1962 - Nummer 42 - mei 1962

20
ROSTRA E CON OMI CA * INHOUD Alexander Sillem exit . Enige overpeinzingen bij de strijd om de verticale prijsbinding lets over goud , Economie in 16 tekeningen Vraagstukken betreffende de commonwealth en de E.E.G .. Boekbespre kin g Coliegebloempjes lijst van geslaagden Me. J. A. S. R. Schondorff M. Fase pag. 2 8 10 15 15 16 11e JAARGANG Nr. 42 MEl 1962

description

Alexander Sillem exit . Enige overpeinzingen bij de strijd om de verticale prijsbinding lets over goud INHOUD Me. J. A. S. R. Schondorff M. Fase 10 15 15 16 pag. 2 8 , DIEPENBROCKSTRAAT 18 . Telefoon: 71.55.88 CANDIDAATS- EN DOCTORAAL-EXAMEN Econ. Drs SOCIALE ECONOMIE EN BEDRIJFSECONOMIE ECON. DRS de onderdelen repeteert voor repeteert

Transcript of 1962 - Nummer 42 - mei 1962

Page 1: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

ROSTRA ECON OMICA

* INHOUD

Alexander Sillem exit .

Enige overpeinzingen bij de strijd

om de verticale prijsbinding

lets over goud , Economie in 16 tekeningen

Vraagstukken betreffende de commonwealth

en de E.E.G ..

Boekbespreking

Coliegebloempjes

lijst van geslaagden

Me.

J. A. S.

R. Schondorff

M. Fase

pag .

2

8

10

15

15

16

11e JAARGANG Nr. 42 MEl 1962

Page 2: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

W. GRADER Econ. Drs

repeteert

Doctoraal examen:

Sociale en Bedrijfseconomie

ROERSTRAAT 102 hs

TELEFOON 717915

K. DE POUS ECON. DRS

repeteert voor

CANDIDAATS- EN DOCTORAAL-EXAMEN

de onderdelen

SOCIALE ECONOMIE EN BEDRIJFSECONOMIE

DIEPENBROCKSTRAA T 18 . Telefoon: 71.55.88

Page 3: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

ROSTRA ECONOMICA MAANDBLAD VAN DE STUDIEVERENIGING DER ECONOMISCHE FACULTEIT VAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Redactie: P. Bottelier, P. C. i'1aljers, J. J. Meltzer, R. Schondorll, P. Stek. - Gelieve stukken voor de redaclie bestemd te zenden aan: M. Fase, Spaarnd.dijk 265. - Vaar ad'lertenties wende menzich tot:

R. Schondorll, Drilt 35, Laren (N.H.).

Alexander Sillem exit Voortaan zal voor een uitlui geen he Ie Rostra-pagina meer beschikbaar worden gesteld tenzij het formaat van de scheidende redacteur dit vereist. Welnu, Alexan­der Sillem was een redacteur van formaat Meer dan 3 jaar heeft hij de redactie­vergaderingen met zijn aanwezigheid opgeluisterd. T e wijs voor de revolte en te levendig voor een enge behoudzucht was hij altijd een soort dukdalf in de redactie. Hij veerde mee met wilde planncn milar liet er zich nooit door van zijn stuk brengen. Hij kende zijn plaats in het leven e" 'n cle redactie; velen leunden graag tegen zijn gezond verstand. Hij had evenveel sympathie voor faculteithervormende plannen als doorwrochte kennis van IElnge tenen. Hoewel meestal cle gulden middenweg bewandelende, is Sillero geen Middelmatig man. Hij is een van die zeldzame exemplaren voor wie een compromis geen tweederangs oplossing is, evenwel zoder d3t bij hem het compromis tot principe is verheven. Hij was een fi­guur zonder een type te zijn. Zijn fijnzinnig gevoel voor humor en zijn aan­stekelijke lach maakten hem altijd tot plezierig gezel­schap. In Oxford zou hij iJan de eerstejaars studentcn waarschijnlijk als een brok socia Ie voortreffelijkheid ten voorbeeld worden gesteld. Een grap van Sillem zdl de r2dactie nooit ten volle kun-

nen waarderen: zijn dbcto­i'Ga'e)·.amen. Hierdoor is hij u;t ~ns midden gerukt om zich te gaan beweget1 in de hogere standen, waar hij thuishoort. De balans op­rn3kende van zijn verdien­sten voor Rostra komen we tot de conclusie dat de C]uaniiteit en de kwaliteit van zijn artikelen hiervan geen juist beeld verschaffen. Dit is niet verontrustend, daar dezelfde conclusie op nag"noeg aile oud-redac­t'Curen van toepassing is. Rostra is namelijk in zo­verre een buitengewoon

economisch periodiek, dat het meer geC10egen verschalt aan de redacteurcn dan aan de lezers. Veel verdienstelijke uitlatir.gen van Sillem zullen helaas nooit ge­publiceerd kunnen worden. Hij heelt dit altijd goed begrepen en er zich in zijn redactioC1ele activiteiten door laten leiden. Hij gooide zijn paarlen niet voor de zwijnen. Ais hij eens wat schreef vleide hij zich niet met de hoop, dat nog anderen dan hijzelf zijn bijdrage zouden lezen. Deelden toch meer economisten zijn gezond realisme, dan zou er heel wat minder geschrevcn en misschien wat meer gele;en \vol·den Sillem wentelde zich het liefst in het goud en de internationale liquidi­teiten doch ook Marie Antoinette e~ de Oostenrijkers mochten zich in zijn be­langstelling verheugen. In dit nummer vergast hj onze lezers op een laatste uit zijn studententijd stammende proeve van zijn literair vermogen en economisch inzicH. Nu gaat hij zijn capaciteiten verslinge>ren aan een grote Nederlandsche bank. Wij denken met weemoed adn rem terug tot. we zelf voor de bijl gaan.

Redactie

~ _______________________________ J

Page 4: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

b.J--, ~ V]

n- \ )~~~

Enige

strijd om

V)Jv~ overpeinzingen I1"Qy' "

hi; de de verticale prijshinding

In het jaar 1770. reserveerde de fabrikant JOS IAH ~WOOD een plaats in de gesch,eden,sbhlken van zijn land door de prijzen in zijn winkel te Londen vast te leggen om zo een voor die dagen onge­kend einde te maken aan de onderhande-

Ilingen over de prijs van een artikel als vast programmapunt bij ieder verkoop­gesprek, Weliswaar was hier nog geen sprake van verticale prijsbinding in de strict juridische zin van het woord aan-gezien het een ge'integreerd bedrijl be­trof, maar toch betekende dit initiatief een eerste schrede op weg naar het sinds jaar en dag zo omstreden instituut van de prijsbinding,

Econom isten en politici houden zich reeds lange tijd bezig met het beoordelen van de wenselijkheid van al deze vormen van prijsbinding , In vele landen leidde dit reeds (')eruime tijd geleden tot wettelijke beperkingen, Het instellen van een neder­landse commissie tot bestudering van de vraagstukken op dit terrein was in 1960 dus bepaald geen voorbarige geste, T e­meer niet daar in de artikelen 85, 86 en 87 van het on twerp E,E,G,-verdrag in feite reeds geopteerd word t voor opheffen van de verticale prijsbinding en er derhalve na ratificeren van dit ve rd rag weinig keuze is, Ail een de datum van invoeren van de aanbevo len maatregelen en de mate van ingrijpen kunnen dan nog onderwerp van gesprek zijn, Overigens bedenke men dat vele - en met name de interne prijsbindinosregelingen van een land vooralsnog geheel buiten de internationale maatregelen vallen, Vele naties gingen ons voor in een ver­bieden van de colleclieve handhaving van prijsbinding, In deze z in hebben Dene­marken (1956), Frankrijk (1953), Duitsland (1957), Noorwegen (1953), Z weden (1954), Engeland (1956), Verenigde Sta­ten (1937) en Canada (1951) zich reeds uitaesproken, Het is duidelijk dat tegelijk met de afdwingbaarheid van de naleving

2

in ve le gevallen de practische mogelijk­heid tot het verticaal binden va n de prij­zen verdwijnt. De mate van ingrijpen ver­schilt aanzienlijk in de genoemde landen , In sommige gevallen valt individuele prijs­binding buiten de verbodsbepalingen, soms is het geven van "richtprijzen" toe­gestaan, andere landen volstaan met een aanmeldi ngsp licht van prijsbindingsrege­lingen, kortom, er zijn tal van variaties mogelijk, die aile gemeen hebben da t de horizontale en de collectieve p rijsbinding ~e! Sle rkst worden belemmerd, Dit mag geen verwondering wekke n wa nt juist die vormen leveren de grootste gevaren op I van een gefrusteerde werking van het prijsmechanisme ,

Internationaal blijkt er verschil van me­ning te bestaan over het al dan niet wen­selijk zi jn van overheidsingrijpen op dit gebied en zo ja ove r de mate waarin dit dient te geschieden , Deze omstandigheid leidde tot publicatie van ta l van vlug­schriften, brochures, artikelen en zelfs handboeken over dit onderwerp, waa rin de meest uiteenlopende denkbeelden worden verdedigd, Zelfs indien aile poli­ti eke beschouwingen hieruit worden ge­elimineerd blijft er een indrukwekkende reeks psychologische en economische ar­gumenten pro en contra gebonden prijzen over, Het he eft weinig zin te trachten deze wederzijdse pleidooien in kort be­stek weer te geven, Wij geven e r dan ook de voorkeur aan een willekeurige controverse wat nader te beschouwen,

Een op het eerste gezi cht komische tegenstelling is die van voor- en tegen-standers van prijsbinding, die elkaar wederzijds verwij ten met de door hen voorgestane politiek te ';g.ge marges in de hand te we rke n,

Dr, J. A. GEtRl MAN noemt dit in zijn - overigens, getuige bijvoorbeeld de op­merking """ het loopt lekker", niet in zeer wetenschappelijke termen gestelde boekje "Pro en Contra uniforme prijzen van leve nsmiddelen" - ~etto-winst 1..1_" argument" '\ De v66rstanders van ve rticale ""'1~ 6f prijS~!!:ding ormarsCFlUwe n dat op~ u.... ~ van at instituut za l leiden tot ri "ssti" ing, ~~ .(\.

ezien v e a te erin e w ins!. ';'.,:' v"l I E -RTMAN ze f en an ere tegenstanders ~ "I~ beweren het tegendeel,

Nu is de eerste reactie van een buiten­staander statisti sche o nderzoekingen te doen uitmaken welke categorie auteurs het gelijk aan haar kant heeft, Dit nu blijkt met grote moeilijkheden gepaard te gaan want de ciifers zijn voor menige interpretatie vatbaar als zij al betrouw-

Page 5: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

baar zijn. DISRA~LI's bekende uitspraak lijkt wei speciaal geschreven te zijn voor statistische onderzoekingen op dit gebied. Niet aileen wordt het werk bemoeilijkt door de gebruikelijke' storingsfactoren en imponderabilia, er moet bovendien ter­dege rekening worden gehouden met systematische fouten. De statistische ge­gevens zijn voor een groot deelafkomstig van handelaars en fabrikanten, die zelf grote belan,-,hebbenden zijn in het con­flict. Men wege op empirische gegevens berustende uitspraken dus vooral' niet te zwaar, ook al zal lang niet altijd mis­leiding zo duidelijk zijn als in 1937 in de Verenigde Staten, toen de enqueterende federatie van kleinhandelaren zelf aan­bevelingen deed aan de ondervraagden omtrent gewenst geachte lalsificaties en toen de juridische behandeling van een aantal lopende geschillen, die ten on­gunste van de gewenste uitslag van de statistiek kon uitvallen, na overleg werd uitgesteld totdat de enquiHe zou zijn ge­houden. T egen de achtergrond van deze feiten doet het verwonderlijk aan dat menig auteur zijn conclusie op met name bovengenoemde amerikaanse. siatistiek blijft baseren.

Het tekortschieten van de empirische analyse dwingt de ook al met voetangels belegde weg van de deductie te gaan. Dit leidde tot een aantal interessanie theorieen, ook al heeft dit op de vraag in welke van de gevallen de winstmarge van aanvaardbare omvang moet worden ~eacht, geen eensluidende antwoorden opgeleverd.

In plaats van langs statistische weg of verbaal een rechtstreeks verband te zoe­ken tussen verticale prijsbinding en de hoogte van de marge, gingen enkelen de minder speculatieve weg van het ' formu­leren van qe voorwaarden, die het iii dan niet hoog zijn van de winstmarge be­palen. Een volgende stap kan dan altijd nag zijnhet onderzoek in welke mate aan deze voorwaarden is voldaan in een iltmosfeer van vrije en een van gebonden prijzen.

E. HOPPMANN (..Vertikale Preisbin­dung und Handel", Berlin 1957) verwacht dat de marge klein zal zijn bij goederen die een groot marktaandeel paren aan een zwak rnerkkarakter. Het grote markt­aandeel heeft tot gevolg dat de fabrikant niet zo afhankelijk is van de pousserende activiteiten van de handelaar. Het zwakke merkkarakter veroorzaakt een vrij grote elasticiteit van de vraag en daarmede een aanzienlijke prijsgevoeligheid. Omge­keerd zal een uitgesproken merkkarakter, gekoppeld aan een gering marktaandeel een grote winstmarge met zich brengen.

Een qrafische en algebrarsche uitwer­kin~ van deze gedachten geeft Dr. Her­bert HAX in "Vertikale Preisbindung in

der Markenartikelindustrie" (Killn 1961). HAX stelt dat in het geval van verticale prijsbinding een verandering van de han­delaarsmarge door de fabrikant leidt tot het verschuiven van de alzetcurve. Zo doet een vergroting van de marge de afzetcurve naar rechts verschuiven als ge­volg van de vermeerderde inspanning van de handelaar, die het artikel extra aan­beveelt bij zijn clienten, het in zijn eta­lage plaatst; ermede adverteert e.d. Bij opeenvolgende gelljke margevergrotingen zal de daaruit voortvloeiende afzetver­groting niet proportioneel volgen omdat de handelaar nu eenmaal beperkt is in zijn verkooppolitieke middelen.

Indien de marge wordt voorgesteld door H ("Handelsspanne") en het ver­kochte aantal stuks door x, dan kan de mate waarin de omzet reageert o~ een margevergroting worden voorgesteld door

de grootheid a x

dH HAX bewijst nu dat

voor winstmaximering is

daan aan de vergelijking

een voorwaarde dat wordt vol-

ax ax JH--JP'

waarin het rechterlid de helling van de afzetcurve weergeef!.

Het is inderdaad duidelijk dat bij een vergroting van de marge de meerdere in­spanning van de handelaar de omzet positief be'invloedt, terwijl anderzijds een negatieve invloed uitgaat van de als ge­volg van de vergrote marge gestegen prijs. Winstmaximering eist identiteit van beide bewegingen . Het ligt nu maar hele­maal aan de waarde van beide groot­heden wilt uiteindelijk de resultante zal zijn . Uitgaande van een toestand van vrije prijzen en een bestaande marge, zal bij invoering van verticale prijsbinding de marge door de labrikant verminderd kun­nen worden, mits de eerder genoemde vergelijking niet in evenwicht is en daar­van het linkerlid kleiner is dan het rech­terlid . Verbaal gelormuleerd komt dit er­op neer dat bij introductie van verticale prijsbinding de marge kan dalen mils de nadelige invloed op de omzet als gevolg van verminderde handelaarsactiviteit wordt overgecompenseerd door de dank­zij lagere prijs gestegen verkoop. De al­zetcurve is doorgaans inelastisch, de re­actie op een veranderende prijs zal dus niet groot zijn. Wil de labrikant de marge kunnen verkleinen, dan moet de omzet n6g minder sterk reageren op een ver­minderd pousseren. Aan deze voor­waarde is slchts voldaan indien men be­schikt over een zeer "sterk" merk en in­dien het publiek dit merk trouw blijlt on­danks de verminderde inspanning van de detaillis!. Aan deze voorwaarde zal zel­den zijn voldaan.

3

Page 6: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

HAX ac ht prijsstijgingen onder eon re­gime van verticale prijsbinding v/aar­schijn lijker. Daartoe immers moe t in d.'! uitgangssituat ie de negatieve helling Vel n c!e alzetcurve kleiner zijn dan he t l inke r ­lid van de gec itee rde vergelijking . Dit zal de geb ruikelijke toestand zijn , met name in branches waar de voorlichting door de detailhandel een grote rol speelt. HAX noemt farmaceutische en elec tronische ar­tikelen a" Is voorbeelden . Zijn conclusie is I c!~L.~e __ .. r12<3J:9.e bij verticale prijsbi nding in ~et al gem een de neigin~ heel! hoger IS( zijn dan b ij v rije p r ;iz en.

In de ar tike le n reeks "V aste prij zen a Is objec t van theoretische beschouwing" (ESB 1960) gebruikt Dr. W J VAN DE WOESTIJNE een soortgelijke analyse, th ,ms echter in een pleidooi v66r verti ­~ PI;!isb ind inr.' Ee" eenvou d ige f~

, al e al l be oog toelicht zullen w ij in het kort weergeven.

De prijs van een bepaald product wordt voorgeste ld door p, de verkochte hoe­vee iheid c!oor q, de verkoopopbre ngst is in dat geval 01.

Indien de kOStC:l bestaa nde uit cen vast dee l c en een vari abel dee I vq ges t,:, ld w o rde n : c + vq, dan kan de elastic :tei t van de vrclag bc re ke~d worde n als

dq p - e= dp ' Ci-

T er verkrijging van max imale winst moeten grensopbrengst en .g renskos ten gelijk zijn.

d(pq) _ d(c + vq) dp - --~

v -e+1 =- - 'e

p

dq dq p dp -" q - v dp ;

p --" .....: - V e -1

Dit laalste is dan d e 0t imale p r ij s. = VAN DE WOES IUN probee rt daa ' ''Q rnarginale en integrale ko:tenanalyse tot e lkaa r te brengen door als premisse b i j de bovenstaande redenering Ie stelle n dat het artikel reeds in he t assortime nl is opg en ome n. Indien dit ni'el het geval is worden namelijk de integra le kosten in de beschouw ing belrokken . De inteqra ­listen besli:;se n du s o ver opname in het assortim nt, tc rwiil de mar~inalist e n de prijs bepaten VAN DE \/110 SllJN E acht het aanvaardbaar in de detoilhande l var ia­bele kosten en inkoopp;:'Tj ;"'aTs identitei ten te ·beschouwen e n zo resteert de elastici­leit van de vraa als eni e be alende

I ';fIC o r v()o r e g root te van e marge. In­d ~. ", d o: c!ast ici tei t de waarde ,,5" heeft, dan geeJt invullen in de fo rmule

. 5 n = _ v= 125 V r 4 ' dus er wordt een winst van 25 % ge­maakt. Ais de kwaliteit van het artikel in meerde re \V inkels geliik is - aan we lke voorwaarde j-, :: merkartikelen i·s vo ldaan

zal dit leiden tot een hoge vraag-

4

elasticiteit en dus to t e·~n lage w inst. Dit verkla ill't de lage marge in het geval van vrij e p r ijzen. V AN DE W OESTIJNE meent dat de prijs in men ig geval te laag isooorda f de optimale p r ijs beneden d~ ;n teq ril le kosten lig!. Deze situ at ie IS on­;;;anvaardbaar e n dus ~al .-,etrach t wo rden <foo r het v rk lei nen van ri 'se asticiteit d;-;;:;'argc Ie verr,r0ten. E", n van e mi -ae !en daartoe is 1et systeem van de vaste p!iis, d ie d an zo ho ag is gesteld dat een ,edelijke marge is gewaa rborgd Een \'·ilcht.en deze vergroting van de marge te voorkomen door de verticale prijsbin­di:lg onmogelijk te maken ZiJl volgens ge­racmd qrtikel leiden tot een met behulp ''' em andere middelen verkleinen van de e iasticiteit. Zo kan door een bepe rken van deve rge lijkingsmogclijkheid de markt minder doorz ichti g gemaakt worden Dit kan geeffectuee,d worden door het in­vaeren van eigen handelsme rken bij vooc­Qeekl.

D e reactie 0.£ een eve:l tuele opheHing. V<'ln verli cale prijsbind ing in het kort s;;rn " nvattend , concl udeert HAX 'lo"'l'(Ja: ~ nde pr i jze n, t~w i i l VAN DE WC5'ES'= I iJ l'~I: -gc en prijsve rande ring verwacht. De [<.lulste zie t slechts de wiJze van hand­!~ ,1Veil ee n ve rundering ondergaan . Een andere uii spraak was overigens niet te ':CI":I ,Jch te n want te rw ijl HAX uitgaat van de waarschijnlijkheid van een overspan­nc ~ rna rge onder een regi me van pri js­binding, is de prijs bij VAN DE WOES­liJN:: iliJngepast aan het kostenni veau en ;s er in oat geval geen sprake van een uitgebuite marktsituatie.

Aa .• hangers van de Amsterdamsch e be­drij fseconomische School mogen geroe rd '.vorden door de w ij ze ""aarop de int,,­M ale kostpCi[ii-=-- "aa nge no rnen dat deze 'Io lgens de regele n is bepaald - zoals he : een rondsla van de < anbie~ e rilc etaamt ~e l' hal t toebo ep: aan e a s gevo lq Viln ..;;ar-;na le eci' e r in en te ~tcrK r i's, e t is jammer at '.,' .'\N DE WOE IJNE geen aandacht i cdt geschonkc n aan het door tege nSlan­d~ i : VLln vaste p r; ;zc: n aangevoerde ve r­w ijt dat de kos ten de ne ig ing hebben zich hj ee n ve rhoogde verkoopprijs aan te passen. D e onmogelijkheid van het voe­ren van prijsconcurrentie noodt namelijk tot ste rk koslen verhogend e rec lamecam­;:>ilgnes. ve rbetcringen v an ve rpakking en ciccgelijke mee r. Ee~ e xtra moeilijkheid '/oo r hen, die langs zui ver theoreti sche w eg tot cen voo rke ursuitspraak zouden '.!i llen komen.

De rnening van de zOjuist beschouw de Guteur, dat zonder gebon den prijzen de ·:oorzich tigh c id v im de mark t zal w orden bcperkt door het invoere n van nieuwe (llc rken , ro e- pt ee n nieuwe controve.rse ~ p. In GEERTMAN's werkje vind c n wij nomcli1 k de stell ing dat juist het hand­.b.2rf 'i vo. de verti cal e pTijsbin3in"g TelCl t

Page 7: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

tot het invoeren van merken. Ook Prof. Dr. R. L. VAN MUISWINKEL komI fn zijn "Priisvorming en prijshandhavmg van merkartikelen" (Amsterdam 1960) tgt die conclusie. Een nader onderzoek leert echter dat de tegenstelling slechts een schijnbare is. VAN DE WOES E aat namelijk uit~ .. <;;!. lima e Uiiegrale kQ nee en en ver­grotinq van de marg;;-w~rnaar<t, ~ <t.. ficil..e ~e~s j; mabge ~ ~ qrool aehlen, mel name voor e-OrT[fsvormen wa~t ~TaagIi Zlj hebben Fiel oog op de ze! bedienings­zaak, die het eigen merk introdueeert orTldal hel regime van prijsbinding hel onmogelijk maakt mel het oorspronkelijke merk onder de prijs van de concurrenten te verkopen.

. In hel midden latend welk van de beide gereleveerde standpunten juist is, kan men zich alvragen wat het invoeren van eigen merken dan zo ongewenst maakt. T egenstanders noemen lactoren als de te geringe omzetsnelheid, de noodzaak be­trekkelijk 9 role voorraden aan te houden en de onmogelijkheid van produclie in het qroot. Deze bezwaren zijn zeker niet ongegrond maar een oplossing zou loch gevonden kunnen worden in parallelmer-

I,.!) ken, speciaal afgestemd op bepaalde be­drijfsvormen. Indien een detaillist de marge van ee~ bepaald artikel te hoog

/ acht kan hij dan naar wens overgaan op een rnerk met een lagere wins\. Hij zou

)~ ook een arlikel kunnen gaan voeren van

een mindere kwaliteit 01 zelfs beide mogeli)khe'den kunnen combineren. Een dergelijk stelsel is verenigbaar met legarr::"' ~lleakvan-verticale erlj~dmg. FIe! lor­s an omen van een eu~se rnarkl waarborgt waarschijnlijk voldoende alzet voor verschillende van dergelijke varian­len, zonder dat daarbij de voordelen van productie en distribulie in het groot be­hoeven te worden prijsgegeven. Toch zou waarschijnlijk deze oplossing - die in leite trouwens in meer 0/ mindere mate reeds voorkomt - menig detaillist die tegen gebonden prijzen ageert, niet be­vredigen. Het betreft hier immers door­gaans handelaren, die een lage verkoop­pri.is wille;, zien van die artikelen, die in de verbe.)!ding van de consument worden geassocieerd met een bepaalde op er­varing berustende 01 gesuggereerde kwa­liteil en met cen waarde, die overeen­komi met de prijsnotering elders. Wij kri:gen de indruk dal vaak uit hel oog wordt verloren dat bij het merkartikel de fabrikant een aantal taken van de delail­list heeft overgenomen, bij voorbeeld het handhaven van een bepaalde kwaliteit en de zorg voor reclame en verpakking. De fabrikant kwijt zic.h van deze taak op cen wijze, .die mede is algestemd op het ka,akter van de gerTliddelde verkoop­pluats van zijh artikel en op de we:lSC:l

vah de a/nemers die het plegen aan Ie sehaffen. De handelaar verricht het niet afgestoten gedeelte van zijn taak (voor­liehling, service)· ook op hiermede in overeenstemming zijnde wijze. Zo onl­staat er een logisch en afgerond geheel van omstandigheden waarvan de stabili­teit naast het risieo van prijsslarheid een aantal voordelen voor het economisch leven heelt.

Dit merkartikel wordt nu gewenst in het assortiment van een handelaar, die met geringer kosten werkt doordat hij gewoon is minder kwaliteit en service te bieden. Hij kan daardoor met een geringe marge volslaan. Deze toestand leidt tol een diserepantie tussen de zorg waar­mede de labrikant het aan zieh getrokken gedeelte van de oorspronkelijke taak van de handelaar verricht en de veel minder zorgzame wijze van vervulling van hel niel afgestoten taakgedeelte, Wij menen dal dit kan leiden lot devaluatie van het

indien de labrikant bij een veelvul­dig voorkomen van een dergelijke gang van zaken zijn eigen inspanning in over­eenstemming gaat brenge~ mel de ver­minderde aandacht in de detailhandel. En waarom zou niel juis! deze ontwikkeling leiden tot he! invoeren van nieuwe mer­ken, ditmaal om te voorzien in de vac.a­ture, ontstaan door het aan lager wal geraken van bestaande merken.

Dit leidt tol onze stelling dat slruc­tuu rwijzig!nge:J in de detailhandel bi] een verbieden van verticale prijsbinding ge­paard gaan met devaluatie van merken en u'telndeliik zullen leiden tot samen-st,"! van nieuwe arlikelen op oude niveau. Handhaven van gebonden prijzen e'st bij het inlroduceren van nieuwe be drijfsvormen met uitzonderlijk lage koso Ie;,. zoals sommige warenhuizen en be­paalde zelfbedieningszaken, het creeren \!a~ nieuwe merken, die speciaal zijn 33ngepast aan de nieuwe behoelten. Ten ilar:zien van die artikelen zullen de kwa­Iileitseisen geringer zijn, een handige ver­pakk:ng is daarentegen essentieel. De be­staande merken kunnen in dat geval met behoud van karakter hun funetie blijven vervullen in bedrijven van het conven­tionele type. Daarbij denken wij niet uit­sluilend aan het wellicht uitstervende klassieke type middenstandszaak, maar ook aan gerationaliseerde versies daar­van. al dan niet met zelfbediening, Een met modernise ring gepaard gaande kos­lendaling over de gehele linle kan zon­der meer worden opgevangen door ge­le'delijke aanpassing van de marge. Met behulp van rabatstelsels kan daarbij zelfs enige dil/erenliering worden verkregen aan de "onderzijde" van de marge. T en­slotte behoudt de detail\isl de mogelijk­held zijn totaalwinst te be'invloeden door prijsmanipulaties mel anonieme en met niet-prijsgebonden a rtikelen.

5

I} '{

Page 8: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

Of de verticale prijsbinding nu wordt gehandhaafd of verboden, het uiteinde-lijk effect zou, vol gens deze ge-dachtengang, blijven. Wij kunnen ons namelijk niet voorstellen dat stand­werkers, bazars en speciaalzaken blijvend en op grote schaal dezelfde merken kun­nen voeren. Het heeft dan ook weinig zin te trachten een ontWikkeling in die richting te stimuleren met een liquidatie van de prijsbinding, hoe een dergelijke opheffing op gronden wellicht kan zijn. Want wij wijzen er nogmaals met nadruk op slechts een enkel facet van deze ingewikkelde materie te hebben willen belichten.

Oat een onbevooroordeelde economi­sche oordeelvelling inzake het vraagstuk van de verticale prijsbinding noch op grond van statistische onderzoekingen, noch op grond van deductieve redenering in de nabije toekomst mogelijk kan wor­den geacht, zij een aansporing te trachten de onderzoekingen voor! !e zetten. Wel­licht verdient het aanbeveling het daarbij ter beschlkking staande Instrumentarium aan te vullen. Een economisch labora!o­rium met het soort hulpmiddelen dat che­micl en physici bij hun researchwerk steunt bestaat he/aas niet, maar lets soortgelijks is toch in wording. Wij den­ken aan de in Amerika tegenwoordig

sterk in de mode zijnde "simulatie". Daarbij wordt een gestileerd model van de economische werkelijkheid geconstru­eerd, waarmede doorgaans met behulp van electronische apparatuur op be-

schaal experimenten kunnen wor-verricht. Enkele toepas-

singen in onderwijs en indus!rie voldoen, de vraag is nu of di! soort modellen Ie zijner tijd enige bijdrage zal kunnen leve­ren aan de economische resea rch. He! Carnef'ie I nstitute of Technology in Pitts­burgh, U.S.A., ontwierp een simulatie waarmede onder meer onderzoekingen zullen worden verricht op het gebied van de oligoDolie-theorie. Met name zullen daarbij de verschijnsefen "collusion" en "kinked demand curves" worden deerd. Er staan ook proefnemingen op het gebied van voliedig kostenbeginsel en marginale op het programma.

De terreinen van onderzoek hangen aile samen met het vraagsluk van de verticale prijsbinding en mogelijk zal dus deze nieuwe aanpak te eniger tijd nieuwe gezichtsounten opleveren. Het is duidelijk dat deze experimenten veel ge­rechtvaardigde scepsis ontmoeten, maar misschien kan "l'en coordinatie van even­tucle resultaten met die van theoretische studie en statistische analyse het inzicht in deze tak van de prijstheorie eniger­mate verhelderen. Me.

bij De Haan, 8tol & Co., accountants

6

hestaan enkele vakatures voor

Economen DIE ZICB VOORBEREIDEN VOOR BET ACCOUNTANTSEXAMEN

Schriftelijke sollicitaties kunnen worden gericht aan: Museumplein 10, Amsterdam-Z.

Indien gewenst kan telefonisch een afspraak worden gemaakt (tel. 731933).

Page 9: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

lets over het Goud

Een van de grole verdiens!en van T riffin's plan tol hervorming van hel inlernationale monetaire systeem is, dat het wijst op de gevaren van de goud-deviezenstandaard, waarbij, met een loenemende wereld­handel steeds meer de nadruk komi te Uggen op he! gebruik van nalionale geld­eenheden als Internalionale reserve, aan­gezien het voor de ofliciele reserves be­schikbaar komende goud niet voldoende mag worden geacht.

Nog steeds bezit he! goud een grote aantrekkelijkheid om te dienen als solva­bllitellsgraad en liquldileltsgraad van een aan het internationale verkeer deel­nemend land. (Ondanks de opvattlng van enkelen die het als een barbaars reliqui beschouwen en het Ilever zagen ver­dWljnen als reserve-bestanddeel.) Om het in de woorden van Prof. Goedhart te

zeggen: "Het internationale monetaire systeem is een stelsel dat gebaseerd is op onderling wantrouwen, waarbij het goud het laatste woord heeft." Er is vooralsnog weinig reden om aan te nemen dat daarin verandering komt.

Het voor de officiele reserves beschik­baar komend goud heel! de laatste 12 jaar geschommeld rond 50 % van. de wereldproduclie (excl. U.s.S.R.). Dit komt goed tot uiting in een statistiek, welke werd gepubliceerd in het jaarverslag van de Bank voor Internationale Betalingen (B. LB.) ult welke statistiek eveneens blijkt (uitgezonderd de jaren 1957-60) welke bedragen (in miljoenen $) aan goud wer­den aangewend voor industrieel gebruik, of voor oppotting, en in welke mate de U.s.S.R. heeft bijgedragen aan het aan­bod van goud op de wereldmarkt.

~~-.

1949 '50 '51 '52 '53

Produclie (excL U.s.s.R.) 840 865 840 870 865 Verkopen door de U.S.S.R. 75 T oename van de off. Reserves 480 430 150 300 420 "verdwenen " Goud 360 435 690 570 520 a. waarvan voor

ind. gebruik 200 180 140 180 170 b. waarvan voor

oppotting 160 255 550 390 350

Blijkens deze gegevens ondervindt de wereldproductie (excl. U.s.S.R.) een regelmatige groei. Of deze groei zijn regelmaat zal blijven behouden, is af­hankelijk van de efficiency van de goud­producerende ondernemingen, de ont­wikkeling van de pr1jzen der productie­factoren en het ontdekken van nieuwe vindplaatsen.

Opvallend is de belangrijke hoeveel­heid waarmede Rusland op de markt is gekomen. Over de jaren 1957 -1960 was dit een kwart lot een zesde van de totale wereldproduclie (excl. U.S.S.R.) en een derde tot meer dan de helft van de toe­name der officiele reserves. De redenen waarom Rusland apart wordt behandeld zljn inhaerent aan het politieke stelsel van dit land. Ten eerste wat betreft de productiecijfers: afgezien van het felt dat productlecijlers nlet bekend zijn hangt het van het vigerende prioriteitenschema 211 hoeveel geproduceerd zal worden. Di! is dus een onzeker element. Verder heerst er onzekerheid omtrent de hoeveelheden

'54 '55 '56 '57 '58 '59 '60

915 960 1000 1015 1050 1125 1175

75 75 140 260 220 250 200

660 660 500 705 670 695 340

330 375 640 570 600 680 1035

190 210 240

140 165 400

welke Rusland zal verkopen aan he! bui­ten land. Het veel geopperde argument dat Rusland zijn verkopen zal laten 211-hangen van de mogelijkheid om ver­storend op te treden op de goudmarkt heeft maar beperkte geldigheid. Zoals de toestand nu is, zal Rusland eerder ver­storend kunnen optreden door in een jaar weinlg of geen goud aan het westen Ie verkopen dan door veel Ie verkopen. Het teveel aan goud zal ongetwijleld door de clrcu latiebanken worden opgenomen. Overigens zal de betalingsbalans van een land met een hoog groeitempo - en daar kan Rusland ongelwijleld toe ge­rekend worden - waarschijnlijk een le­kort te zien geven, lengevolge van de aan deze groei inhaerente behoefte aan Invoergoederen.

Van groot belang zijn de hoeveelheden welke door particulieren worden gekocht op de Londense goudmarkt. Zoals uit de cijferopstelJing is te zien, geschied! dit over de weergegeven periode voor fluc­tuerende bedragen. Hoewel he! jaarver-

7

Page 10: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

slag van de B.I.B. over de jaren 1957 ~ 1960 geen cijfers geeft, mag men aan-nemen dat van 1035 miljoen $ die in 1960 niet in de reserves zijn op-

een groot deel door particu­is opgepot. Een artikel in de N.R.C.

van 20 januari 1962 vestigde nog eens de aandacht dit verschijnsel en wees er

in de maanden januari 700 miljoen $ aan

is uitgevoerd. Aange-Reserve Bank aan buiten-

circulatiebanken aileen goud verkoopt, betekent deze

uitvoer de NR.C., dat aan de reserves is ont-

en in de speculatiekassen is ver­dwenen. Het artikel voegt hieraan toe dat men mag veronderstellen dat deze goud­uitvoer ten doel I-ad een verdere stijging van de de goudmarkt te voor­

door

, 8

een afsp raak tussen de en de Federal Reserve

gegeven door de vrees voor de gevolgen van inflatie (waardoor een stijging van de officiele goudor :: r wei eens onvermijde­lijk zou kunnen zijn) en devaluatie. On­danks het anti-inflatoire kanon 'ebulder der voornaamste west-europese presiden­ten van circulatiebanken en M'inisters van Financien, kan men nog geenszins zeggen dat het inflatieprobleem een oplossing nabij is. De discussie over de oorzaken van de inflatie (Demand-Pull, Wage­Push of Demand-Shift) 1) is nog in volle gong.

Hoewel de monetaire autoritelten het over het algemeen wei eens zijn over de we:lselijkheid de (vaste) wisselkoersen nict bij tijd en wijle te wijzigen, worden zij nog steeds voor sHuaHes geplaatst waarbij pariteitswijziging onvermijdelijk is.

J A S.

1) Zie het (Engelse) artikei van Cyril Zebot in Weltwirtschaftliches Archlv van deCember 1961.

IS dll In MARSHALL"

ECONOMIE IN 1 6 TEKENINGEN

31 ste aflevering

Page 11: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

W. J. Heydeman repeteert v~~r Elementaire Statistiek

F;nancU~/e Rekenkunde

leidt op v~~r Praktijkexamen Boekhouden

WARMONDSTRAAT 173' AMSTERDAM-WI TELEFOON 121803

als u van boeken houdt en

~ graag ongestoord wilt snuffelen ~ prijs stelt op uitgebreide keuze ~ ook wei eens een goed advies wilt horen ~ niet direct contant kunt betalen ~ denkt .,zo'n boek bestaat toch niet"

kom in al die gevaften eens bij ons kijken. aan deeerste vier punten kunnen wij zeker voldoen. wat het lastste betreft: denk dat niet te vlug. er zijn heel wat gekke vragen waar wij het juis­te antwoord op kunnen leveren.

moderne boekhandel

bas

Het wetenschappelijke

leidsestraat 70-72 - tel. 248169

POCKET boek HWP, heeft ruim 3000 specialistische titels voorradig.

Deze nieuwe winkel Is gevestigd naast cte

ACADEMISCHE BOEKWINKEL P. H. VERMEULEN

op de Grlmburgwal 11, Amsterdam

9

Page 12: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

Vraagstukken betre/fende de Commonwealth en de E.E.G.

Jean Monnet kort na de tweede Wereldoorlog: "There is one thing you BriHsh will never understand: an idea. And there is one thing you are supremely gooc;l at grasping: a hard fact. - We will have to make Europe with­out you - but then you will have to come in, on our terms."

In juli 1956 stelden die O.E.E.S,-Ianden, die flet in april van dat jaar gereed ge­komen rapport Spaak niet konden aan­vaarden, onder leiding van Engeland 1) een commissie samen om de mogelijkheid van een aansluiting bij de komende eco­nomische gemeenschap te bestuderen.

Engeland vreesde het supra-nationale karakter van de E.E,G,-organen - in concreto belichaamd in de Hoge Autori­teit van de E.G.K.S. - en streelde een minder ver gaande integratievorm na,

name een vrijhandelszone. 25 maart 1957 werd de Europese

Economische Gemeenschap opgericht. 1 januari 1958 trad de E,E"G. in wer­king, 14 november van dat jaar liepen de onderhandelingen over een vrijhandels­zone defintlief vast.

Op 20 november 1959 werd de EJ.T.A, de European Free Trade Area opgericht. omvattende Engeland. Zweden, Noorwegen, Denemarken, Portugal, 005-

tenrijk en Zwitseriand. De oprichting van de E.F.T.A moet

men zien als een reaktie op hel misluk­ken van de vrijhandelszone-onderhande­lingen; een slap van Engeland, dat zeer weinig vertrouwen in het slagen van de E.E.G. had, om een onderhandelings­positie te verkrijgen.

De geestelijke afkeer van supra-natio­naal gezag en het streven van Engeland naar een eenheid van de O.E.E.S.-Ianden op het liberale Commonwealth-patroon is historisch te verklaren; de politieke en economische realiteit van het moment hadden Engeland toch anders moeten doen besluiten.

Men mag aannemen dat Engeland ook in die tijd voldoende doordrongen was van het belang van de politieke een­wording van Europa. In tegenslelling tot de E,E.G. echter heel! de E,F,T.A geen politiek doel; de E.F.T.A is een econo· misch doel in zichzelf terwijl de E.E,G economisch middel tot een politlek doel is.

heel! toch wei ingezien dat dit politieke doel een grote mate van harmonisatie, coordinatie, zelfs unifikatie

1) Overal waar sprake is van "Enge­land" wordt gedoeld op "Het Verenigd Koninkrijk".

10

van vele vitale beleidspunten noodzake­lijk maakt?

Het schisma binnen de O.E.E.S., het ontstaan van twee blokken de "Zes" en de "Zeven" bracht het politieke streven in gevaar. Politieke druk van buitenal en economische druk van binnenuit brengen momenteel de standpunten tot elkaar.

Ais 10 oktober 1961 Mr. Heath het Engeland om toetreding tot

de indient, dan geschiedt di! vol­gens de Engelse Pers - ik citeer hier de Financial Times van 27 nov. 1961 - op "in hoofdzaak politieke gronden",

Zo Stalin de eerste stoot tot de Euro­pese I ntegratie gegeven heeft, Chroestjov heelt een belangrijke bijd rage geleverd door het doen mislukken van de topcon· Ie rentie in 1960,

Ik wil hier tegenover stellen dat de politieke laktor misschien uiteindelijk doorsla~~evend Engelands economi-sche situatie de voorwaarden nodig om tot dit te komen,

Engelands economische situatie:

Op 25 juli j.1. ontvouwt Selwyn Lloyd een uitvoerig programma

a. ter verbeteri ng van de stand van de betalingsbal.

b, ter versterking van het vertrouwen in het £.

Engelands moeilijkheden in de long-run zijn:

I. een te geringe groei

II, chronische betalingsbalansmoeilijkhe­den en daardoor druk op het £.

ad II: In 1960 b.v. had Engeland het grootste

tekort op de lopende rekening sinds 9 jaar; dit deficit werd echter gemaskeerd door de grote kapitaaitoevoer uit Ame­rika en van het Continent t.g,v. de hoge rentevoet in Londen. Beschouwt men de remedies tegen deze B.B,·tekorten - wij gaan hier in dit verband niet nader op in dan blijk een drastische toename van de export het enig juiste.

Page 13: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

ad I: de gemiddeld jaarlijkse toename van het reeel nationaal inkomen over de periode 1950-1959 in percen­ten:

Seigle Frankrljk Nederland Italle West DUitsland Groot BriUannie Canada Ver. Staten

3 4,75 5,8 6,4 9,9 2,1 4,7 4

De oorzaken van het achterblijven van de Engelse groei zijn:

1. langzamer groei van de bevolking dan op het Continent; bevolkingsaanwas 1950-1960: 1,7 miljoen;

2. Engeland werd in WO 11 minder zwaar getroffen, terwijl Continent tot modernisering werd gedwongen;

3. het £ als een der basisvaluta wordt internationaal sterk in de gaten ge­houden. Groei moest vaak worden af­geremd om inflatie tegen te gaan;

4. De handel is in hoofdzaak ge-orienteerd op langzamer groeiende markten: £-area, Canada en U.S., van­ouds de bestemming van de Britse export.

Engeland ziet zich dus voor het pro­bleem geplaatst: de economie nieuw leven in te blazen ten behoeve van een snellere groei; inflatie te voorkomen; de export te verhogen en de import te doen afnemen.

Welnu: toetreding tot de E.E.G. zou de belangrijkste stimulans in deze zijn, in de long run. In de short run zal deze stap zwaar te verdragen zijn.

Waren er dus politieke en economi­sche argumenten v66r toetreding tot de E.E.G., wat waren de tegenargumenten 7

Argumenten tegen toetreding tot de gemeenschapp. markt:

Momenteel doet het zich aanzien dat Engeland zijn ingeboren weerstand tegen supra-nationaal gezag en de bezwaren tegen een harmonisatie van econ. politiek opzij kan zetten. Voigt men de Engelse pers dan blijkt echter wei dat men deze weerstanden, die zich gedurende drie eeuwen ingeworteld hebben, niet mag onderschatten. Het is echter niet mijn taak daar nader op in te gaan.

Wij zullen in dit kader geen aandacht wiiden aan de problemen t.a.v. de Engelse landbouw en industrie; na .enkele op­merkingen inzake de houding van de overige EFTA-Ianden en de USA zullen

ons moeten beperken tot de specJ­Commonwealth vraagstukken.

De houding van de overige EFTA-land en en de USA

In dit verband worden twee' tegenargu­menten naar voren gebracht:

le. Engelands stap zou de speciale band tU5sen Londen en Washington, poli­tiek, economisch en cultureel ver­nietigen.

2e. Engeland kan zijn EFTA-partners niet zonder meer in de steek laten.

Argument no. 1 verliest zijn zin als men ziet dat de Kennedy-Administration de eenheid van Europa als een van zijn hoolddoeleinden van buitenlandse poli­tiek ziet. Was het niet zo dat de U.S.A.

voorkeur hebben gegeven aan boven de Vrijhandelszone, hoe­

wei de E.E.G. een groter diskriminatie legenover de buitenwereld inhield7 De verklaring hiervoor is in het bovenstaande reeds gegeven: het politieke doel van de E.E.G. versus het economische doel van de Vrijhandelszone.

Argument no. 2 verliest aan kracht als men ziet dat een voor een de overige EFTA-Ianden de mogelijkheden van lid­maatschap, of associatie onderzoeken. Hoe echter land en als Finland (geasso­cieerd met EFTA), Oostenrijk (gedwon­gen neutraal), Zwitserland en Zweden zich associatie met de E.E.G. los van elke politieke verplichting of aspiratie voorstel­len is een open vraag welke in de toe­komst nog veel aanleiding tot diskussie zal geven.

Het Commonwealth-vraagstuk

Wat is de Commonwealth en wat is het gewicht van de wederzijdse belangen voor en voor de Common­wealth overzee?

De' British Commonwealth of Nations, het Britse Gemenebest beslaat ongeveer 1/3 van de bevolking van de vrije wereld, t.w. 600 miljoen mensen, en voert ruim 1/4 van de wereldhandel. De Common­wealth handel groeit evenwel langzamer dan de we reid handel, daar de handel tus­sen de meer ge'industrialiseerde landen relatief sneller expandeert. De Common­wealth-handel a Is percentage van de wereldhandel geelt het volgende beeld:

imp. expo

1938 35% 30% 1949 34 % 31 % 1952 31 % 30% 1955 31 % 27 % 1960 29% 26 %

Geen verdrag houdt dit netwerk bij­een; "slechts" de gedurende drie eeuwen geg roeide gemeenschappel ijke belangen, culminerend 'In de volledig vrijwillige er-

1 I

Page 14: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

kenning van de. Britse Kroon, vormen de onderlinge band.

Zeer summier aangegeven bestaat de Commonwealth uit: Het Verenigd Konink­rijk (bevolking 51 miljoen), Canada (bev. 17 m.), Australie (bev. 10 m.), Nw. Zee­land (bev. 2 m.), India (bev. 380 m.), Pakistan (bev. 84 m .), Rhodesia Nyasa­land (bev. 61 m.), Nigeria (bev. 23 m.) en West Indies (bev. 2 m.).

De onderling.e handel bestaat voor­namelijk in de handel tussen Engeland en de andere landen en niet in handel tus­sen de landen onderling. In dit palroon en ook in de samenstelling van de handel zijn echter de laatste jaren wijzigingen opgetreden, welke van essentieel belang voor onze beschouwing zullen blijken.

T erzijde moge worden opgemerkt dat men de Commonwealth wei dient Ie onderscheiden van de Sterling Area. De Sterling Area omvat de Commonwealth minus Canada, plus lerland, Usland, Burma, Iraq en libie.

Om de onderlinge handel Ie bescher­men is een stelsel van Imperial Prefer­ences ingevoerd. Deze Imperial Prefer­ences worden vaak geassocieerd mel Ottawa 1932. Inderdaad yond he streven toen zijn bekroning, in een tljd dat elke individuele natie geen andere gedachte kende dan zichzelf legen de gevaren van buiten te beschermen.

In 1898 kreeg Canada echter preferenties op de Britse markt Nw land en de Unie van Zuid Afrika in' 1903, Aust.alie in 1908. In het vervolg van het betoog zal blijken dat deze preferenties minder belangrijk zijn dan ze vaak wor­den voorgesteld.

Onderstaande tabel laat duidelijk het 9 rote' belano van de Commonwealth­produktie zien.

Produktie van enkele landbouwprodukten en grondstoffen door Commonwealth en EEG in verhouding tot de wereldprod.

gemiddelde over 1953-1955

produkt

tarwe rijst suiker koffie cacao natuurrubber thee wol jute tin bauxiet goud diamant boter

12

in % van wereldproduktie

EEG Commonwealth

10,8 15,1 1,8 35,2

13,9 17,9 39,9 45,7 17,3 44,3

1,4 44 80,7

2,4 54,3 97,3

19,7 :0,3 35,5 30,4

1,4 80,4 64,3 (ind) 30,6 30,5 21

Bron: OEEC, FAO, UN, Board of Trade Statistics. .

Het Commonwealth probleem heeft een politiek en, een economisch aspekt. Alvorens op het economische aspekt in te gaan enige opmerkingen t.a.v. de poli­tieke vraagstukken. Beide facetten zijn in deze materie nl. zo dooreengestrengeld dat het ondoenlijk is de economische fak­loren te belichten zonder de politieke fakt~ren Ie releveren. In zekere mate zijn pollheke legenwerpingen dikwijls een mantel voor economische.

In Ottawa, Omberra en Wellington is de nrootste politieke zorg de verzwak­king van de band die de landen van de Cwth verbindt. Canada vreest dat het Zuiden" te hard aan haar zal trekken; Australie en Nw.-Zeeland dat ze het risiko lopen van internationale isolatie.

De jongere Cwthlanden i.h.b. de aggres­sief neutralen als Ceylon en Ghana zien de van Engeland als een stap naar rechts haar internationale politiek; nog sterker: de EEG word! dan gezien als een instituut met neo-kolonialistische doeleinden. De status van geassocieerd gebied wordt gezien als politiek minder­waardig en zelfs als kolonialistische ondergeschiktheid. Gezien de sterke on­afhankelijkheidsdrang van de jonge Afri­kaa~se en Aziatische staten is dit een ge­voehg punt. Op de Cwth-premiers con­ferentie zuilen wij La.v. dit punt stellig meer vernemen. In het kader van het GATT is associatie zelfs ongeoorloofd (art. XXIV). Reeds b" de associatie van de F ranse gebieden in Afrika rezen hier protesten en werd gewezen op het dis­kriminatie-gevaar. DesWds was deze asso­ciatie-mogelijkheid een conditio sine qua non voor Frankrijks toetreding tot de E.E.G. (I)

De economische problemen zijn min­der ~aan en de struktuur van het vraag­stuk IS momenteel vrij overzichtelijk.

A 1 de export van Engeland naar de overige Commonwealth:

Britse officiele verklaringen hebben steeds de nadruk gelegd op het exportbelang van Cwth overzee naar Engeland, Hd van een geheel belangeloze en socia Ie houding t.a.v. de Comr:1on­wealth,,, een modern soort "white man's burden , De::e aantrekkelijke voorstelling van zaken be rust enigcrmate op de fei­ten: het belang van Engeland bij de ove­rige Cwth-Ianden is afgenomcn.

1. de gemiddelde preferentiemarge voor Britse export geeft het volgcnde ver­loop te zien 1937 10 %

1948 7 % Bovendien nam aanl. ge-pref. prod. af. 1957 4 %

Page 15: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

2. vele prele rent ies zijn spec ifieke rech­te n, een vast bed rag per fysieke een­heid : dalen dus al s pe rcentage van de w aarde van de impor t als de prij­~en stijgen .

3. zells met prefe re nties verloor Enge-

im porteur % expo rt ui t EEG 1953 1959

Canada 2,8 5,3 India 13,8 21,7 Pakistan 7,4 20,2 N w. Zeeland 4,7 6,3 Austra lie 8,4 11,4

Bron UN . IMF, IBRD, O EEC.

A2 de export van Engeland naar EEG en overige EFTA

Engelands handelspatroon 1958

Financial Times, 10 Juni 1960

export

naar EFTA 10% naar EEG 14 % naa r res t wereld 30% naar Commonw ea lth 46 %

import

va n EFTA 10 % van EEG 14 'Yo van r;est w ereld 32 % van Common wealth 44 %

De stijg ing van de Engelse export tus­sen 1953 en 1959 bedraagt

naar over igc: Common wealth naar EEG naa r ove rige EFTA

10,7% 16,6 % 14,7 %

Ik w il niet nalaten 00 he t gevaar van bovc nstaande vergelijkingen te wijzen: een stijging van 1 naar 2 is 100 % , een sti jgin g van 2 naa r 3 is 50 % etc. Bove n­dien beh oelt het geen verwondering te wekken dat een reeds lan g bestaand E"gels .exnort- volume van ongevee r 40 % naar de overige Commonw ealth lang­zomer g roeit dan de 14 % naar de jonge, dynamische EEG.

Uit een en ander meent men te mogen conc luderen dat hier niet de voornaam ­ste Vl ri jvi ngspunten li ggen.

B hel e~portbelang van de Common­wealth overzee bij Engeland ' en bij de rest van de wereld, i.~ . USA en EEG

Het o ude patroon: Engeland 'expo deert gereed produkt naar de Com monwea l th overzee en importee rt grondstoHen van­daar, is doorbroke n :

land grond: uit onde rstaande tabel b lijk t dat de EE G sinds 1953 terre in w on op aile 6 betreHende Cwth­markten en Engeland een ach teru it­gang laat zien in Austra li e, N w. -Zee­land en India enige toename in Pak i­stan en stabili teit in Canada .

% expo rt uit U SA % expor t uit Engeland 1953 1959 1953 1959

73,7 67,7 10,3 10,6 15,8 21,9 24 ,8 19,4

4,7 24,8 16,4 17,4 7,4 8,3 56,4 32,2

12,5 14,6 47,1 36,3

De Engelse import va n grondstoHen en agra ri sche produkten was in 1948 74 % van de iota Ie import e n in 1959 62 % van de total e import; daartegen­ove r staat dat de Commonwea lth ex-

. po rt van 'industrie le produkten gesta­dig groeit: in 1955 26 % van de totale export; in 1959 28 %.

De Comm onwea lth ove rzee heelt boven­di e;) vele andere afnemers voo r g rond­stollen gevonden: in be langrij ke mate ge ldt dit voor de hand el van Canada met de U SA; de snelst groeiende re latie is ecHc: r di e met Europa : een handels­vo lume dat in de laatste tien jaar meer dan verdubbeld is . Het exportbelang bi j En ge land is evenwel nog van zO grote omva ng (196044 %) dat indien Engeland tot de EEG toe zou treden en he t buite n­tariel zou aanvaarden zonder en ige spe­cia le rege ling, de Commonwealt h-aan ­bieders, d ie va nouds een geprivi legeerd e posit ie innemen op de Britse ma rkt , .niet aileen hun huidige prelerenties zul len verli ezen, ze zullen zich zells gedisc ri­mineerd zien La .v. de landen van de Zes, die dan op vee I gunstiger voorwaarden toegang tot deze markt hebben . De di en­tenge vo lge heltige versto ring van z ijn inte rnati onale hand el zal Enge land nooit kunne n aanvaarde n. Gelukk ig zien ook de EEG-Ianden in dat een dergelijke ver­storing va n het pa troon slechts het be­lang van het commu nistisch e blok zou dienen.

Het proble'em van de Commonwealth­export kan in 5 delen w o rden onderve r­deeld :

1. de g rondstoffen 2. de ag rarische produkten uit de ge­

gematigde zone 3. de agrarische produkten uit de tro­

. pische zone

13

Page 16: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

4. industriele prod. uit landen met hoog ink.niv.

5. industriel.e prod. uit landen met laag ink.niv.

90 % van de Britse import uit het Com­monwealth-area valt onder 1, 2 en 3 zo­dat uit statistiseh oogpunt 4 en 5 van ondergesehikt belang ·zijn. De landen in kwest ie evenwel - ad 4 voornamelijk Canada, ad 5 India, Pa~istan en Hong Kong den ken daar anders over.

Ad 5 is niet een probleem van de Commonwealth t.O. de Gemeenschappe­lijke markt, het is een ·wereldprobleem. Onder de Westerse regeringen en vooral in de U.S. wint het standp.unt terrein dat c!e ontwikkelingslanden er belang bij hebben en dat het hun plicht is zeer libe­raal 1.0. de import uit de ontwikkelings­lar,den te staan. Het vraagstuk is natuur­lijk h6e deze import te bevorderen zon­der de eigen industrie geweld aan te doen.

Engeland kan in deze een vergelijking mel de land en van Zes doorstaan en het zal zeker de U.S. aehter zieh vinden in 't streven om de EEG liberaler te maken. Om deze redenen vooral zullen de pro­dukten uit landen met een laag kosten­peil geen obstakel zijn. Helzelfde geldt voor de grondstolfen' onder 1; voor de Lelangrijkste wol, koper, tin, katoen, jute is het buitentarief van de gemeenschap­pelijke markt O. Waar de Zes rechten helfen als b.v. bij aluminium, lood, zink en pulp zal kunnen 'worden onderhan­deld.

ad 3: De agrar. produkten uit de tro­pisehe zone zijn weer een probleem van wereldomvang. Hoewel het voortspruit uit het bestaan van 2 'parallelle preferentie­sysiemen (Commonwealth - Engeland en Overzeese gebieden - EEG) is de oplos­sing ervan van levensbelang voor derden. Combinatie van deze twee systemen zou een ·diskriminatie betekenen tegenover Zuid-Amerika . De U .S. zouden hiertegen zeker ageren en de vo lledige liberali satie van de handel in tropisehe produkten na­streven, een koers die Engeland zou wi l-le') steunen . .

Elke aansluiting van de 2 preferentie­systemen zal een geduchte coneu rrentie veroorzaken tussen de EEG-overzeese gebieden en de Commonwealth-overzee. Hier staat tegenover dat een afschalfing van de hoge reehten op thee, kolfie en cacao in Eu ropa, rechten welke de eon­sumptie belemmeren, de markt aanzienlijk zal vergroten.

Nergens zullen belangen zodanig ge­schaad worden dat de onderhandelingen La.v. dit nunt gevaar lopen.

14

NIEUW ZEELAND

lI~i[j deeldlLt ~Q.a~ t:t1~eLal1d word-/;, 9Be l<.pode e"O

belangrijkste export producten

Een spaak lopen van de onderhande­lingen zou slechts dan te vrezen :Zijn als de 6. een onaanvaardbare houding zou­den nemen La.v. de agrarische prodiJkten uit de gematigde zone, in casu zu 'ivel­prod.ukten, granen en vlees. Op aile drie terreinen voorziet de EEG in eigen be­hoelten, zuivelprodukten worden zelfs,ge­exporteerd.

Het potentiele slaehtolfer is hier Nieuw Zeeland. Toetreding van Engeland tot de EEG zou Nieuw Zeeland ru',neren indien h,er niet een speciale voorziening wordt gdroffen; een voorziening welke destijds ove ri gens reeds in EFT A-verband met Denemarken werd getrolfen. Zoals uit bijgaande grafiek blijkt b€staat 87 % van de export va n Nw. Zeeland uit 3 voor­noemde eategorieen. Hierl ij is Nw. Zee­land voor 60 % afhankelijk van de Britse mark!. Bezien w '· in het bijzonder het geval van de boter: Engeland importeert momenteel de boter vri j uit de overige Commonwea lth en vande andere landen heft het reehten van 155. per cwL Het EEG-buitentarief is 24 % ad valorem.

Hoe Engeland zich ook bij de EEG aansluit - met behoud van de Common­wealth preferenties (zeer onwaarschijnlijk) dan wei met de overige Commonwealth­landen als geassoeieerde gebieden - ai­leen reeds het verschil i~ transportkosten tussen Nieuw-Zeelandse en Nederlandse of Deense boter zal een speciale rege­ling noodzakelijk mabsn.

R. Sehondorlf

Page 17: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

Boekbespreking

Prof. Dr. F. Hartog, Het Economisch Wereldbestel. G. J. A. Ruys Uitge­versmaatschappij n.v., Bussum, 1960, 216 biz.

Ais sludenlen in de economie praten over internalionale economische betrek­kingen, dan komt bijna tegelijkertijd bij hen het boek van De Roos in gedachten. Vele kandidaten den ken met algrijzen te­rug aan de uren, waarin ze met De Roos hebben geworsteld. Kandidandi slaat de schrik om het hart wanneer ze het boek alvast eens doorbladeren.

Wanneer we uilgaan van de'veronder­stelling dat bovenaangeduide economisten in spe, terechl zuchten, dan reikt Hartog met zijn boek een helpende hand. Blijkens zijn woord vooral beoogt de schrijver aan degenen, die de Inlernali onale economi­sche betrekkingen besluderen, in grote lijnen een indruk Ie geven van de werking van de hUidige wereldeconomie.

Op de materiele inhoud van het bo_ek va lt niet veel aan te merken . De schrijver begint mel een beknopte statlslische arien­tatie als uitgangspunl voor een meer theo­retische beschouwi ng . Bij de analyse van de krachten die internationale specialisa­tie veroorzaken, wordt gebruik gemaakt van translormatie-curven . Voor de vraag­lactoren echter laat de auteur de grali­sche voorslelling d.m.v. indifferentiecur­ven achterwege. Uit oogpunl van symme­trie lijkt dit een niet erg gelukkige aanpak. Wellicht hebben didaktische bezwaren h ier zwaarder gewogen.

Na een overzitht van de voornaamste argumenten voor en instrumenten van

handelspolitiek, wordt een aparl hoold­stuk gewijd aan de economische integra­tie . Dit om, zoals de schrljver zell sugge­reerl, hel konlakl mel de werkelijkheid niet te verliezen. Hel nadeel van een der­gelijke leilelijke conlronlalie blijkt hier wei duidelijk. De O.E.E.s. is niel meer; Engeland heel! konlakl opgenomen mel de zes van klein-Europa; de E.V.A. ..Iijkl" van hel loneel verdwenen, lerwijl ook de behandeling van de E.B.U. enigszins uil de lijd is.

Hiermee raken we de monelaire kant van hel inlernationale verkeer, waarin de w isselkoersen een dominerende plaats in­nemen. Het Is dan ook bepaald geen blj ­drage tot een unilorme nomenclaluur als Hartog de begrippen appreciatie en reva­luatie vereenzel v igt (idem voor depre­cia tie en devaluatie) . Als de schrijver de ingewikkelde wereldeconomie enigszins begrijpelijk wil maken, dan is zuiverheid va n hel economisch laalgebruik wej ' een eerste vereisle.

In een van de laalsle hooldslukken geel! de schrijver een summiere maar heldere uileenzelling van de grondstoffenslan­daard . Hier komi wei duidelijk de opzet van dil boek naar voren. De schrijver wil niel meer dan rapporleren . Wanneer we ons alvragen wal hel nul van deze publi­calie is, geloven we dal ze op een niel al Ie dorre manier de elementaire zaken uit de leer van de inlernalionale econo­mische belrekkingen kan bijbrengen. De gemakzuchlige sludentmake zich echler geen illusies inzake substituliemogelijk­heden.

M. Fase.

Collegebloempjes

WELV AART EN EROS.

Achter elke man die het ver schopt, staat een vrouw die niets had om aan te trekken, (gastcollege interne organisatiflj

ECONOMETROLOGICA

Statistisch onderzoek is niet nodig als ik iets al weet, want dan weet ik het al. (college econometrie)

De kans op een onmogelijke gebeurtenis is O. (college voortgezette statistiek)

OOSTERSE ECONOMIE.

Dit gas is zo slecht dat je er niets mee kan doen, je kan het hoogstens aan de Chinezen verkopen. (Staatsmijnen)

lNTERNATIONALE SPEC1ALlSAT1E.

Nederland is net een grote kip, je goo it er graan in en er komen eieren uit. (E.E.G.)

15

Page 18: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

Lijst van geslaagden

candidaatsexamen

1835 1836 1837 1838 1839 1840 1841 1842 1843 1844 1845 1846 1847 1848 1849 1850 1851 1852 1853 1254 1855 1856 1857 1858 1859

1860

1861 186;( 1863 1864

1865 181)6 1867 1868 1869 1870 1871 1872 187 :'\

1874 1875 11316 1877 1878 1879 1880 1881

188'2 1883 1834 1885 1886 1287 1883 1889 18';0

i 6·

5. 7.'61

7. 7.'61

15. 9.'61 17.10.'61

24.1'0.'61

27.10.'61

7.11.'61 24.11.'61

13.1'2'61

" 19.12'61

23. 1.'62

30 1.'62

13 2.'62

27. 2.'62

15. 3.'62

20. 3.'62

6. 4.'62

16. 4.'62

17. 4.'62

J C. R. Bus Ph. T. Noordervliet A. J H. van Velzen J Koeman W. R. G. Hagedoorn P. Pool A. F. Bakhoven G. A. Y. van Ginkel F. J L. van der Lande E. Koel P. J van Essen Ch. H. I. E. M. Teulings W. P. B. Nijzink E. Th. van Emmerik V Halberstadt J A. C. G. Wamsteker H. A. Albers T. A. van der Plaats P. A. M. Vehmeijer F. W J Sweerts P. F. H. Ypma P. J F. Noordhoek Hegt F. A. Nietzman W. J O. Palm R. A. Fierst van Wijnandsbergen E. E. C. Hupkens van der Eist J Campioni Mej. M. Mos Jo Siok Tjoan Th. H. M. van Wingerden P. J. Uitermark J W. C. ter Braak R. A. Tjin Wong Joe R. Bakker E. H. Frances A. Tjallema B. Roelants P. J Strater S Kalf R. J. Prins W. H. Daems P. Frederiks S. P. Tielenius Kruythof J R. B. Rookmaaker A. P J van der Eyden J. r. van Ma rle W. J. J D. thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg J. H. Langereis D. H. Blaisse J. F. Peters M. de Boer R. J Couvee A. A. Kock P. A. van dC'') Broek H. S. I Koesoebjono J. Cf, van Bak,,,

1891 1892

F. W. Rogaar B. W. Ph. Stomps

doctoraalexamen

1080 1081 1082 1083 1084 1085 1086 1087 1088 1089 1090 1091 1092 1093 1094 1095 1096 1097 1098 1099 110) 1101 1102 1103 1104 1105 1106 1107 1108 1109 1110 1111 1112 1113 111" 1115 1116 1117 1118 1119 1120

8. 7.'61 28. 6.'61

29."6'61 7. 7.'61

8. 7.'61 7. 7.'61

10. 7.'61

4. 9.'61 12.10.'61

27.10.'61 9.11.'61

1011'61 13.11.'61 7.12.'61

1312.'61 19.12'61

21.12.'61 22.12.'61

29. '1.'62 1. 2.'62

27 2.'62 23. 3.:62 12. 4.'62 16. 4.'62 17. 4.'62 3 5.'62

J J A. Bakker B. A. van Hamel D.H. Boot H. Kuitert R. G. van der Hoever. J Soels S. Goedel M. de Bie E. F. B. Schwarz Th. P. Hazenberg P. W. van Daalen J. G. Visser J. 0 D. M. Kaspers R. J d'Ailly A. H. O. M. Merkies F. A. Gottschalk C.van Midden J Snijder . P. J K. Sikkens D. Ravestijn J G. J Smit S Koorn G. C. Arnoldussen A. H. A. T eunen G. Bresser R. van Ommeren Tan Tjoan Ik R. den Breejen J A. Sillem F. Vooren K. E. Abbing H. J Veltman J. J Conings C. B. Tilanus H. H. van Wijk P. S. Poegoeh Mej H. S Kuyper J K. Rosenblatt H. M. A. Koenders M. Th. Vink L. Aaron

baccalaureaatse"a~en

26.10.'61 21.12.'61 16. 1 '62

J F. Pos L. Bink W. H. Pol man T uin

accountantsexamen

;(1.12'61 H. KViant

Page 19: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

Frese & Hogeweg accountants

zoeken contact met

eco n omen die belangstelling hebben voor een practisch e scholing tijdens de duur van hun univer sitaire opleiding tot accountant.

Brieven te ri chten aan het adres:

Herengracht 500, Amsterdam, tele­foon 63611

Mr. H. VAN DER MEDLEN repeteert

voor Candidaats en Doctoraal exam en

BURGERLUK RECHT en HANDELSRECHT

J AC. OBRECHTSTRA AT 17 III - AMSTERDAM - TEL. 722745

Opleiding voor Tentamen en Praktijkexamen Boekhouden

A. VAN DER KUIJ, Leraar M.O. Handelsw.

Prinsengracht 796 Amsterdam-C., Tel. 221845

Page 20: 1962 - Nummer 42 - mei 1962

P. VEL THUYS Cz. econ. drs.

Repeteert Candidaatsexamen:

Sociale en Bedrijfseconomie

Doctoraalexamen: Bedrijfseconomie

Marnixstraat 290 ~ Kamer 309 ~ -\msterdam~ W. Spreekuur; W oensdag 3 tot 4 uur. T eJ. Zaandam (K 2980) 63315, s' avonds en \.veekend .

Drs.J.W.Vet repeteert

voor candidandi:

voor candidaten:

Repet iti e-adres

Huis- en correspondentie­adres

ELEMENT AIRE ST ATISTIEK SOCIALE ECONOMIE

VOORTGEZETTE ST A TISTIEK OPENBARE FINANCIEN

Valeriusplein 16, Amsterdam T elefoon 727409

Dinke"aan 1 2, Heemstede Telefoon 02500-37608