Horizontaal Toezicht in het microbedrijf
Is er toekomst?
Tiede Boersma
Groepscode BAU 10.4
Examennummer BAU10.5.10
Februari 2013 (v4)
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 2
Voorwoord
In het land der blinden is éénoog koning, zo begon ik enige jaren geleden onze jaarlijkse
nieuwsbrief voor ondernemers1. Door universiteit Nyenrode was ik gevraagd om gastspreker
te zijn op een seminar met als titel “Horizontaal Toezicht en het MKB”. Ik zou met name
ingaan op HT (Horizontaal Toezicht) in het microbedrijf2. Op dat moment, december 2010, is
het aantal fiscaal dienstverleners, wat daadwerkelijk uitvoering had gegeven aan HT in het
MKB, zeer klein. In het kleinbedrijf waren het er nog niet meer dan een 25 of zo. Mijn bedrijf
was er echter wel één van. We hadden al in maart 2009 onder het pilot-convenant met
NOAB3 de eerste vijftig klanten aangemeld voor het experiment en hadden einde 2010 al
bijna 1000 aangiften onder HT ingezonden.
Mijn opleiding CB belastingadviseur is gestart in 2010 en vanaf de start wist ik, dat ik het
onderwerp HT in het microbedrijf als scriptie onderwerp wilde. Ik ben ook vanaf het begin
aan het verzamelen geslagen en alles wat los en vast zat over Horizontaal Toezicht heb ik op
enig moment wel gelezen. Het dient gezegd: Met internet, twitter, RSS etc. is dat wel een
stuk gemakkelijker tegenwoordig. Het verzamelen dan uiteraard, het lezen niet.
Al weer sinds 2007 ben ik lid van, wat ze toen noemden, de klankbordgroep met
Belastingdienst Noord. Het wordt nu het intermediairpanel genoemd. Ik zat daar in namens
NOAB en toen deze in gesprek kwam met de Belastingdienst over HT, kwam er druk op mij
om mee te doen. Belastingdienst Noord zou één van de pilot-vestigingen worden.
Uiteindelijk na enige gesprekken met het managementteam Belastingdienst Noord en
bezoeken bij ons op kantoor, van zowel NOAB als Belastingdienst Noord, hebben we begin
2009 besloten mee te doen. Onze werkwijze bleek heel goed aan te sluiten bij hetgeen
NOAB en Belastingdienst voor ogen stond en binnen een week na aanmelding hadden we
ruim 50 klanten al bereid gevonden het experiment mede te ondergaan.
Met name de Belastingdienst bleek verbaasd over wat en hoe we te werk gingen, voor een
aangifte daadwerkelijk de deur uit ging. Uiteraard waren en zijn we niet de enige kleine FD
(Fiscaal Dienstverlener)4 die zo werkt en dat is de reden geweest dat de Belastingdienst het
ook aandurfde met NOAB. Al vrij snel daarna werd ik gevraagd om als FD een interactie aan
te gaan met medewerkers van de Belastingdienst. Het bleek een eerste voorlichting te zijn
1Nieuwsbrief 2011 Boersma Adviseurs, (zie eventueel www.boersmaadviseurs.nl/ondernem13.html).
2Microbedrijf is een klein kleinbedrijf. De exacte definitie volgt later.
3. U treft achterin een lijst van de meeste toegepaste afkortingen aan.
4De term Fiscaal Dienstverlener is ingevoerd door de Belastingdienst en omvat alle belastingconsulenten ongeacht
hun beroepsnaam. Het heette eerder Fiscaal Intermediair en daarvoor belastingconsulent.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 3
over HT in het MKB voor medewerkers van de Belastingdienst. Deze voorlichtingen zijn
daarna in verschillende vormen nog enige malen herhaald op andere locaties. Daarnaast
werd ik tot vier maal toe in de gelegenheid gesteld op universiteit Nyenrode een presentatie
te geven voor collegae en andere belangstellenden (in vier sessies ca. 400 aanwezigen), waar
ik in de eerste alinea van de inleiding al naar verwees.
Ik ben dan ook in hoge mate dank verschuldigd aan universiteit Nyenrode en dan met name
de heer Mr. Roy Kramer RA (directeur Tax Assurance aldaar). De voorbereidingen voor met
name de seminars, maar ook de presentaties van de anderen, hebben mij grote kennis
gegeven over HT in het algemeen. Ik heb ook dankbaar gebruikt gemaakt van de informatie
die bij universiteit Nyenrode over het onderwerp Horizontaal Toezicht al aanwezig was.
Behalve de universiteit Nyenrode kan niet onvermeld blijven de goede samenwerking met
NOAB en de Belastingdienst. Met name de Belastingdienst laat zich, als initiatiefnemer van
HT, (voorlopig?) echt van zijn beste kant zien. NOAB heeft op zijn beurt een voortrekkersrol
gespeeld om HT in het microbedrijf te introduceren. Zonder NOAB had het nog jaren
geduurd voor het deze omvang in het microbedrijf had gekregen, als het al ooit was
opgestart.
Ik ben ook dank verschuldigd aan Martin Boer, verbonden aan de RUG (Rijks Universiteit
Groningen), afdeling belastingrecht, welke als mijn scriptiebegeleider heeft opgetreden en
mij veel positieve feedback heeft gegeven.
Tot slot moet ik mijn partner Irma Alkema en onze medewerkers bij Boersma Adviseurs en
BoekMeester bedanken, dat ze mijn wisselend enthousiasme over Horizontaal Toezicht en
alle werk, wat ik er vaak ten koste van hun aan heb besteed, hebben moeten verduren.
Mensen die me kennen weten dat ik het vaak niet in een paar zinnen kan zeggen enschrijven. Daar maak ik me ook in deze scriptie schuldig aan. Ik heb de scriptie geschrevenmet steeds de praktijk in het achterhoofd, maar weet hoe belangrijk theorie in de praktijkkan zijn en soms doorslaggevend. Ik wens u veel leesplezier toe.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 4
Inhoudsopgave blad
Hoofdstuk 1 Inleiding 6
1.1 De probleemstelling 71.2 De opbouw 8
Hoofdstuk 2 Het begrip Horizontaal Toezicht (HT) en zijn vormen 9
2.1 Inleiding 92.2 ZGO en HT 92.3 MKB en HT 102.4 Conclusie 12
Hoofdstuk 3 Samenwerken in een complexe omgeving 13
3.1 Inleiding 133.2 Van wij/zij naar vertrouwen 133.3 Samenwerking of toch maar niet 133.4 De complexiteit van aangiften 143.5 Conclusie 15
Hoofdstuk 4 Horizontaal Toezicht in het kleinbedrijf 16
4.1 Inleiding 164.2 Het MKB 164.3 Het microbedrijf en HT 184.4 Omvang HT in het MKB 194.5 Conclusie 20
Hoofdstuk 5 De voordelen van Horizontaal Toezicht (in het MKB) 21
5.1 Inleiding 215.2 De voordelen volgens de Belastingdienst 215.3 Conclusie 23
Hoofdstuk 6 Het rapport commissie Stevens en het microbedrijf 24
6.1 Inleiding 246.2 Vooral aandacht voor ZGO en MGO 246.3 MKB 256.4 Diversiteit van de fiscaal dienstverlener 256.5 Conclusie 27
Hoofdstuk 7 Ervaringen van collegae 28
7.1 Inleiding 287.2 De vragen 287.3 Analyse van de antwoorden 297.4 Conclusie 31
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 5
Vervolg inhoudsopgave blad
Hoofdstuk 8 Horizontaal Toezicht formeel bekeken 32
8.1 Inleiding 328.2 Vooroverleg 328.3 Boete 338.4 Een praktijkgeval 348.5 Het convenant formeel 358.6 Conclusie 36
Hoofdstuk 9 De wezenlijke problemen 37
9.1 Inleiding 379.2 Het pleitbare standpunt 379.3 De aanvaardbare aangifte 379.4 Conclusie 38
Hoofdstuk 10 Conclusie 39
10.1 Algemeen 3910.2 Aanbevelingen 4010.3 Tot slot 41
Literatuurlijst 42
Lijst van gebruikte afkortingen 44
Uitslag enquête in grafiekvorm bijlage
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 6
Hoofdstuk 1 - Inleiding.
Horizontaal Toezicht (HT) is niet het ei van Columbus en het zal ook nooit de verticale
toezichtsvorm overnemen, al is het zeer slim geweest deze vorm van toezicht in te voeren5.
HT sluit aan bij het goede in de mens. Dat goede is diep van binnen bij ons allen aanwezig, of
het hoort er minstens te zijn. Horizontaal Toezicht is overigens een ongelukkig gekozen
naam. In het rapport van de commissie Stevens werd er ook weer6 bij stil gestaan.
Horizontaal veronderstelt gelijkheid, maar de overheid heeft door de wettelijke taak
belasting te heffen, een zodanige machtspositie, dat er van gelijkheid met burgers geen
sprake is. Opgemerkt moet worden, dat bij HT, wel gelijkwaardigheid wordt nagestreefd,
vooral in handelen en partijen hebben dat gevoel van gelijkwaardigheid ook. Al met al is de
naam ‘horizontaal toezicht’ wellicht niet geheel juist, maar is al teveel ingevoerd en gebruikt,
om het nu nog te wijzigen.
Elke belastingadviseur zal op enig moment met HT te maken krijgen. Het is niet meer te
keren lijkt het. Toch zijn er nog heel duidelijke voor- en tegenstanders. Ondanks dat de
basisgedachte intussen al wel redelijk bekend is binnen de beroepsgroep, is er desondanks,
maar beperkt animo bij collegae, met name in het kleinbedrijf. Bij bedrijven is de
bekendheid aanzienlijk lager en bij het kleinbedrijf is er vrijwel in het geheel geen
bekendheid. Als de kennis er wel is, dan is het alleen een kwestie van wijziging van de
attitude voor toepassing van HT. Van wij/zij naar tezamen. Van wantrouwen naar
vertrouwen. Van controle naar (in) control. Is het gebrek aan animo in het kleinbedrijf
terecht?
HT is een enorm onderwerp en daarom heb ik als beperking het subonderdeel microbedrijf
gekozen, omdat ik daarin met mijn bedrijf ervaring opdoe en heb gedaan. Ik heb er veel
kennis in opgebouwd en het zou me spijten als dat allemaal voor niets is geweest7.
Anderszins twijfel ik nog steeds of HT wel die toekomst is die gedacht. Meerdere malen heb
ik al overwogen om met HT te stoppen. Mijn zakelijk partner heeft een voltooide
theoretische accountantsopleiding afgerond en die accountants kijken wat anders tegen HT
aan, dan belastingadviseurs. Hoe dan ook, een dieper onderzoek is gewenst, maar tijdens de
dagelijkse beslommeringen is daar niet tijd voor. Wat me in de praktijk stoort en wat een
onderzoek nog meer nodig maakt is:
5Peters R, Belastinginspecteur is overlegkampioen, Het Register nr 1, februari 2013 blz 18-21
6Stevens cie, Fiscaal toezicht op maat, juni 2012, pagina 14 en bijlage pagina 25
7Beginjaren negentig hebben we de standaard jaarstukken een tijdje gehad. Ik ben daar vol mee bezig geweest. Het is
niets geworden. Het was op dat moment nog veel te vooruitstrevend.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 7
1. HT is gestart bij de zeer grote ondernemingen en nog steeds richt de aandacht zich op
groot. De grootste markt in aantallen is echter het microbedrijf en daar is ook de grootste
winst voor de Belastingdienst te halen met HT. De grote (accountants-)kantoren laten het
microbedrijf bij HT vaak links liggen8, vanwege ondermeer de kosten en regeldruk. We
moeten als kleiner FD oppassen dat we niet worden bedolven onder regelgeving,
certificering en wat niet al9, wat begrijpelijker is bij grotere ondernemingen maar geen of
zeer beperkt meerwaarde biedt in het microbedrijf. Natuurlijk moet je ook bij het
microbedrijf aan dossiervorming doen, zijn er acceptatieregels en heb je bepaalde
werkwijzen en checklisten, maar ze moeten wel aangepast zijn aan de grootte van de
onderneming. Gelukkig helpt automatisering ons daar, maar de vinger moet steeds weer aan
de pols;
2. HT in het microbedrijf kan naar mijn mening alleen slagen als een belangrijk aantal (een
derde lijkt minimaal) van de ondernemingen in het microbedrijf ook meedoet aan HT en
tegelijkertijd verticaal toezicht wordt geïntensiveerd. Het verstrekken van informatie aan
collegae, beschouw ik dan ook als zeer belangrijk, want tezamen staan we sterk, maar ook
door koudwatervrees (terecht, onterecht?) houden veel FD de boot af. Vanuit het hogere
echelon van het Ministerie van Financiën wordt bijvoorbeeld tegenwoordig al gesproken
over het automatisch voeren van de boekhouding door de Belastingdienst voor alle
ondernemingen in het kleinbedrijf en met geautomatiseerde processen zou dan direct een
VIA kunnen worden gevuld of direct ook maar een overgang naar VOA (voldoening op
aangifte).. Het zou de belastingadviseur belangrijk onnodig moeten maken. Hoewel dit deels
een onmogelijk plan lijkt, wordt het gebracht door heel verstandige mensen10.
1.2 - De probleemstelling.
Horizontaal Toezicht in het kleinbedrijf en meer bijzonder het microbedrijf en wellicht nog
meer bijzonder bij éénmansbedrijven (ZZP) komt in de praktijk nog niet zo van de grond. Zijn
er problemen? Welke problemen? Zijn de problemen wel problemen? Wat is tegen de
problemen te doen? IS HT in het microbedrijf wel een goede keuze?
Kortom: Heeft HT in het microbedrijf wel toekomst?
8Bleek ook uit eigen onderzoek, zie hoofdstuk 7 van deze scriptie.
9WRR, de toekomst van de nationale rechtsstaat, SDU 2002, pagina 111.
10VHMF, Vereniging van Hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 8
1.3 De opbouw.
Voor de beantwoording van de probleemstelling moet ik kort ingaan op wat HT is en welke
vormen er zoal zijn. U vindt dit terug in hoofdstuk 2.
In hoofdstuk 3 ga ik in op de almaar complexere werkomgeving in de aangiftepraktijk, die
min of meer de Belastingdienst en FD wel tot elkaar moest veroordelen om HT in het MKB
mogelijk te maken, om dan …
… in hoofdstuk 4 de omvang van het kleinbedrijf als onderdeel van het MKB uit te leggen en
nog meer te verbijzonderen naar het microbedrijf.
In hoofdstuk 5 worden de door partijen genoemde voordelen van HT behandeld en …
… in hoofdstuk 6 bespreek ik het rapport van de commissie Stevens, wat juist op het goede
moment is uitgebracht en partijen duidelijke handvaten geeft, om verder te gaan op de
ingeslagen weg.
In hoofdstuk 7 vindt u een inventarisatie van de ervaringen van collegae, toegespitst op
omvang, foutenmarge en materialiteit.
In hoofdstuk 8 ga ik in op de formele kanten van HT en …
… in hoofdstuk 9 kom ik dan op de nu nog wezenlijke problemen van HT in het microbedrijf
en …
… hoofdstuk 10 geeft mijn conclusie en aanbevelingen.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 9
Hoofdstuk 2 – Het begrip Horizontaal Toezicht (HT) en zijn vormen.
2.1 - Inleiding.
Horizontaal Toezicht gaat uit van begrippen als wederzijds transparantie, begrip en
vertrouwen in de relatie tussen de belastingplichtige en de Belastingdienst. Het heeft een
achtergrond gebaseerd op persoonlijke- en sociale normen. Met name compliance
(regelnaleving) is daarbij een belangrijk woord11.
In de praktijk krijgt dit bij HT vorm door alle eventuele knelpunten in de aangifte vooraf te
overleggen met de Belastingdienst en de aangifte snel af te handelen zonder teveel controle.
Waar wel gecontroleerd wordt, wordt bewust gebruik gemaakt van hetgeen al
gecontroleerd is. De FD (Fiscaal Dienstverlener) wordt bij middelgrote- en kleine
ondernemingen tussen Belastingdienst en belastingplichtige geschoven. Bij deze groep
ondernemers kan in generaal geen goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening
worden verstrekt omdat vooral de AO/IB (Administratieve Organisatie/Interne
Beheersingsmogelijkheden) onvoldoende of zelfs niet aanwezig is. Daarbij is in merendeel de
fiscale en administratieve kennis te laag en het zijn er ook teveel voor de Belastingdienst om
er een apart contract mee te sluiten. Daarom sluit in het MKB de FD een HT-convenant12 met
de Belastingdienst en kan de klant een deelnameformulier met het HT kantoor sluiten. In dat
deelnameformulier conformeert de HT klant zich wel uitdrukkelijk aan het gedachtegoed van
HT.
2.2 - ZGO en HT.
HT is binnen de Nederlandse Belastingdienst geïntroduceerd in 2005 bij, wat de
Belastingdienst ZGO (zeer grote ondernemingen) noemt. Deze, toen voor Nederland nieuwe
toezichtsvorm13, steunt op de gedachte dat belastingplichtigen meer aangesproken mogen
worden op hun eigen verantwoordelijkheidsgevoel. Enig eigen belang was de Belastingdienst
niet vreemd om deze weg in te slaan. Bij met name de grote ondernemingen werd veel en
langdurig besproken hoe om te gaan met fiscale kwesties. Dit gebeurde uiteraard al deels
vooraf, maar helaas ook veel achteraf. Het was en is bij het ZGO niet ongebruikelijk dat voor
een controle achteraf maanden achterelkaar meerdere belastingmedewerkers bij de
onderneming aanwezig zijn. Dit kost ook de Belastingdienst veel tijd. Correcties achteraf
geven daarbij scheve gezichten en zijn in basis al contraproductief. Correcties achteraf raakt
echter nog een probleem voor met name de beursgenoteerde ondernemingen, wat met HT
was en is op te lossen: Snel zekerheid over de aangifte en snel de aanslag. Dit zorgt aldus
weer voor snel en juist de aandeelhouders informeren.
11Stevens Cie, Fiscaal toezicht op maat, juni 2012, pagina 20
12Een convenant is hier een soort herenakkoord tussen belastingplichtige en Belastingdienst en/of FD.
13In het Verenigd Koninkrijk bestaat al sinds 2001 HT, wat ze daar Enhanced Relationship noemen.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 10
Horizontaal Toezicht staat weliswaar voor wederzijds vertrouwen, begrip en transparantie,
maar kan je eigenlijk elkaar wel zomaar vertrouwen? Er wordt bij HT gesproken over
gerechtvaardigd vertrouwen14. Het gaat in basis wel uit van integer handelen van beide
partijen, maar het vertrouwen is niet blind en dient toch controleerbaar en onderbouwd te
worden. Beide partijen moeten wel weten wat er van hun wordt verwacht. Voordat er een
(handhavings)convenant wordt gesloten, wordt er een nulmeting gedaan bij
belastingplichtige en dient belastingplichtige een zogenaamd TCF (Tax Control Framework)
op te stellen, waarmee de fiscale risico’s specifiek in beeld worden gebracht. De
belastingplichtige toont hiermee aan dat hij fiscaal “in control” is binnen de eigen
onderneming(en). Als er een fiscaal probleem dreigt, dient de belastingplichtige in overleg te
gaan met de Belastingdienst (het vooroverleg), zodat direct de goede weg wordt gekozen. In
de praktijk betekent het bij ZGO dat er veel en intensief overleg is met de Belastingdienst op
basis van begrip voor elkaar. Problemen worden nu vooraf opgelost en nog maar beperkt
achteraf. Intussen wordt deze vorm van HT ook toegepast bij MGO (middelgrote
ondernemingen), op dezelfde condities. MGO valt in de praktijk ook deels onder de definitie
van het MKB.
2.3 - MKB en HT.
In het MKB is rechtstreekse benadering van de belastingplichtige voor HT, niet mogelijk. Er
kan door deze bedrijven om meerdere redenen ook geen TCF (Tax Control Framework)
worden gemaakt. Met de belastingadviseur kan echter wel een afspraak worden gemaakt,
als vervanger voor dat TCF. Een alternatieve kwaliteitsborging derhalve.
Als gedachte is het al vermeld in een brief aan de Tweede Kamer geschreven op 8 april
200515, tegelijk met het opstarten van HT in het ZGO, maar eerst in 2007 en 2008, toen bleek
dat HT wel eens een succes zou kunnen worden, zijn er wat eerste verkennende gesprekken
geweest om het MKB via de FD en de branche-organisaties, ook een vorm van HT aan te
bieden. Tegenwoordig voert de Belastingdienst ook nog een apart ‘softwarespoor’16, wat
met name onderzoekt of er mogelijkheden zijn om de kwaliteit van de keten zodanig te
maken dat uit de vastlegging van brondocumenten direct een aangifte kan worden gemaakt,
onder het motto ‘automatisch goed’. In deze scriptie laat ik dit onderdeel verder voor wat
het is: een eerste begin. Het lijkt mij op dit moment nog te mooi om waar te zijn.
De handhavingsconvenanten met branche-organisaties richtten zich veelal op specifieke
fiscale problemen in een bepaalde sector. Die convenanten behandel ik hier ook niet.
14Stevens Cie, Fiscaal Toezicht op maat, juni 2012, pagina 5
15Kamerstukken II 2004/05 29800, nr 2. Ook Stevens Cie, Fiscaal toezicht op maat, juni 2012, pagina 28
16Belastingdienst, Horizontaal Toezicht + Software = Automatisch Goed, 2011
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 11
Daarnaast zijn er de meeromvattende handhavingsconvenanten met fiscaal dienstverleners
opgestart, speciaal voor de doelgroep MKB. Dat was in de beginfase aftasten en iedereen
moest zijn weg nog wat vinden. Er was en is geen wettelijke regeling voor HT.
Einde 2008 is een convenant gesloten met Ten Kate Huizinga te Enschede en in dezelfde
periode is er ook met Nexia Nederland een convenant gesloten. NEXIA Nederland was het
eerste samenwerkingsverband waarmee een convenant werd gesloten en begin 2009
volgden NOAB en SRA17 voor de belastingmiddelen Inkomstenbelasting (IB),
Vennootschapsbelasting (VpB), Omzetbelasting (OB) en Loonbelasting (LB). Intussen zijn er
meer koepelorganisaties die hun leden/deelnemers de mogelijkheid voor een HT convenant
aanbieden, waaronder RB (Register Belastingadviseurs). De FD, aangesloten bij deze koepels,
sluiten zelf een convenant met de Belastingdienst, waar het convenant met de koepel dan
onderdeel van is. De koepel onderzoekt van tevoren of de desbetreffende FD voldoende
kwaliteit in huis heeft om aanvaardbare aangiften te kunnen inleveren. De koepel blijft
overigens de FD ook daarna volgen en controleren. Vervolgens kunnen klanten van de FD
een deelnameformulier bij hun FD tekenen waarin ze ondermeer verklaren dat ze tijdig, juist
en volledig hun administratie ter beschikking zullen stellen en dat de verhouding met de
Belastingdienst gebaseerd zal zijn op wederzijds vertrouwen, transparantie en begrip.18
Dat de belastingdienst de weg heeft gekozen via de koepelorganisaties en niet rechtstreeks
met de diverse fiscaal dienstverleners, heeft alles te maken met de geconstateerde minimale
kwaliteits- en/of opleidingseisen bij de diverse koepels ten aanzien van hun
leden/deelnemers. Het is dan veel praktischer convenanten te sluiten met de koepels en de
kwaliteitscontrole over te laten aan deze koepels. Zo is elke koepel min of meer verplicht
regels en voorschriften op papier te zetten waaraan hun (HT-)leden zich dienen te houden
bij aanname van (HT)klanten, bij dossiervorming, regels voor samenstellen van
jaarrekeningen en de gehele aangiftepraktijk, kortom werkwijzen, workflows, handboeken
en checklisten. In de praktijk is dit per koepel overigens sterk verschillend, maar duidelijk is
wel dat er een aanvaardbare aangifte moet worden afgegeven die voldoet aan wet- en
regelgeving en dat betekent in basis foutloos (met andere woorden juist en volledig)19.
Een belangrijk extra voordeel voor met name de Belastingdienst bij dit type HT convenant is
dat de FD tussen Belastingdienst en belastingplichtige is geschoven: Er wordt zo zonder
kosten voor de Belastingdienst een extra controle ingebouwd. Dit onderdeel wordt weinig
naar voren geschoven, maar het is van groot belang. Dankzij het
verantwoordelijkheidsgevoel, de deskundigheid en de veelal ruim aanwezige integriteit van
de FD ontstaat er een voor ieder aanvaardbare aangifte. Voor veel FD betekent het
overigens helemaal niet dat extra werk, wat wellicht wordt gedacht. De meeste FD hadden
17SRA had in 2008 al een convenant gesloten, maar voor alleen loonheffing.
18Belastingdienst, “Horizontaal Toezicht biedt ondernemers meer zekerheid”, juli 2010
19Belastingdienst, leidraad Horizontaal Toezicht MKB, FD, Bijlage VIII, februari 2011.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 12
hun zaken al goed voor elkaar, maar het zal ook duidelijk zijn dat waar in het verleden een
(twijfelachtig) pleitbaar standpunt er nog eens doorging, dit met HT niet meer kan.
Daarnaast is er natuurlijk nog een groep FD, welke hun zaken iets minder hadden geregeld,
bijvoorbeeld het onderdeel dossiervorming. Voor deze FD is HT een kwaliteitsverbetering in
de eigen organisatie. Het zal ook duidelijk zijn dat er een groep is die niet en nooit aan de
kwaliteitsnormen zal en wil voldoen.
De FD is verder een externe adviseur en alleen al daarom heeft de aangifte meer waarde ten
opzichte van een door de belastingplichtige zelf ingeleverde aangifte. Anders is het toch
zoiets als de slager die zijn eigen vlees keurt. Dit gebeurt dan weer wel bij ZGO/MGO, maar
daar zijn extra waarborgen op grond van externe controles en het eerder aangehaald TCF.
2.4 – Conclusie.
HT is een ruim begrip, wat ook nog eens niet beperkt blijft tot belastingen. Ook bij andere
overheidstaken zie je HT in toezichtsvorm komen, maar gekeken naar alleen belastingen is
HT al zeer divers. Zoals u heeft kunnen lezen zitten er essentiële verschillen in de benadering
naar het MKB door de driehoeksverhouding met de FD. In het volgende hoofdstuk ga ik in op
de samenwerking tussen Belastingdienst en FD, waar HT een logisch vervolg op is, maar ook
dat samenwerking wel moet want ondanks alle vereenvoudigingen, raakt de gewone burger
steeds verder vervreemd van de overheid.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 13
Hoofdstuk 3 – Samenwerken in een complexere omgeving.
3.1 – Inleiding.
HT lijkt er plotseling te zijn, maar de invoer is eigenlijk zeer geleidelijk gegaan en een logisch
gevolg op de maatschappelijke ontwikkeling van almaar complexere wetgeving en
bijbehorende, ook steeds complexere, uitvoering van deze wetten, wat op den duur niet
meer volledig te handhaven valt vanuit de hij/zij gedachte.
3.2 – Van wij/zij naar vertrouwen.
Gedurende de laatste tien jaar zijn grotere groepen van de Belastingdienst op de hoogte
gebracht van de werkwijze van het belastingconsulentengilde in het kleinbedrijf, wat
overigens door de jaren heen ook sterk is geprofessionaliseerd. Controleurs waren uiteraard
al op de hoogte, maar dat is maar een beperkt deel van de organisatie en wordt wel eens
gezien als een apart onderdeel20 bij de Belastingdienst. Ze maakten normaal geen gebruik
van datgene wat er al gedaan was aan controle door de FD en wij boden dat ook niet aan. De
bekendheid neemt nu algemeen toe door de almaar toenemende contactmomenten tussen
Belastingdienst en FD, waar bijvoorbeeld de landelijke en regionale intermediairdagen een
goed voorbeeld van zijn. Met name de laatste jaren zoekt de Belastingdienst steeds meer
contact en dit leidt tot wederzijds begrip. Dit staat overigens los van HT, al zijn er
raakvlakken uiteraard. Inherent aan het sluiten van een HT convenant is bijvoorbeeld de
verplichting tot regelmatig overleg. In mijn voorwoord sprak ik al over de verbazing, die ook
uitgesproken werd door de Belastingdienst, over de omvang en vorm van onze werkwijzen,
die zoals al geschreven uiteraard niet beter of slechter zijn, dan die van vele collegae. Het
kleinere FD heeft natuurlijk in zijn algemeenheid ook geen idee hoe een grote organisatie als
de Belastingdienst werkt en verbaasd zich soms over de onwetendheid van bepaalde
ambtenaren over bepaalde onderwerpen, al wordt andersom de dieptekennis wel
opgemerkt. Door toenemende kennis over en weer is het vertrouwen in elkaars kunnen ook
toegenomen. Vertrouwen is een basisbeginsel voor HT.
3.3 – Samenwerking of toch maar niet?
Ik schreef op de vorige pagina dat de FD in generaal zeer integer handelt en onafhankelijk is
en handelt ten opzichte van zijn klant. Dit gedrag wordt daarbij ook nog vaak
voorgeschreven door gedragscodes, waar men zich zelf toe heeft verplicht door lid te
worden van een bepaalde koepel. Toch is deze werkelijkheid niet overgekomen bij met
name de VHMF. Deze toch echt niet onbelangrijke vereniging roert zich nogal de laatste tijd
en heeft juist grote twijfels over de tussenschakel FD. De FD wordt vanwege “de persoonlijk
relatie en de wederzijdse financiële afhankelijkheid” zelfs als DE belemmering gezien om HT
op grote schaal op basis van vertrouwen in te zetten. Ook denken ze dat de FD de eventuele
20In 1972/3 heb ik stage gelopen bij Belastingdienst Sneek. De controleurs waren een ‘apart slag’.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 14
extra kosten niet zal uitvoeren omdat ze niet doorberekend kunnen worden21. Blijkbaar
heeft de VHMF geen hoge pet op van onze beroepsgroep. De vereniging schrijft overigens
verder wel dat bij iets grotere ondernemingen (niet nader gespecificeerd) een wettelijke
uitbesteding van bepaalde verticale fiscale controles aan een FD, die dan mogelijk
gecertificeerd zou moeten zijn, wel een oplossing zou kunnen zijn.
3.4 - De complexiteit van aangiften.
De praktijk is dat belastingplichtigen, ondanks alle goede bedoelingen van de overheid, het
gehele gebeuren rondom belastingheffing en –betaling zeer complex en ingewikkeld vinden.
Al jaren lopen heel veel belastingplichtigen te worstelen met bijvoorbeeld Toeslagen, terwijl
dit als zeer gebruikersvriendelijk is gepresenteerd. Hoewel ook de aangifte
inkomstenbelasting voor particulieren in basis simpel zou zijn, zien we steeds meer
particulieren de weg vinden om hun aangifte door professionele (en overigens ook niet
professionele) belastingadviseurs te laten verzorgen. De Belastingdienst heeft er voor een
belangrijk deel geen weet van, omdat zelfs professionele belastingadviseurs nog wel eens
gebruik maken van de DigiD van de klant en het gratis programma van de Belastingdienst.
De op internet veel aanwezige fora kunnen in deze soms heel verhelderend zijn…
Ook kleine ondernemers met een zeer bescheiden winst lopen regelmatig vast in hun
aangifte. De VHMF schrijft letterlijk in het eerder aangehaald artikel “Wellicht kunnen deze
ondernemers via internet, in een eigen persoonlijk domein, rechtstreeks bij de
Belastingdienst zelf boekhouden. Na enkele systeemcontroles kunnen na aanvulling met
hypotheek- en loongegevens prachtige vooringevulde aangiften omzetbelasting en
inkomensheffing voor hen worden klaargezet”. Als het nu met de ‘simpele’ aangiften al niet
lukt zonder externe hulp, vrees ik voor het slagen van deze uitbreiding.
In de praktijk zal de oplossing van de VHMF mogelijk nog werken ook. Het grote voordeel is
dan immers, dat zowel de belastingplichtige als de Belastingdienst niet zal zien dat er iets
fout gaat. De belastingplichtige mist ondanks alle naslagmogelijkheden, de kennis om elk
onderdeel van de belastingwetten te kennen en de Belastingdienst zal zich door de
automatisering en de automatische systeemcontroles ook zand in de ogen laten strooien.
We zien dat nu al: niet alle gegevens blijken via de VIA teruggemeld te worden. We kennen
allemaal wel het spelletje Monopoly en daar is een kaart die heet: “Door een vergissing van
de bank in uw voordeel, krijgt u ..”. Analoog daaraan wordt door de belastingplichtige
identiek gedacht bij weglating door de Belastingdienst van iets.
21Artikel Het Register augustus 2012 Evaluatie HT onderdeel “Naar een voldoening op aangifte”, blad 20
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 15
3.5 – Conclusie.
Het lijkt dat door het steeds complexer worden van wetgeving het FD in vooral het
microbedrijf een grote toekomst tegemoet gaat. Dit staat lijnrecht tegenover het denken
van de overheid, zowel geuit via VHMF, maar ook bijvoorbeeld blijkt uit het rapport
Dijkhuizen van oktober vorig jaar22. De VIA wordt daar prominent in genoemd. In het hele
rapport komt HT niet terug. De VIA is naar mijn mening te vroeg geïntroduceerd en het
spoor via software (zie ook pagina 9) is te mooi om waar te kunnen zijn of in ieder geval veel
te snel voorzien van het stempeltje, uitvoerbaar. De Belastingdienst en overheid hebben
toch al jaren de neiging om veel te veel te willen vertrouwen op automatisering. Behalve de
automatisering moet ook niet vergeten worden dat niet elke burger groot vertrouwen zal
ten toon spreiden in een Belastingdienst die alles wel voor je regelt. Het overigens ook door
VHMF geopperde invoeren van de VOA, geef ik echter wel een kans en sluit eigenlijk prima
aan bij HT. Overigens is de vooruitstrevendheid van onze overheid ten aanzien van
automatisering en nog meer onze Belastingdienst prima. Automatisering lost echter alleen
massaproblemen op. Vooral bij steeds wijzigende omstandigheden en niche markten is het
daarmee niet de 100% oplossing die blijkbaar wel wordt gedacht.
22Dijkhuizen C. van, commissie IB/toeslagen, Rapport Naar een activerender belastingstelsel, oktober 2012
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 16
Hoofdstuk 4 – Horizontaal Toezicht in het Kleinbedrijf.
4.1 – Inleiding.
Het MKB wordt de groep ondernemingen genoemd, die niet tot het grootbedrijf behoren en
bij HT alleen kunnen kiezen voor een convenant via een FD. Het MKB is echter nog al
veelomvattend. Tot het MKB behoren heel veel ondernemingen van één persoon, maar ook
miljoenenondernemingen met soms wel 200 werknemers. U treft allereerst een definiëring
aan van het MKB en vervolgens ga ik in op HT in het microbedrijf en geef de ontwikkeling
aan.
4.2 – Het MKB.
Voor het bepalen tot welke groep een onderneming behoort wordt over het algemeen
gekeken naar drie maatstaven, waar er dan twee moeten voldoen en dat dan weer minimaal
twee jaar achter elkaar. Die maatstaven zijn: Aantal medewerkers, netto omzet en
balanstotaal. Het MKB omvat al jaren (ruim) meer dan 99% van alle ondernemingen, maar
die minder dan één procent is wel van heel groot belang voor onze gehele economie, wat
duidelijk uit onderstaande opstelling van september 2012 blijkt23:
MKB is in aantallen
derhalve enorm groot
en al die
ondernemingen doen
aangifte. Het is dan
ook niet verwonderlijk
dat de Belastingdienst
een aparte groep
MGO kent en
tegenwoordig ook
ZZP’ers anders
behandelt. MGO
behoort tegenwoordig
bij de Belastingdienst
bij ZGO en ook voor
HT valt MGO in basis
vaak niet onder het HT convenant MKB.
Die ondernemers die wel onder het HT dienstverleners convenant MKB vallen, zijn echter
nog steeds heel verschillend. De ZZP’er is voor het merendeel totaal onkundig van
23Internet kennissite MKB en Ondernemerschap: prognose kerngegevens MKB, 2012.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 17
belastingzaken, vooral als er de combinatie is met starter24, terwijl de grotere MKB
ondernemer met 49 man personeel wel een eigen boekhouder in dienst heeft en soms zelfs
al een aparte controller. Voor de Belastingdienst gelden overigens weer andere aantallen
want deze komen op 1,4 miljoen MKB ondernemingen, wat ze dan verder onderverdelen in
200.000 starters, 600.000 ZZP’er en de overige eveneens 600.000 ondernemers delen ze in
in wat ze noemen MKB+25.
De grootte en omvang maakt wel significant uit
voor de benadering van de klant bij HT. Waar er
bijvoorbeeld een AO/IB26 is, kan daar aansluiting
bij gezocht worden en dat verandert direct de
werkwijze van de FD.
De ZZP’ers, om naar het andere uiterste te kijken,
zijn veruit de grootste groep onder het MKB.
Hoewel op zich de aangifte en boekhouding vaak
niet veel voorstelt, is het wellicht daarom toch
weer een heel bewerkelijke groep. Ook
de ZZP’er zelf doet er vaak niet veel aan
en heeft er doorgaans ook niet veel
verstand van, als hij dat al zou willen en
dat is vaak niet het geval. Toch zie je die
groep boekhouden met een online
pakket, al dan niet met automatische
herkenning of automatische invulling.
Het blijven in verhouding bewerkelijke
klanten, want twee uurtjes uitleg is ook
weer 200 euro en dat is dan zomaar 20%
van de jaarkosten. Daarbij is de winst
van de ZZP’er gemiddeld niet groot.
Bijgaande grafiek spreekt boekdelen: 74% van de ZZP’ers heeft een winst van minder dan €
10.000,- en 62% maakt zelfs helemaal geen winst.
24Belastingdienst, presentatie ZZP tijdens intermediairdagen zie www.intermediairdagen.nl/presentaties-bekijken-
2012-zzp, november 2012.
25 Belastingdienst: presentatie ZZP op intermediairdagen, november 2012
26 vroeger AO/IC genoemd (C voor Controle)
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 18
4.3 Het microbedrijf en HT.
Zoals al geschreven is de omschrijving microbedrijf iets van Europa en omvat het voor de
bepaling, ook twee van de drie maatstaven. De maatstaven zijn hier tien medewerkers, twee
miljoen balanstotaal en twee miljoen netto-omzet. Het microbedrijf is in aantallen dan weer
bijna het hele Kleinbedrijf (meer dan 80%). Een kleinbedrijf is overigens nog klein als er
sprake is van maximaal 50 medewerkers, een netto-omzet van 8,8 miljoen en/of 4,4 miljoen
balanstotaal.
Het microbedrijf, waar ook de ZZP’er weer onder valt, kenmerkt zich doordat de
ondernemer eigenlijk een vakman is die ook een onderneming leidt. Deze ondernemer
beslist alles zelf. Scheiding van taken in de organisatie komt vrijwel niet voor of we moeten
de levenspartner van de ondernemer meetellen. Vastlegging van gegevens is al weer
vanwege het ontbreken van die scheiding van zaken niet nodig (“zit in mijn hoofd”) en
gebeurt marginaal. Ook is een kenmerk dat veelal de boekhouding een opgave is. Er behoeft
niet veel tijd aan besteed te worden vanwege de omvang, maar daardoor wordt het
boekhouden ook nooit goed geleerd. Uitbesteden komt derhalve veel voor ondanks de
kosten en waar het niet uitbesteed wordt, zien we toch ongeveer dezelfde kosten
terugkomen (eigen kosten en kosten van correcties). Desondanks willen vrijwel alle
ondernemers het goed doen en is het over het algemeen geen groot probleem om een heel
redelijk beeld te krijgen van de onderneming. De meeste ondernemingen zijn nu eenmaal
klein en alleen al daarom zeer overzichtelijk.
Het grootste probleem is overigens dat het aantal deelnemers aan HT nog steeds klein is,
waardoor opgedane ervaringen nog steeds minimaal zijn. Empirisch onderzoek naar deze
ervaringen is dan ook vanwege de aantallen niet mogelijk. Naar mededeling van de
Belastingdienst zijn er nu (februari 2013) ongeveer 100.000 nummers (BSN en RSIN) die als
HT deelnemer te boek staan. Omdat vrijwel elke entiteit27 normaal uit minimaal twee BSN en
een enkele keer wel uit 15 BSN en RSIN tezamen kan bestaan, is het aantal entiteiten nog
steeds niet hoog. Naar inschatting zullen dit minimaal ongeveer 35.000 en maximaal niet
meer dan 60.000 entiteiten zijn. We praten hier over alles wat onder de MKB convenanten is
aangemeld aan deelnemers. Op dit moment (februari 2013) is er wel een groot aantal fiscaal
dienstverleners die HT aan hun klanten kunnen aanbieden. Op www.belastingdienst.nl
worden ze vermeld, naast de convenanten met brancheorganisaties, gemeenten etc. Ze
hebben nog niet allemaal uitvoering gegeven aan het convenant door ook klanten aan te
melden. Het blijkt ook maar weer eens uit eigen onderzoek (zie hoofdstuk 7).
27De Belastingdienst noemt een het samenstel van bedrijven en natuurlijke personen die bij elkaar horen een entiteit.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 19
4.4 – Omvang HT in het MKB.
Het is voor een bedrijf overigens nog niet zo gemakkelijk om een fiscaal dienstverlener die
HT zou kunnen aanbieden, te vinden, althans op de site van de Belastingdienst. De meeste
adviseurs melden het uiteraard wel op hun website, maar voor controle of dat wel allemaal
zo is, is natuurlijk de belastingdienstsite ook handig. In de praktijk werkt de zoekfunctie
perfect en kom je met de naam van de FD direct op de goede plek, maar via de
menustructuur is het ingewikkeld en zie je ook doublures, wat verwarring in de hand werkt.
Begin december 2012 besteedde Accountancynieuws aandacht aan HT met als titel “Nog
weinig animo voor HT”28, waaruit bleek dat er op dat moment 264 convenanten zouden zijn
gesloten, waarvan de meeste via SRA, zowel absoluut (120) als relatief (32% van de leden).
(NEXIA is relatief hoger, maar NEXIA bestaat uit niet meer dan drie fiscaal dienstverleners).
Ik heb nu ook even geturfd (februari 2013) en dan kom ik op de volgende aantallen:
152
83
57
12 3 31
SRA
NOAB
direct
KAN
NEXIA
Extendum
RB
Opmerking bij deze aantallen: direct is geschat op hetzelfde. Uit het opvragen van de
enquête is mij gebleken dat er FD zijn die rechtstreeks een FD convenant hebben (dus
direct), maar nog onder SRA verantwoord staan. Het neemt niet weg dat er nog steeds een
vrij snelle groei in Fiscaal Dienstverleners is. Als we de direct aangeslotenen even voor
hetzelfde aantal (volgens de Belastingdienst 57 in december) meetellen zijn er nu 312 FD
waar dit ruim twee maanden geleden nog maar 264 waren. Een groei van 48 of ruim 18%.
Als het afgezet wordt naar het aantal entiteiten dan hebben de fiscaal dienstverleners
gemiddeld ongeveer 150 tot 200 entiteiten aangemeld.
Het gaat wellicht in het MKB wel snel, maar bij de grote bedrijven is over 2012 ten opzichte
van 2011 een daling gesignaleerd29 (groot van 787 naar 724, middelgroot van 2345 naar
2537). Volgens de Belastingdienst zou het komen van het strakker hanteren van de normen
28Accountancynieuws, redactie, Nog weinig animo voor HT, nr 22, 7 december 2012, pagina 1/2
29Taxlive, redactie (www.taxlive.nl), Aantal grote bedrijven onder horizontaal toezicht gedaald, 30-01-2013
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 20
bij Horizontaal Toezicht. Eelco van der Enden30 noemt dit in hetzelfde artikel veel te kort
door de bocht. Naar zijn mening is juist het niet duidelijk zijn van normen in wel de helft van
de gevallen de reden voor grotere bedrijven om af te haken. Hij neemt aan dat bedrijven zelf
die beslissing hebben genomen om te stoppen en noemt dat ook begrijpelijk, want
“Horizontaal Toezicht lijkt op dit moment niet meer te zijn dan een niet-gereguleerde vorm
van vrijwillige informatieverstrekking, zonder dat duidelijk is wat daar voor zekerheden
tegenover staan”. Hij eindigt zijn betoog met “Ik vind wel dat de Belastingdienst zich moet
herbronnen op dit onderwerp, maar wat betreft de richting die we opgaan met z’n allen is er
geen andere weg. Horizontaal Toezicht is zonder meer de toekomst. Maar de uitvoering
moet veel concreter worden”. Uit deze scriptie zal blijken dat dit wellicht nog heftiger in het
microbedrijf zal moeten plaats vinden.
4.5 Conclusie.
Binnen het totaal van ondernemingen is het microbedrijf verreweg de grootste groep. Als
gekeken wordt naar de gesloten HT convenanten, dan valt op dat dat vooral is gesloten met
SRA kantoren. Van alle FD convenanten is bijna de helft gesloten met SRA kantoren. Als dan
ook nog in ogenschouw wordt genomen dat er een vrij groot aantal FD rechtstreeks heeft
afgesloten en deze kantoren, naar grootte gekeken, zeker niet onder zullen doen voor het
gemiddelde SRA kantoor, is de conclusie legitiem dat een wel heel ruime meerderheid aan
ondernemingen via deze kantoren aan HT meedoet. SRA kantoren werken zoals ook uit de
enquête zal blijken wel in het microbedrijf uiteraard, maar zien het microbedrijf in
merendeel niet als doelgroep. Het aantal FD wat HT kan aanbieden neemt nog steeds toe.
Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat ook het aantal aanmeldingen onder HT van
ondernemingen toeneemt. Bij beide geldt een proportionele stijging. Toch zie je duidelijk dat
het NOAB in percentage van zijn leden (ca. 1000 leden, ca. 8%) achterblijft bij bijvoorbeeld
SRA (nu al 40%). Die conclusie geldt nog meer bij RB, maar daar moet bij aangetekend
worden dat RB leden maar zelden zelfstandig een onderneming drijven en veelal ook al via
een andere organisatie toegang hebben tot HT dienstverlening.
30Partner bij PWC en wereldwijd verantwoordelijk voor Tax Function Effectiveness en Tax Assurance, tevens
verbonden aan universiteit Nyenrode.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 21
Hoofdstuk 5. De voordelen van Horizontaal Toezicht (in het MKB).
5.1 – Inleiding.
Om over te stappen op HT wil elke deelnemer weten wat de consequenties zijn en vooral de
voordelen. De vermelding van voordelen door de Belastingdienst leidt vanaf het prille begin
tot discussie. De gegeven voordelen zijn geen harde voordelen. Elke discussie op dit punt is
dan ook gedoemd te mislukken. Er zijn echter ook zachte voordelen en die willen
deelnemers en meer nog de FD wel eens over de streep trekken.
5.2 – De voordelen volgens de Belastingdienst.
Theo Poolen, lid van met Managementteam Belastingdienst en daarbinnen landelijk
verantwoordelijk voor HT zegt in de folders “Horizontaal toezicht biedt ondernemers meer
zekerheid”31 : ‘Hoe zorgen we er met elkaar voor dat het meteen goed is, in plaats van
achteraf te kijken of het niet fout is gegaan. Dat is de essentie van horizontaal toezicht’.
En dat is inderdaad de bottomline vanuit de Belastingdienst gekeken.
De voordelen in deze folder zijn:
1. U krijgt snel duidelijkheid en hoeft niet lang te wachten op uw aanslag.
2. U krijgt minder controles, omdat convenantsaangiften alleen nog beperkt
steekproefsgewijs worden gecontroleerd.
3. Uw vragen en opmerkingen worden snel beantwoord. Uw fiscaal adviseur krijgt namelijk
een vast aanspreekpunt bij de Belastingdienst. En mocht uw adviseur bij het opstellen van
uw aangifte voor twijfelpunten komen te staan, dan bespreekt hij die met ons voordat hij uw
aangifte indient. Dat vergroot uw zekerheid, en zorgt dat wij uw aangiften sneller kunnen
afhandelen.
Als gekeken wordt naar de voordelen dan moet je concluderen:
Ad. 1. De definitieve aanslag komt inderdaad tegenwoordig in de regel sneller dan bij niet
HT klanten, maar er is geen enkel verschil als naar de eerste aanslag na aangifte
wordt gekeken. Er komt binnen een week of zes een aanslag al dan niet voorlopig en
van enig verschil in behandeling tussen HT en niet HT is geen sprake. Ook ten aanzien
van eventueel Metatoezicht (de controle, achteraf bij HT, zie volgende pagina) wordt
alleen gezegd dat dit spoedig na aangifte kenbaar wordt gemaakt, maar spoedig is
een rekbaar begrip.
Ad. 2. Het aantal controles is gemiddeld berekend op één maal in de 43 jaar32. Nu is dit
natuurlijk per ondernemer heel verschillend en heeft de Belastingdienst een grote
voorkeur voor een controle bij bedrijven waar veel kashandelingen zijn, maar ook
31Belastingdienst, Er zijn twee versies welke op wat foto’s na identiek zijn, juli 2010
32Kramer R.R., presentatie Nyenrode, seminar Horizontaal Toezicht en het MKB, laatstelijk 28-11-2011
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 22
bij die bedrijven wordt in generaal de vijf jaar niet gehaald. In de praktijk zullen goed
willende ondernemers eerder willen overstappen naar HT en juist deze bedrijven
hebben vaak al tien jaar niemand meer gezien van de Belastingdienst. De controle bij
HT (metatoezicht33) is ambtelijk vastgesteld op maximaal 1% van de entiteiten
betrokken bij HT34 en volledig willekeurig gekozen. Het verschil tussen 1 x in de 43
jaar en 1 x in de 100 jaar wordt niet echt gevoeld.
Ad. 3. De ondernemer kreeg altijd al snel antwoord op zijn vragen. Die antwoorden
werden en worden snel gegeven door de FD, eventueel na overleg met een ter zake
deskundige. Waar desondanks een discussie zou kunnen ontstaan en de klant wil
toch absolute zekerheid, ging de FD, ook zonder HT al in vooroverleg. De
Belastingdienst is de groep van niet HT’ers de laatste jaren nog meer ter wille en
heeft intussen account teams in het leven geroepen, die met name het niet
georganiseerde deel van de FD, alsmede de FD die niet meedoen aan HT
begeleiden. Het directe aanspreekpunt is er dus nu gewoon voor elke FD.
Naast deze niet bestaande voordelen zijn er ook de zachte voordelen, maar dat zijn niet
altijd voordelen:
a. samenwerken op basis van vertrouwen werkt veel prettiger. Hoewel er feitelijk en
formeel niet gelijkheid is tussen partijen, kan met overleg en begrip een
vertrouwenwekkende situatie ontstaan, waar de inbreng van de belastingplichtige
mee telt, althans zo wordt het ervaren. Daar komt bij dat de Belastingdienst wel
degelijk nog steeds enige vrijheid ten toon mag stellen. Het freies ermessen35 komt
de laatste jaren weer wat meer in de belangstelling maar of het weer helemaal
terugkomt is de vraag. Ook in het rapport van de commissie Stevens “Fiscaal toezicht
op maat” wordt het vermeld.36 Toch leert de praktijk dat als het maar enigszins
algemeen is of lijkt te gaan worden, er niet direct antwoord komt op vragen, maar er
toch een vraag richting landelijke kennisgroep gaat. Uit eigen ervaring weet ik dat het
dan nog wel enige maanden kan duren voor er een antwoord komt. Hoewel
begrijpelijk is dit strijdig met de beginselen van HT.
b. Bij de grotere ondernemingen kan het stempeltje maatschappelijk verantwoord
ondernemen meespelen. Daarnaast hangt aan HT het stempeltje kwaliteit. Dat men
een HT klant is, wil vooral de kleinere ondernemer echter lang niet altijd ook naar
buiten uitdragen. Immers HT betekent praktisch aan de leiband van de
33Algemene Rekenkamer, Systemen van checks en balances bij rechtspersonen met een wettelijke taak. Deel 3, 2002,
pagina 5: definitie: het uitoefenen van toezicht op toezichtresultaten van anderen.
34 Belastingdienst, Leidraad Horizontaal Toezicht MKB FD, februari 2011, pagina 44
35 Enige beleidsruimte te bepalen aan de inspecteur.
36 Stevens Cie, Fiscaal toezicht op maat, juni 2012, Ondermeer pagina 87.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 23
Belastingdienst en dat strookt niet met het vrije karakter, wat een ondernemer
uitstraalt en wil uitstralen. Iets soortgelijks doet zich voor bij de FD, die niet een
verlengstuk wil zijn van de Belastingdienst en bij deelname aan HT zelfs klanten kan
verliezen. Het keurige jongetje in de klas is in Nederland niet geliefd.
c. De angst voor de controle en vooral ook voor de kosten van de controle spelen met
name bij de kleine ondernemer belangrijk mee. Een eenpersoonsbedrijf kan zijn
aangifte inclusief jaarcijfers ongeveer verwezenlijken voor zo tussen de 800 en 1.500
euro, maar een controle van een dag zal ook zonder correctie geld gaan kosten,
vooral als wij als FD er ook bij om stappen, wat voor de gemoedsrust van die kleine
ondernemer vaak gebeurd. 500 tot 1.000 euro per controledag is niet
ondenkbeeldig. Verder weet die ondernemer niet echt of de FD het wel goed heeft
gedaan, ook al is hij zich zelf van geen kwaad bewust. Het geeft onzekerheid en die
heeft een ondernemer in het algemeen al wel genoeg, maar deze wil hij graag
vermijden, vooral vanwege de machtigheid van de Belastingdienst.
5.3 – Conclusie.
Het is jammer als er voordelen worden genoemd die zo gemakkelijk onderuit te halen zijn.
Het geeft mensen die overgehaald moeten worden het gevoel dat ze niet serieus genomen
worden. De eerste mensen in het MKB die overgehaald moeten worden zijn de FD en die
weten echt wel dat de voordelen geen voordelen zijn. Het enige wat overblijft is dat er
vooraf zekerheid komt over de aangifte (als er vooroverleg is geweest, zie vooral even
hoofdstuk 7) en de wat gemakkelijker ingang. Daar staan nadelen tegenover. Ook de
commissie Stevens constateerde geen harde voordelen tussen wel of niet deelnemen en zag
ook de nadelen37, zoals al genoemd en bovendien extra controle bij de start van HT en
inperking van Tax planning. Dit laatste punt laat ik verder hierboven onbesproken. Het speelt
bij de kleinere onderneming aanzienlijk minder en binnen HT is uiteraard nog wel iets
mogelijk. Het staat echter wel buiten kijf dat bij een pleitbaar standpunt op voorhand niet de
meest gunstige weg te volgen is door de belastingplichtige en dat is wel zijn recht volgens de
belastingrechter38 (letterlijk wordt geschreven: ‘De rechtmatigheid van zijn handelen vindt
zijn grenzen waar dit in strijd komt met doel en strekking van de wet (fraus legis).’) en ook
nog eens in het genoemde rapport van de commissie Stevens wordt aangehaald om dezelfde
reden. Over dit onderdeel zou nog een aparte scriptie kunnen worden geschreven.
37Stevens L.G.M., Commissie HT, rapport “Fiscaal toezicht op maat”, juni 2012, pagina 86
38Niessen R.E.C.M., De fiscaal voordeligste weg, 1994.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 24
Hoofdstuk 6 – Het rapport Commissie Stevens en het microbedrijf.
6.1 – Inleiding.
In juni 2012 kwam het rapport van de Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst onder
leiding van Prof. dr. L(eo)G.M. Stevens uit, welke gezien kan worden als eerste evaluatie van
de gang van zaken in Nederland met betrekking tot Horizontaal Toezicht, onder de titel
“Fiscaal toezicht op maat” en ondertitel “Soepel waar het kan, streng waar het moet”.
De commissieleden hadden er meer tijd voor genomen, dan eerder was ingeschat. Geen
wonder, want Horizontaal Toezicht is sinds de introductie bij de Belastingdienst in 2005 op
diverse afdelingen en middelen, zeer breed geïntroduceerd, maar is (woorden van de
commissie) “vooral op intuïtie” opgestart en zeker nog niet volgroeid. Daarbij bleek dat de
Belastingdienst als initiërende partij heeft nagelaten direct alle gevolgen in eigen organisatie
te registreren, waardoor feiten en cijfers voor een belangrijk deel ontbraken en ontbreken.
Er heeft nooit een nulmeting plaats gevonden in de eigen organisatie, terwijl die nu juist wel
bij ZGO en MGO plaatsvonden voor men aan HT mocht en mag deelnemen. Inzet van
mensen en middelen is niet c.q. onvoldoende geregistreerd.
Kortom, het rapport is voor een deel gebaseerd op meningen en maar beperkt gerealiseerde
ervaringen en de effecten van Horizontaal Toezicht zijn niet in beeld te brengen, althans
medio 2012 nog niet. Één van de aanbevelingen is uiteraard om dit wel in beeld te krijgen.
6.2 - Vooral aandacht voor ZGO en MGO.
De meeste aandacht in het rapport gaat naar ZGO en MGO. Niet zo verwonderlijk natuurlijk,
want op dat moment was daar ook de meeste ervaring mee en de mensen die gesproken
zijn begaven zich in merendeel ook op dat terrein of waren er annex mee.
Een belangrijke aanbeveling is geweest om per segment een businesscase te maken. Die
segmenten zijn MGO, ZGO en MKB. Het MKB segment onderscheidt zich van de andere
doordat er in dit segment sprake is van een driehoeksrelatie, zoals al eerder besproken.
Nu zit er een overlapping tussen MGO en MKB, wat minder in het rapport tot uitdrukking
komt, maar wat in de praktijk problemen geeft en een betere en duidelijkere scheiding
verdient. Naar de mening van de Commissie zijn echter ook MGO en ZGO duidelijk
verschillende segmenten, die nu ook door de Belastingdienst nog teveel als één worden
gezien in hun benadering.
Bij MGO concludeert de commissie terecht dat lang niet altijd de interne administratieve
organisatie en interne beheersingsmaatregelen (AO/IB) voldoende zijn om een rechtstreekse
afhandeling (1 op 1) te rechtvaardigen (pagina 49). De rol van de fiscaal dienstverlener bij
dit type onderneming is in eerste instantie in het geheel niet meegenomen door de
Belastingdienst en ten tijde van het rapport was dat nog steeds zo. Bij MKB daarentegen is
de rol van de fiscaal dienstverlener prominent en is toetreding tot het Horizontaal Toezicht
regime voor een belastingplichtige alleen mogelijk via een FD.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 25
6.3 – MKB.
De commissie heeft ondermeer op pagina 50 van het rapport al geconcludeerd dat de
oplossing zoals de Belastingdienst nu voorstaat met betrekking tot Horizontaal Toezicht in
het MKB onvoldoende zal blijken te zijn, althans men heeft sterke twijfels over de wijze van
invoeren van HT in het MKB en de driehoeksverhouding is onvoldoende geadresseerd, ook in
relatie tot hetgeen al geschreven is over MGO.
Bij Horizontaal Toezicht en het MKB wordt de vaktechnische borging anders aangepakt dan
in ZGO. Waar bij ZGO een TCF bij de onderneming de grondslag is waarop de aangiften
worden gebaseerd, wordt bij HT met een fiscaal dienstverlenerconvenant de aangiften
gebaseerd op de deskundigheid van de dienstverlener, welke dan weer wordt gecontroleerd
en/of voorgeschreven door een koepelorganisatie, als RB, NOAB, SRA etc. Bij deze
vaktechnische borging is derhalve de Belastingdienst geen partij en heeft in de praktijk ook
geen directe kennis van de kwaliteitsborgingsystemen die de fiscaal dienstverlener gebruikt
en heeft ze ook niet beoordeeld, al schrijven ze dat weer wel in de standaardconvenanten39.
Deze andere manier van aanpak heeft voordelen die naar mijn mening niet allemaal in het
rapport zijn weergegeven. Natuurlijk had de Belastingdienst hier geen andere keuze als men
in dit segment Horizontaal Toezicht ook als handhavingsinstrument wil toepassen. De
administratieve en fiscale kennis van de doorsnee MKB ondernemer is niet groot en zeker
niet in het kleinbedrijf, zoals al eerder omschreven. Vrijwel alle kleinere ondernemers
besteden een deel of alle aangiftewerk uit, al dan niet tezamen met de boekhouding, aan
een fiscaal dienstverlener. De gemiddelde kennis van de fiscaal dienstverlener verhoudt zich
tot de kennis van de gemiddelde belastingambtenaar, al zijn de laatste vooral
gespecialiseerd en de eerste meer generaal bezig (Uit mijn interacties met de
Belastingdienst is me vooral bijgebleven, dat het respect voor elkaars vakkennis eigenlijk
heel groot is. Let wel, ik heb het hier over de werkvloer bij de Belastingdienst). De gang via
de fiscale dienstverlener is derhalve logisch en begrijpelijk, ook al omdat deze extern naar de
administratieve organisatie kijkt en zich zelfstandig een oordeel kan vormen over de
onderneming met betrekking tot het “in control” zijn.
6.4 Diversiteit van de fiscaal dienstverlener.
De commissie uit op pagina 115 van hun rapport zorg over de diversiteit aan FD en verwacht
“specifieke eisen per te onderscheiden groep fiscale dienstverleners” en blijkbaar analoog
daaraan “intensiteit van het metatoezicht per groep”.
Tot op heden maakt de Belastingdienst geen verschil en is eigenlijk de enige eis aan een
fiscaal dienstverlener dat deze is aangesloten bij een goedgekeurde koepelorganisatie en
39Onderdeel 2.5 van convenant met NOAB: De Belastingdienst heeft kennis genomen van dit stelsel van
kwaliteitsbeheersing dat door het deelnemende kantoor wordt gehanteerd en van de binnen het deelnemende
kantoor te gebruiken procedures met betrekking tot het beoordelen van de kantoorprocessen.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 26
zich conformeert aan de daar gestelde eisen en voorwaarden. Hoewel dit zeker van belang
is, wordt de situatie bij de belastingplichtige hier in het geheel niet meegenomen maar die is
wel essentieel, vooral in samenhang met de kwaliteit van de fiscale dienstverlener.
De vergelijking van de vlieg en de olifant werpt zich hier op. De gemiddelde kleine
onderneming zal niet een accountantsorganisatie onder toezicht van AFM vragen als fiscaal
dienstverlener en waar dat wel zo is zal deze accountantsorganisatie die gemiddelde kleine
onderneming niet gelijk behandelen aan een OOB of andere onderneming welke een
goedkeurende accountantsverklaring vraagt. Terecht weegt de grootte van de onderneming
en de in te schatten risico’s mee in de afhandeling van aangiften.
Des te opvallender, en vandaar de vergelijking, is dat deze diversificatie per ondernemer,
anders dan MKB, MGO, ZGO niet terug te vinden is in het rapport van de commissie.
Ook vind ik op pagina 115 de opmerking: ”Het is evident dat de Belastingdienst meer
vertrouwen kan hechten aan accountantsorganisaties die onder een vergunning en AFM-
toezicht werken, dan aan andere groepen”.
Het zal zeker zo kunnen zijn dat deze organisaties in basis een hoge kwaliteit hebben en
vanwege de extra onafhankelijke controles zal dit ook een hoge graad van zekerheid geven.
In zoverre deel ik de opmerking, maar of dat een verhoogd vertrouwen rechtvaardigt, in alle
situaties bij elk type onderneming in elke omvang, weiger ik te geloven.
Nu denk ik niet dat de commissie dit ook niet heeft onderkend overigens. Ze vragen in ieder
geval de Belastingdienst specifieke eisen per te onderscheiden groep FD te stellen en ook de
intensiteit van metatoezicht per groep vast te stellen, in relatie tot de kwaliteit van de
aangiften.
Naar mijn mening zou er aan toegevoegd moeten worden dat de omvang van de
belastingplichtige in relatie moet staan tot de werkwijzen van de FD. De markt keert hier
natuurlijk heel veel, want de kleinere ondernemer is –veelal ook noodgedwongen- zeer
kostenbewust. Als nu bijvoorbeeld de eis wordt gesteld dat elke FD over de kwalificatie van
eerder aangehaalde accountantsorganisaties moet beschikken om die HT aangifte van die
kleine ondernemer met een omzet van € 40.000,- te mogen doen zal er geen kleine
onderneming meer onder HT ingeleverd worden.
Ik geef toe dat het niet gemakkelijk is en zal zijn om die diversificatie aan te brengen, maar
zonder is het niet mogelijk HT in het microbedrijf te blijven toepassen.
In het rapport van de commissie komt verder duidelijk naar voren dat het kostenaspect in
het microbedrijf een zorg is en dat ze zich realiseren dat HT wel eens iets duurder zou
kunnen zijn voor de klant omdat bepaalde controle taken inderdaad verschuiven naar de FD.
Ook komt de zorg naar voren over de omgang met de materialiteit en controletolerantie. Er
zit verschil in benadering tussen de algemeen aanvaarde normen in de accountancy en de
materialiteit en controletolerantie zoals vermeld in de CAB. Al in 2005 is een geheel
themanummer gewijd aan de CAB40, waarin overigens toen ook al HT wordt vermeld.
40Belastingdienst, kennisgroep vaktechniek van de controle, Nieuwsbrief Controle Special 2 CAB, 19 november 2005
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 27
De commissie gebruikt als benaming voor de FD overigens Financiële dienstverlener. Dit is
verwarrend omdat er bij AFM een register financieel dienstverlener wordt bijgehouden voor
bepaalde verzekeringsadviseurs.
6.5 – Conclusie.
Het is een buitengewoon doorwrocht rapport geworden, welke vooral de overheid
opdrachten geeft. Wij zijn nu bijna een jaar verder en hier en daar begin je er nu iets van te
merken. In het microbedrijf is de diversificatie van belang en de invulling in vooral het MKB
moet aanzienlijk beter.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 28
Hoofdstuk 7 - Ervaringen van collegae.
7.1 – Inleiding.
Ik heb mijn eigen ervaringen, maar hoe zit het met de ervaringen van anderen? Intussen zijn
er al veel FD met een HT convenant. Zien ze verschillen tussen klein en groot?
Ik heb alle FD met een HT convenant MKB onder een koepel een mail gezonden met een
verzoek om deel te nemen aan de enquête. Zoals te verwachten was, heb ik de meeste
reacties gekregen van NOAB kantoren. Binnen de NOAB kantoren ben ik redelijk bekend en
mensen reageren nu eenmaal sneller als ze de persoon kennen. Toch hebben er vooral van
de koepel KAN veel FD gereageerd en was opvallend dat er twee FD aangeschreven onder de
koepel SRA rechtstreeks een convenant met de Belastingdienst schijnen te hebben.
7.2 – De vragen.
Uit eigen ervaring weet ik dat de vragen niet te moeilijk, snel te beantwoorden en vooral
niet te veel moeten zijn. Daarom heb ik me sterk beperkt in de vragen om niemand te
frustreren. Ik heb de volgende vragen gesteld:
1. Welk convenant is van toepassing
2. Het aantal aangemelde klanten in vier groepen, geen, <10, >10 <50, >50
3. Het aantal aangemelde klanten in microbedrijf, <5, >5 <25, > 25
4. Als er geen microklanten zijn aangemeld waarom niet, vier mogelijkheden
5. Bij wel microklanten, wat is het percentage ZZP, buiten 0 en 100%, vier stappen
6. Vanaf wanneer werden er al jaaraangiften gedaan voor microklanten
7. Ja nee vraag of men verschillen ziet tussen de klanten vanwege de grootte
8. Ook bij Nee, komt toch de vraag welke problemen men ziet, 8 keuzes en vrije.
9. Is er vooroverleg geweest over een microklant. Vier keuzen en vrije.
10. Wordt bij elk pleitbaar standpunt overlegd met de belastingdienst, 5 keuzes en vrije
11. Wordt er bij het samenstellen een marge toegepast om zonder vooroverleg toch de
aangifte in te sturen vier keuzen en vrije.
12. Wordt er achteraf een marge toegepast om zonder vooroverleg toch de aangifte in te
sturen vijf keuzen en vrije
13. Vrije tussenvraag om een eventueel bedrag of percentage wat men als marge
gebruikt te vermelden
14. Vraag waarom een foutentolerantie wordt toegepast drie keuzen en vrije
15. Vrije opmerkingen
16. Slotpagina met dank
De uitslag heb ik in grafiek vorm als bijlage bijgesloten. Op deze uitslag treft u 48 reacties
aan. Twee zijn echter door mij niet in de analyse meegenomen. Ze maken geen
significant verschil overigens op de grafisch weergegeven uitslag.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 29
Aantallen: blijft terug in %
SRA gezonden mail: 152, maar 11 niet afgeleverd en 2 afmelding 139 10 7,2
NOAB gezonden mail 83, maar 2 niet afgeleverd en 2 afmelding 79 30 38,0
NEXIA gezonden mail 3, 1 niet afgeleverd 2 0
RB gezonden mail 1 1 0
Extendum gezonden mail 3 3 0
KAN gezonden mail 12 12 4 33,3
NOVAK gezonden mail 0 0 0
Rechtstreekse convenanten, gezonden mail 0 0 2 -
Totaal 236 46 19,5
7.3 – Analyse van de antwoorden.
Allereerst constateer ik dat het aantal niet voldoende is om een statistisch verantwoorde
uitspraak te doen op basis van de cijfers. Desondanks bespreek ik de uitslag wel.
Allereerst is het opvallend dat een groot aantal kantoren weliswaar het convenant heeft
getekend, maar nog geen klanten heeft aangemeld. Dit is in 13% van de gevallen zo.
Bij één kantoor zijn er in het geheel geen klanten behorende tot het microbedrijf aangemeld.
Dit (SRA)kantoor denkt dat het te duur is.
Het percentage van de kantoren wat nog geen 50 klanten (MKB) heeft aangemeld is ook
hoog. Slechts een derde heeft 50 of meer klanten afgeleverd. Bij KAN zijn het er twee, bij
SRA en NOAB zes en bij de rechtstreekse beide.
Zoals te verwachten was, is het aantal in het microbedrijf dan in verhouding wel weer groot.
Het aantal ZZP’ers onder de HT ondernemingen in het microbedrijf is lager dan je op grond
van het normale aantal zou verwachten. Één kantoor heeft alleen maar ZZP’ers in HT en
negen zitten boven de 50%, maar ook drie kantoren laten de ZZP’ers niet in HT toe (1x
NOAB, 2x SRA). Als er naar het 80% criterium (ZZP in MKB) wordt gekeken, dan wordt hier
maar door ruim 10% van de kantoren aan voldaan (vier, alle van NOAB). Als het criterium
van de Belastingdienst wordt toegepast (50% is ZZP), dan wordt daar door ruim 25% van de
kantoren aan voldaan. Ook dan nog worden ZZP’ers duidelijk minder opgenomen in HT.
De kantoren welke al gestart zijn over boekjaar 2008 zijn op één SRA kantoor na allemaal
van NOAB (zeven). Het hoogste aantal zit in de groep “vanaf 2011” en twee hebben nog
geen jaaraangiften gedaan. Met uitzondering van 2008 zie je een duidelijke proportioneel
stijgende lijn.
Een van de belangrijkste vragen voor mijn onderzoek was of men verschil ziet bij HT,
gekeken naar de omvang van de onderneming. Het blijkt bij bijna 65% niet zo te worden
ervaren. Bij de overige dertien kantoren echter wel (negen NOAB, drie SRA en één KAN).
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 30
Ik had de vraag voor wat er aan problemen, zo extra, werd verwacht bij ZZP’ers bewust open
gelaten, ook voor de nee stemmers. Invullen was niet verplicht maar toch blijken ook een
aantal nee stemmers dat gedaan te hebben. Dat lijkt inconsistent, maar het zijn wel de
kantoren die geen of weinig ZZP’ers aanmelden. Het lijkt dan logisch toch te denken dat ze
eigenlijk ja hadden moeten zetten bij de vraag ervoor (Ze kijken blijkbaar wel anders naar
ZZP’ers). De klant weet niet wat van belang is, uitleg en uitzoeken kost teveel tijd, wordt met
negen maal het meest genoemd. In de vrije keuze komt dat ook terug met: “Administratie is
bijzaak voor ZZP’ers”. En een hele mooie is natuurlijk ook: “Als HT kantoor wil je “in control”
zijn, want daar teken je feitelijk voor, maar die controle kost geld en daar willen klanten niet
voor betalen”.
Over het onderwerp pleitbaar standpunt en vooroverleg stelde ik twee vrijwel identieke
vragen, waar bij verkeerde beantwoording weer inconsistentie volgde. Een pleitbaar
standpunt betekent altijd vooroverleg, maar dat wordt zeker niet door iedereen zo gezien.
Bij de vraag heeft u al eens vooroverleg gehad, werd slechts door één kantoor het antwoord
“nee, maar ik heb wel contact met derden (vaktechnisch bureau, HT collega etc.) gehad”
aangevinkt. Dit is apart omdat in de volgende vraag over het pleitbare standpunt blijkt dat
dan wel al tien kantoren overleg hebben gehad met externe adviseurs. Overigens hebben
negen kantoren nee gezegd, waarvan drie een SRA kantoor en de rest NOAB. Het vreemde
is dat bij deze nee zeggers ook grotere kantoren lijken te zitten die al vanaf 2008 deelnemen
en blijkbaar geen enkel pleitbaar standpunt hebben willen voorleggen.
De rest van de vragen ging over materialiteit, controletolerantie en foutenmarges.
Het blijkt een zeer divers geheel van handelen te zijn, waarbij ongeveer 47% van de kantoren
(het totaal wat nu aan de vraagstelling nog meedoet is overigens 36 kantoren) zegt niet te
werken in de voorfase met enige marge (vijf SRA, tien NOAB, één KAN, één rechtstreeks). In
merendeel doen ze ook in de eindfase geen concessie en leveren foutloos in. Althans,
terecht wordt een aantal keren de opmerking gemaakt dat foutloos niet mogelijk zal zijn,
maar dat beweren ze wel te doen.
Opvallend is hier verder dat een paar kantoren zeggen het materieel belang van pagina 48 te
hanteren. Ik had speciaal bij de ondertitel van de vraag nog vermeld:
“Er wordt in de leidraad HT MKB fiscaal dienstverleners op pagina 48 een kwantitatief
materieel belang genoemd van 5 – 3% van de netto omzet voor microbedrijven”.
Het blijkt dat het begrip materialiteit nog wel eens als grens wordt aangemerkt gezien de
antwoorden, zowel bij het vooroverleg, maar blijkbaar ook voor de aangifte als
foutenmarge.
Het toepassen van het materiële belang bij vooroverleg of aangifte gebeurt bij drie SRA,
twee KAN, één rechtstreekse en vijf NOAB kantoren.
Een selectie van de extra opmerkingen:
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 31
- HT kost ons in ieder geval extra tijd, maar geeft een goeie ingang bij de inspectie;
- Ik hou niet van sjoemelaars, de klanten in HT sta ik 100% achter;
- Zorgt voor bewustwording bij cliënten en werkt zeer positief op kwaliteit van de
administratie;
- HT gaat over processen. De FD stuurt aangifte in die voldoet aan wet- en regelgeving.
Alle zaken die geleid hebben tot de aangifte zijn systematisch en middels
gestructureerde werkprocessen gecontroleerd;
- De risico’s van onjuiste administraties en aangiften zijn tot een minimum beperkt;
- HT gaat over integriteit van dienstverlening door de FD;
- Respect voor wetgeving wat weer tot uitdrukking komt in gedrag van zowel FD als
belastingplichtige;
- Wij behandelen in principe HT en niet HT klanten gelijk, althans in de aangiftepraktijk;
- Met HT verplicht ik mijn klanten transparant te zijn. Nog maar een klein deel van mijn
klanten heb ik niet onder HT. Die moeten er ook onder en anders maar afscheid.
- Het contact met de Belastingdienst loopt goed en snel (meerdere malen).
7.4 - Conclusie.
Het lijkt vreemd dat theorie en praktijk zover uit elkaar liggen maar het wordt uit de enquête
wel heel duidelijk bewezen. Grotere aantallen zullen enige procentuele wijzigingen naar
voren brengen, maar de essentie zal blijven staan en is ook weer niet heel
verbazingwekkend. Het is in de praktijk natuurlijk volledig ondoenlijk om elk pleitbaar
standpunt, of eigenlijk alles waar de Belastingdienst wel eens een andere gedachte over zou
kunnen hebben, voor te leggen. Ook uit de contacten met de Belastingdienst blijkt dat men
graag ziet dat we die weg volgen, dus niet elk gevalletje voorleggen. Professioneel inschatten
dus en enige foutentolerantie, maar kan dit formeel eigenlijk wel. Daar ga ik op het volgende
hoofdstuk op in. In ieder geval blijkt ook dat er wel degelijk verschil is tussen groot en klein
in de benadering. Hoewel vaak het “politiek gewenste” antwoord, nee geen verschil wordt
gegeven, blijkt dan in de praktijk dat er door die “nee-zeggers” wel aanzienlijk minder
microbedrijf en ZZP’ers worden aangemeld dan er statistisch zijn.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 32
Hoofdstuk 8 - Horizontaal Toezicht formeel bekeken.
8.1 – Inleiding.
HT heeft geen verandering in wet- en regelgeving tot gevolg gehad. Dat was een bewuste
keuze, maar komen we niet in de problemen strikt formeel bekeken?
8.2 – Vooroverleg.
Bij HT is er een verplichting tot vooroverleg. De omschrijving in vrijwel elk convenant is zo
breed geformuleerd dat er bij iets wat lijkt op een pleitbaar standpunt al een melding moet
worden gedaan. De tekst die in de koepelconvenanten voorkomt luidt: “Het gaat daarbij om
zaken waarover verschil van inzicht met de Belastingdienst kan ontstaan, door bijvoorbeeld
een verschil in duiding van feiten of door wetsinterpretatie”.
Dit zou dan gaan om alle denkbare fiscale discussiepunten en niet alleen over verschillende
duiding van feiten of door een andere wetsinterpretatie, want er staat immers bijvoorbeeld.
Resteert de omschrijving zaken waarover verschil van inzicht met de Belastingdienst kan
ontstaan. Dat is in basis wel heel veel.
In de praktijk denken we aan een pleitbaar standpunt en naar de tekst gekeken dient deze
dan altijd voorgelegd te worden. Bij elke klant ook nog eens opnieuw, tenzij de situatie
volledig identiek zou zijn aan de eerder voorgelegde zaak en dat is maar heel zelden zo zijn.
Uit mijn enquête blijkt al dat het aantal meldingen van vooroverleg zeer beperkt is. Toch
wordt er ook gemeld dat ongeveer een derde van de FD pleitbare standpunten in
vooroverleg doet, maar ook dat bijna de helft rekening houdt met een zekere mate van
materialiteit en daarom geen melding doet.
Het is overigens wel waarschijnlijk, dat de Belastingdienst een capaciteitsprobleem zou
krijgen, als alles zou worden voorgelegd. Voor de FD betekent het plegen van vooroverleg
een extra kostenpost, die doorberekend zou moeten worden.
Met name bij aangiftebelastingen (omzetbelasting, loonheffingen) kan vooroverleg wel eens
naoverleg zijn. Er zit over het algemeen een korte tijdspanne tussen het verzamelen van de
gegevens en het doen van aangifte/betaling. Het is dan verstandig goed de normale regels
ten aanzien van bezwaar etc. in de gaten te houden.
Bij vooral de aangiftebelastingen is er het risico van te late bekendmaking van nieuwe regels.
Omdat bij de aangiftebelastingen er niet jaarlijks aangifte wordt gedaan, is de kans
denkbeeldig dat er aangiften worden verzonden, waar –achteraf- anders mee om had
moeten worden gegaan. De aangifte is dus fout geweest, maar omdat regels later
veranderd zijn. Een regelwijziging is niet iets waar vooroverleg voor nodig is.
Voor alle fouten geconstateerd na aangifte is er eigenlijk een bijzonderheid. Deze behoeven
niet gemeld te worden op grond van het vooroverleg. Het is immers geen standpunt wat tot
enige discussie zou leiden. Wel zou er mogelijk nog een actieve inlichtingenverplichting
kunnen zijn op grond van het nieuwe art. 10a AWR, maar deze is voorlopig voor vier heel
specifieke regelingen, waar er dan ook nog eentje buiten HT valt (Successiewet). Het is
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 33
zonder meer duidelijk dat een niet melding wel in strijd is met verwachte transparantie op
grond van het convenant en vrijwillige verbetering is in verband met boetebeleid ook beter
dan een eventuele correctie achteraf.
8.3 Boete.
Naast het vooroverleg is er nog een belangrijk probleem in formele zin en dat is de
boeteoplegging bij HT. De leidraad HT MKB besteedt er aandacht aan op de bladzijden 20 en
21 en ook in het koepelconvenant wordt er iets over opgemerkt. De heren Heidekamp en
Van der Sar stellen in het Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemingsrecht41 dat er op grond van
het wezen van HT (gelijkwaardige samenwerking op basis van wederzijds vertrouwen,
wederkerigheid en transparantie) er geen sprake zou mogen zijn van enige boete. Boete
getuigt immers van wantrouwen. Die gedachtegang lijkt de Belastingdienst ook te volgen
gezien de tekst in de leidraad HT MKB. De leidraad schrijft dat weliswaar de BBBB van
toepassing is, maar dat een geconstateerde fout alleen een boete tot gevolg zou kunnen
hebben als er sprake is van verwijtbaar gedrag. Verwijtbaar is grove schuld of opzet. Als daar
sprake van is, dan zal dit toch ook gevolgen moeten hebben voor de relatie en dat lijkt dan
afstand doen van deze HT klant.
Er is intussen een uitspraak van een Rechtbank42. Belastingplichtige had een aangifte te laat
ingezonden en een verzuimboete opgelegd gekregen. Door de FD werd betoogd dat door HT
deelname er geen verzuimboete zou mogen worden opgelegd. De Rechtbank maakte hier
korte metten mee: normale wet- en regelgeving is gewoon van toepassing, zoals al in de
leidraad Horizontaal Toezicht vermeld. Een duidelijke uitspraak in een duidelijke zaak. Ik kan
me voorstellen dat het niet altijd zo duidelijk zal liggen.
Het had zelfs nog wel anders uit kunnen pakken. Was de FD hier niet verwijtbaar bezig?
Onder HT zou wel eens veel meer verwijtbaar kunnen zijn dan gedacht. Stel de FD heeft
zonder vooroverleg een pleitbaar standpunt ingenomen. De Belastingdienst is het achteraf
niet met hem eens. Er is hier willens en wetens in strijd gehandeld met het convenant. Dit is
derhalve een opzettelijke actie. Een boete lijkt op zijn plaats en nog wel een vergrijpboete.
En niet alleen voor de ondernemer ligt hier een boete in het verschiet. Dit lijkt ook een prima
voorbeeld voor toepassing van 4e tranche AWB, immers de keuze is door de FD wel heel
bewust gemaakt. Het is niet eens ondenkbeeldig dat de klant niet eens weet heeft van het
standpunt wat de FD heeft ingenomen. Het is daarmee minimaal samenspanning.
41Heidekamp A, Formele haken en ogen aan Horizontaal Toezicht, TFO 2012/123.1
42Rechtbank Den Haag, nr 12/4838, FED 2013/5, LJN:BY9485, 24 oktober 2012, niet gepubliceerd.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 34
8.4 - Een praktijkgeval.
De belastingdienst propageert onder de FD om deelnameverklaringen door hun klanten te
laten tekenen voor alle middelen (IB, VpB, OB en LB) voor zover die klanten uiteraard
belastingplichtig zijn voor dat middel.
Bij met name omzetbelasting en in mindere mate ook loonbelasting kan het gebeuren dat de
belastingplichtige de aangiften voor die middelen, periodiek zelf verzorgt. De FD ziet ze vaak
maar één maal per jaar bij het samenstellen van de jaarrekening en de jaarlijkse fiscale
aangifte voor de vennootschapsbelasting en/of inkomstenbelasting. Er is dan bij de
periodieke inleveringen geen controle van de FD, terwijl juist ook die FD moet instaan voor
een aanvaardbare aangifte. Hij is er immers medeverantwoordelijk voor op grond van het
convenant. Het zelf aangeven van omzetbelasting gebeurt al bij een ZZP’er en komt in de
praktijk heel veel voor.
Bij bijna elke ondernemer (in ons geval meer dan 99%) wordt bij het samenstellen van de
jaarcijfers ook een suppletie aangifte gedaan voor de omzetbelasting over het hele
verslagjaar. Eveneens bij de jaarcijfers wordt gekeken of loonheffingen juist en naar juiste
grondslag zijn aangegeven. Formeel bestaat met name de suppletie aangifte omzetbelasting
nog maar sinds 2012 (art 15 UBOB). In de praktijk geven we dan een suppletie aangifte over
een geheel jaar, waar de aangifte vaak periodiek is geweest en strikt formeel er ook
periodiek had moeten worden gesuppleerd. Het wordt al naar gelang de situatie behandeld
als een bezwaar of een vrijwillige verbetering. Het bezwaar is nogal eens buiten de
bezwaarperiode, maar daar voorziet de wet in (art. 65 AWR).
Deze wettelijke oplossing voor suppletie bij omzetbelasting, zoals omschreven in het
uitvoeringsbesluit is een praktische oplossing, die een al jaren geleden ontstaan probleem
iets oplost, maar wat toch niet geheel is opgelost. Immers de suppletie wordt bij
jaaraangifte, waar er een periodieke verplichting tot aangifte was, zeker voor een deel te
laat gecorrigeerd. Na de suppletie is er weliswaar normaal geen mogelijkheid meer voor het
opleggen van een boete door de Belastingdienst, maar ervoor wel (art. 15 lid 2 UBOB).
Bij HT behoort elke aangifte aanvaardbaar te zijn. Bij twijfel gaan we in vooroverleg. Zoals al
geconstateerd komt een suppletie aangifte nogal eens voor, dus is de aangifte niet juist
geweest en daarmee achteraf ook niet aanvaardbaar. Omdat ook nog vaak de aangifte door
de belastingplichtige wordt gedaan zonder verder overleg met de FD kan de situatie
ontstaan dat de belastingplichtige een aangifte doet die volstrekt fout is, al dan niet met
opzet, waar de FD op grond van HT mede verantwoordelijk aan is en 4e Tranche AWB wel
heel dichtbij komt. NOAB had en heeft in zijn richtlijnen daar een oplossing voor: de FD moet
bij alle aangiften in ieder geval de vinger aan de pols houden en de aangiften gedaan door de
belastingplichtige controleren. Dit is in de praktijk niet altijd zo gemakkelijk te
verwezenlijken en leidt in ieder geval weer tot extra kosten.
Al met al was dit voor mij reden om in januari 2013 tijdens een reguliere vergadering tussen
HT kantoren en Belastingdienst Noord aan te kondigen dat we ten aanzien van het middel
Omzetbelasting alle entiteiten waar dit speelde (in ons geval bijna 70% van de relaties)
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 35
gingen afmelden. Ik wil niet aansprakelijk zijn voor deze aangiften. Er ontstond grote
consternatie bij de Belastingdienst en er werd direct op hoger niveau ook overleg over
gevoerd. De Belastingdienst wil niet dat een ondernemer voor het ene middel wel en voor
het andere middel niet compliant is in het kader van HT, wat een begrijpelijk standpunt is.
Met zoveel woorden is mij nog tijdens de vergadering kenbaar gemaakt dat als we de
suppletie aangifte bij de jaarcijfers correct verwerken er geen aansprakelijkheid komt op
grond van 4e Tranche AWB. In normale situaties zal dat ook niet gebeuren als de klant niet
opzettelijk een foute aangifte heeft gedaan. Als opzet bewezen kan worden zal het wel wat
anders gaan overigens. Via e-mail kreeg ik later het volgende antwoord:
Dank voor uw reactie. Ik zal uw mail doorzenden aan de heer () en hem vragen dit
thema nog eens te bespreken met NOAB. Volgens de Belastingdienst zijn door de
klant zelf verzorgde OB-aangiften aanvaardbaar als er sprake is van
voldoende toegevoegde waarde door de fiscaal dienstverlener (FD). Dit kan
ook blijken bij het samenstellen van de jaarrekening of beter de laatste jaaraangifte.
Het is aan het “professional judgement” van de FD om hier al dan niet het
gevoel te hebben dat deze er grip op heeft.
Bovenstaande betekent naar mijn mening dat geaccepteerd wordt dat er zo nodig
achteraf corrigerend wordt opgetreden. Natuurlijk wel binnen proporties en onder de
aanname dat herhaling zo veel mogelijk wordt voorkomen (lerend effect).
Het is bij dit soort zaken altijd lastig aan te geven waar precies de grens ligt. Voor
mij des te meer reden om dit door te spelen naar de heer (). Zoals gezegd zou ik het
betreuren als u aanleiding ziet om klanten om deze reden (deels) af te melden voor
HT.
Op grond van deze mail en omdat bij de vergadering ondermeer twee directieleden van
Belastingdienst Noord aanwezig waren, heb ik besloten en ook zo meegedeeld om door te
blijven gaan met omzetbelasting onder HT voor deze klanten. Ik beschouw deze mail als
morisprudentie43.
8.5 - Het convenant formeel.
Het HT convenant is juridisch maar heel beperkt afdwingbaar44. Dit heeft te maken met de
wijze van formuleren, waardoor elementen van verbinden en verplichten ontbreken. Het is
een herenakkoord, zoals ik al eerder beschreef of zo u wilt een intentieverklaring. Kamer &
Kamerling45 zeiden daar in 2009 al over: Een convenant heeft de status van een
43Sinds 2010 toegepast nieuw woord naar de mores (gewoonte), wat zoveel betekent als: de interpretatie van regels
zoals die blijken uit beslissingen van andere gezaghebbende stemmen, zoals tuchtraden e.d., vergelijkbaar metjurisprudentie, wat staat voor de interpretatie van de wet zoals die blijkt uit eerdere rechterlijke uitspraken. Overigenswordt het ook moresprudentie genoemd, maar herleidend bekeken is morisprudentie beter.
44BANS-werkgroep convenanten, handreiking voor het opstellen van convenanten in bestuurlijke
samenwerkingsrelaties, 2001, pagina 17.
45Beiden heren zijn verbonden aan universiteit Nyenrode.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 36
intentieverklaring, omdat beide partijen het convenant met onmiddellijke ingang kunnen
beëindigen. Arjan Benard komt in zijn scriptie aan de Erasmus universiteit46 echter tot de
conclusie dat het convenant een privaatrechterlijke overeenkomst is die partijen toch iets
meer bindt. Naar zijn mening kan de Belastingdienst niet zomaar eenzijdig een convenant
opzeggen. De Belastingdienst zal dat dan wel aannemelijk moeten maken. Dit is uiteraard
niet direct in het nadeel van belastingplichtige en FD.
8.6 – Conclusie.
In wetgeving wordt de minst machtige partij over het algemeen het meest beschermd. We
zien dit in consumentenzaken en ook in de verhouding werknemer, werkgever. In het
bestuurlijke recht heeft de burger aanzienlijk minder rechten overigens en in het
Belastingrecht vooral plichten. Bij HT is in de driehoek Belastingdienst, FD en
belastingplichtige de Belastingdienst uitmuntend beschermd door de wet. Formeel zal er
toch wat aangepast moeten worden. HT betekent een hand uitsteken. Die moet niet formeel
afgekapt kunnen worden.
46Benard A., Van wantrouwen naar vertrouwen, januari 2012, pagina 65 en 66
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 37
Hoofdstuk 9 - De wezenlijke problemen.
9.1 – Inleiding.
De Belastingdienst is in de driehoeksverhouding met de FD en de HT klant veruit de
machtigste, gewoon omdat de wet nog normaal van toepassing is en het convenant zachte
verplichtingen neer legt bij de Belastingdienst. Bij de convenantpartners worden echter
harde verplichtingen neergelegd. Weliswaar wordt het in de praktijk allemaal verzacht, maar
de convenantpartners kunnen zich niet beroepen op enig artikel in de wet. Integendeel, ze
hebben zelf getekend voor die harde verplichtingen. Het ene probleem weegt uiteraard wel
wat zwaarder dan het andere. Ik noem de wezenlijken.
9.2 - Het pleitbare standpunt.
De omschrijving in het convenant is te eenzijdig geschreven. Er moet meer ruimte komen
voor toepassing van een pleitbaar standpunt zonder vooroverleg en daarnaast moet het
boetegevaar worden aangepakt.
In de leidraad wordt in een hele bijlage47 uitgelegd hoe we moeten komen tot de
aanvaardbare aangifte in relatie tot het begrip materialiteit. Duidelijk wordt er vermeld “De
materialiteit is nadrukkelijk geen correctiegrens. Geconstateerde fouten moeten worden
gecorrigeerd, ongeacht hun financiële belang”.
Hier behoort enige nuance die er praktisch wel is, maar in de regels niet. Er zijn fouten die
vanwege kosten niet worden gecorrigeerd of omdat het als onbelangrijk wordt afgedaan. In
de enquête kwam de vraag terug of € 0,51 ook als fout moest worden betiteld. Nu ronden
we alles op volledige euro’s af en bij 0,51 is dat dan 1 euro en letterlijk naar bovengenoemde
tekst gekeken is dat dan een financieel belang, dus ja, fout!
9.3 - De aanvaardbare aangifte.
De Belastingdienst heeft letterlijk in de koepelconvenanten laten opnemen: “Een
aanvaardbare aangifte is een aangifte die voldoet aan wet- en regelgeving en waarin geen
materiële fouten zitten”.
Ik heb daar al eerder over gezegd en geschreven: ‘Is dit nu een antifrase of een paradox48?’
Het is in ieder geval een spagaat. Immers, aangeven naar wet- en regelgeving betekent
feitelijk een foutloze aangifte (juist en volledig). Er is dan geen enkele vorm van
controletolerantie. Bij materialiteit is er echter wel een controletolerantie. In de praktijk en
de enquête bevestigt dit, wordt er door velen wel iets van een marge gehanteerd met een
enkele zelfs tot op de van toepassing verklaarde materialiteit van 5% van de omzet
(maximale netto omzet dan € 300.000,-)49.
47Belastingdienst, Bijlage VIII van de Leidraad HT MKB FD over materialiteit versie 23 dec. 2010
48Tegenstelling of schijnbare tegenstelling
49Belastingdienst, Leidraad Horizontaal Toezicht MKB FD, februari 2011, pagina 48
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 38
Er dient gewoon een foutenmarge te worden ingesteld, waarbij er geen correctie achteraf
wordt opgelegd. Het zou niet onverstandig zijn bij die bepaling van de marge mee te wegen
of de geconstateerde fout eventueel belast wordt (of is) in een andere periode. Een
dergelijke “fout” behoort uiteraard veel minder zwaar aangerekend te worden.
9.4 – Conclusie.
De praktijk sluit niet met de theorie. Dat is natuurlijk niet zo vreemd en komt veel meer
voor, maar wil HT een succes worden, dan zal er wat aan moeten gebeuren op een aantal
belangrijke gronden en wezenlijk is de omgang met pleitbare standpunten, boeten en een
zekere mate van foutentolerantie.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 39
Hoofdstuk 10 – Conclusie.
10.1 – Algemeen.
Het blijft bijzonder in de huidige tijd van wantrouwen, dat een initiatief als horizontaal
toezicht in redelijk korte termijn toch zo is omarmd.
Natuurlijk zijn er nog problemen en wantrouwen is niet zomaar weggehaald, maar het is
achteraf toch nog verbazingwekkend snel gegaan.
De Belastingdienst gedraagt zich bij Horizontaal Toezicht voorbeeldig. In de praktijk gaat het
eigenlijk heel goed. Er zijn echter kleine lettertjes. Heel veel zelfs. Nergens komt de
Belastingdienst feitelijk in lettertjes de FD of de klant tegemoet. De genoemde voordelen zijn
er niet echt. Integendeel de FD en zijn klant lopen een extra risico op aansprakelijkheid. Het
is zoals altijd: Zolang de verstandhouding prima is, zijn we allemaal vrienden, maar komt er
ruzie, dan wordt gegrepen naar de lettertjes en dan ziet het er in basis heel somber uit voor
de FD en zijn klant. En dat is dan als partijen gelijkwaardig zijn. Dat is hier gewoon niet zo.
In de inleiding heb ik de probleemstelling omschreven als:
Horizontaal Toezicht in het kleinbedrijf en meer bijzonder het microbedrijf en wellicht nog
meer bijzonder bij éénmansbedrijven (ZZP) komt in de praktijk nog niet zo van de grond. Zijn
er problemen? Welke problemen? Zijn de problemen wel problemen? Wat is tegen de
problemen te doen? IS HT in het microbedrijf wel een goede keuze?
Kortom: Heeft HT in het microbedrijf wel toekomst?
Ik kan geen echt antwoord geven op de vraag of er toekomst is voor Horizontaal Toezicht in
het microbedrijf. Daarvoor zijn er gewoon nog teveel onzekerheden. Als de voor- en nadelen
nu afgewogen worden en er zou niet zo iets zijn als opgewekt vertrouwen50, dan zou mijn
advies luiden: direct stoppen met Horizontaal Toezicht. Het is er echter wel en daar kan een
beroep op worden gedaan bij de rechter, maar daar moeten we niet terecht komen, want de
kans dat de rechter in alles mee zal gaan, is nog veel te veel omgeven met onzekerheden.
In de praktijk lopen we niet echt tegen problemen aan. Het gaat zijn gangetje wel. Waar er
wat speelt merk je in overleg met de Belastingdienst dat de wil om er uit te komen groot is.
De regel “vertrouwen komt te voet, maar gaat te paard” lijkt de ondertitel bij de
Belastingdienst als het gaat over HT. Wel zien we soms een wat te harde opstelling bij
pleitbare standpunten, waardoor we feitelijk onze klanten wel eens tekort kunnen doen,
vooral omdat er vrijwel geen controle meer is en zonder HT het standpunt niet zou zijn
opgemerkt. Het komt in de praktijk echter ook weer niet vaak voor.
50Stevens L.G.M., commissie rapport Fiscaal Toezicht op maat, bladzijde 89 onderkent dit ook.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 40
Wel moet er theoretisch wat gebeuren, wat ook hier en daar praktische gevolgen zal hebben
en hier en daar het praktische gebruik zal legitimeren. Zonder lopen we over een brug, die
ondersteunt wordt door allemaal palen, die echter niet zijn geankerd.
Metatoezicht, hoewel niet verder besproken blijft ook een onzeker geheel. Het zou alleen
het controleren op het toepassen van correcte werkwijzen en procedures moeten zijn. Met
name bij het onderdeel controle na aangifte loopt het nog niet lekker. Natuurlijk mag er dan
een reguliere controle bij, maar je zal het maar treffen als belastingplichtige dat jij daar
uitgekozen wordt (kans van 1 op 100) EN dat er toch een foutje in zit van een paar duizend
euro. Wat een rechtsongelijkheid naar die andere belastingplichtigen die niet gecontroleerd
worden. Je ziet wel dat het woord “leercirkel” steeds meer naar voren komt.
Ook niet behandeld maar wel van belang is de omgang met nieuwe regels. Deze willen nog
wel eens voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Als HT kantoor loop je er direct tegenaan.
Meestal is het niet materieel, maar formeel betekent het dan in het nadeel van de
belastingplichtige aangeven. Het kan niet zo zijn dat elke keer een HT kantoor naar de
rechter mag stappen, al zal de bezwaarprocedure in theorie kunnen worden overgeslagen.
10.2 – Aanbevelingen.
Ik kan me voorstellen dat bepaalde aanpassingen een eerste voorlopige positieve uitwerking
zullen hebben. Ik doe daarom de volgende aanbevelingen:
1. De formele regels ten aanzien van het vooroverleg dienen te worden aangepast. Hier
moet de FD enige vrijheid in krijgen, zowel in de gradatie van het pleitbare standpunt, als
een bepaalde materialiteit.
2. Het boetebeleid zou beter omschreven moeten worden. Nu kan het goede gedrag juist als
verwijtbaar worden aangemerkt. Dat zou zo niet mogen.
3. Breng diversificatie aan in de soort ondernemingen en welke minimale kwalificatie er bij
hoort. Dit betekent praktisch lagere (maar soms ook andere) eisen stellen bij kleinere
ondernemingen en wellicht ook bij de belastingadviseur.
4. Breng een duidelijke fouttolerantie in, die ook bij constatering niet wordt gecorrigeerd.
Een combinatie van bedrag en percentage lijkt het meest logisch. Het kan ook als beloning
uitgelegd worden voor het vrijwillig ondergaan van HT.
5. Zorg voor duidelijke controles bij ondernemers die niet deelnemen aan HT.
6. Maak de kosten van de rechtbank gratis voor ons. HT kantoren zullen altijd als eerste
tegen problemen aanlopen. Het is niet redelijk de belastingplichtige/FD te straffen voor
deelname aan HT met of een hogere aanslag of kosten van een gerechtelijke procedure.
7. Laat Metatoezicht zijn wat het zegt: controle op procedures en werkwijzen van de FD.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 41
10.3 - Tot slot.
Zonder substantiële aanpassingen zal HT in het kleinbedrijf geen blijvertje zijn. De
Belastingdienst/Overheid kan zich dat vermoedelijk niet permitteren. Aanpassingen lijken
dan ook zeker. Met deze aanpassingen zal de toename van HT onder belastingplichtigen
vermoedelijk wel doorzetten. Maar, zoveel is al wel duidelijk: er is nog een weg te gaan.
Er lijkt een grote weerstand, zo niet angst, bij de Belastingdienst/Overheid om de praktijk
formeel enigszins gestalte te geven. Daar spelen politieke motieven overigens ook een rol,
naast de meer gebruikelijke gedachte dat voor de wet alle burgers gelijk dienen te zijn. Ik
heb het al vaak gezegd: Vertrouwen moet natuurlijk bewezen worden, maar dat geldt niet
alleen voor vastlegging van gegevens door het FD/belastingplichtige, maar ook dat de
Overheid formele regels aanpast en zich hier en daar ook echt vast legt.
Niet alle zeven aanbevelingen zijn even belangrijk en niet alles behoeft te worden
verwezenlijkt, maar als dat nu deels wel gebeurt, dan zou ik zeggen:
daar doe je aan mee.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 42
Literatuurlijst.
- Benard A., scriptie Erasmus universiteit Economics, Van wantrouwen naar vertrouwen, januari 2012;
- Berg J. van den, scriptie Hogeschool Rotterdam, Horizontaal toezicht in het MKB, najaar 2011;
- Belastingdienst, kennisgroep Vaktechniek van de controle, Controle Special 2 – Controleaanpak Belastingdienst,
november 2005;
- Belastingdienst, brochure, Horizontaal Toezicht, Samenwerken vanuit vertrouwen, 2008;
- Belastingdienst, brochure, Horizontaal Toezicht biedt ondernemers meer zekerheid (2x), juli 2010;
- Belastingdienst, Leidraad Horizontaal Toezicht binnen de Individuele Klantbehandeling (MGO/OCK en ZGO),
november 2010;
- Belastingdienst, LTO/Team HTO, Leidraad Horizontaal Toezicht MKB FD, februari 2011;
- Belastingdienst, presentaties intermediairdagen, november 2012;
- Belastingdienst, Programma Horizontaal Toezicht MKB, jaarverslag 2011, februari 2012;
- Caelers L.A.M., scriptie Universiteit Utrecht Fiscale Economie, Horizontaal Toezicht binnen het Nederlandse MKB-
segment, juli 2012;
- Dijkhuizen C. van, commissie IB/toeslagen, Rapport Naar een activerender belastingstelsel, oktober 2012
(bijzonder: HT komt er niet in voor).
- Enden E.M.E. van den, PWC, artikel Horizontale mythes, WFR 2009/1107;
- Heidekamp A., Sar B.M. van der, Deloitte, artikel Formele haken en ogen aan Horizontaal Toezicht, TFO
2012/123.1 ;
- Hel L. van der, Pheijffer M, commissie HT, artikel evaluatie horizontaal toezicht, MAB 2012/463
- Herrijgers S.A.A. scriptie Nyenrode Accountancy, De belastingverklaring het assuranceproduct van de toekomst,
juli 2010;
- Kool, K.J.N., Belastingdienst, presentaties seminar Nyenrode, vertrouwen als basis voor toezicht, 2010/2011;
- Kramer R.A., Nyenrode Tax, presentaties seminar Nyenrode,
- Lint A.J. van, Nexia, presentaties seminar Nyenrode, HT in het MKB, 2010/2011;
- Lint A.J. van, Nexia, artikel Fiscale grensverkenning en horizontaal toezicht, NTFR 2011/160;
- Nyenrode Tax Academy Press studieverslagen 2010/1:
o Elsakker M. van, Lienen E. van, Verdegaal J, PWC, Het loonheffingen Control Framework;
o Kuiten E., Mijnen R., Bogaart J. van den, Philips Int. BV, Wel of geen horizontaal toezicht: is er nog
keuze?;
o Kastein J., Koper B, PWC, De rol van de intermediair in horizontaal toezicht voor middelgrote
ondernemingen;
o Moret J, Nuijten E., KPMG, Nulmeting als vertrekpunt voor een TCF;
o Verbakel R. Kemp K. van der, BDO, Knelpunten van horizontaal toezicht bij middelgrote ondernemingen
Er is ook een samenvatting gepubliceerd in WFR 2010/124;
o Jansma J., Schoenmakers M., Stork en Tax managers, Tax Control Framework en ICT;
o Struik H, KPMG, Yes we can, over veranderingen in de aangiftepraktijk vennootschapsbelasting door de
groeiende invloed van ‘tax control’ en ‘tax accounting’
- Peters R, artikel Belastinginspecteur is overlegkampioen, Het Register, nr 1 febr. 2013, blz. 18-21;
- Poolen Th.W.M., Belastingdienst, artikel Horizontaal Toezicht vanuit het perspectief van de Belastingdienst, TFO
2009/16;
- Smit G, scriptie Nyenrode Accountancy, Metatoezicht, een verkenning van het toezicht op de fiscaal intermediair,
2 november 2010;
- Stevens L.G.M., commissie HT, rapport Fiscaal op maat, juni 2012;
- Stevens L.G.M., commissie HT, bijlagen bij rapport Fiscaal op maat, juni 2012;
- Weekers F.H.H., staatssecretaris, brief aan de tweede kamer, 10 december 2012;
- WRR, de toekomst van de nationale rechtsstaat, SDU 2002.
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 43
Verdere literatuur en informatie:
. De vakbladen Activa (NOAB) en Het Register (RB) zijn uiteraard uitgebreid gelezen aangaande het onderdeel
Horizontaal Toezicht. Het meest belangwekkend is de uitgave van Het Register van augustus 2012 (nummer 4).
. Verder is alle informatie op www.accountancynieuws.nl en www.pleinplus.nl over HT gelezen. Bij met name
pleinplus is een apart deel speciaal gewijd aan Horizontaal Toezicht (inclusief een paar bijdragen van mij).
. De presentaties van het seminar Horizontaal Toezicht in het MKB zijn nog beschikbaar via internet. Via
www.slideshare.net/gdevelde/ vindt u ze.
. Via www.accountant.nl heb ik het onderdeel vaktechniek en met name de Statistical Auditing gevolgd. Artikel
nummer 19, Wat is horizontaal toezicht (15 januari 2013) had mijn aandacht, maar ook de serie over “ons feilbare
denken” van Daniel Kahneman heb ik gevolgd.
. Het proefnummer van einde 2011 van het Tijdschrift voor Fiscale beheersing en compliance, hoofdredacteur Eelco
van der Enden is door mij in het geheel doorgenomen.
. Bruggen slaan, regeerakkoord VVD en PvdA van 29 oktober 2012.
. Diverse convenanten HT, waaronder uiteraard van RB en NOAB.
. Dagelijkse twitters volgen via www.boekmeester.nl/bmnieuws.html
Horizontaal Toezicht in het microbedrijf Is er toekomst?
Afstudeerscriptie Tiede Boersma Mei 2013 blad 44
Lijst van toegepaste afkortingen.
AFM - Autoriteit Financiële Markten
AO/IB - Administratieve Organisatie/Interne Beheersingsmogelijkheden
BSN - Burger Service Nummer
CAB - Controle Aanpak Belastingdienst
CB - College Belastingadviseurs (opgegaan in RB)
FD - Fiscaal Dienstverlener
HT - Horizontaal Toezicht
KAN - Kwaliteitscentrum Accountancy Nederland
MGO - Middel Grote Ondernemingen
MKB - Midden en Klein Bedrijf
NOAB - Nederlandse Orde van Administratie- en Belastingdeskundigen
OOB - Organisatie van Openbaar Belang
RB - Register Belastingadviseurs
RSIN - Rechtspersonen Samenwerkingsverbanden Informatie Nummer
SRA - Samenwerkende Registeraccountants en Administratieconsulenten
TCF - Tax Control Framework
VOA - Voldoening Op Aangifte
VIA - Voor Ingevulde Aangifte
VHMF - Vereniging van Hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën
ZGO - Zeer Grote Ondernemingen
ZZP - Zelfstandige Zonder Personeel = eenpersoonsbedrijf
Top Related