Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf ·...

102
De innovativiteit van de Nederlandse industrie Editie 2003 ir. C.C. van de Graaff drs. M. Lankhuizen drs. P. Gibcus drs. M.J. Overweel Zoetermeer, oktober 2003

Transcript of Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf ·...

Page 1: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

De innovativiteit van de

Nederlandse industrie

Editie 2003

ir. C.C. van de Graaff

drs. M. Lankhuizen

drs. P. Gibcus

drs. M.J. Overweel

Zoetermeer, oktober 2003

Page 2: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

2

ISBN: 90-371-0903-9

Bestelnummer: A200305 Prijs: € 45,- Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt ge-

financierd door het Ministerie van Economische Zaken.

Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt

vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.

Page 3: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

3

Voorwoord

Voor u ligt de zevende editie uit deze EIM-reeks. Verschillende aspecten van het innova-tieve gedrag van de Nederlandse industrie worden besproken. Hierbij wordt het mid-denbedrijf afgezet tegen het grootbedrijf, en worden ontwikkelingen per branche be-

sproken en toegelicht. Evenals in vorige versies leunt deze EIM-publicatie hierbij sterk op cijfers uit de R&D- en innovatie-enquêtes van het CBS. In partnership stellen EIM en het CBS de voor deze publicatie gewenste innovatiemaatstaven samen.

Het CBS rapporteert zelf ook jaarlijks over onderzoek en innovatie in Nederland in de publicatiereeks Kennis en economie. Centraal in Kennis en economie staan met name

de kennisprocessen bij bedrijven en hoe andere instellingen daarbij aansluiten. De EIM-reeks Innovativiteit van de Nederlandse industrie (en dienstensector) biedt een aanvul-ling op de meer algemene gegevens uit de CBS-publicatie. Enerzijds worden de CBS-

cijfers verrijkt met beschikbare EIM-cijfers. Anderzijds biedt de branchespecifieke kennis van het EIM de mogelijkheid de cijfers per branche verder te duiden.

Strategische relaties zoals die tussen het CBS en EIM bieden voor alle partijen een win-winsituatie. Het CBS heeft de mogelijkheid zijn eigen cijfers bij een breder publiek on-der de aandacht te brengen. Bovendien bieden de beschrijvingen per branche ook voor

het CBS interessante aanvullende inzichten die kunnen worden meegenomen bij een volgende enquêtering. EIM heeft door de samenwerking de mogelijkheid eigen cijfers te verrijken met een heel palet aan innovatiedata. Hierbij is het van cruciaal belang dat

EIM de beschikking heeft over inhoudelijk deskundigen die de cijfers op de juiste waar-de weten te schatten. Het bedrijfsleven wordt niet belast met extra innovatievragen door EIM aangezien reeds beschikbare uitkomsten van CBS-enquêtes worden gebruikt.

Ten slotte is er natuurlijk de lezer die wordt bediend met nieuwe invalshoeken en aan-vullende informatie.

In de hoop dat EIM en het CBS ook in de toekomst de vruchtbare kruisbestuiving op het gebied van innovatiedata kunnen continueren wens ik de lezer veel plezier en nieuwe inzichten toe bij het lezen van deze publicatie.

Gerhard Meinen (bij het CBS werkzaam als projectmanager R&D- en innovatiestatistieken)

Voorburg, september 2003

Page 4: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 5: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

5

Inhoudsopgave

Voorwoord 3

Samenvatting 7

Deel I

Ontwikkeling van de innovativ iteit van de industrie tussen 1998 en 2000 9

1 Inleiding 11

2 Structuur van de industr ie 15

3 Inzet van middelen voor innovatie 19 3.1 Aandacht voor R&D 19 3.2 Innovat ie-u i tgaven 20 3.3 Gebru ik van subs id ies voor innovat ie 22

4 Het innovatieproces 23 4.1 Niet- technologische vern ieuwingen 23 4.2 Samenwerk ing b i j innova t ie 25

5 Output van innovatie 27

Deel I I

Ontwikkelingen in de innovativiteit van de verschil lende subsectoren 29

6 Inleiding 31

7 Voedings- en genotmiddelenindustrie 33

8 Textiel- en kledingindustrie 37

9 Bouwmaterialen- , meubel- en overige industrie 41

10 Papier- en kartonindustrie 45

11 Grafische industr ie 49

12 Aardolie- industrie 53

13 Chemische industrie 57

Page 6: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

6

14 Rubber- en kunststofindustrie 61

15 Basismetaal- en metaalproductenindustrie 67

16 Machine- en apparatenindustrie 73

17 Elektrotechnische en medische-apparatenindustr ie 77

18 Transportmiddelenindustrie 81

Bij lagen

I Stat i s t i sche afbakening van de subsectoren 87 I I Innovat ieprof ie l tota le indust r ie 89 I I I Samenvattend overz i cht verge l i jk ing secto ren 91 IV Geraadpleegde deskundigen 93 V Innovat iemaatstaven; bronnen data 95

Page 7: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

7

Samenvatting

� In le id ing en doe l − Dit rapport is het zevende in een reeks publicaties over innovatiemaatstaven. In de-

ze editie wordt een overzicht gegeven van de innovatie-intensiteit op sectorniveau (2-digit) in het midden- en grootbedrijf van de Nederlandse industrie. Hierbij wordt

speciale aandacht besteed aan de vraag hoe de innovativiteit van de industrie zich in de periode 1998-2000 ontwikkeld heeft.

− Deze publicatie is bedoeld voor beleidsmakers en adviseurs die zich een beeld wil-

len vormen van de innovativiteit van het Nederlandse bedrijfsleven, of daar een kwantitatieve onderbouwing voor zoeken.

Innovat i v i te i t i s een meerd imens ionaa l begr ip − In dit rapport wordt een meerdimensionaal begrip van innovativiteit gehanteerd.

Hierbij wordt ervan uitgegaan dat innovativiteit betrekking heeft op meer dan al-

leen ‘puur technologische’ innovaties. Om de mate van innovativiteit in beeld te brengen, kijkt EIM daarom behalve naar de voor innovatie ingezette middelen (in-put), en naar de output van innovatie, zoals nieuwe producten en diensten, ook

naar aspecten die van invloed zijn op het innovatieproces (proces).

CBS-enquêtes be langr i jks te databronnen − De belangrijkste databronnen voor deze innovatiemaatstaven zijn de innovatie-

enquête en de R&D-enquête van het CBS. In onderhavige publicatie wordt aan de

hand van een selectie van innovatiemaatstaven uit deze enquêtes een overzicht ge-boden van de ontwikkeling van de innovativiteit van het midden- en grootbedrijf in de industrie. Daarbij worden de innovatiemaatstaven zo veel mogelijk uitgedrukt in

percentages van relevante structuurkenmerken. In deel 2 van dit rapport wordt bo-vendien hetzelfde overzicht gepresenteerd voor 12 industriële subsectoren, uitge-splitst naar middenbedrijf (10-100 werknemers) en grootbedrijf (100 of meer werk-

nemers).

Inzet van midde len voor innovat ie i s a fgenomen − De aandacht in de Nederlandse industrie voor innovatie is in 2000 afgenomen ten

opzichte van 1998-1999. De totale innovatie-uitgaven als percentage van de productiewaarde zijn teruggelopen. Alleen de uitgaven aan uitbesteed onderzoek als percentage van de productiewaarde zijn iets toegenomen. Deze stijging is

overigens volledig toe te schrijven aan het grootbedrijf. In het middenbedrijf daal-den ook de uitgaven aan uitbesteed onderzoek.

− De uitgaven aan R&D zijn gedaald. De grootste daling zit bij het middenbedrijf. De

uitgaven aan R&D in het middenbedrijf daalden zowel in absolute zin als in relatie-ve zin (uitgedrukt als percentage van de productiewaarde). Bovendien werden er in het middenbedrijf in de industrie in 2000 bijna een kwart minder R&D-mede-

werkers ingezet dan in 1998. Alhoewel ook in het grootbedrijf de uitgaven aan

proces

input output

procesproces

input outputinputinput outputoutput

Page 8: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

8

R&D als percentage van de productiewaarde daalden, zijn de uitgaven aan R&D in het grootbedrijf in absolute zin nog wel gestegen. De daling van het aantal R&D-

medewerkers bleef hier beperkt tot iets meer dan 4%. − Opvallend is dat het gebruik van Nederlandse technologiesubsidies ondanks de da-

ling van de innovatie-uitgaven is gestegen.

Aandacht voor a specten d ie van inv loed z i jn op het innovat ieproces daa lde

− Het percentage bedrijven dat niet-technologische vernieuwingen heeft doorgevoerd

in de periode 1998-2000 ligt een stuk lager dan in de periode 1996-1998. Maar de bedrijven die dat deden voerden wel vaker op meerdere gebieden niet-technolo-gische innovaties door. De aandacht voor strategieaanpassingen, reorganisaties,

managementaanpassingen en esthetische productaanpassingen nam namelijk toe. − De belangstelling voor partnerships voor innovatie lijkt iets te zijn afgenomen.

Vooral in het middenbedrijf daalde het aantal bedrijven met partnerships.

Minder output van innovat ie − Het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties is in de periode 1998-2000

licht gedaald. Alleen in de textiel- en kledingindustrie, in de bouwmaterialen-,

meubel- en overige industrie, in de papier- en kartonindustrie en in de transport-middelenindustrie nam het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties toe.

− Het percentage middenbedrijven met gerealiseerde innovaties daalde sterker dan

het percentage grootbedrijven met gerealiseerde innovaties. Vooral het percentage middenbedrijven met procesinnovaties lijkt te zijn gedaald. In het grootbedrijf is de daling het gevolg van de groei van het totaal aantal bedrijven. Het absolute aantal

grootbedrijven met gerealiseerde innovaties steeg wel.

Conclus ie : Innova t iv i te i t van de Neder landse indust r ie nam af − Al met al lijkt de innovativiteit van de Nederlandse industrie in de periode 1998-

2000 te zijn afgenomen. De diverse maatstaven laten voor het overgrote deel een daling zien ten opzichte van de periode 1996-1998. Hierbij geldt dat de dalingen zich het sterkst in het middenbedrijf voordoen. In het grootbedrijf zijn de dalingen

ofwel geringer, of is er slechts sprake van dalingen in relatieve zin.

Page 9: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

9

Deel I Ontwikkeling van de innovativiteit van de industrie

tussen 1998 en 2000

Page 10: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 11: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

11

1 Inleiding

Het belang van innovatie voor de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven wordt tegenwoordig alom onderkend. In de politiek wordt daarom de laatste tijd veel

aandacht besteed aan de mogelijkheden om de Nederlandse innovatiekracht te verho-gen. Zo is in het regeerakkoord van het kabinet-Balkenende II de oprichting van een in-novatieplatform opgenomen. Maar ook op brancheniveau is er veel aandacht voor sti-

mulatie van innovatie bij bedrijven. Om een gericht innovatiestimuleringsbeleid te kun-nen voeren is het belangrijk om een goed beeld te hebben van de innovativiteit van de sector waarop het beleid gericht is, en de ontwikkeling daarvan. Dit rapport biedt u dat

beeld. Deel 1 van het rapport ‘De innovativiteit van de Nederlandse industrie, editie 2003’ be-

schrijft hoe de innovativiteit van de industrie zich ontwikkeld heeft in de periode 1998-2000. Deze publicatie is bedoeld voor beleidsmakers en adviseurs die zich een beeld willen

vormen van de ontwikkeling van de innovativiteit van de Nederlandse industrie, of daar een kwantitatieve onderbouwing voor zoeken. Voor meer informatie over de ontwikkeling van de innovativiteit in de verschillende sub-

sectoren binnen de industrie verwijzen wij u naar deel 2 van dit rapport. Evenals in de voorgaande edities van ‘De innovativiteit van de Nederlandse industrie’ en

in diverse EIM-studies wordt in dit rapport een meerdimensionaal begrip van innovativi-teit gehanteerd. Hierbij wordt er van uitgegaan dat innovativiteit betrekking heeft op meer dan alleen ‘puur technologische’ innovaties, zoals technologisch nieuwe produc-

ten of productieprocessen. Ook nieuwe of verbeterde diensten, werkprocessen, marke-tingstrategieën en dergelijke, die gericht zijn op het behalen van concurrentievoordeel, kunnen als innovaties worden gezien. Om de mate van innovativiteit in beeld te bren-

gen, worden naast ‘harde’ indicatoren (zoals de uitgaven aan uitbestede R&D) ook ‘zachte’ indicatoren gehanteerd (zoals het percentage bedrijven dat partnerships is aan-gegaan in het kader van innovatieprojecten), die recht doen aan alle vernieuwingsactivi-

teiten in het bedrijfsleven. EIM kijkt behalve naar de voor innovatie ingezette middelen (input), en naar de output van innovatie, zoals nieuwe producten en diensten, ook naar aspecten die van invloed

zijn op het innovatieproces (proces). Bij dit laatste valt onder andere te denken aan in-novativiteit in bedrijfsprocessen die niet tot het strikte productieproces worden gere-kend. Innovaties op het gebied van bijvoorbeeld strategie en management kunnen im-

mers het gevolg zijn van innovaties in producten, diensten of het strikte productiepro-ces, maar kunnen ook van invloed zijn op de mogelijkheden van een bedrijf om innova-tie-inputs om te zetten in innovatie-outputs (zie figuur 1.)

Page 12: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

12

figuur 1 relatie tussen input-, proces- en outputmaatstaven

Bron: EIM, 2003.

In zekere zin kan deze publicatie gezien worden als een aanvulling op de jaarlijkse pu-

blicatie Kennis en Economie van het CBS. In Kennis en Economie wordt een overzicht gegeven van onderzoek en innovatie in Nederland op basis van de innovatie-enquête en de R&D-enquête. Deze twee CBS-enquêtes zijn ook voor deze EIM-publicatie de belang-

rijkste bron van informatie1. Waar de data in Kennis en Economie echter over het al-

gemeen niet per sector wordt opgesplitst naar grootteklasse, gebeurt dit in onderhavige publicatie wel. Aan de hand van een selectie van innovatiemaatstaven uit Kennis en Economie wordt een overzicht geboden van de ontwikkeling van de innovativiteit van

de industrie. In deel 2 van dit rapport wordt bovendien hetzelfde overzicht gepresen-teerd voor een twaalftal industriële subsectoren, uitgesplitst naar middenbedrijf (10-100 werknemers) en grootbedrijf (100 of meer werknemers) 2. Daarbij worden de innova-

tiemaatstaven zo veel mogelijk uitgedrukt in percentages van relevante structuurken-merken om de sectoren onderling te kunnen vergelijken.

Leeswi j zer Om de scores van de industrie op de verschillende innovatiemaatstaven in het juiste verband te kunnen plaatsen, wordt om te beginnen in hoofdstuk 2 een overzicht gege-

1 Meer informatie over de gebruikte bronnen vindt u in Bijlage II: Innovatiemaatstaven; definities en bronnen data.

2 Het kleinbedrijf (0 tot 10 werknemers) wordt in deze publicatie buiten beschouwing gelaten.

Input

− % bedrijven met eigen R&D-

personeel

− % R&D-medewerkers van

totaal aantal werknemers

− R&D-uitgaven met eigen per-

soneel als % van de produc-

tiewaarde

− innovatie-uitgaven als % van

de productiewaarde

− uitgaven aan nieuwe machi-

nes als % van de productie-

waarde

− uitgaven aan uitbesteed on-

derzoek als % van de produc-

tiewaarde

− % bedrijven met gebruik van

Nederlandse technologiesub-

sidies

Output

− % bedrijven met gerealiseer-

de innovaties

- waaronder met product-

innovaties

- waaronder met proces-

innovaties

Proces

− % bedrijven met niet-

technologische vernieuwingen

− % bedrijven met strategie-

aanpassingen

− % bedrijven met marketing-

aanpassingen

− % bedrijven met reorganisatie

− % bedrijven met manage-

mentaanpassingen

− % bedrijven met esthetische

productaanpassingen

− % innovatoren dat part-

nership is aangegaan

Page 13: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

13

ven van enkele belangrijke structuurkenmerken van de industrie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 beschreven hoe de inzet van middelen voor innovatie zich heeft ontwikkeld

in de periode 1998-2000. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 gekeken naar een aantal factoren die van invloed kunnen zijn op het innovatieproces. Tot slot komt de output van de innovatieve activiteiten aan bod in hoofdstuk 5.

Voor meer informatie over de innovativiteit van de verschillende subsectoren van de in-dustrie verwijzen wij u naar deel 2 van dit rapport.

In de bijlagen vindt u informatie die van belang kan zijn voor de interpretatie van de kwantitatieve gegevens. Het gaat daarbij om: − een overzicht van de statistische afbakening van deze subsectoren (bijlage I)

− het innovatieprofiel van de totale industrie (bijlage II) − een samenvattend overzicht van de scores van de verschillende sectoren t.o.v. de

totale industrie waardoor een onderlinge vergelijking tussen sectoren wordt ver-

eenvoudigd (bijlage III) − een overzicht van de voor deze studie geraadpleegde deskundigen (bijlage IV) − een beschrijving van de gehanteerde maatstaven en de hiervoor gebruikte bronnen

(bijlage V).

Page 14: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 15: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

15

2 Structuur van de industrie

Om de scores van de industrie op de verschillende innovatiemaatstaven in het juiste verband te kunnen plaatsen is het belangrijk om ook een beeld te hebben van de struc-

tuur van de industrie en de plaats van de industrie in het Nederlandse bedrijfsleven. In dit hoofdstuk wordt daarom een overzicht gegeven van enkele belangrijke structuur-kenmerken van de industrie.

Kernact i v i te i t i s het mach inaa l vervaard igen van producten De kernactiviteit van de industrie is het machinaal vervaardigen van tastbare producten. Dat neemt overigens niet weg dat industriële bedrijven ook vaak bepaalde diensten

aanbieden. Het gaat dan om zaken als (ondersteuning bij) productontwikkeling en het bieden van service en onderhoud aan eerder geleverde producten.

tabel 1 structuurkenmerken van de industrie voor ondernemingen met 10-100

werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's)

(1999, 2000) 75.460 53.190 89.930 85.990 56.450 105.180

aantal ondernemingen (1999, 2000) 10.120 8.660 1.390 10.220 8.740 1.480

aantal werknemers (1999, 2000) 743.550 295.030 448.520 741.770 293.380 448.390

productiewaarde in miljoenen euro's (1998, 2000) 169.940 43.870 126.070 199.810 48.790 151.010

Bron: EIM/CBS.

Hoge arbe idsproduct iv i te i t door sterke automat i se r ing Kenmerkend voor industriële productieprocessen is de inzet van machines. De mate waarin dat gebeurt is echter niet in alle subsectoren gelijk, en vaak zijn er grote verschil-len tussen midden- en grootbedrijf. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de voedings- en

genotmiddelenindustrie. Het middenbedrijf in deze sector gaat vaak nog vrij ambachte-lijk te werk, terwijl het grootbedrijf juist tot de sterkst geautomatiseerde bedrijfstakken behoort. De arbeidsproductiviteit in het middenbedrijf ligt over het algemeen ook een

stuk lager dan in het grootbedrijf (zie tabel 1). De gemiddelde arbeidsproductiviteit in de industrie ligt overigens erg hoog. In 2000 realiseerde een fulltime arbeidskracht in het midden- en grootbedrijf in de industrie een

toegevoegde waarde van bijna € 86.000,-. Ter vergelijking: in de bouwnijverheid lag de arbeidsproductiviteit met circa € 47.000,- een stuk lager. Maar ook in de dienstensector bleef de arbeidsproductiviteit in 2000 met iets meer dan € 57.000,- nog duidelijk achter

bij de arbeidsproductiviteit in de industrie. De ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit kan meteen ook als een van de maatsta-ven voor innovativiteit worden gezien. Door het productieproces efficiënter in te richten

kan de arbeidsproductiviteit immers worden verhoogd.

Indust r ie i s grootscha l ig De industrie is een grootschalige bedrijfstak: 23% van de bedrijven heeft meer dan 10

werknemers in dienst. Ter vergelijking: in de diensten en de bouwnijverheid geldt dit voor respectievelijk 8% en 12% van de bedrijven.

Page 16: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

16

Het aantal werknemers in een g emiddeld industrieel middenbedrijf bedroeg in 2000 33,5. Een gemiddeld industrieel grootbedrijf had dat jaar circa 300 werknemers in

dienst.

figuur 2 aandeel per subsector in het aantal ondernemingen, de werkgelegenheid

en de productiewaarde van het midden- en grootbedrijf (meer dan 10

werknemers) in de industrie

Bron: EIM, 2003.

Zoals uit figuur valt af te lezen geldt die grootschaligheid niet voor alle bedrijfstakken binnen de industrie. De textiel- en kledingindustrie en de bouwmaterialen-, meubel- en

overige industrie zijn juist vrij kleinschalig. Het aandeel van deze subsectoren in het aan-tal ondernemingen is een stuk groter dan het aandeel in de werkgelegenheid en de productiewaarde. Het tegenovergestelde is het geval bij de voedings- en genotmidde-

lenindustrie, de aardolie-industrie en de chemische industrie. Deze subsectoren zijn juist zeer grootschalig. Tot het grootbedrijf in deze subsectoren behoren enkele zeer grote multinationale ondernemingen.

5%

6%

14%

19%

5%

4%

0%

11%

2%

16%

5%

14%

6%

11%

12%

14%

4%

9%

1%

9%

3%

10%

3%

17%

6%

9%

7%

9%

3%

17%

11%

5%

3%

6%

2%

24%

0% 10% 20% 30%

transportmiddelen

elektrotechnische enmedische apparaten

machine en apparaten

metaal

rubber en kunststof

chemie

aardolie

grafisch

papier en karton

bouwmaterialen, meubelen overig

textiel en kleding

voedings- engenotmiddelen

aantal ondernemingen (2000) aantal werknemers (2000)productiewaarde in miljoenen euro's (2000)

Page 17: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

17

Indust r ie i s re lat ie f s te rk afhanke l i jk van internat iona le economie De industrie is sterk internationaal georiënteerd. In 2000 werd in het midden- en groot-bedrijf in de industrie iets meer dan de helft van de afzet gerealiseerd met export. Voor

het totale particuliere bedrijfsleven blijft dit percentage steken op iets minder dan 30%. Hierbij geldt: hoe kleiner het bedrijf, hoe kleiner het aandeel uit export. Kleinere bedrij-ven zoeken hun afzetmarkten dichter bij huis. Als het middenbedrijf exporteert, is dit

vooral naar het nabije buitenland (België en Duitsland). De sterke internationale oriëntatie brengt met zich mee dat industriële bedrijven ook sterker afhankelijk zijn van internationale economische ontwikkelingen dan hun colle-

ga’s in de bouwnijverheid en de dienstverlening.

De indust r ie prof i teerde in 2000 nog van de economische groe i In 2000 profiteerde de industrie nog van de periode van hoogconjunctuur eind jaren negentig. De productiewaarde liet in 2000 dan ook een forse stijging (bijna 18%) zien ten opzichte van 1999. Ook het aantal ondernemingen groeide in deze periode. Mede

door de sterke internationale oriëntatie was de aankomende kentering in de economi-sche ontwikkeling echter al wel zichtbaar. De verwachtingen voor 2001 en 2002 waren duidelijk minder positief. Producenten van grondstoffen, halffabrikaten en kapitaalgoe-

deren kregen in de loop van 2000 al te maken met een afnemende orderstroom, terwijl de grondstofkosten toenamen als gevolg van de gestegen olieprijzen.

Werkgelegenheidsontwikke l ing in 2000 vr i j constant Ondanks de stijging van de productiewaarde bleef de werkgelegenheid in de industrie in 2000 vrijwel gelijk. Nu is de industrie traditioneel een sector waar omzetgroei zich in geringe mate vertaalt in groei van de werkgelegenheid. Maar daarnaast was er in 2000

door de krapte op de arbeidsmarkt vaak ook geen extra personeel te krijgen, waardoor ondernemers gedwongen werden maatregelen te nemen om de arbeidsproductiviteit te verhogen.

Page 18: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 19: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

19

3 Inzet van middelen voor innovatie

In dit hoofdstuk bekijken we welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan op het ge-bied van de middelen die worden ingezet om innovaties te realiseren. Hiervoor kijken

we niet alleen naar de inzet van R&D-personeel en de daarmee gepaard gaande uitga-ven, maar ook naar andere innovatie-uitgaven zoals de uitgaven aan uitbesteed onder-zoek en de uitgaven aan nieuwe machines. Verder kijken we naar het percentage be-

drijven dat gebruik maakt van technologiesubsidies om de innovatie-uitgaven te bekos-tigen.

3.1 Aandacht voor R&D

Middenbedr i j f t rad i t ionee l minder aandacht voor R&D dan grootbedr i j f Traditioneel besteedt het middenbedrijf minder aandacht aan R&D dan het grootbedrijf. Het innovatieproces verloopt in het middenbedrijf vaak meer ad hoc dan dat er echt van

R&D kan worden gesproken. In tabel 2 zien we dan ook dat het grootbedrijf in de indu-strie op alle R&D-maatstaven fors hoger scoort dan het middenbedrijf. Waar in het grootbedrijf de R&D-medewerkers vaak ook specifiek met R&D bezig zijn, is in het mid-

denbedrijf R&D vaker slechts een deel van de taak. In 2000 werd per R&D-medewerker in het middenbedrijf gemiddeld zo’n € 31.500,- uitgegeven, terwijl de R&D-uitgaven per R&D-medewerker in het grootbedrijf bijna € 114.000,- bedroegen.

tabel 2 inzet van middelen voor innovatie in de industrie voor ondernemingen met

10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

% bedrijven met eigen R&D-personeel (1999, 2000) 20 15 55 19 14 51

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers (1999, 2000) 5,8 2,8 7,8 5,3 2,1 7,4

uitgaven aan R&D met eigen personeel als % van de productiewaarde

(1999, 2000) 1,9 0,5 2,3 1,7 0,4 2,1

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1998, 2000) 3,1 1,8 3,5 2,7 1,2 3,1

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde

(1998, 2000) 0,7 1,0 0,6 0,4 0,6 0,3

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde

(1998, 2000) 0,3 0,1 0,4 0,4 0,1 0,5

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies

(1998, 2000) 24 nb nb 25 20 52

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies

(1998, 2000) 3 nb nb 3 2 11

Bron: EIM/CBS.

‘R&D-gat ’ tussen midden- en grootbedr i j f wordt g roter In tabel 2 zien we ook dat het gat op het gebied van R&D tussen middelgrote en grote

bedrijven is gegroeid. Alhoewel ook in het grootbedrijf de uitgaven aan R&D als percen-tage van de productiewaarde dalen, is deze daling hier volledig toe te schrijven aan de sterke stijging van de productiewaarde. In absolute zin zijn de uitgaven aan R&D in het

Page 20: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

20

grootbedrijf nog wel gestegen. In het middenbedrijf daalden de uitgaven aan R&D zo-wel in absolute zin als in relatieve zin (uitgedrukt als percentage van de productiewaar-

de). Bovendien werden er in het middenbedrijf in de industrie in 2000 bijna een kwart minder R&D-medewerkers ingezet dan in 1998. In het grootbedrijf daalde het aantal R&D-medewerkers ook, maar de daling bleef hier beperkt tot iets meer dan 4%. Met

andere woorden: R&D lijkt nog meer dan voorheen een zaak van het grootbedrijf te zijn geworden. In verschillende subsectoren wordt aangegeven dat de teruggang in de aandacht voor

R&D in het middenbedrijf ermee te maken heeft dat fundamentele technologische in-novatie simpelweg te complex en te duur wordt voor kleinere bedrijven. Doordat er steeds hogere eisen worden gesteld aan producten, en terugverdientijden korter wor-

den, is deze vorm van innovatie voor veel middenbedrijven te hoog gegrepen. Hierdoor nemen de uitgaven aan R&D af en daalt ook het percentage R&D-medewerkers. Dit geldt zeker in de voedings- en genotmiddelenindustrie, waar hoge eisen worden ge-

steld aan zaken als voedselveiligheid en waar het moeilijk is om in de distributieketen schapruimte te krijgen voor nieuwe producten. Maar ook in het middenbedrijf in de tex-tiel- en kledingindustrie, de papier- en kartonindustrie, de metaalproductenindustrie en

de elektrotechnische en medische-apparatenindustrie zijn de uitgaven aan R&D met ei-gen personeel afgenomen1.

Afname R&D zet deur open voor in ternat iona le concurrent ie Veel van de sectoren waar de aandacht voor R&D terugloopt, maken eenvoudig te transporteren producten. Bovendien zijn ze voor een groot deel afhankelijk van inter-mediaire leveringen. Het teruglopen van de R&D-uitgaven is daarom zeer zorgelijk te

noemen. Door weinig te investeren in R&D wordt de deur opengezet voor concurrentie op basis van prijs. Dit verhoogt in de regel de internationale concurrentie en stimuleert de verplaatsing van de productie naar lagelonenlanden.

3.2 Innovatie-uitgaven

Natuurlijk kan er niet blindgevaren worden op R&D-uitgaven en de inzet van R&D-personeel om een beeld te krijgen van de innovativiteit van de industrie. Daarmee zou geen recht worden gedaan aan de vele facetten van innovatie. In tabel 3 wordt dan ook

gekeken naar de innovatie-uitgaven van bedrijven. Hiertoe worden, naast de uitgaven voor onderzoek (R&D) met eigen personeel, ook de uitgaven aan nieuwe machines, de uitgaven aan uitbesteed onderzoek, de uitgaven aan licenties en advisering en de kos-

ten voor marketing en opleiding en dergelijke die innovatie met zich meebrengt, gere-kend.

Ook innovat ie -u i tgaven lopen terug Als we in tabel 2 kijken naar de innovatie-uitgaven als percentage van de productie-waarde, bevestigt dit het beeld dat was ontstaan bij de maatstaven die betrekking had-den op R&D. Ook de totale innovatie-uitgaven als percentage van de productiewaarde

lopen terug. De daling is hier zelfs nog sterker dan de daling van de R&D-uitgaven als percentage van de productiewaarde. Alleen de uitgaven aan uitbesteed onderzoek als percentage van de productiewaarde zijn iets toegenomen. Deze stijging is volledig toe

1 Zie bijlage I voor de statistische afbakening van de door EIM onderscheiden subsectoren, en deel 2 van dit rapport voor meer informatie over de ontwikkeling van de innovativiteit van deze subsecto-ren

Page 21: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

21

te schrijven aan het grootbedrijf. In het middenbedrijf daalden de uitgaven aan uitbe-steed onderzoek juist.

Net als bij de R&D-uitgaven laat het grootbedrijf in absolute zin nog wel een stijging van de innovatie-uitgaven zien. Maar deze stijging wordt ook hier meer dan tenietge-daan door de groei van de productiewaarde.

Een paar subsectoren van de industrie onderscheiden zich als het gaat om innovatie-uitgaven positief van de rest van de industrie (zie tabel). Zo gaven de elektrotechnische

en medische-apparatenindustrie en de machine- en apparatenindustrie in 1998 al veel meer dan gemiddeld uit aan innovatie. Maar in de periode 1998-2000 namen de uitga-ven van deze subsectoren aan innovatie als percentage van de productiewaarde ook

nog toe. Verder zijn de bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie en de papier- en kartonindustrie duidelijk bezig met een inhaalslag op dit punt.

tabel 3 vergelijking tussen de industriële sectoren in het midden- en grootbedrijf

op de inzet van middelen voor innovatie

input VG TK BM PK G A C RK MP MA EM TM

% bedrijven met eigen R&D-personeel (1999, 2000) - ↓ - ↓ - ↑ nb - ↓ nb + ↓ + ↓ - + ↓ + ↑ + ↑

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers (1999, 2000) - ↓ - ↓ - ↑ - ↓ - ↓ + ↑ + ↓ - ↓ - ↓ + ↓ + ↑ - ↓

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde

(1999, 2000) - = - ↓ - ↑ - ↓ - ↓ - ↓ + ↓ - ↓ - ↓ + ↑ + ↓ - ↓

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1998, 2000) - ↓ - ↑ - ↑ - ↑ - ↓ - ↓ + ↓ - ↓ - ↓ + ↑ + ↑ - ↓

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde

(1998, 2000) - ↓ + = + ↑ + ↑ + ↓ - ↓ - ↓ + ↑ + ↓ - ↓ + = - ↓

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde

(1998, 2000) - = - = - ↑ - = - = - ↓ + ↓ - = - = + ↑ + ↑ + ↑

% bedrijven met gebruiken van Nederlandse technologiesubsidies

(1998, 2000) - ↑ - ↑ - ↑ + ↑ - ↓ + ↑ + ↓ + ↓ - ↑ + ↑ + ↑ + =

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies

(1998, 2000) 0 ↑ + ↑ 0 ↑ 0 ↓ - ↓ + ↓ + ↓ + ↑ - ↓ 0 ↑ + ↓ 0 =

totaaloordeel input - ↓ - ↓ - ↑ - ↓ - ↓ + ↓ + ↓ - ↓ - ↓ + ↑ + ↑ 0 ↓

+

-

0

=

nb

boven het gemiddelde van de industrie (2e meetjaar)

onder het gemiddelde van de industrie (2e meetjaar)

gelijk aan het gemiddelde van de industrie (2e meetjaar)

toegenomen in de periode tussen de twee meetjaren

afgenomen in de periode tussen de twee meetjaren

stabiel gebleven in de periode tussen de meetjaren

niet beschikbaar

VG

TK

BM

PK

G

A

C

RK

MP

MA

EM

TM

voedings- en genotmiddelenindustrie

textiel- en kledingindustrie

bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie

papier- en kartonindustrie

grafische industrie

aardolie-industrie

chemische industrie

rubber- en kunststofindustrie

basismetaal- en metaalproductenindustrie

machine- en apparatenindustrie

elektrotechnische en medische-apparatenindustrie

transportmiddelenindustrie Bron: EIM/CBS.

Page 22: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

22

3.3 Gebruik van subsidies voor innovatie

Gebru ik van subs id ies neemt ie t s toe Als we teruggaan naar tabel 2 blijkt dat het gebruik van subsidies niet is afgenomen. Dat het gebruik van technologiesubsidies ondanks de daling van de innovatie-uitgaven niet is gedaald, kan erop wijzen dat veel bedrijven door gebruik te maken van subsidies

proberen de schade beperkt te houden. Overigens wordt er in de industrie in vergelijking met de dienstverlening en de bouwnij-verheid altijd al veel gebruik gemaakt van technologiesubsidies. Dit is niet verbazing-

wekkend. Technologiesubsidies zijn immers over het algemeen gericht op technologi-sche innovatie en het uitvoeren van R&D, zaken die in de industrie meer gebruikelijk zijn dan in de dienstverlening en de bouwnijverheid. Als we kijken naar de verschillende

subsectoren van de industrie zien we dit ook terug. Het subsidiegebruik is sterk gekop-peld aan het percentage bedrijven met R&D-medewerkers. In sectoren waar veel bedrij-ven R&D-personeel in huis hebben, wordt ook veel gebruik gemaakt van subsidies.

Meest gebru ikte Neder landse technolog iesubs id ie i s de WBSO De meest gebruikte Nederlandse technologiesubsidie is de WBSO. In het kader van de WBSO kunnen bedrijven een tegemoetkoming in de loonkosten voor R&D (Speur- &

Ontwikkelingswerk) krijgen. Deze tegemoetkoming bestaat uit een vermindering van de af te dragen loonbelasting/premie volksverzekeringen. Starters kunnen in het kader van de WBSO in aanmerking komen voor een aftrek speur- en ontwikkelingswerk voor zelf-

standigen. Voor bedrijven is de regeling laagdrempelig vanwege de eenvoud van de administratieve procedure. Bovendien is de regeling generiek, dat wil zeggen dat S&O van alle technologieën onder de werking van de wet valt. De regeling stimuleert S&O

dat in technische zin nieuw is voor de aanvrager. Voor veel andere technologieregelin-gen van het Ministerie van Economische Zaken geldt een hogere drempel, namelijk dat S&O nieuw voor Nederland moet zijn.

Grootbedr i j f maakt vaker gebru ik van subs id ie s dan het middenbedr i j f Alhoewel het aandeel van het MKB in de toegekende aanvragen voor technologiesubsi-dies vaak vrij hoog ligt, is het percentage grootbedrijven dat gebruik maakt van subsi-

dies toch bijna tweeëneenhalf maal zo hoog als het percentage middenbedrijven dat dit doet. Grootbedrijven verrichten vaker R&D, weten beter hun weg te vinden naar subsi-dies, en kunnen vaak eenvoudiger aan alle (administratieve en inhoudelijke) criteria vol-

doen.

Gebru ik Europese subs id ies vr i j beperkt In vergelijking met het gebruik van Nederlandse technologiesubsidie is het gebruik van Europese technologiesubsidies beperkt. Slechts 3% van de industriële midden- en grootbedrijven maakt gebruik van Europese subsidies.

Europese subsidies lijken daarbij nog meer dan de Nederlandse subsidies een zaak te zijn van het grootbedrijf. Gezien het feit dat, voor projecten in het EU-kaderprogram-ma, bedrijven moeten samenwerken met bedrijven uit andere lidstaten is dat niet zo

vreemd. Internationale samenwerking is voor veel middelgrote bedrijven toch een min-der voor de hand liggende keuze dan voor grote bedrijven. Subsectoren die veel gebruik maken van EU-subsidies zijn veelal de sectoren waar het grootbedrijf een dominante

positie inneemt, zoals de aardolie-industrie en de chemische industrie. Maar ook in de rubber- en kunststofindustrie en in de elektrotechnische en medische-apparatenindu-strie wordt bovengemiddeld gebruik gemaakt van EU-subsidies (zie ook deel 2).

Page 23: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

23

4 Het innovatieproces

In dit hoofdstuk kijken we naar het innovatieproces. Hoe gaan bedrijven te werk bij in-novatie? Doen ze dit bijvoorbeeld alleen of in samenwerking met andere bedrijven of

instellingen (4.2)? Ook is het interessant om te weten welke niet-technologische ver-nieuwingen bedrijven doorvoeren (4.1). Het gaat daarbij hoofdzakelijk om vernieuwin-gen in bedrijfsprocessen die niet tot het strikte productieproces1 van het bedrijf beho-

ren. Hierbij valt te denken aan vernieuwingen op het gebied van strategie, management en marketing. Vernieuwingen hierin zijn op zich al vormen van innovaties. Maar belang-rijker is misschien nog dat ze ook kunnen samenhangen met innovaties in producten,

productieprocessen of diensten. Ze kunnen het klimaat voor innovatie beïnvloeden of juist het gevolg zijn van innovaties.

4.1 Niet-technologische vernieuwingen

Minder bedr i j ven met n ie t - technologische ve rn ieuwingen Als we naar tabel 4 kijken valt op dat het percentage bedrijven dat niet-technologische vernieuwingen heeft doorgevoerd in de periode 1998-2000 een stuk lager ligt dan in de

periode 1996-1998. De aandacht voor de afzonderlijk genoemde niet-technologische vernieuwingen, te weten strategieaanpassingen, marketingaanpassingen, reorganisa-ties, managementaanpassingen en esthetische productaanpassingen neemt echter in

vrijwel alle gevallen toe (gemiddeld met 15%). Ook wanneer we hierbij kijken naar het percentage van alle bedrijven in plaats van naar het percentage van de bedrijven met niet-technologische vernieuwingen zoals in tabel 4, blijft deze toename zichtbaar. Ken-

nelijk voerden bedrijven die op één punt niet-technologische vernieuwingen doorvoer-den vaker dan voorheen ook op andere punten niet-technologische vernieuwingen door.

Alleen het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is gedaald. Deze daling is deels toe te schrijven aan een verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren. In het eerste meetjaar werd namelijk niet afzonderlijk gevraagd naar esthetische pro-

ductvernieuwingen. Veel bedrijven zullen dit soort vernieuwingen toen waarschijnlijk onder marketingaanpassingen hebben geschaard. Ook wanneer hiervoor wordt gecor-rigeerd, blijft er echter een daling van het percentage bedrijven met marketingaanpas-

singen zichtbaar. Een daling van het aantal marketingaanpassingen lag ook voor de hand. In conjuncturele topjaren (zoals in 1998-2000) zullen bedrijven minder geneigd om marketingaanpassingen door te voeren.

1 Innovaties in het strikte productieproces, in het geval van de industrie de fysieke vervaardiging van producten, komen aan bod in hoofdstuk 5.

Page 24: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

24

tabel 4 het innovatieproces in de industrie voor ondernemingen met 10-100 werk-

nemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1996-1998,

1998-2000) 64 61 86 54 50 79

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 44 41 64 60 59 66

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 42 39 59 32 31 35

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 34 32 50 47 45 58

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 21 21 27 29 28 32

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 26 26 27

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1996-1998, 1998-2000) 24 20 41 24 19 39

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven aan een

verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

Bron: EIM/CBS.

Sommige subsectoren laten op het gebied van niet-technologische vernieuwingen een ander beeld zien dan de totale industrie (zie tabel 5). Zo zien we bij de textiel- en kle-

dingindustrie bijvoorbeeld een sterke stijging van zowel het percentage bedrijven met strategieaanpassingen als het percentage bedrijven met reorganisaties. Hetzelfde geldt voor de basismetaal- en metaalproductenindustrie. Verder laten ook de papier- en kar-

tonindustrie en de transportmiddelenindustrie een sterke stijging van het aantal reorga-nisaties zien. De toename in het aantal reorganisaties hangt waarschijnlijk samen met een toenemende concentratie die zich in deze subsectoren de afgelopen jaren heeft

voorgedaan. In deel 2 van dit rapport gaan we nader in op de innovatie-intensiteit van de subsectoren van de industrie.

Page 25: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

25

tabel 5 vergelijking tussen de industriële sectoren in het midden- en grootbedrijf

op het innovatieproces

proces VG TK BM PK G A C RK MP MA EM TM

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen

(1996-1998, 1998-2000) + ↓ + ↑ - ↓ + ↓ - ↓ + ↓ + ↓ + ↓ - ↓ + ↓ + ↓ - ↓

% bedrijven met strategieaanpassingen - ↓ + ↑ - ↑ + ↑ + ↑ + ↑ + ↓ + ↑ - = + ↑ + ↑ - ↓

% bedrijven met marketingaanpassingen + ↓ - ↓ - ↓ + ↓ + ↓ - ↓ + ↓ + ↓ - ↑ - ↓ - ↓ - ↓

% bedrijven met reorganisatie + ↑ + ↑ - ↑ + ↑ - ↓ + ↑ + ↓ 0 ↑ - ↑ + ↑ + ↑ - ↑

% bedrijven met managementaanpassingen - ↓ - ↓ - ↑ + ↑ - ↓ - ↓ + ↑ - ↓ + ↑ + ↑ + ↑ - ↑

% bedrijven met esthetische prductaanpassingen + nb + nb + nb - nb - nb + nb + nb + nb - nb - nb - nb - nb

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1996-1998,

1998-2000) - ↑ + ↑ - ↓ + ↑ - ↑ + ↑ + ↓ + ↑ - ↓ + = + ↓ - ↓

totaaloordeel proces + ↓ + ↑ - ↓ + ↑ - ↓ + ↑ + ↓ + ↑ - ↑ + ↓ + ↓ - ↓

+

-

0

=

nb

boven het gemiddelde van de industrie (2e meetjaar)

onder het gemiddelde van de industrie (2e meetjaar)

gelijk aan het gemiddelde van de industrie (2e meetjaar)

toegenomen in de periode tussen de twee meetjaren

afgenomen in de periode tussen de twee meetjaren

stabiel gebleven in de periode tussen de meetjaren

niet beschikbaar

VG

TK

BM

PK

G

A

C

RK

MP

MA

EM

TM

voedings- en genotmiddelenindustrie

textiel- en kledingindustrie

bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie

papier- en kartonindustrie

grafische industrie

aardolie-industrie

chemische industrie

rubber- en kunststofindustrie

basismetaal- en metaalproductenindustrie

machine- en apparatenindustrie

elektrotechnische en medische-apparatenindustrie

transportmiddelenindustrie Bron: EIM/CBS.

Ook wet - en rege lgev ing van inv loed op innovat ie Zoals in de inleiding van deze paragraaf al werd aangegeven, kunnen niet-technolo-gische vernieuwingen het klimaat voor innovatie beïnvloeden. Een andere factor die van

invloed kan zijn op de mogelijkheden van een bedrijf om te innoveren of op de nood-zaak voor het bedrijf om te innoveren is de wet- en regelgeving. Soms kan de invloed hiervan heel direct zijn. Zo is bijvoorbeeld in het meest recente Bouwbesluit vastgelegd

dat deuren andere standaardmaten moeten hebben dan voorheen. Dit betekent dat een aantal bedrijven zijn machinepark daarvoor heeft moeten aanpassen. Soms gaat dat meer geleidelijk, zoals bijvoorbeeld in de vorm van het verpakkingsconvenant. Hierin

zijn afspraken gemaakt omtrent het terugdringen van de hoeveelheid verpakkingsafval die gestort of verbrand wordt. Hierdoor weten bedrijven waar ze in de tussenliggende periode naartoe moeten werken.

4.2 Samenwerking bij innovatie

Grootbedr i j f innoveert b i jna twee keer zo vaak in partnersh ip a l s mid-denbedr i j f

In tabel 4 zien we naast het percentage bedrijven dat diverse niet-technologische ver-

nieuwingen heeft doorgevoerd ook het percentage innovatoren (bedrijven waarvan be-kend is dat ze zich hebben beziggehouden met het (laten) verrichten van technologi-sche vernieuwingen) dat een partnership is aangegaan. Wat hierbij opvalt is dat ook het

Page 26: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

26

grootbedrijf ongeveer twee keer zo vaak participeert in een partnership voor innovatie als het middenbedrijf. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat in subsectoren waar

zeer veel middenbedrijven actief zijn, collectieve researchstichtingen zoals bijvoorbeeld de eerder genoemde Stichting Bouwresearch, door de bedrijven zelf waarschijnlijk niet als partnerships zullen worden gezien en daarom ook niet worden weergegeven in de

cijfers. Het is mogelijk dat het gat tussen het midden- en het grootbedrijf in feite iets kleiner is dan het hier lijkt. Dat neemt echter niet weg dat het verschil vrij groot is. Be-drijven die samenwerken, werken overigens vaak met meer dan één partner samen.

Innovat ieve samenwerk ing voora l b innen Neder land en bedr i j f sko lom Bijna 80% van de bedrijven die samenwerken op het gebied van innovatie, doet dit met binnenlandse partners. In de industrie wordt desondanks ook vrij veel samengewerkt

met buitenlandse partners. Bedrijven die samenwerken met buitenlandse partners doen dit vooral met bedrijven en instellingen uit andere Europese landen of uit de Verenigde Staten. Verder wordt het grootste deel van de partnerships op het gebied van innovatie

aangegaan met bedrijven uit de eigen bedrijfskolom; gelieerde bedrijven, toeleveran-ciers of afnemers. In sectoren die zelf vooral halffabrikaten maken zoals de metaalpro-ductenindustrie en de rubber- en kunststofindustrie richt een groot deel van de part-

nerships zich op het gezamenlijk met afnemers ontwikkelen van deze halffabrikaten. In subsectoren waar eindproducten worden vervaardigd, zoals in de grafische industrie, speelt de samenwerking met toeleveranciers juist een belangrijke rol.

Voora l in middenbedr i j f da l ing innovatoren met partnersh ips De belangstelling voor partnerships voor innovatie lijkt iets te zijn afgenomen. Vooral in

het middenbedrijf daalde het aantal bedrijven met partnerships. Alhoewel het aantal grootbedrijven in absolute zin licht toenam in deze periode, was er ook hier procentueel gezien sprake van een daling.

De daling van het percentage innovatoren met innovatiepartnerships is verbazingwek-kend. Doordat innovatie in veel industriële subsectoren steeds complexer wordt en de grenzen tussen sectoren vager worden, zou je juist verwachten dat het percentage be-

drijven met partnerships zou toenemen. Het lijkt erop dat veel ondernemers door een verminderd vertrouwen in de toekomstige conjunctuur, minder in innovatie willen inves-teren, en daarom ook minder geneigd zijn partnerships aan te gaan. Een andere moge-

lijke verklaring voor het teruggelopen aantal partnerships is dat in een aantal subsecto-ren steeds meer bedrijven in buitenlandse handen zijn. In die gevallen dicteert het moe-derbedrijf vaak met wie wordt samengewerkt of neemt het zelf de R&D over.

Page 27: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

27

5 Output van innovatie

In dit hoofdstuk kijken we naar de output van de innovatieve activiteiten van industriële bedrijven. Hoeveel bedrijven hebben daadwerkelijk product- of procesinnovaties1 gerea-

liseerd?

L ich te da l ing percentage bedr i j ven met gerea l i seerde innovat ies In tabel 6 zien we dat de verminderde investeringen in innovatie hun weerslag vinden in

een lichte daling van het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties. Alleen in de textiel- en kledingindustrie, in de bouwmaterialen-, meubel- en overige in-dustrie, in de papier- en kartonindustrie en in de transportmiddelenindustrie nam het

percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties toe (zie tabel 7). In de overige sub-sectoren was er sprake van een daling van 5 tot 23%.

In het middenbedr i j f minder aandacht voor p roces innovat ie Waar in het middenbedrijf de R&D en innovatie-uitgaven het sterkst terugliepen, daalt ook het percentage middenbedrijven met gerealiseerde innovaties sterker dan het over-eenkomstige percentage grootbedrijven. Vooral het percentage middenbedrijven met

procesinnovaties lijkt te dalen. Aan de ene kant is dat verbazingwekkend, omdat pro-cesinnovaties vaak juist gericht zijn op kostenbesparing. Ervan uitgaande dat midden-bedrijven inderdaad minder investeren in R&D en innovatie omdat technologische inno-

vatie te complex en daarmee te duur voor ze wordt, zou je verwachten dat deze bedrij-ven geneigd zijn om kosten te besparen door procesinnovatie. Aan de andere kant ver-eist procesinnovatie ook vaak de aanschaf van nieuwe machines, iets waar veel bedrij-

ven bij het zien van de voortekenen van de economische teruggang van af zullen heb-ben gezien. In het grootbedrijf steeg het aantal bedrijven met gerealiseerde innovaties wel, maar

deze stijging was lager dan de groei van het totaal aantal grootbedrijven. Ook hier zien we daarom een lichte daling van het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties.

tabel 6 output van innovatie in de industrie voor ondernemingen met 10-100 werk-

nemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

% bedrijven met gerealiseerde innovaties (1996-1998, 1998-2000) 57 54 79 55 51 78

− waaronder met productinnovaties 87 85 93 87 86 91

− waaronder met procesinnovaties 74 73 80 71 69 76

Bron: EIM/CBS.

Focus op p roduct- o f proces innovat ie versch i l t pe r subsector Vaak gaan product- en procesinnovaties hand in hand. Voor de vervaardiging van een nieuw product zijn immers vaak ook aanpassingen in het productieproces nodig. Sub-

1 Bij procesinnovaties doelen we op innovaties in het strikte productieproces, in het geval van de industrie de fysieke vervaardiging van producten. Innovaties in overige bedrijfsprocessen zijn in pa-ragraaf 3.2 aan bod gekomen.

Page 28: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

28

sectoren met een relatief sterke focus op procesinnovaties zijn de papier- en karton-industrie, de grafische industrie en de metaalindustrie. De transportmiddelenindustrie,

de machine- en apparatenindustrie en de elektrotechnische en medische-apparaten-industrie kennen daarentegen juist een sterke focus op productinnovatie. Proces- en productinnovaties in de overige subsectoren, maar ook in de dienstverlening en de

bouw, zijn regelmatig afgeleid van productinnovaties uit de machine- en apparatenin-dustrie en de elektrotechnische en medische-apparatenindustrie. Door nieuwe machines en apparaten te gebruiken zijn deze sectoren in staat om zelf ook vernieuwingen in hun

producten of processen door te voeren. In deel 2 van dit rapport vindt u meer informatie over en voorbeelden van product- en procesinnovaties in de verschillende subsectoren van de industrie.

tabel 7 vergelijking tussen de industriële sectoren in het midden- en grootbedrijf

op output van innovatie

output VG TK BM PK G A C RK MP MA EM TM

% bedrijven met gerealiseerde innovaties (proces- en product-

innovaties) (1996-1998, 1998-2000) - ↓ - ↑ + ↑ + ↑ - ↓ + ↓ + ↓ + ↓ - ↓ + ↓ + ↓ + ↑

% bedrijven met productinnovaties (1996-1998, 1998-2000) - ↓ 0 ↑ - ↑ + ↑ - ↓ + = + ↓ + ↓ - ↓ + ↓ + ↓ + ↑

% bedrijven met procesinnovaties (1996-1998, 1998-2000) - ↓ - ↑ + ↑ + ↑ - ↓ + ↓ + ↓ + ↓ - ↓ - ↓ + ↓ - ↑

totaaloordeel output - ↓ - ↑ + ↑ + ↑ - ↓ + ↓ + ↓ + ↓ - ↓ + ↓ + ↓ + ↑

+

-

0

=

nb

boven het gemiddelde van de industrie (2e meetjaar)

onder het gemiddelde van de industrie (2e meetjaar)

gelijk aan het gemiddelde van de industrie (2e meetjaar)

toegenomen in de periode tussen de twee meetjaren

afgenomen in de periode tussen de twee meetjaren

stabiel gebleven in de periode tussen de meetjaren

niet beschikbaar

VG

TK

BM

PK

G

A

C

RK

MP

MA

EM

TM

voedings- en genotmiddelenindustrie

textiel- en kledingindustrie

bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie

papier- en kartonindustrie

grafische industrie

aardolie-industrie

chemische industrie

rubber- en kunststofindustrie

basismetaal- en metaalproductenindustrie

machine- en apparatenindustrie

elektrotechnische en medische-apparatenindustrie

transportmiddelenindustrie

Bron: EIM/CBS.

Page 29: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

29

Deel II Ontwikkelingen in de innovativiteit van de

verschillende subsectoren

Page 30: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 31: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

31

6 Inleiding

In deel 1 van dit rapport ‘De innovativiteit van de Nederlandse industrie, editie 2003’ is een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving gegeven van de innovativiteit van de in-

dustrie en de ontwikkeling daarvan in de periode 1998-2000. In dit tweede deel wordt hetzelfde gedaan voor een twaalftal subsectoren van de industrie, waarbij steeds een vergelijking wordt gemaakt met de totale industrie.

Aan de hand van een selectie van innovatiemaatstaven uit Kennis en Economie (CBS) wordt een overzicht geboden van de ontwikkeling van de innovativiteit van een twaalf-

tal subsectoren van de industrie, uitgesplitst naar middenbedrijf (10-100 werknemers) en grootbedrijf (100 of meer werknemers) 1. Daarbij wordt evenals in deel 1 gekeken

naar zowel de voor innovatie ingezette middelen (input), als naar de output van innova-

tie, zoals nieuwe producten en diensten, en naar aspecten die van invloed zijn op het innovatieproces (proces). De geselecteerde innovatiemaatstaven worden zo veel moge-lijk uitgedrukt in percentages van relevante structuurkenmerken om de sectoren onder-

ling te kunnen vergelijken.

Leeswi j zer In de hierop volgende hoofdstukken wordt per hoofdstuk de innovativiteit van het mid-

den- en grootbedrijf in een van de twaalf sectoren van de industrie beschreven. Daarbij wordt om te beginnen steeds een beschrijving gegeven van de belangrijkste structuur-kenmerken van de betreffende sector. De structuur van een sector kan namelijk sterk

van invloed zijn op het innovatieprofiel. Vervolgens wordt een introductie gegeven op innovatie in de betreffende subsector. Daarbij wordt aandacht besteed aan zaken als de verhouding tussen product- en procesinnovatie en aan de invloed van externe factoren

op de innovativiteit. Nadat het innovatieprofiel in tabelvorm is gepresenteerd, wordt achtereenvolgens een toelichting gegeven op de stand van zaken en de ontwikkeling op de ingezette middelen voor innovatie, het innovatieproces en gerealiseerde innova-

tieve output. Hierbij wordt waar mogelijk ook een vergelijking gemaakt met het innova-tieprofiel van de totale industrie. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een beknopte conclusie, waarin een totaaloordeel wordt geveld over de mate van innovativiteit van de

subsector. In de bijlagen vindt u informatie die van belang kan zijn voor de interpretatie van de

kwantitatieve gegevens. Het gaat daarbij om: − een overzicht van de statistische afbakening van deze subsectoren (bijlage I) − het innovatieprofiel van de totale industrie (bijlage II)

− een samenvattend overzicht van de scores van de verschillende sectoren t.o.v. de totale industrie waardoor een onderlinge vergelijking tussen sectoren wordt ver-eenvoudigd (bijlage III)

− een overzicht van de voor deze studie geraadpleegde deskundigen (bijlage IV) − een beschrijving van de gehanteerde maatstaven en de hiervoor gebruikte bronnen

(bijlage V).

1 Het kleinbedrijf (0 tot 10 werknemers) wordt in deze publicatie buiten beschouwing gelaten.

Page 32: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 33: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

33

7 Voedings- en genotmiddelenindustrie

Structuur De subsectoren van de voedings- en genotmiddelenindustrie, te weten de dierlijke-voedingsmiddelenindustrie, de genotmiddelenindustrie en de overige-voedingsmid-

delenindustrie, worden qua omzet gedomineerd door het grootbedrijf. Het meest dui-delijk komt dit naar voren in de genotmiddelenindustrie waar meer dan 90% van de totale omzet (€11,5 miljard) door het grootbedrijf wordt voortgebracht. In de overige-

voedingsmiddelenindustrie ligt dit percentage op 73 en in de dierlijke voedingsmiddelen op ruim 70. Het grootbedrijf in de voedings- en genotmiddelenindustrie wordt geken-merkt door een procesmatige wijze van produceren. Dit in tegenstelling tot het mid-

denbedrijf, waar het productieproces een meer ambachtelijk karakter heeft. Dit verschil uit zich het beste in het verschil in de arbeidsproductiviteit, die in het grootbedrijf 2,5 maal zo hoog als in het middenbedrijf.

In 2000 waren bijna 5.000 ondernemingen actief in de voedings- en genotmiddelenin-dustrie, waarvan 270 in het grootbedrijf en bijna 1.200 in het middenbedrijf. In totaal waren het groot- en het middenbedrijf goed voor meer dan 125.000 werknemers. Ge-

zamenlijk behaalden ze een omzet van bijna 48 miljard euro. Het leeuwendeel hiervan, € 39 miljard, kwam voor rekening van het grootbedrijf.

Innovat ie in de voedings - en genotmidde len indust r ie

Productinnovaties zijn in deze sector vooral een zaak voor het grootbedrijf. Het mid-denbedrijf komt vaak niet veel verder dan procesinnovaties en die worden dan meestal nog aangestuurd door de machine-industrie. De reden voor het bijna uitblijven van pro-

ductinnovatie in het middenbedrijf is dat de regelgeving rond voedingsmiddelen en alle eisen waaraan producten en productieprocessen moeten voldoen dermate ingewikkeld is geworden, dat kleinere bedrijven hier niet meer aan toe komen. De productinnovaties

die in het middenbedrijf worden toegepast bestaan meestal uit marginale veranderin-gen van bestaande producten, zoals een lichte verandering van de smaak of een andere portionering.

Uit het juryrapport van de Marketing Award: DE is erin geslaagd een nieuwe wijze van koffiezetten te introduceren. Lekker, met de meerwaarde van gemak. De kracht van het

concept wordt duidelijk, als consumenten elkaar uitleggen en demonstreren wat de voordelen zijn. Nieuwe soorten zijn weer in aantocht en in de nabije toekomst zullen de huishoudens niet alleen theedozen hebben maar ook een “koffiedoos”met verschillen-

de soorten Senseo. Bron: Foodmagazine juni ’03 jaargang 59

Het grootbedrijf in de voedings- en genotmiddelenindustrie wordt ten dele beheerst door grote internationaal opererende multinationale bedrijven. Grote delen van het in-

novatieproces worden dan ook in het buitenland uitgevoerd. De voedings- en genot-middelenindustrie scoort daardoor op vrijwel iedere innovatiemaatstaf lager dan het in-dustriegemiddelde. Het enige terrein waar de voedingsmiddelenindustrie ongeveer ge-

lijk of zelfs fractioneel hoger scoort, is op het terrein van procesinnovaties. Het midden-bedrijf scoort op zijn beurt weer op vrijwel iedere maatstaf lager dan het grootbedrijf. Aan het verschil tussen de scores op innovatiemaatstaven van 2000 ten opzichte van

1999 valt af te leiden dat de recessie haar schaduw reeds vooruitwierp. Op een aantal cruciale gebieden vallen de scores voor het tweede jaar lager uit dan voor het eerste

Het merendeel van de

omzet van de voe-

dings- en genotmidde-

lenindustrie wordt ge-

realiseerd door het

grootbedrijf

Productinnovatie is

vooral een zaak van

het grootbedrijf

In het grootbedrijf

worden veel innovaties

uit het buitenland gea-

dopteerd

Page 34: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

34

jaar. In tabel 8 vindt u het samenvattende overzicht van het innovatieprofiel van het midden- en grootbedrijf in de voedings- en genotmiddelenindustrie (SBI 15-16).

tabel 8 innovatieprofiel van de voedings- en genotmiddelenindustrie voor onder-

nemingen met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 16 9 50 12 6 40

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 3,2 1,4 4,0 2,9 1,1 3,7

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 0,5 0,3 0,6 0,5 0,1 0,6

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 1,4 1,6 1,3 1,0 0,9 1,0

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 0,6 1,0 0,5 0,2 0,6 0,1

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0 0,1

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 17 nb nb 20 14 47

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 3 nb nb 4 2 12

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 68 64 89 55 51 76

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 47 43 67 56 51 76

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 54 52 63 36 33 47

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 34 30 53 50 50 51

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 22 21 30 19 15 31

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 42 44 38

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 19 13 37 21 17 32

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 53 48 78 48 44 67

− waaronder met productinnovaties 82 78 91 82 78 92

− waaronder met procesinnovaties 79 76 88 78 76 84

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 101.250 51.990 124.380 104.970 54.480 128.900

aantal ondernemingen 1 1.380 1.125 255 1.430 1.160 270

aantal werknemers 1 126.040 40.280 85.770 126.460 40.550 85.910

productiewaarde in miljoenen euro's 2 45.190 8.430 36.760 47.750 8.780 38.970

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven

aan een verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS.

Page 35: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

35

Inzet van midde len voor innovat ie Als we een vergelijking maken tussen de scores in tabel 8 en de innovativiteit van de totale industrie (zie bijlage II, tabel 20) dan scoort de voedings- en genotmiddelenindu-

strie op vrijwel alle inputmaatstaven lager. Enige uitzondering is het percentage bedrij-ven dat gebruik maakt van Europese technologiesubsidies. Volgens de brancheorganisa-tie, de koepel VAI, is dit deels een gevolg van het feit dat de voedings- en genotmidde-

lenindustrie sterk gedomineerd wordt door multinationals, die kind aan huis zijn in Brussel. Overigens is het opvallend dat met name het grootbedrijf in vergelijking met de rest van

de industrie weinig middelen inzet voor innovatie. Hiervoor is een aantal redenen aan te voeren. Wellicht is een maatstaf als bestedingen aan R&D in relatie tot de omzet, voor de voedings- en genotmiddelen met hun erg hoge productiviteit in vergelijking met de

rest van de industrie, minder geschikt om een vergelijking te maken. Daarnaast, en dat is al eerder gememoreerd, wordt de voedings- en genotmiddelenindustrie gedomineerd door een beperkt aantal multinationals. Deze bedrijven laten wel onderzoek in Neder-

land uitvoeren, maar de meeste uitgaven worden toch in het buitenland gedaan. Uit tabel 8 wordt duidelijk dat het middenbedrijf lager scoort op het gebied van inge-zette middelen voor innovatie dan het grootbedrijf. Er is echter één uitzondering, name-

lijk de uitgaven aan nieuwe machines als percentage van de productiewaarde. Dit duidt vooral op procesvernieuwingen. Het geeft ook duidelijk aan dat de innovaties in het middenbedrijf vooral worden aangeleverd en niet door de bedrijven zelf worden be-

dacht.

Het innova t ieproces Hoewel de in Nederland gevestigde voedings- en genotmiddelenindustrie laag scoort op de inzet van middelen voor innovatie, is het onterecht te stellen dat deze industrietak niet vernieuwingsgezind zou zijn. In de eerste plaats duidt de enorme productiviteit van

de tak erop dat er (zeker in het verleden) werd en wordt nagedacht over efficiency. Ook de schaal waarop geopereerd wordt duidt daarop. In de tweede plaats spelen ook niet-technologiegebonden vernieuwingen een rol. Op dit gebied scoort de voedingsmidde-

lenindustrie soms beter dan het industriegemiddelde. Een opvallend verschil met het industriegemiddelde is het hoge percentage bedrijven met esthetische aanpassingen en marketingaanpassingen (tabel 8). Deze aanpassingen worden vaak uitgelokt door ver-

anderingen in de samenleving, zoals de komst van meer tweeverdieners, vergrijzing, kleinere gezinsomvang, maar ook de toename van het aantal allochtonen. Vergeleken met de rest van de industrie zijn er in de voedings- en genotmiddelenindu-

strie weinig bedrijven waarbij het management wordt aangepast. Evenals bij de input-indicatoren is ook bij de procesindicatoren sprake van een sterke achteruitgang ten op-zichte van één à twee jaar geleden, behalve als het om reorganisaties gaat (tabel 8).

Output van innovat ie Zoals uit het voorgaande blijkt, is de voedings- en genotmiddelenindustrie een op het eerste gezicht minder innovatieve sector. Dit wordt nog eens onderschreven door het

percentage bedrijven dat innovaties heeft gerealiseerd. Dit geldt zowel voor het groot- als het middenbedrijf. Opvallend is dat het percentage bedrijven dat innovaties gereali-seerd heeft, met name in het grootbedrijf, in de loop van de tijd zelfs lager is gewor-

den. De positie van de voedings- en genotmiddelenindustrie ten opzichte van het indu-striegemiddelde is hiermee verslechterd. Niet verwonderlijk is dat het in deze sector vooral om procesinnovaties gaat. Echt nieu-

we producten komen niet vaak naar buiten, meestal gaat het over aanpassingen in be-staande producten. Als er nieuwe producten worden geïntroduceerd, zijn deze meestal

Lage scores op vrijwel

alle inputmaatstaven

Het middenbedrijf

haalt procesinnovaties

binnen door de aan-

schaf van nieuwe ma-

chines

De voedings- en ge-

notmiddelenindustrie

onderscheidt zich posi-

tief op het gebied van

marketingaanpassingen

en esthetische pro-

ductvernieuwingen

Sterke teruggang ook

op procesmaatstaven

Weinig gerealiseerde

innovaties

Page 36: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

36

niet in Nederland of niet door Nederlandse bedrijven ontwikkeld. Vaak wordt de ont-wikkeling van nieuwe producten ook niet door Nederlandse bedrijven geëntameerd.

Conclus ie De voedings- en genotmiddelenindustrie besteedt wel aandacht aan innovatie, maar komt in vergelijking met andere sectoren niet met echt revolutionaire ideeën. In de

meeste gevallen is sprake van incrementele vernieuwingen. Veel productinnovaties ko-men uit het buitenland. Innovativiteit in de voedingsmiddelenindustrie concentreert zich voornamelijk op het productieproces. Dit betekent dat veel innovaties aangeleverd wor-

den door de machine-industrie, al dan niet op verzoek van de voedingsmiddelenindu-strie zelf. De voedings- en genotmiddelenindustrie is in vergelijking met het industrie-gemiddelde dan ook matig innovatief te noemen.

Voedings- en genot-

middelenindustrie is

matig innovatief

Page 37: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

37

8 Textiel- en kledingindustrie

Structuur De textiel- en kledingindustrie is een relatief kleinschalige bedrijfstak. In de kledingindu-strie is in Nederland zelfs bijna geen grootbedrijf aanwezig. In de kledingbranche heeft

een verschuiving plaatsgehad van industrie naar handel. De meeste bedrijven hebben tegenwoordig een handelsfunctie: zij richten zich meer en meer op inkoop en laten confectie elders produceren. De textielindustrie is meer kapitaalintensief. De mogelijk-

heden om productie naar elders te verplaatsen zijn hierdoor veel beperkter dan in de kledingbranche. In de textielindustrie zien we daarom nog wel grootbedrijven, boven-dien is hier ook het aandeel van de middenbedrijven groter.

In de totale textiel- en kledingindustrie waren in 2000 circa 475 bedrijven actief. Deze bedrijven boden werk aan ruim 22.500 personen en realiseerden daarmee een produc-tiewaarde van € 3,2 miljard.

Innovat ie in de text ie l - en k led ing indust r ie Innovaties in de textiel- en kledingindustrie worden meestal door branchevreemde par-

tijen in gang gezet. Belangrijke ontwikkelingen gebeuren op de volgende gebieden: − garens en weefsels. Er zijn grote ontwikkelingen op het gebied van coatings, men-

gingen, warmte-isolatie en chemisch vervaardigde stoffen in plaats van geweven

stoffen. Deze stoffen zijn nauwelijks van geweven stof te onderscheiden1. Een an-

der voorbeeld is dat men probeert wolsoorten dusdanig te bewerken dat ze niet meer kriebelen en krimpen. De ontwikkelingen op dit gebied worden veelal door de chemische branche in gang gezet.

− vervoer, communicatie en distributie. Zeker in de kledingindustrie, waar de produc-tie vaak voor een groot deel in het buitenland plaatsvindt, spelen communicatie en transport een belangrijke rol in het concurrentievermogen van bedrijven. Er wordt

daarom geïnvesteerd in innovatie op het gebied van IT en logistieke software. Er wordt in deze branche relatief weinig aandacht besteed aan vernieuwing van het

productieproces. Innovaties in het productieproces zijn vaak vooral incrementeel. Enkele jaren geleden geloofde men nog sterk in het automatiseren van de productie van kle-ding, maar doordat arbeid toch nog steeds relatief goedkoop is, komen innovaties als

naairobots niet van de grond. Innovaties in de textielindustrie hebben vooral betrekking op technisch textiel. Tech-

nisch textiel is een groeimarkt. Bedrijven die zich van oudsher bezighielden met traditi-oneel textiel gaan zich steeds vaker (ook) toeleggen op technisch textiel. Op dit mo-ment is het aandeel van traditioneel textiel nog circa 60%. De voorspelling van de bran-

cheorganisatie is echter dat er over 10 jaar 80% technisch en 20% traditioneel textiel zal zijn. Het onderstaande voorbeeld illustreert bovendien dat er zich naast innovaties binnen de textielindustrie ook verschuivingen vanuit de textielindustrie naar andere sec-

toren voordoen.

1 Bovendien heeft het proces als voordeel dat er op kleine schaal geproduceerd kan worden.

Textielindustrie kapi-

taalintensief, in kle-

dingbranche verschui-

ving naar handel

Overwegend midden-

bedrijf

Innovatie komt vaak

van buiten de branche

Innovaties in textiel

betrekking op tech-

nisch textiel

Page 38: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

38

Lankhorst Euronete, een van de grootste producenten van touwen en visnetten in Eu-

ropa, bestaat 200 jaar. Het bedrijf ontwikkelde zich van een lokale producent van bulk-touw tot een multinational met hoogwaardige producten. Lankhorst is begonnen als een kleine touwslagerij en verkocht touw en trossen aan boe-

ren en vissers. In de jaren zeventig werden de natuurvezels vervangen door kunststoffen en het productassortiment werd uitgebreid met zwaardere sleeptrossen, hijskabels, bindtouw, tapijtgarens en kunstgras. Vanaf het einde van de jaren tachtig werd de

touwproductie stapsgewijs naar Portugal verplaatst. De samenwerking met het Portuge-se Euronete mondde in 1998 uit in een fusie. De vestiging in Sneek heeft zich inmiddels vrijwel volledig toegelegd op kunststofrecy-

cling. Het bedrijf koopt kunststofafval in en maakt hiervan een breed palet aan kunst-stof producten, waaronder kunststof pallets, verpakkings- en opslagsystemen voor bui-zen en staalrollen en twee meter hoge kunststof rioolputten. Aan het eind van het jaar

verwacht Lankhorst zelf ontwikkelde bodemplaten voor auto’s op de markt te kunnen brengen. Bron: NRC Handelsblad, 17 juni 2003.

In tabel 9 vindt u het samenvattende overzicht van het innovatieprofiel van het midden-

en grootbedrijf in de textiel- en kledingindustrie (SBI 17-19).

tabel 9 innovatieprofiel van de textiel- en kledingindustrie voor ondernemingen

met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 13 9 68 10 7 39

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 1,7 1,6 2,0 1,1 0,6 2,0

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 0,6 0,4 0,8 0,4 0,1 0,8

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 1,3 1,2 1,3 1,3 0,8 2,0

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 0,5 0,5 0,5 0,5 0,2 0,9

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 0,1 0,0 0,2 0,1 0,1 0,1

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 17 nb nb 16 15 39

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 3 nb nb 3 4 7

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 60 57 81 65 61 96

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 37 34 61 52 56 32

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 42 40 63 23 21 37

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 37 37 42 57 56 61

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 26 27 25 15 16 13

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 39 40 34

17 14 35 30 27 42

Page 39: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

39

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 39 42 72 46 49 73

− waaronder met productinnovaties 89 88 98 92 93 85

− waaronder met procesinnovaties 73 74 72 64 64 66

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 54.030 57.930 49.030 50.140 52.050 47.480

aantal ondernemingen 1 470 425 45 475 420 55

aantal werknemers 1 23.600 13.750 9.840 22.660 13.200 9.460

productiewaarde in miljoenen euro's 2 3.130 1.700 1.430 3.200 1.790 1.420

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven aan een

verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS.

Inzet van midde len voor innovat ie De textiel- en kledingindustrie scoort op vrijwel alle inputmaatstaven lager dan het ge-middelde voor de hele industrie, zo blijkt uit vergelijking van tabel 9 met tabel 20 (bijla-ge II). Dit geldt vooral voor de kledingindustrie. Kledingbedrijven investeren volgens de

brancheorganisatie Modint zelfs mondjesmaat in innovatie. De ondernemers in deze deelsector kijken veelal naar het kortetermijnresultaat. Het gaat er in de confectie om tegen een redelijke prijs kleine hoeveelheden kleding op tijd in de winkel te krijgen. De

winst behaalt men uit een hoge omloopsnelheid. Door de druk van seizoencollecties hebben ondernemers de neiging om in korte cycli te denken. Veel bedrijven hebben daarnaast ook weinig middelen om te investeren.

De geïnvesteerde middelen voor innovatie liggen in de textielindustrie hoger. R&D be-hoort hier vaker tot de bedrijfsactiviteiten dan in de kledingindustrie. Een voorbeeld van een grootschalig R&D-project in de textielindustrie dat door de overheid wordt gesubsi-

dieerd is het project “Waterkringloopsluiting in de textielverwerkende industrie”1. Bin-

nen dit project wordt collectief onderzoek gedaan naar zuiveringstechnieken. De inputmaatstaven die betrekking hebben op R&D (bedrijven met eigen R&D-personeel, R&D-medewerkers, R&D-uitgaven en uitgaven aan uitbesteed onderzoek)

laten een daling zien in 2000 (zie tabel 9). Dit impliceert dat innovatie in kleding en tex-tiel in 2000 minder op R&D gebaseerd is dan in 1998/99. Er dient opgemerkt te worden dat er in het grootbedrijf voor een aantal inputmaatstaven sprake is van een toename in

2000. Bovendien zijn de investeringen van het grootbedrijf in nieuwe machines in 2000 hoger dan het gemiddelde voor de hele industrie. Dit duidt erop dat het grootbedrijf zich meer bezighoudt met innovatie dan het middenbedrijf.

1 VTN, Jaarverslag 2002.

Kledingbedrijven inves-

teren mondjesmaat in

innovatie. Ondernemer

denkt op korte termijn

Textiel doet meer aan

R&D

Innovatie in kleding en

textiel in 2000 minder

gebaseerd op R&D.

Page 40: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

40

Het innova t ieproces Op het gebied van de niet-technologische vernieuwing ligt met name het percentage bedrijven met reorganisaties boven het gemiddelde van de hele industrie. Het percenta-

ge is gestegen in de periode 1998-2000. Dit lijkt in mindere mate van toepassing op de kledingindustrie. De reorganisaties (grote ontslagrondes) hebben in deze industrie na-melijk al vóór de in tabel 9 vermelde periodes plaatsgehad.

In het grootbedrijf is ook het percentage bedrijven met marketingaanpassingen hoger dan gemiddeld. Marketing is belangrijk voor bedrijven in de confectiebranche. Dit komt doordat de relatie tussen de kledingindustrie en haar afnemers aan het veranderen is.

Grootwinkelbedrijven (zoals H&M en ZARA) zijn op een gegeven moment zo groot dat ze zelf naar Duitsland of het Verre Oosten gaan en de kleding daar rechtstreeks zelf in-kopen. De agenten worden uitgeschakeld en moeten hun positie heroverwegen.

Output van innovat ie In de textiel- en kledingindustrie realiseren minder bedrijven innovaties dan in de rest

van de industrie. Met name het percentage bedrijven dat procesinnovaties realiseerde is laag te noemen. Het aantal bedrijven met gerealiseerde innovaties is in de periode 1998-2000 overigens wel toegenomen ten opzichte van de periode 1996-1998.

Conclus ie De textiel- en kledingindustrie in haar geheel is minder innovatief dan de totale indu-strie. De textiel- en kledingindustrie scoort op vrijwel alle inputmaatstaven lager dan het

gemiddelde voor de hele industrie, en er zijn minder bedrijven die innovaties realiseren. Op het gebied van de niet-technologische vernieuwing ligt met name het percentage bedrijven met reorganisaties boven het gemiddelde.

Er is wel een duidelijk onderscheid tussen de textielbranche enerzijds en de kleding-branche anderzijds. Kledingbedrijven investeren volgens de brancheorganisatie zelf mondjesmaat in innovatie. De ondernemer denkt veelal in korte cycli. Innovatie in de

kledingbranche wordt veelal buiten de branche om geïnitieerd (chemische industrie). De textielbranche doet meer aan R&D. Daarbij geldt technisch textiel als een groeimarkt. Innovatie in kleding en textiel is in 2000 minder gebaseerd op R&D. Uitgaven aan inno-

vatie als geheel nemen daarentegen toe. Ondanks de gemiddeld lage score van de tex-tiel- en kledingindustrie op de inputmaatstaven dient opgemerkt te worden dat er in 2000 in het grootbedrijf sprake is van een toename van de middelen voor innovatie.

Ondanks het feit dat er in kleding en textiel minder bedrijven zijn die innovaties realise-ren dan in de gehele industrie, neemt het aantal bedrijven met gerealiseerde innovaties wel toe. Men lijkt derhalve een inhaalslag te maken.

Met name hoog per-

centage bedrijven met

reorganisatie in 1998-

2000. In kleding al eer-

der

Bedrijven met gereali-

seerde innovaties ge-

ring

De textiel- en kleding-

industrie in haar geheel

minder innovatief dan

de totale industrie

In grootbedrijf sprake

van toename van mid-

delen voor innovatie

Aantal bedrijven met

innovaties neemt wel

toe

Page 41: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

41

9 Bouwmaterialen-, meubel- en overige indu-

strie

Structuur Binnen de bedrijfstak bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie is in het midden-bedrijf sprake van een oververtegenwoordiging van de hout- en timmerindustrie en fa-

brikanten van betonproducten. Verder omvat de bedrijfstak houtzagerijen, producenten van houten emballage, fineer- en plaatmateriaal, verduurzamingsbedrijven en vervaar-digers van andere houtproducten, betonmortelcentrales, natuursteenbewerking en pro-

ducenten van keramische bouwproducten. De ontwikkeling van de omzet van de be-drijfstak wordt vooral bepaald door de gang van zaken in de bouwnijverheid. De bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie bestaat uit ongeveer 1.600 midden- en

grootbedrijven met een werkgelegenheid van ruim 75.000 werknemers. De productie-waarde van deze bedrijven is 11,3 miljard euro.

Innovat ie in de bouwmater ia len- , meubel - en over ige indust r ie De bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie behoort zeker niet tot de koplopers op innovatiegebied. Als we een vergelijking maken tussen de innovatieve prestaties van

de bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie (tabel 10) en die van de totale indu-strie (tabel 20, bijlage II) blijkt dat deze subsector op bijna alle innovatiemaatstaven la-ger scoort dan de totale industrie. Vernieuwingen in de bouwnijverheid worden echter

wel negen van de tien keer geïnitieerd door de bouwmaterialenindustrie.

Innovatieprijs.

“De innovatieprijs is ontstaan uit het actieprogramma 20% meer hout in de bouw. In-zendingen voor deze prijs moeten aan de volgende criteria voldoen: het initiatief moet de concurrentiepositie van hout of houtproducten in de bouw verbeteren; het moet een

bijdrage leveren aan duurzaam bouwen in Nederland, en in de praktijk toegepast of verkrijgbaar zijn.” Bron: http://www.centrum-hout.nl

Per branche zijn er ook verschillen. Zo is de timmerindustrie innovatief te noemen op

het gebied van proces- en productinnovaties. Fabrieksmatige vervaardiging van comple-te geveldelen en gelakte en beglaasde kozijnen zorgt ervoor dat de productiviteit in de bouwnijverheid kan stijgen en ook de toegevoegde waarde in de timmerindustrie toe

kan nemen. De rest van de industrie is duidelijk traditioneler. Overigens geldt voor deze tak van de industrie dat er van de afnemerskant weinig druk is om te innoveren. Het is in veel gevallen eerder de veranderende regelgeving die innovaties afdwingt. Het feit

dat de bouw traditioneel is ingesteld blijkt vooral uit de lange doorlooptijd van de diffu-sie van vernieuwingen. Dit ondanks het feit dat binnen de bouw en de timmerindustrie bureaus als Stichting Bouwresearch en Stichting Hout Research actief zijn in het stimule-

ren van innovatie door kennisoverdracht. In tabel 10 vindt u het samenvattende over-zicht van het innovatieprofiel van het midden- en grootbedrijf in de bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie (SBI 20, 26, 36, 37).

Bedrijfstak is afhanke-

lijk van de ontwikkelin-

gen in de bouwnijver-

heid

De bouwmaterialen-,

meubel- en overige

industrie behoort niet

tot de koplopers op

innovatiegebied

Page 42: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

42

tabel 10 innovatieprofiel van de bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie

voor ondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werk-

nemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 8 5 24 14 11 33

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 1,3 1,2 1,4 1,8 1,3 2,5

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 0,3 0,2 0,5 0,4 0,2 0,7

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 1,1 1,0 1,2 1,6 1,0 2,3

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 0,5 0,6 0,4 0,9 0,6 1,3

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 0,1 0,0 0,1 0,1 0,1 0,2

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 14 nb nb 15 11 35

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 1 nb nb 3 3 7

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 58 54 92 51 46 78

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 40 37 72 48 41 73

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 34 31 69 31 30 34

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 32 31 51 46 41 62

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 20 19 28 29 29 31

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 28 28 26

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 22 19 35 18 14 35

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 44 43 50 57 55 66

− waaronder met productinnovaties 85 84 91 81 79 92

− waaronder met procesinnovaties 76 75 84 77 79 71

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 59.490 52.570 68.860 62.150 54.880 71.860

aantal ondernemingen 1 1.600 1.370 230 1.610 1.370 240

aantal werknemers 1 75.520 43.400 32.120 75.420 43.130 32.300

productiewaarde in miljoenen euro's 2 10.010 5.680 4.330 11.310 6.240 5.070

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven aan een

verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS.

Page 43: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

43

Inzet van midde len voor innovat ie In tabel 10 is het gebruikelijke verschil te zien tussen de middelen die grote bedrijven investeren in innovaties en wat kleinere bedrijven doen. De in vergelijking met de rest

van de industrie hoge uitgaven aan machines kunnen het gevolg zijn van investeringen binnen de timmerindustrie. In het meest recente Bouwbesluit is vastgelegd dat deuren andere standaardmaten moeten hebben. Dit betekent dat een aantal bedrijven het ma-

chinepark daarvoor heeft moeten aanpassen. Verder is opvallend dat er door de bedrij-ven in relatie tot de productiewaarde weinig wordt besteed aan R&D. Dit kan te maken hebben met de geringe innovatiedruk vanuit de bouw. Innovaties worden in deze sector

maar traag opgepikt door bedrijven en klanten, omdat men niet snel geneigd is het werkproces anders in te richten.

Het innova t ieproces Alhoewel het percentage bedrijven dat überhaupt niet-technologische vernieuwingen heeft doorgevoerd, is gedaald in de periode tussen de twee metingen, wordt dit ge-

compenseerd doordat deze bedrijven wel vaker op meerdere gebieden vernieuwingen hebben doorgevoerd. Op het gebied van procesmaatstaven scoort deze bedrijfstak over het algemeen iets beneden het gemiddelde van de totale industrie. Alleen het grootbe-

drijf wijkt hier en daar iets af van het gemiddelde. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de strategieaanpassingen en het percentage bedrijven dat een reorganisatie heeft doorge-voerd. Het middenbedrijf is op dit punt juist iets minder veranderingsgezind.

Output van innovat ie Zoals te verwachten op grond van de inputs blijven ook de innovatieve outputs van de bedrijfstak achter bij het industriegemiddelde. Dit is het meest zichtbaar in het groot-

bedrijf. In het middenbedrijf is sprake van een hogere score op het gebied van de out-putindicatoren. Waarschijnlijk is ook hier de invloed merkbaar van de timmerindustrie. Deze branche

kan vrijwel geheel tot het middenbedrijf worden gerekend. Wanneer ingezoomd wordt op deze branche, blijkt dat bijna alle bedrijven technologische vernieuwingen hebben doorgevoerd. Deze vernieuwingen hebben in de meeste gevallen te maken met arbo-

en milieuwetgeving, zoals de verplichting waterafdunbare verven te gebruiken en maat-regelen te treffen voor de afvoer van stof en dergelijke. Deze veranderingen brengen met zich mee dat ook wijzigingen in het productieproces moeten worden aangebracht.

Verder is er al langere tijd sprake van de invoering van CNC-gestuurde machines1 die

een belangrijke verandering van het proces met zich meebrengt. De timmerindustrie is dus mede onder druk van de wet- en regelgeving redelijk innovatief te noemen. Ook is er een trend waarneembaar dat de bouwmaterialenindustrie hoe langer hoe

meer tracht een deel van de werkzaamheden die traditioneel op de bouwplaats werden uitgevoerd, onder te brengen in het industriële proces. Het doel hiervan is het vergroten van de toegevoegde waarde. Daarnaast kan dit de doorlooptijd van bouwprojecten be-

korten, hetgeen de aannemerij ten goede kan komen.

1 CNC staat voor Computerized Numerical Control. Een CNC gestuurde machine is dus een computer-gestuurde machine.

R&D via institutionele

organisaties

Wat betreft proces-

maatstaven wijkt deze

bedrijfstak nauwelijks

af van het gemiddelde

Wet- en regelgeving

triggers om te innove-

ren

De innovaties zijn er

vooral op gericht delen

van het bouwproces

naar de voorfase te

halen

Page 44: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

44

Conclus ie De bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie is op het eerste gezicht niet bijster innovatief. Innovaties ontstaan nogal eens als gevolg van wijzigingen in wet- en regel-

geving op het gebied van arbeidsomstandigheden, milieu en/of verandering in het Bouwbesluit. Het lijkt erop dat deze industrietak weinig innovatieve activiteiten uitbe-steedt, maar dit kan een vertekening zijn omdat een deel van het onderzoek wordt uit-

besteed door de brancheorganisaties. Wel is de afgelopen tijd de innovativiteit, zoals die van de indicatoren kan worden afgelezen, gestegen.

Bouwmaterialen-,

meubel- en overige

industrie is niet bijster

innovatief

Page 45: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

45

10 Papier- en kartonindustrie

Structuur De papier- en kartonindustrie bestaat ten eerste uit de papier- en kartonproducerende bedrijven. Deze groep bestaat bijvoorbeeld uit bedrijven die oud papier recyclen tot

pulp, of papierstof maken door middel van mechanische, chemische of halfchemische processen. Daarnaast wordt de papier- en kartonindustrie vertegenwoordigd door de papier- en kartonverwerkende bedrijven die onder andere verpakkingsmiddelen, zak-

doeken, toiletpapier, behang en enveloppen vervaardigen. De papier- en kartonindustrie is een kapitaalintensieve industrie. De jaarlijkse afschrij-vingen op machines zijn vaak enorm hoog. Bedrijven dienen daarom op een slimme wij-

ze om te gaan met machines. Door het versterken van de kennisinfrastructuur tussen de papier- en kartonindustrie, universiteiten, fabrikanten en toeleveranciers verbetert de concurrentiepositie van de Nederlandse papier- en kartonindustrie steeds meer.

Het midden- en grootbedrijf in de papier- en kartonindustrie is met 230 bedrijven, waarvan 155 middelgrote en 75 grote bedrijven, een relatief kleine sector van de indu-strie. Deze ondernemingen zorgden in 2000 voor circa 24.800 arbeidsplaatsen. Daar-

mee is het midden- en grootbedrijf in de papier- en kartonindustrie goed voor 3% van de werkgelegenheid in het midden- en grootbedrijf in de totale industrie. Het aantal werknemers is ten opzichte van 1999 iets gedaald. In 2000 realiseerde het grootbedrijf

met 17.130 werknemers een productiewaarde van 3,9 miljard euro en de arbeidspro-ductiviteit bedroeg 82.220 euro per fte. Het middenbedrijf realiseerde dat jaar een pro-ductiewaarde van 1,3 miljard euro. De arbeidsproductiviteit in het middenbedrijf lag in

2000 op iets meer dan 56.000 euro per fte (tabel 11).

Innovat ie in de papier - en kar ton indust r ie In tabel 11 vindt u het samenvattende overzicht van het innovatieprofiel van het mid-den- en grootbedrijf in de papier- en kartonindustrie (SBI 21). Wanneer we tabel 11 vergelijken met het innovatieprofiel van de totale industrie (tabel 20, bijlage II) blijkt dat

de papier- en kartonindustrie een gemiddeld innovatieve sector is. De papier- en kartonproducerende industrie richt zich vooral op procesinnovaties, zoals het ontwikkelen en veranderen van vezels die nodig zijn voor het maken van papier.

Met procesinnovaties proberen de papier- en kartonproducerende bedrijven steeds meer uit hun machinepark te halen en het productieproces sneller te laten verlopen. Dit heeft ertoe geleid dat vandaag de dag bedrijven 1.600 meter papier per minuut kunnen

produceren. Productinnovaties vinden vaker plaats bij de papier- en kartonverwerkende bedrijven. De productinnovaties gebeuren vaak in opdracht van afnemers. Op basis van de specifi-

caties van de klant wordt het product samengesteld.

BASF heeft een nieuwe manier gevonden waardoor papier nog minder snel scheurt.

Door kleine hoeveelheden polyvinylamine toe te voegen aan de natuurlijke ingrediënten van papier, is men erin geslaagd om zowel droog als nat papier minder snel te laten scheuren. Polyvinylamine verbindt de papiervezels zo dicht bij elkaar dat zelfs vochtig

keukenpapier tegenstand biedt aan de druk die er op staat. Dit brengt niet alleen nieu-we mogelijkheden met zich mee, maar het vergemakkelijkt de productie en vermindert de problemen rondom het recyclen van papier.

Bron: http://www.basf.nl/info/innovatief/20001124.html

Papier- en kartonindu-

strie bestaat uit produ-

cerende en verwerken-

de bedrijven

Kapitaalintensiteit

overheerst

Papier- en kartonindu-

strie relatief kleine in-

dustriële sector

Papier- en kartonindu-

strie gemiddeld innova-

tief

Procesinnovaties vooral

bij de papier- en kar-

tonproducerende be-

drijven

Vooral productinnova-

tie bij de verwerkende

bedrijven

Page 46: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

46

tabel 11 innovatieprofiel van de papier- en kartonindustrie voor ondernemingen

met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 26 9 72 nb 6 nb

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 2,1 1,8 2,3 1,2 0,6 1,5

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 0,3 0,3 0,4 0,2 0,1 0,3

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 1,1 1,6 1,0 2,4 1,5 2,7

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 0,6 1,2 0,4 2,0 1,2 2,3

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 nb nb nb nb nb nb

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 24 nb nb 28 17 49

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 5 nb nb 3 2 6

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 64 57 81 59 50 80

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 45 36 66 57 54 61

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 43 41 47 32 30 34

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 28 21 44 54 53 56

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 18 16 23 37 34 42

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 19 15 24

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 27 17 42 32 17 55

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 58 50 78 66 61 74

− waaronder met productinnovaties 85 79 94 80 77 83

− waaronder met procesinnovaties 88 92 81 83 75 96

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 69.690 53.030 77.080 74.110 56.010 82.220

aantal ondernemingen 1 220 160 60 230 155 75

aantal werknemers 1 24.940 7.660 17.280 24.800 7.680 17.130

productiewaarde in miljoenen euro's 2 4.770 1.140 3.630 5.200 1.320 3.880

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven aan een

verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS.

Page 47: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

47

Inzet van midde len voor innovat ie Papier- en kartonproducerende bedrijven zijn goed in het implementeren van procesin-novaties, maar minder goed in R&D. Voor de producerende bedrijven is het veel handi-

ger om kennis door middel van nieuwe machines in te kopen van toeleveranciers uit de machine- en apparatenindustrie. De papier- en kartonproducerende bedrijven kopen dus veel meer nieuwe technologieën dan dat zij zelf speurwerk en ontwikkeling verrich-

ten. De papier- en kartonverwerkers zijn door hun overheersende productinnovaties meer bezig met R&D dan de producerende bedrijven. Het grootbedrijf doet beduidend meer aan R&D dan het middenbedrijf. In 1999 had

bijna 72% van deze bedrijven eigen R&D-personeel in dienst. Dit is ruim boven het ge-middelde in de totale industrie. In het middenbedrijf bleef het percentage bedrijven met eigen R&D-personeel in 1999 steken op 9%, en in 2000 daalde het naar 6%. De lage

scores in het middenbedrijf komen waarschijnlijk doordat deze bedrijven vooral in op-dracht van klanten produceren. De bedrijven in de papier- en kartonindustrie hebben procentueel gezien wel minder R&D-medewerkers in dienst dan gemiddeld. De innova-

tie-uitgaven als percentage van de productiewaarde blijven in het grootbedrijf ook sterk achter bij die in de totale industrie. De uitgaven aan nieuwe machines zijn door de steeds toenemende kapitaalintensiteit van de papier- en kartonindustrie gestegen.

Het innova t ieproces Het percentage bedrijven in de papier- en kartonindustrie met niet-technologische ver-

nieuwingen ligt iets hoger dan het gemiddelde in de totale industrie. Dit percentage is tussen 1998 en 2000 wel iets gedaald. Het grootste deel van die daling werd veroor-zaakt door het grootbedrijf. Wel is het percentage bedrijven met niet-technologische

vernieuwingen in het grootbedrijf nog steeds hoger dan in het middenbedrijf. Op stra-tegie- en marketingaanpassingen scoort de papier- en kartonindustrie vrij gemiddeld. Steeds meer bedrijven in de papier- en kartonindustrie vallen onder grote (buitenlandse)

concerns. Dit brengt grote veranderingen met zich mee voor deze bedrijven. Vaak blijft er slechts één hoofdkantoor over en worden de locaties omgebouwd tot uitsluitend productielocaties. Dit zorgde voor een toename van het percentage bedrijven met reor-

ganisaties. De relatief lage aandacht voor esthetische productaanpassingen (tabel 11) komt door de aard van de producten van deze sector. Het alom bekende witte A4'tje lijkt de afge-

lopen niet veranderd te zijn, maar is absoluut niet meer hetzelfde als tien jaar geleden. Voor esthetische aanpassingen is de ruimte van nature beperkt.

Output van innovat ie Het middenbedrijf realiseerde de afgelopen jaren steeds meer innovaties, terwijl bij het grootbedrijf een lichte daling waarneembaar is. Het middenbedrijf in de papier- en kar-tonindustrie realiseerde meer innovaties dan middenbedrijven in de totale industrie. Het

percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties in het grootbedrijf bleef daarentegen achter op dat in de totale industrie. De laatste jaren is een verschuiving waarneembaar van productinnovatie in het grootbedrijf naar procesinnovaties. Het middenbedrijf laat

een omgekeerde beweging zien.

Conclus ie De papier- en kartonindustrie is een gemiddeld innovatieve sector. In de papier- en kar-

tonindustrie dient een onderscheid te worden gemaakt naar papier- en kartonproduce-rende bedrijven en papier- en kartonverwerkende bedrijven. De producenten van papier en karton richten zich vooral op procesinnovaties. In de papier- en kartonverwerkende

bedrijven ligt de nadruk op productinnovatie. Bij deze verwerkende bedrijven vindt de

Meeste R&D bij de pa-

pier- en kartonverwer-

kende bedrijven

Wel vaak maar niet

veel R&D-personeel in

het grootbedrijf

Gemiddelde aandacht

voor niet-

technologische ver-

nieuwingen

Steeds meer reorgani-

saties in de papier- en

kartonindustrie

Minder esthetische

productaanpassingen

Steeds meer gereali-

seerde innovaties in het

middenbedrijf

Page 48: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

48

meeste R&D plaats. Het middenbedrijf houdt zich nauwelijks met R&D bezig. De laatste jaren lag het percentage reorganisaties boven het gemiddelde.

Page 49: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

49

11 Grafische industrie

Structuur De grafische industrie is een van de grotere branches in het midden- en kleinbedrijf. De sector is in drie hoofdgroepen in te delen, namelijk de uitgeverijen, de drukkerijen en

de reproductie van opgenomen media. Door de toegenomen digitalisering van de bran-che en de op de veranderende marktvraag afgestemde productportfolio (bijvoorbeeld printing on demand) duidt de grafische industrie zichzelf aan als ‘grafimediabranche’.

De grens tussen de ICT- en de grafische sector is aan het vervagen. Kleinschaligheid overheerst in de grafische branche. Ruim 85% van de bedrijven heeft 20 of minder medewerkers1. In 2000 telde het middenbedrijf 1.000 ondernemingen,

terwijl het grootbedrijf door 90 bedrijven werd vertegenwoordigd. De kleine bedrijven zijn bijvoorbeeld de algemene en reclamedrukkerijen, boek- en tijdschriftenuitgeverijen, grafische reproductie- en afwerkbedrijven, en uitgeverijen van geluidsopnamen. De gro-

te bedrijven concentreren zich vooral in de tijdschriften- en formulierendrukkerijen en bij de uitgeverijen van dagbladen. Het middenbedrijf creëert ongeveer de helft van de werkgelegenheid in de grafische

industrie. In zowel het middenbedrijf als het grootbedrijf is een forse daling van het aantal werknemers waarneembaar. De 68.250 werknemers in de middelgrote en grote grafische bedrijven waren goed voor een productiewaarde van bijna 11 miljard euro

(tabel 12).

Innovat ie in de g raf i sche indust r ie Procesinnovaties domineren de grafische industrie. De machines en systemen krijgen

steeds meer mogelijkheden. De grafische sector is een turbulente sector. Het is nog niet zo lang geleden dat een technologische innovatie twintig jaar mee kon. Populair ge-zegd: de persen draaien nog wel, maar het hele voortraject is inmiddels geautomati-

seerd, en de ontwikkelingen staan niet stil.

De Gouden Z voor innovatie is door het KVGO (Koninklijk Verbond van Grafische On-dernemingen) in 1997 ingesteld om de grafimediabranche extra te stimuleren tot inno-vaties. Het KVGO heeft de Gouden Z Innovatie 2002 toegekend aan het project ‘Di-grastar-Model’. De projectnaam ‘Digrastar-Model’ is afgeleid van het Digitaal GRAfisch STAbiel Realisatie-Model. In Nederland hebben zeven bedrijven (Reed Business Informa-tion, BV&R Lithografen, TextLithoGroep, Roto Smeets Utrecht, Koninklijke Drukkerij G. J. Thieme, Senefelder Misset Doetinchem en ß+O Grafische Productie Advisering) met behulp van overheidssubsidie drie jaar samengewerkt om een drievoudig integere work-flow te ontwikkelen, vanaf de ontwerpfase tot en met de drukkerijproductie. Dankzij Digrastar kunnen creatieven hun ontwerp geheel in RGB maken en bewerken via Photoshop, zonder te letten op CMYK-vertalingen voor het drukken. De werking in een notendop: een speciaal ontwikkelde DGS Profiler controleert het document op digi-tale kwaliteit en stuurt de pagina’s via een snijformaatcontrole naar een desktop inkjet-proofer. Deze maakt een contractproef die rekening houdt met het drukprofiel van pers en papier. De complete drukvormen worden in het allerlaatste stadium overgezet van RGB naar CMYK, inclusief een laatste digitale controle op het hoogst mogelijke niveau. Zo doen zich geen verrassingen meer voor op de pers. Bron: KVGO.

1 Bron: Rabobank Cijfers&Trends 2002/2003.

Toenemende digitalise-

ring zorgt voor verva-

ging tussen ICT- en

grafische sector

Veelal kleinschaligheid

in grafische industrie

Middenbedrijf creëert

helft van de werkgele-

genheid

Procesinnovaties domi-

neren in grafische in-

dustrie

Page 50: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

50

De meest recente ontwikkeling is het digitale papier. Deze innovatie staat nog in de kinderschoenen, maar het kan snel uitgroeien tot een serieuze optie. Dit roept om een

vernieuwing van de bedrijfsstrategie waarbij creativiteit en visie belangrijke elementen zijn. Iedere technologische innovatie is een aanslag op de investeringen. De keuze is wachten op de volgende innovatie en achterlopen bij de concurrent die wel investeert

in de laatste productiemiddelen, of meedoen, met het gevaar dat de tijd van de ‘return on investment’ te kort is1.

In tabel 12 vindt u het samenvattende overzicht van het innovatieprofiel van het mid-

den- en grootbedrijf in de grafische industrie (SBI 22). Uit dit overzicht blijkt dat de in-novativiteit van de grafische industrie achterblijft op de meeste maatstaven bij het ge-middelde in de industrie (zie tabel 20, bijlage II).

tabel 12 innovatieprofiel van de grafische industrie voor ondernemingen met 10-

100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 9 8 29 6 5 17

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 1,0 0,8 1,2 0,5 0,6 0,3

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 1,7 2,9 0,9 0,8 1,4 0,4

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 1,3 2,5 0,5 0,5 0,9 0,2

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 0,1 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 5 nb nb 2 2 7

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 3 nb nb 1 1 2

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 71 70 83 48 46 80

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 47 45 62 71 74 54

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 44 42 60 46 49 29

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 40 39 53 37 32 73

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 22 22 25 30 31 22

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 17 17 20

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 16 14 26 17 16 30

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 57 55 71 44 42 63

− waaronder met productinnovaties 73 73 80 74 74 77

− waaronder met procesinnovaties 90 90 95 80 79 92

1 Bron: Graficus (2001), nr. 5 juli.

Innovativiteit blijft ach-

ter bij totale industrie

Page 51: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

51

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 88.010 68.280 106.590 92.170 71.280 111.850

aantal ondernemingen 1 1.175 1.085 90 1.090 1.000 90

aantal werknemers 1 69.120 33.520 35.600 68.250 33.110 35.150

productiewaarde in miljoenen euro's 2 9.860 3.770 6.090 10.890 4.290 6.600

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven aan een

verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS

Inzet van midde len voor innovat ie Bedrijven in de grafische industrie doen betrekkelijk weinig aan R&D. Slechts 6% van de bedrijven heeft eigen R&D-personeel in dienst tegen 19% bij de Nederlandse industrie als geheel. Door de nadruk binnen de grafische industrie op procesinnovaties, die vaak

grotendeels worden aangeleverd door de machine-industrie, blijft er een beperkte ruim-te over voor echte productinnovaties. Dit heeft tot gevolg dat bedrijven weinig geld uit-trekken voor de ontwikkeling van nieuwe producten, laat staan voor research. De uitga-

ven aan R&D en uitbesteed onderzoek als percentage van de productiewaarde zijn dan ook laag ten opzichte van die in de gehele industrie. Door de geringe investeringen in R&D worden over de gehele linie ook minder subsidies aangevraagd dan gemiddeld.

Opvallend zijn de bovengemiddelde investeringen in nieuwe machines. De totale inno-vatie-uitgaven zijn echter beperkt en laten een daling zien. Voor de komende jaren wordt een stijging verwacht. Dit heeft alles te maken met de snelle opmars van nieuwe

procestechnieken en nieuwe media in de grafische sector. Middelgrote grafische bedrij-ven schaffen regelmatig nieuwe machines aan die vaak geïntegreerd zijn met compu-ters, zoals ‘computer-to-plate apparatuur’. Hiermee is het mogelijk alle stappen die

voorafgaan aan het maken van de uiteindelijke drukplaat te vervangen door computer-bewerking. Gespecialiseerde machine- en apparatenbouwers leveren deze apparatuur.

Het innova t ieproces In de grafische branche ligt het percentage bedrijven met niet-technologische vernieu-wingen iets beneden het gemiddelde. Vergeleken met het eerste meetjaar concentreer-den minder bedrijven zich op niet-technologische vernieuwingen. Van oudsher heeft de

grafische industrie vanuit technologische ontwikkelingen geredeneerd. De komende ja-ren zal het bij innovatie meer om kennis en diensten gaan draaien1. Naar verwachting

zal het aandeel niet-technologische vernieuwingen de komende jaren gaan stijgen.

Rendabele bedrijven onderscheiden zich door onder andere een optimale beheersing van het bedrijfsproces. Het wordt daarbij steeds belangrijker dat bedrijven duidelijke strategische keuzes maken op grond van de eigen specifieke kernkwaliteiten en/of am-

1 Bron: Graficus (2001), nr. 5 juli.

Relatief weinig R&D in

grafische industrie

Bovengemiddelde in-

vesteringen in nieuwe

machines in midden-

bedrijf

Middenbedrijf besteedt

veel aandacht aan stra-

tegieaanpassingen

Page 52: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

52

bities1. Veel grafische ondernemingen realiseren zich dit en het aandeel bedrijven met

strategieaanpassingen is dan ook fors gestegen. Het percentage grote bedrijven in de

grafische industrie met marketingaanpassingen2 is aanzienlijk afgenomen tussen 1996

en 2000. De markt waarin de grote bedrijven, zoals krantendrukkerijen, zich begeven is klein. Het heeft geen enkele zin voor deze bedrijven om de strategie en de marketing voortdurend aan te passen bij een goedlopend concept.

De vervagende grenzen tussen de ICT- en de grafische sector zorgen voor een grote af-hankelijkheid van deze twee sectoren. Dit zal tot uiting komen in de vorm van samen-werking tussen ICT- en grafische bedrijven. Bovendien lopen grafische bedrijven die niet

met hun tijd meegaan het risico om te veranderen in organisaties die alleen op de knoppen mogen drukken om het proces aan te sturen. Om dat te voorkomen, kunnen ze beter proberen om een samenwerkingsverband aan te gaan3. Het aantal partnerships

is in 2000 dan ook licht toegenomen, maar het percentage innovatoren dat een part-nership is aangegaan blijft nu nog wel achter bij dat in de totale industrie.

Output van innovat ie In de grafische industrie is het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties tussen 1996 en 2000 gedaald. Het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties was in het eerste meetjaar nog vergelijkbaar met dat in de totale industrie, maar in het tweede

meetjaar dook dit percentage beneden het industriegemiddelde. In tegenstelling tot de totale industrie ligt de nadruk in de grafische industrie op gerealiseerde procesinnova-ties. Toch is het aantal gerealiseerde procesinnovaties in zowel het middenbedrijf als het

grootbedrijf gedaald.

Conclus ie De grafische industrie is een van de grootste takken van de industrie. Kenmerkend voor

de grafische sector is de kleinschaligheid van de ondernemingen. De laatste jaren is de grens tussen de ICT- en de grafische sector behoorlijk vervaagd. Grafische bedrijven spreken dan ook vaak over de grafimediabranche. In vergelijking met de totale industrie

is de grafische industrie een matig innovatieve sector. De innovativiteit is tussen 1998 en 2000 bovendien gedaald. Op vele maatstaven ligt de score benedengemiddeld. De grafische bedrijven leggen zich vooral toe op procesinnovaties. De innovaties volgen

elkaar snel op waardoor grafische bedrijven genoodzaakt zijn om een goede strategie te kiezen. Door de beperkte ruimte voor productinnovaties vindt nauwelijks R&D plaats in de grafimediabranche.

1 Bron: Rabobank Cijfers&Trends 2002/2003.

2 Deze daling kan waarschijnlijk voor een belangrijk deel worden toegeschreven aan een verandering in de vraagstelling (Zie bijlage V Innovatiemaatstaven bronnen data), De daling bij het grootbedrijf is echter van dien aard dat er ook bij een gelijkgebleven vraagstelling een flinke daling zichtbaar zou zijn geweest.

3 Bron: Graficus (2003), nr. 3.

Lichte toename aantal

partnerships

Aantal gerealiseerde

innovaties daalt in de

grafische industrie

Page 53: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

53

12 Aardolie-industrie

Structuur De aardolie-industrie bestaat uit aardolieraffinaderijen en andere aardolieverwerkende bedrijven, met uitzondering van de petrochemische industrie. Het gaat om 15 onder-

nemingen die goed zijn voor een werkgelegenheid van circa 5.780 personen. Dit is bij uitstek een grootschalige en kapitaalintensieve bedrijfstak. De productiewaarde komt voor 98% voor rekening van het grootbedrijf, de werkgelegenheid voor meer dan 90%.

Deze grootbedrijven zijn zeer grote multinationale ondernemingen, waarvan de activi-teiten zich uitstrekken buiten het gebied van raffinage en andere aardolieverwerking. Zo vallen ook de winning van aardolie en de distributie van benzine via benzinestations

onder het activiteitenpakket van deze bedrijven. Als de structuurkenmerken uit tabel 13 worden afgezet tegen die van de totale indu-strie, kan worden geconstateerd dat tegenover een gering aantal ondernemingen en

een gering aandeel in de werkgelegenheid, een productiewaarde staat van meer dan 22 miljard euro, en de hoogste arbeidsproductiviteit van de hele industrie. Hierbij moet nog wel worden opgemerkt dat de productiewaarde en de arbeidsproductiviteit in deze sec-

tor sterk afhankelijk zijn van de olieprijs. Hierdoor kan een vrij wisselvallig beeld ont-staan bij innovatiemaatstaven die worden uitgedrukt als percentage van de productie-waarde.

Innovat ie in de aardol ie - indust r ie De aardolie-industrie is zeer actief op het gebied van innovatie. De afgelopen decennia

hebben zich belangrijke ontwikkelingen voorgedaan op de volgende gebieden: − de aansturing en beheersing van het productieproces (proces control): Het streven

naar optimalisering van processen en toenemende kosten van de factor arbeid zijn

een enorme drijfveer geweest voor automatisering van processen. Daarmee is de arbeid steeds hoogwaardiger geworden.

− milieu: De kennis en kunde van milieu bij de maatschappijen is verdiept.

− productkwaliteit: Deze wordt gedreven door milieuoverwegingen en door de wens een beter product te maken. Shell Pura is bijvoorbeeld daadwerkelijk een beter product (zie onderstaand kader). In het lab van Q8 is men bezig te onderzoeken

hoe benzine beter verbrand kan worden en hoe men deeltjes uit de diesel kan ha-len zodat deze schoner en beter is.

− katalyse: Katalyse versnelt het raffinageproces waardoor dit sneller en efficiënter

verloopt en betere producten oplevert. In tabel 13 vindt u het samenvattende overzicht van het innovatieprofiel van het mid-

den- en grootbedrijf in de aardolie-industrie (SBI 23).

Sinds maart 2000 heeft Shell Nederland Verkoopmaatschappij B.V. een nieuwe benzine

in het assortiment: Shell Pura. Dit is een verder ontwikkelde benzine, die minder veront-reinigende stoffen bevat dan andere benzines. Dus is deze brandstof beter voor het mi-lieu en ook beter voor de motor. Het product is het alternatief voor de standaard Euro

95 kwaliteit en voorziet in een vraag van bewuste automobilisten, die in hun rijgedrag willen bijdragen aan een beter milieu. Bron: www.pura.nl

De aardolie-industrie

gedomineerd door

grootbedrijf en interna-

tionaal georiënteerd

Productiewaarde sterk

afhankelijk van olieprijs

Page 54: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

54

tabel 13 innovatieprofiel van de aardolie-industrie voor ondernemingen met 10-100

werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 40 nb nb nb nb nb

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 10,0 nb nb 10,5 nb nb

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productie-

waarde 1 0,3 nb nb 0,1 nb nb

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 1,9 2,8 1,9 0,2 0,3 0,2

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 1,3 2,4 1,2 0,0 0,0 0,0

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productie-

waarde 2 0,1 0,0 0,1 0,1 0,0 0,1

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 44 nb nb 60 33 100

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 14 nb nb 7 0 17

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 67 52 85 63 87 14

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 52 42 63 71 68 100

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 41 33 50 15 8 100

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 56 52 63 85 84 100

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 30 12 50 14 15 0

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 57 62 0

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 46 48 44 51 21 71

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 89 82 100 73 56 100

− waaronder met productinnovaties 82 78 87 100 100 100

− waaronder met procesinnovaties 66 74 57 76 61 86

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 432.670 132.150 463.710 1.142.800 233.210 1.232.190

aantal ondernemingen 1 20 10 11 15 9 6

aantal werknemers 1 6.140 580 5.560 5.780 520 5.260

productiewaarde in miljoenen euro's 2 12.170 210 11.960 22.120 370 21.740

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven aan een

verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS.

Page 55: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

55

Inzet van midde len voor innovat ie De uitgaven aan R&D, innovatie en nieuwe machines in de aardolie-industrie lijken in eerste instantie laag vergeleken bij het gemiddelde van de gehele industrie (zie tabel

20, bijlage II). Hierbij moet worden aangetekend dat R&D in de aardolie-industrie in sterke mate te maken heeft met globalisering. Van de grote zes1 verrichten alleen Shell

en Q8 R&D in Nederland. De overige vier (Nederlandse vestingen van buitenlandse mul-

tinationals) verrichten R&D in respectievelijk Frankrijk, de VS en Engeland. Anderzijds geldt dat het aantal R&D-medewerkers hoog is in de aardolie-industrie, evenals het gebruik van technologiesubsidies (zowel nationaal als Europees). De bedrij-

ven die in Nederland actief zijn op het gebied van innovatie en R&D zijn zeer innovatief. Verder valt op dat de uitgaven aan nieuwe machines in de periode 1998-2000 sterk zijn gedaald. Dit kan evenwel niet meteen opgevat worden als een indicatie van verminder-

de investeringen. Volgens een vertegenwoordiger van de brancheorganisatie is de peri-ode 1998-2000 hiervoor te kort. De investeringscycli van de grote oliemaatschappijen strekken zich uit over 15 jaar. De lage waarden in 2000 kunnen het gevolg zijn van rela-

tief hoge uitgaven in het jaar daarvoor.

Het innova t ieproces Met betrekking tot niet-technologische vernieuwingen hebben er in de periode 1998-

2000 veel strategieaanpassingen, marketingaanpassingen (in het grootbedrijf) en reor-ganisaties plaatsgevonden in de aardolie-industrie. Deze zijn als volgt te verklaren: − strategieaanpassingen. Deze worden gedreven door het streven naar betere en

schonere producten, en het streven naar kostenverlaging. Ook spelen hierbij ont-wikkelingen op het gebied van centralisatie versus decentralisatie.

− marketing. De bedrijven zijn bezig met een inschatting van wat de consument be-

langrijk vindt. De grote 5 zijn bezig met schonere producten. Anderzijds richt een aantal kleinere bedrijven zich vooral op laagwaardige en daarmee goedkope pro-ducten (Tango). Een derde trend is dat veel benzinestations gemakswinkels worden.

Zo verkopen Shell stations de meeste belegde broodjes in Nederland. − reorganisaties. Bedrijven staan onder druk van milieuwetgeving. Ofschoon hiervoor

nog geen concrete aanwijzingen zijn, is het volgens een vertegenwoordiger van de

brancheorganisatie niet onmogelijk dat een van de maatschappijen in de toekomst besluit tot verplaatsing van de raffinage naar het buitenland. Verder speelt wat be-treft de reorganisaties natuurlijk ook mee dat oliemaatschappijen vrijwel allemaal

grote beursgenoteerde ondernemingen zijn. Om beleggers tevreden te houden met een positieve ontwikkeling van het bedrijfsresultaat is een optimale organisatie van het bedrijf nodig.

Output van innovat ie De aardolie-industrie is zeer innovatief wat gerealiseerde innovaties betreft. Zowel het percentage bedrijven met productinnovatie als het percentage bedrijven met procesin-

novatie is hoger dan het gemiddelde voor de hele industrie. Wel is het percentage be-drijven met procesinnovaties tussen 1998 en 2000 gedaald.

Conclus ie De aardolie-industrie is een innovatieve industrie. Dit komt vooral tot uitdrukking in de output. Zowel het percentage bedrijven met productinnovatie als het percentage bedrij-ven met procesinnovatie is hoger dan het gemiddelde voor de hele industrie, en er doen

1 Total, Shell, ESSO, Chevron/Texaco, BP en Q8.

Van de 6 multinatio-

nals verrichten er 2

R&D in Nederland

Aantal R&D-

medewerkers is hoog

evenals gebruik tech-

nologiesubsidies

Veel strategieaanpas-

singen, marketingaan-

passingen en reorgani-

saties

Aardolie-industrie is

innovatief, zowel wat

betreft product- als

procesinnovatie

De aardolie-industrie is

een innovatieve indu-

strie

Page 56: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

56

zich op diverse fronten ontwikkelingen voor. Op de meeste innovatiemaatstaven heeft zich tussen 1998 en 2000 wel een daling voorgedaan. Bij de voor innovatie ingezette

middelen is deze daling echter vooral een gevolg van de sterke stijging van de produc-tiewaarde. Ook is de aardolie-industrie dynamisch op een aantal organisatorische aspecten. Zo vin-

den er veel strategieaanpassingen, marketingaanpassingen (in het grootbedrijf) en reor-ganisaties plaats. De aardolie-industrie is een bij uitstek een internationaal georiënteerde bedrijfstak. Dit

betekent mede dat innovatie en R&D in belangrijke mate buiten Nederland worden ver-richt.

Page 57: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

57

13 Chemische industrie

Structuur De chemische industrie wordt gedomineerd door het grootbedrijf in de basischemie en in de productie van verf, kunststoffen en geneesmiddelen: grote bedrijven nemen meer

dan 80% van de werkgelegenheid en de productiewaarde voor hun rekening. Het mid-denbedrijf in de chemie bestaat voor het grootste deel uit makers van verf, lak en drukinkt (de grootste subgroep), van farmaceutische producten, van zeep, was- en an-

dere reinigingsmiddelen, en van parfums en cosmetica. Het gaat in de chemische industrie blijkens tabel 14 om 390 ondernemingen die samen ongeveer 66.880 werknemers in dienst hebben, en in 2000 een productiewaarde reali-

seren van 34 miljard euro. De arbeidsproductiviteit in de chemische industrie is in 2000 toegenomen.

Innovat ie in de chemische indust r ie Mede onder druk van milieuwetgeving, internationale concurrentie en fluctuerende grondstofprijzen, besteedt de chemische industrie veel aandacht aan innovatie. Er wor-

den steeds weer nieuwe en andere producten ontwikkeld met een hoge toegevoegde waarde.

Voorbeelden van innovaties in de chemische industrie zijn o.a.: − Uitbreiding grondstofproductie voor de (super)sterke Twaron-vezel (Teijin Twaron) − Nieuw antitrombosemiddel (Arixtra) van Organon (Akzo Nobel)

− Nieuwe hersteldrank voor sporters van DSM − Nieuwe watergedragen blanke lak voor autoschadeherstel (Akzo Nobel) − Nieuw ingrediënt voor varkensvoer (VevoVitall) dat afgifte van ammoniak via var-

kensurine vermindert (DSM) Bron: Knipselkrant www.vnci.nl

In tabel 14 vindt u het samenvattende overzicht van het innovatieprofiel van het mid-den- en grootbedrijf in de chemische industrie (SBI 24).

Page 58: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

58

tabel 14 innovatieprofiel van de chemische industrie voor ondernemingen met 10-

100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 53 nb nb 49 nb nb

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 13,8 nb nb 12,3 nb nb

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 3,4 nb nb 2,6 nb nb

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 5,0 1,0 5,9 3,7 0,7 4,4

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 0,7 0,3 0,7 0,2 0,2 0,2

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 0,7 0,1 0,9 0,6 0,1 0,8

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 60 nb nb 50 42 61

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 11 nb nb 8 3 16

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 80 82 78 67 59 84

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 60 64 53 67 66 67

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 58 64 48 34 36 30

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 45 43 49 45 35 57

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 23 22 24 31 34 28

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 32 37 26

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 45 38 61 40 31 56

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 83 83 82 79 76 83

− waaronder met productinnovaties 97 99 95 95 99 88

− waaronder met procesinnovaties 78 79 83 69 63 79

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 106.570 83.300 110.760 118.030 99.410 121.400

aantal ondernemingen 1 370 235 135 390 240 150

aantal werknemers 1 66.460 10.130 56.330 66.880 10.240 56.640

productiewaarde in miljoenen euro's 2 26.290 4.700 21.590 33.950 6.220 27.730

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven aan een

verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS.

Page 59: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

59

Inzet van midde len voor innovat ie De chemische industrie is een van de meest innovatieve bedrijfstakken binnen de Neder-landse industrie (zie tabel 21, bijlage III). De chemische industrie is kennisintensiever en

specialistischer, en maakt meer gebruik van hoger opgeleiden dan de gemiddelde indu-strie (tabel 20, bijlage II). De chemische industrie wordt in vergelijking met de totale in-dustrie gekenmerkt door hogere percentages bedrijven met eigen R&D-personeel en

meer uitgaven aan R&D en uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde. Van de ‘grote 5’ op het gebied van R&D in Nederland behoren er twee tot de chemische in-dustrie. Akzo Nobel doet na Philips het meeste aan onderzoek in Nederland. DSM komt

op de vijfde plaats.1

Het percentage chemiebedrijven dat van Nederlandse technologiesubsidies gebruik maakt is 2x zo groot is als van de totale industrie.

Uit de cijfers in tabel 14 blijkt dat de uitgaven aan nieuwe machines als percentage van de productiewaarde in de chemische industrie achterblijven bij het industriegemiddelde. In absolute zin echter liggen investeringen in de chemische industrie sinds 1998 boven

de 1,8 miljard euro, ofwel een kwart van de industriële investeringen in Nederland. De inputmaatstaven laten een daling zien in 2000, met als belangrijke uitzondering uit-gaven aan R&D en uitbesteed onderzoek. Deze maatstaven nemen toe. Dit impliceert

dat bedrijven zich meer toeleggen op R&D om een hogere toegevoegde waarde voor afnemers te garanderen.

Het innova t ieproces De chemische industrie heeft een hoger percentage bedrijven met niet-technologische vernieuwingen. Met name het percentage bedrijven met strategieaanpassingen is bo-vengemiddeld. Wel is dit percentage afgenomen in de periode 1998-2000. Het boven-

gemiddelde aantal strategieaanpassingen in de chemische industrie is onder andere een gevolg van fluctuaties in de olieprijs. Ruwe olie is de belangrijkste grondstof voor de chemische industrie.

In de chemische industrie wordt vaak samengewerkt op het gebied van innovatie. Het Topinstituut Polymeren, een strategische alliantie tussen industrie en universiteiten met medefinanciering van het Ministerie van Economische Zaken, is een voorbeeld van een

dergelijk partnership. Begin 2001 is er een nieuwe vorm van publiek-private samenwer-king toegevoegd aan de topinstituten, namelijk een onderzoeksprogramma voor duur-zame katalyse (ACTS).

Output van innovat ie De chemische industrie heeft een bovengemiddelde score wat betreft het aantal bedrij-ven met gerealiseerde innovaties. Hierbij valt op dat het middenbedrijf goed scoort met

betrekking tot productinnovaties, en het grootbedrijf met betrekking tot procesinnova-ties. Bij kleinere bedrijven in de chemische industrie ligt minder dan bij de grote het ac-cent op continuproductie, en daarmee op investeringen in procesinnovatie. Het percen-

tage bedrijven met productinnovaties ligt in het middenbedrijf boven het gemiddelde van de totale industrie. Het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties is in de periode 1998-2000 overigens wel gedaald ten opzichte van de periode 1996-1998. Dit

geldt zowel voor product- als procesinnovaties. Deze ontwikkeling wordt in de hand gewerkt door minder gunstige conjuncturele vooruitzichten.

1 VNCI, Jaarverslag 2001, Leidschendam.

Chemie boven gemid-

delde wat betreft be-

drijven met R&D-

personeel en innovatie-

uitgaven

Veel gebruik van tech-

nologiesubsidies

Daling op meeste in-

putmaatstaven, uitga-

ven aan onderzoek

nemen toe

Veel bedrijven met

strategieaanpassingen.

Mogelijk reactie op

stijging olieprijs 1999-

2000

Veel samenwerking in

chemie, onder meer

publiek-private sa-

menwerking

Chemie scoort boven-

gemiddeld wat betreft

bedrijven met gereali-

seerde innovaties

Page 60: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

60

Conclus ie De chemie behoort tot de meest innovatieve bedrijfstakken in Nederland. De chemische industrie doet meer aan innovatie en R&D, maakt meer gebruik van (m.n. Nederlandse)

technologiesubsidies en kent een hoger percentage innovatoren met partnerships (on-der meer publiek-privaat). De chemische industrie heeft bovendien een aanzienlijk ho-ger percentage bedrijven met gerealiseerde proces- en productinnovaties dan de gehele

industrie. Op het gebied van niet-technologische vernieuwing ligt met name het percentage be-drijven met strategieaanpassingen boven het gemiddelde. Deze aanpassingen zijn mo-

gelijk een reactie op olieprijsstijgingen in de periode 1999-2000. De uitgaven aan nieuwe machines bleven in 2000 achter bij het industriegemiddelde. Grootschaligheid werkt dit in de hand. In absolute zin echter liggen investeringen in de

chemische industrie sinds 1998 boven de 1,8 miljard euro, ofwel een kwart van de in-dustriële investeringen in Nederland. De meeste inputmaatstaven laten een daling zien, maar de uitgaven aan R&D met eigen

personeel en de uitgaven aan uitbesteed onderzoek nemen toe. Ook het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties is in de periode 1998-2000 gedaald ten opzichte van de periode 1996-1998.

De chemie behoort tot

de meest innovatieve

bedrijfstakken in Ne-

derland

Daling in middelen

voor innovatie, m.u.v.

uitgaven aan eigen en

uitbestede R&D

Page 61: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

61

14 Rubber- en kunststofindustrie

Structuur De rubber- en kunststofindustrie is bij uitstek een industrietak van het midden- en kleinbedrijf. Bijna 9 van de 10 bedrijven hebben minder dan 50 werknemers in dienst.

Rubber- en kunststofbedrijven in Nederland begeven zich met hun activiteiten in diverse branches. Ongeveer een derde van de bedrijven is actief op het gebied van toelevering. Dat betreft niet alleen de vervaardiging van technische onderdelen, maar ook van ande-

re componenten die uiteindelijk worden afgezet aan industriële bedrijven. Daarnaast richt ca. 20% van de rubber- en kunststofindustrie zich op de verpakkingsbranche, eveneens 20% van de bedrijven is actief in de bouw en nog eens 20% fabriceert con-

sumentenproducten. De resterende 7% is actief op andere sectoren.1 De 475 middelgrote en grote ondernemingen in deze bedrijfstak zijn goed voor een werkgelegenheid van ongeveer 29.980 personen, en voor een productiewaarde van 5,6

miljard euro. De werkgelegenheid is in 2000 gedaald ten opzichte van 1999. Deson-danks is de werkgelegenheid in de kunststofverwerking sinds 1996 gegroeid. In 5 jaar kwamen er ca. 4.000 banen bij (tabel 15).

De industrie heeft te maken met een aantal ontwikkelingen waardoor het aantal bedrij-ven in het tweede jaar is gedaald:

− schaalvergroting − verplaatsing naar het buitenland.

Met name kleine bedrijven (minder dan 20 werknemers) zijn weggevallen.2 De arbeids-

productiviteit is toegenomen in 2000. Bedrijven investeren in processen en ‘hardware’ omdat de marges onder druk staan. De arbeidsproductiviteit was internationaal gezien

relatief laag. Er is dus sprake van een inhaalslag ten opzichte van het buitenland.

Innovat ie in de rubber- en kunst stof indust r ie Innovaties in de rubber- en kunststofverwerkende industrie hebben enerzijds betrekking

op nieuwe toepassingen van bestaande producten en materialen3. Kunststoffen worden in toenemende mate gebruikt in de gezondheidszorg, het transport en de bouw. De moderne gezondheidszorg maakt op grote schaal gebruik van kunststof, bijvoorbeeld

de flexibele buizen en slangen voor een infuus, injectiespuiten, hechtgaren, pleisters, contactlenzen, hartkleppen en kunstknieën. Men verwacht zelfs dat er uiteindelijk com-plete kunststof organen zullen komen. De auto-industrie heeft weer een heel andere

reden om kunststof en rubber te gebruiken: verlaging van het gewicht van de auto,4 terugdringing van het brandstofgebruik en vergroting van de veiligheid. Kunststof com-posieten zijn bovendien interessant als constructiemateriaal. Kunststof materialen zijn

inmiddels zo sterk dat er op verschillende plaatsen in de wereld zelfs kunststofbruggen

1 www.nrk.nl

2 www.nrk.nl

3 De onderstaande voorbeelden zijn afkomstig van www.nrk.nl

4 Een bedrijf in Friesland is er bijvoorbeeld in geslaagd om kunststof vrachtwagen velgen te maken. Vergeleken met een stalen velg scheelt dat per wiel maar liefst 32 kilo.

Industrietak van het

midden- en kleinbedrijf

Activiteiten in diverse

branches

Aantal bedrijven ge-

daald door schaalver-

groting en verplaatsing

naar buitenland

Page 62: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

62

zijn gebouwd. In Groot-Brittannië staat bijvoorbeeld een plastic verkeersbrug, die voer-tuigen van 38 ton kan dragen.

Daarnaast hebben innovaties in de rubber- en kunststofverwerkende industrie betrek-king op de ontwikkeling van nieuwe materialen. Zo zijn er kunststoffen ontwikkeld die elektriciteit kunnen geleiden, licht geven of die geschikt zijn als membraanfilters. De

chemische industrie maakt inmiddels veel gebruik van dergelijke geavanceerde kunst-stofmembranen, bijvoorbeeld bij de zuivering van afvalwater. Nog in ontwikkeling is een nieuw kneedbaar zogenaamd composiet materiaal. Het gaat om een kunststof (PET,

hetzelfde materiaal waar PET-flessen van worden gemaakt) gemengd met koolstofvezel-tjes. Dat levert een heel sterk materiaal op dat stalen of aluminium structuurdelen zou kunnen vervangen.

De kunststofdakkapel van Ubbink uit Doesburg is een succes in de bouw. Binnen een dag is het mogelijk een prefab-polyesterdakkapel te monteren.

Aan de basis van dit geslaagde product ligt een stevig marktonderzoek en een gedegen keuze voor partners in de keten. De heer A. Pes van Ubbink: "Het product is ontwikkeld in samenwerking met TNO-Bouw en de toeleverende industrie. Het concept is over het

hele traject uitontwikkeld, van de milieuvriendelijke RPM polyestervormtechnologie tot de bok waarop de kapel geleverd wordt. De bok is integraal onderdeel geworden van het product. Het is niet alleen een hulpmiddel voor veilig transport maar ook verrijdbaar

en functioneel bij het op haar plaats tillen van de kapel." Als geen ander wist Ubbink dat een product in de bouw alleen kans van slagen heeft als alle ketenpartners betrokken zijn bij de ontwikkeling. Een grondige inventarisatie als

basis bracht leveranciers, aannemers, bouwmaterialenhandel, logistiek en mogelijke verkoopkanalen in kaart, waarna een strenge selectie plaatsvond. Belangrijk voor het succes van het product is de snelheid van levering en plaatsing. Uit

voorraad leverbaar en onderhoudsvriendelijk zijn eveneens unieke verkoopargumenten waarmee consumenten en woningbouwcorporaties over de streep worden getrokken. Bron: NRK.

In tabel 15 vindt u het samenvattende overzicht van het innovatieprofiel van het mid-

den- en grootbedrijf in de rubber- en kunststofindustrie (SBI 25).

tabel 15 innovatieprofiel van de rubber- en kunststofindustrie voor ondernemingen

met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 32 25 75 26 20 60

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 4,6 4,1 5,0 2,2 2,2 2,3

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 0,9 0,5 1,1 0,5 0,6 0,5

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 2,2 2,1 2,4 1,6 1,4 1,7

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 1,0 1,2 0,8 0,8 0,5 1,0

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0 0,1

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 47 nb nb 31 26 58

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 1 nb nb 8 5 19

Page 63: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

63

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 71 66 93 58 53 88

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 47 42 73 63 65 56

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 49 47 64 45 46 41

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 33 32 34 43 41 52

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 23 22 26 26 24 31

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 33 31 41

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 24 16 57 31 33 25

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 72 68 96 68 65 87

waaronder met productinnovaties 97 96 100 90 87 97

waaronder met procesinnovaties 75 74 81 76 76 79

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 62.330 55.230 69.320 69.717 62.700 76.500

aantal ondernemingen 1 495 420 75 475 400 75

aantal werknemers 1 30.690 15.220 15.460 29.980 14.675 15.300

productiewaarde in miljoenen euro's 2 4.730 2.280 2.460 5.650 2.620 3.030

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven aan een

verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS.

Inzet van midde len voor innovat ie Wanneer we tabel 15 vergelijken met het innovatieprofiel van de totale industrie (tabel 20, bijlage II) blijkt dat relatief veel bedrijven in het kunststofverwerkend middenbedrijf R&D verrichten, maar minder bedrijven veel R&D-personeel hebben. Dit wijst erop dat

R&D in het kunststofverwerkend middenbedrijf op kleine schaal gebeurt. Dit sluit aan bij de opmerkingen in de inleiding dat de rubber- en kunststofindustrie bij uitstek een industrietak van het midden- en kleinbedrijf is.

De uitgaven aan innovatie en R&D door het kunststofverwerkend middenbedrijf zijn hoger dan het industriegemiddelde. De R&D-uitgaven zijn in 2000 bovendien gestegen. Deze gegevens duiden erop dat het middenbedrijf in de rubber- en kunststofindustrie

volop bezig is met innoveren. Een bedrijfstaktoets uit 1999 concludeerde onder meer dat de innovativiteit van de rubber- en kunststofindustrie omhoog kon. De bovenstaan-de gegevens impliceren dat de bedrijven invulling geven aan de aanbevelingen. Dit

geldt echter veel minder voor investeringen in nieuwe machines. De uitgaven aan nieu-we machines in het kunststofverwerkend middenbedrijf zijn gedaald (van 1,2% in het eerste jaar naar 0,5% in het tweede) en liggen in 2000 zelfs onder het gemiddelde voor

het industrieel middenbedrijf. Het kunststofverwerkend grootbedrijf daarentegen geeft

R&D in middenbedrijf

op kleine schaal

Middenbedrijf volop

bezig met innoveren

maar investeert minder

in nieuwe machines

Page 64: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

64

wel meer uit aan nieuwe machines dan het industrieel grootbedrijf. Bovendien neemt het aandeel toe in 2000.

Bekijken we de inputindicatoren in hun geheel, dan geven deze in veel gevallen blijk van een dalende trend. De rubber- en kunststofindustrie heeft de afgelopen periode te maken gehad met een aantal ontwikkelingen die de dalingen kunnen verklaren:

− bij grote bedrijven ziet men een concentratie. Productie-units worden tegen het licht gehouden en samengevoegd. Dit heeft schaalvergroting tot gevolg

− geografische verschuivingen. R&D-centra worden naar het buitenland verplaatst

waar concentratie plaatsvindt − focus op core-activiteiten. ‘Make or buy’ beslissingen hebben tot gevolg dat activi-

teiten worden uitbesteed en onderdelen worden verzelfstandigd

Opvallend tot slot is het verhoudingsgewijs grote beroep dat kunststof- en rubberver-werkers doen op technologiesubsidies. Zowel het percentage bedrijven met gebruik van

nationale subsidies als het percentage bedrijven met gebruik van Europese subsidies is bovengemiddeld. Dit wijst erop dat kunststof- en rubberverwerkende bedrijven hun weg weten te vinden naar subsidieverstrekkers.

Het innova t ieproces In de rubber- en kunststofindustrie passen meer bedrijven dan gemiddeld hun marke-ting aan. In het kunststofverwerkende middenbedrijf passen daarnaast ook meer bedrij-

ven dan gemiddeld in de hele industrie hun strategie aan. De rubber- en kunststofindu-strie heeft te maken met een piek in de grondstofprijzen voor kunststof producten in 1999. Bovendien heeft de rubber- en kunststoffenindustrie te maken met sterke inter-

nationale concurrentie van lage lonen landen. Opvallend is dat strategieaanpassingen in het kunststofverwerkende middenbedrijf sterk zijn toegenomen in de periode 1998-2000 en dat strategieaanpassingen in het kunststofverwerkende grootbedrijf sterk zijn

afgenomen. Er is hier wellicht sprake van een faseverschil. Het grootbedrijf ervaart meer tucht van de markt en past zijn strategieën aan in de periode 1996-1998. Een voorbeeld is het naar het buitenland verplaatsen van (delen van) de onderneming. In 1998-2000 is

het grootbedrijf klaar met het zich aanpassen aan de markt en is de strategie intern vastgelegd. Het middenbedrijf zit dan nog in de eerdere fase. Deze bedrijven ervaren de ontwikkelingen in de markt en oriënteren zich.

De rubber- en kunststofverwerkende industrie onderscheidt zich wat partnerships be-treft positief van het industriegemiddelde. Opvallend is wel dat er een omkering heeft plaatsgevonden tussen het middenbedrijf en het grootbedrijf. In de periode 1996-1998

heeft het kunststofverwerkend grootbedrijf een bovengemiddelde score op het aantal innovatoren met partnerships, terwijl het middenbedrijf onder het gemiddelde voor de hele industrie zit. In 1998-2000 is de situatie omgekeerd. De daling in het aantal inno-

vatoren in het grootbedrijf dat partnerships aangaat kan onder andere verklaard wor-den door de verplaatsing van productie en R&D naar het buitenland (zie onder input). Het middenbedrijf is wellicht nog met een inhaalslag bezig.

Er zijn veel bedrijven met esthetische productaanpassingen in de rubber- en kunststof-verwerkende industrie. Dit geldt in eerste instantie voor het grootbedrijf. Naar verwach-ting zal het percentage in het middenbedrijf in de toekomst even groot worden. Esthe-

tische productaanpassingen zijn namelijk een belangrijke trend. Het gaat om de wens van de consument.

Dalende trends in in-

put. Oorzaken: concen-

tratie, verplaatsing naar

het buitenland en fo-

cus op core-activiteiten

Groot beroep op tech-

nologiesubsidies

Veel strategieaanpas-

singen in middenbedrijf

door tucht van de

markt

Faseverschil met groot-

bedrijf dat strategie al

eerder heeft aangepast

Veel partnerships in

kunststofverwerking,

middenbedrijf met in-

haalslag bezig

Veel esthetische pro-

ductaanpassingen. Zal

nog toenemen in mid-

denbedrijf

Page 65: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

65

Output van innovat ie De score van het middenbedrijf in de rubber- en kunststofverwerkende industrie op de gehanteerde outputmaatstaven is overwegend positief. Het percentage bedrijven dat

innovaties heeft gerealiseerd, ligt boven het industriegemiddelde. Dit geldt voor zowel product- als procesinnovaties. Wel is dit percentage gedaald in de periode 1998-2000. Het sterkst was de daling in het grootbedrijf. In het middenbedrijf bleef het percentage

bedrijven met procesinnovaties nog vrij constant, maar het percentage bedrijven met productinnovaties daalde met iets meer dan 13%.

Conclus ie De rubber- en kunststofindustrie is bij uitstek een industrietak van het midden- en kleinbedrijf. Wat betreft middelen voor innovatie is het kunststofverwerkende midden-

bedrijf veelal innovatiever dan gemiddeld. De uitgaven voor innovatie en R&D van het kunststofverwerkende middenbedrijf zijn hoog, en bovendien doen relatief veel bedrij-ven aan R&D. Wel is het zo dat R&D op kleine schaal gebeurt en dat het kunststofver-

werkende middenbedrijf minder investeert in nieuwe machines. De kunststofverwer-kende industrie (midden- en grootbedrijf) maakt veel gebruik van technologiesubsidies. Ook is de rubber- en kunststofindustrie dynamisch op een aantal organisatorische as-

pecten. Zo vinden er veel marketingaanpassingen en in het middenbedrijf veel strate-gieaanpassingen plaats. Het percentage kunststofverwerkende bedrijven dat innovaties heeft gerealiseerd ligt boven het industriegemiddelde. Dit geldt voor zowel product- als

procesinnovaties. Veel input- en outputindicatoren (midden- en grootbedrijf) geven blijk van een dalende trend. Concentratie bij grote bedrijven, verplaatsing van productie en R&D naar het bui-

tenland en focus op core-activiteiten vormen een verklaring voor deze dalingen.

De kunststofverwer-

kende industrie is inno-

vatief, zowel wat be-

treft product- als pro-

cesinnovaties

Page 66: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 67: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

67

15 Basismetaal- en metaalproductenindustrie

Structuur De basismetaalindustrie bestaat hoofdzakelijk uit grootschalige vervaardigers van staal en aluminium. In tegenstelling tot de basismetaalindustrie overheerst kleinschaligheid in

de metaalproductenindustrie. De ruim 1.700 bedrijven in het middenbedrijf zijn bijna allemaal actief in de metaalproductenindustrie. De bedrijven in de metaalproductenin-dustrie zijn voornamelijk toeleveranciers van metaalproducten die produceren op speci-

ficatie van afnemers. Dit zijn de zogenoemde ‘jobbers’. Het gaat daarbij om bijvoor-beeld constructiebedrijven, lasinrichtingen, oppervlaktebehandelingsbedrijven, smede-rijen, gereedschaps- en matrijzenmakers, en tank- en reservoirbouwers.

Het aantal bedrijven in de metaalsector is tussen 1996 en 2000 met 2,4% gestegen, terwijl de stijging in de totale industrie slechts 1,6% bedroeg. De in totaal 1.970 mid-delgrote en grote ondernemingen in deze bedrijfstak waren in 2000 goed voor een

werkgelegenheid van meer dan 1 miljoen arbeidsplaatsen. De arbeidsproductiviteit in de basismetaal- en metaalproductenindustrie in zowel het middenbedrijf als het grootbe-drijf blijft wel achter bij het industriegemiddelde (tabel 16).

Innovat ie in de bas i smetaa l - en metaa lproducten indust r ie In tabel 16 vindt u het samenvattende overzicht van het innovatieprofiel van het mid-

den- en grootbedrijf in de basismetaal- en metaalproductenindustrie (SBI 27-28). In de metaalproductenindustrie vinden innovaties met name plaats in de materiaalbewer-kingstechnieken1. De innovativiteit verschilt sterk per branche. Zo is de metaalconstruc-

tiebouw aan te merken als niet innovatief, maar de matrijzenbouw juist wel. In het ge-

heel genomen is de basismetaal- en metaalproductenindustrie te beschouwen als een gemiddeld innovatieve sector. De productinnovaties zijn veelal ad hoc oplossingen, die meestal worden geïnitieerd door de afnemers. Slechts een klein deel van de bedrijven

maakt eigen producten. Procesinnovaties spelen bij deze groep dan ook een grotere rol. De verwachting van ondernemers is dat het aandeel van de omzet dat in R&D wordt geïnvesteerd in de toekomst groeit. Er lijkt een collectief innovatiebewustzijn op gang

te komen. Veel metaalverwerkende bedrijven krijgen zo langzamerhand door dat loon-matiging alleen niet genoeg is om te winnen van lagelonenlanden. Verdergaande loonmatiging maakt het alleen maar moeilijker om enthousiaste mensen naar de metaal

te krijgen. De Nederlandse metaalproductenindustrie kan zich wel onderscheiden door innovatie, van zowel het eigen productieproces als de producten voor de opdrachtge-vers die daaruit voortkomen. Wie investeert in moderne, hooggeautomatiseerde machi-

nes kan een stuk sneller produceren, en zo uit metaal producten maken die tot voor kort technisch helemaal niet mogelijk waren, tegen een prijs die al helemaal niet moge-lijk was, en daarmee opdrachtgevers verrassen en sterker aan zich binden2.

1 Bron: Economisch Bureau ING (2002), Sectorstudie metaalproducten- en machine-industrie, Herziene 2e druk.

2 Bron: Metaalnieuws (11/12/02).

Middenbedrijf sterk

gedomineerd door me-

taalproductenindustrie

Arbeidsproductiviteit

blijft achter op totale

industrie

Basismetaal- en me-

taalproductenindustrie

gemiddeld innovatieve

sector

Toename innovatie

verwacht door collec-

tief innovatiebewust-

zijn

Page 68: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

68

Böhler in Amsterdam komt met het nieuwe roestvast staal M315, dat ondanks zijn trek-

vastheid en corrosieweerstand goed te verspanen is. Het materiaal kan toegepast wor-den in bijvoorbeeld de matrijzenbouw, de machinebouw, constructies, montageplaten en gereedschapopnames. Het M315 staal is ontwikkeld om verspaningsproblemen ver-

oorzaakt door het hoge percentage chroom in het materiaal, dat weer nodig is door de grote hoeveelheid koolstof, op te lossen. Bij M315 is daarom van allebei het percentage verlaagd. Bij het verspanen van M315 is, bij gelijke parameters, de slijtage op het ge-

reedschap minder, wat resulteert in minder gereedschapswisseling en verbruik, en wordt er zo’n honderd procent meer gepresteerd. Bij aangepaste verspaningsparame-ters zorgt de lagere slijtage voor een tot ongeveer twintig procent hogere productiviteit.

Bron: Metaalnieuws (2003), nr. 12.

tabel 16 innovatieprofiel van de basismetaal- en metaalproductenindustrie voor

ondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers

(GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 14 10 54 14 11 49

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 2,6 2,3 2,9 1,9 1,4 2,5

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 0,7 0,3 1,1 0,6 0,2 0,9

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 2,0 2,2 1,9 1,4 1,0 1,7

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 1,0 1,4 0,8 0,6 0,6 0,5

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 0,1 0,1 0,2 0,1 0,0 0,2

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 21 nb nb 23 20 52

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 3 nb nb 1 1 8

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 53 50 81 52 50 73

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 38 35 61 61 60 68

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 27 24 54 28 28 30

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 30 29 46 46 46 50

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 21 21 22 37 37 35

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 18 16 21

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 24 21 40 22 14 41

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 47 44 81 45 41 83

− waaronder met productinnovaties 80 77 92 82 76 90

− waaronder met procesinnovaties 85 87 83 79 80 80

Page 69: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

69

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 55.840 48.200 63.920 64.220 51.440 77.880

aantal ondernemingen 1 1.920 1.745 175 1.970 1.780 190

aantal werknemers 1 109.120 56.370 52.750 106.370 55.230 51.140

productiewaarde in miljoenen euro's 2 16.130 6.630 9.500 17.240 7.130 10.110

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven aan een

verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS.

Inzet van midde len voor innovat ie Het speurwerk in de metaalsector vindt veelal plaats in het middenbedrijf. Het grootbe-drijf daarentegen doet vergeleken met het middenbedrijf meer aan de ontwikkeling van producten en/of processen. Het percentage bedrijven met eigen R&D-personeel is in de

basismetaal- en metaalproductenindustrie lager dan gemiddeld. Er zijn beduidend meer bedrijven met eigen R&D-personeel in het grootbedrijf dan in het middenbedrijf. De achterliggende reden is dat de innovatieve werkzaamheden van personeel in het mid-

denbedrijf vaak niet expliciet worden bijgehouden. Het maakt deel uit van de dagelijkse werkzaamheden. Dit maakt het lastig om het percentage R&D-medewerkers te bepalen voor het middenbedrijf. Het grootbedrijf heeft vaak werknemers in dienst die zich uit-

sluitend bezighouden met R&D met de daarbij horende functieomschrijving. De laatste jaren maken R&D-medewerkers een steeds kleiner deel uit van het personeelsbestand. In 1999 was nog 2,6% uitsluitend bezig met R&D en in 2000 was dit percentage ge-

daald naar 1,9%. De R&D-uitgaven met eigen personeel, als percentage van de produc-tiewaarde, blijven in beide jaren achter bij die in de totale industrie. De verwachting is dat in 2001 en 2002 door kostenbesparende maatregelen de investeringen in R&D

enigszins zullen stagneren1.

Niet alleen de uitgaven aan R&D met eigen personeel blijven in het grootbedrijf achter op de totale industrie (zie tabel 20, bijlage II), maar ook de innovatie-uitgaven als ge-heel. In het middenbedrijf zijn de uitgaven aan innovatie iets bovengemiddeld. De inno-

vatie-uitgaven zijn in de meetperiode flink gedaald. De uitgaven aan nieuwe machines om technologisch nieuwe producten te kunnen realiseren, maken in deze sector een vrij groot deel uit van de innovatie-uitgaven. De uitgaven aan uitbesteed onderzoek zijn

veel lager dan gemiddeld in de industrie. Vooral het middenbedrijf besteedt nauwelijks onderzoek uit, omdat het gewoonweg de financiële middelen niet heeft. Gezien de lage uitgaven aan eigen en uitbestede R&D is het opmerkelijk dat het gebruik

van subsidies in de metaalindustrie amper afwijkt van het industriegemiddelde. Dit komt door de hoge mate waarin de subsidies worden gestimuleerd vanuit de branche-vereniging. Een veel gebruikte stimuleringsregel is de Wet Bevordering Speur- en Ont-

1 Bron: Economisch Bureau ING (2002), Sectorstudie metaalproducten- en machine-industrie, Herziene 2e druk.

R&D blijft achter bij de

totale industrie

Innovatie-uitgaven in

middenbedrijf iets bo-

vengemiddeld

Gemiddeld gebruik van

subsidies

Page 70: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

70

wikkelingswerk (WBSO). Daarnaast ondersteunt het Branche Technologie Centrum Me-taal ondernemers in de metaalindustrie bij het aanvragen van subsidies1.

Het innova t ieproces In de basismetaal- en metaalproductenindustrie is vooral het percentage middelgrote bedrijven met niet-technologische vernieuwingen laag. Bij niet-technologische vernieu-

wingen in de metaalindustrie gaat het bijvoorbeeld om de invoering van ERP-systemen2

om de bedrijfsprocessen te verbeteren. De grote bedrijven hebben dergelijke niet-technologische vernieuwingen al een aantal jaren geleden ingevoerd. Door de grotere

vraag van afnemers naar dergelijke systemen, zal het middenbedrijf de komende jaren een inhaalslag maken. Strategie en marketing zijn jaren een ondergeschoven kindje geweest in het middenbe-

drijf. Toch raakt het middenbedrijf zich steeds meer bewust van het feit dat strategie en marketing twee belangrijke concepten zijn. In vergelijking met 1999 is dan ook een vooruitgang waarneembaar. De kwaliteit-prijsverhouding van bijna alle metaalverwer-

kende bedrijven is bekend door de toegenomen transparantie op de markt. Doordat deze verhouding toch al bekend is, hoeven bedrijven minder in marketing te investeren. Dit is een mogelijke verklaring voor het geringe percentage marketingaanpassingen. De

nieuwe technologieën vereisen andere kwalificaties van het personeel. Bijvoorbeeld tra-ditioneel lassen vraagt veel ambacht, maar laserlassen vraagt om programmering. Dit vraagt andere kennis van het personeel. Bedrijven nemen nieuw personeel in dienst of

zetten het huidige personeel op andere posities in het bedrijf in. Dit zorgt voor reorga-nisaties, maar leidt vooral ook door de nieuwe koers tot managementaanpassingen. Al-hoewel het percentage bedrijven met esthetische productvernieuwingen in de basisme-

taal- en metaalproductenindustrie lager is dan gemiddeld, wordt er steeds meer aan-dacht besteed aan esthetische vernieuwingen, bijvoorbeeld het design van een boorma-chine.

Output van innovat ie In het middenbedrijf zijn er weinig bedrijven met gerealiseerde innovaties. In de periode 1996-2000 realiseerde iets meer dan 40% van de bedrijven een proces- of productin-

novatie. In de totale industrie geldt dit voor iets meer dan de helft van de middenbedrij-ven. In beide meetjaren legt het grootbedrijf zich meer toe op productinnovatie dan procesinnovatie. Voorheen realiseerde het middenbedrijf meer procesinnovaties dan

productinnovaties. De laatste jaren is de kloof tussen het percentage gerealiseerde pro-duct- en procesinnovaties afgenomen.

Conclus ie De basismetaalindustrie bestaat voornamelijk uit grote bedrijven, terwijl in de metaal-productenindustrie kleinschaligheid domineert. De innovativiteit in de basismetaal- en metaalproductenindustrie verschilt sterk per sector. Over de gehele linie genomen is de

metaalsector een iets benedengemiddeld innovatieve sector. Alhoewel de gerealiseerde innovaties de afgelopen jaren vrij stabiel zijn gebleven, laten de middelen voor innovatie en de innovativiteit van bedrijfsprocessen een daling zien. Productinnovaties gebeuren

vaak ad hoc en op initiatief van afnemers. Procesinnovaties spelen een veel grotere rol.

1 Bron: http://www.btc.nl.

2 ERP-systemen (Enterprise Resource Planning) zijn pakketten die de bedrijfsvoering over de gehele breedte ondersteunen door verwerking van de informatie rond de goederenstromen en financiële stromen.

Relatief weinig niet-

technologische ver-

nieuwingen in midden-

bedrijf

Toenemende aandacht

voor strategie en esthe-

tische productaanpas-

singen

Middenbedrijf reali-

seert weinig innovaties

Page 71: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

71

Als het gaat om niet-technologische vernieuwingen, waren vooral strategie en marke-ting jarenlang niet belangrijk, maar de laatste jaren is hier steeds meer aandacht voor.

Page 72: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 73: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

73

16 Machine- en apparatenindustrie

Structuur De machine- en apparatenindustrie omvat een breed cluster aan bedrijven die zijn te segmenteren naar product/markt en gebruiksdoel. Voorbeelden zijn fabrikanten van

landbouwmachines, motoren, pompen en compressoren, hijs-, hef- en andere trans-portwerktuigen, machines en apparaten voor koeltechniek en klimaatregeling, gereed-schapswerktuigen en machines voor de voedingsmiddelenindustrie. Een belangrijk deel

van het middenbedrijf in deze bedrijfstak produceert apparaten en andere machineon-derdelen die zij toeleveren aan veelal tot het grootbedrijf behorende bouwers van com-plete machines en productiesystemen. Een minderheid van de bedrijven fabriceert onder

eigen merk. Het vervaardigen van producten naar specificatie van de klant is kenmerkend voor de machine- en apparatenindustrie. Hiervoor zijn vaak geen grote bedrijven nodig. Klein-

schaligheid voert de boventoon in de machine- en apparatenindustrie. Deze kleinschali-ge producties vragen meer arbeidsinzet, met name van hoger geschoolden, en leveren meer toegevoegde waarde, maar minder omzet. Massaproductie vindt in deze tak van

industrie nauwelijks nog plaats in Nederland. Deze is bijna geheel verplaatst naar lage-lonenlanden. De bedrijven die werkzaam zijn binnen de machine- en apparatenindustrie hebben dan ook vaak een relatief sterke internationale oriëntatie.

De machine- en apparatenbouw omvat in het laatste meetjaar 1.390 middelgrote en grote ondernemingen met bijna 85.900 werknemers. Dit is een lichte stijging ten op-zichte van het voorgaande jaar. In de totale industrie daalde de werkgelegenheid in het

middenbedrijf. Ook het grootbedrijf in de machine- en apparatenindustrie maakte een positieve werkgelegenheidsontwikkeling door. De productiewaarde van het middenbe-drijf bedroeg in 2000 ongeveer 5,6 miljard euro, die van grote bedrijven 7,7 miljard eu-

ro (tabel 17).

Innovat ie in de machine- en apparaten indust r ie In tabel 17 vindt u het samenvattende overzicht van het innovatieprofiel van het mid-den- en grootbedrijf in de machine- en apparatenindustrie (SBI 29). De machine- en ap-paratenindustrie is veel innovatiever dan de rest van de industrie (zie tabel 20, bijlage II)

en relatief sterk gericht op productinnovatie. Alhoewel de innovaties in de machine- en apparatenbouw breed zijn, ligt vaak dezelfde basistechnologie ten grondslag aan deze innovaties: het meten van fysische grootheden. Veel innovaties in andere sectoren zijn

afgeleid van de mate van de innovativiteit van machines en apparaten. De machines worden steeds complexer, onder meer omdat ze steeds vaker uitgerust worden met elektronische componenten. Deze integratie van mechanica met elektroni-

ca (maar ook optica en informatica) wordt mechatronica genoemd. De machine- en ap-paratenbouw moet zijn innovaties met name uit de toepassing van de voornoemde technologieën halen1.

1 Bron: Economisch Bureau ING (2002), Sectorstudie metaalproducten- en machine-industrie, Herziene 2e druk.

Middenbedrijven veelal

toeleveranciers van het

grootbedrijf

Vooral kleinschalige en

specifieke productie in

de machine- en appa-

ratenindustrie

Positieve ontwikkeling

van de werkgelegen-

heid

Bovengemiddeld inno-

vatief met een sterke

focus op productinno-

vatie

Innovatie vooral door

invoering van me-

chatronica

Page 74: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

74

SKF Development Centre Mechatronics uit Nieuwegein, onderdeel van SKF Engineering

& Research, ontwikkelde een volledig hydrauliekvrije vorkheftruck. Het gaat hierbij om een totaalconcept: de aandrijving in de rijrichtingen is elektromechanisch en de verticale aandrijving voor het heffen is dat ook, evenals het stuurmechanisme. Alle overbrenging

gebeurt met elektronische impulsen. Het belangrijkste voordeel van de hydrauliekvrije opzet is de besparing op de energiekosten. Daarnaast is de stuurkolom veel kleiner, is er nauwelijks tot geen geluidsproductie en het onderhoud is eenvoudig. Het volledig hy-

drauliekvrije voertuig is geschikt voor een veelheid aan toepassingen in bijvoorbeeld de landbouw en het grondverzet. Bron: SKF (www.skfusa.com/industrial-vehicles) en Electronics & Automation 2003 (www.eabeurs.nl/beurskrant.pdf) .

tabel 17 innovatieprofiel van de machine- en apparatenindustrie voor ondernemin-

gen met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 36 31 77 30 23 82

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 7,0 6,0 8,1 6,8 4,7 8,9

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 2,9 1,0 4,3 3,3 0,9 5,1

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 4,1 2,2 5,6 4,6 1,9 6,5

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 0,6 0,5 0,7 0,3 0,5 0,1

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 0,6 0,2 0,9 0,7 0,1 1,1

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 43 nb nb 44 39 82

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 2 nb nb 3 2 12

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 71 68 91 56 53 75

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 48 46 60 65 66 58

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 47 44 68 27 25 38

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 35 33 53 51 48 61

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 22 22 24 31 30 35

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 20 20 22

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 25 23 33 25 24 30

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 72 70 92 63 59 98

− waaronder met productinnovaties 95 95 99 97 97 97

− waaronder met procesinnovaties 57 56 60 49 47 61

Page 75: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

75

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 51.370 47.510 55.400 52.970 49.560 56.420

aantal ondernemingen 1 1.280 1.120 160 1.390 1.230 160

aantal werknemers 1 80.800 41.290 39.510 85.900 43.270 42.630

productiewaarde in miljoenen euro's 2 11.430 5.060 6.380 13.320 5.560 7.750

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven aan een

verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS.

Inzet van midde len voor innovat ie De machine- en apparatenindustrie telt veel bedrijven met eigen R&D-personeel (dit blijkt uit een vergelijking van tabel 17 met tabel 20, bijlage II). Vooral het grootbedrijf in de machine- en apparatenbouw kent een hoog percentage bedrijven met eigen R&D-

personeel. Het grootbedrijf heeft zich de laatste decennia moeten onderscheiden op basis van R&D door de toenemende internationale concurrentie, waardoor er relatief veel aandacht is besteed aan R&D. Het middenbedrijf opereert minder internationaal en

legt minder nadruk op R&D. Opvallend is het sterk bovengemiddelde percentage R&D-medewerkers in het middenbedrijf van deze bedrijfstak: bijna 5% van de werkgelegen-heid, tegen een industriegemiddelde van ruim 2%. Toch is een dalende tendens van het

aantal middenbedrijven met eigen R&D-personeel waarneembaar. De aanschaf van machines voor eigen gebruik blijft, met name in het middenbedrijf, achter. In het tweede jaar zijn nog minder machines aangeschaft dan in het eerste jaar.

Dit ligt voor de hand omdat de nadruk steeds meer komt te liggen op productie van kleine series en massaproductie meer en meer wordt uitbesteed aan lagelonenlanden. De uitgaven aan uitbesteed onderzoek liggen bij de machine- en apparatenbouw hoger

dan in de gemiddelde industrie. Regelmatig besteedt het grootbedrijf het speurwerk uit aan een universiteit, terwijl het zelf het product ontwikkelt. De machine- en apparatenbouwers doen meer dan gemiddeld een beroep op nationale

technologiesubsidies. De internationale concurrentiepositie is sterk afhankelijk van de mate waarin bedrijven in staat zijn om technologische vernieuwingen te realiseren. Om dit te realiseren heeft de overheid een aantal technologiestimuleringsprogramma’s

doorgevoerd, zoals de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), met het MKB als primaire doelgroep en deze bedrijfstak als een belangrijke focus. Daarnaast zijn de technologiesubsidieregelingen de afgelopen jaren toegankelijker geworden. Er zijn

veel minder Europese dan Nederlandse subsidies aangevraagd. Veel machine- en appa-ratenbouwers ervaren het aanvragen van Europese subsidies als een omslachtige proce-dure.

Sterke nadruk op R&D

in het grootbedrijf

Minder aanschaf van

nieuwe machines

Veel uitbesteed onder-

zoek

Groot beroep op nati-

onale technologiesub-

sidies

Page 76: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

76

Het innova t ieproces Als het gaat om de innovativiteit van bedrijfsprocessen, blijft de machine- en appara-tenbouw iets dichter bij het gemiddelde van de industrie. Vooral in de periode 1996-

1998 had men veel aandacht voor niet-technologische vernieuwingen. De afgelopen jaren nam het percentage bedrijven met niet-technologische vernieuwingen af. Het aandeel middenbedrijven dat strategieaanpassingen heeft doorgevoerd is de afge-

lopen jaren wel sterk toegenomen. Deze bedrijven hebben zich de laatste jaren meer moeten toeleggen op de productie en toelevering van kleine series. Het grootbedrijf liet een lichte daling van de strategieaanpassingen zien. De conjuncturele topjaren zorgden

voor een afname van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen. Het heeft geen zin voor bedrijven om een goedlopende formule te veranderen1. Ondanks de gun-

stige economie in de periode 1996 tot en met 2000 hebben in het tweede jaar opval-

lend meer bedrijven gereorganiseerd of het management aangepast.

Output van innovat ie Het aandeel grote bedrijven met gerealiseerde innovaties is hoger dan het industriege-

middelde. Door een afname van de procesinnovaties en de productie van kleine series daalde het percentage middenbedrijven met gerealiseerde innovaties. In de machine- en apparatenindustrie vinden veel meer productinnovaties dan procesinnovaties plaats. De

productinnovaties zijn vooral het gevolg van de vele doorgevoerde elektronische ver-nieuwingen. In het verlengde van productinnovaties in deze sector vinden de procesin-novaties vaak plaats bij klanten die een product hebben aangeschaft.

Conclus ie De machine- en apparatenindustrie is een buitengewoon innovatieve sector vergeleken met de totale industrie. De nadruk ligt vooral op productinnovatie. De toenemende in-

ternationale concurrentie heeft gezorgd voor stimuleringsprogramma’s van de overheid en een betere toegang tot subsidieregelingen. Vooral het grootbedrijf heeft hier dank-baar gebruik van gemaakt. De grote bedrijven hebben zich meer gericht op R&D en rea-

liseerden meer innovaties. De productie vindt steeds meer plaats in landen met lage lo-nen, waardoor de aanschaf van machines daalde. In Nederland blijft alleen de klein-schalige maar hoogwaardige productie over.

1 Het beeld van een daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen, wordt versterkt doordat in het eerste meetjaar de bedrijven niet gevraagd werden naar het percentage esthetische aanpassingen. Deze aanpassingen werden in het eerste meetjaar waarschijnlijk veelal meegenomen in het percentage marketingaanpassingen. Door toevoeging van het percentage esthetische aanpas-singen in het tweede meetjaar is een duidelijk onderscheid aangebracht. Het gevolg is dat het per-centage bedrijven met marketingaanpassingen een sterke daling laat zien.

Daling van het aandeel

bedrijven met niet-

technologische ver-

nieuwingen.

Veel strategieaanpas-

singen in het midden-

bedrijf

Hoge innovatieoutput

Page 77: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

77

17 Elektrotechnische en medische-apparaten-

industrie

Structuur De elektrotechnische en medische-apparatenindustrie is aan de ene kant relatief klein-schalig. Ruim 80% van de bedrijven heeft minder dan 10 werknemers in dienst (deze

bedrijven worden hier verder buiten beschouwing gelaten). Aan de andere kant zijn er in deze sector ook een aantal zeer grote bedrijven die een groot deel van de werkgele-genheid en de productie verzorgen.

Bedrijven in deze sector houden zich bezig met de vervaardiging van diverse elektro-technische en medische apparaten, variërend van computers en telecommunicatieappa-ratuur tot protheseartikelen en lampen. Het grootbedrijf is daarbij vooral sterk in de

vervaardiging van meet-, regel- en controleapparatuur, kantoormachines en computers en in de vervaardiging van schakel- en verdeelinrichtingen. Het middenbedrijf houdt zich ook vaak bezig met de vervaardiging van meet-, regel- en controleapparatuur en

daarnaast vooral met de vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en or-thopedische en protheseartikelen. Vaak werken deze bedrijven als toeleverancier voor onder andere de machine- en apparatenindustrie.

Alhoewel het aantal ondernemingen in de elektrotechnische en medische-apparatenindustrie groeit, loopt het aantal werknemers in het middenbedrijf terug als gevolg van automatisering en een toenemend gebruik van inleenkrachten (tabel 18).

De arbeidsproductiviteit in deze sector is vrij hoog. De gemiddelde arbeidsproductiviteit ligt in de industrie weliswaar iets hoger, maar deze wordt zeer sterk omhooggetrokken door de arbeidsproductiviteit in de aardolie-industrie.

Innovat ie in de e lekt ro technische en medische-apparaten indust r ie In deze branche is productinnovatie van nature heel belangrijk, bedrijven concurreren

vooral op technologie. Maar daarnaast krijgt procesinnovatie steeds meer aandacht. Brancheorganisatie Holland Elektronika legt als onderdeel van de NEVAT (Nederlandse Vereniging Algemene Toelevering) ook sterk de nadruk op organisatorische innovatie.

En dan gaat het met name om het verbeteren van de afstemming bij toeleveren en uit-besteden. Door deze afstemming te verbeteren kan de winst worden verhoogd en kun-nen de time-to-market en de levertijden van producten worden verkort. Hiervoor wordt

veel ICT ingezet. Deze sector profiteert hierbij duidelijk van de groeiende mogelijkheden op het gebied van datacommunicatie. De meeste productinnovatie in de elektrotechnische en medische-apparatenindustrie

komt voort uit één of meer van de volgende trends: − integratie van technologieën: Embedded software1, maakt bijvoorbeeld steeds meer

deel uit van elektrotechnische producten − miniaturisering: producten worden steeds kleiner, de afmetingen worden steeds

meer bepaald door wat nog te hanteren is − draadloze communicatie tussen producten.

Deze drie trends zorgen er gezamenlijk voor dat er een eindeloze variatie van producten te ontwikkelen is. In tabel 18 vindt u het samenvattende overzicht van het innovatiepro-

1 Embedded software is de software die is geïntegreerd in producten. Deze software draait dus niet op een PC maar op een in het product geïntegreerde chip.

Kleinschalig maar ook

aantal zeer grote be-

drijven

Bedrijven zijn vaak toe-

leverancier

Aantal ondernemingen

groeit maar werkgele-

genheid loopt terug

Productinnovatie heel

belangrijk, maar aan-

dacht voor organisato-

rische innovatie neemt

toe

Drie trends zorgen voor

eindeloze variatiemo-

gelijkheden bij pro-

ductinnovatie

Page 78: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

78

fiel van het midden- en grootbedrijf in de elektrotechnische en medische-apparatenindustrie (SBI 30-33).

Het bedrijf Double Lux in Appingedam heeft een product ontwikkeld waarmee door de plaatsing van spiegelreflectoren op kale tl-buizen het rendement van de bestaande lam-

pen verhoogd kan worden. Het resultaat is volgens het bedrijf maar liefst 100 procent meer lichtopbrengst. Met andere woorden: je kunt 50 procent van de verlichting uit-schakelen, terwijl de lichtopbrengst op de werkvloer gelijk blijft. De energiekosten wor-

den daarmee gehalveerd, zodat de investering zich in veel gevallen binnen een jaar te-rugverdient. Bijkomend voordeel is dat het licht – door de overkapping – gelijkmatiger over de ruimte wordt verdeeld, zodat er een rustiger lichtbeeld ontstaat dan bij vrij stra-

lende lampen. Bron: Innovisie december 2002.

tabel 18 innovatieprofiel van de elektrotechnische en medische-apparatenindustrie

voor ondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werk-

nemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 36 30 74 39 32 82

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 15,8 6,1 18,6 17,0 5,6 20,1

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 8,2 2,2 9,1 8,1 1,7 9,0

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 10,2 3,9 11,2 11,1 3,8 12,2

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 0,7 0,7 0,7 0,7 0,6 0,7

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 1,1 0,5 1,2 1,6 0,4 1,8

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 41 nb nb 46 41 76

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 10 nb nb 7 5 22

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 68 66 83 60 57 79

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 47 42 73 69 67 80

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 49 47 57 27 25 36

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 36 33 56 48 43 68

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 21 18 36 34 34 34

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 25 26 21

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 39 36 53 35 29 57

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 80 77 100 69 64 99

− waaronder met productinnovaties 92 92 94 99 99 96

− waaronder met procesinnovaties 60 57 73 65 63 73

Page 79: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

79

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 61.310 48.190 65.050 63.280 50.910 66.670

aantal ondernemingen 1 605 525 80 635 545 90

aantal werknemers 1 83.360 18.530 64.830 84.520 18.180 66.340

productiewaarde in miljoenen euro's 2 15.490 2.090 13.410 17.750 2.270 15.480

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven aan een

verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS.

Inzet van midde len voor innovat ie De elektrotechnische en medische-apparatenindustrie zet traditioneel veel middelen in voor innovatie. Als we tabel 18 vergelijken met het innovatieprofiel van de totale indu-strie (tabel 20, bijlage II) zien we dat de bedrijven in deze subsector niet alleen vaker

eigen R&D-personeel hebben dan gemiddeld, maar dat ze ook meer R&D-personeel in eigen huis hebben. Maar ook de innovatie-uitgaven, waaronder de uitgaven aan uitbe-steed onderzoek en de uitgaven aan eigen R&D, liggen fors boven het gemiddelde.

In het grootbedrijf nemen de scores op inputmaatstaven, in tegenstelling tot bij veel andere subsectoren, ook nog steeds toe. Dit is niet verbazingwekkend. Innovatie in de totale industrie berust steeds meer op elektronica en ICT. Door de groeiende mogelijk-

heden van elektrotechniek en ICT en de sectoroverstijgende invloed van innovaties in deze sector wordt onder meer de inzet van R&D-mensen gestimuleerd. Een belangrijk belemmering voor innovatie in deze sector is dan ook de schaarste aan technisch

opgeleide medewerkers. Dat de ontwikkeling van het middenbedrijf wat betreft de inzet van middelen voor in-novatie achterblijft kan erop wijzen dat de kosten van innovatie te hoog worden voor

kleinere bedrijven. Hiervoor zijn drie oorzaken aan te wijzen. Ten eerste is er de krapte op de arbeidsmarkt waardoor goede techneuten duurder worden en naar het grootbe-drijf trekken. Ten tweede worden innovatieprojecten steeds complexer, doordat produc-

ten steeds kleiner worden en er steeds meer mogelijk is, maar ook doordat er steeds meer eisen worden gesteld aan het functioneren van producten. Ten derde worden de terugverdientijden steeds korter. Producten volgen elkaar steeds sneller op. De ontwik-

kelkosten moeten daarom in kortere tijd worden terugverdiend. Hierdoor kunnen vaak alleen de grotere bedrijven de risico’s van productontwikkeling nog beheersen. Hun af-zetmarkt is groter en daarmee ook de mogelijkheden om investeringen terug te verdie-

nen. Er wordt in deze sector veel gebruik gemaakt van technologiesubsidies, maar het ver-schil met het industriegemiddelde is minder groot dan je op basis van het verschil in in-

novatie-uitgaven zou verwachten. Wellicht dat de innovativiteit van deze sector nog verder versterkt zou kunnen worden als met name het middenbedrijf de weg naar de beschikbare technologiesubsidies zou weten te vinden.

Zeer hoge scores op

inputmaatstaven

Innovaties uit deze sec-

tor vaak van invloed op

innovaties in andere

sectoren

Innovatie lijkt voor

middenbedrijven duur

en complex te worden

Gebruik subsidies hoog

maar zou waarschijnlijk

beter kunnen

Page 80: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

80

Het innova t ieproces De aandacht die er in deze branche wordt besteed aan organisatorische innovatie blijkt direct uit tabel 18. In vergelijking met de totale industrie hebben in de tweede meetpe-

riode veel bedrijven in de elektrotechnische en medische-apparatenindustrie strategie-aanpassingen doorgevoerd. Sowieso is de aandacht voor niet-technologische innovaties in deze sector hoog. Het percentage bedrijven dat niet-technologische vernieuwingen

doorvoert neemt wel iets af. Het lijkt erop dat vooral díe bedrijven met niet-technolo-gische vernieuwingen doorgaan die op meerdere terreinen tegelijk niet-technologische vernieuwingen doorvoeren.

De daling van het aantal partnerships zou verklaard kunnen worden doordat steeds meer bedrijven in buitenlandse handen zijn. In die gevallen dicteert het moederbedrijf vaak met wie wordt samengewerkt of neemt het zelf de R&D over.

Output van innovat ie Zoals aan de hand van de sterk bovengemiddelde inzet van financiële en personele

middelen te verwachten valt, realiseren bedrijven in deze sector vaak innovaties. In het grootbedrijf geldt dit zelfs voor bijna alle bedrijven. In het middenbedrijf is het percen-tage bedrijven met gerealiseerde innovaties wel fors teruggelopen. Innoveren wordt

voor het middenbedrijf vaak te duur, dat zie je terug in de output. De innovatieve be-drijven die overblijven, innoveren wel vaker op zowel proces- als productgebied. Proces-innovatie is een van de weinige methoden om kosten te besparen. Het is dan ook niet

verbazingwekkend dat er in het middenbedrijf meer aandacht is voor procesinnovatie dan voorheen.

Conclus ie De elektrotechnische en medische-apparatenindustrie in haar geheel is bovengemiddeld innovatief. Deze sector scoort hoog op zowel input-, proces- als outputmaatstaven. Veel van de productinnovaties uit deze sector leiden bovendien in andere sectoren van

de industrie tot procesinnovaties. Een zorgelijke ontwikkeling is wel dat de innovativiteit van het middenbedrijf in deze sector duidelijk afneemt. Juist in een tijd waarin de con-currentie van in het buitenland gevestigde toeleveranciers steeds sterker wordt, zouden

deze bedrijven moeten investeren in innovatie. Het risico is anders groot dat ze op ter-mijn de concurrentie met bedrijven uit landen waar de lonen lager liggen niet meer aan zullen kunnen.

Veel aandacht voor

niet-technologische

innovatie, maar neemt

wel af

Daling aantal part-

nerships

Veel gerealiseerde in-

novaties, maar mid-

denbedrijf valt terug

Sterk bovengemiddeld

innovatief, maar ont-

wikkeling middenbe-

drijf is zorgwekkend

Page 81: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

81

18 Transportmiddelenindustrie

Structuur De transportmiddelenindustrie omvat zo’n 500 bedrijven waar minstens tien personen werkzaam zijn. Binnen deze bedrijfstak steken twee clusters er duidelijk bovenuit, na-

melijk bouw en reparatie van (commerciële) schepen, en carrosseriebouw, inclusief fa-bricage van aanhangwagens en opleggers. Daarnaast zijn bouwers en reparateurs van sport- en recreatievaartuigen nog goed vertegenwoordigd. In totaal circa 44.760 werk-

nemers in het midden- en grootbedrijf realiseren met elkaar een productiewaarde van bijna 11,5 miljard euro (tabel 19). Afgezien van de 500 wat grotere bedrijven is er in de bedrijfstak nog een groot aantal

bedrijven aanwezig met minder dan tien werknemers. Deze zijn vooral sterk vertegen-woordigd bij de bouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen. Op deze groep wordt in de onderhavige publicatie niet ingegaan.

Innovat ie in de t ransportmidde len indust r ie In de carrosseriebouw ligt het accent bij innovatie-inspanningen op onderzoek naar en

ontwikkeling van lichtgewicht constructies. In de scheepsbouw gaat ontwerpen vaak gepaard met testen van modellen en wordt gezamenlijk onderzoek gedaan naar ener-giebesparende technieken. Verder zit innovativiteit er vooral in de organisatie van het

totale productieproces. Daar is een groot aantal uitvoerders en onderaannemers (van cascobouwers tot elektronicaspecialisten) bij betrokken, wat een premie zet op de kwa-liteit van het management van het totale proces, en dus op innovaties die de complexi-

teit helpen beheersen: met name automatisering via ontwerpprogrammatuur die aan-sluit op die van (toe)leveranciers en ERP1 en ERP-achtige toepassingen.

In tabel 19 vindt u het samenvattende overzicht van het innovatieprofiel van het mid-den- en grootbedrijf in de transportmiddelenindustrie (SBI 34-35).

1 ERP-systemen (Enterprise Resource Planning) zijn pakketten die de bedrijfsvoering over de gehele breedte ondersteunen door verwerking van de informatie rond de goederenstromen en financiële stromen.

Vooral bouw en repa-

ratie van schepen en

carrosseriebouw sterk

vertegenwoordigd in

midden- en grootbe-

drijf

In de scheepsbouw veel

aandacht voor innova-

tie in de organisatie

van het totale proces

Page 82: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

82

tabel 19 innovatieprofiel van de transportmiddelenindustrie voor ondernemingen

met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 21 13 71 22 14 65

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 7,5 2,9 9,4 4,5 2,7 5,3

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 1,4 0,4 1,6 1,0 0,5 1,2

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 2,0 1,3 2,2 1,9 1,1 2,1

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 0,3 0,4 0,3 0,2 0,3 0,2

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 0,3 0,1 0,4 0,5 0,0 0,6

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 28 nb nb 28 19 73

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 4 nb nb 4 3 9

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 63 58 85 47 41 84

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 46 44 57 50 46 62

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 43 41 53 23 24 21

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 27 22 54 52 53 50

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 17 16 23 28 19 52

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 21 21 21

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 25 20 42 20 12 43

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 55 49 100 56 50 90

− waaronder met productinnovaties 90 88 98 99 100 96

− waaronder met procesinnovaties 60 57 71 65 66 65

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 63.240 43.300 71.770 67.560 46.760 76.660

aantal ondernemingen 1 515 445 70 505 425 80

aantal werknemers 1 47.780 14.310 33.470 44.760 13.610 31.140

productiewaarde in miljoenen euro's 2 10.720 2.190 8.530 11.450 2.210 9.240

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven aan een

verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS.

Page 83: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

83

Inzet van midde len voor innovat ie Een vergelijking met de cijfers van de totale industrie (zie tabel 20, bijlage II) laat zien dat het grootbedrijf in de transportmiddelenindustrie met zijn R&D-inspanning achter-

blijft bij het industriegemiddelde. Voor het middenbedrijf in de sector liggen de scores op of zelfs iets boven dit gemiddelde. Dat met name het grootbedrijf in de transport-middelenindustrie wat minder uit de vergelijking komt is mede toe te schrijven aan de

hoge R&D-investeringen van het grootbedrijf in de chemische, de elektrotechnische en de machine-industrie: die jagen het gemiddelde van het totale industriële grootbedrijf op.

Opvallend, zeker gezien hun benedengemiddelde R&D-inspanning, is het grote aantal ondernemingen in het grootbedrijf binnen de sector dat gebruik maakt van Nederland-se technologiesubsidies: 73%, bij een industriegemiddelde van 52%. Zowel de scheeps-

als de carrosseriebouw heeft een aantal mede met subsidies gefinancierde (collectieve) innovatieprojecten lopen, gecoördineerd door de brancheorganisatie. Voor de trans-portmiddelenindustrie stonden ten tijde van de metingen veel subsidiemogelijkheden

open, niet alleen van het Ministerie van Economische Zaken, maar ook van Verkeer & Waterstaat. Momenteel is dat duidelijk minder, onder meer door een inperking van de Vamil-regeling1. Deze inperking beïnvloedt met name de carrosseriebouw negatief.

De jongste innovatiegegevens wijzen op teruglopende investeringen in de transport-middelenindustrie als geheel. Dat blijkt uit de daling in het aandeel van R&D-mede-werkers en de uitgaven voor R&D, overigens voornamelijk bij het grootbedrijf. Maar ook

vergeleken met een eerdere innovatiemeting (gegevens van 1997) is het R&D-gehalte van de transportmiddelenindustrie licht, maar onmiskenbaar afgenomen, ook in het middenbedrijf.

Het innova t ieproces Het aandeel van bedrijven die vernieuwingen van niet-technologische aard hebben doorgevoerd ligt in de transportmiddelenindustrie iets beneden het gemiddelde van de

Nederlandse industrie in zijn totaliteit. Het verschil komt volledig voor rekening van het middenbedrijf. Bij de afzonderlijke aspecten scoren de middenbedrijven in deze sector benedengemiddeld. Van de grote bedrijven heeft een bovengemiddeld aantal manage-

mentaanpassingen doorgevoerd. De ontwikkeling die voor deze bedrijfstak naar voren komt (tabel 19) is in de eerste plaats het sterk stijgende aantal reorganisaties en managementaanpassingen in het

middenbedrijf in de transportmiddelenindustrie (van 22% naar 53%), terwijl het aan-deel bedrijven met niet-technische vernieuwingen juist afneemt. Een mogelijke verkla-ring is de concentratie in de scheepsbouw, waarbij een aantal werven in andere handen

is overgegaan. Bij de grote bedrijven in de sector vinden meer managementaanpassin-gen plaats.

Output van innovat ie Wat betreft het aandeel bedrijven met gerealiseerde innovaties wijkt de transport-middelenindustrie nauwelijks af van het industriegemiddelde, maar is er ten opzichte van de vorige meting bij het grootbedrijf in deze sector wel sprake van een zekere te-

ruggang. Die bedrijven overtreffen overigens wel nog steeds het industriegemiddelde. Bij het middenbedrijf valt op dat bij de gerealiseerde innovaties zowel het aandeel dat betrekking heeft op product- als het aandeel dat betrekking heeft op procesinnovatie is

1 Vamil staat voor willekeurige afschrijving milieu-investering. De Vamil-regeling biedt ondernemers een liquiditeits- en rentevoordeel. Ze kunnen de betaling van inkomsten- of vennootschapsbelasting uitstellen door het fiscaal vrij (willekeurig) afschrijven van bepaalde milieu-investeringen.

Aandacht van het mid-

denbedrijf voor investe-

ringen in innovatie is

bovengemiddeld

Veel gebruik van tech-

nologiesubsidies

Investeringen in inno-

vatie lopen terug

Vrij beperkte aandacht

voor niet-

technologische ver-

nieuwing

Het percentage groot-

bedrijven met gereali-

seerde innovaties

neemt iets af

Page 84: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

84

toegenomen. Dit wijst op toenemende integratie van product- en procesinnovaties, doordat productinnovaties vragen om gelijktijdige aanpassing van de toe te passen pro-

ductietechniek.

Conclus ie In de transportmiddelenindustrie houden veel bedrijven zich bezig met innovatie, maar

de daarvoor uitgetrokken bedragen zijn laag. Het is een bedrijfstak die efficiënt met zijn innovatie-inspanningen omspringt: ondanks de wat beperktere middelen voor innova-tie-inputs liggen de outputs (gerealiseerde innovaties) op een gemiddeld niveau. Het

handig combineren van elders ontwikkelde producten speelt er een belangrijke rol, ge-combineerd met collectieve research in brancheverband.

De transportmiddelen-

industrie is vrij gemid-

deld innovatief

Page 85: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

85

Bijlagen

Page 86: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 87: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

87

Bijlage I Statistische afbakening van de subsectoren

Per sector zijn de subsectoren vermeld volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Voedings- en genotmidde len indust r ie 15 Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken

16 Verwerking van tabak

Text ie l - en k led ing indust r ie 17 Vervaardiging van textiel

18 Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont

19 Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding)

Bouwmater ia len- , meubel - en over ige indust r ie

20 Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk (geen meubels)

26 Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten

36 Vervaardiging van meubels, vervaardiging van overige goederen n.e.g. (excl. sociale werkvoorziening)

37 Voorbereiding tot recycling

Pap ier - en kar ton indust r i e

21 Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren

Graf i sche industr ie

22 Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media

Aardol ie - indust r ie

23 Aardolie- en steenkoolverwerkende industrie; bewerking van splijt- en

kweekstoffen

Chemische industr ie

24 Vervaardiging van chemische producten

Rubber- en kunststof indust r ie

25 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof

Page 88: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

88

Bas i smetaa l - en metaa lproducten indust r ie

27 Vervaardiging van metalen in primaire vorm

28 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en transport-middelen)

Machine- en apparaten indust r ie

29 Vervaardiging van machines en apparaten

E lekt rotechni sche en med ische-appara ten indust r ie

30 Vervaardiging van kantoormachines en computers

31 Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigd-heden

32 Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatie-apparaten en -benodigdheden

33 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken

Transportmidde len industr ie

34 Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers

35 Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, aanhangwagens en

opleggers)

Page 89: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

89

Bijlage II Innovatieprofiel totale industrie

tabel 20 innovatieprofiel van de totale industrie voor ondernemingen met 10-100

werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB)

1e jaar 2e jaar

MB + GB MB GB MB + GB MB GB

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 20 15 55 19 14 51

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 5,8 2,8 7,8 5,3 2,1 7,4

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 1,9 0,5 2,3 1,7 0,4 2,1

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 3,1 1,8 3,5 2,7 1,2 3,1

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 0,7 1,0 0,6 0,4 0,6 0,3

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 0,3 0,1 0,4 0,4 0,1 0,5

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 24 nb nb 25 20 52

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 3 nb nb 3 2 11

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 64 61 86 54 50 79

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 44 41 64 60 59 66

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen* 42 39 59 32 31 35

− waaronder % bedrijven met reorganisatie 34 32 50 47 45 58

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 21 21 27 29 28 32

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen nb nb nb 26 26 27

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 24 20 41 24 19 39

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 57 54 79 55 51 78

− waaronder met productinnovaties 87 85 93 87 86 91

− waaronder met procesinnovaties 74 73 80 71 69 76

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 75.460 53.190 89.930 85.990 56.450 105.180

aantal ondernemingen 1 10.120 8.660 1.390 10.220 8.740 1.480

aantal werknemers 1 743.550 295.030 448.520 741.770 293.380 448.390

productiewaarde in miljoenen euro's 2 169.940 43.870 126.070 199.810 48.790 151.010

* De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels toe te schrijven

aan een verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3 = 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM/CBS.

Page 90: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 91: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

91

Bijlage III Samenvattend overzicht vergelijking sectoren

tabel 21 vergelijking tussen de industriële sectoren in het midden- en grootbedrijf op de verschillende innovatiemaatstaven

VG TK BM PK G A C RK MP MA EM TM

Input (Totaaloordeel) - ↓ - ↓ - ↑ - ↓ - ↓ + ↓ + ↓ - ↓ - ↓ + ↑ + ↑ 0 ↓

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 - ↓ - ↓ - ↑ nb - ↓ nb + ↓ + ↓ - + ↓ + ↑ + ↑

%R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 - ↓ - ↓ - ↑ - ↓ - ↓ + ↑ + ↓ - ↓ - ↓ + ↓ + ↑ - ↓

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de pro-

ductiewaarde 1 - = - ↓ - ↑ - ↓ - ↓ - ↓ + ↓ - ↓ - ↓ + ↑ + ↓ - ↓

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 - ↓ - ↑ - ↑ - ↑ - ↓ - ↓ + ↓ - ↓ - ↓ + ↑ + ↑ - ↓

uitgaven aan nieuwe machines als % van de produc-

tiewaarde 2 - ↓ + = + ↑ + ↑ + ↓ - ↓ - ↓ + ↑ + ↓ - ↓ + = - ↓

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de pro-

ductiewaarde 2 - = - = - ↑ - = - = - ↓ + ↓ - = - = + ↑ + ↑ + ↑

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technolo-

giesubsidies 2 - ↑ - ↑ - ↑ + ↑ - ↓ + ↑ + ↓ + ↓ - ↑ + ↑ + ↑ + =

% bedrijven met gebruik van Europese technologie-

subsidies 2 0 ↑ + ↑ 0 ↑ 0 ↓ - ↓ + ↓ + ↓ + ↑ - ↓ 0 ↑ + ↓ 0 =

Proces (Totaaloordeel) + ↓ + ↑ - ↓ + ↑ - ↓ + ↑ + ↓ + ↑ - ↑ + ↓ + ↓ - ↓

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 + ↓ + ↑ - ↓ + ↓ - ↓ + ↓ + ↓ + ↓ - ↓ + ↓ + ↓ - ↓

% bedrijven met strategieaanpassingen - ↓ + ↑ - ↑ + ↑ + ↑ + ↑ + ↓ + ↑ - = + ↑ + ↑ - ↓

% bedrijven met marketingaanpassingen* + ↓ - ↓ - ↓ + ↓ + ↓ - ↓ + ↓ + ↓ - ↑ - ↓ - ↓ - ↓

% bedrijven met reorganisatie + ↑ + ↑ - ↑ + ↑ - ↓ + ↑ + ↓ 0 ↑ - ↑ + ↑ + ↑ - ↑

% bedrijven met managementaanpassingen - ↓ - ↓ - ↑ + ↑ - ↓ - ↓ + ↑ - ↓ + ↑ + ↑ + ↑ - ↑

% bedrijven met esthetische productaanpassingen + nb + nb + nb - nb - nb + nb + nb + nb - nb - nb - nb - nb

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 - ↑ + ↑ - ↓ + ↑ - ↑ + ↑ + ↓ + ↑ - ↓ + = + ↓ - ↓

Output (Totaaloordeel) - ↓ - ↑ + ↑ + ↑ - ↓ + ↓ + ↓ + ↓ - ↓ + ↓ + ↓ + ↑

% bedrijven met gerealiseerde innovaties (proces- en

productinnovaties) 3 - ↓ - ↑ + ↑ + ↑ - ↓ + ↓ + ↓ + ↓ - ↓ + ↓ + ↓ + ↑

% bedrijven met productinnovaties 3 - ↓ 0 ↑ - ↑ + ↑ - ↓ + = + ↓ + ↓ - ↓ + ↓ + ↓ + ↑

% bedrijven met procesinnovaties 3 - ↓ - ↑ + ↑ + ↑ - ↓ + ↓ + ↓ + ↓ - ↓ - ↓ + ↓ - ↑

Totaaloordeel innovativiteit - ↓ - ↑ - ↑ 0 = - ↓ + ↓ + ↓ + ↓ - ↓ + = + = 0 ↓

1

2

3

*

+

-

0

=

nb

1999, 2000

1998, 2000

1996-1998, 1998, 2000

De daling van het percentage bedrijven met marketingaanpassingen is grotendeels

toe te schrijven aan een verandering in de vraagstelling tussen de twee meetjaren

score op maatstaf is boven het gemiddelde van de industrie (2e meetjaar)

score op maatstaf is onder het gemiddelde van de industrie (2e meetjaar)

score op maatstaf is gelijk aan het gemiddelde van de industrie (2e meetjaar)

score op maatstaf is toegenomen in de periode tussen de twee meetjaren

score op maatstaf is afgenomen in de periode tussen de twee meetjaren

score op maatstaf is stabiel gebleven in de periode tussen de meetjaren

niet beschikbaar

VG

TK

BM

PK

G

A

C

RK

MP

MA

EM

TM

voedings- en genotmiddelenindustrie

textiel- en kledingindustrie

bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie

papier- en kartonindustrie

grafische industrie

aardolie-industrie

chemische industrie

rubber- en kunststofindustrie

basismetaal- en metaalproductenindustrie

machine- en apparatenindustrie

elektrotechnische en medische-apparatenindustrie

transportmiddelenindustrie

Bron: EIM/CBS.

Page 92: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 93: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

93

Bijlage IV Geraadpleegde deskundigen

F. Bastiaanse NBvT, Nederlandse Bond van Timmerfabrikanten

D. Boot VNPI, Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie

H.C. Bos FOCWA, Nederlandse Vereniging van Ondernemers in het Carrosse-

riebedrijf

J. Bouwma Synerchem, Branche technologisch centrum voor de chemische in-

dustrie

R.D. Diamant VAI, werkgeversvereniging voor bedrijven in de voedingsmiddelen-

industrie

J.C. Groeneveld FHI, Federatie van technologiebranches

A.C. van der Giessen

HE, Vereniging Holland Elektronika

P. ’t Hart VNSI, Vereniging Nederlandse Scheepsbouw Industrie

A. Hooijmeijer KCPK, KennisCentrum Papier en Karton

G.J. Koopman VNP, Vereniging van Nederlandse Papier- en Kartonfabrieken

C. Lodiers VTN, Vereniging Textielindustrie Nederland

G. Roseboom KVGO, Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen

W.F. de Ruijter NRK, Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie

R. Tap Modint, Ondernemersorganisatie van leveranciers van mode en inte-rieurtextiel

S.V. Swolfs HE, Vereniging Holland Elektronika

V. Tunzi Metaalunie, Nederlandse organisatie van ondernemers in het mid-

den- en kleinbedrijf in de metaal

Page 94: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 95: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

95

Bijlage V Innovatiemaatstaven; bronnen data

In deze bijlage wordt eerst een globale omschrijving van de voor deze publicatie ge-bruikte bronnen gegeven, waarna per innovatiemaatstaf zal worden aangegeven welke bron gebruikt is.

CIS-enquête en R&D-enquête Jaarlijks wordt door het CBS een R&D-enquête gehouden. In de oneven jaren wordt dit R&D-formulier aangevuld met vragen over de verdeling van het R&D-personeel (fte)

over verschillende technologiegebieden, en in even jaren wordt het R&D-formulier aan-gevuld met een innovatievragenlijst. Naast de bekende R&D-bedrijven (uit de oneven jaren) ontvangen ook willekeurig getrokken bedrijven uit de totale bedrijvenpopulatie

dit innovatieformulier. De innovatie-enquête wordt sinds eens in de vier jaar gehouden in het kader van de ‘Community Innovation Survey’ (CIS). Het CBS vindt een pauze van 4 jaar tussen twee

innovatie-enquêtes te lang, en heeft besloten deze enquête om het jaar te organiseren. In 1999 is daarom een enquête over de periode 1996-1998 gehouden (CIS2,5)1. De sco-

res op de maatstaven in dit rapport voor het eerste meetjaar zijn grotendeels gebaseerd

op deze CIS2,5-enquête. Voor sommige maatstaven is hierbij echter gebruik gemaakt van de R&D-enquête van 1999. De scores voor het tweede meetjaar zijn gebaseerd op de CIS3-enquête2.

Uit leg b i j gebru ikte ind i catoren In tabel 22 wordt een overzicht gegeven van de bronnen van de per maatstaf gebruikte data. Daarna worden de afzonderlijke maatstaven besproken. Bij indicatoren waarbij

geen verdere uitleg noodzakelijk is, is deze uitleg achterwege gelaten.

1 De CIS2,5-enquête is afgenomen in 1999 en de hiermee verzamelde data hebben betrekking op de periode 1996-1998 of op het jaar 1998. De resultaten van de CIS2,5-enquête zijn gepubliceerd op http://statline.cbs.nl/ en in Kennis en Economie 2000, Onderzoek en innovatie in Nederland, Cen-traal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, 2000.

2 De CIS3-enquête is afgenomen in 2001 en de hiermee verzamelde data hebben betrekking op de periode 1998-2000 of op het jaar 2000. De resultaten van de CIS3-enquête zijn gepubliceerd op http://statline.cbs.nl/ en in Kennis en Economie 2002, Onderzoek en innovatie in Nederland, Cen-traal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, 2002.

Page 96: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

96

tabel 22 tabellen innovatieprofiel sectoren, bronnen data

op basis van

maatstaf (jaar waarop de score betrekking heeft)

tabelnr.

Kennis en

Economie

2000/2001*

tabelnr.

Kennis en

Economie

2002*

Input

% bedrijven met eigen R&D-personeel 1 A4.1.1 (2001) A.4.2.1

% R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers 1 A4.1.10 (2001) A.4.2.6

R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde 1 A4.1.2 (2001) A.4.2.2

innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde 2 A4.1.4.2 A.4.1.3.2

uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde 2 A4.1.4.3 A.4.1.3.2

uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde 2 A4.1.4.3 A.4.1.3.2

% bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies 2 A4.3.1 A.4.3.1

% bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies 2 A4.3.1 A.4.3.1

Proces

% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen 3 A6.4.1 A.6.4.1

− waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen A6.4.1 A.6.4.1

− waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen A6.4.1 A.6.4.1

− waaronder % bedrijven met reorganisatie A6.4.1 A.6.4.1

− waaronder % bedrijven met managementaanpassingen A6.4.1 A.6.4.1

− waaronder % bedrijven met esthetische productaanpassingen n.v.t. A.6.4.1

% innovatoren dat partnership is aangegaan 3 A5.1.2.1 A.5.1.2.1

Output

% bedrijven met gerealiseerde innovaties 3 A6.1.1 A.6.1.2

− waaronder met productinnovaties A6.1.1 A.6.1.2

− waaronder met procesinnovaties A6.1.1 A.6.1.2

Structuurkenmerken

arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) 1 EIM EIM

aantal ondernemingen 1 EIM EIM

aantal werknemers 1 EIM EIM

productiewaarde in miljoenen euro's 2 EIM EIM

* De data van CBS zoals gepresenteerd in Kennis en Economie zijn over het algemeen uitgedrukt in

absolute aantallen en bedragen. De in dit rapport gepresenteerde maatstaven zijn tot stand geko-

men door deze aantallen en bedragen uit te drukken in procenten van door EIM berekende struc-

tuurkenmerken.

1 = 1999, 2000

2 = 1998, 2000

3= 1996-1998, 1998-2000

Bron: EIM.

Page 97: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

97

Percentage bedri jven met e igen R&D-personeel , Percentage R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers, R&D-ui tgaven met eigen personeel a ls % van de product iewaarde

Kenmerkend voor R&D in deze maatstaven is het streven naar oorspronkelijkheid en

vernieuwing, met toepassing van B-wetenschappen, zoals wiskunde/informatica, na-tuur-, landbouw-, technische en/of medische wetenschappen. Daarbij wordt systema-tisch (planmatig) gezocht naar oplossingen voor praktische (bijv. productie)problemen

binnen het bedrijf (= Research). Ook fundamentele research wordt meegerekend. Daar-bij gaat het primair om het vergroten van technisch-wetenschappelijke kennis – los van praktische problemen. Development = het systematisch uitwerken van eigen bedrijfsi-

deeën of het verder ontwikkelen van andermans researchresultaten tot geheel nieuwe of wezenlijk verbeterde diensten, producten/prototypes en/of productietechnieken/ processen (CBS, Kennis en Economie 2001 blz. 254)

R&D-uitgaven met eigen personeel zijn een onderdeel van de totale innovatie-uitgaven. Onder R&D-uitgaven met eigen personeel vallen:

− bruto loonkosten (eventuele aftrek in het kader van de WBSO Afdrachtverminde-ring Speur- en Ontwikkelingswerk (S&O) is hierin niet verrekend),

− overige R&D-exploitatiekosten zoals huurkosten, gas/water/licht, wetenschappelijke

tijdschriften verzekering, onderhoud laboratoria etc. − R&D-investeringen zoals gebouwen (incl. verbouw) en machines (=excl. Afschrijvin-

gen). (CBS, Kennis en Economie 2002 blz. 249)

Innovatie-ui tgaven als % van de productiewaarde

Onder innovatie-uitgaven vallen: − apparatuur/hardware (zie hieronder; Uitgaven aan nieuwe machines, wordt apart

behandeld)

− eigen onderzoek (=totale uitgaven aan R&D verricht met eigen personeel, zie bo-ven)

− uitbesteed onderzoek (zie hieronder; wordt apart behandeld)

− inkoop licenties & andere kennis (het verwerven van licenties/octrooien en /of het inkopen van niet-geoctrooieerde vindingen of het inkopen van speciale deskundig-heid bijv. op het gebied van IT, teneinde nieuwe/verbeterde producten enz. te kun-

nen verwezenlijken) − overige kosten innovatie (totale kosten voor marketing, opleiding en andere kosten

voorzover die posten direct te maken hebben met de introductie van vernieuwde

producten/diensten of processen). (CBS, Kennis en Economie 2002 blz. 252)

Uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde

Uitgaven aan nieuwe machines zijn een onderdeel van de totale innovatie-uitgaven. Onder uitgaven aan nieuwe machines vallen:

− inkoop van geavanceerde computers, machines speciaal aangeschaft om nieu-we/duidelijk verbeterde producten, diensten of processen te kunnen realiseren.

(CBS, Kennis en Economie 2002 blz. 252)

Page 98: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

98

Uitgaven aan ui tbesteed onderzoek a ls % van de productiewaarde

Uitgaven aan uitbesteed onderzoek zijn een onderdeel van de totale innovatie-uitgaven. Onder uitgaven aan uitbesteed onderzoek vallen: − uitgaven aan uitbestede R&D bij zusterondernemingen, andere ondernemingen,

universiteiten of andere researchinstellingen. (CBS, Kennis en Economie 2002 blz. 249)

Percentage bedri jven met gebruik van Nederlandse technologiesubsi -d ies en Percentage bedri jven met gebruik van Europese technologie-subsidies

Het gaat hierbij om Innovatoren (bedrijven waarvan bekend is dat ze innoveren) met ontvangen overheidssubsidies of fiscale regelingen voor innovatie, niet om alle bedrijven met ontvangen overheidssubsidies. Aangezien het hier gaat om subsidies voor innovatie

zal dit percentage echter wel vrijwel gelijk zijn aan het percentage van alle bedrijven met innovatiesubsidies van de overheid.

Percentage bedri jven met niet technologische vernieuwingen

Hier ligt de nadruk niet op de toepassing van technologie, zoals bij veel andere indica-toren maar op de volgende aspecten:

− strategie: Implementatie, wijzigen van de strategische (langere termijn) doelen van het bedrijf;

− management: Toepassen van geavanceerde, niet eerder door het bedrijf gebruikte

managementtechnieken; − reorganisatie: Doorvoeren van ingrijpende veranderingen in de bestaande organisa-

tiestructuur van het bedrijf;

− marketing: Toepassing of ontwikkeling van wezenlijk nieuwe marketingconcepten – gezien vanuit het bedrijf;

− puur esthetische productaanpassingen: Niet-technische maar subjectieve verande-

ringen van producten zoals wijziging van kleur, verpakking e.d. (CBS, Kennis en Economie 2002 blz. 253)

In CIS2,5 is niet afzonderlijk gevraagd naar puur esthetische productaanpassingen. Ge-zien de formulering van de vraag, zal een groot deel van de bedrijven puur esthetische productaanpassingen destijds onder marketingaanpassingen hebben geschaard. Hier-

door ontstaat een wat vertekend beeld bij de vergelijking van de scores op marketing-aanpassingen in het eerste en tweede meetjaar. De getallen in de tabellen bij de onderdelen van deze maatstaf zijn relatief (uitgedrukt

als percentage van het totaal aantal bedrijven dat in die periode niet-technologische vernieuwingen heeft doorgevoerd). Ze tellen ook niet op tot 100%, omdat de meeste bedrijven met dit soort vernieuwingen meerdere vormen van vernieuwingen tegelijker-

tijd (of binnen de periode van de vraagstelling) doorgevoerd hebben.

Percentage innovatoren dat partnership is aangegaan

Een partnership is het actief en gezamenlijk met anderen werken aan de ontwikkeling van nieuwe of sterk verbeterde producten, enz., al dan niet in een formeel samenwer-kingsverband. Meestal (niet altijd) worden de kosten en opbrengsten van dit soort part-

nerships gedeeld. Uitbesteed werk wordt dus niet meegenomen. Let op! Het gaat hier om het percentage van bedrijven waarvan bekend is dat ze zich in de betreffende peri-ode bezighielden met het (laten) verrichten van technologische vernieuwingen.

(CBS, Kennis en Economie 2002 blz. 251 en blz. 129)

Page 99: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

99

Percentage bedri jven met gereal i seerde innovaties (proces- en pro-ductinnovaties )

Het gaat hierbij om het op de markt brengen/in gebruik nemen van producten, diensten of processen die voor het bedrijf duidelijk nieuw of duidelijk verbeterd zijn.

(CBS, Kennis en Economie 2002 blz. 250)

Page 100: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie
Page 101: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

101

De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in drie reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports, Strategische Verkenningen en Publieksrap-

portages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.

Recente Publieksrapportages

A200303 15-9-2003 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2002 A200302 1-7-2003 Entrepreneurship in the Netherlands; Knowledge transfer:

developing high-tech ventures

A200301 17-6-2003 Kleinschalig Ondernemen 2003 A200215 23-4-2003 Arbeidsomstandigheden en verzuim in het midden- en

kleinbedrijf

A200214 26-3-2003 Ondernemen in de Diensten 2003 A200213 1-4-2003 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - Editie 2002 A200212 21-3-2003 Ondernemen in de Detailhandel 2003

A200211 26-3-2003 Ondernemen in de Groothandel 2003 A200210 18-3-2003 Hoe slim zijn jonge ondernemingen? A200209 14-3-2003 De kortste route naar een kennisrijk MKB

A200208 11-3-2003 Ondernemen in de Industrie 2003 A200207 6-3-2003 Ondernemen in het Ambacht 2003 A200206 10-12-2002 De innovativiteit van de Nederlandse industrie en dien-

stensector 2002 A200205 6-12-2002 Entrepreneurship Under Pressure A200204 1-10-2002 ZZP'ers in de tijd gevolgd

A200203 26-9-2002 Het belang van importeren voor het MKB A200202 10-10-2002 Kleinschalig Ondernemen 2002 A200201 29-7-2002 Het midden- en kleinbedrijf in de jaren 2003-2006

A200118 16-5-2002 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2001 A200117 7-3-2002 De kracht van het idee A200116 28-3-2002 De innovativiteit van de Nederlandse industrie - Editie

2001: Ontwikkelingen in de tijd A200115 13-3-2002 The Long Road to the Entrepreneurial Society A200114 8-3-2002 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2000

A200113 14-2-2002 Voor wie niet altijd 'Kleinduimpje' in ondernemersland wil blijven

A200112 7-3-2002 Entrepreneurship in the Netherlands; Innovative Entrepre-

neurship: New Policy Challenges! A200111 23-1-2002 Waarom investeren jonge bedrijven? A200110 17-1-2002 Stimulering van het MKB

A200109 22-1-2002 Ondernemen in de Diensten 2002 A200108 22-1-2002 Ondernemen in de Detailhandel 2002 A200107 9-1-2002 Ondernemen in de Groothandel 2002

A200106 17-12-2001 Ondernemen in de Industrie 2002 A200105 17-12-2001 Ondernemen in het Ambacht 2002 A200104 17-12-2001 De opbrengsten van bedrijfsopleidingen

A200103 28-8-2001 Zelfstandigen Zonder Personeel: waarheden en mythes A200102 15-10-2001 Small business, big markets, one world A200101 12-7-2001 Kleinschalig Ondernemen 2001

A200021 3-5-2001 Hoe 'groen' is het MKB-milieubeleid? A200020 10-4-2001 Het voorbereidingsproces: van start tot finish?

Page 102: Innovativiteit van de Ned. industrieondernemerschap.panteia.nl › pdf-ez › a200305.pdf · 2003-10-30 · 11 Grafische industrie 49 12 Aardolie-industrie 53 13 Chemische industrie

102

A200019 24-4-2001 De MKB-ondernemer en de inzet van en zorg voor perso-neel

A200018 8-3-2001 De ontwikkeling van de arbeidskosten in de jaren negen-tig

A200017 5-3-2001 De innovativiteit van de Nederlandse industrie

A200016 19-2-2001 Jonge ondernemingen in 2000 A200015 15-2-2001 Regionale clusters nader bekeken A200014 8-3-2001 Entrepreneurship in the Netherlands; New economy: new

entrepreneurs! A200013 22-1-2001 Het belang van bedrijfstypen voor de werkgelegenheids-

ontwikkeling, Editie 2000

A200012 6-2-2001 Reductie administratieve lasten door ICT A200011 11-1-2001 Wat betekent ICT voor vernieuwingen in het MKB? A200010 8-1-2001 Ondernemen in de Groothandel 2001

A200009 8-1-2001 Ondernemen in de Diensten 2001