Post on 21-Mar-2016
description
ROS TRA ECONOMIC!
Redactloneel Jac van Esch
*
INHOUD pag.
1 2
Monsieur Jac ................ --................ .. ..... .... ..... ...... ..................... ......... ....... .. .......... ...... 2 Facultelbmededelingen ................ ........ .... ....... ........ ...... ................ ............. .. ......... 3
- Seminarium voor Economische Wetenschappen ..................... 3 - In memoriam Mej. H. E. A. Breukerman .................................. 3
A.I.ES E.C. in 1958................................................................................... .............. 3 Economenconferentle 1958 ........................ ... .......... .. ......... ...... ... F. Botman 4 De Bezltsvormlr.g .. ......... ................... .. .. .. .......... ..... J. l . Schneider 5 NotenkrakersUlte ........................... ............. ............ .. .. J. C. P. A. van Esch 8 Waarvoor de voorwaarden ............. .. .... .. .... .. ... ......... .. ................. R. Snoeker 9 The Struggle for a higher standard of living ................. .... Y. B. de Wit 12 Ontvangen litieratuur .... ............ .. ........ .. ............................ .. ................. .................... 16 Lijst van geslaagden .............. .. ....................... ................................ .. ...... ........... ....... 16
8e JAARGANG Nr 30 MEl 1959
A M T E L ODAM UM
T ypt uw scriptie
O.Z. ACHTERBURGWAL 212 T IO OUDEMANHUISPOORT TELEFOON 43,.43
p. J. W. R~ Docent Handelswetenschappen
BIESBOSCHSTRAAT 36 11 1 - AMSTERDAM-Z. - TELEFOON 710941
Re peteert veer:
fl HAN CIELE REKEN KUNDE EN VOORTGEZH BOEKHOUDEN
Opleiding voor praktijkexamen boekhouden.
atlona e ----Han elsbank n.v .
geyestigd te Amsterdam sinds 1863 Kapitaal en reserves f 66.200.000.-
~ De Nationale Handelsbank heeft ~ een ervaring van bijna 100 jaar
op het ge bied van aile nat ionale en inte rnat ionale bankzaken. De
handelsbelangen is in goede handen bij de Bank met eigen vestigingen in het buitenland, bij de Bank die ver bindl ngen heeft met = correspondenten over de gehele
= wereld.
Voor nationale en internationale financiering:
Nat.onale Handelsbank n.v.
gevestigd te Amsterdam sinds 1863 'S·GRAVENHAGE - AMSTERDAM· ROTTERDAM
Ontvangen litteratuur
Prof. Mr. J. Valkhofl, De Aigemene Maalregel van Besluur in hel Publiekrechl van hel Bedrijfsleven. -Tjeenk Willink 1959.
Reeds in een eerdere publicatie kondigde prof. Valkhofl deze brochure aan I) De inleiding en het eersle hoofdsluk beva tten de aanmerkelijk uilgewerkte en enigermate omgewerkte stof van een college, gehquden op de Universileitsdag in 1957.
De Inleiding bestaat uit een beschouwing over de begripsbepaling van de tite l van de brochure.
In Hoofdsluk I "Formeel" worden enke le bizonderheden en merkwaardigheden van formeelstaatsrechtelijke aard besproken. T er sprake komen hel iniliatief, de behandeling, de totstandkoming, de wijziging en intrekking en de geldigheidsduur van de Aigemene Maatregelen van Besluur, in het bizonder als legi slalieve produkten en geldingsbron op het gebied van het publiekrechl van het bedrijfsleven. Achlereenvolgens worden de verhouding staal (overheid) - parlicul ier bedrijfsleven
I) Dil was in de terminologie va n prof. O. H . Wawelaar een exlerne refl ectieve ex-ante verwij z ingsvoetnoot.
en parlement (wetgever) - Kroon (welgever) bij de rechtsvorming bezien.
Het tweede en laatste hoofdstuk "Materieel" is gewijd aan de inh()ud van de talloze Aigemene M·aatregelen van Bestuur met algemeen bindende, administrat iefrechtelijke voorschriften van overheidswege. Behandeld worden:
de verpl ichte inho ud van een AMv B, welke soms bij wet word t voorgeschre- · yen, het bij AMvB regelen van details en bizondere voorschriften, welke afwijkingen en vrijstelli ngen van en uitzonderingen op een wettelijke regeling kunnen bevatten, de mogelijkheid, dat een AMvB een uitbreiding van wettelijke voorschriften inhoudt, overdracht van in de wet gegeven, geregelde of omlijnde bevoegdheden bij of krachtens AMvB, dispensalie La.v. ee n wettelijk voorschrift, te regelen bij AMvB, het geven van ri chtlijnen en (algemene) regelen bij AMvB.
Het geheel is, zoals gebruikelijk, rijkelijk voorzien van voorbeelden uit meestentijds recente wetten. v. E.
Lijst van geslaagden over de periode 14 maart - 8 april 1959
Candidaats-examen
1650 17-3-1959 1651
1652 1653
Doc!oraal-examen
962 14-3-1959 963 16-3-1959
16
J. Wilken s 1654 24-3-1959 D. Marcus
Mej . R. Chabot 1655 G. Bresser
T. Bakker 1656 A J. D . Blom M . Cohn
J. C P. A va n Esc h 964 21-3- 1959 A Hoonakker J. Gottmer 965 25-3-1959 Mej . S. Weiss
Zojuist verschenen:
Dr. D. HORRINGA,
LEIDERSCHAP EN ORCANISATIE IN DE NEDERL. ONDERNEjlfINC
199 pag., f 16.50
De Academische Boekwinkel P. H. VERMEULEN n. v.
Grimburgwal 13 t /o 't Binnengasthuis Amsterdam-C. Te!. 48312 - 41674
Jac van Esch
J C. P. A. van Esch heeft de Rostra
redactie met medeneming van al zijn
voorletters verlaten. Sinds oktober 1957
en vooral sinds hij redactie-secretaris werd
heeft hij een groot deel van Rostra's kop
gevuld. Ook de rest van het blad ont
snapte niet aan zijn aandacht. Meer dan
1lj2 jaar heeft hij gezwoegd op een artikel
over de Zweedse economie, oorspronke
lijk als intree bedoeld. De afwerking
schijnt wat vertraagd te zijn, maar onge
twiifeld zal Rostra het nog ontvangen, des
noods bij testamentaire beschi kking. Hij
had het eigenlijk ook te druk met Rostra
om er veel in te kunnen schrijven. Zelfs
onder het genot va n Mensa-toe ties (des
sertsl) als V laamse kandij-pudding was hij
er mee bezig . En toen hij de faculteits
kamer op 14 maart j .1. definitief verlie t,
waren zijn fam o us fir st words als docto
randus : "Je krijgt nog copie va n mij ." De
redactie zou Jac een voorspoedige car
riere in de burgermaatschappij wi llen toe
wensen, maar kan men tegen een docto
randus in real terms, weldra een gezeten
burger, zo maar zeggen Jac?
2
Monsieur Jacques
Weer haalt Rotterdam, na Zadkine's
geperforeerde, een nieuwe burger binnen;
dil keer een gepedeclionneerde: "Een man
die wat presteerde, een aanwinst voor de
stad", aldus de N .R.C. va n 4 april i.l.
Z ijn naam is Monsieur Jacques. Hij is het
type van een succesvolle zakenman en wij
den ken dan direct : vas t een econoom, of
zelfs een doctora ndu s. Het Rotterdam se
blad vermeldl niet waar hij vandaan komI.
U ziet hier zijn portrel. Zou zijn Alma
Maler onze Poort kunnen zijn7
Foto N.R.C.
Facu lteits me de de lingen
SEMINARIUM VOOR ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN
De wens die reeds lange tijd in de Faculteit leefde om ook voor de sociale economie een Seminarium in te richlen, heeft lot de gedachte geleid het sinds jaren bestaand Seminarium voor Bedrijfshulshoudkunde om te zetten in een Seminarium mel wijdere doelstelling.
Voortaan zal het Seminarium de naam dragen van Seminarium voor Economische Wetenschappen.
Het zal bestaan uit een sectie bedrijlseconomie en een sectie sociale economie, waarvan als directeuren zullen optreden de hoogleraren Mey en Van der Schroefl,
en Goedhart sociaal-economische sectie heeft in
het vroegere Seminarium voor Bedrijfshuishoudkunde ruimte ter besch:kking ge-
van de bedrijfseconomische sectie tevens de dagelijkse leiding van de gang van zaken van het Seminarium berust bij Drs. J H. Bol-land, wetenschappelijk ambtenaar eerste
de werkzaamheden binnen de sectie zullen onder
staan van Drs. A Heertje, thans ,,,,'+~n",-h~ ambtenaar.
Olschoon secties ieder zelfstandig hun eigen werkzaamheden zullen regelen, is door de boven aangegeven nieuwe structuur van het Seminarium de mogelijkheid voor gemeenschappelijke
IN MEMORIAM MEJUFFROUW H. E. A. BREUKERMAN
Op 5 april overleed na een langdurig ziekbed MejuHrouw H. E. A adjunct-assistenle van het voor Bedrijfshuishoudkunde.
In de beginperiode van de 1926, deed MejuHrouw Breukerman intrede op het Seminarium, waarvan zij vrijwel de gehele ontwikkeling in de loop van de jaren heeft medegemaakt
Met grote toewijding en ling heelt zij zich daarbij al die lijd aan haar taak gewijd, waarbij zij steeds grote hulpvaardigheid heeft te-genover studenten en waar-van zij generaties heelt zien komen en gaan. De jongere garde zal haar minder hebben gekend dan de van onze Facu Iteit, omdat een slepende ziekte haar de laatste jaren een ""',r""I">loj",
vervulling van haar taak te. Degenen, die haar in nedegemaakt - directeuren en stal van het Seminarium, de talrijke studerenden in deze lange jaren aan onze Faculteit zullen een aangcname herinnering aan haar bewaren.
Bii haar verscheiden willen directeurel') van 'hun dankbaarheid en erkenlelijkheid
haar nagedachtenis getuigen, voor hetgeen Mejuflrouw Breukerman in
haar lange staat van dienst voor het Seminarium heelt gedaan.
Zij ruste in vrede. H. J v. d. S.
A.I.E.S.E.C. in 1958
1. Overzicht. Het gematigd pessimisme betreffende de toekomst, waarmede hel laatste besloot is maar al Ie zeer terecht De AIESECactivi-
het jaar werden sterk van economische terug
gang in Nederland be'invloed. Hierdoor moest het aantal uitgezonden Amsterdamse studenten achterblijven bij dat van het jaar daarvoor. Dit was temeer jammer, omdat er, voor het eerst in de Amsterdamse AIESEC-geschiedenis, beslist sprake was van een overweldigende belang-stelling voor in het buitenland van de zijde van Amsterdamse economi-sche studenten.
2. Uilzending. In 1958 werden 36 studenten (vorig jaar 45) in staat gesteld een
stage in het buitenland te verrichten. Teleurstellend genoeg moest een zelfde aantal worden afgewezen. De 36 studenten, waarvan 25 ingeschreven aan de Universite it van Amsterdam en 11 aan de Vrije Universiteit verrichtten stages in Duitsland, Engeland, Finland, Frankrijk, Italie, Oostenrijk, T urkije, de VS van Amerika en Zwitserland. Een van deze stages was een driemaandelijkse baccalaureaatsstage,
5 studenten de stages als wedoor de Faculteit werden
erkend. De uitwisseling van stage-plaatsen
schiedt normal iter op basis van heid. Het achterblijven van het totaal aantal studenten werd dan ook veroorzaakt door het feit, da! verschillen-
3
de bedrijven, die in het verleden steeds bereid waren buitenlandse studenten te
voor het verrichten van een niet meer in staat bleken.
beschikbare stage-plaatsen in Pur;,t'>r,.t~m en omstreken gingen 9 verloren, Een zestig-tal uitgezonden schrifte-
verzoeken, persoonlijke bezoeken en van Hoogleraren en Lectoren detotaal gelukkig tot 34 stijgen, een
totaal echter, dat, zoals reeds boven vermeld, beslist onvoldoende was.
De over het alge-omtrent een jongere
werd van het buitenland een
3, Ontvangst. Tengevoige van enkele plotselinge afzeggingen hebben slechts 29 (v,j. 39) buitenlandse studenten een stage verricht bi] en instituten in en rond Amsterdam, studenten kwamen
Duitsland, Engeland, Finland, Nigeria, de V.S. van Ameen Zwitserland, Excursie
en wekelijkse bijeenkomsten in het werden voor deze buiten-
landse studenten De huis-vesting leverde afgelopen jaar minder
op, dan in vroegere Voor door het N,O,I.B *) uil-
gewisselde Franse studenten werd eveneens onderdak terwijl ook zij in het recreatie-programma meeliepen.
4. AIESEC-Nederland_ De door het AIESEC-comite vorig jaar begonnen sa
met het comite van de Vrije In;\!p.,-oit .. il is het afgelopen jaar ge'inten
siveerd. Naar buiten treden beide comite's nu onder een naam op, en vee I werkzaamheden
Na een verblijl van he! Dage-Bestuur van he! Nationale Comite AIESEC in Rotterdam, mocht de
hoofdstad per 2 juli 1958 het genoegen smaken het centrale punt van AIESEC-
*) Ned. voor het Buitenland
NEDERLAND Ie zijn, In dit bestuur heb-ben momenteel twee studenten in-geschreven aan de van Am-sterdam en een aan de Vrije Universiteit.
Verschiliende Amsterdamse studenten namen deel aan een AIESEC-Seminar in MOnchen van 10 tot 17 een aan AIESEC-Study-T our, zelfde maand werd gehouden in Brussel, ter gelegenheid van de Wereldtentoonstel!ing aldaar.
5, Vooruitzichten 1959. Alhoewel hel economische k',imaat in Nederland Ie verbeteren, ziet het AIESEC-comite toekomst, voor het aantal uit Ie zenden studenten betre!t, tamelijk pessi mistisch naderen. De nog eind 1958 ingezette aetie voor verwerving van nieuwe sen bij Nederlandse bedrijven, onvoldoende resultaat opgeleverd; ten van het Rotterdamse zuster-comite spreken echter van opzienbarende winsl aan plaatsen in Rotterdam en omslreken,
Een uitbreiding van het aantal welenschappelijke stages zal worden streefd, waarbij aan Israel wordt Het aanbod zal echter niel aan de vraag kunnen voldoen. Het komende jaar zullen in voldoende mate baccalaureaatsstages en in beperkte mate bedrijlsstages beschikbaar De stelling van de zijde der verwacht weer zeer groot Ie zijn.
Dank zij een subsidie, ontvangen van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging, zullen de kosten voor de studenten van de Universiteit van Amsterdam worden, terwijl he! "receiving-work" voor de buitenlandse sludenten komende zomer op een internationaal peil kan worden gebracht.
Rest tenslotte Prof, Dr. J. F. HaccoO te danken voor zijn nimmer aflalende belangstelling voor de gang van zaken in het comite, een interesse, welke als een zeer grote steun wordt gevoeld, .
Nico C Visser,
e.\. Pres. AIESEC-comite Amsterdam
Enige kanttekeningen
Economenconferentie
bij de 1959
De Nederlandse Economische Hogeschool heel! dit jaar nadrukkelijk willen breken mel de Iraditie om economische
in een afgeleIe laten discussieren
problemen, Deze tradilie had twee gevolgen: een zeer malig bezoek aan de conferentie en
4
een moeizame discussie, die zich dikwijls bijna uitsluitend ontwikkelde tussen de aanwezige hoogleraren, Dit jaar daarentegen werden wij uitgenodigd om in de directe omgeving van Rotterdam Ie confereren over een uilgesproken praklisch onderwerp als de Economische aspecten van de grote Nederlandse Havengebieden,
Het programma omvatte een drietal excursies met daarnaast inleidingen door prof. Haccou en drs. Udink, lector !e Rotterdam.
Prof. Haccou gal een duidelijke analyse van de economische aspecten van een zeehaven. Deze moet z.i, beschouwd worden als een technische mark!, waarbij dan onmiddellijk een onderscheiding te maken is naar de soort van lading, nl. samengevoegd 01 gespecialiseerd. Ongeveer parallel hieraan lopen dan de onderscheidingen stukgoed-bulkvervoer en lijnvaartwilde vaar!; een van de belangrijkste oorzaken voor het verschil in karakter tU5sen de A'damse en R'damse zeehaven. Ook de betekenis van hel achterland, de vraag naar retourlading en de havenaccommodatie in de ruimste zin werden in de beschouwing betrokken, die een sterk theoretisch analyserend karakter had. Prof. HaccoO besloot zijn inleiding met enige zeer kritische opmerkingen t.a.v. de Euromark!, die hij onder meer gevaarlijk noemde voor de binnenlandse alzet van Nederlandse produden, gezien de mogelijke vers!oring van het goed georganiseerde Nederlandse distribulie-apparaat door buitenlandse dumping. Zijns inziens moet de Nederlandse Regering zich vooral hoeden voor een invoering van een Euromarkt, die niet gekoppeld is aan een vrijhandelszone en voor een teveel aan vertrouwen op de buurlanden.
Drs Udink behandelde zijn onderwerp (de Ontwikkeling van de Nederlandse Havengebieden) aan de hand van drie havenfundies: transport-, commerciele en industriele functie. Zijn betoog was sterk h istorisch georienteerd en concentreerde zich voornamelijk de betekenis van Rotterdam en de mogelijkheden ;n verband met het Europoort-project.
Zowel in de discussies als in de inleidingen, met name die van de heer Udink was te dikwijls sprake van een geheel overbodige naijver tussen R'dam en A'dam, welke nog in de hand gewerkt 'Nerd door de discussieleider, die het nodig vond de gestelde vragen onmiddellijk te localiseren naar de universiteit van herkoms!.
De excursies, te weten naar het Bouwcentrum, Rotterdamse havens en Verolme DSM (Botlekgebied) gaven een uitstekend beeld van de enorme mogelijkheden in dit havengebied, waarbij vooral is opgevallen de stoutmoedige projectie van de havenuitbreidingen, met name de Botlek en de Europoort. De organisatoren van deze conferentie verdienen aile 101 voor hun streven om een geheel nieuw programma te brengen en voor hun uitstekende organ isatie van de diverse excursies. Dat desondanks deze conferentie m.i. niet geslaagd te noemen is, moet geweten worden aan de problematiek van een economenconierentie als zodanig. ledere groep economische studenten heeft een zeer heterogeen karakter en wei om twee redenen: allereerst de verschillen tussen candidaten en candidandi en op de tweede plaats de terminologische en stud ieinrichtingsverschillen tussen de diverse Universiteiten en Hogescholen, die niet onmiddellijk overbrugd kunnen worden. Hierdoor is het nagenoeg onmogelijk een wetenschappelijke conlerentie Ie organiseren waaraan door brede groepen studenten daadwerkelijk deelgenomen kan worden. De -tweede mogelijkheid welke de organisatoren kennelijk op het oog hadden - is een conferentie, zonder strikt wetenschappelijk karakter, met het doel de Nederlandse economische studenten nader tot elkaar te brengen. Ook als zodanig is deze economen-conferentie helaas niet ten volle geslaagd, hetgeen te verklaren is uit de onmogelijkheid om op het conferentieoord plezierig bijeen te zijn en uit de merkwaardige samenstelling van het grote aantal deelnemers (A'dam: 23 vnl. candidaten; Tilburg: 38 vnl. tweedejaars; Groningen, V.U. en R'dam: minderheidsgroepen vnl. candidaten).
Tot slot een suggestie: het verdient misschien aanbeveling vooraf aan de deelnemers een samenvatting van enkele uit de inleidingen met eventueel tuurverwijzingen toe te zen den teneinde een discussie mogelijk Ie maken die meer is dan het louter stell en van enkele vragen.
F. Botman
De bezitsvorming
De sinds enige in politicis gepropa-gedachte der "bezitsvorming"
stellig een specifiek politieke, economische en socia Ie inhoud, maar even zeker is, dat deze tot op heden onvoldoende scherp aan de dag is getreden. De gesuggereerde voorstellen zullen naar
doelstellingen en openlijke motivering (hetgeen niet hetzelfde is) alsmede naar de bruikbaarheid ervan, die door de kosten, de verdelingseffecten, de prioriteit en de omvang der ge";nduceerde beleggingen wordt bepaald, nader moeten worden onderzocht. Het gaat blijkbaar om drie din-
5
gen: het uitlokken van addilionele besparingen, het vinden van nieuwe spaar- en beleggingsvormen en een grotere spreiding daarvan, worden, al dan niet in combinatie o,m, genoemd: premiering van "gewoon" faciliteiten voor hel bedrijfssparen, algemene belast:ngmaalregelen, aandeelcou-pures en verkoop van aandelen in slaalsbezit, bedrijfsmedebezit, de eigen woning en dergelijke,
Als deze "de arbeiders", kers" beogen te het verkeerde eind,
vormen
die "de grote massa", lagere inkomenslrek-
begint men aan Er zijn vele, meer ge
deze vo I ksg roepe n langrijker zijn, Wat "de
die voor en be-
rulm genomen in de eerste heeft, zijn behalve een huurhuis een behoorlijke inboedel, een zeker bezlt aan duurzame consumptiegoederen, een sommetje op de spaarbank, onderwijsmogeliikheden, sociale en particuliere verzekerings- alsmede pensioenrechlen en een grote aanlal hem ten goede komende overheidsvoorzieningen, T egen de lijd, dat dat alles er is, kunnen we verder zien,
Wat hier is, brengt dageliiks comfort en zekerheid voor de toekomst. De sociale verzekeringen compenseren
op de grondslag van gemeenschapszin, lndividueel onvermogen en vormen een onderbouw voor aanvullende particuliere voorzieningen, Het bij de spaarbank dient voor de financiering van grote en het opvangen van calamiteiten; het daartoe onmiddellijk worden opgenomen, lever! geen koersrisico op (hetgeen mel name bij plotselinge gedwongen liquidering van belang is) en weinig beheersdaden. Het is duideliik een stijging en een betere verdeling der inkomens (inc!. sociale voorzieningen) de belangriikste weg bepalen, waarlangs een en ander kan worden bereik!.
T egen de tiid, dat het kopen van aandelen binnen de gezichtskring gaat vallen, kan dan nader worden of het samenstellen en het beheer porte-feuille, eventuele koersverliezen, de kosten en moeite van het liquide maken en' de schommelingen in inkomen geen over-! wegende nadelen vormen. Koersverliezen zullen met name indien de
van het tijdens hausse tot stand komt; dit is veelal
omdat dan de mogelijkheden en het verlangen naar wi
vorm het sterkst leelt. de teleurstelling en wrevel
koers- en dividenddalingen is bij verm gensvorming via winstdeling nog het geding: de vraag nl. of men uniforme loonstijgingen dan wei
6
rentieerde beloningen wens!. Moet de hogere productiviteit aan het of aan de arbeid worden toegerekend en ook uitgekeerd, komt pri;sdifferentiatie op een onvolkomen inkoopmarkt de optimale allocalie ten goede, wat denkt men van het cumulatieve effect? Worden eventuele medezeggenschapsverwachtingen niet teleurgesteld, nu ook de "gewone" aandeelhouders al weinig meer te zeggen hebben7 Deze vragen - en er wilen hferonder nog een aantal volgen zijn in de bezitsvormingspropaganda in onvoldoende mate beantwoord of zelfs maar gesteld,
En het eigen Wei niemand zal tegenwoordig de hebben, dat dit een onbezorgd bezit is. Ook laten de bouwkosten, zoals zij nu ruim-schools kansen op latere prijsdalin-gen. De zijn aanzienlijk, de mobiliteit wordt belemmerd Leeft het verlangen naar een eigen woning wei algemeen?
Veel van het aanbevolene beoogt de overheid op kosten te jagen of belastingconcessies af te dwingen. Onderkend moet worden, dat hier somtijds het tieke meespeelt, de tWPCI'''',Cl
beknibbelen, De perceptiekosten van de additionele besparingen komen hoog te liggen (bijv, bij bedrijfsspaarregelingen; gedetailleerde regelingen zijn nodig, bijv, indien voor een besparing een zekere minimumtermijn vereist wordt. Aan het addit;onele karakter wordt bovendien afbreuk gedaan indien verschuivingen optreden: hoevele ouders financieren het jeugdsparen 7
Dwars door de al dan niet sociale overwegingen heen wordt bijna bij voortdurlng als doelstelling ook een vergroting van de nationale spaarquote Deze macro-economische norm en de andere denkbare overwegingen moeten wei uiteengehouden worden,
De partlculiere besparingen uit de hogere inkomens zijn niet de enige belang-rijke bron van Daarnaast zijn er de sind, 1945 zeer interne financlering van het het in-stitutionele sparen via de pensioen- en vcrzekeringsfondsen en de besparingen in de overheidssfeer, De institutionele be leggers brengen enorme en struc!ureel toe)'lemende, door "de grote massa" verrichte hesparingen aan de markt. Verzekeringsspreiding, en een toenemende bijdrage aan de nation a Ie spaarquote gaan zinvol hand in hand, Mogelijk is, dat daar
'bij het vraagstuk van de transformatie in risicodragend vermogen nog eens opnieuw actueel wordt. Verschillende ont
ikkelingen en maatregelen zullen dit zo verwezenlijken,
ander onze
volkshuishouding reeds dicht bij de beroemde 20 % gebracht, die veelal als norm wordt gesteld. Wat is echter de waarde van dat getal? De absolute noodzaak het te bereiken zal wei nooit gecalculeerd kunnen worden. Een norm moet er echter zijn en na de nodige nadere argumentatie te hebben vernomen zou men zich bij een streefgetal van deze orde kunnen neerleggen. Indien daarbij maar niet uit het oog wordt verloren, dat niet aileen investeringen de productiviteit vergroten en dat er niet aileen een "fiscaal klimaat" bestaat, maar ook sociale factoren, de arbeidsvrede en de opbouw van de infrasrtuctuur een rol spelen. Voorts kunnen ook de onderwijsuitgaven als investeringen worden beschouwd, al vallen zij buiten de quotaberekeningen. Het onderwijs heeft niet aileen een productiviteitbevorderend aspect: de spreiding ervan wordt bevorderd door een gelijkmatiger inkomensverdeling, anderzijds bevordert zij deze op haar beurt. Men late de overheid dus ruimte voor investeringen op dit punt (scholen, beurzen 01 gediflerentieerde studietoelagen, gratis onderwijs) en somtijds ook voor besparingen (overschotten op de gewone dienst) ten behoeve van andere investeringen, zonder aileen op de particuliere besparingen, beleggingen en investeringen te letten.
Bij de welvaartsbevorderi ng moet niet aileen acht worden geslagen op de door investeringen bevorderde groei van het nationale inkomen (waartoe investeringen in de woningbouw een geringere bijdrage leveren dan andere), maar ook op de welvaartbevorderende werking van een betere verdeling (omdat buiten de economie de interpersonele king even onvermijdelijk als bruikbaar het relatieve welvaartsbegrip, de welvaarlsfunc!ie en immateriele vormen van welvaart als sociale zekerheid en, alweer, de waarde van genoten 01 aan eigen kinderen verschalt onderwijs: ook dit is bezit! Er zullen kortom zwaarwegende macro-economische ter talel moeten komen, eer die niet aileen de particuliere maar ook de ongelijkheid ceptabel zijn. Van doorslaggevend is hierbij in hoeverre de premies onlust dan wei onvermogen tot sparen zouden moeten neutraliseren. In het laatste is het resultaat uit gunstig.
Indien de nationale quote in mate bij de norm achterblij/t, valt te len, dat veel van het bovenstaande aan betekenis inboet. De besparingen moeten dan bijna eoute que eoute omhoog, ongeacht de kosten en het ongewenste of ongelijk van bezit. Men wijst daarbij op het verschil in spaarquote tussen de versehillende
inkomensklassen en trekt de conclusie dat een meer ongelijke inkomensverdeling zowei een prikkel tot arbeid als een mogelijkheid tot grotere particuliere besparingen schept. Men houde zich echter voor ogen, dat in het geval van een inkomensherverdeling de marginale spaarquoten moeten worden vergeleken, hetgeen wei eens tot een afwijking van de gebruikelijke eonclusies zou kunnen lei den, terwijl reeds de algemene stijging van het nationale en dus van het gemiddelde inkomen een tendens tot stijging van de nationale
in het leven roept. Wil men deze vergroten dan staan bovendien nog
andere wegen open.
Het kunstmatig stimuleren van besparingen schept een opzettelijke a/wijking tussen individuele en maatschappelijke opbrengsten. Het beYnvloeden van de rentevoet door een al dan niet "konforme" polttiek (bijv. niet-inflatoire vormen van goedkoopgeldpolitiek, interne /inanciering bij overheid en bedrijfsleven) is niet altijd verwerpelijk. Maar zijn verdere verwrlnglngen de eerstaangewezen middelen7 Het blijft trouwens een tamelijk periferlseh gepruts gelet de veel grotere schommelingen, die andere componenten van de nationale besparingen ondergaan. Groot is de Invloed van de waardedaling van het geld; laat men beginnen het Fishereffecl op de vereiste rentevoet te elimineren. Aanzienlijke schommellngen - de recente ervaringen leren het weer - zijn het gevolg van de conjunetuurbeweging. Het voorkomen van een overspanning als in 1956 verhindert een daling van de spaarquote zoals toen optrad. Het verloop van het kapitaalverkeer met het buitenland beInvloedt de ruimte op de blnnenlandse kapltaalmarkt ten zeerste. De mate, waarin deze voor buitenlandse emissies 01 aanen verkopen openstaa!, heelt meer betekenis dan lien ult lien jaar studie resul-terende, gecompliceerde Ook de lopende rekening van betalingsba-lans is van grote betekenls. Omvangrijke overschotten vergroten de binnenlandse liquiditeit en laten via de geldmarkt de kapitaalmarkt bepaald nlet onberoerd. T enslotte zij opgemerkt, dat in Nederland het kapltaaldekkingsstelsel het met betrekking tot de socia Ie verzekeringen tegen het omslagstelsel o.m. heeft algelegd op grond van de vrees voor een te grote nationale spaarquote!
Bij de aetie voor "bezltsvormlng" wordt bij voortduring gewezen op het verantwoordelijkheidsbesel, dat door de aanbevolen s!imulering van de par!lculrere vermogensvorming zou worden Voor zover he! werkelljk de premies zijn, die de zekerheid scheppende gen en beleggingen indueeren, valt nlet onmiddellijk in te zien. Voorts getuigt he! evenzeer van verantwoordelijkheids-
7
besel legenover eigen gezin en loekomsl (en legenover de gemeenschap, die an-ders Ie moet indien men zich verzekert en pensioenrech-ten bijeenspaarl. En de sociale verzekeringswetgeving berusl mede op een, nog wei zo waardevol, sodaal verantwoordelijkheidsbesel, Dal deze, naast de nivellering en de vele overheidsvoorzieningen, de mens verantwoordelijkheid ontneemt, is nauwelijks waar en overigens irrevelant. Veranlwoordelijkheden blijft een ieder in talloze opzichlen dragen; ten behoeve van hel verantwoordelijkheidsbesef late men dus geen wantoestanden in stand, Bovendien bestaa! naast onwil tot het zelf-dragen en ook het onvermogen; he! is aileen moge!ijk iemand een lasl al Ie nemen, die hij zelf dragen kon, indien dil laalste het geval was, De "bezitsvorming", zoals zij wordt voorgesteld, is dus niet aileen macro-economisch bezien onbelangrijk en wellicht overbodig, ui! een verdelingsoogpunl somtijds '3verechts, uil een oogpunl van samenstel·· ling van het bezit verkeerd gericht en qua kosten ondoelmalig, maar ook als uiting van verantwoordelijkheidsbesef een
dubieuze en vervangbare luxe, Voorls beinvloedt zij slechts in enkele van haar
hoe, hoeveel en door ('H·;invp<jpprrl zal worden (eigen
blijlt dit bij het oude (de vervan orgaaneigendom door ar
bij de interne linanciering), Als nivellerende kracht in de ver-
heelt zij waarde, maar zijn ook de conventionele vormen van belang alsmede met name de primaire en secundaire inkomensverdeling en -verer
bezit.
het medebezit van de institutionele de toeneming van de zgn,
en het gemeenschaps-
Of en in welke mate en vorm de bezitsvorming zal worden verwezenlijkt hangt al van allesbehalve "wertlreie" overwegingen, die ook in het bovenstaande hun onvermijdelijke rol spelen, Een uitgebteide economische argumentatie, waarvan dit slechts een aantal elementen heel! moet daarvoor echter het kader hieraan heelt het voor-alsnog ontbroken,
J. L, Schneider,
N o tenkrakersuite
QUI CASSE PA YE
WIE KRAAKT BRAAKT
welwillend geWawelaar
Redacleur Szilsz is zo weest, van de oratle van een verslag te maken, kennende neem ik aan, gevene een beknopt doch beeld geeft van de
een nieuwe
gedegenheid het weerge
beknot rede,
nieuwe leerstoel. En omdat theorie der voetzoekers en citalologie pas in kin-derschoenen staat, is het nog cri-tische beschouwingen Ie leveren zonder gevesligde tradilies omver 01 huis· jes in Ie Irappen,
Hieronder volgen enkele over zijn uilwerking der
Wawelaar ziel he! doel van de voelnool als hel criterium, Mils men dit in engere zin inlerpreteert kan ik daar vrede mee hebben,
Dil criterium hanterend onderscheidl hij 6 soorlen voetnoten, Daarbij merkt hij op, dat de grenzen niet scherp kunnen worden afgebakend, Zodoende wekt hij de indruk, de opsomming limitatiel te zien, En hiertegen richt ik mij in volle
a
Wawelaar heeft de soorten voetnoten over het hoofd gezien:
7) Anllcipatlevoetnoten; op een uitvoerige behandellng wordt voorult gelopen door de conclusle nu reeds te verkiappen,
8) Afleidingsvoetnoten (vluchtvoetnoten); wanneer de er zell nlet ultkomt, zel hlj In een voelnoot "Hlerover komen wlj nog te spreken" of wei kortweg hieronder" Zoals men op een schoeisel kan aanvoelen, wordt op de behandelde materie niel meer
Vooral In de werd van de gebrulk gemaakl. Zoals bekend is, kwam deze School in de eeuw in Duits-land tot grole bloe;, berustte op een vergissing: de Idenllficatle van vermeende subjectieve nutligheid en genol op hel Wener Congres, losse vele langdurige oorlogen),
Ik geef de voorkeur aan de term "al. leldlngsvoetnoot" boven "vluchtvoetnoot" omdal de laatste benaming een laHe blj. smaak blj de lezer achterlaa!, zonder dat dil allijd bij de auteur heeft voorgeze!en, In de Romantische School by, kwam he! nogal eens voor, dat een economist tijdens
hel schrijven vol school, in traf1en uitbarslle en daarna niel meer verder kon werken. De nn"vr,F'I,1()()t brachl hem dan redding. Soms men het bij het lezen van werk van levende eco-nomisten, dat een onverwachte afbreking van het uit de mode is geraakt.
T erminologie Het is jammer, in zijn
jonge wetenschap van on-nederlandse termen, die in andere takken van wetenschappen een verdord bestaan leiden. Waarom niet van "buitenboordvoetnoten" p.v. "externe voet-
\Vaarvoor de
Wordt een fonds t",·",·/",tpn
tering, dan wordt het Prijscourant van de Effeclenhandel Ie Amsterdam. opneming bewijst, dat ten aanzien van het fonds is voldaan aan de voorschriften, welke dienaangaande door de Vereeniging worden gesteld en dat de handel daarin plaatsvindt de ten van de Vereeniging. Door he! stellen van voorwaarden, opgenomen in he! fondsenreglemen!*), worden den voor de leden van de Vereeniging en het beleggend publiek.
Voor het publiek dient de notering met de publikatie daarvan ter informatie voor aan- of verkoop en ter kontrole over de koers, die het voor een effekt heeft betaald of ontvangen.
De Prijscourant bestaat uit drie delen. Op de eerste pagina staan de aktieve londsen, waarvan een tijdvakken is opgenomen, in deel vindt men de koersen van en in het derde van aandelen, e.d.
Men kan een onderscheid maken in Rubriek I en Rubriek II. De notering onder de eerste is als de normale te beschouwen.
Behandeld zullen worden de voorwaarden, welke gelden voor opname onder Rubriek derde deel van de Prijscourant. Dit aan de hand van een onder-
der reglementen in drieen, t.W.i
a. die welke een materieel vereiste inhouden;
*) Den 4den Januari 1877 werd het voor den Noolering" vastge
Dit was een jaar na oprichting van de Vereeniging.
no!en". Deze kunnen worden onderschei-den in refleclieve) en niet-reflec-tieve). Voor ex-post en ex-ante heb ik nog geen nederlands synoniem gevonden. Redame Wawe!aar veroordeelt de externe reflec
omdat een auteur oeuvre beleefd
is dus tegen reclame in de vreemd doet he! aan, dat hijzelf onze sfeervolle AUla tijdens oratie reclame maakt voor Droste. Droste stegen op 29 februari met 23% punt tot 165:4. FOEI!
J C P. A van Esch
Voorwaarden.
b. die welke een formeel vereisle inhou-den;
c. de ontsnappingsvoorwaarden.
Die, welke een malerieel vereiste inhouden
Als waarborg een regelmatige omzet-grondslag de eis van een m inimum-effektief-geplaatsl-kapitaa I ad f 500.000, -, met dien verstande, dat ook de nominale waarde minstens f500.000,-is.
Het fonds wordt na aanvraag in de voorlopige opgenomen. Het be-stuur stelt ter van de ingekomen aanvrage een onderzoek in met inachtneming van de eventueel bezwaren. Onderzocht of het met voldoende spreiding is geplaatst en of voldoende handel in het fonds ter beurze plaatsvindt, dus of het voldoende fungibel is.
Naarma!e de koepures van de aandelen kleiner en naarmate het gepiaatste bedrag groter is, zal de spreidingskans groter en de handel levendiger zijn. Uit dit laatste voigt, waarom de Vereeniging een minimum effek!ief en nominaal bedrag voorschrijft, dat moet zijn. Dat dit minimum niet verhoogd is, evenredig met de koopkrachtdaling van de gulden sedert het tot stand komen van deze regel is Ie verklaren uit de rol, die het aantal koepures van een fonds speell. (Hoe kleiner koepures bij emissie hoe meer verschillende inschrijvers, dus hoe meer spreiding bij de
Als tweede materieel aan te merken dat van storting van een bepaald bedrag bij aanvraag als behandelingskosten (f 250, - en bij een verder gedeelte f 150,-) en een vergoeding voor noteringskosten (0,6 pro mille voor aandelen, over het nominaal bed rag gerekend). Men
9
kan dit ook als formeel vereist zien, daar deze vergoedingen de kosten niet dekken, die he! Dagelijks Bestuur maakt bij haar onderzoek. Het grootste deel daarvan wordt bestreden uil de gelden, die betaald moeten worden voor het lidmaatschap van de Vereeniging,
Die welke een formeel vereiste inhouden Natuurlijk moeten enige formaliteiten
worden verricht, die als zodanig niets te maken hebben met de goed te keuren voorwaarden, waaronder het fonds wordt opgenomen, zoals het aanta! ondertekenaars, de schrlftelijke indiening, etc., wat wei juri disch, maar ekonomisch geen direkte gevolgen heelt Het betreft immers de voorwaarden, waaronder de zUiverheid van de handel ter effektenbeuze is gewaarborgd, Slechts eenmaal behoelt aan deze vormvereisten voldaan te worden, Daarna niel meer, Aan de materiele vereislen moet blijvend- zijn voldaan, ook na opneming, Zo moet men ieder jaar weer een vergoeding beta len,
Weliswaar wordt een fonds niet uit de notering genomen, wanneer haar effektieve 01 nominale totaalwaarde beneden de f 500,000,- komt (zoals b,v, bij obligaties het geval is na uitloting) - slechts a/lossing, konversie en likwidatie doen fondsen verdwijnen - maar menigeen beschouwt dit als een euvel. Voor deze zienswijze plelten inderdaad verscheidene argumenten, waarvan men als zwaarstwegende wei kan zien, dat de handel minder levendig wordt
Hc:t spreekt vanzelf, dat de aanvraag schriftelijk moet worden ingediend, Anders zou licht onenigheid kunnen ontstaan,
Het bedrijf moet een prospektu5 yen. Dit geeft de beleggers en de kijk op de merites van het fonds en zal daardoor de handel kunnen verlevendigen en de spreiding bevorderen.
Ook op andere wijze heeft de Vereeniging nog eisen gesteld ter voorlichting en bescherming van het beleggend publiek, Zo moeten lussen de eerste dag, het prospektus verkrijgbaar wordt en dag van inschrijving minstens twee beursdagen gelegen zijn, De inschrljving moet te Amsterdam worden opengesteld en moet plaatsvinden op tenminste een van 9 uur des morgens tot vier uur des mlddags. De dag van inschrijving mag slechts op een beursdag vallen, e.d,
Het prospektus moet ondertekend zljn door de emittenten, die in moeten staan voor de julstheid en door een lid van de "Organisatie" I), wiens handtekening een echtheidsmerk vorml.
De aanvraag moet altijd door een van de leden van
I) Organisatie voor het elfectenbedrijl in Nederland.
10
ging, Deze zal hiertoe niet overgaan dan nadat hij zich heeft van de deugdelijkheid van en de juist-held der komi daarom praktisch dat een aanvraag al-gewezen wordt 81 omdat weigering
notering ter beurze hQ,fQ~QM' de onmogelijkheid
op te nemen, zal men zich vooral wei degelijk rekenschap geven van de aanvraag.
Nadat de is ingediend kunnen bezwaren worden gemaakt, ech-ter aileen door Vereenigingsleden en wei binnen 8 Deze worden op hun
onderzocht en bij de aanvraagbehandeling in beschouwing genomen, De mogelijkheid van misleiding wordt hierdoor wei geheel uitgesloten, In
eeuw is er dan ook van fraude op geen sprake geweest.
de aanvraag moet een stuk worden een lap, waarop deze - be
Hierop staan de voorwaarzoals de belegger in het
londs kennen, Deze worden uiteraard getoetst aan de verklaringen en gegevens, die mede worden overgelegd.
Ten overvloede is in het londsenreglement vastgelegd, dat de aanvragers verplicht zijn aan het Dagelijks Bestuur aile inlichtingen te verstrekken, waarover het D,B, meent te moeten beschikken om zich
oordeel te kunnen vormen omtrent toewijzing en omtrent de handelingen,
welke bij de inschrijving of de toewijzing of de uitgifte hebben plaatsgevonden, Het bestuur zel zich veroewissen of het eflekt op rechtmatige wijze is tot stand gekomen, 01 het is overeenkomstig de voorwaarden en gegevens, die in het prospektus zijn neergelegd en of het fonds na eventuele noteringsopname aan de beurs verhandeld word! 01 zal worden,
De ontsnappingsvoorwaarden Het Dagelijks Bestuur kan ontheffing
verlenen van bepaalde vereisten, zoals l.a,v. de over te leggen stukken bij aanvrage. Zulke bepalingen vindt men op diverse plaatsen in het fondsenreglement Van dergelijke bevoegdheden wordt zelden gebruik gemaakt Zij vormen meer een juridische vervolmaking dan een noodzakelijke bepaling.
Ook tegen de wi! van de vennootscrap kan een fonds in de notering worden opgenomen,
Behalve he! beursbestuur kan de Minister van Financien bes!issen over opneming in de notering van door hem aangewezen
• londsen. In de praktijk aanvaardt de minister he! advies van he! bestuur,
Weigering
Zelfs als een londs aan de vereisten voldoet kan opneming geweigerd worden, zells zonder opgaal van reden, Dit is een
Regelmatige passagiersdienst tussen ROTTERDAM, LE HAVRE, SOUTHAMPTON,
COBH (Ierland) en NEW YORK met geregelde afvaarten naar CANADA
~~~ ",t'$ good to be on a well-run ship"
Orgauisatie, Administratie en Coutrole van Hypotheekbanken
door B. HUETING en A. SANDERS herzien door B. HUETING en W • VAN BORK accountants
leden van het Nederlands Instituut van Accountants
geb. f. 11.50 (t'Weede drult) Deze uitgave is thElns geheel herzien en waar nodig op de hoogte van de tijd gebracht.
Een uitvoerig prospectus zen den wi; U gaarne toe
J. Muu8ses, Purmerend levering ook via de boekhandel
11
zelden voorkomend geval. Opname wordt geweigerd:
a. Als in het prospektus of in het in art. 4 van het fondsenreglement vermelde verslag onvolledige gegevens zijn opgenomen en deze niet op de juiste w'ize aangevuld of toegelicht zijn.
b. At, bij inschrijving niet minstens op een dag van 9 uur 's margens tot 4 uur 's middags gelegenheid tot inschrijving is gegeven.
c. Ais er bij de inschrijving, toewijzing of introduktie ter beurze unfaire handelingen hebben p\aatsgevonden.
d. Ais de vennootschap eerder aangegane vermogensrechtelijke verplichtingen niet is nagekomen.
Een tweede aanvrage voor hetzelfde fonds kan pas na tenminste zes maanden worden
Oat de betekenis van de notering sinds de verschijning van de eerste "Prijscourant der Effeelen" aanzienlijk is toegenomen, blijkt wei uit het aantal fondsen, dat officieel is en circa 2300 bedraagl. Dit aanta\ neemt ieder jaar toe. Van het aantal aandelenemissies, die groter zijn dan f 500.000, en niet een vergroting betekenen van het reeds bestaande aandelenkapitaal, wordt voor meer dan 90 % notering aangevraagd.
De gezamenlijke wBarde, waarvoor de genoteerde fondsen opgenomen waren in de Prijscourant, tonen eens te meer de betekenis, die geheeht moet worden aan
notering. Volgens een opga'/e van het bedroeg de effektieve waarde van
de gewone aandelen van Nederlandse ondernemingen medio 1957 totaal f20.683 miljoen, terwijl het nominaal bedrag der ter beurze genoteerde obligaties ca. 11,5 miljard gulden bedroeg.
litteratuur:
S. Brouwer: Beurs en Effeclenhandel, Amslerdam 1955.
M. F. 1. Smith: Tijdaffaires in Effeclen, 's-Gravenhage 1919
Dr. Ludger Brenninkmeyer, Berlin 1920: Die Amsterdamer Eflektenborse.
N. J. Polak: Ee. Hist. Jaarb.: Het Nooteringsvraagstuk aan de Amsterdamsche Effectenbeurs in de eerste hellt der 1ge eeuw, 1924.
J. C Brezet: E. S.B.: Noteringsvraagstukken op de Amsterdamsche Effektenbeurs, Mei 1954.
Fondsenreglement: Prospektus: Beurzen van Amsterdam.
De Amsterdamse EHeelenbeurs. 1. C Brezet: De Huidige Positie van he!
aandeel als beleggingsobject, intreerede Rotterdam.
R. Snoeker
The struggle for a higher standard of living t)
Gelijk elke geboorte is ook die van ee:'1 boek een blijde gebeurtenis. Het is een resultaat van '$ mens schepp-end vermogen. Indien dan nog de keuze van het onderwerp, uit vele gezichtspu nten bezien, prijzenswaardig is, mogen we, afgezien van de wijze van behandeling, de verschijning toejuichen. Van twee gezichtspunten uit zal ik in het navolgende de inhoud nader beschouwen. In de eerste plaats het economisch wetenschappelijke (voorzover kennis en inzicht van een student dat mogelijk maakt) en in de tweede het algemeen maatschappelijke, het voorlichtende. Rekening houdend met he! feit dat dit boek aanvankelijk in weinig afwijkende vorm in het Nederlands als proefschrilt, aan onze faculteit verdedigd, is verschenen, is het niet een onvermengd
I) "The struggle for a higher standard of living" by W. Brand, professor University of Leyden. The free press, Glencoe, IIlinois/W. van Hoeve Ltd.; The Hague and Bandung. 1958. 438 biz.
12
bewijs van bewondering dat de conclusie za I zijn dat het algemeen voorlichtende belang van dit werk he! wetenschappelijke ervan overtreft. Hiermee rechtvaardiq ik de beschouwing vanuit de twee gezichtspunten.
Het probleem van de onderontwikkelde gebieden wil ik eerst kort stellen, Tot voar enkele eeuwen leefden de mensen in de
wereld met een statische conceptie het leven en de levensomstandigheKennisneming van ui!eenlopende eul
tuurpatronen voert makkelijk tot dit in-ziehl. Dat een veelbelovende zoon het goede leven van een vader zou ;miteren was een en dat men dit mogel ijk achtte wierspiegelt het vertrouwen in de onveranderlijke continu'iteit van het bestaande. Dit geloof bracht mede dat he! dynamische begrip vooruitgang ten aanzien van weivaart, ontplOOi'ing van de menselijke gezondheid, e.d. onbe-kend lA/as. vanzelfsprekend gold het om ramp en tegenspoed zoveel mogelijk te bes!rijden en te voorkomen. Daarnaast stand echter niet een duidelijk aelief stre-
yen naar beter, langer en intensiever leYen. Het bereiken van voorheen tevredenstellende resultaten was het doe!. Hier was ook de opvoeding van de jongste generaties op gericht. Een ideaal-type van het menselijk bestaan stelde men zich wei voor, echter niet in het toekomstige aardse leven van de komende generaties als gevolg van een ontwikkelingsproces, doch in "het leven na de dood". Niettemin waren er eiementen van vooruitgang, voornamelijK te danken aan incidentele omstandigheden. Gevolgen van bewust en strevend menselijk handelen waren dit Lh,a, zeker nieL
Het grootste gedeelte van de mensheid leeft ook heden nog volgens het bovengeschetste patroon. Maar dit is belangrijk gewijzigd voor he! andere, geografisch bepaalde, dee I van de mensheid, Met de term "het Westen" is dit deel voldoende duidelijk aangegeven; het andere noem ik dan .,het Oosten" 2), Het wereldbeeld en de levensopvattingen zoals die zich aan de Westerling voordoen is ons uit ervaring bekend. De verschillen met het Oosten zijn, dit is eenvoudig te constateren, talrijk en diepgaand, maar met nadruk wi, ik er op wijzen dat de sporen van het oude (tevens Oosterse) patroon in het Westen zonder moeite en veelvuldig zijn terug te vinden, Deze grote verschillen zijn oorzaak van sterke spanningen als de twee levenssferen elkaar ontmoeten en dit Is te meer het geval omdat de ene (de Westerse) door indivlduen uit beide veelal superieur geacht wordt. Met het groter worden van de verschillen nemen de spannlngen toe en deze kunnen, zoals zleh laat aanzien, tot desastreuse gevolgen leiden, zowel voor het Oosten als voor het Westen, De eenheid van het mensdom vraagt daarom voor het aldus ontstane probleem om een oplossing, waaraan het Oosten en het West{'n elk, maar gemeenschappelijk, d:enen bij te
van de grote verschillen belrelt de welvaart zoals die "in eeonomicls" word! opgevaL De welvaart In het Ooslen is zeer gering in vergelijking met die ',\ het Westen en het Ilg\ voor de hand te trachlen om dit nog steeds groter worden de verschil op te heffen door een zo snel mo-
verhoging van het welvaartsniveau Oosten, De wijze waarop dit zal
moeten geschieden sehept een probleem dat een zeer belangrijk onderdeel vormt van he! gehele, eomplexe, probleem en het bestuderen daarvan is een noodzake-
en m,i, boeiende bezigheid, Deze ·studie van de zogenaamde groei
of ontwikkelingseeonomie of de economie
2) Niet te verwarren met "het Oosten" opgevat in beperkt polltleke zln als de communlstlsche wereld.
van de onderontwIkkelde gebleden staat nog in de kinderschoenen en is een moel·
O.a. omdat hierbij vermoedelijk meer de van het meehan's-
me van het leven, waar de economisehe wetensehap zieh in de laat-s!e eeuw vooral geconcen!reerd heeft, de van het In-
mede In worden genomen,
zal zijn om een te bewerkstel
ligen, is op moeilijke gebied der ontwikkelingseconomie dus nog veel, wat moet
Met dan ook
op het bovenstaande is het de aanvang sprak van
keuze van het onpublicatie op dit
een, steentje zijn voor het dat we moeten construeren.
we nu het doel dat de sehrijver zieh stelt en de wijze hij zich van zijn taak heel!. doel is vrij vaag, op p, 8 blijkt: "We shall con-cern ourselves particularly with the problems surrounding the efforts of the underdeveloped countries to encourage thei r economic growth".
Ik meen door mijn yang van dit artikel onderontwikkelde zoals blijkt even snel ontwikkelde nogal abstract band te stellen, te hebben dat een fundamentele en theoretische aanpak nodig is 3). Dat hier heden omdat de economi-sche nog ongeschikt is om de des-betreffende te verklaren zal ook dUidelijk theoretlsche mie zal zich vele rnentele economische als het ware opnieuw moeten bezinnen, omdat zij zich met eeonomische gaat bezighouden die zich onder
3) T er van m!sverstand !k hier duidelijk naar voren ik geen voorstander ben daadwerkeiijk handelen tisch juiste oplossing ~~,,~nrl~n breng ik de woorden van aangaande da, in herinnering, op de laatste jaarvergadering van de Vereniging voor Staathuishoudkunde, Professor Hennipman toevoegde.
13
andere omstandigheden voordoen, dan die welke men gewend is te veronderstellen, Daarom is veel oorspronkelijk denkwerk hier vereist.
Dit nu is niet wat wij bij Brand aantref· fen en dit blijkt al uit zijn doelstelling, Hij staat echter niet aileen in dit opzicht en wanneer ik het als een verwijt voorstel dan is di! slechts een zacht verwijt. Even· min staat Brand aileen in zijn s!reven om
met nog niet economische begrippen te willen zoeken, Misschien is dit in verband met het dan ook geen nadeel. Met sluit ik mij ook wat dit be-trel! Gunnar Myrdal, die in deze materie een zo bewonderenswaardig stuk werk heel!, door zijn woorden te citeren: "Fortunately it (most of the lit-terature) in the whole, untheoretical in its which is an advantage as long as economic theory is not better adapted to this problems" 4),
Brand stelt zich dus het probleem naa,mijn smaak te weinig fundamenteel. Wei stelt hij he! ruim (vglk.: "",concern, with the surrounding the ef-forts" vraag rijst of een dergelijke
te ruim gekozen is om een mogelijk te maken,
In het zou ik deze vraag ontkennend willen beantwoorden, Immers juist bij een ingewikkeld en nog weinig
vraagstuk als het onderha-een brede aanpak tot een be
.. ,,<p.r'F'nnp visie lei den door van de grote lijnen en
van de voornaamste samen-hangen, heel! dit echter zeker niet gedaan; Het gehele boek getuigt van een detaillistische e,l met vele voorbeelden en schier ontelbare citaten doorspekte van een grool aantal der en probleempjes die weinig worden aange-duid en waarvan het onderling verband zelden wordt. Een uitvloeisel hier. van is boek meer descriptiel en pone rend is dan analyserend. Doordat de indeling (aileen in hooldstukken, zonder paragrafen!) echter wei in de richting van een analytische wijst is het geheel een verbrokkeld samenstel geworden van beschrijvingen, historische en geogralische analogieen, van anderen, pro-bleemstellingen, gegevens, etc, Men krijgt daardoor een indruk van verwardheid, oppervlakkigheid en onvoldoende kritisch vermogen,
Ongelwijfeld heeft het feit dat de auteur zich jarenlang het U,N.O,-secretariaat met deze heeft bezig gehouden en hij ongelooflijk grote
4) Gunnar Myrdal. Economic theory and regions, London 1957 p, 100.
14
schat van gegevens kon puHen hem danig parten gespeeld. Meer denken en minder lezen en bladeren zou misschien tot beter resultaat hebben geleid, Een voorbeeld hiervan vormt het hoofdstuk, Hierin wordt aan de hand van soms belachelijk aandoende van de betrouwbaarheid is, de zeer algemene conclusie getrokken dat het welvaartsverschil tussen het Oosten en het Westen in de laatste Iwintig groter is geworden, ling van gegevens schept de genheid om conclusies te trekken, die zonder dat niet mogelijk zijn, maar wanneer men langs andere, simpeler, weg tot een even aanvaardbaar resultaal kan ko· men moet men er geen gebruik van maken, Zonder rissen cijlers te kennen kan men gerust zeggen, dat de welvaart in de ~tn.",lr",pn twintig jaar in het Westen aan-
en in het Oosten weinig of niet is toegenomen en dat aldus het welv<1artsverschil groter is geworden, De cijfers die Brand geeft leiden tot door hun ongeloofwaardigheid, Voor suggereren ze by, dat de welvaart gemeten naar het inkomen per hoold in 1954 400 % bedroeg van die in 1938!
Uit het voorgaande blijkt dat ik noch de doeistelling noch de wiize waarop ge· tracht is deze te realiseren uit economisch wetenschappelijk oogpunt erg vind, Het lijkt nu misschien 01 ik daarmee afkeur 01 zou Willen alkraken . Dit is niet het geval. Ik acht het slechts teleurstellend dat iemand, die lijk tot beter in staat is niet heeft kunnen of willen komen tot het leveren van een consiructieve theoretische bijdraoe.
Zeer geslaagd wil ik het boek - noemen als ik het beschouw vanuit een gezichtspunt van algemene voorlichting over nomische problemen der de We kunnen de schrijver niet
genoeg zijn voor het met veel samenstellen van een werk dat zoveel
verschaft en zoveel van de moeilijke kwesties terloops, maar vaak duideljjk, aangeelt. Tientallen waardevolle, interessante en ook originele opmerkingen zijn er te vinden en een ieder, ook de niet economisch geschoolde, zal het met vrucht kunnen raadplegen,
Het eerste hooldstuk, de inleiding, behoort zeker tot het allerbeste, De con-clusie is, uiteraard zou ik Willen teleurstellend en overbo-dig, wordt op verschillende sen (bv p, 56 en 208) gewezen op de geringe mate van doordringing van de geldhuishouding in de meeste onderont. wikkelde gebieden, Dil, veelal onvoldoende beklemtoonde vraagsluk, behoor! on
tot een van de belangrijkste i.v,m, de consequenlies ten aanzien van de mogelijkheid tot en de effectiviteit van
het voeren van een econom ische en monetaire politiek door de overhe id. De nadruk die op verschillende plaatsen gelegd wordt op by. de ondernemingsgeest (p. 9 en p. 122 e.v.), de productietechnieken (p. 28), de scholing van arbeid (p. 52), de verbondenheid va n het economische me t andere problemen (met name ook het bevolkingsprobleem) getuigt va n een goed inzicht. Daarom is het juist zo jammer dat dit niet voor een we tenschappelijk bev re-
Van de mogelijkheid tot het maken van
een enkele aanvullcnde opmerking maak
ik in het onderstaande gebruik.
Uit mijn probleemstelling van de onderontwikkelde gebieden kan misschien de conclusie getrokken worden, dat het grote welvaartsverschil tusscn Oost en West slechts een van de oorzaken van de grote spanningen is en dat wii, omdat we nu eenmaal economen zijn, ens speciaal daarvoor interesseren. Het leit dat in grote delen van de wereld nog miljoenen mensen een zo geringe welvaart hebben, dat hun bestaan, de mogelijkheid om te leven, onmiddellijk en vrijwel voortdurend door gebrek aan voedsel crnstig in gevaar is, maakt dat voor deze gebieden het versehil in welvaart met het Westen niet een, maar de oorzaak is van spanningen, die wellicht ondragelijk kunnen worden. (En wat zal er dan gebeuren?) Voor die streken zal dan ook volgens mij een andere aanpak, in de vorm van materiele steun (i"direct maar ook direct), moeten gelden dan voor gebieden die weliswaar zeer i]rm zijn, maar waar toch het bestaan niet door geregeld en ernstig voedselgebrek bedreigd wordt. Ik haast mij hier aan toe te voegen, dat ik dit voor mij niet bcseer op eventuele, dreigende, konsekwenties, maar op menselijkheid en verbondenheid -en dus verantwoordelijkheid; dit laatste te meer, omdat moeilijk te ontkennen valt, dat een zekere mate van schu!dbesef bij het Westen, ten aanzien va n ve le onderontwikkelde gebieden, op zijn plaats zou
zi jn . Indien de ergste nood gelenigd zou zijn,
kan men wa t de algemene benadering betreft het gehele Oosten over een kam scheren en dan va lt m .i. het welvaa rtsprobleem zeker terug in de positie van een deelprobleem te zijn, net zo goed als andere. Interdisciplinaire bestudering moet dan plaats v inden om tot een harmonische oplossing te komen, een oplossing om
d igend geheel is aangewend. Een iets grot ere diepgang van de schrijver (de heer Brand voor deze dissertatie , Dr. Brand door deze d issertatie en Prof. Dr. Brand dankzij(?) deze disserta'tie) zouden we toch hebben mogen verwach ten . Niettemin moeten we hem dankbaar zijn voor zijn arbeid en hopen w e dat hij in de toekomst in andere publicaties alsnog aan onze verwacht ingen zal beantwoorden .
Y . B. de Wit
de grote spanni ngen tussen Oost en West te verminderen . Ongetwijfeld zal deze niet geheel bestaan in een aanpassing van het Oosten aan het Westen, maar zal ook in vele opzichten het omgekeerde plaats vinden. Omdat het op zijn minst twijfelachtig is, dat de oorzaak van de verschillen tussen Oost en West primair slechts van economische aard is I), mogen we de oplossing niet aileen maar of in de eerste plaats in het economische vlak zien.
In het algemeen wordt in de econosche litteratuur snelle economische groei zonder meer a Is de oplossing beschouwd en het probleem wordt daardoor dus impliciet en ten onrechte tot: hoe een snelle economische groei te bewerken. Het artikel van Dr. J. Kaufmann in De Economist van februari j.l. is hiervan een voorbeeld . Hij ziet niet een alomvattende oplossing door samenwerking op velerlei wetenschappelijk gebied, maar beschouwt andere wetenschappen als ondergeschikt, en nuttig om bij te dragen in de oplossing van het economische probleem: "Let US
briefly make a few illu st rati ve observations on what certain disciplines might contribute to the study of economic development problems." Of dr . Kaufmann het zo principieel bedoeld heel! als ik het voorstel wee t ik niet, maar is dat niet het geval, dan is dat het j uist wat ik hem zou kunnen verw ijten . Dat economen hun deelprobleem in de eerste plaats z ien is goed, maar dat ze dit als het probleem zien is niet juist. Ik vermoed trouwens, afgaande op w at mij hierover bekend is, dat het elke econoom, die als adviseur in een onderontwikkeld gebied werkt, bij het nagaan van de in v loed van zijn adviezeC1 op de gang va n zaken, pijnlijk duidelijk voor ogen zal staan , dat het economischc maar een deelprobleem is.
I) Tenzij uitgaande van een streng historisch ·materialistische beschouwingswijze.
15
Ontvangen litteratuur
Prof. Mr. J. Valkhofl, De Aigemene Maalregel van Besluur in hel Publiekrechl van hel Bedrijfsleven. -Tjeenk Willink 1959.
Reeds in een eerdere publicatie kondigde prof. Valkhofl deze brochure aan I) De inleiding en het eersle hoofdsluk beva tten de aanmerkelijk uilgewerkte en enigermate omgewerkte stof van een college, gehquden op de Universileitsdag in 1957.
De Inleiding bestaat uit een beschouwing over de begripsbepaling van de tite l van de brochure.
In Hoofdsluk I "Formeel" worden enke le bizonderheden en merkwaardigheden van formeelstaatsrechtelijke aard besproken. T er sprake komen hel iniliatief, de behandeling, de totstandkoming, de wijziging en intrekking en de geldigheidsduur van de Aigemene Maatregelen van Besluur, in het bizonder als legi slalieve produkten en geldingsbron op het gebied van het publiekrechl van het bedrijfsleven. Achlereenvolgens worden de verhouding staal (overheid) - parlicul ier bedrijfsleven
I) Dil was in de terminologie va n prof. O. H . Wawelaar een exlerne refl ectieve ex-ante verwij z ingsvoetnoot.
en parlement (wetgever) - Kroon (welgever) bij de rechtsvorming bezien.
Het tweede en laatste hoofdstuk "Materieel" is gewijd aan de inh()ud van de talloze Aigemene M·aatregelen van Bestuur met algemeen bindende, administrat iefrechtelijke voorschriften van overheidswege. Behandeld worden:
de verpl ichte inho ud van een AMv B, welke soms bij wet word t voorgeschre- · yen, het bij AMvB regelen van details en bizondere voorschriften, welke afwijkingen en vrijstelli ngen van en uitzonderingen op een wettelijke regeling kunnen bevatten, de mogelijkheid, dat een AMvB een uitbreiding van wettelijke voorschriften inhoudt, overdracht van in de wet gegeven, geregelde of omlijnde bevoegdheden bij of krachtens AMvB, dispensalie La.v. ee n wettelijk voorschrift, te regelen bij AMvB, het geven van ri chtlijnen en (algemene) regelen bij AMvB.
Het geheel is, zoals gebruikelijk, rijkelijk voorzien van voorbeelden uit meestentijds recente wetten. v. E.
Lijst van geslaagden over de periode 14 maart - 8 april 1959
Candidaats-examen
1650 17-3-1959 1651
1652 1653
Doc!oraal-examen
962 14-3-1959 963 16-3-1959
16
J. Wilken s 1654 24-3-1959 D. Marcus
Mej . R. Chabot 1655 G. Bresser
T. Bakker 1656 A J. D . Blom M . Cohn
J. C P. A va n Esc h 964 21-3- 1959 A Hoonakker J. Gottmer 965 25-3-1959 Mej . S. Weiss
Zojuist verschenen:
Dr. D. HORRINGA,
LEIDERSCHAP EN ORCANISATIE IN DE NEDERL. ONDERNEjlfINC
199 pag., f 16.50
De Academische Boekwinkel P. H. VERMEULEN n. v.
Grimburgwal 13 t /o 't Binnengasthuis Amsterdam-C. Te!. 48312 - 41674
P. VEL THUYS Cz. econ. drs.
Repeteert Candidaatsexamen:
Sociale en Bedrijfseconomie
Doctoraalexamen: f
Bedrijfseconomie
Marnixstraat 290 - Kamer 309 - Amsterdam-W. Spreekuur: Woensdag 3 tot 4 uur. Tel. Zaandam (K 2980) 3315, s'avonds en weekend.
Elke n10rgen al het nIeuws In
c: e Vol ~SlraDI dus 66k Ike morgen
aIle financiele en economische
BERICHTEN-VERSLAGEN-KOERSLITSTEN
COMMENTAREN
w. GRADER Econ. Drs
repeteert
Doctoraal examen: Sociale en Bedrijfseconomie
ROERSTRAAT 102 hs
TELEFOON 717915
K. DE POUS ECON. DRS
repeteert voor
VEERSTRAAT 8
Amsterdam-Z.
Telefoon 71.55.88
CANDIDAATS- EN DOCTORAAL-EXAMEN
de onderdelen
SOCIALE ECONOMIE EN BEDRIJFSECONOMIE