Marjolein Willemse l.m.willemse@maartens.nl Postvakje in oost Dinsdag, woensdag en donderdag.

Post on 24-May-2015

216 views 2 download

Transcript of Marjolein Willemse l.m.willemse@maartens.nl Postvakje in oost Dinsdag, woensdag en donderdag.

• Marjolein Willemse• l.m.willemse@maartens.nl• Postvakje in oost• Dinsdag, woensdag en donderdag

Wat heb je nodig

• Biologie voor jou havo 4• Werkboek havo 4• Antwoordenboek havo 4• Schrift of map• Agenda

PTA

• Opdracht– Blader het boek door en schrijf op• Welke onderdelen zijn herhaling?• Welke onderdelen zijn nieuw?• Welk onderdeel/ welke onderdelen lijken je moeilijk

Inleiding in de biologie

Thema 1

Wat is biologie?

• Biologie is overal• Studie naar organismen

Levensverschijnselen

• Stofwisseling• Groei en ontwikkeling• Voortplanting • …• …• …• …• …

Levensverschijnselen

• Stofwisseling• Groei en ontwikkeling• Voortplanting • Ademhalen • Voeden • Uitscheiden• Bewegen• Waarnemen

• Levend – Vertoond alle levensverschijnselen

• Dood– Vertoond geen levensverschijnselen meer

• Levenloos– Heeft nooit levensverschijnselen vertoond

• Maken opdracht 1

Natuurwetenschappelijk onderzoek

• Observatie • Probleemstelling• Hypothesevorming • Experimentele fase• Resultaten• Conclusie/discussie

Observatie

• Waarneming/ verwondering– Wat zie je?– Wat neem je waar?– Hoe kan dat?

Probleemstelling

• Vraagstelling – Algemene vraag waarmee je de waarneming wilt

verklaren

Hypothesevorming

• Een voorlopig antwoord op je vraag– Onderbouwing – Is niet goed of fout

Experimentele fase

• Onderzoeksvraag– Nauwkeuriger

• Verwachting– Mbv hypothese– Als …, dan …

• Experiment – Een factor (variabele) is anders– Experimenteer groep en controle groep

Resultaten

• Meetgegevens – Beschrijving van de gegevens– Tabel, grafiek etc.

Conclusie en discussie

• Vergelijking resultaten met verwachting– Komt overeen: hypothese is juist– Komt niet overeen: hypothese is onjuist

• Kritisch kijken naar resultaten– Onverwachte resultaten verklaarbaar• Proefopzet• Andere invloed

(1) Niko heeft een aquarium met eensalamander en kikkervisjes. (2) Hij ziet hoe de salamander een kikkervisje vangt en opeet. (3) Hij ziet ook hoe de salamander tussen de kikkervisjes door kruipt zonder er een te pakken. (4) Waardoor kruipt de salamander het ene kikkervisje voorbij en eet hij het andere op? (5) Niko denkt dat de salamander alleen de bewegende kikkervisjes opeet. (6) Om dat te testen doet hij een levendig kikkervisje in een reageerbuis met water en doet hij een verdoofd kikkervisje in een andere reageerbuis met water. (7) Beide buizen houdt hij om de beurt voor de salamander. (8) De salamander hapt alleen naar het bewegende kikkervisje.(9) De salamander eet dus inderdaad alleen de bewegende kikkervisjes. (10) Niko vraagt zich nu wel af hoeveel een salamander onder water kan zien en of een salamander kan ruiken.

Opdracht

• Schrijf de verschillende stappen van het wetenschappelijk onderzoek.

• Observatie – 2 en 3

• Hij ziet hoe de salamander een kikkervisje vangt en opeet. Hij ziet ook hoe de salamander tussen de kikkervisjes door kruipt zonder er een te pakken.

• Probleemstelling– 4

• Waardoor kruipt de salamander het ene kikkervisje voorbij en eet hij het andere op?

• Hypothesevorming – 5

• Niko denkt dat de salamander alleen de bewegende kikkervisjes opeet.

• Experimentele fase– 6 en 7

• Om dat te testen doet hij een levendig kikkervisje in een reageerbuis met water en doet hij een verdoofd kikkervisje in een andere reageerbuis met water. Beide buizen houdt hij om de beurt voor de salamander.

• Resultaten– 8

• De salamander hapt alleen naar het bewegende kikkervisje.• Conclusie/discussie

– 9• De salamander eet dus inderdaad alleen de bewegende kikkervisjes.

Huiswerk

• Opdracht 3 en 4• Een simpel wetenschappelijk onderzoek

Organen, cellen en weefsels

• Wat is een orgaan?– Een combinatie van weefsels die samen één

functie uitvoeren. – Uit boek: een deel van een organisme met een of

meer functies• Wat is een orgaanstelsel?– Een groep van samenwerkende organen

Orgaanstelsel Functie

Hart- en bloedvatenstelsel

Opnemen en afgeven van zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen en koolstofdioxide

(Spijs)verterings- stelsel

Vertering van voedingsstoffen en opname van voedingsstoffen

Ademhalings-stelsel

Opnemen van zuurstof uit de lucht en afgeven van CO2 aan de lucht

Zenuwstelsel Doorgeven van signalen van binnen en buiten, geven van opdrachten aan spieren en interpreteren van binnengekomen signalen

Hormoonstelsel Uitscheiden van hormonen

Beenderstelsel Stevigheid en beweging

Spierstelsel Beweging

Urinestelsel (uitscheidings-)

Uitscheiding van vloeistof, met daarin afvalstoffen

Lymfevatenstelsel Afweersysteem, vervoeren van witte bloedcellen en antistoffen

Voortplantings-stelsel

Voortplanten

Plantaardige en dierlijke cellen

• Organel: een deel van een cel met een eigen functie

Plantaardige cel

• Plastide: korrels in plantencel– Ontstaat uit proplastide– Chloroplast

• Bladgroenkorrel: fotosynthese

– Chromoplast• Kleurstofkorrel: gele en of rode kleur (pigment)

– Amyloplast• Zetmeelkorrel: opslag zetmeel

– Leukoplast • Kan elke plastide worden

Microscopie

Werken met de microscoop

• De belangrijkste dingen (zie verder blz 14)– Wees voorzichtig!– Gebruik de grote schroef/ grove stelknop alleen bij

de kleinste objectief– Bij grotere objectieven alleen de kleine schroef/

fijne stelknop– Gebruik diafragma voor beter beeld

Tekeningen maken

• Maakt grote tekeningen• Gebruik een HB-potlood• Teken strakke lijnen– Niet schetsen of arceren

• Teken wat je ziet, niet wat je moet zien– Ontbreekt er iets, maak hiervan een notitie

• Benoem de onderdelen– Gebruik rechte lijnen

• Noteer de juiste gegevens– Rechts: naam, klas, datum– Links: titel, schematisch/ natuurgetrouw,

dwars-/lengtedoorsnede/ buitenaanzicht

Opdracht– Maak een schematische tekening– Maak een natuurgetrouwe tekening– Benoem de volgende onderdelen (wanneer

aanwezig)• Top (apex)• Naad (sutuur)• Groeilijn• Spil (columella)• Mondopening• Mondrand• Sifokanaal

Preparaat

• Preparaat maken

Stoffentransport tussen cellen en hun omgeving

• Concentratie (bij vloeistoffen)– Hoeveelheid opgeloste stof per volume-eenheid

• Gram per liter (g/L)• Milligram per kubieke meter (mg/m3)• Volumeprocent• Massaprocent• Parts per million (ppm)

• Druk (bij gassen)– Hoeveelheid gasmoleculen die per tijdseenheid tegen

de wand botsen• Kilopascal/ pascal (kPa/ Pa)

Oefenen

• Pekel heeft een zoutconcentratie van 5 %.Bereken hoeveel keukenzout er in 300 g van deze pekel zit.– 15 gram

• In 600 g zeewater zit 15 g opgelost keukenzout.Bereken de zoutconcentratie in dat water in procenten.– 2,5%

Diffusie

• Verplaatsing van een stof van een plaats met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concentratie– Gas– Vloeistof

• Diffusiesnelheid– De diffusie van een stof per tijdseenheid

Osmose

• Verplaatsing van een hoge concentratie water door een semi-permeabel membraan naar een lage concentratie water

• Osmotische waarde– Aantal opgeloste deeltjes per volume-eenheid

• Semi-permeabel– Halfdoorlatend – Alleen water

Osmose

• Filmpjes– Diffusie en osmose• DeBiologieLeraar

– Osmose in de cel • NGbiologie

Osmose bij planten

• Belangrijk bij stevigheid planten– Celwand: permeabel– Celmembraan: semi-permeabel– Vacuolemembraan: semi-permeabel

• Dus …– Celwand laat ‘alles’ door– Cel- en vacuolemembraan alleen water

• Osmotische waarde – Celwand lager dan cel– Dus ..• Water stroom door osmose de cel in• Volume in cel groter cel drukt tegen celwand

• Turgor

• Osmotische waarde – Celwand hoger dan cel– Dus ..• Water stroom door osmose de cel uit• Volume in cel kleiner cel laat los van de celwand

• Plasmolyse

• Hypertone oplossing– Osmotische waarde omgevingsvloeistof <

osmotische waarde cel• Isotone Hypertone oplossing– Osmotische waarde omgevingsvloeistof =

osmotische waarde cel• Hypotone oplossing– Osmotische waarde omgevingsvloeistof >

osmotische waarde cel

• Een bepaalde cel wordt achtereenvolgens in drie verschillende keukenzoutoplossingen gelegd en bij dezelfde vergroting getekend (zie de afbeelding). Hierbij blijft de cel levend.In welke figuur heeft de getekende cel de grootste stevigheid?– Cel 2

• Noteer in welke oplossing de verschillende cellen hebben gelegen– 1: hypertoon 2: isotoon 3:hypotoon