ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

13
3 LENTE 2003 ZWAMMEN IN WONINGEN DEEL 1 : INLEIDING TOT DE MYCOLOGIE – GEZONDHEIDSRISICO’S – EXPERTISES Camille Chasseur, dr. wet., hoofd van de werken, afdeling Mycologie, WIV (Wetenschappelijk Instituut Volks- gezondheid) Nicole Nolard, dr. wet., hoofd van de afdeling Mycologie, WIV (Wetenschap- pelijk Instituut Volksgezondheid) De verwijdering van zwammen in woningen vereist een multidisciplinaire aanpak in drie specifieke domeinen : het gebouw, de mycologie en de geneeskunde. Omdat het een omvangrijk probleem betreft, hebben we beslist het artikel in twee luiken te verdelen. In dit eerste deel, opge- steld door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV), wordt een korte inleiding tot de mycologie gege- ven en wordt de uitvoeringswijze van mycologische expertises in aangetaste woningen beschreven. In een volgend Tijdschrift zal het WTCB de voornaamste oorzaken van vocht en van schimmelontwikkeling in woningen onderzoeken en een balans opmaken van de momenteel bestaande saneringsprotocols. Afb. 2 Ontwikkeling van de zwamvlok van een huiszwam op een muur en op waterleidingen. WIV-MYCOLOGIE Afb. 1 Ontwikkeling van de zwamvlok van een huiszwam op een kartonnen doos op een vochtige vloer. WIV-MYCOLOGIE Hoewel zwammen door het grote publiek soms nog tot het plantenrijk gerekend worden, verschillen ze op meerdere vlakken van groene planten. In feite worden ze geken- merkt door een enorme diversiteit. Bepaalde zwammen worden door kenners als een lekkernij beschouwd, andere soorten zijn schadelijk voor de mens, voor bomen en stenen en nog andere gaan gisten of scheiden stoffen zoals antibiotica af. Met meer dan 200.000 bekende soorten (en elke dag worden er weer nieuwe ontdekt) neemt de zwam een belangrijke plaats in in onze leefwereld en soms – helaas – ook in onze woning. 1 STRUCTUUR Zwammen (Fungi), of toch de zogenaamde “echte zwammen” of Eumyceten (zie § 3), zijn ty- pisch draderige organismen. Hun structuur- element wordt gevormd door de hypha of zwamdraad, die al dan niet door dwarswanden kan verdeeld zijn. Deze zwamdraden vormen een netwerk dat met het blote oog zichtbaar is : de zwamvlok of mycelium, d.i. het vegeta- tieve deel van de zwam (afb. 1 en 2). De zwamvlok kan zich over erg grote oppervlak- ken uitspreiden en al dan niet diep doordrin- gen in het substraat. Bepaalde “macrosco- pische” zwammen, zoals de huiszwam, kolo- niseren eerst het substraat. Wanneer de nodige omgevingsomstandigheden hiertoe verenigd zijn, groeperen de zwamdra- den zich en vormen “vruchtlichamen”, zoals de ons welbekende kampernoelie (“echte cham- pignon”), boleet of cantharel (dooierzwam). 2 VOORT- PLANTING Zwammen kunnen zich op twee manie- ren voortplanten : op geslachtelijke en op ongeslachtelijke wijze. 2.1 GESLACHTELIJKE VOORT- PLANTING De geslachtelijke voortplanting bestaat in de samensmelting van twee kernen, met name van een “+”-kern en een “-”-kern. In het eenvou- digste geval smelt een “+”-zwamdraad samen met een “-”-zwamdraad, wat overeenkomt met een mannelijke en een vrouwelijke gameet. Bij zwammen wordt men echter niet zelden ge-

Transcript of ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

Page 1: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

3 LENTE 2003

ZWAMMEN INWONINGEN

DEEL 1 : INLEIDINGTOT DE MYCOLOGIE –GEZONDHEIDSRISICO’S –EXPERTISESCamille Chasseur, dr. wet., hoofd vande werken, afdeling Mycologie,WIV (Wetenschappelijk Instituut Volks-gezondheid)Nicole Nolard, dr. wet., hoofd van deafdeling Mycologie, WIV (Wetenschap-pelijk Instituut Volksgezondheid)

De verwijdering van zwammen in woningen vereist eenmultidisciplinaire aanpak in drie specifieke domeinen :het gebouw, de mycologie en de geneeskunde. Omdat heteen omvangrijk probleem betreft, hebben we beslist hetartikel in twee luiken te verdelen. In dit eerste deel, opge-steld door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid(WIV), wordt een korte inleiding tot de mycologie gege-ven en wordt de uitvoeringswijze van mycologische expertises in aangetastewoningen beschreven. In een volgend Tijdschrift zal het WTCB de voornaamsteoorzaken van vocht en van schimmelontwikkeling in woningen onderzoeken eneen balans opmaken van de momenteel bestaande saneringsprotocols.

Afb. 2Ontwikkeling vande zwamvlok vaneen huiszwam opeen muur en opwaterleidingen.

WIV

-MYC

OLO

GIE

Afb. 1Ontwikkeling vande zwamvlok vaneen huiszwam op

een kartonnendoos op een

vochtige vloer.

WIV

-MYC

OLO

GIE

Hoewel zwammen door het grote publiek soms nog tot hetplantenrijk gerekend worden, verschillen ze op meerderevlakken van groene planten. In feite worden ze geken-merkt door een enorme diversiteit. Bepaalde zwammenworden door kenners als een lekkernij beschouwd, anderesoorten zijn schadelijk voor de mens, voor bomen enstenen en nog andere gaan gisten of scheiden stoffenzoals antibiotica af. Met meer dan 200.000 bekendesoorten (en elke dag worden er weer nieuwe ontdekt)neemt de zwam een belangrijke plaats in in onzeleefwereld en soms – helaas – ook in onze woning.

1 STRUCTUUR Zwammen (Fungi), of tochde zogenaamde “echte

zwammen” of Eumyceten (zie § 3), zijn ty-pisch draderige organismen. Hun structuur-element wordt gevormd door de hypha ofzwamdraad, die al dan niet door dwarswandenkan verdeeld zijn. Deze zwamdraden vormeneen netwerk dat met het blote oog zichtbaaris : de zwamvlok of mycelium, d.i. het vegeta-tieve deel van de zwam (afb. 1 en 2). Dezwamvlok kan zich over erg grote oppervlak-ken uitspreiden en al dan niet diep doordrin-gen in het substraat. Bepaalde “macrosco-

pische” zwammen, zoals de huiszwam, kolo-niseren eerst het substraat.

Wanneer de nodige omgevingsomstandighedenhiertoe verenigd zijn, groeperen de zwamdra-den zich en vormen “vruchtlichamen”, zoals deons welbekende kampernoelie (“echte cham-pignon”), boleet of cantharel (dooierzwam).

2 VOORT-PLANTING

Zwammen kunnenzich op twee manie-ren voortplanten : op

geslachtelijke en op ongeslachtelijke wijze.

2.1 GESLACHTELIJKE VOORT-PLANTING

De geslachtelijke voortplanting bestaat in desamensmelting van twee kernen, met name vaneen “+”-kern en een “-”-kern. In het eenvou-digste geval smelt een “+”-zwamdraad samenmet een “-”-zwamdraad, wat overeenkomt meteen mannelijke en een vrouwelijke gameet. Bijzwammen wordt men echter niet zelden ge-

Page 2: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

4 LENTE 2003

Afb. 3Geslachtelijkevoortplantings-cyclus van een“macrozwam”.

Afb. 5Basidiosporen ophun sporendrager(basidium)(1000 x vergroot).

Afb. 4Ascosporen in

hun sporenhouder(ascus) (400 x

vergroot).

WIV

-MYC

OLO

GIE

WIV

-MYC

OLO

GIE

Volwassenkarpofoor(“vruchtlichaam”)

Zwamvlok

Sporen

Ontkiemenvan sporen

Vorming van eennieuw zwamvlok-netwerk

Sporen

De hypha ofzwamdradengroeperen zich envormen een nieuwekarpofoor

confronteerd met 4 “geslachten” of zelfs meer.Vanaf het ogenblik dat er een fusie plaatsvindt,moet een reductiedeling (meiose) volgen, om-dat het genetische kapitaal anders bij elke ge-neratie zou verdubbelen.

Bij de “macrozwammen” gebeurt dit doorgaansin het “vruchtlichaam”, dat ook wel karpofoorof sporofoor genoemd wordt. De reductiedelinggrijpt plaats ter hoogte van minuscule organen :de sporenhouders (asci) of sporendragers (basi-dia). Een ascus (afb. 4) lijkt op een zakje dat achtascosporen bevat; een basidium (afb. 5) lijkt opeen sokkel die aan zijn uiteinde en naar buitentoe meestal vier basidiosporen draagt.

In volwassen toestand kan het vruchtlichaameen groot aantal minuscule sporen afgeven diedoor de wind verspreid worden. Buller, een be-kende Britse mycoloog, berekende dat een wei-dechampignon een miljoen sporen per minuuten bijna een miljard sporen per halve dag produ-ceert. Als men bedenkt dat dit proces meerderedagen duurt, kan men zich een idee vormen overde astronomische hoeveelheden sporen die aande lucht afgegeven worden. Als deze terechtko-men op een gunstige ondergrond, kunnen hier-uit nieuwe zwamdraden en zwamvlokken ont-staan, zodat de cyclus verdergezet wordt.

De rol van de geslachtelijke voortplanting blijft

echter niet beperkt tot deze verspreiding. Zemaakt namelijk ook een vermenging en eenherschikking van de genetische eigenschappenvan de soort mogelijk. Deze factoren zijn vanessentieel belang om de diversiteit van de soortin stand te houden en ervoor te zorgen dat desoort zich ten allen tijde kan aanpassen aan debelastingen uit de omgeving.

2.2 ONGESLACHTELIJKE VOORT-PLANTING

Er bestaat een andere voortplantingsmogelijk-heid, die voornamelijk gericht is op de groot-schalige vermenigvuldiging van de soort en dekolonisatie van het substraat. Bij dit type voort-planting vindt er geen bevruchting en ook geenmeiose plaats, wel echter een eenvoudige pro-ductie van minuscule sporen. In dit geval heeftmen het over ongeslachtelijke voortplanting.

De benaming van de ongeslachtelijke sporenverschilt, afhankelijk van hun vormingswijze(zie § 3). Bij de meeste schimmels (Deuteromy-ceten) worden ze conidia genoemd, omdat zegevormd worden aan het uiteinde van een spe-ciale zwamdraad, de conidiofoor (afb. 6, 7 en 8).De conidia zijn meestal redelijk goed bestandtegen extreme omgevingsvoorwaarden. Boven-dien beschikken ze over een bijzondere eigen-

Page 3: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

5 LENTE 2003

“ECHTE ZWAMMEN” OF EUMYCETEN(chitine)

Tabel 1Vereenvoudigdeclassificatie van

het zwammenrijk.

Afb. 6 Meerdere Aspergillusconidia opconidioforen.

Afb. 7 Penicilliumconi-dia op een bundelvor-mige conidiofoor.

WIV

-MYC

OLO

GIE

WIV

-MYC

OLO

GIE

PRIMITIEVE ZWAMMENmet eigenschappen die

typisch zijn voor hetplantenrijk (cellulose) en

voor het dierenrijk(beweeglijke fase)

1. Myxomyceten

2. Oomyceten

ONGESLACHTELIJKEVOORTPLANTING

1.DeuteromycetenOngeslachtelijkeAscomyceten enBasidiomyceten.Deze maken hetgrootste deel uit vande groep diedoorgaans als“schimmels”aangeduid wordt

GESLACHTELIJKE VOORTPLANTING

1. Chytridiomyceten(aquatisch en rudimentair)

2.Zygomyceten(omwille van hun uitzichtworden ze doorgaans“schimmels” genoemd)

3. Basidiomyceten

4. Ascomyceten

��

Afb. 8 Alterna-riaconidia.

2,5-6 µm

WIV

-MYC

OLO

GIE

20-80 µm

schap die hen toelaat gunstige ontwikkelings-voorwaarden af te wachten. Bij de ontkiemingproduceren ze een zwamdraad die zich snel ont-wikkelt en vertakt (zwamvlok) om zo een nieu-we kolonie te vormen. Een bepaalde zwamsoortkan, afhankelijk van de ontwikkelingsvoor-waarden, meerdere ongeslachtelijke cycli ver-tonen, met een volledig verschillend uitzicht.

3 CLASSIFICATIE De identificatie en de clas-sificatie van zwammen zijn

tegenwoordig voornamelijk gebaseerd op mor-fologische (zowel macroscopische als micro-scopische) en chemische eigenschappen. Hetzwammenrijk wordt doorgaans verdeeld in driegroepen. De eerste twee groepen (de Myxomy-ceten en de Oomyceten) zijn redelijk primitiefen vreemd van aard. Hun celwanden bestaan uitcellulose, wat een typisch vegetale verbindingis, maar bevat eveneens beweeglijke fasen, watdoorgaans een dierlijke eigenschap is.

De derde en grootste groep is deze van de “echtezwammen” of Eumyceten. Ze bestaat voorna-melijk uit draderige organismen en wordt ge-kenmerkt door de aanwezigheid van chitine

(niet cellulose) in de celwanden. Door deze ei-genschap worden de Eucymeten chemisch afge-bakend van het plantenrijk. Deze groep wordtonderverdeeld in vier subgroepen, afhankelijkvan de eigenschappen van het vegetatieve sys-teem (de zwamvlok) en van de geslachtelijkevoortplantingscyclus, indien gekend (tabel 1).

3.1 DE CHYTRIDIOMYCETEN

Deze groep zal bij de bespreking van de pro-blematiek van zwammen in gebouwen nietbeschouwd worden, omdat ze voornamelijkaquatische zwammen omvat. Daarnaast telt zeook enkele parasitaire landzwammen.

3.2 DE ZYGOMYCETEN

Bij microscopisch onderzoek worden dezezwammen gekenmerkt door een zwamvlok, ge-vormd door dikke zwamdraden met slechtsweinig celwanden. Dit wekt de indruk dat hetgeheel één grote cel vormt met verschillendekernen. De geslachtelijke voortplanting beperktzich tot de fusie van twee zwamdraden en devorming van een microscopisch kleine zygoot.

S C

H I

M M

E L

S

Page 4: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

6 LENTE 2003

(*) Sommige Basidiomyceten produceren enkel microscopische geslachtelijke structuren. Dit geldt onder andere voor de(planten)roest en brand die als parasiet leven op bepaalde graansoorten.

3.3

Afb. 10 Vruchtlichaam van eenbuiszwam in een houten lat boven hetvenster.

WIV-MYCOLOGIE

WIV

-MYC

OLO

GIE

Afb. 14Chaetomium,micro-ascomyceetdie zich kanontwikkelen opvochtigbehangpapier.

WIV

-MYC

OLO

GIE

Afb. 11 Vruchtlichaam of karpofoorvan de huiszwam (Serpula lacrymans).

WIV-MYCOLOGIE WIV-MYCOLOGIE

Afb. 12 Massa sporen van dehuiszwam (Serpula lacrymans) opglazen in een aangetast gebouw.

Bij de ongeslachtelijke voortplanting wordensporangia (sporenbeuzen) gevormd. Dit zijnmet sporen gevulde zakjes, die vastgehecht zijnaan een steeltop (Mucor, Rhizomucor, Rhizo-pus, ...) (afb. 9). Deze ongeslachtelijke sporenworden sporangiosporen genoemd.

Afb. 9Sporenbeurs(sporangium)

van Rhizopus.

WIV

-MYC

OLO

GIE

Sporenbeurs �

DE BASIDIOMYCETEN

Deze zwammen vormen doorgaans macrosco-pische (*) (d.w.z. met het blote oog zichtbare)geslachtelijke voortplantingsstructuren, waarinde sporen (basidiosporen) gevormd worden terhoogte van basidia (afb. 5), die zich meestalop plaatjes of in buisjes bevinden.

Tot de bekendste zwammen van deze soortbehoren de weidechampignon (of kampernoe-lie), de amaniet, de boleet (die voornamelijkvoorkomt in afval van boombladeren of opdood hout) en de buiszwam (die goed gedijtop zieke bomen). Vooral deze laatste, die zichgraag tegoed doen aan de voedende stoffen uithet hout, zijn dikwijls terug te vinden op hethout- en timmerwerk van woningen.

Basidiomyceten hebben meestal geen steel enkomen doorgaans voor onder de vorm van eenkorst (afb. 10) op een substraat (huiszwam,buiszwam, ...).

3.4 DE ASCOMYCETEN

Bij de Ascomyceten worden de geslachtelijkesporen gevormd in sporenhouders (of asci)(afb. 4). Deze sporenhouders kunnen gevormdworden in macroscopische structuren (macro-ascomyceten). Ze komen vooral voor in bos-sen (morielje, truffel, ...), maar soms ook op devloer van vochtige kelders, meestal onder devorm van kleine bruinachtige of oranjeachtige“bekertjes” (huisbekerzwam, afb. 13).

Afb. 13 Wittezwamdraden diesamensmeltenom het bruinevruchtlichaamvan eenbekerzwam tevormen.

Ascomyceten hebben echter doorgaans een mi-croscopische structuur (micro-ascomyceten).Dit geldt voor het merendeel van de schim-mels (Chaetomium, afb. 14) en van de gisten.

Page 5: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

7 LENTE 2003

Afb. 15 Ontwikkeling van schim-mels op een vochtige keukenmuur.

3.5

WIV

-MYC

OLO

GIE

Afb. 16 Kolonies van Stachybotryschartarum in een kinderkamer.

Afb. 17Kolonies vanStachybotryschartarum opvochtigbehangpapier.

Afb. 18Kolonies vanCladosporiumsphaerospermumter hoogte vaneen badkamer-venster.

WIV-MYCOLOGIE WIV-MYCOLOGIE WIV-MYCOLOGIE

De gisten nemen een bijzondere plaats in in degroep der zwammen. Ze zijn voornamelijk op-gebouwd uit individuele sferische cellen, diemen enkel kan zien onder de microscoop. Dezecellen vermenigvuldigen zich door “kiem-ontwikkeling”. Een uitgroeisel van de cel wordtbreder en scheidt zich uiteindelijk af van demoedercel om een nieuwe onafhankelijke celte vormen (ongeslachtelijke cyclus). Bij gun-stige omgevingsomstandigheden beginnen zichautomatisch sporenhouders (asci) te vormen.

DE DEUTEROMYCETEN OF FUNGIIMPERFECTI

De groep der Deuteromyceten omvat een grootaantal zwammen die een rol spelen bij de be-smetting van voedingswaren en van de luchtdie we inademen in gebouwen.

Deze groep werd opgesteld om er de zwam-men te plaatsen waarvan men enkel de onge-slachtelijke voortplantingscyclus kent. Daaromwordt deze groep aangeduid met de benamingFungi imperfecti, d.w.z. “onvolmaakte zwam-men”. Vanaf het moment dat de geslachtelijkevoortplantingsvorm van een soort geïdentifi-ceerd wordt, plaatst men de zwam in de cor-recte categorie, bv. bij de Basidiomyceten(basidia) of de Ascomyceten (asci). Het me-rendeel van de Deuteromyceten bestaat uitongeslachtelijke vormen van Ascomyceten.

Dit classificatiesysteem blijft (vooral in het la-boratorium) erg nuttig, zelfs na de ontdekkingvan de geslachtelijke voortplantigscyclus van dezwam. In kunstmatige gelatineachtige milieusplanten bepaalde zwammen zich immers enkel

voort op ongeslachtelijke wijze, zodat het sys-teem in dat geval onmisbaar is om de zwam tekunnen identificeren. Het is voornamelijk ge-baseerd op de eigenschappen van de ongeslach-telijke sporen (conidia) en van de conidiofoor,d.i. een speciale zwamdraad waarop de conidiagevormd worden (zie ook afb. 6, 7 en 8).

3.6 WAAR HOREN DE SCHIMMELS ?

Uit tabel 1 kan men afleiden dat de vage weten-schappelijke termen “schimmel” of “micro-zwam” een groot aantal zwammen kunnen aan-duiden uit volledig verschillende taxonomischegroepen. Hun gemeenschappelijke eigenschap-pen zijn praktisch van aard en berusten eerderop uiterlijke schijn dan op eenduidige criteria.Deze groep omvat de microscopische zwam-men die voorkomen onder de vorm van door-gaans gekleurde en poederige vlekken (massasporen) op de meest diverse substraten, zoals be-dorven eetwaren, hout, pleisterwerk, papier,stof, leder, kunststof, siliconenvoegen, glas, ...De micro-ascomyceten (zowel de geslachtelijkeals de ongeslachtelijke) maken echter de groot-ste groep uit van de schimmels (zie afb. 15).

4 VOEDING Daar zwammengeen chlorofyl be-

vatten, kunnen ze hun voeding niet onttrek-ken uit eenvoudige substanties zoals kool-zuurgas en water, zoals groene planten dieaan fotosynthese doen. Ze moeten deze voe-dingsstoffen halen uit het organische mate-riaal van andere organismen. Zwammen zijndus parasieten, symbioten of saprofyten.

Page 6: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

8 LENTE 2003

Afb. 19 Kubische verrotting vanhouten vloeren door de huiszwam.

Afb. 20 Vezelige verrotting vanhout.

WIV

-MYC

OLO

GIE

WIV

-MYC

OLO

GIE

Parasieten leven op of in het lichaam van eengastheer. Ze zijn verantwoordelijk voor schim-melaandoeningen bij de mens (infectieuzezwammen) en voor bepaalde ziekten bij plan-ten, voornamelijk bij planten die geoogst wor-den (grauwe schimmel in de wijnoogst, moe-derkoren bij rogge, roest van tarwe, ...).

De symbioten leven daarentegen in goede ver-standhouding samen met hun gastheer. Dit ishet geval bij mycorrhiza. Hun zwamdraden zijnnauw verbonden met de wortels van verschil-lende planten en zorgen ervoor dat de elemen-ten, die voor elk van beide onontbeerlijk zijn,uitgewisseld worden. Truffels en boleten be-horen tot deze categorie en het is precies dezecomplexe samenwerking die de kunstmatigekweek ervan zo moeilijk maakt.

Saprofieten tenslotte onttrekken hun voedinguit dode of rottende materialen. De schimmelsdie zich ontwikkelen in te vochtige woningen(bv. op het behangpapier of op pleisterwerk)of die voorkomen op dood hout in bossen ofop constructiehout, behoren tot deze laatstecategorie. Het is vooral deze groep die een rolspeelt bij de problemetiek van zwammen inwoningen en de gezondheid.

Doorgaans kunnen de zwamdraden van zwam-men “verterende” enzymen afscheiden. Bij desaprofyten zorgen deze ervoor dat het organi-sche materiaal door een echte “externe verte-ring” ontbonden wordt. De tijdens dit procesvrijgekomen eenvoudige oplosbare stoffenworden vervolgens geabsorbeerd door de wan-den van de zwamdraden. Zo worden in de na-tuur de bladeren van de bomen (die het bosaf-val vormen) tijdens de herfst snel verteerd doorzwammen, doorgaans door Basidiomyceten.

Door een grondigere kennis van de specifiekeprocessen die deze externe vertering veroorza-ken, kan men beter begrijpen hoe en waaromeen bepaalde zwamsoort zich innestelt en ont-wikkelt op een bepaalde plek. Op vochtigeplaatsen zal men op behangpapier, boeken ofetiketten van flessen steeds dezelfde zwam-men aantreffen, omdat ze een voorliefde koes-teren voor cellulose. Dit kunnen ze gemakke-lijk extern verteren dankzij specifieke enzy-men. Men kan de verschillende aantastingenvan bouwmaterialen (zoals bv. timmerhout)eveneens beter leren begrijpen en van elkaaronderscheiden. Afhankelijk van de aangetastecellenverbindingen en van de aantastings-snelheid, kan het hout op verschillende ma-nieren ontbinden. Zwamsoorten zoals de huis-zwam zullen het hout snel verteren en het in

kleine kubusjes doen uiteenvallen (kubischeverrotting) (afb. 19). De meeste in hout levendezwammen van onze bossen veroorzaken daar-entegen een ontbinding volgens de richting vande houtvezel (vezelige verrotting) (afb. 20).

5 GEZOND-HEIDSRISICO’S

Recente epidemi-ologische studieshebben aange-

toond dat er een duidelijk verband bestaat tus-sen vocht en schimmels in woningen en de even-tuele gezondheidsproblemen van de kinderen ende volwassenen die in deze woningen ver-toeven. Verschillende andere studies toneneveneens aan dat de aanwezigheid van vocht enhet type materiaal een belangrijke invloed heb-ben op de aard van de waargenomen zwamgroei.

Een Belgische studie heeft aangetoond dat erin meer dan 60 % van de onderzochte wonin-gen Cladosporium sphaerospermum in de luchtzit. In 76 % heeft men Aspergillus versicoloraangetroffen, in 38 % Alternaria alternata gr.,in 47 % Penicillium spp. en in 17 % Stachybo-trys chartarum (syn. : S. atra). Sporen vanBasidiomyceten zijn moeilijker aanwijsbaar inde binnenlucht, maar hun aanwezigheid magniet onderschat worden.

Er bestaan reële gezondheidsrisico's en er zijnmeerdere gevallen bekend. De huiszwam (Ser-pula lacrymans) kan in een ruimte tot 360.000sporen per m3 produceren. Er zijn gevallen vast-gesteld van allergie aan deze zwamsoort.

Wat het geheel van de micro-organismen in delucht betreft, behoren de sporen van zwammen(vooral deze van schimmels) tot één van degrootste en meest gediversifieerde groepen le-vende deeltjes die wij inademen. Sporen vanzwammen zijn belangrijke luchtgedragen aller-genen die de meest verscheiden allergische reac-ties, zoals rinitis, dermatitis, allergische bron-

Page 7: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

9 LENTE 2003

5.1

Afb. 21 Schematische voor-stelling van het menselijke adem-halingssysteem (ACGIH, 1999).

INHALEERBAREFRACTIE

THORACALEFRACTIE

RESPIRABELEFRACTIE

Zone vande long-blaasjes

Grootte vande gefilterdedeeltjes> 10 µm

chitis, astma, extrinsieke allergische alveolitis,en verschillende andere minder bekende aan-doeningen kunnen veroorzaken. Bepaalde stof-fen die in de wanden van de zwamdraden aan-wezig zijn – vooral in deze van sporen (myco-toxines) –, zijn bovendien giftig. De branderigewerking van bepaalde vluchtige organischeproducten die door bepaalde schimmels aan delucht afgegeven worden, vormt eveneens eenbelangrijke bron van ongemakken.

Daarnaast bestaan er ook infectieuze zwammen,d.w.z. zwammen die in een levend organismebinnendringen en zich daar ontwikkelen. Dezezwammen veroorzaken schimmelaandoeningenbij de mens. Er zijn slechts weinig gevallenbekend waarbij de besmetting en de versprei-ding ervan via de omgeving gebeurt. Dit is ech-ter wel het geval voor de aandoening die aange-duid wordt als “zwemschimmel” of “zwembad-eczeem”. De omgeving kan besmet wordendoor personen die deze voetschimmel (Tricho-phyton rubrum) dragen. De verspreiding ervangebeurt via de besmette vloer. In zwembadenen sportzalen is dit een gekend fenomeen. Deschimmel kan ook verspreid worden in de fami-liale badkamer. In dit geval ligt de oorzaak ech-ter niet aan de omgeving en kan deze laatste nietbeschouwd worden als een amplificatieplaats.

BINNENDRINGEN VAN SPOREN INDE LUCHTWEGEN

Als een volwassene per dag gemiddeld 20 m3

lucht inademt in een woning waarvan de luchtzo’n 360.000 sporen per m3 bevat, dan zoudeze persoon dagelijks 7.200.000 sporen moe-ten inademen. Gelukkig zijn onze ademhalings-organen zodanig opgebouwd dat ze een grootdeel van deze sporen tegenhouden, onschade-lijk maken of evacueren. Volgens het Ameri-kaanse ACGIH (American Conference ofGovernmental Industrial Hygienist) kan menin ons ademhalingssysteem drie functioneleregio’s onderscheiden, wat overeenkomt met3 “fracties” van deeltjes.

De inhaleerbare fractie vindt plaats in de neus,de mond, de keelholte en het strottenhoofd. Deneus en de neusholte (haren, trilhaartjes enneusslijm) verhinderen dat de grootste deeltjes(groter dan ± 10 µm) de borstzone binnendrin-gen. Hier bevinden zich de luchtpijp en devoornaamste longpijptakken die de lucht naarde zone moeten brengen waar de gaswisselingplaatsvindt. Deze laatste zone bevat de long-blaasjes. Naarmate het netwerk zich verdervertakt, verkleint de diameter van de buisjes.

De grootte van de sporen en van hun restenevenals de ingeademde hoeveelheid zijn tweebelangrijke elementen die een rol spelen bijaandoeningen van de luchtwegen.

5.2 ALLERGIEËN AAN ZWAMMEN

Bij het diagnosticeren van een allergie is despecificiteit een fundamenteel gegeven. Onsorganisme is voorzien van geperfectioneerdeafweersystemen die alle vreemde stoffen diein ons organisme binnendringen (antigenen ofagressoren) moeten neutraliseren (met antili-chamen of verweermiddelen). We spreken indit geval van een immunologische reactie.

Soms raakt dit systeem ontregeld. Bij een al-lergische reactie reageert ons organisme op eenoverdreven manier tegen stoffen die normaal-gezien als onschuldig beschouwd worden. Eenallergie is dus een abnormale, overdreven reac-tie van ons immuunsysteem ten opzichte vaneen (zelfs minieme) hoeveelheid stoffen diedeel uitmaken van onze omgeving en die door-gaans ongevaarlijk zijn voor de bevolking. Ditis onder andere het geval voor uitwerpselenvan mijtachtigen, dierenhaar, stuifmeelkorrels,eetwaren, chemische stoffen, schimmels, ...

Gelukkig is niet iedereen allergisch. Men ver-onderstelt dat ongeveer 20 % van de bevol-king last heeft van een allergie. In geïndus-trialiseerde landen brengen de mensen onge-veer 90 % van hun tijd binnen door (thuis,werkplaats, wagen, metro). De kwaliteit vande binnenomgeving speelt dus een fundamen-tele rol bij de ontwikkeling van allergische aan-doeningen. Bij atopische personen, d.w.z. per-

Page 8: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

10 LENTE 2003

Afb. 22Ontwikkeling vanschimmels(Cladosporiumsphaerospermum)op plaatsenwaar de matrasde lattenbodemraakt.

WIV

-MYC

OLO

GIE

sonen die een erfelijke aanleg hebben voor al-lergieën, kan de allergie soms slechts erg laattot uiting komen, of pas ten gevolge van eensamenloop van omstandigheden. De meestestudies zijn het er echter over eens dat de eer-ste levensjaren doorgaans van kapitaal belangzijn bij de ontwikkeling van allergieën.

Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezond-heid heeft een reeks proefmonsters onderzochtdie tussen 1981 en 2000 verzameld werden inmeer dan 500 stedelijke en landelijke wonin-gen van allergie- en/of astmapatiënten, en ditverdeeld over het hele land. Volgens deze re-sultaten kwamen er zo’n 150 soorten zwam-men voor, waaronder Cladosporium, Peni-cillium en Aspergillus, en dit in meer dan 90tot 98 % van de onderzochte woningen.

Cladosporium sphaerospermum werd aange-troffen in 60 % van de woningen en is verant-woordelijk voor het grootste aantal besmettin-gen, en dan vooral in slaapkamers en badka-mers (honderden sporen/m3 lucht). Deze soortwordt vaak geassocieerd met Aureobasidiumpullulans, Phoma sp., Acremonium strictum enverschillende gistsoorten op vensterramen.Aspergillus versicolor, Penicillium chrysoge-num, Penicillium aurantiogriseum, Penicilliumspinulosum, Penicillium brevicompactum,Chaetomium globosum, Stachybotrys charta-rum, Acremonium strictum en Alternaria alter-nata zijn andere zwamsoorten die soms over-vloedig voorkomen op de muren van slaapka-mers, woonkamers of keukens.

Het is bovendien belangrijk op te merken datmatrassen geliefkoosde (en vaak vergeten) ont-wikkelingsoorden voor schimmels zijn. Con-centraties van 103 tot 107 sporen per gram stofzijn niet zelden. Cladosporium sphaerosper-mum, Alternaria alternata, Epicoccum pur-purescens, Aureobasidium pullulans, Aspergil-lus restrictus, Aspergillus versicolor, verschil-lende knopschimmels en Trichoderma beho-ren tot de meest voorkomende soorten. Dezwarte sporen van Cladosporium sphaero-spermum zijn soms zelfs zichtbaar op de plaat-sen waar de matras de vaste lattenbodem raakt(afb. 22).

Schimmels beïnvloeden het ontstaan van aller-gische reacties (en dan vooral de ontwikkelingvan astma) op meerdere niveaus. Bepaaldeschimmels (bijvoorbeeld Alternaria) zijn sterkeallergenen, die – net zoals stuifmeelkorrels –verantwoordelijk kunnen zijn voor zwareastma-aanvallen, die zelfs kunnen leiden toteen dringende opname in het ziekenhuis.

Ook Basidiomyceten kunnen allergische reac-ties veroorzaken. Zo zijn er bijvoorbeeld meer-dere gevallen gesignaleerd van allergieën aansporen van de huiszwam.

5.2.1 OPPORTUNISTISCHE ZWAMMEN

De immuniteit, die ons elke seconde van onsleven tegen een groot aantal micro-organismenbeschermt, vertoont de volgende tegenstrijdig-heid. Terwijl het immuunsysteem in het gevalvan een allergische reactie overdreven goedfunctioneert, bestaan er andere gevallen waar-bij de werking ervan tekortschiet. Dit gebeurtonder andere bij behandelingen die leiden toteen immunosuppressie bij de patiënt (langduri-ge corticoïdebehandeling) of bij patiëntenwaarvan de immunitaire weerstand bewust ver-minderd werd (transplantatie van organen).

In deze twee gevallen vinden de schimmelsdie aanvankelijk niet besmettelijk zijn, maarzich kunnen ontwikkelen bij 37 °C, een orga-nisme zonder bescherming waarop ze zich in-stalleren en kunnen ontwikkelen. Deze schim-mels worden aangeduid als opportunistischezwammen. In zulke contexten moeten dewoningonderzoeken aangepast worden, afhan-kelijk van de aandoening, en zal geval per ge-val een specifiek saneringsprotocol moetenontwikkeld worden.

5.2.2 GIFTIGHEID VAN DE ZWAMMEN

In tegenstelling tot allergenen zijn mycotoxinessecundaire metabolieten met kleine moleculai-re massa (tussen 200 en 10.000 dalton), die af-gescheiden worden door verschillende schim-mels. Het is gekend dat het inslikken van myco-toxines zoals aflatoxines, trichothecenen, ...ernstige gezondheidsproblemen kan veroorza-ken, die zelfs kunnen leiden tot de dood.

Recente studies hebben aangetoond dat iden-tieke doses van deze mycotoxines schadelijkerkunnen zijn bij inademing dan bij mondelinge

Page 9: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

11 LENTE 2003

(*) Deeltjes per miljoen.

AANGETASTE EVALUATIE RISICO’SOPPERVLAKTE

< 0,3 m2 Zwakke aantasting Zwakke, maar niet uit te sluiten risico’s

0,3 m2 - 3 m2 Gemiddelde aantasting Risico’s afhankelijk van de aanwezige zwamsoortenen van de omgevingsomstandigheden

> 3 m2 Ernstige aantasting Grote risico’s, onafhankelijk van de aangetroffenzwamsoorten

Tabel 2 Evaluatieschaal voor beschimmelde oppervlakken (zichtbaar met het blote oog), voorge-stelddoor het laboratorium Microvital (Québec) en overgenomen door de afdeling Mycologie (WIV).

opname. Ook in de sporen van toxinogeneschimmels werden redelijk hoge concentratiesmycotoxines gemeten. In de sporen van As-pergillus flavus en Aspergillus parasiticus wer-den 600 tot 1.100 dpm (*) aflatoxines aange-troffen, in de sporen van Stachybotrys char-tarum kwamen 15 dpm trichothecenen voor enin de sporen van Fusarium graminearum en F.sporotrichoides werden zelfs 80 dpm tricho-thecenen gemeten.

Van bepaalde mycotoxines, zoals de tricho-thecenen die geproduceerd worden door Sta-chybotrys chartarum (syn. : S. atra) en Fusa-rium spp., of zoals de patuline en de penicilline-zuren die geproduceerd worden door bepaaldePenicillium, werd aangetoond dat ze toxischzijn voor het ademhalingsstelsel.

Men dient erg voorzichtig te zijn indien men temaken heeft met patiënten die in een “beschim-meld” huis wonen en in hun woning leidenaan verschijnselen zoals irritatie, hoofdpijn enmisselijkheid. Zuigelingen waarvan het adem-halingssysteem nog erg gevoelig is en jongekinderen zijn nog kwetsbaarder.

5.2.3 VLUCHTIGE STOFFEN DIE UITGE-SCHEIDEN WORDEN DOORZWAMMEN

Uit verschillende studies is gebleken dat schim-mels diverse vluchtige organische stoffen uit-scheiden (fVOS : fungale vluchtige organischestoffen). De schimmelgeur die aangetroffenwordt in bepaalde, erg aangetaste gebouwen ge-tuigt hiervan (octen-3-ol). Studies hebben aan-getoond dat zuivere culturen met Aspergillusversicolor verschillende organische stoffen uit-scheiden, waaronder ethylhexanol, een stof diebekend is voor zijn irriterende eigenschappen.De productie van deze verbinding verklaart ge-deeltelijk het verschijnen van bepaalde sympto-

men zoals irritatie van de ogen, de huid of debovenste ademhalingswegen. VerschillendefVOS, en dan vooral hexanol en 2-cyclohexen-1-ol, werden ook aangetroffen in filters en inglasvezel. De aanwezigheid van deze verbindin-gen is eveneens van fungale oorsprong.

Vocht speelt een belangrijke rol bij de ontwikke-ling van schimmels en op de productie van dezeverbindingen. Het is bewezen dat de productievan bepaalde fVOS (waaronder 3-methyl-1-bu-tanol, 1-pentanol, 1-hexanol en 1-octen-3-ol)afhankelijk is van de relatieve luchtvochtigheid.De vaak waargenomen grondlucht is te wijtenaan de aanwezigheid van 2-octen-1-ol en geos-mine, dat ook geproduceerd wordt door enkeleThermoactinomyceten (draderige bacteriën).

Doorgaans is de concentratie van deze verbin-dingen in de ingeademde lucht beperkt, maarhet is niet uitgesloten dat langdurige blootstel-ling schadelijk kan zijn voor de gezondheid.

6 VISUELEEVALUATIE VAN DEAANTASTING VAN

EEN GEBOUW

De eerstetaak vande onder-z o e k e rligt in een

schatting van de omvang van de schimmelont-wikkeling in een gebouw. Het AmerikaanseACGIH stelt voor de aantasting als belangrijkte beschouwen vanaf een grenswaarde van3 m3. Het Canadese federale ministerie SantéCanada bepaalt in zijn gids voor huiseigenaars-bewoners de volgende grenswaarden : eenzichtbare aantasting wordt als zwak beschouwdals minder dan 1 m2 bedekt wordt en als ge-middeld indien 1 tot 3 m2 bedekt worden. Deaantasting is ernstig vanaf 3 m2.

Het laboratorium Microvital (Québec) gebruiktde notie “zwak aangetast oppervlak” enkel voor

Page 10: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

12 LENTE 2003

Afb. 23 De houten plinten vertoondenverdachte barstjes, wat de onderzoeker ertoeaangezet heeft deze te openen en deaanwezigheid van de huiszwam vast te stellen.

WIV-MYCOLOGIE WIV-MYCOLOGIE WIV-MYCOLOGIE

� Afb. 24 Nemen van kernen in een hollewand met een klokboor.

Afb. 25 Endoscopie van eenbadkuip.

©

WIV

-MYC

OLO

GIE

Afb. 28 Kleefband naeen specifieke kleuring inhet laboratorium :aanwezigheid vanChaetomium en mijten.

Afb. 26 Kleefband op eenglazen plaatje, voor gebruik inde microscopie.

Afb. 27 De kleefband wordt aange-bracht op een verdacht oppervlak endan op een glazen plaatje gelegd.

6.1

WIV

-MYC

OLO

GIE

WIV

-MYC

OLO

GIE

oppervlakken tot 0,3 m2. Het lijkt ons voorzich-tiger deze grenswaarde aan te nemen indien deaanwezige zwamsoorten nog niet geïdentifi-ceerd werden. Het is belangrijk op te merkendat deze waarden geen richtwaarden zijn, nochdrempelwaarden die gecorreleerd zijn met be-paalde gezondheidsproblemen. Ze dienen en-kel ter evaluatie en vormen een hulpmiddel bijhet maken van beslissingen.

Schimmels zijn echter niet altijd zichtbaar, enals ze dit wel zijn, kunnen ze slechts een kleindeel uitmaken van de volledige aantasting. Menmoet daarom proefboringen uitvoeren, nauw-keurig bestuderen, holle wanden, vloeren en alleandere verdachte elementen openmaken, metalle gevolgen vandien (zie afb. 23). Kernen(afb. 24) is een minder destructieve methodewaarbij stalen genomen worden die in het labo-ratorium kunnen onderzocht worden. Met eenduurdere, maar erg nuttige endoscopie (afb. 25)kan men holle vloeren en wanden onderzoekenzonder deze al te veel te beschadigen.

De boorkernen, houtfragmenten, ... kunnenvoor onderzoek naar het laboratorium gebrachtworden. In het geval van schimmels dient menrekening te houden met bepaalde aanbevelin-gen. Er bestaan verschillende methoden omschimmels naar het laboratorium te voeren. Wijzullen hierna twee eenvoudige en complemen-taire methoden voorstellen.

EENVOUDIGE EN COMPLEMENTAIREMETHODEN OM SCHIMMELS TEVERWIJDEREN

6.1.1 KLEEFBAND OF “TAPE”

Bij deze methode wordt een transparant stukjekleefband van ongeveer 3 cm voorzichtig op

de verdachte zones (bv. gekleurde vlekken opeen muur) aangebracht (afb. 26 en 27), zodatmen er een afdruk van bekomt. Vervolgenslegt men dit stukje kleefband op een glazenplaatje dat gebruik wordt in de microscopie. Inhet laboratorium wordt de kleefband gekleurden afgedekt met een ander fijn glazen plaatje,zodat het preparaat gemakkelijker onder demicroscoop kan bekeken worden.

Deze methode geeft een redelijk getrouw beeldvan het te onderzoeken oppervlak en is directen snel. De verzamelde schimmels (afb. 28) be-schikken echter niet altijd over voldoende mi-croscopische eigenschappen om hun volledigeidentificatie mogelijk te maken. Daarom is hetenkel mogelijk soorten met erg duidelijke ken-merken te identificeren. Soms ontdekt men op

Page 11: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

13 LENTE 2003

Afb. 31RODAC-doosje

na een incubatie-periode van

5 dagen : deschimmels

ontwikkelen zichen kunnen

geïdentificeerdworden.

Afb. 29RODAC-doosje

voor gebruik.

Afb. 30Plaatsing vanhet RODAC-

doosje op debeschimmelde

of verdachtezone.

WIV

-MYC

OLO

GIE

WIV

-MYC

OLO

GIE

WIV

-MYC

OLO

GIE

deze manier ook andere, gemakkelijk herkenba-re elementen. Dit geldt onder meer voor muur-mijten (afb. 28), die soms massaal aanwezig zijnen zich voeden met schimmels. Typisch voordeze methode is dat er geen tijdslimiet is om demonsters naar het laboratorium te brengen.

6.1.2 HET RODAC-DOOSJE

Deze techniek bestaat in het gebruik van eenspeciaal kweekbakje met een gelatineachtig mi-lieu dat over de boord uitkomt onder de vormvan een convexe meniscus (afb. 29). Als mendeze op een verdachte plek aanbrengt (afb. 30),wordt een groot deel van de kiemen vastgehou-den door het gelatineachtige milieu. Ook het

RODAC-doosje maakt dus een afdruk van hette onderzoeken substraat. In dit geval is er ech-ter een incubatie van verschillende dagen bij eenspecifieke en constante temperatuur nodig(meestel 25 °C) om de groei en ontwikkelingvan de verzamelde kiemen (afb. 31) te verzeke-ren. Na ontwikkeling vormen de kiemen eenkleine kolonie die als referentieafdruk kan be-schouwd worden van het onderzochte substraat.

In tegenstelling tot de kleefbandtechniek, kanmen met deze methode levende kolonies obser-veren, wat meer identificatiekarakteristiekenbiedt. De methode heeft echter ook het belang-rijke nadeel dat bepaalde snel groeiende soor-ten beter gedijen en overvloedig sporen vormen.Het “beeld” dat men met dit doosje krijgt, biedtdus niet altijd een getrouwe weerspiegeling vande werkelijkheid. Bovendien moet het doosjenaar het laboratorium gebracht worden op dedag zelf dat de monsters genomen werden.

6.2 TWEE EENVOUDIGEPRINCIPES TER EVALUATIEVAN DE FUNGALE BELASTINGVAN DE LUCHT

Men kan de fungale belasting van de luchtevalueren met apparaten die speciaal ontwor-pen werden om een bepaald luchtvolume teprojecteren op een geschikte drager (impactor).Net zoals bij de “oppervlakteafdrukken” kandeze transparant en klevend zijn en de obser-vatie, telling en soms zelfs snelle identificatievan de sporen in de lucht mogelijk maken. Dedrager kan ook een voedend milieu zijn waaropde sporen gaan ontkiemen nadat ze enkele da-gen in een stoof doorgebracht hebben bij eentemperatuur van doorgaans 25 °C (incubatie-periode). Deze technieken kunnen enkel toe-gepast worden in gespecialiseerde laboratoria.

Tabel 3 (p. 14) maakt een snelle vergelijkingtussen beide evaluatieprincipes mogelijk.

7AANGETASTEWONINGEN –SANERINGS-PROTOCOLS

Wanneer menin een woningde aanwezig-heid vans c h i m m e l s

vaststelt, moeten aangepaste saneringsmaat-regelen getroffen worden, afhankelijk van demate van aantasting en van de ernst van hetziektebeeld. Saneringsprotocols moeten altijdverschillende elementen in rekening brengen.Deze worden hierna opgesomd.

Page 12: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

14 LENTE 2003

LUCHTVOLUME GEPROJECTEERD OP EENTRANSPARANTE, KLEVENDE DRAGER

WIV

-MYC

OLO

GIE

Tabel 3Vergelijking vantwee principesom de fungale

belasting van delucht te

evalueren.

LUCHTVOLUME GEPROJECTEERD OP EENGELATINEACHTIG MILIEU

De resultaten worden uitgedrukt in aantalwaargenomen sporen/m3.

De methode geeft een natuurgetrouw beeldvan de besmetting, maar de identificatie isniet altijd eenvoudig.

De resultaten worden uitgedrukt in EGK/m3

(eenheid gevormd door een kolonie/m3).

Bij deze methode is het bekomen beeld vervalstdoor de keuze van de cultuurparameters (gela-tineachtig milieu, temperatuur) en door het ver-schil in groeisnelheid van de aanwezige soorten.Bovendien worden enkel de “reactiveerbare”sporen gedetecteerd. Men beschikt echter welover levende kolonies die nuttig kunnen zijn bijde identificatie en voor latere onderzoeken.

Afb. 32 Voorbeeld van een draagbareimpactor met transparante, klevendeglazen plaatjes.

Afb. 34 Drie voorbeelden van impactoren diegebruik maken van strips of Petrischalen, diegevuld worden met een gelatineachtig milieu.

Afb. 33 Kleefband na een specifiekekleuring in het laboratorium : aanwezig-heid van Alternaria en Cladosporium.

Afb. 35 Beeld van de gelatineachtige strips naeen incubatie van 5 dagen bij 25 °C.

WIV

-MYC

OLO

GIE

WIV-MYCOLOGIE WIV-MYCOLOGIE WIV-MYCOLOGIE

WIV

-MYC

OLO

GIE

1° In de woning dient men alle vochtbronnente elimineren. Deze kunnen te wijten zijnaan problemen aan het gebouw zelf, maarook aan een onaangepaste levensstijl (zietweede luik van dit artikel dat weldra zalverschijnen).

2° Op het fungale vlak dient men rekening tehouden met twee risicocategorieën, gekop-peld aan twee categorieën zwammen.

❒ Categorie 1 : risico op infecties; Dezerisico’s hebben enkel betrekking op le-vende zwammen. Men heeft vastgestelddat het risico op infectie door een be-smette omgeving voor een immunolo-gisch normale bevolking erg klein is(zwemschimmel of zwembadeczeem inzwembaden, sportzalen, badkamers).Voor patiënten met een immunosuppres-sie kunnen verschillende zwammen, dienormaalgezien onschadelijk zijn, echtergrote risico’s inhouden, vooral indien de

omgeving erg aangetast is. In zulke situ-aties dient men geschikte zwamdodendemiddelen te gebruiken (specifieke ont-smettingsmethoden) die alle risico’s te-nietdoen. In combinatie met bepaaldemaatregelen voor het gebouw zelf, kande toepassing van schimmeldodendemiddelen er bovendien voor zorgen datde verspreiding van de schimmels in deomgeving beperkt wordt.

❒ Categorie 2 : risico’s op allergieën, vergif-tiging door inademing van mycotoxinesen diverse irritaties; Deze risico’s kunnenzowel veroorzaakt worden door levendeals dode zwammen. In levende toestandkunnen de zwammen fVOS produceren,in de lucht verspreiden en zich aldus snelontwikkelen in een gebouw. In dit gevalzullen de saneringsmaatregelen voor derisico’s uit categorie 1 niet volstaan. Bijaanwezigheid van allergenen, of indien ertoxines of andere schadelijke chemische

Page 13: ZwammenWoningen_WTCB 2003.pdf

15 LENTE 2003

Belangrijk

De informatie die door het WIV in deze tekst gegevenwordt, mag enkel gebruikt worden voor educatieve,informatieve en preventieve doeleinden. Ze vervangt ingeen geval de professionele diagnose van een arts. Indienu geconfronteerd wordt met een medisch probleem, radenwij u ten stelligste aan contact op te nemen met uw arts.

ENKELE REFERENTIES

American Conference of Governmental Industrial HygienistBioaerosols. Assessment and control. ACGIH (Kemper Woods Center, 1330 Kemper MeadowDrive, Cincinnati, OH 45240-1634), 1999.

G.L. Hennebert, Fr. BalonLa Mérule des maisons. Louvain-La-Neuve, ARTEL, Edition CIACO, 1996.

Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid – Afdeling Mycologiehttp://www.indoorpol.com

Laboratorium Microvital1264, Sherbrooke estMontréal, HEL 1M1

Santé Canadahttp://www.hc-sc.gc.ca

stoffen door de zwammen uitgescheidenworden, blijft het gevaar zelfs bestaanindien het gaat om dode micro-organis-men of hun fragmenten. Het probleem isin dit geval dus helemaal verschillend danin het vorige geval. Naast een ontsmettingmoet men hier tevens overgaan tot eennauwkeurige en specifieke reiniging vanalle zaken die mogelijk allergenen of mi-cotoxines zouden kunnen bevatten (metinbegrip van de meubelen, overgordijnen,beddengoed, kledij, ...). Bovendien moetmen er ook voor opletten dat men geen totnog toe gespaarde delen van het gebouwbesmet.

3° De personen die betrokken zijn in het sane-ringsproces van gebouwen die aangetast zijndoor schimmels lopen grote gezondheidsri-sico’s. Ze moeten daarom kunnen beschik-ken over aangepaste beschermingen, zoalsademhalingsmaskers, handschoenen, en – ingevallen van ernstige schimmelaantasting –over doeltreffende beschermende kledij.Verder zou men een meer specifieke medi-sche controle moeten voorzien.

BB E S L U I T Het wordt tegenwoordig

als een vaststaand feit be-schouwd dat de aanwezig-

heid van zwammen in woningen op diversemanieren schadelijk kan zijn voor de gezond-

heid van de bewoners. Zwangere vrouwen,jonge kinderen, oudere personen en personendie gezondheidsproblemen hebben zoals aller-gieën, ademhalingsstoornissen of een verzwaktimmuunsysteem, lopen een groter risico bijblootstelling aan schimmels.

Er bestaan enkele gespecialiseerde laboratoriadie instaan voor het uitgebreide onderzoek vangebouwen. Deze problematiek kan echter ookeen min of meer belangrijke rol spelen vooralle andere bouwprofessionelen die ermee ge-confronteerd worden. Hun interventie kan zichbeperken tot het informeren en waarschuwenvoor de eventuele gezondheidsrisico’s of tothet op de hoogte brengen van de huisdoktervan de familie. Op basis van de eenvoudigeregels die hiervoor vermeld werden, kan meneen voorlopige diagnose opmaken en bepaaldeproefmonsters opsturen naar een gespeciali-seerd laboratorium, dat de gezondheidsrisico’szal evalueren en eventueel een grondiger on-derzoek in situ zal aanbevelen. �