1987 - Nummer 141 - mei 1987

19
E C 0 N o EO landbouwbeleid: de koe(k) is op Borrel van Nederlandse economen ROSTRA 141 MEl 1987 M I C A Studievertraging en studie-uitval: een bron van grote zorg?

description

M I C A EO landbouwbeleid: de koe(k) is op Borrel van Nederlandse economen Studievertraging en studie-uitval: een bron van grote zorg? ROSTRA 141 MEl 1987

Transcript of 1987 - Nummer 141 - mei 1987

Page 1: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

E C 0 N o

EO landbouwbeleid: de koe(k) is op Borrel van Nederlandse economen

ROSTRA 141 MEl 1987

M I C A

Studievertraging en studie-uitval: een bron van grote zorg?

Page 2: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

... DE CARRIERELIJN VAN

DE NIEUWEACCOUNTANI

De accountancy IS een vak waarin men sne/ camere kan maken - vee/at sneller dan If) het bedri}fs/even Dit fenomeen mag memgeen verrassen, onverk/aarbaar IS het niet.

Accountants worden door de aard van hun werk geconfranteerd met een grate verscheldenheld aan bedr!jVen Daardoor ontwlkke/en zij beha/ve grate praktlsche kenms, vee/at een breedte van vlsle die men elders niet sne/ opdoet.

Zeer geprononceerd ge/dt dil voor bedri}fseconomen die hun camere bewnnen blJKMG K/ynve/d Kraayenhof & Co KKC heeft Interessante opdrachtgevers, vaak met Internationa/e vertakkingen Het behoeft nauwe/i}ks betoog dat er van dil soort re/aties vee/ va/t te /eren

Dit /eren uit de prakti}k gaat bij KKC overigens hand in hand met een U/tgebreld programma van Interne op/eldingen dat na het beha/en van het postdoctoraa/ accountantsdip/oma wordt voortgezet In de vorm van een 'education permanente ~

Hebt u zowe/ de capaciteiten a/s de ambille om voor uze/f een sne/ sti}gende /ijn U/( te durven zetten, neemt u dan eens kontakt op met de heer L. Chr. Dell van onze Afde/lng Personee/szaken, KMG K/ynve/d Kraayenhof & Co, Prinses /renestraat 59, 7077 WV Amsterdam, te/efoon 020-5467238

~Klynveld Kraayenhof & CO, Accountants

Page 3: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

ROSTRA EC 0 NOM ' C A

BIad van de Facu1teit der EConomische Wetensehappen aan deU niversiteit van Atmterdam

Redactie Rob Belle Ruben Bergkamp u • ••

Josde Beus [(oos Boering Maria Brouwer Esther Bijlo Liset van Doorn Nico/aas Heij Patricia Jansen Marleen Janssen Groesbeek Pim Joosten Pieter van der Meche . Henry Tjoe-Ny

Redactieadres Ros.tra economica Kamer 2386 J odenbreestraat 23 1011 NH Amsterdam Telefoon: (020) 525 2497

A dreswijzigingen , Studentenadministratie: ' Jo~enbreestraat 23 lOll NH Amsterdam '

Reacties , ne~edactie stelt zich openvoor reac­ties, behoudt zich echter het recht

, voor deze in te korten. '

Oplage '. RO,stra verschijnt 9x per· jur in een oplage van 3250 ex. .,

Advertenties Tarieven op aanvraag v~rkiijgbaar. Opdrachten schriftelijk ,t.a.v. de re-dactie. "

Advertenties in dit nwnD1er van DijJt.er en Doornbos Scheltema KKC Coopers & Lybrand Van Dien & Co. Uni/ever Cariire

Layout Esther Bijlo

FolO's Koos Boering Henry Tjoe-Ny DrUk KaalBoek, (020) 262 908

ISSN 0166 - 1485

Redactioneel Of je nu van voetballen houdt of niet, de naam Cruyff is bekend. Begonnen als speier en nu furore makend als coach. Dat Cruyff als coach furore maakt, he eft hij aan twee dingen te danken: zijn ervaring als speier ~n ,ely,s inzicht in het sp~ en aan het selecte gezelschap voetballers. Ais vlak voor het spelen van de heenwedstrij~ tegen Zaragoza Spelbos en voor de returnwedstrijd ook nog eens Blind en Bosman ultvalle~, dan raakt Cruyff niet in paniek. Maar liefst zes spelers veranderen van plaat~ b~nnen de Ajax-formatie en ze komen allemaal nog goed terecht ook. Cruyff heeft mZlcht en de spelers zijn all-rounders. .. Ais over twee jaar het publiek aileen nog maar komt klJken als er zes aanvallers wor­den opgesteld, dan stelt Cruyff zes aanvallers op! Daar hoeft hij niet eens zijn selectie voor uit te breiden!!! Op onze faculteit lopen zo'n 75 economen rond, die allemaal een redelijke all-r?und opleiding hebben doorlopen en bijgevolg ook all-round zijn. Okee, dat de een hever macro geeft dan financiering, kan ik me voorstellen, maar dat het omgekeerde een ab­solute onmogelijkheid is, komt me vreemd voor. Stel je nu toch eens voo: dat de stu­denten aileen nog maar komen als er twee keer zoveel BOAV- en Marketmgmannen als voorheen staan opgesteld. En als bovendien de scheidsrechter geen extra spelers toestaat, wat dan?! Als student wacht je dan even af en kijkt of er aan de eisen .wordt voldaan. Zo niet, dan vraag je om een nieuwe coach, met ietsje meer spelervanng en inzicht, die aileen de verschrikkelijk goede het recht geeft op een vaste plaats. Wat zeg je? Nee sorry, ik heb geen tijd. .. P.S. Hoorde net dat die tribune met extra zitplaatsen pas komt als we zlJn gedegra­deerd. Gelukkig maar, stel je voor dat we allemaal zouden kunnen zitten als die BOA V- en Marketingmannen weer staan opgesteld. Toch wei wennen!

Inhoud 4 Onderwijs

Studievertraging en stwJ.ie.uitval PimJoosr.en

7 De Europese Gemeenschap is bijna bankroet Henry Tjoe-Nij en Liset 'lXm Doom

8 Organisatie adviesbureau's: onbetaalbaar? Pieter run der Meche

9 Onderwijs CoIlegebesprekingen Statistiek 2 en BOA Y specialisatievak Patricia Jansen, Nicolaas Hey

12 Interview Een econoom in het onderwijs KoosBoering

15 Borrel voor Nederlandse economen Marleen Janssen Groesbeek en Maria BT'C'IIm£r

16 WIR wi! weg Rob Belle

17 Column BeIderok

19 'Raadselachtig DickRiiger

Page 4: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

Studievertraging en studieui • • een bron van te zorg? Dat er bi; iedere studie, dUll ook bi; economie. studievertraging en studieuit­val optreedt is algemeen bekend.Maar hoe liggen de cijfers en oon:aken aan onze faculteit. zijn deze verontrustend of niet? Een gesprek met twee betrok­kenen, onderwijsadviseur H. Oostendorp en studieadviseur B. van Gelder, leert dat de studievertragmg meer zorgen baart dan de studieuitval.

Over het en studieuitval is al veel geschreven. Ii-teratuur over het probleem in het alge­meen als rapporten aan onze faculteit. Over het probleem bestaan dan ook ver­schillende beschouwingen over de oorza­ken en de remedies. Zo bestaat er een be­schouwing die de oorzaken zoekt in leer­lingkarakteristieken taalvaardigheid}, een lJt:~iUIlllU\NllJlK

oorzaken zoekt in de structuur van on­derwijssysteem (o.a. de manier van onder­wijs en beoordelingssystemen) en een die studieuitval ziet als het resultaat van een kosten-batenanalyse. De remedies worden in de oVlereenlwrnstige OesCh()Uw zocht in de aanpak van de ,-l"",oh,, .... ,.H',n

oorzaken.

De factoren die een rol spelen stud ie­vert raging en studieuitval kunnen uitein­delijk ingedeeld worden in factoren aan studentzijde en factoren binnen het onder­mi'iQ"'t1d",,,,,n Tot factoren aan studentzijde horen o.a. de capaciteiten van de student, de studievaardigheden en -gewoonten, mo­tivatie en ten aanzien van studie- en beroepsmogelijkheden, sociale contacten en ext erne factoren zoals ziekte en financiele Tot factoren binnen het behoren o.a. de voorlichting en informatieverschaffing, docentenkwaliteiten, en signa­Ie ring en het onderwijsprogramma.

Onderzoek Mevr. Parent, vroeger aan onze faculteit, heeft in 1984 een onder­zoek gedaan naar en -uitval bij de eerstejaarslichting 129821'83. In dit rapport trekt zij o.a. de volgende conclusies:

4

- De wiskunde eindcijfers van studen­ten die voorafgaand aan de universi­teit VWO met wiskunde I hebben rdatief laag: ongeveer 60% had een 6 of minder voor het yak.

- Voor ongeveer 16% is economie niet de studie van hun eerste keuze.

- Een groot dee! van de studenten (on­geveer 40%) heeft kritiek op het con­tact met de docenten.

- Een derde deel vindt de studiebe-van vier vakken per trimester

in het eerste te zwaar. Een niet zo groot deel van de stu­denten bezoekt steeds de colleges (29% aile en 47% aile werkcolleges).

- Bij een aantal student en is er sprake van studievertraging doordat zij te­veel besteden aan bijvoorbeeld

een tweede studie of een

Ais geeft zij: - Een verdere intensivering van het

om daarmee de vrijblij­IOl" .... ll1"lU te verbreken en de onder­

linge contacten zowel tussen studen-ten onderling als tussen studenten en docenten te verbeteren. Onder­wijsadviseur Hans Oostendorp heeft hierover al In

ROSTRA nr. 137 van januari. - Meer rekening houden met de di­

dactische kwaliteiten van docent en. Eventueel zou bij klachten een didaktische bijscholingscursus

moeten worden. van de voorlichting, o.a.

maken aan de studenten dat het van is de propedeuse in 1 jaar te halen. Begeleiding op het gebied van stu­dievaardigheden, bijvoorbeeld het geven van een aantal colleges studie-

Meer actualiteit en praktijkvoor­bee!den in de colleges.

Cijfers Hans Oostendorp licht toe dat de studie­

voor het grootste dee! ont8taat in de Deze kan worden gemeten door te kijken naar op-komst bij de en de tentamens en naar het percentage na een bepaalde Dan blijkt dat in het eerste trimester van de studie al gelijk 15 a 20% aan geen enkel tentamen meedoet. Deze groep bestaat voor het deel uit student en die economie parkeerstu-die doen (tijdelijk economie doen nadat ze voor een andere studie uitgeloot Veel

vertraging loopt ongeveer 20% op, deze studenten doen aan weinig tentamens mee of halen er maar een paar. De die bij deze ontstaat is over het

Deze stu­moeite de pro-

te behalen. is er nog en groep van 20 a 25% die slechts weinig vp,·t,..,,,,i

oploopt en een van 20 a 30% les haalt. In deze zit de laatste en zeer lichte tendens.

Het aantal afhakers is veel moeilijker te tra­ceren. De cijfers voor de propedeuse zijn

na twee jaar bekend door te kijken naar aanta! overgeblevenen. De laatste het aamal studenten dar de

de van twee jaar de 60%.

Uit deze cijfers dat de uitval voor het overgrote deel in de plaats­vindt. Hetzelfde geldt vom de studiever­traging, ook deze wordt voor het (Y"""'~'<> deel in het eerste jaar opgelopen en min­dere mate later in de studie. Hans Oosten­dorp ziet dat vee! studenten ten onrechte de tijdsduur voor de op twee

stellen. Hij hecht er ook veel be-aan dar de duide-wordt het van groot be-

lang is de in 1 jaar te behalen, vooral bang is dar deze studen-ten aan 6 jaar voor de hele studie niet ge­

hebben en hun studie daardoor nood-P'f':(jw(~nl'f':n moeten stoppen.

baart hem dan studieuitval. Her "A'''''''C hem weI

van deze studenten veel meer zorgen dan de

uitvallers zou

is veel echt onterechte uitval. Dit blijkt ook uit het feit dar de omvang van de studieuitval en -vertraging zusterfacul­teiten vrijwel overeenkomt met die aan on­ze faculteit. Van Gelder geeft hierbij aan dat het dod van de oriente-rend, selecterend en en dat dit in de uitvalcijfers tot komt.

De invloed van de van de tweefa­senstructuur op de cijfers moeilijk vast te stellen. Er is echter geen toeneming van de studievertraging hierdoor waar te ne­men. Van Gelder zegt hie rover dat de in-

ROSTRA 141 MEl 1987

Page 5: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

voering van de nieuwe structuur samen­valt met een veranderende mentaliteit on­der de studenten. Deze nieuwe mentaliteit typeert hij als een no-nonsense mentaliteit, die ook maatschappelijk waar te nemen is. De nieuwe studenten zijn meer doelge­richt en gaan in tegenstelling tot wat vroe­ger voorkwam niet zozeer om het studen­tenleven naar de universiteit, maar meer om het onderwijs zelf en de mogelijkheden na de studie.

Een ander punt dat van Gelder aangeeft is dat de economiestudie bij de invoering van de nieuwe structuur nog gestructureerder is geworden. Dit schept een grotere duide­Iijkheid in het programma en brengt de studenten niet in verwarring, omdat het aantal keuzes dat gedurende de studie ge­maakt moet worden niet zo groot is. Hier­door is de studie voor de studenten beter te overzien.

Massaliteit Ongeveer gelijk met de invoering van de tweefasenstructuur va It de toenemende be­langstelling voor de economiestudie op. Het aantal nieuwe studenten is in de afge­lopen periode enorm gestegen. Het onder­wijs wordt door de hierop steeds erger wor­dende massaliteit eerder slechter dan be­ter, omdat het onderwijssysteem er niet op berekend is. Bovendien is in die periode de personeelsformatie nog eens een stuk afge­nomen. Mogelijke gevolgen zijn de ver­mindering van de sociale kontacten en het slechter worden van de mogelijkheid iets samen te doen. Zoals eerder aangegeven hebben deze factoren invloed op de studie­vertraging en -uitval. Men denkt dan ook dat de uitval hierdoor toe kan gaan nemen.

Een oorzaak van de toenemende massali­teit is het feit dat economie studeren de laatste tijd enorm populair geworden is.' Scholieren kiezen voor economie omdat daar perspectiefin zit, zonder zichzelfafte vragen ofze wei zin hebben in de studie of er wei geschikt voor zijn.

Van Gelder verwacht dan ook dat het ren­dement door deze studenten achteruit zal gaan, omdat de motivatie voor de studie zelf ontbreekt. Men gaat economie stude­ren omdat iedereen in de omgeving het doet. Bovendien richt men zich te vee I op de lange termijn en heeft daarvan een ideaalbeeld ("de toekomst als yuppie­manager bij Shell"), maar verzuimt men te kijken naar de weg die eerst moet worden afgelegd. Up de vraag ot via betere voorhchtmg deze student en ervan weerhouden zouden kun­nen worden economie te gaan studeren antwoordt Van Gelder dat de gegeven in-

ROSTRA 141 MEl 1987

formatie realistisch is, maar dat scholieren aleen die informatie oppakken die ze wil­len horen. Vooral-de twijfelaars en de min­der gemotiveerden hebben deze neiging, waardoor vooral de nadruk die in de infor­matie gelegd wordt op het belang van de wiskunde en in de kwantitativiteit van de studie niet opgepikt wordt. Deze mensen blijken veelal in de propedeuse afte vallen en hier valt weinig aan te doen.

Eventueel zou het verplichte gedeelte be­perkt kunnen worden om de uitval te be­perken, maar het is de vraag of dat wel de bedoeling is, aldus van Gelder. Het ken­merk van de economie-studie aan de U ni­versiteit van Amsterdam is juist de brede scholing, iedere bedrijfseconoom heeft een behoorlijk stuk kennis van algemene eco­nomie en omgekeerd. Bovendien behoort de eerste periode een inleiding in de weten­schapstheorie te zijn en daarbij horen zo­wei algemene economie als bedrijfsecono­mie.

Bestrijding Uitgaande van het feit dat vooral de bestrijding van de studievertraging aan­dacht verdient, komen de aanbevelingen uit het hierboven genoemde rapport van mevr. Parent naar voren. Omdat een groot dee I van de studievertraging ontstaat bij de overgang van VWO naar universiteit moet daar een groot deel van de aandacht naar toe gaan. Het is alleen de vraag op wat voor manier dit moet gebeuren. Hans Oosten­dorp zegt hierover dat het feitelijk gaat om een mentaliteitsverandering die bij de scholieren moet plaatsvinden. Daartoe moet vooral veel informatie aan hen gege­yen worden, zowel op het VWO als op de universiteit. Veranderingen in de lesme­thoden op het VWO ter voorbereiding op de andere manier van onderwijs aan de universiteit zijn niet goed door te voeren, maar des te belangrijker is juist de infor­matie die aan de scholieren gegeven wordt. Het is een kwestie van hen duidelijk ma­ken dat zij anders moeten gaan werken dan op het VWO. Ook voor de universiteit Iigt hier een taak, en dan vooral bij de docen­ten. Zij moeten de studenten stimuleren en de bedoeling van de colleges duidelijk ma­ken. Hiertoe zou de universiteit hen moe­ten begeleiden door onder andere betere (didaktische) scholing.

Het is allerminst zeker of begeleiding op het gebied van studievaardigheden wei iets oplevert. De ervaringen die de laatste jaren hier elders zijn opgedaan zijn lang niet al­lemaal positief, en je zou er aileen een be­perkt aantal studenten mee bereiken. Het is beter vooral docenten die al meer erva­ring hebben met eerstejaarsstudenten in de eerste periode college te laten geven.

ONDERWIJS Een andere mogelijkheid om studievertra­ging in het algemeen te verminderen is de uitbreiding-van het gedifferentie~rde on­derwijs. Dit soort onderwijs kan een sti­mulans zijn voor studenten, omdat zij daaraan beter mee kunnen doen een ze op een bepaalde manier leren studeren. Het grote probleem is hier echter de grootte van de personeelsformatie. Er is gewoon te weinig personeel beschikbaar.

De docenten zouden hun onderwijs wei beter kunnen geven. Veel klachten van de studenten gaan hierover. Een didaktische . bijscholingscursus kan echter aileen bij de aanstelling verplicht worden. Andere do­centen wordt zo'n cursus weI aangeraden, maar zij zijn hier vrij in. Veel van hen den­ken juist dat ervaring veel beter is dan een­bijscholingscursus. Dit zijn daardoor mo­gelijkheden die jammer genoeg te weinig benut worden.

Van studentzijde wordt nogal eens aan­gedrongen om meer actualiteit en prak­tijkvoorbeelden in de colleges te betrek­ken om zo de stof wat interessanter te maken. Zij vinden dat de colleges zoals die nu gegeven worden te ver van de rea­Iiteit staan. Volgens Oostendorp bestaat dan echter het gevaat dat de docenten dan te veel in bun colleges willen gaan behandelen, wat nu al regelrnatig voor­komt. De student raakt daardoor zo overvoerd met inforrnatie en ziet alles niet goed meer voor zich. V oor een deel wijt hij het probleem aan de studenten zelf, omdat die tijdens de colleges vrij­wei geen commentaar op de docent ge­yen. Ais zij dit zouden doen kunnen zij veel veranderen aan de manier waarop de colleges gegeven worden, omdat de docenten best gevoelig zijn voor kritiek als deze van de studenten afkomt. De student van tegenwoordig is ecbter min­der kritiscb en heeft steeds meer de men­taliteit van "ik moet opschieten". Ook meent hij door de toegenomen massali­teit weinig invloed te hebben, volgens Hans Oostendorp ten onrechte; •

Pim Joosten

Inhoud van het artikel is voor eigen ver­antwoording, Pim Joosten.

5

Page 6: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

GRATIS ERE VOOR IEDEREEN DIE AFSIUDEERT

Bent u net afgestudeerd, of hebt u nog een jaar voor de boeg? Dan bezint u zich ongetwijfeld op uw toekomstige carriere. Wat staat u te wachten? Hoe ligt de banenmarkt erbij? Wat zijn de perspectieven voor de toekomst? Wilt u dat weten, vul dan nu de bon in deze advertentie in:

Elsevier Carriere, het nieuwsweekblad met de betere vacatures

Elsevier Carriere is het nieuwsweekblad voor de (coming)- manager. Het blad biedt u elke vrijdag acrueel nieuws, snelle analyses en relevante achtergrondinformatie in een korte en bondige opmaak en stijl; u bent over elk denkbaar actueel onderwerp in zeer korte tijd volledig ge·lnformeerd.

Elsevier Carriere is meer dan aileen maar nieuwsweekblad. In elk nummer treft u vele pagina's aan met vacatures voor de betere functies.

ZO is Elsevier Carriere het blad voor uw carriere, vandaag en morgen!

* Elsevier Carriere wordt op aanvraag gratis toegezonden aan laatstejaars-studenten of pas afgestudeerden aan universiteit of HBO-instellingen en aan hen die niet ouder zijn dan 45 jaar en op management­niveau of in een specialistische functie werkzaam zijn.

I.---------------~ o Ja, ik wi! Elsevier Carriere graag gratis ontvangen. Ro15

Naam: MIV*

Voorletters: Titel:

Adres:

Postcode: Woonplaats:

Telefoon: Geb.jaar:

Onderwijsinstelling: ___________ _

Studierichcing: _____________ _

* Afgestudeerd: jatnee ,jaar v. afstuderen: _ _____ _

Functie: ________ _____ _

Bedrijfsnaam: _ ___________ _

Adres: ______________ _

postcode: _____ Plaats: _______ _

Telefoon: _____________ _

Branche: _____________ _

* doorhalen wat niet van toepassing is.

Dlk kom niet in aanmerking voor gratis toezending van ElsevierCarriere, maar ik wil wei eenjaarabonnementen betaal hiervoor f 60,-. Datum: _____ Handtekening:

• • . GOED VOOR DE BESTE. • •

Page 7: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

De Europese Getneenschap is bijna bankroet Berichten in de kranten eind april van dit jaar geven signalen dat het verre van goed gaat met de E.G. Jacques Delors, voorzitter van de Europese Commissie, waarschuwt ons dat als de situatie niet verandert de E.G. de be­talingen in oktober zal moe ten staken. Een uitzending van 'Gouden Bergen' t maart j.1. deed al het ergste vermoeden. Wat is er nu precies aan de hand?

De Europese Gemeenschap opgericht in 1957 heeft o.a. als taak de handel binnen de E.G. te ondersteunen en regelingen te treEfen ten aanzien van een gemeenschap­pelijk landbouwbeleid. Dit zijn richtlijnen voor een redelijk inkomen voor de boeren, redelijke prijzen voor de consument en een veilige voedselvoorziening. Aan dit laatste wordt zeker voldaan gezien onze enorme overschotten. Om dit te beta len bestaat er momenteel het systeem van bijdragen van iedere lidstaat op basis van de BTW. In de genoemde uitzending van Gouden Bergen gaan de heren Lex Runderkamp en Feike Sal verda op zoek naar de miljarden van de E.G. Zij leggen de nadruk op de fraudege­voeligheid van het Europese bureaucrat i­sche systeem. Een voorbeeld is: men voert iets naar buiten uit wat eigenlijk geen ver­koopbaar landbouwprodukt is (een afval­produkt) en men verkoopt het als boter of als vlees en strijkt de subsidie daarvan op. Een tweede belangrijke constatering in de­ze uitzending kwam van de gezaghebbende Jelle Zijlstra die zegt dat het landbouwbe­leid fundamenteel fout is omdat het leidt tot overproduktie en bijkomend exorbitant hoge kosten. Van het totale E.G.-budget verdwijnt 60% naar landbouw. In Nederland heeft de boer de laatste jaren een dusdanig efficiencyniveau en produk­tiecapaciteit ontwikkeld die de markt niet heeft kunnen bijbenen. Het mislukken van de landbouwproblematiek is het gevolg van het succes van de boeren. Wij zochten Drs. W.G.C.M. Haack op, docent bij de Vakgroep Macro-Economie met als specialisatie de E.E.G.­problematiek.

Consument in de tang " Het huidige landbouwbeleid is een prijssteunbeleid, de wereldmarktprijs is te laag. Er is sprake van een politieke prijsstelling. Elk jaar worden richtprijzen gesteld voor ongeveer 70% van de produk­ten, met name graan en zuivelprodukten. De richtprijs wordt in stand gehouden door interventies op de E.G.-markt en door bescherming tegen importen. Er is een vrij hoog prijsniveau, hierbij is het aanbod hoger dan de vraag en de subsidies worderi gebruikt om het overschot op te nemen. De consument wordt dus dubbel belast want hij betaalt mee aan de E.E.G .­bijdrage en hij betaalt een hogere consu­mentenprijs. "

ROSTRA 141 MEl 1987

De kritiek dat het huidige landbouwbeleid fundamenteel tot overschotten leidt is niet eenduidig. Met name de boeren vinden dat de prijzen te laag zijn. Boeren worden gestimuleerd veel te produceren om hun inkomen op peil te houden. Het gemiddel­de inkomen van de boeren ligt lager dan het gemiddelde van de rest van de econo­mie. In deze redenering wordt verondersteld dat de aanbodcurve contrair verloopt; als de prijs stijgt loopt het aanbod relatief te­rug. "Volgens mij loopt de aanbodcurve heel normaal waarbij onderscheid gemaakt moet worden tussen kleine en grote boe­ren. Kleine boeren zullen zoveel mogelijk proberen een voor hen voldoende inko­mensniveau te behalen. Zij beantwoorden dan ook het meest aan het idee van de con­traire aanbodcurve. Na een bepaald pro­duktieniveau hoeft het niet meer zo voor hun. Het zijn juist de grote boeren die enorm veel grond tot hun beschikking heb­ben en kunnen mechaniseren met de mo­dernste technieken. Zij bereiken bij de ho­ge gegarandeerde prijs een gigantisch inko­men door extra (over) produktie. Zij vol­doen aan het beeld van de normale aanbod­curve. Boeren uit de middengroep worden gedwongen Of uit te treden Of mee te gaan met de produktierace en daar gaat het mis."

Alternatieven Een alternatief is om de boeren een basis­inkomen te geven. J e laat de prijs flink zak­ken, je kijkt wat de boer aan inkomen daar­uit krijgt en dat vul je aan tot een bepaald norminkomen. Je moet als het ware de boe­ren ontmoedigen om teveel te produceren. Dit is veruit de rechtvaardigste politiek. Aile subsidiestromen naar de boer worden zichtbaar en dus ook politiek bespreek­baar. Sociaal is het voor de boeren echter onaanvaardbaar want zij zien de aanvul­ling als bijstand.

Failliet Het feit dat de E.E.G bijna failliet is, is alarmerend maar betekent gewoon dat er meer betalingsverplichtingen zijn aange­gaan dan het budget groot is. De bijdragen van de lidstaten moeten omhoog en het voorstel van Jacques Delors haakt hierop in. In plaats van de bijdrage op basis van 1,4% van de B. T . W moet worden overge-

gaan op een bijdrage volgens een percenta­ge van het Bruto Nationaal Produkt .Dit is ook een bet ere weerspiegeling van de wei­vaart van de lidstaten. Nederland wordt dan netto betaler in plaats van netto ont­vanger. Vormt bijvoorbeeld de toetreding van Spanje en Portugal ook een aanslag op het E.G. budget? "De toetreding van deze landen is inderdaad een aanslag op de fi­nanciele middelen geweest. Hoewel ze vol­gens het huidige systeem op papier netto betaler zijn, ze ontvangen echter restitutie. De toetreding heeft zeker ook voordelen; het is een afzetmarktvergroting voor land­bouwprodukten uit het Noorden en de lan­den bieden nieuwe investeringsplaatsen voor bedrijven."

Toekomst In de toekomst zal het landbouwsysteem moeten veranderen. De boeren vormen een kracht waarmee veel rekening wordt gehouden. De christelijke partijen hebben veel affiniteit met de boeren. Ook in het groene front zijn ze vertegenwoordigd. Vooral grote boeren zijn goed georgani­seerd. De moderne boer is een soort mana­ger geworden die het grootste dee I van zijn tijd buiten zijn bedrijf doorbrengt. Hij is in staat veel energie te steken ' in lobby­werkzaamheden. De macht van de boeren is echter lang niet zo groot meer als in de jaren '50. Zes procent van de beroepsbe­volking is nu nog boer en dat gaat meetel­len. Andriessen probeert het beleid lang­zaam om te buigen. Om de produktie te be­perken wordt nu gebruik gemaakt van con­tigentering (quota en produktieplafonds), superheffingen en daling van de land­bouwprijzen. Deze maatregelen zijn erg fraudegevoelig. Haack ziet het in­komststeunbeleid zeker als oplossing om de immense uitgaven yen de E.E.G. te be­perken. Grote en kleine boeren dienen echter door­drongen te worden van het feit dat zo'n be-1eid hen niet tot socia Ie drop-outs kwalifi­ceert maar dat zij juist door hun medewer­king te verlenen bijdragen aan het maat­schappelijk nut. •

Liset van Doorn Henry Tjoe-Nij

7

Page 8: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

Orga e tie deb ,om is de schuldvraag na een mislukking nlsa e-a vies ureau S:vaak moeilijk te beantwoorden. Dilemma

Onbetaalbaar? De organisatie-adviesbranche heeft in Nederland een grote omvang aange­nomen. Constant worden door de organisatie-adviesbureau's bedrijven doorgelicht en voorgelicht. Ze blijven nieuwe mensen aantrekken terwijl de werkgelegenheid stagneert. Hoe vah dit te verklaren en hebben de adviezen ook het gewenste resultaat? Twee centrale thema's in het boek "Goede raad is duur" van Vera Illes en Kees Calje.

Duidelijkheid Het verhaal bestaat voor het grootste dee I uit een reeks hoofdstukken die als afzon­derlijke artikelen reeds in NRC­Handelsblad zij"'. verschenen. Extra zijn drie enigszins inleidende hoofdstukken en een conclusie. Het verhaal munt uit in dui­delijkheid. Aan de hand van interviews met adviseurs, hun clientele en overige deskundigen proberen de auteurs een bee!d te geven van de organisatie­adviesbranche. Uit het boek wordt duidelijk dat er in de loop van de tijd verschillende ideeen over de juiste werkwijze van organisatie­adviesbureau's zijn ontwikkeld. Het begon met de toepassing yen de theorie van het "Scientific Management". De adviseurs die volgens deze theorie te werk gingen noemen de auteurs de "Experts" . Het wa­ren ingenieurs die probeerden het produk­tieproces te verbeteren. Hun werkterrein was voornamelijk de werkvloer. AI snel splitst er zich een groep af die organisatie- en strategische beleidsadvie­zen aan de leiding gaat geven. In de jaren zestig als de menswetenschappers de bran­che binnendringen komen de behoeften van "de Mens" centraal te staan. Het ont­staan van de onderhandelingsmaatschappij en de verregaande democratisering geeft hen de wind in de zei!en. Deze personen worden de "Begeleiders" genoemd. Nu echter is er sprake van een synthese van beide stromingen. "Mens en doel" staan bij aile organisatie-adviesbureau's cen­traa!' Toch blijven er verschillen. Er zijn twee groepen. De " Probleemoplossers" versus de "Procesverbeteraars". De laatsten pro­beren niet zozeer een oplossing aan te dra­gen maar het probleemoplossend vermo­gen van de client te vergroten. Dit is slechts de grote lijn van het verhaa!. Het boek voorziet het van vee! nuances

. . ' gelfilge voorbeelden en leuke uitspraken. Een voorbeeld is de beschrijving van de le­venswijze van de heer Gilbreth. Zijn vrouw en hij waren overtuigde aanhangers van de theorie van het "Scientific Manage­ment". Ze gingen zover in de toepassing van die ideeen dat ze aan de hand daarvan hun gezinsgrootte bepaalden. Het gezin werd uitgebreid tot een orgelpijp van twaalf omdat ze dachten hiermee de groot­ste efficiency te behalen.

8

Toekomst Er wordt in het boek een schets van de hui­dige situatie en een visie op de toekomst gegeven. De situatie nu is rooskleurig. De overheid voorziet de bureau's voor het grootste gedeelte van werk. De bedrijven zijn vaker dan vroeger bereid een adviseur in de arm te nemen. Op de niet­produktmarkt (marketing, personeels­vraagstukken, bestuurlijke problemen etc.) wordt de grootste groei behaald. Over het toekomstbeeld wordt verschil­lend gedacht. Een negatieve visie Iijkt te overheersen. Men verwacht een vermin­derde vraag omdat bedrijven meer interne adviesbureau's gaan opzetten. Opvallend is dat de hausse in de vraag van nu gekarak­teriseerd wordt als een inhaalvraag. Het gaat weer goed met de economie dus be­drijven hebben weer geld voor leuke din­gen voor hun personee!. Vaak worden ad­viezen aileen gevraagd om status te verle­nen aan een bepaalde beslissing. Je gaat je afvragen of de bedrijven de adviezen weI serieus nemen. Moeten ze ilberhaupt wei serieus genomen worden? Het boek probeert hier middels enige voor­beelden een antwoord op te geven. Een eenduidig antwoord lijkt niet mogelijk. Zo is er het voorbeeld van de sokkenfabriek Jansen de Wit. De adviseurs waren hier kind aan huis. De een na de ander schreef dikke rapporten met aanbevelingen. Op het laatst was de adviseursdichtheid zo hoog, dat de regeringswaarnemer over die tijd zei: "nog meer adviseurs, dat was fy­siek onmogelijk." Bij het bedrijfverander­de er echter niets. Het enige tastbare resul­taat was een aanzienlijke inkomensherver­deling van Jansen de Wit naar de adviesbu­reau's. Het bedrijf werd overgenomen en draait na een zware vermageringskuur weer met winst. Er worden echter ook voorbeelden gege­yen waar de adviseurs duidelijk positieve resultaten behaalden.

Schuldvraag Het blijkt dat het vaak niet duidelijk aan te geven is waarom een adviseur succes boekt of blundert. De oorzaken kunnen zijn dat de opdracht die de adviseur heeft gekregen de werkelijke problemen verhult of dat de opdrachtgever niet voldoende meewerkt. Aan de ander kant schrijven de adviseurs vaak dikke rapporten en houden ze mooie verhalen die niets om 't lijf hebben. daar-

Leuke en interessante uitspraken zijn in de conclusie te vinden. De heer Gudde Twijnstra vergelijkt de organisatieadvi­seur met een eunuch: "Je weet wei hoe het moet maar je hebt het zelf nog nooit mee­gemaakt." De adviseur moet de onderne­mer adviseren maar heeft zelf nog nooit een onderneming geleid. Een ander zei: "Aile adviseurs zijn profe­ten die brood moe ten eten". Het ver­woordt het dilemma waar aile adviseurs mee te maken hebben. De bedrijfsleiding verwacht van de adviseurs een advies dat resultaten geeft. Echter vaak mag dit ad­vies niet te hard oordelen over de leiding daar de adviseur voor verdere opdrachten van hen afuankelijk is. Het beperkt de speelruimte van de adviseurs en tast de kwaliteit van hun adviezen aan. Welk ad­vies de adviseur nu ook geeft, in deze situa­tie zit hij altijd fout. Het kan natuurlijk niet uitblijven als het om het bedrijfsleven gaat. We kunnen het niet laten ons met de "reus uit het verre Oosten" te vergelijken. Japanse bedrijven hebben een vee I groter aantal technici aan de top van hun bedrijven. Bij ons daarente­gen worden die plaatsen voor het grootste gedeelte bezet door juristen en financiele experts. Economische problemen worden in Japan dan ook benaderd vanuit de we­tenschappelijke en technische hoek. De­zelfde problemen worden bij ons echter als financiele of juridische problemen gezien. Wij denken die met een geschikte manipu­latie van de regels en de getallen te kunnen omzeilen. Het blijkt dat de organisatie­adviescultuur in Japan veel minder sterk ontwikkeld is. Reden daarvoor is dat de ja­panse werknemer veel meer bereid is ver­schillende soorten werk te verrichten. Ook de bereidheid tot samenwerken is groter. In Nederland echter richt men zich sterk op het eigen vakgebied. Organisatie­adviesbureau's zijn nodig om de samen­werking tussen personen te bewerkstelli­gen. Overzichtelijk Het boek is als het ware een potpourri van meningen over hoe het in de branche toe­gaat en hoe het er toe zou moe ten gaan. Geen mening is niet aan kritiek onder he­vig, geen verhaal zonder kanttekening. Het lijkt onoverzichtelijk maar is het niet. Het verhaal wordt zorgvuldig opgebouwd en is in overzichtelijke gedeelten gesplitst. Vooral de conclusie aan het einde van het verhaal vergroot de duidelijkheid. Zo wordt voorkomen dat de lezer achterblijft met een handvollosse eindjes en ten onder gaat aan een overdosis informatie. Voor ai­le glnteresseerden in de organisatie­adviesbranche een lezenswaardig boek. •

Pieter van der Meche

Goede Raad is Duur Vera Illes en Kees Calje

Uitgeverij Bert Bakker, 1986

ROSTRA 141 MEl 1987

Page 9: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

ONDERWIJS

Het hoorspel van D'rs. H. Ten Napel In het kader van onze serie "colleges" een verslag: van het college Statistiek II, dat elke donderdagntiddag gegeven wordt van 13.15 tot 16.00 uur.

Studenten, die een Statistiek II college willen volgen van de heer ten Napel, mogen een klein wereldwonder aanschouwen; vrijwel aIle studenten zijn op tiid, zelfs te vroeg, teneinde een goed plaatsje te bemachtigen, iets wat nor­maliter aIleen bij voetbalwedstrijden voorkomt.

Nadal bij het eerste college vergeefs was g,eprobeerd om ± 65 studenten (sind's wan­neer is groep Al zo groot?) in lokaal 3212 te proppen, werd er uitgeweken naar loka­len als, 1174 en 2174, al naar gelang die be­schikbaar waren, Als we naar de colleges zelf kijken, is deze drukte niet zo verwonderlijk. Ze zijn rond­uit goed te noemen. Door een constant wisse1ende intonatie, duide1ijke en eenvoudige voorbeelden, af­gewisseld met ter zake doende grapjes, weet de heer Ten Napel het yak statistiek

-op zich zelftoch vrij saai- te brengen als ware het een spannend hoorspel. Dit is dan ook te mer ken aan de studenten die opmer­kelijk rustig zijn tijdens het college. Vroeg­tijdig tassen inpakken komt oulr niet voor_ Dit heeft waarschijnlijk tevens te maken met het feit, dat het college een dusdanig goede samenvatting van de leerstofvoor de betreffende week is, dat het goed volgen er­van je thuis uren puzzelen kan besparen. De heer Ten Napel werkt vrij veel op het bord, iets wat de helderheid van zijn be­toog zeker ten goede komt. Het enthousi-

asme en de energie die hij daarbij ten toon spreidt, zijn een essentieel onderdeel van de enorme positieve wijze waarop hij de studenten benadert; je kan zien dat hij ple­zier in zijn werk heeft. Doordat hij tijdens zijn uitleg 'afdaalt' naar het begripsniveau van zijn eerstejaars student en, en niet de -nogal eens voorkomende- fout maakt dingen, die voor deze studenten toch wellastig kunnen zijn, als vanzelfsprekend te beschouwen, is de stof voor een ieder te begrijpen. Het kunstige is hierbij, dat de uitleg net niet te simplistisch wordt, waardoor verve­ling zou kunnen toeslaan. Waarschijnlijk is dit het resultaat van een goede timing en ervaring.

Wat betreft de Statistiek I colleges kan nog gezegd worden dat deze goed aansloten op de tentamenvragen. •

Patricia Jansen

BOA V -Specialisatievak: verplichte literatuur en colleges Wat geldt voor het keuzevak" geldt ook voor het specialisatievak. Bedrijfsor­ganisatie en Arbeidsverhoudingen:: het is razend popui3ir'. Hoewel er per collegecydus slechts plaats is, voor een beperkte groep studenteu (% 15), was het aanbod aan het begin van het derde trimester drie k.eer zo groot. Geluk­kig, start er nu in mel nog een tweede groep met, e,en speciaal onderwerp, maar er blijft een gJro,ep studenten over, die gedwong:en wordt te wachten tot januari 1988. Vour degenen die, na het lezen van dit stuk, besluiten ook het specialisatievalt te willen gaan volgen heb. ik slechts een tip: sta in de periode november~december vroeg op op de vrijdagen, ren naar de brieven­bus. pak de Folia en kijk of je je al kan aanmelden. Wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Eerder aanme1den dan de plaatsingsdatum van de medede­ling is niet mogelji·k.

College- en tentamenverplichtingen De verplichtingen waaraan de student moet voldoen, zijn zeer afwisselend. Door­nemen van verplichte literatuur voor een afgesproken tijdstip, werkcolleges volgen (verplicht), referaat schrijven en een pre­sentatie houden, referaten van medestu­denten beoordelen en actief dee1nemen aan cases. Voor het tentamen moet nog keuze­literatuur worden bestudeerd (300-400 biz) en moet een lijst van 10 stellingen worden ingeleverd, die op het tentamen mede onderwerp van gesprek zullen zijn.

Verplichte literatuur Deze bestaat uit drie boeken van ieder on­geveer 300 bladzijden. De deelnemers moeten de boeken individueel bestuderen en vervolgens in groepjes van 3 a 4, vooraf­gaand aan het college, bespreken. Elke groep stelt drie discussievragen op over het

ROSTRA 141 MEl 1987

betreffende boek. Het college wordt aan de hand van deze vragen gegeven. Het eerste boek, 'Managerseffectiviteit' van Reddin, gaat over de 3-D theorie. Deze theorie be­oogt aan de hand van drie dimensies een zinvolle uitspraak te doen over de verwach­te effectiviteit van een bepaalde manager in een bepaalde situatie. 'Strategic Management' van Wheelen en Hunger bespreekt de factoren die van in­vloed zijn op het strategisch management van een onderneming. Er wordt hierbij o.a. onderscheid gemaakt naar interne en externe invloeden, het SOOft onderneming, de structuur van de onderneming en de sa­mens telling van de top van een onderne­mingo 'Structure in Fives' van Mintzberg draait om vijf verschillende, theoretische vormen van ondernemingsstructuren, met hun voor- en nadelen. Zowel de organisa-

tiestructuur van het eenmansbedrijf als van een multinational wordt in dit boek be­handeld.

De colleges Zoals al vermeld, wordt tijdens de werk­colleges de literatuur besproken. Verder moet de student tijdens de cyclus vier cases voorbereiden, die tijdens het college wor­den behandeld of gespeeld. De student speelt hierin een zeer actieve rol. De taken varieren van het beoordelen van een mana­ger in een bepaalde situatie en het verdedi­gen van die beoordeling, tot het zelf ge­bombardeerd worden tot manager in een volledig nieuwe situatie. De studenten vor­men zelf ook nog een keer een O.R.- verga­dering, die wordt vastgelegd op video, om achteraf te kunnen bewijzen hoe armzalig hun discussietechniek en inlevingsvermo­gen is.

vervolg qJ pagina 19

9

Page 10: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

5M1'TH

/

!

/' /

,/

I

/

KEYNES

WIE VERSTANDIG IS, LUISTERT NU OOK EVEN NAAR EEN ANDER. Mogen we u een paar minuten storen. Laat u even de

grote mannen met rust en richt uw aandacht een moment op Coopers & Lybrand. Eveneens belangrijke namen waar u mogelijkerwijs nog iets van kunt leren. Nu al.

Want alhoewel we beseffen, dat de eindstreep moge­!ijk nog een paar jaar verwijderd ligt, kan een kennismakingmet C&L al een eerste stap in uw accountancy loopbaan betekenen.

Maar allereerst een introduktie: Coopers & Lybrand Nederland vormt een belangrijk

onderdeel van de wijdvertakte organisatie Coopers & Lybrand

GnternationaD. Met vestigingen in Amsterdam, Eindhoven en Rotterdam.

Aldaar is ons er aUes aan gelegen, aspirant-accoun­tants vanaf de start te begeleiden en een stevige opleiding te geven. Wij ge!oven in de filosofie, dat een solide onder­bouw noodzakelijk is om onze gevarieerde clientenkring opti­maal te bedienen.

Bovendien schept een dergelijke basis de beste moge­lijkheden om binnen een organisatie vooruit te komen. Wie goed is gaat snel bij C&L. Zonder te soleren overigens, want wij beschouwen samenwerking, of 20 u wilt, teamwork

als een groot goed. Rest ons nog te zeggen dat er v~~r uitblinkers met internationale aspiraties kansen liggen.

C&L zoekt reeds nu kontakt met studenten bedrijfs­economie, NIVRA tot algemeen dee! of HEAO-RA. Wij geloven, dat mensen er wijs aan doen zich in een vroeg stadium op de toekomst te orienteren.

Irk wil meer weten over Coopers & Lybrand. Stuurt :-;ij daarom d~ o Gedrukte bedrijfsbrochure 0 Diskette Commodore 64 o Diskette IBM PC compatibl e 0 Cassette Commodore 64

Naam Adres Postcode Tel efoo n

_ ___ Woonplaats: ________ _

-- - - - - - ---------Studie-fase: I COOpt. ~ R. Cybrand Nederland t.a.v. mevrouw A. G. van der Goes,

I Antwooranummer 3037, 3000 WB ROTfERDAM. R02 I L ___________ . _~:....J

Page 11: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

INTERVIEW

Je--bent weI gek als je als econOOlll het onderwijs in gaat

Er is momenteel een schreeuwend tekort aan economieleraren, maar er zijn geen economen te vinden die les willen geven. Er zijn natuurlijk wei econo­men die les geven, maar gezien het tekort is leraar worde~ geen populair vakgebied. Wij vroegen Iris de Veer (32), lerares van het Montessori-lyceum te Amsterdam wat het leraarschap zo aantrekkelijk en onaantrekkelijk maakt.

Iris de Veer is na haar eindexamen VWO gelijk economie gaan studeren aan de UvA te Amsterdam. Ze wilde economie gaan doen omdat dat een vak is dat veel met de maatschappij te maken heeft. Dit viel ech­ter sterk tegen, de enige fase die haar echt int<:[esseerde was de doctoraalfase. Zij is twee jaar kandidaatsassistent geweest bij de vakgroep bedrijfsorganisatie en arbeids­verhoudingen, bij prof. Verburg. Officieel staat zij te boek als bedrijfseconoom, maar haar hoofdvak was naast BOA V, economi­sche geschiedenis. Zij is afgestudeerd in 1981.

Sollicitatie Waar heb je op gesolliciteerd na je afstude­ren? 'Dat ligt een beetje moeilijk, omdat ik een nogal uitgebreid eisenpakket heb. In de eerste plaats moet het leuk werk zijn. Daar­naast wil ik in Amsterdam blijven wonen en ik wilde part-time werken. Ik ben van mening dat werken is om je geld mee te verdienen om een beetje aardig te leven en niet omgekeerd. Ik heb gesolliciteerd Daar een baan op een organisatieadviesbureau, maar er waren wei 150 sollicitanten dus die kans was weI heel klein. Daama heb ik gesolliciteerd op het Montessori-lyceum, echter helemaal niet serieus. Tot mijn ver­bazing werd ik aangenomen, een baan voor 14 uur in de week. Ik vond dat wei leuk dan kon ik nog een beetje doorsudderen tussen studeren en werkelijk groot mens worden. Ik ben daar echter gebleven. Ik ben daamaast nog wetenschappelijk mede­werker geweest bij vrouwenstudies. In eerste instantie dacht ik ontslag te nemen als lerares, maar de baan bij vrouwenstu­dies zou maar voor een jaar zijn en maar twee dagen in de week, dus heb ik mijn le­raarschap en mijn wetenschappelijk werk naast elkaar gedaan. Ik vond het laatste leuk werk, maar het werd onderbetaald en ondergewaardeerd met die twee dagen. Ret werk vergde eigenlijk vier dagen in de week, maar de faculteit vond het kennelijk niet zo belangrijk dus heb ik na 21f2 jaar ontslag genomen.' 'Je hebt niet speciaal gekozen voor het leraar-

12

sclUJP:' , 'Nee, absoluut ruet. Je bent wei gek als je als econoom het onderwijs ingaat: het ver­dient weinig, je moet je buitewnatig in­spannen en het is heel zwaar werk Ik heb nooit het idee gehad om in het onderwijs terecht te komen en ook niet dat wanneer ik er eenmaal in zou zitten, ik er zou blij­ven. Dat laatste weet ik trouwens nog niet zeker, maar ik ben er in ieder geval 6 jaar gebleven. Ik heb altijd weI gedacht dat het een leuk SOOft beroep zou zijn, maar met direct voor mij . Op het moment dat ik van de middelbare school afkwam was lerares worden wei het laatste waar ik aan dacht. Een adviseurschap lijkt me trouwens nog steeds heel erg leuk, omdat je dan kortlo­pende projecten hebr, waar je je in in moet werken en daama af moet sluiten en dan begin je weer met iets anders. Bovendien combineert het, denk ik, het SOOft talent wat ik heb: meer dan aileen vakkennis, maar ook intuHie en omgang met mensen.' 'Hoe stond het met je onderwtjsbevoegdheid? Was je eerstegraadsbevoegd?' 'Ja, ik starn uit de tijd dat je een automati­sche eerstegraads lerarenbevoegdheid kreeg wanneer je klaar was met je studie. We konden wei een aantekening halen, die bestond uit het volgen van drie colleges, waarin verteld werd dat je nooit met je rug naar de klas moest gaan staan en dat het VWO uit zes klassen bestond in plaats van de RBS vijf. lk heb op die colleges bijna niets opgestoken. Ik ben er van overtuigd dat je mensen die geschikt zijn voor het on­derwijs een heleboel kan leren over het on­derwijs, maar je moet het weI in je heb­ben. Ais je het in je hebt leer je het toch weI, maar als je het niet in je hebt leer je het nooit, dan wordt het een martelgang voor je leerlingen, maar vooral voor jezelf.'

'Wat zijn de leuke kanten van het onderwijs en het lesgeven? ' 'lk hou van onderwijzen, ik vind het heel leuk mensen dingen duidelijk te maken, die vaak heel ingewikkeld zijn. J e moet het zelf heel erg goed begrijpen en als leraar kom je er achter hoe weinig je eigenlijk weet van economie. Voor de meest simpele

termen weet je aileen hele vage definities. Ik had geen flauwe notie van wat nou de kern was. V rageIli aIs: waarom ziin ceono­meu nou naar iets gaan zoeken naar iets als welvaart" ofwat ~t economeI1l bezig ge­houden bij het ontdekkell van het prijsme­chanisme,. daar wist ik. ~ antwoord op. De leerlingen komc:1!F met hele 'oervragen', bil1iOorbeeJid: waarom W'OIden (!i' gee'll au­to's g,emaakt die tao: jaar meegaan. Oat is dan n(Jg een relti.ef: simpcle vraag, maar ik zit soms met mijo fumden in het ha-ar.Het is op zo.' n moment he1emaal niet exg om te zeggen dat ie het antwoorcr. op dat moment niet weer. Dat accepteren de leerlingen ook, meer dan wanneer je verhalen zou gaan vertellen, dar prikken ze direct door.'

Eerste dag De grootste 'ramp> 'I700T beginnende leraren is de eers le dag. Hoe ging jouw eers te dog in ztjn werk? 'Toen ik kandidaatsassistent was heb ik res moe ten geven aan eerstejaarsstudenten en dat ging vrij goed. Ik weet niet wat ik deed, maar ik had contact met de studenten. Ik probeerde de namen te onthouden, want dat is een manier waardoor je ze tot indivi­du maakt. Ik heb ook lesgegeven aan stu­denten in de doctoraalfase, dit ging ook goed, maar de studenten waren mer dan ook meer gemotiveerd. De eerste dag dat ik op school kwam, was een paar dagen voor­dat de school begon. Ik ben het lokaal gaan bekijken en had wei een angstig gevoel. Toen kwam er een leerling op mij af en die vroeg of ik van economie was. Of hij vast kon beginnen. Ik dacht dus dat dat een zie­ke was en dat de rest van de klas wei ver­schrikkelijke engerds zouden zijn. Maar dat viel heel erg mee. Ik stelde me voor en vertelde dat dit de eerste keer was dat ik aan een middelbare schoolles gafen vertel­de ook direct dat ik dus ook niet precies wist hoe en wat en dat ze rustig met klach­ten naar me toe mochten komen. Ze waren echt ontzettend aardig. De eerste keren praatte ik twee uren achter elkaar vol, dan lagen ze met de kin op de bank en zeiden: 'het was weI een beetje erg lang'. Ze zijn ei­genlijk heel erg tolerant en hebben r;,ij ook

ROSTRA 141 MEl 1987

Page 12: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

dingen uitgelegd. Ik was gewend om colle­ge te geven en de sleutelwoorden op het bord te schrijven. De klas nam het bord letterlijk over, waardoor ze de aantekenin­gen later nooit terug zouden kunnen lezen. De eerste twee maanden heb ik daar niets van gemerkt, ik dacht dat het wei ging. Daarna ben ik begonnen met het schrijven van hele zinnen op het bord, een soort ge­prepareerde dictaten. J e merkt op een ge­geven moment ook dat ze, voor mij hele ge­wone woorden, niet begrijpen. Op het mo­ment van wegdutten moet je opletten, want dan snappen ze het niet meer.'

Aandeel Heineken Je kan als leraar een heleboel actualiteit in je lessen verwerken. Besteed jij veel aandacht aan actualiteit in je lessen?' 'Ja, je kan zeker veel actualiteit in je lessen verwerken en dat doe ik ook. De leerlingen hebben 's ochtends de krant gelezen en komen dan ook met diverse vragen: hoe zit het met de dollarcrisis of waarom doen · Japan en Amerika zo gek, etc. Het is heel uiteenlopend wat ze willen weten. Ze willen nu bijvoorbeeld naar een aandeel­houdersvergadering, omdat ik daar wat over verteld heb. De enige mogelijkheid om daar te komen is het kopen van een aandeel, dus nu gaan we een aandeel Heineken kopen, omdat deze firma vlak naast de school zit. Ik probeer ook regelmatig bedrijven in te gaan, want ik vind het een grof schandaal dat zelfs economiestudenten kunnen afstuderen, zonder een bedrijf ooit van binnen gezien te hebben. Maar ook de leerlingen moe ten gezien hebben wat bedrijvigheid nou is. Bedrijven zijn echter niet zo snel bereid om rondleidingen te geven aan scholieren, want ze houden niet van pottenkijkers. Het interessante van dit yak is ook dat je wordt gedwongen je in de actualiteit te verdiepen. Ik leer nog steeds over bepaalde onderwerpen, over de essentie van geld­schepping of buitenlandse handel. J e leert steeds je kennis te 'strippen' van overbodige poespas. Het eindexamen bestaat uit een heleboel overbodige abstracties, die je de leerlingen moet aanleren, bijvoorbeeld het macro-model. Op het VWO is dat misschien nog wei te verdedigen, maar op de HA VO is het een soort rekenexercitie geworden. J e wilt de leer ling een weerbaar burger maken. Ze moeten kennis die op hen afkomt via de media op hun essentie kunnen toetsen. Ik laat ze bijvoorbeeld een artikel van prof. Bomhoff lezen over de staatsschuld. Bomhoff beweert in dat artikel dat de staatsschuld een probleem is voor de komende genera ties. Ik heb ze daarvoor uitgelegd dat dat niet zo is en laat ze zien dat ze bedonderd worden, want Bomhoff,

ROSTRA 141 MEl 1987

hoogleraar economie weet dat dat niet waar is. We zijn ook een keer naar de voorlichter van financien gegaan. De kinderen mochten de voorlichter allemaal vragen stellen, maar de voorlichter werd witheet van de moeilijkheidsgraad van de vragen. We mogen voorlopig ook niet meer terugkomen. Door die dingen krijgen de leerlingen meer plezier in het yak, waardoor ze beter leren, ook de dingen die wat abstracter zijn. Het contact met de leerlingen is overigens heel leuk. Ik hou van die leeftijdsgroep, enthousiast, maar ook heel fel over voor- en nadelen, een beetje zwart-wit denken. Ik leer ze een beetje nuanceren, daar hebben ze behoefte ook aan op die leeftijd. Ik kan het over het algemeen goed vinden met de leerlingen. Er zijn ook een heleboel andere kanten aan dit beroep, die niets met het yak te maken hebben. Bijvoorbeeld meegaan op werk­week. Ik zie het als voigt: je bent voor 90% opvoeder en begeleider en voor 10% vakdocent.'

Je hebt de hoofdvakken economische geschie­den is en interne organisatie gedaan. Heb je, nu je werkzaam bent als leraar nag profijt van die vakken? 'Ja, vooral economische geschiedenis was een zeer nuttig yak. Ik yond de econo­miestudie echter over het algemeen erg mager, je leest vooral secunda ire litera­tuur. J e kan je doctoraalexamen halen, zonder ooit een origineel gelezen te heb­ben! J e hebt daardoor toch een beetje leer­boekenkennis en dat is niet altijd geschikt om aan anderen over te dragen. Ik merk dat in vergelijking met collega's, die geen economie gestudeerd hebben, maar de le­rarenopleiding of het bijvak economie ge­daan hebben, dat je een heel breed arsenaal aan kennis hebt en dat is heel plezierig om op terug te kunnen vallen.' Je werkt op een Montessorilyceum. In welk opzicht veschilt deze type school van het 'nor­male' schooltype? 'De leerlingen zijn heel zelfstandig en ge­motiveerd. Ais ze echt geen zin in leren hebben vallen ze af. Een groot verschil met andere scholen is ons lesmateriaal. Het is de bedoeling dat je dat grotendeels zelf schrijft. Ik werk ook wei met het materiaal van de Landelijke Werkgroep Economie Onderwijs (L WEO) dat is ontstaan uit on­vrede met het bestaande lesmateraal, maar een gedeelte schrijf ik zelf. De leerlingen werken dus met schriftelijk materiaal, wat bestaat uit het beantwoorden van vragen. De mogelijkheid bestaat ook om samen te werken in groepjes. Ais de leerling klaar is met een bepaald gedeelte dan zegt hij dat tegen mij. Ik overhoor het dan en teken vervolgens dat gedeelte af. Af en toe spreek ik een proefwerk af om een bepaald gedeel-

INTERVIEW

te te toetsen. Toetsing gebeurt via open vragen, waardoor ze ook leren formuleren. Echter het meeste gaat via mondelinge overhoorbeurten en daar zijn speciale uren voor gereserveerd. Dan praat je dus indivi­dueel met hen, waardoor het contact met de leerlingen wordt verbeterd. We werken

. ook met speciale aandachtsgebieden. Dit jaar hebben we bijvoorbeeld vee I aandacht geschonken aan de internationale handel. Vragen als hoe komt een wisselkoers tot stand? Wat zijn comparatieve kosten? Wat is het verschil tussen flexibele en vaste wis­selkoersen? Om die vragen te kupnen beantwoorden moet je het voor jezelfhele­maal gaan uitdiepen en vervolgens terug gaan naar de vraag hoe je het de leerlingen moet gaan vertellen.' Aan welke eisen moet een leraar volgens jou voldoen? 'Op de eerste plaats moet je niet bang zijn voor menien, want je moet wei dagelijks het 'toneel' op. Je moet ook iets te vertellen heben. Je moet het leuk geven1 want als je het niet leuk vindt merk je dat gelijk in de klas; het is een twee-weg systeem. Ais jii enthousiast bent zijn de leerlingen oak en­thousiast en omgekeerd. Ik denk dat je dat van jezelf wei moet weten, je moet'iedere keer weer enthousiast zijn. Nog een zeer belangrijk punt is dat je jezelf moet ken­nen, je moet heel goed weten hoe je zelfin elkaar zit. En je moet absoluut het onder­wijs niet in gaan als je beroemd of be lang­rijk wilt worden. Je kan eigenlijk geen car­ri~re maken. Ais je carri~re wilt maken moet dat nooit voortkomen uit onvrede met je onderwijsbaan. Je begint gelijk bo­venaan, maar daar eindig je oak. Ook iets om niet te vergeten is dat het relatief wei-

veroJOlg op pagina 17

13

Page 13: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

BEDRI FS­De U nilever financieel-economische manager heeft een zeer veelzijdige functie. Hij is niet aileen verantwoordelijk voor management-en financial accoutlting, maar ook het beleid ten aanzien van inkoop, logistiek en business systems behoort veelal tot zijn taakgebied.

EISEN

ECONO MV

E N Voor startfuncties in de financieel-econo­mische sector heeft U nilever momenteel plaats voor jonge academici die aan de volgende eisen voldoen:

. e een doctoraal bedrijfseconomie

U ni/ever is een zeer succesvol internationaal opererend concern met tal van werkmaatschappijen in Nederland. Dankzij een sterk doorgevoerde decentralisatie bezitten deze een grote mate van autonomie en geven daardoor hun managers de nodige vrijheid en zelfstandigheid.

Unilever biedt bedrijfseconomen door de grote ver­scheidenheid aan werkmaatschappijen en centrale diensteninteressante mogelijkheden v~~r een financieel­economische carriere . •

(bij voorkeur administratieve organisatie, kos­ten en winst, boekhouden en belastingrecht) eeen sterke persoonlijkheid egoede communi­catieve eigenschappen e een flexibele geest e het vermogen om in teamverband te functio­neren e leidinggevende capaciteiten.

TRAINING EN BEGELEIDING Uw loopbaan bij Unileverwordtvanafdeeerste dag zorgvuldig begeleid. Door training-on-the­job en door interne en externe, korte en langere trainingen wordt u gedurende uw loop­baan steeds op de volgende stap in uw carriere voorbereid.

Het volgen van de post-doctorale studies voor accountant of controller behoort even­eens tot de mogelijkheden.

STARTFUNCTIES EN VERDER U nilever biedt jonge bedrijfseconomen vele startmogelijkheden zowel bij werkmaatschap­pijen als op het hoofdkantoor. Het tempo van functiewisseling in de eerste jaren is hoog en het werk gevarieerd.

Indien wordt voldaan aan de zware U nilever managementeisen, bestaan er ruime carrieremogelijkheden. In Nederland, maar ook in het buitenland.

BELANGSTELLlNG? Hebt u interesse en beantwoordt u aan het geschetste profiel, dan willen wij graag met u kennismaken. Richt uw sollicitatiebrief met curriculum vitae aan Ir. B.H.W Wesselink, Algemene Personeelszaken Nederland, Sectie Management Development, Nederland­se Unilever Bedrijven BV, Museumpark 1, 3015 CB Rotterdam. Of bel: 010-4644256.

[U]UNILEVER '---_____________ 'NWERELDVAN MOGEUJKHEDEN

Page 14: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

Borrel voor nederlandse econotnen Op 24 maart 1987 organiseerde de kring van Amsterdamse economen een van haar bekende borrels in de sfeervolle ambiance van de bar van het Amste1hotel. Op deze bijeenkomst zou de heer Ridder een bespiegeling ge­ven over de korte termijn vooruitzichten voor de Nederlandse economie. In plaats van de heer Ridder gaf de heer Frijns zijn visie op de actuele econo­mische ontwikkelingen.

Hij had zijn betoog uit drie delen opge­bouwd. In de eerste plaats kwam de inter­nationale, economische situatie aan de or­de. Een onderwel p dat van groot be lang is voor de Nederlandse situatie. Sinds de tweede oliecrisis is het beleid van de westerse ontwikkelde landen erop gericht om duurzame economische groei zonder inflatie te realiseren. Men wil geen hqha­ling van de situatie in de zeventiger jar~n, toen in vee! landen de inflatie de pan uit~ rees met percentages van IDa IS %, terwiji er tegelijkertijd van een economische re­cessie sprake was. Wat betreft de inflatie­bestrijding is men zeker weI in de opzet geslaagd. De inflatie daalde in de jaren tachtig tot ca. 4% voor het OECD gebied. Dit leidde echter wei tot een extra recessie na de tweede oliecrisis door de snelle infla­tiebestrijding. Ondanks de gelijke- intenties van de rege­ringen van de OECD-Ianden, is er toch van verschillen in nadruk in het beleid sprake geweest. Met het aantreden van de regering Reagan in 1979 werd in de VS ge­kozen voor een krap monetair beleid en sti­mulering van de koopkracht door middel van belastingverlagingen. Door deze mix van budgettaire verruiming en monetaire verkrapping kon een snelle opleving van de groei ontstaan bij een lage inflatie. A1s gevolg van deze politiek apprecieerde de dollar. Europa volgde een restrictiever budgettair beleid en kon als gevolg daar­van een lagere economische groei realise­ren. Deze eenzijdige stimuleringspolitiek van de Verenigde Staten moest op een ge­geven moment weI stuklopen. Zij zagen hun tekort op de 10pende rekening voortdurend oplopen. Wat deden de Vere­nigde Staten? Zij draaiden het beleid om., zij combineerden nu een ruim monetair beleid met een krap budgettair beleid. Als gevolg daarvan deprecieerde de dollar; het gevaar van inflatie dat daardoor ontstond, werd teniet gedaan door de in die periode dalende grondstofprijzen. De Verenigde Staten konden op deze manier twee keer de groei stimuleren zonder gevolgen voor de inflatie. Op wereldschaal zijn er echter wei grote onevenwichtigheden ontstaan na 1980, zo­als het grote tekort op de lopende rekening van de VS en de grote internationale schul­den van de derde wereld landen. Wij kun­nen dan ook niet zeggen dat, behalve de in­Oatiebestrijding, het gevoerde beleid erg succesvo\ is geweest.

HOSTRA 141 MEl 1987

Werkloosheid Het fa len van het beleid komt ook op het gebied van de arbeidsmarkt naar voren. Flexibiliteit stond centraal bij de be­leidsmakers die een herhaling van de situa­tie in de jaren zeventig wilden voorkomen. Echter, de nieuwste cijfers over de frictie­werkloosheid in de OECD laten een stij­ging zien. De groei bespoedigt de (weder) opname van de werklozen in het ar­beidsproces niet. De groep langdurige werklozen in Europa is in de jaren tachtig vrijwel verdubbeld. Ook voor de nabije toekomst valt geen ver­betering van de Europese werkgelegen­heidssituatie te verwachten. Het CBP ver­wacht dat de werkloosheid in Europa rond de 19 miljoen zal blijven schommelen. Ook in Nederland wordt de samenstelling van het bestand van werklozen steeds een­zijdiger; het aantal weinig geschoolden on­der de werklozen wordt steeds groter. De werkgelegenheidssituatie in Nederland is sinds 1984 verbeterd. Het aantal werklo­zen is gedaald van 800.000 in 1983 tot 675.000 in 1987. Her aantal arbeidsplaar­sen is echter met een geringer aantal toege­nomen. (ca. 100.000) De oorzaak hiervoor ligt in de afname van de groei van het ar­beidsaanbod sinds 1984. In de periode '82-'83 werd de werkloosheidssiruatiue verhe­vigd door een extra aanbod van gehuwde vrouwen tot ca. 17.000, wat een be!angrij­ke vermindering van de geregistreerde werkloosheid betekende. Dat dit verschijn­sel zich bij een aantrekkende economie en een verbeterde situatie op de arbeidsmarkt voltrok, lijkt een ontkenning van de theo­rie van de 'discouraged worker' in te hou­den. Het verschijnsel van de gehuwde vrouw op de arbeidsmarkt laat zich trou­wens moeilijk in kaart brengen. Vele uni­versitair geschoolde economen hebben hier zich volgens Frijns de tanden al op stuk gebeten. De vermindering van het aanbod van gehuwde vrouwen sinds 1984 gaat dan ook volledig tegen aIle gedane voorspellingen in.

De conjunctuur Er va It een duidelijke scheidslijn te trek­ken tussen aan de ene kant de dollar-Ianden (en in haar kielzog het Verenigd Konink­rijk) en Duitsland, Japan en Nederland aan de andere kant. De ene groep van landen deprecieerde en de andere grfJep zag haar munt effectief apprecieren. Dit heeft gi­gantische gevolgen voor de concurrentie-

positie van de verschillende landen. De de­precierende landen zagen deze aanzienlijk verbeteren, terwijl bijvoorbeeld Neder­land zijn concurrerende uitvoerprijs in 1986 met 100/0 zag stijgen. Wei zagen Ne­derland en ook Duitsland de binnenlandse koopkrachtsituatie -llerbeteren als gevolg van een daling van de invoerprijzen. Met als resultaat van dit alles een als sneeuw voor de zon wegslinkend overschot op de lopende rekening, net op het moment dat men oplossingen had gevonden voor het nationale spaaroverschot. De Nederlandse exportontwikkeling werd nog meer ge­remd door een geringere groei van de we­re1dhandel, dan men op grond van de olie­prijsdalingen had verwacht. Achteraf blijkt deze prijsdaling een negatief effect te hebben gehad op de groei van de we reld­handel. De deflatie, die men in 1987 voor Nederland verwacht had door appreciatie van de gulden, lijkt zich niet te materialise­ren. Er is hier sprake van prijsstarheid, die een aanpassing van de Nederlandse econo­mie bemoeilijkt.

Ook op het loonfront is er van starheid sprake. Volgens Frijns zou het gegeven de economische situatie ideaal zijn, als de no­minale lonen in Nederland zouden dalen. In werkelijkheid echter stijgen de lonen als gevolg van incidentele \oonsverhogingen en contractloonstijgingen in 1987 met ca. 2,5 %. Dit is gunstig voor de binnenlandse koopkracht, die voor modaal met 3% in 1987 zal toenemen, terwijl ook de minima er nog zo'n 2,5% op vooruit zullen gaan. Het Nederlandse bedrijfsleven zal in 1987 een duale ontwikkeling kennen. De voor de binnenlandse markt werkende bedrij­ven zullen hun afzet en winsten zien stij­gen, terwijl op de export aangewezen be­drijven door de verslechterende concur­rentiepositie hun winsten zien verminde­ren. In totaliteit zal de winstpositie van het Nederlandse bedrijfsleven verslechteren en voor het eerst sinds jaren zal de arbeid­sinkomensquote een stijging te zien geven.

Voorspellingen Het blijkt dat, in de huidige economise he situatie, het doen van voorspellingen een hachelijke zaak is. Zo had men de daling

. van de olieprijzen en de waardedaling van de dollar niet zien aankomen. WeI had men een scherpe daling van de Europese rente verwacht. Het ecart tussen de, voor Nederland zo belangrijke, Duitse rente en

vervolg op pagina 16

15

Page 15: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

W.J.R. wil weg De ODS allen bekende Wet Investeringsrekening (de WIR;) staat nog steeds ter discussie. De grote vraag hierbij is of de resultaten van de wet nog ge-

___ .toel!t_kunnen worden aan de oc.>~pr()nkelijke doelstellingen. Anders gesteld: tan de WIR nog weI doelmatig c.q. doeltreffend worden genoemd? net moet voor een wet weI erg vervelend zijn te ontdekken dat ze misbruikt. uitge­molken en misschien weI uitgelachen wordt.

Op 24 mei 1978 werd de wet van kracht, waarbij het terugdringen van de werkloos­heid door middel van stimuleren van en richting geven aan de investeringen cen­traal stond. Deze wet diende het reeds bestaande stelsel van investeringsaftrek (en -bijtelling) en vervroegde inschrijving te vervangen. Het zou een meer specifiek in­strument van het investeringsbe1eid wor­den, waarbij vooropgesteld werd dat er een duidelijke relatie moest komen tusen de maatschappelijke wenselijkheid van de in­vesteringsaktiviteit en de omvang van de subsidie.

Zoals we gewend waren van de ambtenarij werd een (te) gecompliceerd geheel verzon­nen. Zo gecompliceerd en uitgebreid met basispremies, kleinschaligheidstoeslagen, milieutoeslagen, verzinmaarietstoeslagen en uitsluitingsbepalingen, dat niemand het als geheel ooit heeft kunnen bevatten. Na vijf ingewikkelde jaren bedacht men zich plotseling dat het eenvoudiger moest. En jawel, prompt kwam er een wetsvoorstel. Vanaf 1-1-'84 heeft de nieuwe W.I.R. kracht van wet, maar of het een verbete­ring is geweest? Het basispremie- en toeslagenstelsel is ge­handhaafd, zij het dat de onderscheidene categorie~n samengevoegd zijn tot een ca­tegorie met een uniforme basispremie van 120/0. Tot voor januari 1984 kende de W.I.R. namelijk 6 categorieen be­drijfsmiddelen, elk met een verschillend basispremiepercentage.

vervolg van borrel

de Amerikaanse rente is het laatste jaar echter verkleind, wat de ruimte voor een daling van de N ederlandse rente tot onge­veer nihil reduceert. Door dit beleid van de Bundesbank blijft er ook een continue ap­preciatieverwachting met betrekking tot de D-mark bestaan. Nederland blijkt in zijn moneta ire beleid met handen en voeten gebonden aan het Duitse beleid. Zowel de waarde van de gul­den als onze rente mogen niet te veel ui~ de pas lopen met wat in Duitsland gebeurt. Dit betekent dat we bijna geen ruimte voor het voeren van een zelfstandige economi­sche politiek hebben overgehouden. Het budgettaire beleid kan moeilijk soelaas bie-

16

Iedereen weet dat er op grote schaal mis­bruik werd gemaakt van de W.I.R. Dat zelfs lagere overheden niet van blaam ge­zuiverd zullen blijken, daar ontdekt is dat deze lagere overheden stichtingen in het le­yen geroepen hebben om zo de premies te kunnen innen. Maar als je spreekt over 'op grote schaal', hoe groot is dat dan? Een simpel rekensommetje. Grofweg vergt de wet ruim 5 miljard over he ids geld en vol­gens een rapport van de Wetenschappelij­ke Raad voor Regeringsbeleid komt slechts 5 tot 150/0 van de voorgenomen investerin­gen daadwerkelijk tot stand dankzij de W.I.R. Oftewel, 85 tot 950/0 verdwijnt, zonder het beoogde doel bereikt te hebben in de vest- dan wei broekzakken van diege­nen die het geluk bezitten op een andere, a1 dan niet slinkse, wijze van deze misstand gebruik te kunnen maken. Dat is dus zo'n 4,5 miljard, waarvan ongetwijfeld een aan­zienlijk deel de grenzen des landes zal overschrijden.

Prof. Dreesman veroorloofde zich tijdens de president's lunch januari van dit jaar, de mededeling dat Vendex International nog nooit een beslissing had genomen op grond van de W.I.R., waarop meerdere aanwezigen hem aankeken alsof ze wilden zeggen: . "Je haalt de woorden uit m'n mond, Anton". Dit is toch wei aardig teke­nend voor hoe ondernemend Nederland denkt over de W.I.R.-faciliteit. Dat dit niet alleen geldt voor de top van het bedrijfsle­yen moge blijken uit wat de W.R.R. nog

den, gezien de recente daling van de olie­prijs, die de Nederlandse aardgasin­komsten ongeveer halveert tot 11 miljard in 1987. Al met al konden de kwistig rondgeschon­ken drankjes en de vele hapjes de bitter­heid van de boodschap van Frijns nauwe­lijks verzoeten. De medegedeelde bood­schap was dermate verpletterend dat geen van de toehoorders het waagde het met de heer Frijnsoneens te zijn en een rooskleu­riger beeld van de Nederlandse economie te schetsen. Een losmaken van Nederland van de Duit­se economie werd door Frijns ontraden. De onzekerheid die daardoor geintrodu­ceerd wordt, zal in ieder geval de Neder­landse rente do.!n stijgen, wat de financie­ringslasten van de Nederlandse overheid

meer in z'n rapport vermeldde. Het bieek namelijk dat het voor veel (vooral jonge) ondernemers veel aantrekkelijker is om de bela sting te zien dalen, daar het frustre­rend is na een jaar hard werken de helft van je winst te zien vertrekken. De W.I.R. bood daarvoor niet genoeg compensatie, aldus de meerderheid van de ondervraagde ondernemers. Concurrentievoordeel? Bui­tenlandse bedrijven die hier dan niet meer investeren? Kom nou. Bedenk wei dat we dus zo'n 5 miljard aan niet weggestroomd W.I.R.-geld overhouden. En vergeet ook niet dat Nederland mondiaal gezien een van de duurdere landen is met een topta­rief van 720/0. In Japan is dit momenteel 700/0, men debatteert over verlaging naar 500/0. Engeland en Ierland volgen met 600/0. In Frankrijk geldt een top van 580/0, Nieuw-Zeeland handhaaft 480/0 en in de V.S. verdwijnt maximaal 280/0 naar de overheid. Ons eigen tarief is dus niet iets om trots op te zijn. Belasting verlaging zou vanwege de ver­langde budgettaire neutraliteit achterwege moe ten blijven, het begrotingstekort mag niet verder oplopen. Maar dit h6eft ook niet als de W.I.R. verdwijnt. Het grote gat tussen bruto en netto inkomens wordt klei­ner als de W.I.R. verdwijnt. Het zwarte circuit wordt kleiner als de W.I.R. ver­dwijnt. De papierwinkel van de bureaucra­tie wordt k1einer als de W.I.R. verdwijnt. Wat zal het toch mooi worden a1s..... . •

Rob Belle

vergroot. Voor Nederland lijkt het niet mogelijk naar voorbeeld van de Verenigde Staten de munt te laten deprecieren, zonder dat dit ernstige consequenties voor de rente heeft. Ais kleine open economie doen wij ,er maar het beste aan naar de grote Duitse broer te luisteren •

Maria Brouwer Marleen Janssen Groesbeek

ROSTRA 141 MEl 1987

Page 16: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

Belderok COLUMN

Disco en Mozart enkele verhouding met het handjevol publiek dat daar

Mozart is niet beter dan disco. Her enige criterium om te be- De factor publiek zal in de komende jaren meer moeten palen of muziek is , is of er mensen zijn die het goed worden betrokken de subsidiering."} Mijn tegenstander vinden. Dit zou dat aUe muziek is en dat het bracht daar tegen in hij iedereen blij wilde maken en dat begrip niets meer waard is. Andersom gaat het niet de blijheid van de een best meer mocht kosten dan de blijheid

van de ander (het was geen econoom dus het woord "nut" is niet gevallen). Maar daar moet een rechtvaardiging voor Waarom mag de ene blijheid relatief meer kosten dan de ande-

op, je kunt niet dat muziek slecht je kan het hooguit slecht De consequentie is dat er geen en-kel criterium te bedenken is waarmee je muziek min of meer

kan beoordelen. re? Omdat men belang hecht aan en avantgar-Dat beweerde iemand en daarom was hij de eerste uren niet van mij af.

distisch toneel. Dat neemt niet uit dat aanbod een keuze moet worden gemaakt. En kan niet geloven dat die keus aIleen door voorkeur wordt bepaald.

Stel dat je dezelfde toepast op Natuurlijk blijft criterium dar je opstelt subjectief, toch pen. Dan zou de subsidiering van kleine experimentele kan het wei zijn om voor de beoordeling te

uitsluitend bepaald worden door persoonlijke smaak. ken. Maar ook manier het criterium gehanteerd Want er is geen criterium om de gezelschappen te beoordelen wordt is subjectief. Misschien is toch niet mogelijk om cri-en de factor publiek kan kleine gezelschappen geen rol spew teria op te stellen waarover bestaat. Ik denk len omdat ze anders helemaal geen subsidie zouden krijgen. (Brinkman zei overigens in de Volkskrant van 17 april: "Het

dat ik gewoon niet wil geloven dat het krijgen van een subsi­die afhankelijk is van de persoonlijke voorkeur van Brinkman

blijkt dat we in ons land tal van zalen hebben, waarbij en ambtenaren. Maar misschien moet ik toch toegeven je echter moet zeggen: de kosten van staan in dat zo IS.

vervolg van leraar

verdient. Ik heb nu een 6/1 0 baan, maar daar ben ik wei 40 uur in de week mee bezig. Als je de kantjes er van af zou lopen, verlies ie heel snel het in je werk. Het is heel erg leuk, als Ie Inzet, maar dan betaalt het weer heel slecht'.

Vertrouwensposide A Is leraar zit je in een vertrouwenspositie. De leerlingen vertrouwen je diverse problemen toe. bent hier niet op voorbereid, maar hoe gaat in zijn werk. 'Dat is een gedeelte van je Ze willen ontzettend vaak in onze ogen gaan over maar soms ook over heel Prt,,,t';op

men. Het is niet zo normaal meer dat kinderen met hun natuurlijke ou-ders wonen. Er zo ontzettend veel ou-ders gescheiden, betekent dat ze niet ai-leen problemen hebben met het scheiden

maar ook met de nieuwe vriend of vriendin, nog naast norma Ie problemen van die \eeftijdsgroep. Ze zitten ook met hele elementaire levensvragen: wat voor zin heeft het waar doe ik het voor? Als ze met komen dan ik met ze en verte1 ze soms war ik zou die situatie. Maar bij heel erge als incest en mishandeling schoolpsycholoog of schoolleiding in. Ik vraag ook we! aan de leer ling of hij of wil dat ik lets doe. Ze willen ook vaak hun hart luchten en vragen dan niet om een oplossing. Ik denk niet dat je de moet hebben aile problemen op te

dat is echt

ROSTRA 141 MEl 1987

Ik denk dar je mensen wei door lV(1,orl,f'f'! het aan

leren van een groepsteehniek, zodat ze le­ren deze gesprekken op een te voeren. J e kan mensen paalde misstanden te bijvoor­beeld kinderen die werkelijk problemen hebben leren onderscheiden van 'queru­lanten', al zal dar niet altijd lukken. moet ook leren een bepaalde afstand te kunnen bewaren, want je kan er ook in ver-drinken. Her is erg om een mid-

te vinden tussen alles af stoten en alles naar je toe trekken. Ik denk dat je daarover moet praten in een groep, vooral de jonge mensen in het onderwijs raad ik dar aan.' Wat vind je ervan dat er nu een heuse lera­ren'U]JI'elaUIK komt, namelijk de tweede fase­opleiding? 'Ik vind het heel dat die tweede fase-

er nu is, maar ik denk niet dat er zoveel eeonomen die daar gebruik van zuIlen maken. Dar ook te maken met de manier waarop wordt tegen lesgeven op de middelbare school, de fa­culteit. Ze besehouwen het toch een als iets wat je gaat doen als je niets anders kunt. Er is natuurlijk veel werk voor eeo­nomen. Er is momenteel een schreeuwend tekort aan economieleraren alle niveau's; van middelbare tot HEAO's. Op dit moment is economie het yak waarin het meest onbevoegd les wordt gegeven. Er zijn een heleboel politicologen en die een bijvak econo­

en die dus nu het eco-

ingaan, omdat er nauwe­Iijks werk is in yak. Ik verwacht dar het tekort aan economieleraren voorlo­pig bUjft. Ze nu weI de leraaropleidin­gen economie aan het stimuleren en er worden zelfs omscholingskursussen econo­mie gegeven op de arbeidsbureau's, maar ik vraag me af of dat wei zo is voor de kwaliteit van het economieonderwijs. Her blijft gewoon een .zeer moeilijk vak.' . Wat zljn jouw toekoms tverwachtingen? B /ijf je in het onderwg$ of Slap je op een gegeven moment toch over naar een andere functie in het bedrijfleven of bij de overheid? 'Ik denk er nog steeds over om over te pen, maar je moet wel beseffen dar je in onderwijs relatief verwend bent. Je hebt lange het is je bent ei-gen baas en je kan intensief met je yak is ook een heel ge-

soort werk, je ziet een heleboel men­sen, en collega's waar je heel in­tensief mee omgaat. Mijn al vrij snel in de beleidssfeer en dan zou ik dus naar Den Haag toe moeten. Dat zou betekenen om zeven uur s'ochtends de deur uit en s'avonds laat weer thuis en dat vijf dagen in de dat is een he1e opga­ve. Ik denk toch nlet dat ik zo'n baan zou willen hebben. Het is een zoeken naar een in een hooiberg als je lets wilt dar vergelijkbaar schept als het onderwijs en werk dus ook nog leuk vindt.' •

Koos Boering

17

Page 17: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

VAN DIEN ~CO* TREEDT GRAAG

IN CONTACT MET AMBITIEUZE

BIJNA AFGESTUDEERDE

BEDRlJFS­ECONOMENMN

Van Dien~Co Accountants Schriftelijke sollicitaties te rich ten aan Van Dien + Co Accountants, t.a .v. de heer R.H. van Ede, Hoofd Personeelszaken , Fizeaustraat 2, 1097 SC Amsterdam , te l. 020-5686610.

·Van Dien + Co Accountants maakt deel uit van de Van Dien groep en is lid van Deloitte Haskins & SeUs International. Een organisatie met 26 .000 medewerkers in 71 landen.

Alkmaar Almere Amsterdam Arnhem-Velp'Sreda Eindhoven Enschede Gouda 's-Gravenhage-Rijswijk Groningen-Haren Haarlem 's-Hertogenbosch Hoogeveen Leeuwarden Lelystad Lochem Maastricht Roosendaal Rotterdam Tilburg Utrecht Venlo Zaandam Zwolle WiUemstad (Curayao) Oranjestad (Aruba) Philipsburg (St. Maarten)

Page 18: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

Dick Ruger Faculteitsraad 27 april j.l. Maandag 27 april was er een extra faculteitsraad om voor mei nog een aantal zaken af te handelen. Hieronder voigt het ver­slag.

Proeftuin Sinds enige tijd is er op onze faculteit een Emancipatie Com­missie aetief. Zij bekijkt op welke wijze de aanbevelingen van de U niversitaire Commissie Emancipatienota op onze faculteit kunnen worden uitgevoerd. Onze faculteit is hiermee een van de voorlopers en de U niversitaire Commissie heeft de faculteit gevraagd of zij als proeftuin wil dienen. Dit betekent dat de faculteit bij de uitvoering van de Universitaire Emancipatieno­ta kan rekenen op de steun van de Universitaire Commissie. De raad heeft hiermee zonder enig bezwaar ingestemd. Het is nu aan de facultaire Emancipatie Commissie om deze proef­tuin tot bloei te laten komen.

Bedrijfs- en bestuurskunde Kort geleden is door de hoogleraren Hoppe (bestuurskunde en politicologie) en van der Weel (bedrijfshuishoudkunde) een rapport opgesteld over de toekomst van bestuurskunde aan de UvA. Hierin hebben zij een aantal alternatieven uitgewerkt, varierend van afzonderlijke post-propedeutische studie be­drijfskunde en bestuurskunde tot een vrije studierichting Bedrijfs- en Bestuurswetenschappen een de FEW. Het gaat hierbij om een post-propedeutische studierichting, wat in­houdt dat studenten van verschillende faculteiten na hun pro­pedeuse aan onze faculteit deze vrije studierichting kunnen volgen. Om economiestudenten alvast enige basiskennis op het gebied van bestuurskunde en politicologie te geven bestaat de mogelijkheid dat de propedeuse economie in de toekomst een andere opzet zal krijgen (meer keuzemogelijkheden). Ik hoop in de komende Rostra's meer informatie over deze nieuwe stu­dierichting te kunnen verschaffen.

"Vrouwen en economische . zelfstandigheid" Nadat in de vorige faculteitsraad op een na aUe VF­programma's (1) waren goedgekeurd kwam dit keer het VF­programma "Vrouwen en economische zelfstandigheid" aan de orde. De Commissie van de Wetenschapsbeoefening (CWB) had hierover in de vorige raad een negatief advies uit­gel racht. Zij was van mening dat het programma, omdat het nog niet zeker is dat de leerstoel van de coordinatrice mevr. Triest ook na 1988 gecontinueerd zal worden. Omdat mevr. Triest externe deskundigen gevraagd had het programma ook te beoordelen en omdat er een gesprek tussen het faculteits­bestuur en het College van Bestuur over de continuering van de leers toe 1 zou plaatsvinden heeft men in de vorige raadsver­gadering besloten een besluit over dit programma aan te hou­den tot deze vergadering. Door aUerlei omstandigheden waren op het moment van deze raad noch het resultaat van het extern onderzoek, noch het re­sultaat van het gesprek bekend. Omdat het over de VF-

RAADSELACHTIG programma's voor 1 mei ingediend moet zijn zat er niets an­ders op dan toch een besluit te nemen. Een aantal raadsleden wilde de goedkeuring van dit programma een jaar uitstellen, zodat er dan meer duidelijkheid zou bestaan over de continui­teit. Omdat de raad niet tot een eensluidende oordeel kon ko­men heeft men door stemming, met 8 stemmen voor en 3 te­gen, uiteindelijk besloten het programma toch goed te keuren.

Intensief/extensief onderwijs Zoals ook uit het verkiezingsnummer van de Rostra blijkt is het intensief/extensief onderwijs een van de belangrijksteon­derwerpen, waarover de partijen in de raad zich momenteel buigen. AUe partijen steUen in de respectievelijke interviews dat zij voor een opdeling in intensief en extensief onderwijs zijn. In deze raad bleek echter dat men het over de manier, waarop deze opdeling tot stand moet komen sterk verdeeld is. Nadat aUe voors en tegens nog een keer de revu gepasseerd waren moest er uiteindelijk gestemd worden over het voorstel, om in totaal I formatieplaats ter beschikking te stellen aan die vak­groepen, die een intensieve onderwijsvorm willen organiseren. De Onderwijs Commissie zal bepalen welke vakgroepen inder­daad intensief onderwijs zullen geven en dus recht hebben op een deel van de ene formatieplaats .

Introductieweek Ook dit jaar zal er voor eerstejaars economiestudenten een in­troductieweek gehouden worden en wei van 7 tim 11 septem­ber. Hiervoor zoekt de Introductiecpmmissie studenten die als mentor/mentrix een groep eerstej,aars willen begeleiden. Als je zin hebt en zeker weet dat je beschikbaar bent tijdens de trainingsdagen (31 aug. en 1 sept.) en tijdens de week zelf beschikbaar bent kun je je opgeven bij Dick van Offeren, kr. 3118 tel. 5254259, of bij Jacques van Brussel, tel 5254168 of 5254024 (SEF).

Vragen en misverstanden Zoals ik in mijn eerste Raadselachtig heb aangekondigd wil ik op deze plaats ook aandacht besteden aan vragen over aller­hande facultaire zaken en aan misstanden op de faculteit. Om­dat deze aflevering al enkele dagen na het verschijnen van de vorige Rostra ingeleverd moest worden zijn er nog geen vra­gen of misstanden binnen gekomen. HEB JE IETS OP TE MERKEN, TE VRAGEN etc.KOM DAN LANGS (kr. 2388, achter de SEF) OF BEL (tel 5254134).

(1) VF = Voorwaardelijke financiering. "F/onderzoek wordt gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs en Weten­schappen, mits deze door de faculteit zijn goedgekeurd en mits de faculteit garandeerd dat de voor het onderzoek beno­digde forma tie gedurende de periode dat het onderzoek loopt (5 jaar) daadwerkelijk aanwezig is. Dit wordt het 'beschermen van VF-ruimte' genoemd.

vervolg van BOA V De referaten Iedere student st:hrijft tijdens de cyclus een referaat van ongeveer 10 bladzijden, over een onderwerp dat direct verband houdt met de tot ale stofvan BOAV- keuze­en specialisatievak. De studenten lezen el­kaars referaten voor de presentatie door, om zodoende elkaar het vuur aan de sche-

nen te kunnen leggen. De presentatie duurt lOa 15 minuten en mag niet bestaan uit het voorlezen van het referaat. De stu­dent wordt geacht hulpmiddelen, zoals vi­deo, bord of over-head projector, te eebrui­ken.

men. Het cijfer wordt voor het overgrote deel gebaseerd op dat gesprek, maar er wordt ook rekening gehouden met de opstelling van de student tijdens de colle­ges en de beoordeling van het referaat plus de presentatie. Verder zal de student wor­den verzocht om enkele van de ingeleverde stellingen te verdedigen. • Het tentamen

Het tentamen wordt mondeling afgeno-Nicolaas Hey

ROSTRA 141 MEl 1987 19

Page 19: 1987 - Nummer 141 - mei 1987

H. Buurma e.a. - Management bij de overheid Nederlands Studiecentrum, 1987

J.R. van Minden - Dic tionary of marketing research St . James Press, 1987

H. Buumk - De economie in Nederland Wolte rs-Noordhoff, 1986

sc etema o ema

vermeuen J. Walsch -The manager's problem solver . Practical solutions to

f 65,- manager's problems Sphere Books , 1987 f 50,25

f 67,05 W.R . Hendriksen - Balans. De jaarlijkse rapportag~'i n kort bestek voor beslissers

f39,75 DonQ, 1987 f38 ,-

B. Ritchie en W. Goldsmith -The new elite, Britain's top chief exe­F.J. ter Heide -Ordening en verdeling, besluitvorming over sociaal- cutives reveil the secrets of their succes. economisch beleid in Nederland 1949-1958 Weidenfeld & Nicolson, 1987 f 44,15 KokAgora, 1986 (49,50

CA de Kam e.a. _ Bouwstenen voor inkomensbeleid en socia Ie ze- S. Blotnick - Ambitious men, their drives, dreams and delusions. kerheid Viking , 1987 ( 49,75

Vuga , 1987 (49,50 S. van Siageren . Het domein van de draak, Philips in Azie Van Arkel, 1987 (23,50

FA den Butter - Model en theorie in de macro-economie Stenfert Kroese , 1987 (30,- B. Stekelenburg . In aile staten, Philips in de V.S.

R.T. Griffiths· The economy and politics of the Netherlands since Van Arkel, 1987 f 16,50

1945 R. Kagie -Berichten uit Hollands gastenboek. Over de werkomstan­Martinus Nijhoff, 1987 f 71, 10 digheden van buitenlandse arbeiders .

Van Gennep, 1987 (22,50

. oe er opers C _____________________ K_o __ n_in_9_s_p_le_i_n __ A_m_s_t_e_rd __ a_m __ l_e_I._2_6 __ 7_2_1_2 __ ~(

Een ·;.lIlis/ra/;iR ttiL tie /)rf)chnn;

V~~r postdoctorale studenten accountancy hebben wij een zeer informatief boekje geschreven

Openhartig Het boekje gaat o.a. in op uw carriere als drs/ as. register­accountant. Het doet dat niet in vrijblijvende. algemene termen. neen het geeft exacte voorl ichting. Dus vertelt het ook over zaken die u in het begin kunnen tegenvallen. Met een zelfde openhartigheid schrijven wij over onze mot ie­yen bij het aantrekken van j onge academici en geeft de

voorzitter van de Raad van Bestuur een onverbloemd oor­deel over onze Maatschap en haar toekomst.

Interesse? U kunt deze brochure schrif­telijk of telefonisch bestellen. Antwoordnummer 11. 3720 VB Bil thoven. Tel. 030-790844. Vraagt u naar mevrouw Klu iters?

Djjker en Doombos Registeraccountants

Behorende tot de

BID)! Dijker Groep