracht: Je hebt voldoende zelfvertrouwen bij opdrachten

Als er iets van mij verwacht wordt moet ik vaak naar het toilet.

Zelfvertrouwen bij een opdracht: Je hebt voldoende zelfvertrouwen bij opdrachten

Als ik een toets moet maken weet ik opeens niks meer.

Zelfvertrouwen bij een opdracht:Je hebt voldoende zelfvertrouwen bij opdrachten

Ik heb hoofdpijn als ik naar school moet. Zelfvertrouwen bij een opdracht: Je hebt voldoende zelfvertrouwen bij opdrachten

Als ik iets moet leren dan weet ik niet waar ik moet beginnen.

Zelfvertrouwen bij een opdracht: Je hebt voldoende zelfvertrouwen bij opdrachten

Als ik moet leren blijf ik hangen in het onthouden van detailles.

Concentratie in de klas: Je kunt je goed concentreren

Ik kan niet lang met één ding bezig zijn. Concentratie in de klas: Je kunt je goed concentreren

Als ik iets niet kan maak ik er een grap over. Uitdrukking vaardigheid: Je kunt je gedachten goed verwoorden of opschrijven

Ik word boos als ik het niet weet en geef dan de schuld aan de docent.

Sociaal vaardigheid: Je sociale vaardigheden kunnen worden verbeterd

Ik begrijp de CVO opdracht over het portret op papier niet en raak daardoor in paniek.

Uitdrukking vaardigheid: Je kunt je gedachten goed verwoorden of opschrijven

Als mijn doek met portret goed geslaagd is dan ligt dat niet aan mij, maar dan ligt dat aan de docent.

Uitdrukking vaardigheid: Je kunt je gedachten goed verwoorden of opschrijven

Als ik iets buiten de lijnen ga tijdens het overtrekken heb ik het gevoel dat de tekening mislukt is.

Zelfvertrouwen bij een opdracht: Je hebt voldoende zelfvertrouwen bij opdrachten

Als ik de verf met de kwast aanbreng ben ik niet zeker van de manier van schilderen of dit goed is.

Zelfvertrouwen bij een opdracht: Je hebt voldoende zelfvertrouwen bij opdrachten

Ik durf niet zelfstandig te beginnen en de eerste lijnen op het doek te zetten omdat ik bang ben om een fout te maken.

Zelfvertrouwen bij een opdracht: Je hebt voldoende zelfvertrouwen bij opdrachten

Ik kan niet beslissen wanneer het af is en stop op tijd met de schildering omdat ik bang ben dat ik het

Zelfvertrouwen bij een opdracht: Je hebt voldoende zelfvertrouwen bij opdrachten

40

Page 41: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

verpest.

Ik durf mijn portret niet te laten zien, omdat ik bang ben dat er om gelachen wordt.

Sociaal aanvaard voelen: Je voelt je sociaal aanvaard

Aspecten verantwoording:aspect Aantal

vragen

interpretatie

Sociaal aanvaard voelen 6 Je voelt je sociaal aanvaard

Sociaal vaardigheid 4 Je sociale vaardigheden kunnen worden verbeterd

Zelfvertrouwen bij een opdracht 11 Je hebt voldoende zelfvertrouwen bij opdrachten

Concentratie in de klas 5 Je kunt je goed concentreren

Uitdrukking vaardigheid 4 Je kunt je gedachten goed verwoorden of opschrijven

41

Page 42: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 5: Enquête faalangst nameting cijferscore

In deze lijst staan 23 uitspraken. Lees goed iedere uitspraak en kruis vervolgens jouw keuze aan. Deze vragen gaan over de lessen CVO.

Nooit Soms Vaak

1. Omdat ik nogal moeilijk op kan schrijven wat ik denk, doe ik lang over bijvoorbeeld een opstel of een verslag.

0 1 2

2. Als ik in de klas werk moet doen, kan ik mijn gedachte er goed bijhouden.

2 1 0

3. Tijdens de les hoor ik bepaalde dingen niet, omdat ik aan iets anders zit te denken

0 1 2

4. Ik vind het vervelend om iets voor de klas te zeggen 0 1 2

5. Ik wil alles tegelijk doen, waardoor ik mij gehaast voel. 0 1 2

6. Als ik een opdracht moet uitvoeren heb ik het idee dat ik geen adem krijg.

0 1 2

7. Als ik aan het werk ben, heb ik het gevoel dat iedereen naar mij kijkt.

0 1 2

8. Ik heb het idee dat de leraar op mij let. 0 1 2

9. Ik ben bang om uitgelachen te worden wanneer ik mijn eigen ding teken.

0 1 2

10. Ik onthoud het als iemand iets vervelends tegen mij zegt. 0 1 2

11. Ik geloof dat iemand niet eerlijk is wanneer hij mij een compliment geeft.

0 1 2

12. Ik heb het gevoel dat ik het niet kan wanneer ik een opdracht krijg.

0 1 2

13. Ik voel me op mijn gemak als ik bezig ben 2 1 0

14. Ik krijg een rood hoofd wanneer de leraar iets aan mij vraagt. 0 1 2

15. Het zweet breekt mij uit als ik niet weet hoe ik verder moet 0 1 2

16. Als er iets van mij verwacht wordt moet ik vaak naar het toilet. 0 1 2

17. Als ik een toets moet maken weet ik opeens niks meer 0 1 2

18. Ik heb hoofdpijn als ik naar school moet. 0 1 2

19. Als ik iets moet leren dan weet ik niet waar ik moet beginnen. 0 1 2

20. Als ik moet leren blijf ik hangen in het onthouden van detailles. 0 1 2

21. Ik kan niet lang met één ding bezig zijn. 0 1 2

42

Page 43: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

22. Als ik iets niet kan maak ik er een grap over. 0 1 2

23. Ik word boos als ik het niet weet en geef dan de schuld aan de docent.

0 1 2

24. Ik begrijp de CVO opdracht over het portret op papier niet en raak daardoor in paniek.

0 1 2

25. Als mijn doek met portret goed geslaagd is dan ligt dat niet aan mij, maar dan ligt dat aan de docent.

0 1 2

26. Als ik iets buiten de lijnen ga tijdens het overtrekken heb ik het gevoel dat de tekening mislukt is.

0 1 2

27. Als ik de verf met de kwast aanbreng ben ik niet zeker van de manier van schilderen of dit goed is.

0 1 2

28. Ik durf niet zelfstandig te beginnen en de eerste lijnen op het doek te zetten omdat ik bang ben om een fout te maken.

0 1 2

29. Ik kan niet beslissen wanneer het af is en stop op tijd met de schildering omdat ik bang ben dat ik het verpest.

0 1 2

30. Ik durf mijn portret niet te laten zien, omdat ik bang ben dat er om gelachen wordt.

0 1 2

43

Page 44: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 6: Totaaloverzicht van de scores op voor- en nameting (V/N) per item per leerling

De eerste 23 items zijn ontleend aan de faalangst test van STERKerSTAAN. Items 24 tot en met 30 zijn toegespitst op de CVO les en alleen na de les afgenomen. Waar scores ontbreken is dit een gevolg van leerlingen die tijdens het onderzoek zijn overgeplaatst of vrijgekomen.

L1

L2

L3

L4

L5

L6

L7

L8

L9

L10

L11

It V N V N V N V N V N V N V N V N V N V N V N

1 0 1 0 0 0 1 1 0 1 . 0 0 0 . 0 . 1 0 0 . 0 .

2 0 0 1 0 1 1 1 0 0 . 1 1 0 . 1 . 0 1 1 . 0 .

3 1 1 0 2 1 1 0 0 1 . 2 2 0 . 1 . 1 0 0 . 0 .

4 1 0 0 0 0 0 0 0 0 . 0 2 0 . 0 . 0 0 1 . 0 .

5 0 1 0 0 1 0 0 0 2 . 2 2 1 . 0 . 2 1 0 . 0 .

6 0 0 0 0 0 0 0 0 1 . 0 1 0 . 0 . 2 0 0 . 0 .

7 0 0 0 0 0 0 0 0 0 . 1 1 1 . 1 . 1 0 1 . 0 .

8 1 1 0 1 0 0 1 0 1 . 2 1 1 . 0 . 1 0 2 . 0 .

9 0 0 0 0 0 0 0 1 0 . 0 1 1 . 0 . 1 0 0 . 0 .

10 1 1 2 2 2 1 1 1 1 . 2 1 0 . 1 . 0 1 1 . 0 .

11 0 0 0 1 1 1 1 0 0 . 0 0 0 . 0 . 1 1 2 . 0 .

12 0 0 0 0 1 1 0 0 0 . 2 2 0 . 0 . 0 1 0 . 0 .

13 1 0 0 0 1 1 2 0 0 . 0 0 0 . 0 . 1 1 1 . 0 .

14 0 0 0 0 0 0 1 0 0 . 0 0 0 . 0 . 2 0 2 . 0 .

15 0 0 0 0 0 0 0 0 1 . 0 2 0 . 0 . 1 0 0 . 0 .

16 0 0 0 0 0 0 0 0 0 . 0 0 0 . 0 . 1 0 1 . 0 .

17 0 0 0 0 0 0 0 0 0 . 2 2 0 . 1 . 0 0 2 . 0 .

18 0 0 1 2 1 0 2 1 0 . 0 0 0 . 1 . 1 0 0 . 0 .

19 0 1 0 0 1 0 0 0 2 . 2 2 2 . 0 . 1 0 1 . 0 .

20 1 0 0 0 1 1 0 0 0 . 2 2 0 . 1 . 1 1 2 . 0 .

21 1 1 0 0 1 1 2 2 0 . 2 2 1 . 1 . 1 1 0 . 0 .

44

Page 45: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

22 0 0 1 0 1 1 0 0 0 . 2 2 1 . 0 . 2 0 1 . 0 .

23 0 0 0 0 0 0 1 0 1 . 0 1 0 . 0 . 2 0 2 . 0 .

Tot 7 7 5 8 13

10

13

5 11

. 22

27

8 . 8 . 23

8 20 . 0 .

CVO

24 0 0 0 0 . 1 . . 0 . .

25 0 1 0 0 . 1 . . 0 . .

26 0 0 0 0 . 2 . . 0 . .

27 0 0 1 0 . 2 . . 0 . .

28 0 0 1 0 . 2 . . 0 . .

29 0 0 0 0 . 2 . . 0 . .

30 0 0 0 0 . 0 . . 0 . .

Tot 0 1 2 0 10

. . 0 . .

45

Page 46: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 7: Lesvoorbereiding opdracht eigen fotoportret op canvasdoek.

VOORBEREIDINGSMODEL

Dit model gebruik je om na te denken over het WAT, HOE en WAAROM van een les

1

DOELSTELLINGEN

wat wil ik, dat er geleerd is na afloop van deze les / lessen?

Leerling maakt acrylschilderij in kleurcontrast

EVALUATIE

hoe controleer je wat er geleerd is van deze les/lessen?

Controleren door evaluatie. Wat heb je gedaan en waarom? Hoe had je dit anders kunnen

2 INHOUD beschrijf hier kort de opdracht, wat ga je doen

Leerling maakt portret van zichzelf of van een familie lid. Via een foto wordt deze op transparant folie gekopieerd en via een beamer wordt deze op een canvas doek getekend.

Als de tekening voltooid is kan het schilderen beginnen. Leerling schildert in zwart /wit en probeert zoveel mogelijk schakeringen te maken en te

gebruiken.

DIDACTISCHE ACTIVITEIT DOCENT

Docent legt mondeling uit en laat eerdere resultaten zien. Docent vraagt na te denken over hoe ze het portret van zichzelf willen zien. Docent maakt foto van leerling die leerling gebruikt voor de opdracht.

Docent bewaakt het proces en zorgt dat LL op de momenten van niet meer weten hoe verder inspringt.

LEERACTIVITEIT LEERLING/STUDENT

Door te doen te experimenteren met verf de verschillende nuances te vinden

MIDDELEN DOCENT

Foto Beamer Canvas doek met potlood Zwart en witte acrylverf Penselen Palet Water

MIDDELEN LEERLING/STUDENT

Foto van zichzelf of van een familielid Bij ontbreken wordt foto van zichzelf

gemaakt Overnemen van de foto via de beamer op

canvas doek zetten Tekening op canvas inschilderen in zwart

wit tinten. Leren mengen en de goede tint leren

mengen. Schilderen Concentratie Opruimen Penselen en palet schoonmaken

2. FASERING VAN DE LESSEN

46

Page 47: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

A

PROBLEEM

Geef kort de probleemstelling aan LL leert nuances zwart wit te maken. LL voert portret uit in zwart wit. LL leert overzet techniek LL leert schilderen met acrylverf LL leert keuzes maken LL leert zich te concentreren LL ontwikkelt zich motorisch

BORIËNTATIEFASEONDERZOEKSFASE

Fase waarin de leerling onderzoek doet en zich oriënteert op de probleemstelling LL laat docent foto maken van zichzelf LL bepaalt hoe hij op de foto staat

Aan

tal l

esse

n:1

Informatie zoeken onderzoek verzamelen beelden

inventariseren (toetsmoment) feedback

Beschrijf leerling-activiteit en Werkvorm omschrijven: Verzamelen beeld: portret van zichzelf zoeken of maken via

een fototoestel van de docent. Kopiëren op transparant vel. Dit is nodig voor de beamer. Overzetten via beamer op het canvasdoek

C ONTWERPFASE Fase waarin de leerling mogelijke oplossingen voor het probleem onderzoekt

Aan

tal l

esse

n:1

Analyseren brainstorm

onderzoeken ontwerpen experimenteren

(toetsmoment) feedback

Beschrijf leerling-activiteit Werkvorm omschrijven: Foto overzetten op doek Potlood en canvas doek

DUITVOERINGSFASE

Fase waarin de leerling keuze uit ontwerpen maakt en uitvoert in een eindproduct

Aan

tal

less

en:7

Selecteren Onderzoeken uitvoeren (toetsmoment) feedback

Beschrijf de leerling-activiteit Werkvorm omschrijven Denk ook aan materiaal Schilderen in acryl met zwart wit. Omdat het doek groot is

heeft de LL hier een aantal lessen voor nodig.

EPRESENTATIEFASE

Fase waarin het onderzoek,verslag en eindproduct worden getoond

Aan

tal l

esse

n:1/

2 verslaglegging

Presenteren Evalueren toetsmoment

resultaat bepaling: werkproces( hoe het gegaan is en hoe feedback is opgepakt

wat is de vooruitgang) inzet ( opruimen en geconcentreerd aan het werk) resultaat( techniek) werkvorm omschrijven: individueel

47

Page 48: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

F1/2 EVALUATIE Beoordelingscriteria en feedback naar aanleiding van hoofddoelen en subdoelen

Mondelinge uitleg individueel o/v/g/zg

48

Page 49: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

49

LES UITVOERINGSMODELDit model gebruik je vooral om de organisatie en planning per les te bedenken

BEGIN

SITUATIE

Omschrijf de verwachte/ vereiste voorkennisVerwachte voorkennis: leerling heeft al eerder geschilderd.

ACTIVITEITENwelke soorten activiteiten gaan in de les plaatsvinden?

Geef een korte beschrijving van de activiteit(en). Foto maken Projectie techniek met beamer Schildertechniek Mengtechniek Schoonmaaktechniek van de penselen en het pallet Opruimen

TIMINGhoe ga ik deze activiteiten verdelen in de beschikbare tijd?

( 1lesuur is 45/50 min)

WIE DOET WAT ?

Docent Leerling / student

Uitleg van de opdracht mondeling met laten zien van eerder resultaten.

Foto van LL maken in overleg met LL.

Proces begeleiden. Laten experimenteren. Voordoen hoe je vanuit het

wit een donkerder kleur maakt. Andersom werkt moeilijker

Projectie techniek met beamer Schildertechniek Mengtechniek Schoonmaaktechniek van de

penselen en het pallet. Opruimen.

MIDDELENWelke middelen hebben docent én leerling nodig bij het uitvoeren van deze les? Denk ook aan wat je klaar moet leggen voor de les.

Fototoestel Transparant papier om foto op te fotograferen Canvas doek Zwart, wit acrylverf Penselen en palet

HUISWERKWat wil je thuis laten doen als afronding van deze les of als voorbereiding van de volgende les. Schat de tijd in die het huiswerk minimaal en maximaal kan gaan kosten (max 20 min !) n.v.t.

ORGANISATIEKan voor meerdere lessen gelden

Hoe organiseer je: opruimen, opbergen van werk, opgeven van huiswerk, feedback15 minuten vooraf. Ligt aan de grootte van de groep. Bij zes leerlingen heb ik zeker deze tijd nodig. Alles moet ik controleren

EVALUATIE

LESDOELENDit hoeft niet elke les

Hoe en wanneer stel jij en/of leerling /student vast dat een leerdoel is behaald?

DOEL HOE evalueren WANNEER evalueren

Leerling leert te mengen in zwart wit

Inzet (opruimen en gemotiveerdheid)

Techniek (resultaat , nuances in zwart /wit)

Proces (feedback accepteren en verwerken)

Tussentijds omdat het een lange serie kan worden. Leerlingen zijn soms niet altijd aanwezig.

Aandachtspunten voor jezelf

Omschrijf (een) sterk(e) of zwak(ke) punt(en) waar je speciaal op wil letten deze les Iedere leerling gelijke aandacht geven. Controle materialen. Niets mag kwijt of meegenomen worden naar cel of naar de groep

Page 50: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

50

Page 51: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 8: Voorbeelden van de uitgewerkte CVO-opdracht van leerlingen

51

Page 52: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

52

Page 53: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 9: Beeldaspecten ingedeeld per intelligenties van GardnerTaal-Linquistische intelligentie:Leerling kan goed formuleren wat hij met het zelfportret wilt uitdrukken. Hij zal het interessant vinden om kennis te verwerven over beeldaspect kleur, standpunt. Hij kan goed omschrijven wat hij wilt gaan maken en welke ideeën hij hierbij heeft.

Kleur:Primaire kleuren rood (magenta), blauw (cyaan) en geel (citroengeel);Deze kleuren kun je niet mengen uit andere kleuren;Met deze kleuren kun je bijna alle andere kleuren mengen.Secundaire kleuren

Als je twee primaire kleuren mengt krijg je een secundaire kleur;oranje, groen en paars. Verzadigde kleuren: Alle kleuren die niet zijn gemengd met wit (verlicht), zwart (verdonkerd) of grijs.Je noemt ze ook zuivere kleuren.

Kleurcontrasten: Complementair contrast

Als je kleuren die tegenover elkaar staan in de kleurencirkel naast elkaar zet.Door rood naast groen te zetten wordt het rood nog roder en het groen nog groener

Standpunt

De plek van waaruit je naar het onderwerp kijkt.Kikvorsperspectief

53

Page 54: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

De kijker zit laag bij de grond (net als een kikker) en ziet daardoor een lage horizon en veel lucht. Hij kijkt tegen de voorwerpen op.Vogelperspectief

De kijker bevindt zich op een hoge plek (berg, flat, trapje) en ziet een hoge horizon en weinig lucht.

Interpersoonlijke intelligentie: Deze leerling wilt graag samen met een andere leerling dit portret maken. Of wilt samen met zijn vriend op het doek staan . Hij zal het gezellig willen maken en is bereid om anderen te helpen. Hij kan de foto maken voor andere leerlingen en heeft daarom informatie nodig over de belichting en het standpunt.Lichtrichting

meelicht tegenlicht zijlicht strijklicht

Voor de kijker of de kunstenaar kan het licht uit drie richtingen komen:Meelicht; het licht schijnt recht op het voorwerp en de lichtbron staat achter de kijker of tussen de kijker het verlichte voorwerp.Tegenlicht, het licht schijnt dan recht in je ogen.Zijlicht; licht schijnt van links of rechts op het voorwerp, de helft is dan verlicht, de andere helft is schaduw.Strijklicht; bij strijklicht schijnt het licht vlak over het voorwerp. Het strijkt over het oppervlak. Je ziet daardoor heel goed oneffenheden (het reliëf).Eigen schaduw

Eigenschaduw is dat deel van het voorwerp waar geen licht op valt(de schaduwkant). Het is de schaduw op het voorwerp zelf.Standpunt

54

Page 55: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

De plek van waaruit je naar het onderwerp kijkt.Kikvorsperspectief

De kijker zit laag bij de grond (net als een kikker) en ziet daardoor een lage horizon en veel lucht. Hij kijkt tegen de voorwerpen op.Vogelperspectief

De kijker bevindt zich op een hoge plek (berg, flat, trapje) en ziet een hoge horizon en weinig lucht.

Natuurgerichte intelligentie:Deze leerling houdt van de natuur. Herkent snel de kenmerken van plant en dier. Is gefascineerd door alles wat bloeit en groeit. Gaat graag om met dieren. Kan goed verzamelen en ordenen.Hij zal de standpunten interessant vinden. Zie hierboven het kikvorsstandpunt en het vogelperspectief. Hij kan zich goed inleven in de dieren en pikt dit heel makkelijk op. Op vorm gebied zal hij veel herkennen uit de natuur en dit is zeer interessant voor hem.

Vorm: Basisvorm

Tweedimensionaal: vierkant, cirkel, driehoek, rechthoek.

Driedimensionaal: kubus, bol, kegel, cilinder.Organische vorm

55

Page 56: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Organische vormen zijn vormen die je terugvindt in de natuur, natuurlijke vormen. Geometrische vorm

Geometrische vormen zijn strakke wiskundige vormen zoals een bol, cirkel, driehoek en piramide. Open vorm

Een open vorm heeft opening Gesloten vorm

Een gesloten vorm is massief en dicht.Symmetrische vorm

Een symmetrische vorm kun je in 2 gelijke helften verdelen die elkaars spiegelbeeld zijn.Asymmetrische vorm

56

Page 57: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bij een asymmetrische vorm elementen niet spiegelbeeldig geordend.Restvorm

De ruimte die om of tussen de vormen zit.

Lichamelijke intelligentie:Hij heeft een fijne motoriek en het schilderen zal hem goed afgaan. Hij vindt het interessant om verschillende schilderstechnieken uit te proberen . Hij leert makkelijk door iets te doen of na te doen. Een filmpje over schilderstechnieken zal hij zeker interessant vinden en hij zal dit makkelijk nadoen. https://www.youtube.com/watch?v=6wxT8hGquXYhttps://www.youtube.com/watch?v=qw-7OijcI3Ahttps://www.youtube.com/watch?v=lwJiwlcStzshttps://www.youtube.com/watch?v=k1mlvJpHJZ4

Als dit filmpje niet mogelijk door afsluiten internet gebruik, is een boek met de schildersstappen ook mogelijkheid. Het experimenteel voordoen door de docent werkt ook.

Muzikale intelligentie:Leerling kan boeiend vertellen. Heeft een ritme gevoel. Kan via ezelsbruggetjes iets goed onthouden. Onthoudt snel melodieën. Hij heeft een sterk ritme gevoel. Hij zal goed de muziek kunnen uitzoeken om bij te schilderen. Kleur/ muziek relatie zou je kunnen laten zoeken.

Kleur:Primaire kleuren

rood (magenta), blauw (cyaan) en geel (citroengeel);Deze kleuren kun je niet mengen uit andere kleuren;Met deze kleuren kun je bijna alle andere kleuren mengen.Secundaire kleuren

57

Page 58: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Als je twee primaire kleuren mengt krijg je een secundaire kleur;oranje, groen en paars.Verzadigde kleuren

Alle kleuren die niet zijn gemengd met wit (verlicht), zwart (verdonkerd) of grijs.Je noemt ze ook zuivere kleuren.Onverzadigde kleuren

Alle kleuren die zijn gemengd met wit, zwart of grijs. Wit, zwart en grijs zijn geen kleuren.Kleurtoon

Als je een kleur mengt met wit, zwart of grijs verandert de kleurtoon. Een toon zegt iets over hoe donker of licht een kleur is.Kleurfamilie

Verschillende kleurtonen samen (donkerrood en lichtrood) encombinaties van kleuren die vlak bij elkaar liggen (rood, oranje en geel) enverschillende kleurtinten (mosgroen, geelgroen, blauwgroen, grijsgroen, enz)

Intra-persoonlijke intelligentieLeerling neemt scherp waar en zou daarom zelf zijn foto met het computerprogramma Grimp kunnen bewerken. De leerling houdt van dagdromen. Daarom zou hij alle ideeën die

58

Page 59: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

hij heeft over een zelfportret kunnen vastleggen. Hij zou het portret met ideeën uit zijn eigen wereld kunnen bewerken.Ll heeft gevoel voor reflectie. De leerling zou goed een presentatie kunnen geven met een reflectie over zijn keuzes en over het proces.

Rekenkundige intelligentieLeerling is onderzoekend. Hij denkt logisch na. Daarom zou je hem een stappenplan kunnen laten maken op het bord voordat hij begint. Dan hebben er meer ll profijt van zijn kwaliteit. Hij kan denken in abstractie. Je zou de leerling de opdracht kunnen geven. Hoe ziet jouw portret eruit als je dit met 4 basis vormen zou moeten bouwen?Leerling is geïnteresseerd in de kosmos en in kunst. Je laat de leerling nadenken over hoe hij de kosmos in zijn portret zou kunnen betrekken met grote en kleine cirkels.Ll wilt graag de fysieke wereld verklaren. Daarom zal hij perspectief interessant vinden. Hij wilt weten hoe dit in elkaar zit. Ook zou je hem kunnen na laten denken over het vergroten en verkleinen van de afbeelding met de maat verhouding/ schaal erbij.

Vorm: Basisvorm

Tweedimensionaal: vierkant, cirkel, driehoek, rechthoek.

Driedimensionaal: kubus, bol, kegel, cilinder.

Ruimte 2D:Een platte vorm (alleen lengte en breedte) Je kunt bijv. denken aan tekeningen en schilderijen.Ruimtesuggestie

De indruk van diepte op een plat vlak. Atmosferisch perspectief

Bij een atmosferisch perspectief vervagen de vormen en kleuren als ze verder weg staan.Verkleining

59

Page 60: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Verder weg worden voorwerpen kleiner.Overlapping

Bij overlapping staat het ene voorwerp voor het andere, waardoor het andere verder weg lijkt.Afsnijding

Bij afsnijding zijn voorwerpen zo groot, zo dichtbij dat ze er niet helemaal op passen.Lijnperspectief

Bij lijnperspectief wordt er met behulp van lijnen die lopen naar één punt op de horizon (vlucht- of verdwijnpunt) ruimte gesuggereerd.

Kleur:

Visuele –ruimtelijke intelligentieLl experimenteert graag met ontwerpen. LL heeft een creatieve verbeeldingskracht. Neemt waar via beelden en kleuren. Ziet ongewone patronen. Heeft gevoel voor kleurnuances. Tekent veel.

Ruimte 2D:Een platte vorm (alleen lengte en breedte) Je kunt bijv. denken aan tekeningen en schilderijen.Ruimtesuggestie

60

Page 61: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

De indruk van diepte op een plat vlak. Atmosferisch perspectief

Bij een atmosferisch perspectief vervagen de vormen en kleuren als ze verder weg staan.Verkleining

Verder weg worden voorwerpen kleiner.Overlapping

Bij overlapping staat het ene voorwerp voor het andere, waardoor het andere verder weg lijkt.Afsnijding

Bij afsnijding zijn voorwerpen zo groot, zo dichtbij dat ze er niet helemaal op passen.Lijnperspectief

Bij lijnperspectief wordt er met behulp van lijnen die lopen naar één punt op de horizon (vlucht- of verdwijnpunt) ruimte gesuggereerd.

Kleur:Primaire kleuren

rood (magenta), blauw (cyaan) en geel (citroengeel);Deze kleuren kun je niet mengen uit andere kleuren;

61

Page 62: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Met deze kleuren kun je bijna alle andere kleuren mengen.Secundaire kleuren

Als je twee primaire kleuren mengt krijg je een secundaire kleur;oranje, groen en paars.Verzadigde kleuren

Alle kleuren die niet zijn gemengd met wit (verlicht), zwart (verdonkerd) of grijs.Je noemt ze ook zuivere kleuren.Onverzadigde kleuren

Alle kleuren die zijn gemengd met wit, zwart of grijs. Wit, zwart en grijs zijn geen kleuren.Kleurtoon

Als je een kleur mengt met wit, zwart of grijs verandert de kleurtoon. Een toon zegt iets over hoe donker of licht een kleur is.Kleurfamilie

Verschillende kleurtonen samen (donkerrood en lichtrood) encombinaties van kleuren die vlak bij elkaar liggen (rood, oranje en geel) enverschillende kleurtinten (mosgroen, geelgroen, blauwgroen, grijsgroen, enz)

62

Page 63: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 10: Lesbrief CVO-opdracht

Lesbrief: Maak een zelfportret

In drie lessen ga je een zelfportret maken. Dit ga je doen door eerst een foto van jezelf te maken. Die gebruik je uiteindelijk om een schildering te maken.

Les 1

Stap 1: Bekijk het werk van Cindy Sherman en maak de opdracht over de belichting, standpunt van de camera en mimiek.

Stap 2: Maak in een duo vier foto’s van elkaar. Maak daarbij gebruik van de belichting, standpunt van de camera en mimiek. Maak eerst twee verdrietige foto’s en daarna twee blije foto’s.

Stap 3: Wat voel je als je naar jouw foto’s kijkt? Kies één van de blije foto’s uit voor het zelfportret.

Stap 4: Kies beeldaspecten uit die je in jouw zelfportret wilt verwerken.

Les 2

Stap 1: Maak het werkblad over Andy Warhol. Bekijk de kleurcontrasten als inspiratie voor jouw schildering.

Stap 2: Zet de gekozen foto van de vorige les op de computer en bewerk hem in het programma Gimp.

Stap 3: Teken via de beamer jouw portret op het doek. Maak gebruik van jouw beeldaspecten.

Stap 4: Kies een kleurcontrast en start met schilderen.

Les 3

Stap 1: Maak jouw schildering af.

Stap 2: Hoe is het gegaan? Wat vond je minder goed gaan en wat vond je goed gaan? Vond je de opdracht leuk?

63

Page 64: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 11: Werkblad Cindy Sherman

Cindy Sherman : Zoek 4 foto’s uit waarbij je het volgende bekijkt : de emotie ,het standpunt van de camera en de belichting. Geef dit op je blad aan. De belichting met een pijl waar het licht vandaan komt. Let ook eens op de kijkrichting van de persoon.

Emotie

Standpunt van de camera

belichting

Emotie

Standpunt van de camera

belichting

Emotie

Standpunt van de camera

belichting

64

Page 65: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Emotie

Standpunt van de camera

belichting

Emotie

Standpunt van de camera

belichting

Emotie

Standpunt van de camera

belichting

Emotie

Standpunt camera

Belichting

65

Page 66: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Emotie

Standpunt camera

Belichting

66

Page 67: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 12: Werkblad Andy Warhol

Andy Warhol , kleurcontrasten , kleurnuance en primaire kleuren

Bekijk eerst je beeldaspecten blad samen met je medeleerling.

Zoek 1 afbeelding uit waar je het kleurcontrast uitlegt aan je medeleerling.

Zoek 1 afbeelding uit waar je kleurnuance ziet.

Zoek 1 afbeelding uit waar je primaire kleuren kunt aanwijzen.

67

Page 68: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

68

Page 69: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

69

Page 70: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 13: Beeldaspecten algemeen

70

Page 71: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Beeldaspecten: Alle onderdelen waaruit een beeld is opgebouwd; een beeldaspect kan alleen in combinatie met andere beeldaspecten worden gebruikt.

Kleur:Primaire kleuren

rood (magenta), blauw (cyaan) en geel (citroengeel);Deze kleuren kun je niet mengen uit andere kleuren;Met deze kleuren kun je bijna alle andere kleuren mengen.

Secundaire kleuren

Als je twee primaire kleuren mengt krijg je een secundaire kleur;oranje, groen en paars.

Verzadigde kleuren

Alle kleuren die niet zijn gemengd met wit (verlicht), zwart (verdonkerd) of grijs.Je noemt ze ook zuivere kleuren.

71

Page 72: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Onverzadigde kleuren

Alle kleuren die zijn gemengd met wit, zwart of grijs. Wit, zwart en grijs zijn geen kleuren.

Kleurtoon

Als je een kleur mengt met wit, zwart of grijs verandert de kleurtoon. Een toon zegt iets over hoe donker of licht een kleur is.

Kleurfamilie

Verschillende kleurtonen samen (donkerrood en lichtrood) encombinaties van kleuren die vlak bij elkaar liggen (rood, oranje en geel) enverschillende kleurtinten (mosgroen, geelgroen, blauwgroen, grijsgroen, enz)

72

Page 73: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Kleurcontrasten: Complementair contrast

Als je kleuren die tegenover elkaar staan in de kleurencirkel naast elkaar zet.Door rood naast groen te zetten wordt het rood nog roder en het groen nog groener.

Kleur-kleur contrast

Als je verschillende onverzadigde (zuivere) kleuren naast elkaar gebruikt

Warm-koud contrast

Als je warme en koude kleuren naast elkaar zet.Warme kleuren zijn oranje, geel en rood. Koude kleuren zijn paars, blauw en groen.

73

Page 74: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Licht-donker contrast

Als je lichte en donkere kleuren naast elkaar zet.

Licht:Lichtbron

Natuurlijk licht

Kunstlicht Er zijn natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen. De natuurlijke zijn de zon, maan, sterren en bliksemlicht. De kunstmatige zijn lamplicht, vuurlicht (openhaard, kaars, olielamp, aansteker, etc.)Licht kan verschillende kleuren hebben, bijv. oranjeachtig licht of blauwachtig licht. Het kan dat ook een sfeer uitleggen: koud licht, warmlicht, mysterieus licht, enz.De lichtbron kan fel zijn of zwak, getemperd door een bladerdak of diffuus door de mist of nevel.

74

Page 75: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Lichtrichting

meelicht tegenlicht zijlicht strijklicht

Voor de kijker of de kunstenaar kan het licht uit drie richtingen komen:Meelicht; het licht schijnt recht op het voorwerp en de lichtbron staat achter de kijker of tussen de kijker het het verlichte voorwerp.Tegenlicht, het licht schijnt dan recht in je ogen.Zijlicht; licht schijnt van links of rechts op het voorwerp, de helft is dan verlicht, de andere helft is schaduw.Strijklicht; bij strijklicht schijnt het licht vlak over het voorwerp. Het strijkt over het oppervlak. Je ziet daardoor heel goed oneffenheden (het reliëf).

Eigen schaduw

Eigenschaduw is dat deel van het voorwerp waar geen licht op valt(de schaduwkant). Het is de schaduw op het voorwerp zelf.

Slagschaduw

Slagschaduw is de schaduw van het voorwerp dat op een ander voorwerp valt (bijv. de schaduw op de grond)

75

Page 76: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Silhouet

Bij een silhouet zie je alleen de schaduwkant van een voorwerp. De vorm is donker en je ziet weinig of geen tekening.

Glimlichten

Het licht dat op een glanzend voorwerp valt, kan zo sterk weerkaatst worden dat het een wit vlak wordt en zijn kleur verliest.

Claire obscure

Harde tegenstelling licht/ donker.

76

Page 77: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Vorm: Basisvorm

Tweedimensionaal: vierkant, cirkel, driehoek, rechthoek.

Driedimensionaal: kubus, bol, kegel, cilinder.Organische vorm

Organische vormen zijn vormen die je terugvindt in de natuur, natuurlijke vormen.

77

Page 78: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Geometrische vorm

Geometrische vormen zijn strakke wiskundige vormen zoals een bol, cirkel, driehoek en piramide.

Open vorm

Een open vorm heeft opening

Gesloten vorm

Een gesloten vorm is massief en dicht.

78

Page 79: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Symmetrische vorm

Een symmetrische vorm kun je in 2 gelijke helften verdelen die elkaars spiegelbeeld zijn.

Asymmetrische vorm

Bij een asymmetrische vorm elementen niet spiegelbeeldig geordend.

Restvorm

De ruimte die om of tussen de vormen zit.

Ruimte 2D:Een platte vorm (alleen lengte en breedte) Je kunt bijv. denken aan tekeningen en schilderijen.

79

Page 80: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Ruimtesuggestie

De indruk van diepte op een plat vlak.

Atmosferisch perspectief

Bij een atmosferisch perspectief vervagen de vormen en kleuren als ze verder weg staan.

Verkleining

Verder weg worden voorwerpen kleiner.

Overlapping

Bij overlapping staat het ene voorwerp voor het andere, waardoor het andere verder weg lijkt.

80

Page 81: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Afsnijding

Bij afsnijding zijn voorwerpen zo groot, zo dichtbij dat ze er niet helemaal op passen.

Lijnperspectief

Bij lijnperspectief wordt er met behulp van lijnen die lopen naar één punt op de horizon (vlucht- of verdwijnpunt) ruimte gesuggereerd.

Standpunt

De plek van waaruit je naar het onderwerp kijkt.

Kikvorsperspectief

81

Page 82: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

De kijker zit laag bij de grond (net als een kikker) en ziet daardoor een lage horizon en veel lucht. Hij kijkt tegen de voorwerpen op.

Vogelperspectief

De kijker bevindt zich op een hoge plek (berg, flat, trapje) en ziet een hoge horizon en weinig lucht.

Ruimte 3D:Een ruimtelijke vorm. Deze vorm heeft 3 maten (lengte, breedte en hoogte of breedte, hoogte en diepte) Tot driedimensionale vormen behoren bijv. de vrijstaande beelden en reliëfs.

Vrijstaand beeld

Reliëf

Statisch en dynamisch

Ruimte

Volume

Compositie:

Ordening

Aandachtsplek

Kijkrichting

Compositie grondvorm:

Symmetrische compositie

Asymmetrische compositie

Diagonale compositie

Centrale compositie

Driehoeks compositie

82

Page 83: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Horizontale compositie

Verticale compositie

Overall compositie

Overig:

Abstract

Geabstraheerd

Figuratief

Gestileerd

Als je een organische vorm terugbrengt tot een geometrische vorm noem je dat stileren.

83

Page 84: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

Bijlage 14: Intelligenties per leerling

Leerling 1 Wi Wi is een rustige beleefde jongen. Hij is allang binnen voordat de les begint. Hij draait liever muziek voor ons. Na overleg sluit hij 10 minuten later aan. Hij vult wel gelijk de enquête in tijdens het muziek draaien. Op basis van de keuze van de beeldaspecten kan geconcludeerd worden dat hij een taal-intelligentie bezit. Dit sluit aan bij het beeld wat we van hem hebben. Taal is geen probleem voor hem. Hij kan zich goed uitdrukken. het Hij schrijft zijn eigen boek over zijn jeugd in een weeshuis in Brazilië. Na het lezen van de beeldaspecten licht en standpunt van de camera begrijpt hij de informatie. Hij wil leerling M2 wel fotograferen, maar weigert een zelfportret te maken van zichzelf. Alternatief: kies dan je eigen idool. Ronaldo wordt het en hij kopieert Ronaldo 9 keer op het beginscherm. Er staat een hakenkruis op zijn wang. Alleen zonder hakenkruis mag je hem uitvoeren. Ik weet niet of hij dat gedaan heeft of dat het plaatje in de computer stond. Voor mij is dit onbekend. Hij helpt M2 de foto op de computer te bewerken en uit te printen.Ook kiest de leerling beeldaspecten die aansluiten bij een intra-persoonlijke intelligentie. Dit sluit ook aan bij het beeld dat ik van hem heb. Hij neemt scherp waar en zou daarom zelf zijn foto met het computerprogramma Grimp kunnen bewerken. De leerling houdt van dagdromen. Daarom zou hij alle ideeën die hij heeft over een zelfportret kunnen vastleggen. Hij zou het portret met ideeën uit zijn eigen wereld kunnen bewerken. Wi heeft gevoel voor reflectie. De leerling zou goed een presentatie kunnen geven met een reflectie over zijn keuzes en over het proces. Deze leerling heeft veel meegemaakt en is er nog niet aan toe om veel te praten.

Leerling 8 M2 M2 is net binnen en blijft niet zo lang. Hij is bijdehanter dan ik dacht en heeft interesse voor kunst. Hij doet mee en vult het blad in. De samenwerking met Wi gaat goed. Hij weet gelijk wat hij wilt en kiest een vooraanzicht en liefst van onderop. Wi maakt de foto’s en M2trekt zijn gezicht in verschillende emoties. Hij heeft gevoel voor kunsten heeft een lichamelijke intelligentie op basis van zijn keuze van de beeldaspecten. Daarom heeft hij een fijne motoriek en het schilderen zal hem goed afgaan. Hij vindt het interessant om verschillende schilderstechnieken uit te proberen . Hij leert makkelijk door iets te doen of na te doen. Een filmpje over schilderstechnieken zal hij zeker interessant vinden en hij zal dit makkelijk nadoen. https://www.youtube.com/watch?v=6wxT8hGquXYhttps://www.youtube.com/watch?v=qw-7OijcI3Ahttps://www.youtube.com/watch?v=lwJiwlcStzshttps://www.youtube.com/watch?v=k1mlvJpHJZ4Als dit filmpje niet mogelijk door afsluiten internet gebruik, is een boek met de schildersstappen ook mogelijkheid. Het experimenteel voordoen door de docent werkt ook.

Leerling 2 Pe Pe is een jongen met veel levenservaring. Hij heeft geen enkele school afgemaakt, maar weet veel over auto’s en technieken. Ik was gelijk verrast dat hij in kunst geïnteresseerd is. Hij kent de technieken van steen en houtbewerking. Alleen hij kan niet werken, want hij is aan zijn

84

Page 85: fbisscheroux.files.wordpress.com  · Web viewHierbij kan gedacht worden aan traumatische ervaringen, hechtings- en gedragsproblematiek, depressie, agressie, verslaving en beperkte

hand geopereerd. Hij wilt wel de enquête invullen en er gezellig bijzitten. De informatie over de opdracht met kunstenaars en de beeldaspecten vindt hij interessant en vult hij in. Fotograferen kan hij ook niet met zijn hand. Hij geeft Qu ideeën hoe hij dat het beste kan doen.Zijn hand moet genezen en daardoor kan hij de eerste weken niet werken. Hij heeft een interpersoonlijke intelligentie op basis van zijn keuze van de beeldaspecten. Dit sluit aan bij mijn beeld over hem. Hij vindt het gezellig om erbij te zijn ondanks dat hij niet kan werken. Deze leerling kan samen met een andere leerling dit portret maken. Of hij wilt samen met zijn vriend op het doek staan. Dit mag helaas niet binnen de gevangenis. Hij wilt het gezellig maken en is bereid om anderen te helpen. Hij kan ideeën aangeven over hoe de foto gemaakt kan worden en andere leerlingen hiermee helpen. De informatie over de belichting en het standpunt kan hij begrijpen en gebruiken.

leerling 10 Qu Wi maakt de foto’s van Qu op aanwijzingen van Pe. Qu heeft moeite met emotie en vindt 1 foto van opzij genoeg. Qu heeft autisme en vindt een zelfportret maken helemaal niks. Hij kijkt niet graag naar zichzelf. Toch krijg ik hem zover om mee te doen door de nadruk te leggen op zijn rekenkundige intelligentie op basis van zijn keuze van de beeldaspecten. Qu maakt een schema van de aankomende lessen waarin de tijdspanne verwerkt is.

Leerling 3 Ra Ra kan goed samenwerken. Hij heeft een inter-persoonlijke intelligentie op basis van zijn keuze van de beeldaspecten. Hij heeft een fijne motoriek. Hij is geïnteresseerd in mooie dingen en waardeert kunst. Hij heeft een sterke intrinsieke motivatie en geniet van de les. Hij zingt tijdens het werken en brengt de rustige en goede sfeer over op de rest. Hij is hoog in de hiërarchie en zorgt dat de rest zich gedraagt.Rekenkundige intelligentie heeft hij ook op basis van zijn keuze. Hij maakte gelijk een berekening over hoelang hij er mee bezig wilt zijn. Omdat hij twee maanden nog vastzit kiest hij voor een groot doek.

Leerling 9 SWa SWa heeft hechtingsproblematiek. Hij test altijd het vertrouwen van de docent, maar ook van zijn medeleerlingen. Dit doet hij door onverwachts te handelen of iets mee te nemen uit het lokaal. Ook vraagt hij altijd veel aandacht van de docent. Daarom heb ik hem bij een leerling gezet die overwicht heeft en respect afdwingt voor elkaar en voor de docent. SWa heeft een taal-linguïstische intelligentie. Zijn keuze voor de beeldaspecten sluit aan bij mijn beeld. Hij kan zich heel goed verwoorden. Na het lezen van de beeldaspecten en het werkblad over Cindy Sherman laat ik hem verwoorden op welke manier hij de opdracht aan gaat pakken. Ik laat hem voor de groep de beeldaspecten uitleggen.

85