De innovativiteit van de Nederlandse...

104
drs. Y. Bernardt De innovativiteit van de Nederlandse dienstensector Zoetermeer, januari 2000

Transcript of De innovativiteit van de Nederlandse...

Page 1: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

drs. Y. Bernardt

De innovativiteit van deNederlandse dienstensector

Zoetermeer, januari 2000

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 1

Page 2: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

ISBN: 90-371-0767-2Prijs: ƒ 50,-Bestelnummer: A9919

Dit onderzoek is gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken

EIM is een onderzoeksbureau met 170 professionals. EIM verschaft beleids-gerichte en praktijkgerichte informatie van sociaal-economische aard vooren over alle sectoren van het bedrijfsleven en voor beleidsinstanties. EIMis gevestigd in Zoetermeer. Behalve op Nederland richt EIM zich ook op deEuropese economie en op andere continenten. Voor meer informatie overEIM en wat EIM voor u kan betekenen, kunt u contact met ons opnemen.

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM.Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuningin artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijkwordt vermeld.Vermenigvuldiging en/of openbaarmaking in welke vorm ook, als-mede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan naschriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andereonvolkomenheden.

The responsibility for the contents of this report lies with EIM.Quoting of numbers and/or texts as an explanation or support inpapers, essays and books is permitted only when the source is clearlymentioned.No part of this publication may be copied and/or published in anyform or by any means, or stored in a retrieval system, without theprior written permission of EIM.EIM does not accept responsibility for printing errors and/or otherimperfections.

Adres: Italiëlaan 33Postadres: Postbus 7001

2701 AA Zoetermeertelefoon: 079 341 36 34telefax: 079 341 50 24Website: www.eim.nl

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 2

Page 3: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Inhoud

Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5

Samenvatting en conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7

1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15

2 Innovaties in de dienstensector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .192.1 Het begrip innovatie: definiëring en indeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .192.2 Verschillen industrie en dienstensectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .212.3 Typen innovaties in de diensten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .242.4 Meten van innovativiteit in dienstensectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272.5 Welke indicatoren hanteren we? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .30

3 Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven . . . . . . . . . . . . . .333.1 Diensten en industrie vergeleken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .333.2 De dienstensectoren onderling vergeleken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .39

4 Innovatiemaatstaven per dienstensector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .474.1 Groothandel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .484.2 Detailhandel en reparatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .524.3 Horeca en autohandel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .564.4 Vervoer, opslag en communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .604.5 Financiële instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .644.6 Computerservicebureaus e.d. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .684.7 Juridische en economische dienstverlening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .724.8 Architecten- en ingenieursbureaus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .764.9 Verhuur en rest overige zakelijke dienstverlening . . . . . . . . . . . . . . . . . .804.10 Milieudienstverlening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .844.11 Overige dienstverlening ‘niet eerder genoemd’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .88

Literatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93

BijlagenI Sectorindeling diensten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95II Innovatiemaatstaven; methode en definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 3

Page 4: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 4

Page 5: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Voorwoord

Dit rapport geeft een overzicht van de innovativiteit in 11Nederlandse dienstensectoren. Daarnaast is de innovativiteit van hettotaal van de dienstensectoren vergeleken met de innovativiteit vande industrie. Het rapport volgt op twee eerdere rapporten in 1997 en1998, die als onderwerp de innovativiteit van de industrie hadden.Het is echter de eerste keer dat het mogelijk was ook de innovativi-teit in de diensten in kaart te brengen.

Het rapport is samengesteld door Yvonne Bernardt, en er zijn belang-rijke inhoudelijke bijdragen geleverd door Henriëtte Hulshoff, Lexvan Eck van der Sluijs, Heleen Stigter en Ro Braaksma. Het cijfer-materiaal is verwerkt en waar dat nodig was bewerkt door SjaakVollebregt.

Op deze plaats zou ik graag Luuk Klomp van het CBS bedanken voorzijn bijdrage als externe begeleider van het onderzoek en ook voorde goede samenwerking bij het beschikbaar stellen van cijfermateri-aal. Ook Jan van der Linden, Arnoud Muizer, Yvonne Prince enJacqueline Snijders van EIM wil ik bedanken voor hun goede advie-zen.

Yvonne Bernardt

5

De innovativiteit van de Nederlandse dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 5

Page 6: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 6

Page 7: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Samenvatting en conclusies

De kern van dit rapport is een beschrijving van innovatieprofielenvan elf dienstensectoren in de periode 1994-1996. Hieraan vooraf-gaand wordt een algemene beschrijving gegeven van innovatie envan de manier waarop innovativiteit van dienstensectoren het bestbeschreven zou kunnen worden. Bovendien worden ook de innova-tiviteit van de industrie en die van de diensten met elkaar vergele-ken.

Traditioneel is dienstverlening veel minder innovatief dan de indu-strie, en wordt innovativiteit meestal alleen voor de industrie weer-gegeven. Omdat de dienstensector een steeds groter aandeel in deeconomie krijgt en omdat kenmerken van dienstverlening en indu-striële productie veranderen, waardoor beide sectoren steeds meerverweven raken, wordt er tegenwoordig meer aandacht besteed aaninnovativiteit van dienstensectoren. De manier waarop innovatiegemeten wordt moet zich echter ook aanpassen, omdat anders eenvertekening ontstaat die in het voordeel blijft van de industrie.

Innovatie: technologische vernieuwing

Innovatie kan op zeer veel manieren gedefinieerd worden, van zeerruim tot heel krap. Vaak wordt als voorwaarde toegevoegd dat eeninnovatie commercieel succesvol moet zijn, tot die tijd gaat het nietom een innovatie (maar om een uitvinding). In dit rapport wordt eenwat ruimere definitie van innovatie gehanteerd, die vooral het procesvan vernieuwing probeert te beschrijven.

Onder innovatie wordt in dit rapport het inzetten van nieuwe tech-nologie of kennis verstaan, met als doel het vernieuwen van een pro-duct, een dienst of een productieproces. Wanneer de vernieuwinggeen technologische aspecten heeft, wordt deze niet als innovatiegezien. De technologie of kennis die wordt ingezet moet nieuw zijnvoor het bedrijf, niet voor de gehele sector. Innovatoren zijn debedrijven die zich bezighouden met dit soort vernieuwing of inno-vatie.

Om ook niet-technologische vernieuwingen in kaart te kunnen bren-gen is tevens een maatstaf opgenomen die aangeeft welk deel van debedrijven vernieuwingen heeft doorgevoerd in strategie, marketing,organisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’ maatstaf van innovativiteit worden gezien,die in dienstensectoren vaker aanwezig is dan de ‘harde’ innovatie-

7

De innovativiteit van de Nederlandse dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 7

Page 8: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

maatstaven (zoals R&D-personeel, octrooien e.d.). De niet-technolo-gische vernieuwing wordt in dit rapport echter niet tot innovatiegerekend, wel tot de bredere term innovativiteit1.

Verschillen innovativiteit in industrie en dienstensectoren

Waarom is innovatie in dienstensectoren nu anders dan in de indu-strie? Deze vraag wordt voor een deel beantwoord wanneer we kij-ken naar de specifieke kenmerken waarin (traditionele) dienstverle-ning afwijkt van industriële productie. Deze verschillen verklarenwaarom innovatie in traditionele diensten over het algemeen nietgoed gemeten wordt met de gebruikelijke innovatiemaatstaven.

Ten eerste zijn diensten, in tegenstelling tot producten, niet tastbaar.Ten tweede kunnen diensten niet opgeslagen worden. De productievindt immers tegelijkertijd plaats met de consumptie van de dienst(denk aan het eten in een restaurant, of de diensten van een kapsa-lon). Ten derde is de kwaliteit van de dienstverlening sterk afhanke-lijk van degene die de dienst levert, en is de kwaliteit moeilijk te stan-daardiseren of vooraf meetbaar. Een vierde verschil met industrie isdat dienstverlenende bedrijven vaker kleinschalig zijn en een vijfdeverschil is het feit dat de dienstensector uit zeer heterogene activitei-ten bestaat.

De traditionele indicatoren voor het meten van innovatie zijn bij-voorbeeld de omvang van de R&D-uitgaven, het aantal octrooien, deinvesteringen in nieuwe apparatuur of de omzet uit nieuwe produc-ten. De kleinschaligheid van het gemiddelde bedrijf in de diensten-sector zorgt ervoor dat er weinig bedrijven zijn met R&D-afdelingen,terwijl de gerichtheid op persoonlijk contact en kwaliteit van dedienstverlening er ook voor zorgt dat er vooral in mensen wordt geïn-vesteerd en minder in nieuwe technologie. De kenmerken van dienst-verlening zorgen er dus voor dat innovativiteit in de diensten eranders uitziet en ook anders gemeten zou moeten worden dan in deindustrie.

Echter, een laatste karakteristiek van dienstensectoren is dat infor-matie- en communicatietechnologie (ICT) de belangrijkste aanjagervan veranderingen is. Eigenlijk hoort dit kenmerk niet bij de tradi-tionele dienstverlening; het geeft juist aan dat de traditionele dienst-verlening aan het veranderen is. ICT zorgt er bijvoorbeeld voor datkennis beter opgeslagen (gecodificeerd) kan worden, zodat produc-

8

Samenvatting en conclusies

1 De term innovatie wordt hier steeds gebruikt zoals beschreven in deze alinea. Het gaat omtechnologische vernieuwingen. De term innovativiteit wordt echter wel gebruikt voor hettotale beeld van de zachte en harde maatstaven voor vernieuwing.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 8

Page 9: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

tie en consumptie niet meer gelijktijdig plaats hoeven te vinden en ervoorraadvorming kan optreden (denk aan kaartjescomputers bij despoorwegen). Ook maakt ICT het mogelijk de kwaliteit van dienst-verlening beter te standaardiseren. In dit opzicht neemt de vergelijk-baarheid van de dienstensector en de industrie juist toe.

Ondanks het feit dat diensten door de technologische ontwikkelingsteeds beter vergelijkbaar worden met de industrie, blijven de ver-schillen belangrijk. Om innovativiteit van dienstensectoren te metenwordt daarom vaak aangegeven dat ook organisatorische verande-ringen als innovatie gezien zouden moeten worden, evenals het ont-wikkelen van nieuwe diensten, en het onderhouden of vergroten vankennis (bijvoorbeeld door samenwerkingsverbanden of uitbestedenvan onderzoek). Andere zachte maatstaven voor innovativiteit diemoeilijker zijn te meten, zijn bijvoorbeeld de betrokkenheid enexpertise van medewerkers en de marktgerichtheid van een bedrijf.

In dit rapport wordt een mix van harde en zachte maatstaven weer-gegeven. Per dienstensector (en voor het totaal van diensten en indu-strie) wordt een beeld van de innovativiteit geschetst. Er wordeninput-, proces- en outputmaatstaven onderscheiden, om zo goedmogelijk de achtereenvolgende stappen van het doorvoeren vaninnovaties weer te geven. Inputmaatstaven hebben betrekking op hetaantal bedrijven met R&D-personeel, het percentage innovatoren, hetgebruik van overheidssubsidies, uitgaven aan innovatie en aan appa-ratuur, en uitbesteed onderzoek. De procesmaatstaven beschrijvenhet percentage bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (instrategie, marketing, organisatiestructuur of management).Partnerships en het gebruik van externe adviseurs zeggen eveneensiets over het verloop van het innovatieproces en ook komen knel-punten in het innovatieproces aan bod. Tot slot is gekeken naar out-putmaatstaven. Hier kijken we naar octrooien, naar gerealiseerdeinnovaties en naar de uitkomst van de innovatie voor de concurren-tiepositie. Ook wordt hier de arbeidsproductiviteit weergegeven.Bovendien zijn, om de (omvang van de) sectoren onderling te kun-nen vergelijken, een aantal structuurkenmerken opgenomen.

Industrie ook op ‘zachte’ maatstaven sterker vernieuwend dandiensten

Bij het vergelijken van de innovativiteit van de dienstensector en deindustrie is gebleken dat de industrie over het algemeen duidelijkbeter scoort op zowel de ‘harde’ als de ‘zachte’ innovatiemaatstaven.In de dienstensector en in relatief kleine bedrijven wordt echter wel

9

Samenvatting en conclusies

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 9

Page 10: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

een naar verhouding groter deel van de innovatie-uitgaven aan appa-ratuur uitgegeven dan in de industrie en in de grotere bedrijven.Verder wordt in de dienstensector wat vaker samengewerkt bij inno-vatie en worden er iets minder vaak knelpunten ondervonden bij hetdoorvoeren van innovaties. De outputmaatstaven zijn op één puntpositiever voor diensten; innovatie heeft in de dienstensector vakerde concurrentiepositie duidelijk verbeterd dan in de industrie.

Vooral producentendiensten vernieuwend

De 11 dienstensectoren zijn ook onderling vergeleken op innovativi-teit. Er komt naar voren dat de zakelijke diensten, en met name de(in omvang kleine) sectoren milieudienstverlening, computerservice-bureaus en architecten- & ingenieursbureaus, hoog scoren. Ook definanciële diensten en de groothandel zijn relatief innovatief. De con-sumentendiensten zijn steeds bij de minst innovatieve sectoren tevinden. Dit komt overeen met de verwachtingen. Consumenten-diensten hebben immers nog de meeste kenmerken van traditioneledienstverlening, terwijl bij producentendiensten de technologischeontwikkeling verder is doorgevoerd. De producentendiensten hebbenvaker kenmerken die wel met relatief ‘harde’ innovatiemaatstaven temeten zijn.

Sectorbeelden

Hierna worden kort de belangrijkste conclusies per dienstensectorweergegeven.

GroothandelAfgezet tegen de totale dienstensector is de groothandel bovenge-middeld innovatief. Het aandeel innovatoren ligt hoger, en de groot-handel geeft méér aan innovatie uit. Ook passen bedrijven in dezesector hun strategie en marketing wat vaker aan. Opvallend is verderhet relatief grote aantal innovatoren in de groothandel met een part-nership waarbij (mede) buitenlandse bedrijven zijn betrokken.Hieruit blijkt een sterkere internationale oriëntatie bij innovatievegroothandelsbedrijven. De groothandel behaalt eveneens een boven-gemiddelde score op outputmaatstaven zoals aangevraagde octrooi-en en (vooral in het grootbedrijf) gerealiseerde innovaties. De inno-vatie-uitgaven van de kleinere bedrijven hebben voor een groter deelbetrekking op aankoop van apparatuur. Dit indiceert mogelijk eenaccent op procesverbeteringen, bijvoorbeeld via investeringen inlogistieke systemen.

Detailhandel en reparatieTegen de achtergrond van de totale dienstensector is de detailhan-dels- en reparatiesector minder innovatief dan gemiddeld. Er zijn

10

Samenvatting en conclusies

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 10

Page 11: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

naar verhouding weinig bedrijven met vernieuwende activiteiten, enuitgaven voor innovatie betreffen met name investeringen in appara-tuur. Bij het grootbedrijf ligt het aandeel innovatoren hoger dan bijde kleinere bedrijven, maar zij ontlopen elkaar weinig wat betreft hetdeel van hun omzet dat zij investeren in vernieuwing. Dit kan wor-den gezien als een aanwijzing dat de kleinere bedrijven die wel inno-vatief zijn naar verhouding veel geld steken in hun projecten. Daarstaat echter een zeer groot aantal weinig innovatieve collega’s tegen-over, die het gemiddelde drukken. Ook het aandeel bedrijven metgerealiseerde innovaties ligt laag in de detailhandels- en reparatie-sector, evenals het aandeel dat niet-technologische vernieuwingenheeft gerealiseerd, zoals strategie- of marketingaanpassingen.Wellicht is de ‘innovatiedruk’ in deze sector ook wat minder danelders. Bedrijven die innoveren ervaren daarbij betrekkelijk weinigknelpunten. Als die zich wèl aandienen leiden ze naar verhoudingvaak tot vertraging van het innovatieproject.

Horeca en autohandelDe horeca en de autohandel blijven wat technologische innovativiteitbetreft achter bij het gemiddelde van de dienstensector in zijn totali-teit. Dat geldt voor het aandeel bedrijven met vernieuwende activi-teiten en voor de gedane investeringen in vernieuwing, inclusief diein computers en software. Het geldt ook voor het aandeel bedrijvendat innovaties heeft gerealiseerd. Op het gebied van strategieaanpas-singen en marketingaanpassingen en dergelijke halen horeca enautohandel wèl het gemiddelde van de totale dienstensector.

Vervoer, opslag en communicatieDe vervoers- en communicatiesector als geheel blijft qua innovativi-teit licht achter bij het gemiddelde van de totale dienstensector. Degrote bedrijven zitten met het aandeel vernieuwende bedrijven engerealiseerde innovaties ongeveer op dit gemiddelde, de kleinere blij-ven daar wat bij achter. Dit heeft te maken met de activiteiten vanklein en groot in deze sector. In het grootbedrijf zitten onder anderetelecomondernemingen, luchtvaartbedrijven en grote reders en car-gadoors. De kleinere bedrijven zijn met name te vinden in brancheszoals het wegvervoer, de binnenvaart en reisbureaus. Op de marktenwaar het grootbedrijf actief is ligt de ‘innovatiedruk’ door de bankgenomen hoger. De uitgaven voor vernieuwing in de vervoers- encommunicatiesector lopen in de pas met die van de totale diensten-sector. Bedrijven met niet-technologische vernieuwingen zoals orga-nisatorische aanpassingen zijn er wat minder dan gemiddeld in dedienstensector.

11

Samenvatting en conclusies

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 11

Page 12: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Financiële instellingenDe financiële dienstverlening is op vrijwel alle fronten sterk boven-gemiddeld innovatief. Dit geldt voor de proportie innovatieve bedrij-ven, voor de gedane investeringen in vernieuwing, voor organisato-rische aanpassingen, en voor gerealiseerde innovaties. Opvallendzijn de hoge uitgaven voor vernieuwing door kleinere bedrijven indeze sector. Deze hebben relatief vaak betrekking op uitbesteedonderzoek. Het grootbedrijf zet voor dit doel waarschijnlijk eerdereigen stafafdelingen in. De bovengemiddelde uitgaven betreffenonder meer computers en software, hetgeen verband houdt met dehoge ICT-intensiteit van de financiële sector. De hoge score wat aan-passingen van strategie, marketing en organisatie betreft houdt ver-band met een ‘dynamische bedrijfsomgeving’, gekenmerkt doorinternationale concentratie en nieuwe marktverhoudingen. Hiervoordoet men ook bovengemiddeld vaak een beroep op externe advi-seurs.

Computerservicebureaus e.d.Computerservicebureaus en leveranciers van hard- en softwarehoren bij de meest innovatieve dienstverleners van Nederland. Eenruime meerderheid ontplooit vernieuwende activiteiten en realiseertvernieuwingen, en een belangrijk deel beschikt over eigen product-ontwikkelaars. De investeringen in vernieuwing liggen ver boven hetgemiddelde van de totale dienstensector, en dat geldt ook voor hetdoorvoeren van niet-technologische vernieuwingen. De inspannin-gen op het gebied van vernieuwing zijn in eigen huis geconcentreerd:ruim vier op elke tien bedrijven hebben eigen R&D-mensen en hetpercentage uitbesteed onderzoek ligt beneden het gemiddelde.Vooral kleinere bedrijven in de ICT-branche gaan ten behoeve vanvernieuwingsprojecten partnerships of allianties aan met anderebedrijven. Zij kunnen met deze strategie tekortkomingen compense-ren die voortvloeien uit een geringe schaalgrootte.

Juridische en economische dienstverleningJuridische en economische dienstverleners zijn licht bovengemiddeldinnovatief. Er zijn wat meer vernieuwende bedrijven, en die realise-ren een eveneens bovengemiddeld aantal vernieuwingen. Het eldersbestaande verschil tussen groot en klein, qua innovativiteit, ont-breekt in deze sector goeddeels. Zo ligt het aandeel van niet-techno-logische innovaties duidelijk boven het gemiddelde van de totaledienstensector, met name door toedoen van de kleinere juridische eneconomische dienstverleners. Investeringen in vernieuwing zijn indeze sector voor een belangrijk deel investeringen in computers ensoftware. Op dit gebied lijkt een inhaalslag plaats te vinden ter com-pensatie van de medio jaren negentig opgelopen achterstand.

12

Samenvatting en conclusies

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 12

Page 13: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

De relatief hoge score op het gebied van niet-technologische innova-ties, zoals met name strategieaanpassingen, heeft te maken met dehuidige marktontwikkelingen. Die gaan in de richting van een brederpakket aan diensten: fiscaal, juridisch en economisch/organisato-risch. Een alternatief voor fusies en overnames is het aangaan vansamenwerkingsverbanden en partnerships, en die worden in dezesectoren in toenemende mate aangetroffen.

Architecten- en ingenieursbureausArchitecten- en ingenieursbureaus zijn binnen de dienstensector eensterk bovengemiddeld innovatieve groep bedrijven. Een meerderheidontplooit vernieuwende activiteiten en realiseert innovaties, en ookheeft een belangrijk deel eigen R&D-mensen in dienst: één op de vierkleinere, en een meerderheid van de grote bedrijven. Hierbij moetworden bedacht dat ingenieursbureaus ook opdrachten krijgen voorR&D die andere bedrijven aan hen uitbesteden. Architecten- en inge-nieursbureaus besteden op hun beurt eveneens veel onderzoek uitaan derden: voor technische expertise die zij zelf niet in huis hebben,gaan ze naar collega’s. Bij grote bedrijven ligt het aandeel vernieu-wers hoger, maar de kleinere bedrijven die innoveren geven daarnaar verhouding méér geld aan uit. Ook wat strategieaanpassingenen andere niet-technologische vernieuwingen betreft geven de indi-catoren een positie boven het gemiddelde van de totale dienstensec-tor aan. Veel architecten- en ingenieursbureaus schakelen hiervoorexterne adviseurs in.

Verhuur en rest overige zakelijke dienstverleningVerhuur en overige zakelijke dienstverlening geeft op vrijwel allegehanteerde innovativiteitsmaatstaven een score te zien beneden ofhoogstens rond het gemiddelde van de totale dienstensector. Drie opde tien kleinere, en vier op de tien grote bedrijven kunnen als inno-vatief worden aangemerkt, en de uitgaven voor dit doel zijn duide-lijk lager dan gemiddeld. Met name het grootbedrijf investeert wei-nig in apparatuur. Hierbij speelt de bedrijfsactiviteit een rol: hetgrootbedrijf in deze sector bestaat voornamelijk uit grote schoon-maakbedrijven en uitzendbureaus. Innovatie is tot op zekere hoogtewèl een concurrentiefactor: met name kleinere bedrijven in deze sec-tor geven aan dat hun innovatieprojecten hebben gezorgd voor eenverbetering van de concurrentiepositie.

MilieudienstverleningMilieudienstverleners zijn sterk bovengemiddeld innovatief tenopzichte van de totale dienstverlenende sector, en realiseren relatiefveel vernieuwingen. De helft van de bedrijven is als innovator te ken-schetsen, en één op de zeven heeft eigen R&D-personeel. Verder lig-

13

Samenvatting en conclusies

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 13

Page 14: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

gen de investeringen in vernieuwing op een hoog niveau, waarbij dehoge investeringen van juist de kleinere bedrijven in het oog vallen.Investeringen zijn vooral investeringen in apparatuur.Milieudienstverleners dienen te beschikken over redelijk geavanceer-de, maar ook sterk gespecialiseerde apparaten, die men deels zelfontwikkelt en aanpast: zie ook de aanwezigheid van R&D-mensen bijrelatief veel bedrijven in de sector.

Op het gebied van niet-technologische vernieuwingen scoort demilieudienstverlening eveneens boven het gemiddelde: meer dan dehelft paste zijn strategie meer of minder ingrijpend aan, en een kwartzijn marketing. Innovatieve milieudienstverleners gaan ook vakerdan gemiddeld partnerships aan met andere bedrijven, en schakelenfrequent externe adviseurs in. Het realiseren van innovaties doorbedrijven leidde in deze sector vaak niet of nauwelijks tot een ver-betering van de concurrentiepositie. Dat wijst op een hoge dynamieken ‘innovatiedruk’: een bedrijf moet vaak al innoveren om bij te blij-ven bij de concurrentie.

Overige dienstverlening ‘niet eerder genoemd’De ‘overige diensten’ (stomerijen, kappers, fitnesscentra, uitvaartbe-drijven) zijn divers van samenstelling, en scoren op de meeste inno-vatiemaatstaven beneden het gemiddelde van de totale dienstensec-tor. Maar belangrijke maatstaven als het aandeel innovatoren engerealiseerde vernieuwingen geven een wat gunstiger beeld van deinnovativiteit van deze groep bedrijven, met name door toedoen vanhet grootbedrijf.

De uitgaven voor vernieuwing hebben voor een belangrijk deelbetrekking op aankoop van apparatuur, vooral bij de kleinere bedrij-ven. Gezien de nog beperkte automatisering bij deze bedrijven dientzich hier mogelijk een inhaalslag aan. Innovaties van niet-technolo-gische aard geven hetzelfde beeld te zien: de sector als geheel zitbeneden het gemiddelde, maar het grootbedrijf erboven. Innovatievebedrijven in deze sector, met name weer de grote, doen verhou-dingsgewijs vaak een beroep op externe adviseurs.

14

Samenvatting en conclusies

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 14

Page 15: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

1 Inleiding

Aanleiding

Dit rapport is een vervolg op de in 1997 en in 1998 verschenen edi-ties van het EIM-rapport: ‘De innovativiteit van de Nederlandse indu-strie’ (zie Prince, 1997; Van der Valk, 1998). Dit jaar kijken we voor-al naar de dienstensector en zal de industrie alleen in geaggregeerdevorm gepresenteerd worden. Tot nu toe was het altijd erg lastig ominnovatiemaatstaven voor dienstensectoren te vinden. Dit keer zijnechter ook de dienstensectoren in meer detail geënquêteerd in deCBS-enquête waarop de cijfers in dit rapport zijn gebaseerd (de zgn.CIS-2 enquête, zie CBS, 1998). Daardoor zijn veel nieuwe en interes-sante data beschikbaar.

Doelstelling

Het doel van het onderzoek waarvan het onderhavige rapport verslagdoet, is het verschaffen van inzicht in de innovativiteit van dien-stensectoren (op twee-digitniveau), onderscheiden naar midden- engrootbedrijf. Innovativiteit is hierbij breed gedefinieerd en heeftbetrekking op zowel het gebruiken van nieuwe inputs, als het door-voeren van nieuwe manieren van werken en het ontwikkelen vannieuwe diensten, producten en processen.

Onderzoeksvragen

De volgende onderzoeksvragen komen aan de orde:1. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van innovativiteit in de dien-

stensector ten opzichte van de industrie? Hoe kan innovativiteitbij diensten het beste gemeten worden en welke innovatie-indica-toren zijn relevant?

2. Hoe verschillen de innovatiebeelden tussen de industrie en dediensten?

3. Wat is het beeld van de innovativiteit voor het midden- en groot-bedrijf van de dienstensectoren die onderscheiden kunnen wor-den?

4. Komen de innovatiebeelden die per sector worden geschetst over-een met de verwachtingen en hoe kunnen eventuele opvallendeof onverwachte bevindingen in de dienstensectoren verklaardworden?

15

De innovativiteit van de Nederlandse dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 15

Page 16: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Aanpak

Stap 1. LiteratuurstudieOm de eerste onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is een korteliteratuurstudie uitgevoerd naar de kenmerken van diensten, innova-tie in de diensten en het meten van innovatie in de diensten.

Stap 2. Verzamelen van CBS- en EIM-cijfermateriaalOm de tweede en de derde vraag te beantwoorden zijn tabellen metinnovatiemaatstaven ontwikkeld, voor 11 dienstensectoren (zie tabel1.1), onderverdeeld naar middenbedrijf (10-100 werknemers) engrootbedrijf (≥ 100 werknemers). In de studie is gebruikgemaakt vancijfermateriaal dat is gepubliceerd door het CBS (1998), maar deinformatie wordt op een lager detailniveau gegeven dan door hetCBS. Verschillende tabellen zijn voor EIM verder uitgesplitst naargrootteklassen, zodat voor alle gegevens de verschillen in grootte-klassen weergegeven kunnen worden. Bovendien zijn hier anderegrootteklassen weergegeven dan in de CBS-publicatie, om aan te slui-ten bij de Nederlandse definitie van het MKB1. Het kleinbedrijf (<10werknemers) is (evenals in voorgaande jaren) buiten beschouwinggelaten, omdat deze groep niet is meegenomen in de aanpak van hetCBS (1998).

Wanneer de CBS-gegevens niet op voldoende detailniveau beschik-baar waren zijn ramingen door EIM gemaakt, gebaseerd op zowelEIM- als CBS-informatie. Dit betreft het aantal bedrijven, de produc-tie, de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde per sector engrootteklasse.

Stap 3. Presentatie van tabellen per sectorAlle gegevens zijn gepresenteerd in tabellen die de innovativiteit persector weergeven. Er zijn input-, proces- en outputmaatstaven gese-lecteerd, die zo veel mogelijk vergelijkbaar zijn met de maatstavendie de voorgaande jaren zijn gebruikt (zie Prince, 1997 en Van derValk, 1998). Bovendien is erop gelet of de maatstaven ook innovati-viteit in diensten (in tegenstelling tot industrie) goed weergeven.

Stap 4. Vergelijking tussen en binnen sectorenDe volgende stap betreft het vergelijken van de innovativiteit tussende sectoren. Ten eerste is de totale dienstensector met de totale indu-strie vergeleken en vervolgens zijn ook de meest relevante en opval-lende kenmerken van diensteninnovaties tussen de 11 dienstensecto-ren vergeleken. Per sector is vervolgens het innovatiebeeld getoetst

16

Inleiding

1 De CBS-publicatie is gebaseerd op een enquête die in alle Europese landen is gehouden en daaromis een andere (internationaal gebruikelijke) grootteklasse-indeling gehanteerd.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 16

Page 17: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

op plausibiliteit en is er een beschrijving van de uitkomsten per sec-tor gegeven. Informatie hiervoor is verkregen door middel van hetraadplegen van enkele sectordeskundigen en het lezen van vaklite-ratuur. Vervolgens zijn alle bevindingen in onderhavige rapportagebeschreven.

Toegevoegde waarde t.o.v. CBS (1998)

Ten opzichte van CBS (1998) biedt dit rapport op de volgende pun-ten toegevoegde waarde:• Er is een literatuurstudie uitgevoerd met de nadruk op innovativi-

teit van dienstensectoren.• Er worden tabellen met innovatiemaatstaven per sector gepresen-

teerd, terwijl het CBS de gegevens per maatstaf presenteert.• De ordening van gegevens naar sector maakt het mogelijk ook de

analyse van de gegevens per sector te maken. Hier heeft EIM spe-cifieke sectorkennis kunnen toevoegen.

• Er wordt meer gedetailleerde informatie gegeven, met name overgrootteklassen, en sommige indicatoren zijn op een lager secto-raggregatieniveau gepresenteerd dan door het CBS.

• De gebruikelijke EIM-grootteklasse-indeling wordt gebruikt (dat isde officiële Nederlandse definitie van MKB).

De beschouwde dienstensectoren

Tabel 1.1 geeft de sectoren weer die voor het onderzoek zijn beke-ken1. Samen vormen deze 11 sectoren dé dienstensector.

tabel 1.1 sectoren waarvan innovativiteit is bekeken

1. groothandel 7. juridische en economische adviesdiensten

2. detailhandel en reparatie 8. architecten- en ingenieursbureaus

3. horeca & autohandel 9. verhuur & rest overige zakelijke dienstverlening

4. vervoer & communicatie 10. milieudienstverlening

5. financiële instellingen 11. overige dienstverlening

6. computerservicebureaus

Zie bijlage I voor een overzicht van de SBI-indeling.

Opzet van het rapport

De opzet van het rapport volgt de aanpak zoals hierboven beschre-ven. Hoofdstuk 2 gaat in op de kenmerken van innovatie in het alge-meen, en de specifieke kenmerken van innovaties in de dienstensec-

17

Inleiding

1 Dit zijn de sectoren die het CBS ook heeft weergegeven in CBS (1998). De researchinstellin-gen zijn buiten beschouwing gelaten, wegens gebrek aan voldoende gegevens.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 17

Page 18: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

tor in het bijzonder. Hoofdstuk 3 start met een vergelijking van detotale diensten- en industriesector en vergelijkt vervolgens de dien-stensectoren onderling op enkele input-, proces- en outputmaatsta-ven. Hoofdstuk 4 beschrijft in 11 paragrafen de innovatiemaatstavenvoor de afzonderlijke dienstensectoren. Bijlage I geeft de preciezesectorindeling van de dienstensectoren weer. Bijlage II gaat dieper inop de kenmerken van de cijfers die verzameld zijn en die in hoofd-stukken 3 en 4 besproken worden. De samenvatting en conclusiesbevinden zich voorin dit rapport.

18

Inleiding

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 18

Page 19: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

2 Innovaties in de dienstensector

Innovaties in dienstensectoren zijn meestal anders van aard daninnovaties in de industrie. Deze verschillen zijn voor een belangrijkdeel terug te voeren op algemene verschillen tussen deze twee sec-toren. Daarom worden in dit hoofdstuk enkele algemene kenmerkenvan diensten afgezet tegen die van industriële activiteiten, om aan tegeven waar de belangrijkste verschillen zitten en waarom de tweesectoren zo verschillend behandeld worden. De volgende vragenkomen hierbij aan de orde:• Wat zijn innovaties?• Waarin verschillen dienstensectoren van de industrie?• Hoe kunnen innovaties in de dienstensector ingedeeld worden?• Wat betekent dat voor het meten van innovativiteit?

2.1 Het begrip innovatie: definiëring enindeling

Een vernieuwende activiteit is niet altijd een innovatie

Innovatie is lastig te definiëren. Vaak wordt een innovatie gedefi-nieerd als het creëren van een nieuw, beter product of proces. Maarook op een niveau daaronder kunnen innovaties toegepast worden,bijvoorbeeld door een goedkoper nieuw of ander materiaal in eenbestaand product te verwerken, of door de marketing of het logistie-ke proces te verbeteren (zie The Economist, 1999). Het blijft echtermoeilijk om te bepalen wanneer een verandering ook echt een inno-vatie is. Wanneer iets wordt aangeboden dat nog niet eerder bestonden dat ook niet iets anders vervangt (bij een nieuwe dienst zoals eencallcenter, of een nieuw product zoals de videorecorder) is het dui-delijk dat het om ‘echte’ innovatie gaat, maar het geleidelijk veran-deren van een dienst, door bijvoorbeeld meer service te verlenen ofop andere manieren met klanten te communiceren, kan ook als inno-vatie gezien worden.

Een gebruikelijke definitie van innovatie is de volgende (zie De Jongen Brouwer, 1999):

19

De innovativiteit van de Nederlandse dienstensector

Een innovatie is de ontwikkeling en succesvolle implementatie vaneen nieuw(e) of verbeterd(e) product, dienst, technologie, werkpro-ces of marktconditie, gericht op het behalen van een concurrentie-voordeel.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 19

Page 20: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Uit het bovenstaande volgt dat een uitvinding dus pas een innovatieis als deze ook commercieel toegepast wordt. Uit de definitie blijktverder dat een innovatie méér kan zijn dan een volledig(e) nieuw(e)product of dienst. Het kan ook het betreden van een nieuwe marktmet een bestaand product of een bestaande dienst zijn, of het toe-passen van een nieuwe technologie om hetzelfde product te maken(tegen lagere kosten), of het veranderen van de manier van werkenof van de organisatie van een bedrijf. Ook door veranderingen inexterne omstandigheden kunnen innovaties ontstaan. Een voorbeeldis dat als gevolg van veranderde wensen van klanten een verande-ring in het logistieke proces doorgevoerd wordt (zie Vrakking enCozijnsen, 1992).

Bij het verzamelen van de data voor de innovatie-enquête van hetCBS, waar de cijfers in de hoofdstukken 3 en 4 van dit rapport op zijngebaseerd, is niet gevraagd naar het doorvoeren van ‘innovaties’ inde afgelopen periode, maar naar het uitvoeren van ‘vernieuwendeactiviteiten’. Commerciële toepassing is daarbij geen absolute voor-waarde, omdat het vooral gaat om het onderzoeken van het trajectvan de invoering van de vernieuwing tot aan de toepassing ervan.Vernieuwing is als volgt gedefinieerd (CBS, 1998):

Er is ook een aparte maatstaf door het CBS opgenomen voor niet-technologische vernieuwing. Deze vernieuwing wordt niet als echteinnovatie gezien, maar wordt wel meegenomen om beter recht tedoen aan vernieuwende activiteiten bij dienstensectoren, die immersminder vaak op technologie gericht zullen zijn. De volgende defini-tie van niet-technologische vernieuwing wordt gebruikt (CBS, 1998):

20

Innovaties in de dienstensector

Innovatie (vernieuwende activiteiten):Vernieuwingen (innovaties) van producten, diensten of productie-processen ontstaan door het gebruik van recente/nieuwe techno-logieën. Vernieuwingen ontstaan ook als een onderneming langerbestaande technieken op een voor het betreffende bedrijf nieuwewijze toepast. Een voorwaarde voor vernieuwing is steeds dat ersprake moet zijn van de inzet van nieuwe technieken of kennis.Vernieuwingen zonder technologische aspecten worden hiermeeuitgesloten.

Niet-technologische vernieuwingen:Niet-technologische vernieuwingen zijn vernieuwende activiteitenop het gebied van langetermijnstrategie, marketingconcepten ofvormgeving, organisatiestructuur of managementtechnieken.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 20

Page 21: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

21

Innovaties in de dienstensector

1 Hierbij zijn ook de overheid en de quartaire sector opgenomen bij de dienstensector. Debouwnijverheid is opgenomen bij ‘overig’. De aandelen van diensten zonder de overheid enquartair zijn in 1997 respectievelijk 45% in werkgelegenheid en 48% in toegevoegde waar-de.

In dit rapport worden beide vormen van vernieuwende activiteitenbekeken. Wanneer we over innovatie of innovatoren praten, wordtde eerste (relatief strikte) definitie bedoeld, terwijl onder innovativi-teit zowel de technologische als de niet-technologische vernieuwin-gen worden verstaan.

2.2 Verschillen industrie en dienstensecto-ren

De dienstensector is de laatste decennia veel sterker gegroeid dan deindustrie, zowel in werkgelegenheidsaandeel als in de productie. In1997 was 72% van het aantal werkzame personen (gemeten inarbeidsjaren) werkzaam in de dienstensector; in dat jaar produceer-den zij gezamenlijk 70% van de totale Nederlandse productie (geme-ten in bruto toegevoegde waarde factorkosten) (CBS, 1998b)1. In1980 lagen beide percentages op ruim 60% en in 1970 op ongeveer55%. Figuur 2.1 laat deze gestage ontwikkeling zien voor de werk-gelegenheid.

figuur 2.1 werkzame personen in arbeidsjaren, in de diensten, de industrieen overige sectoren, 1970-1997

Bron: CBS, 1998b.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

1970 1975 1980 1985 1990 1995 1997

diensten Industrie overig

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 21

Page 22: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Kenmerken van diensten

Hieronder worden enkele kenmerken van diensten aangegeven dieweergeven waarin diensten (of beter: het dienstverleningsproces)meestal verondersteld worden te verschillen van de industrie (zieook Klomp, 1996).

Diensten zijn niet tastbaarEen eerste verschil betreft de aard van de producten. Industriële pro-ductie levert over het algemeen tastbare producten op als eindresul-taat, die vervolgens verder worden verspreid en verkocht. In dedienstverlening is het eindproduct niet tastbaar, of zoals het vaakwordt weergegeven: ‘een dienst kan je niet op je voeten laten vallen’.

Diensten zijn een gezamenlijk product van klant en producentDiensten kunnen niet opgeslagen worden, en worden traditioneelgeproduceerd in samenwerking tussen de klant en de aanbieder. Deklant is bij traditionele diensten ook aanwezig bij de productie (kap-persdiensten, taxivervoer, horecadiensten). Dit kenmerk verandertechter wel. Voor detailhandelsdiensten hoef je niet altijd meer naarde winkel en het gebruiken van een standaard softwarepakket doe jenormaal gesproken zonder hulp van de producent. Uit deze voor-beelden blijkt al dat vooral de informatie- en communicatietechnolo-gie veel verandering heeft gebracht in de manier waarop dienstengeproduceerd en geconsumeerd worden.

Kwaliteit van diensten is moeilijk meetbaar voorafJuist doordat diensten niet tastbaar zijn en tijdens de ‘consumptie’geproduceerd worden, is het moeilijk vooraf te beoordelen of dedienst van goede kwaliteit is. Standaardisatie van diensten is moei-lijk en de kwaliteit is vaak sterk afhankelijk van degene die de dienstlevert. Dit levert onzekerheid bij klanten van dienstverleners op envertrouwen in en reputatie van de dienstverlener zijn daarom heelbelangrijk.

Dienstensectoren zijn relatief kleinschaligDe dienstensector is kleinschaliger dan de industrie. In de industrieis ongeveer 95% van de bedrijven klein of middelgroot, en daarwerkt zo’n 46% van het totale aantal werkzame personen in de indu-strie. In de dienstensector is ongeveer 99% van de bedrijven tot hetMKB te rekenen met 58% van de werkgelegenheid. Het gemiddeldeaantal werkzame personen per bedrijf is in de industrie ongeveer 20en in de dienstensector 8,51.

22

Innovaties in de dienstensectorInnovaties in de dienstensector

1 Gegevens EIM, betreft de in dit onderzoek betrokken sectoren, 1996.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 22

Page 23: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Grote heterogeniteit dienstensectorTerwijl we steeds spreken over dé dienstensector, valt onder die inde-ling een zeer uiteenlopende groep bedrijven, waarvan een deel vrijgoed met de industrie is te vergelijken. Er zijn zeer veel indelingengemaakt van de dienstensector naar typen diensten. Er wordt bij-voorbeeld vaak gesproken van consumenten- en producentendien-sten (evt. aangevuld met distributieve en sociale diensten), van inter-mediaire diensten en finale diensten, van commerciële en niet-com-merciële diensten, en zo zijn er nog veel andere indelingen of classi-ficaties denkbaar.

Informatie- en communicatietechnologie belangrijk in dienstensecto-renDe belangrijkste ontwikkelingen in de dienstensectoren worden aan-gestuurd door de toepassing van ICT. De toepassing van ICT zorgtervoor dat het karakter van diensten kan veranderen, zoals ook eer-der al is aangegeven, en ICT zorgt ervoor dat er heel nieuwe vormenvan dienstverlening en nieuwe producten kunnen ontstaan.

Onderscheid diensten en industrie verwatert

Deze globale indicatie van verschillen is relevant omdat in dit rapportregelmatig verschillen tussen diensten en industrie aan de ordekomen, zoals bij het indelen van typen innovaties of de mate vaninnovativiteit. Het is daarbij belangrijk de verschillende kenmerkenin het achterhoofd te houden. Overigens moet hier ook opgemerktworden dat niet alle diensten aan alle genoemde kenmerken voldoenen dat het onderscheid tussen diensten en industrie geleidelijk klei-ner wordt.

Er is sprake van een continuüm, met aan de ene kant strikte indu-striële productie en aan de andere kant zuivere dienstverlening.Industriële productie krijgt steeds vaker dienstverlenende compo-nenten, zoals bijvoorbeeld de computerindustrie, waarin een belang-rijk deel van de productie bestaat uit softwareontwikkeling en distri-butie. Aan de andere kant krijgt de dienstverlening steeds meer temaken met (vormen van) voorraadvorming (zoals bij kaartjescom-puters van de spoorwegen), wat volgens de definitie van zuiveredienstverlening niet kan, omdat een kenmerk van diensten is dat ergelijktijdig geproduceerd en geconsumeerd wordt.

Het standaardiseren en structureren van data en het programmerenvan een bepaalde dienst of van kennis houdt in dat kennis opgesla-gen kan worden en zonder tussenkomst van de dienstverlener gecon-sumeerd kan worden. In de traditionele definitie is er in dat geval

23

Innovaties in de dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 23

Page 24: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

geen sprake meer van dienstverlening. De dienstverlener heeft zichdan immers ontwikkeld tot producent van het ‘product’ kennis eninformatie. Zonder ICT zou dit fenomeen niet op kunnen treden. Hetgaat bijvoorbeeld om het verlenen van telefonische informatie metbehulp van sprekende computers, of het vastleggen van kennis instandaard computerprogramma’s (bijvoorbeeld in de reisbranche).Met name door de vele toepassingen van ICT in de dienstensectortreedt er dus een zekere vorm van industrialisatie op, en gaan dien-sten en industrie (en dus ook het innovatieproces in beide sectoren)meer op elkaar lijken.

2.3 Typen innovaties in de diensten

Innovaties meestal ingedeeld in product- en procesinnovaties

In de innovatieliteratuur wordt de klassieke indeling in typen inno-vaties van Schumpeter doorgaans als startpunt gezien. Schumpeterhanteerde in 1934 de volgende indeling van vernieuwing:– het introduceren van nieuwe producten op de markt;– het ontwikkelen van nieuwe methoden van voortbrenging;– het creëren van nieuwe afzetmarkten;– de inzet van nieuwe hulpmiddelen bij het productieproces;– nieuwe vormen van externe organisatie.

De eerste twee door Schumpeter onderscheiden typen, product- enprocesinnovaties, worden veelal als hoofdtypen van innovatiegezien. Productinnovatie en procesinnovatie gelden als basis vooralle verdere indelingen van innovaties. Als specifiek over innovatiesin de dienstensector gesproken wordt, is de indeling product- en pro-cesinnovatie lastig hanteerbaar. Het onderscheid tussen het product(de dienst) en het proces van het leveren of maken van de dienst is,zoals in paragraaf 2.1 aangegeven, vaak niet te scheiden. Sirilli enEvangelista (1998) concluderen echter dat een indeling in diensten-(product-) en procesinnovaties beter te maken is dan vaak gedachtwordt. Wanneer goed wordt aangegeven wat wordt bedoeld met detwee typen, kunnen bedrijven het onderscheid meestal wel maken.Onder diensteninnovaties verstaan zij innovaties die worden gedaanom nieuwe markten te betreden en onder procesinnovaties de inno-vaties in de productie- of afleveringsprocessen, die gedaan wordenmet als doel de kosten te drukken en zo een sterkere concurrentie-positie te verkrijgen. Andere auteurs hanteren vaak andere indelin-gen om innovatie in de dienstensector tot zijn recht te laten komen.

24

Innovaties in de dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 24

Page 25: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Ook vele andere indelingen mogelijk

Naast de klassieke indeling van Schumpeter zijn er nog enkele ande-re indelingen in de literatuur te vinden. In de indeling vanSchumpeter is de rol van ICT lastig tot uitdrukking te brengen. Ookinnovaties die bijvoorbeeld betrekking hebben op de rol van de klantals ‘medeproducent’ zijn moeilijk in te delen. Van der Aa en Elfring(1990) geven aan dat de rol van organisatorische innovaties, zoals deverandering van de rol van de klant, als een aparte categorie opge-nomen zou moeten worden. De volgende indeling wordt door dezeauteurs voorgesteld:1. Technologische innovaties:

– informatietechnologie;– overige technologie.

2. Organisatorische innovaties1:– bundeling van verschillende diensten in nieuwe combinaties;– nieuwe manieren om de klant (gebruiker) als medeproducent in

te schakelen; en– keten- en netwerkvorming, in een vast of losser (franchise)ver-

band.

Gelet op het belangrijke effect van de introductie van informatie- encommunicatietechnologie (ICT) op de productie van diensten, wordtdit als apart type innovatie geïntroduceerd. Ook organisatorischeinnovaties hangen immers nauw samen met, en zijn zelfs vaakonmogelijk zonder technologische vernieuwing. Binnen bepaaldedienstensectoren is ICT zelfs verantwoordelijk voor een (zeer)belangrijk deel van de innovaties. Zo is bijvoorbeeld de financiëledienstverlening door het toepassen van ICT volledig van karakterveranderd (denk aan thuisbankieren of verhandelen van aandelenvia Internet). Andere voorbeelden zijn te vinden in de detailhandel.Automatisering en met name Internet heeft de verkoop van o.a. rei-zen sterk veranderd. De baliemedewerker kan tegenwoordig on linezien of een bepaalde bestemming beschikbaar is en ook direct reser-veren. Steeds meer mensen gaan ook zelf het Internet op om eenbestemming te zoeken en vervolgens direct te boeken. Andere pro-ducten en diensten die inmiddels veel via Internet verhandeld wor-den, vaak al wereldwijd, zijn boeken, cd’s en tickets, maar ook diver-se interactieve adviesdiensten.

De organisatorische innovaties worden door Elfring (1997) een com-binatie genoemd van product- en procesinnovaties. Bij deze innova-

25

Innovaties in de dienstensector

1 Het CBS (1998) maakt een onderscheid naar technologische vernieuwingen (innovaties) enniet-technologische vernieuwingen. De organisatorische innovaties zijn onderdeel van deniet-technologische vernieuwingen.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 25

Page 26: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

ties kan het gaan om nieuwe combinaties van diensten, de klant alsmedeproducent of ketenvorming. Bij nieuwe combinaties gaat hetom het samenvoegen van nieuwe combinaties van dienstverlening,en de coördinatie van die diensten. Zo noemt Elfring het voorbeeldvan de Center Parcs vakantieparken, die niet alleen huisjes verhuren,maar ook allerlei andere diensten verzorgen die vakantiegangerswensen, zoals oppas, video op aanvraag, tropische zwembaden enz.Een andere vorm van innovatie is wanneer de rol van de klant alsmedeproducent verandert. Aan de ene kant worden bij dit soortgecombineerde product/procesinnovaties delen van de dienst dieeerder door de klant zelf werden uitgevoerd, naar het bedrijf toege-haald (bezorgdiensten), terwijl in andere gevallen de klant juist zelfmeer gaat doen. Hierdoor kan de dienstverlener lagere prijzen reke-nen (zelfbediening, het zelf in elkaar zetten van meubels). Tot slot isook ketenvorming een vorm van gecombineerde product- en proces-innovatie. Een voorbeeld is het standaardiseren van een deel van eendienst die normaal gesproken geïntegreerd met andere dienstenwordt aangeboden. Elfring (1993) noemt hierbij het voorbeeld vande Kwit-Fit garagebedrijven, die gespecialiseerd zijn in het vervangenvan met name uitlaten en banden.

Fisscher et al. (1993) hanteren een indeling voor de relatie tusseninnovatie en de normale bedrijfsactiviteiten:a. innovatie als primair proces: de innovatie ligt besloten in de dienst

die aan de klant aangeboden wordt. De klant koopt innovatief ver-mogen;

b. new streams: ‘new streams’ zijn nieuwe bedrijfsactiviteiten dieduidelijk van de normale bedrijfsactiviteiten (main streams) zijnte onderscheiden. Innovatie leidt tot het toevoegen van een nieu-we activiteit of dienst aan het al bestaande scala van activiteiten.De klant koopt een nieuwe (standaard)dienst;

c. innovatie ter kennisonderhoud: de innovatie is gericht op de ver-breding of verdieping van de kennis van het bedrijf. Het bedrijf ishier zijn eigen klant.

Daarnaast kunnen innovaties nog ingedeeld worden naar de fasewaarin het innovatieproces zich bevindt, van idee-ontwikkeling totintroductie op de markt (zie figuur 2.2). Alleen wanneer de vernieu-wing daadwerkelijk is geïntroduceerd, kan van een innovatie gespro-ken worden. Voor het onderzoeken van innovativiteit, zoals in ditrapport beschreven, is het echter wel interessant ook te kijken in hoe-verre bedrijven ook bezig zijn met de stappen vóór de implementa-tie en hoe dat proces doorlopen wordt.

26

Innovaties in de dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 26

Page 27: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

figuur 2.2 de fasen van het innovatieproces

• idee-ontwikkeling;• startschot;

• conceptontwikkeling;• interne implementatie;

• externe implementatie;• introductie.

Bron: Fischer e.a., 1993.

In feite zullen dienstverlenende ondernemingen voortdurend bezigmoeten zijn met innoveren, namelijk door in te spelen op de veran-deringen die zich vrijwel continu in de omgeving voordoen, op hetgebied van technologische ontwikkeling, van vraagfactoren en in deorganisatie en instituties binnen de eigen bedrijfstak (ofwel interac-tieve innovatie volgens Barras, zie Bilderbeek en Den Hertog, 1992).De vraag naar diensten verandert, bijvoorbeeld als gevolg van ver-anderingen op sociaal-economisch gebied. Vooral door het toene-mende aantal tweeverdieners en het gebrek aan tijd ontstaan nieuwebehoeften. Dit biedt aanknopingspunten voor het aanbieden vannieuwe diensten zoals bijvoorbeeld strijkerijen, persoonlijke ‘organi-sers’ die het huishouden regelen, exclusieve vakanties en het bezor-gen van maaltijden of zelfs een kok aan huis. Daarnaast wordeninnovaties ontwikkeld die volgen uit de snel veranderende mogelijk-heden en toepassingen van vooral de informatie- en communicatie-technologie. ‘Teleshoppen’ en mobiele telefonie zijn hier duidelijkevoorbeelden van.

2.4 Meten van innovativiteit in diensten-sectoren

Dienstenprocessen gaan steeds meer lijken op industriële processen,maar vooralsnog zijn de meeste diensten nog duidelijk te onder-scheiden van industriële producten. Daarom zijn er ook gedeeltelijkandere indicatoren voor innovaties in de diensten nodig dan de gang-bare die oorspronkelijk ontwikkeld zijn voor het meten van de inno-vativiteit in de industrie. Het objectief meten van innovatieactivitei-ten blijkt in de dienstensector vaak lastig, waardoor de werkelijkeinnovatiekracht niet aan het licht komt. Hiervoor zijn verschillenderedenen te noemen:

1. Een eerste reden is dat innovatie traditioneel wordt gemeten inmaatstaven als personeel op R&D-afdelingen, uitgaven aan R&D ofaantal octrooien, die bij dienstverleningsbedrijven meestal nietaanwezig zijn of minder dan in de industrie. Wanneer wordt geke-

27

Innovaties in de dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 27

Page 28: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

ken naar bijvoorbeeld het percentage R&D buiten speciale R&D-afdelingen, of uitbestede R&D, blijkt de dienstensector beduidendhoger te scoren dan de industrie (zie Bilderbeek en Den Hertog,1995). Dit heeft ook te maken met de relatieve kleinschaligheidvan de dienstverlening.

2. Een tweede reden heeft eveneens met de kleinschaligheid vandiensten te maken. Kleine bedrijven kunnen namelijk ook minderrisico lopen en ze hebben relatief minder kapitaal beschikbaarvoor het doen van onderzoek en het investeren in nieuwe (risico-volle) activiteiten dan grote bedrijven. De schaalvoordelen die bijonderzoek en ontwikkeling gelden, worden echter soms wel doorsamenwerkingsverbanden van groepen kleine bedrijven gereali-seerd.

3. Tot slot is ook de aard van de activiteiten in dienstensectorenzodanig anders dan in de industrie – traditionele dienstverleningkent geen echt tastbaar eindresultaat (zie paragraaf 2.2) – datinnovaties in de diensten daardoor alleen al moeilijker te benoe-men, laat staan objectief en exact te meten zijn.

Indicatoren voor het meten van diensteninnovatie

In de literatuur zijn enkele overzichten te vinden van factoren of indi-catoren die betrekking hebben op (het meten van) innovaties in dediensten. In deze paragraaf worden deze indicatoren samengevat.

Fisscher et al. (1993) onderscheiden 5 categorieën inputfactoren dievan invloed zijn op het succes van innovaties. Het gaat om factorendie op het niveau van het bedrijf gemeten moeten worden. Dit zijnoverigens factoren die ook in de industrie de innovativiteit kunnenmeten. Andersom is het lastiger om de traditionele ‘harde’ maatsta-ven uit de industrie te gebruiken voor het meten van ‘zachte’ inno-vatie in de diensten. Voor de volgende vijf categorieën zijn maatsta-ven ontwikkeld:1. medewerkers (zoals betrokkenheid en expertise van het perso-

neel);2. financiële middelen (het innovatiebudget of de rentabilteitseisen);3. kennis en informatie (samenwerkingsverbanden, gebruik van

extern onderzoek);4. management (de marktgerichtheid van het bedrijf, kwaliteitszorg-

systeem);5. hulpmiddelen (informatietechnologie of logistieke systemen).

28

Innovaties in de dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 28

Page 29: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Aan de hand van een aantal cases zijn de meest relevante inputfac-toren vastgesteld die van belang zijn voor het met succes kunnendoorlopen van het innovatietraject. Deze factoren zijn in figuur 2.3weergegeven. De factoren kunnen in twee groepen worden inge-deeld, te weten structuur en conditie die de innovatie mogelijkmaken, bijvoorbeeld heldere koers en informele communicatie, enrichtinggevend (factoren die inhoudelijk richting geven zoals infor-matietechnologie).

figuur 2.3 meest relevante inputfactoren voor innovaties

structuur & condities richting meetbaarheid*

1. heldere koers van het bedrijf X +2. informele communicatie X +3. toegewijde individuen X +4. samenwerking met klanten X ++5. informatietechnologie X X +++6. marktgerichtheid X ++7. hoge betrokkenheid X –8. hoge expertise X ++9. gebruik externe informatie X ++10. formeel toetsen van de innovatieconcepten X +++

* De meetbaarheid wordt als ‘matig’ (+) beoordeeld als de desbetreffende factorobjectief meetbare elementen bevat die echter niet precies meetbaar zijn (d.w.z.ratio-geschaald); de factor wordt als ‘redelijk’ (++) tot ‘goed’ (+++) meetbaarbeoordeeld als de objectief meetbare elementen precies meetbaar zijn d.m.v. eenratio-schaal. – betekent dat de factor niet meetbaar is.

Bron: Fisscher, Garrelfs en van der Meer, (1993).

Uit de figuur blijkt dat maatstaven zoals samenwerking en IT-gebruikgoed te meten zijn. Maatstaven die te maken hebben met de betrok-kenheid van individuen of andere persoonsgebonden maatstavenzijn veel moeilijker te meten.

Ook andere auteurs (Cobbenhagen c.s. (1995), Rommel c.s. (1995)en Coopers en Lybrand (1995)) geven innovatie-indicatoren aan dieop microniveau een goed inzicht kunnen geven in de innovaties indienstensectoren. De nadruk ligt op organisatorische en procesmati-ge vernieuwingen, die zoals uit de vorige paragraaf is gebleken, voorde dienstensector belangrijker zijn dan voor de industrie. TNO (1991)laat zien dat de gebruikelijke innovatiemaatstaven zoals R&D-uitga-ven ook voor de diensten gebruikt kunnen worden, maar om ver-nieuwingsinspanningen in de dienstensector beter te kunnen metenheeft TNO de lijst met gangbare indicatoren uitgebreid met enkelenieuwe indicatoren. De lijst die TNO samengesteld heeft ziet er alsvolgt uit:

29

Innovaties in de dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 29

Page 30: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Bestaande indicatoren:a. R&D-activiteiten: Er is doorgaans sprake van een onderschatting

van de omvang in de dienstensector, omdat meestal alleen geke-ken wordt naar ‘technische’ R&D. Zaken als marktonderzoek enlogistieke conceptontwikkeling spelen in de dienstverlening echtereen belangrijke rol en blijven hierdoor buiten beschouwing.

b. IT-investeringen, mits gericht op vernieuwende activiteiten.c. Samenwerkingsverbanden: Dit is een goede vernieuwingsindica-

tor wegens de systematische aandacht voor vernieuwing insamenwerkingsverbanden.

d. Scholing: De vernieuwingsindicator is deelnemingspercentage vanbepaalde groepen personeel aan specifieke scholingsactiviteiten.

e. Octrooien: Wanneer de innovativiteit gemeten wordt met het aan-tal octrooien wordt innovativiteit van de diensten onderschat,omdat diensten en processen zich minder lenen voor patenterendan producten (zie Kleinknecht, 1998). De diensten die weloctrooien aanvragen, doen dat over het algemeen niet op nieuwediensten, maar op bijvoorbeeld technische vindingen, zoals in deingenieursbranche.

Mogelijke nieuwe indicatoren:a. Projectteams: De formatie van multidisciplinaire projectteams

komt in de dienstensector vaak voor. Doorgaans zijn deze teamsminder gestructureerd dan R&D-afdelingen in de industrie.Projectteams die gericht zijn op productontwikkeling kunnen eenindicator van vernieuwing zijn.

b. Vernieuwing in de manier van dienstverlening: Deze indicator vanvernieuwing heeft vooral betrekking op de manier waarop dedienst geleverd wordt, zoals bijvoorbeeld aspecten als tijdsduur,locatie, distributiewijze van de dienst.

In de volgende paragraaf wordt verder ingegaan op de indicatorendie uiteindelijk gekozen zijn om in deze publicatie weer te geven,waarbij de beschikbaarheid van de gegevens een eerste voorwaardewas, waardoor al een groot aantal maatstaven uitgesloten wordt.

2.5 Welke indicatoren hanteren we?De relevante indicatoren voor het meten van innovativiteit van dien-stensectoren, die uit de vorige paragraaf naar voren komen, zijngebaseerd op de traditionele ‘harde’ indicatoren voor het meten vaninnovativiteit in de industrie. Aan de hand van de kenmerken vandienstverlening zijn aanpassingen en toevoegingen doorgevoerd. Detraditionele indicatoren kunnen volgens de auteurs van de aange-haalde onderzoeken immers wel gebruikt worden voor het meten

30

Innovaties in de dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 30

Page 31: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

van innovativiteit in de dienstverlening, mits een aantal indicatorenwordt toegevoegd of aangepast aan specifieke kenmerken van dienst-verlening.

De inventarisatie in de vorige paragraaf leverde een ruim aantal indi-catoren op. Deze zijn echter niet allemaal objectief meetbaar en erzijn veel overlappende indicatoren. De vraag is nu welke indicatorenhet meest geschikt zijn voor het meten van de innovativiteit van dedienstensector.

Selectiecriteria waren dat de indicatoren objectief meetbaar moestenzijn en de aanwezigheid van gegevens in bestaande statistischebestanden of via bewerking van bestanden. Bovendien wilden we zoveel mogelijk aansluiten bij de maatstaven die in de eerdere EIM-publicaties zijn gebruikt (zie Prince, 1997 en Van der Valk, 1998)1.Zoals eerder aangegeven, is bij het samenstellen van de maatstavensterk geleund op de gegevens uit de CIS-2 enquête (CBS, 1998),waarin voor het eerst ook veel bedrijven uit de dienstensector zijngeënquêteerd. De resulterende lijst met indicatoren die zowel prak-tisch als theoretisch bruikbaar is, ziet eruit zoals tabel 2.1. Het is eenbelangrijke vooruitgang dat nu ook data over innovaties in de dien-stensectoren beschikbaar zijn. Vergeleken met de theoretisch meestrelevante indicatoren blijft er echter nog veel te wensen en is dekeuze die we hier presenteren vooral een pragmatische. Door hetCBS wordt overigens veel aandacht besteed aan het verbeteren vanhet meten van innovaties in de dienstensectoren.

We gebruiken een indeling van innovatiemaatstaven in drie catego-rieën, te weten (zie ook Prince, 1997 en Van de Valk, 1998):• inputmaatstaven;• procesmaatstaven en• outputmaatstaven.

Deze maatstaven maken het innovatieproces zoals zich dat in hetbedrijfsleven voordoet inzichtelijk. Bij inputmaatstaven gaat het omwat er in geld of personele inspanning wordt ingezet in het innova-tieproces. De wijze waarop innovatie-inputs omgezet kunnen wor-den in innovatie-outputs is ook een belangrijk aspect van de innova-tiviteit. Bij dit innovatieproces gaat het onder meer om verbeteringenin de manier van werken en de organisatie van bedrijven en om deexterne gerichtheid, in de vorm van samenwerking bijvoorbeeld. Deoutputmaatstaven geven weer hoe innovatie-input en het proces van

31

Innovaties in de dienstensector

1 De publicaties van Prince en Van der Valk gaan in op de industrie. De gegevens van de indu-strie zijn ook dit jaar verzameld, zodat een tijdreeks opgebouwd wordt.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 31

Page 32: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

innoveren uiteindelijk leiden tot innovaties en in hoeverre dezeinvloed hebben gehad op de productie of concurrentiepositie van hetbedrijf.

32

Innovaties in de dienstensector

tabel 2.1 tabellen dienstensectoren, gegevens voor MB (middenbedrijf met 10-100 werknemers)en GB (grootbedrijf met ≥100 werknemers).

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996)% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-96)% van de innovatoren met overheidssteun (1994-96)innovatie-uitgaven als % v.d. productiewaarde (1996)investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996)investeringen in software als % van de productiewaarde (1996)inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-96)uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-96)

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-96)

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen waaronder % bedrijven met marketingaanpassingenwaaronder % bedrijven met reorganisatiewaaronder % bedrijven met managementaanpassingen

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996)% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (1994-96)% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (1994-96)% innovatoren met knelpunten (1994-96)

waarbij project niet is gestartwaarbij project (tussentijds) is stopgezetwaarbij project ernstig is vertraagd

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996)% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996% innovatoren dat invloed van de innovatie(s) op concurrentie positie niet kan schatten% innovatoren waarbij innovatie de concurrentiepositie weinig heeft veranderd % innovatoren waarbij innovatie de concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd% innovatoren waarbij innovatie de concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterdarbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1000; 1996)

Structuurkenmerkenaantal actieve ondernemingen (1996)aantal werknemers (1996)productiewaarde in miljoenen guldens (1996)

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 32

Page 33: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

3 Intersectorale vergelijking vaninnovatiemaatstaven

In dit hoofdstuk worden de innovatiemaatstaven over de verschil-lende dienstensectoren bekeken. Eerst worden de diensten en deindustrie naast elkaar gezet, vervolgens worden de dienstensectorenonderling vergeleken. Voor uitleg bij de gebruikte indicatoren wordtverwezen naar bijlage II.

3.1 Diensten en industrie vergelekenTabel 3.1 geeft het innovatieprofiel van de totale dienstensector, datwil zeggen de sommatie van alle in dit rapport opgenomen dien-stensectoren (zie tabel 1.1). Deze tabel wordt met name gebruikt omde maatstaven in de deelsectoren beter in perspectief te kunnen zien.Om de innovativiteit van de dienstensector zelf ook in perspectief tekunnen bekijken is in tabel 3.2 ook het innovatieprofiel van de tota-le industrie weergegeven (inclusief enkele extra maatstaven die welvoor de industrie maar niet voor diensten beschikbaar zijn)1.

Van alle Nederlandse bedrijven heeft 1/3 deel zich in 1994 t/m 1996met innovatieve activiteiten beziggehouden (CBS, 1998). De dien-stensector had een gemiddelde score: 33% van de dienstverlenendebedrijven heeft zich met innovatie beziggehouden, terwijl het in deindustriële sector ging om een veel groter aandeel, namelijk bijna60%. Het gemiddelde wordt naar beneden getrokken door de grotegroep bedrijven in de overige sectoren (o.a. de landbouw2) waarvanslechts 23% innovatieve activiteiten uitvoert. Deze overige sectorenblijven in dit rapport verder buiten beschouwing.

Industrie scoort op bijna alle aspecten hoger dan dienstensectorUit de tabellen 3.1 en 3.2 komt naar voren dat de industrie op bijnaalle gemeten aspecten beter scoort dan de dienstensector, ook wan-neer rekening gehouden wordt met enkele ‘zachte’ indicatoren. Opeen aantal punten scoren diensten echter wel iets hoger:• De uitgaven aan computers, software en apparatuur ten behoeve

van innovatieve activiteiten zijn in de dienstensectoren relatiefhoger dan in de industrie.

33

De innovativiteit van de Nederlandse dienstensector

1 De industrie bestaat uit de volgende 15 sectoren: voedings- en genotmiddelenindustrie, tex-tiel- en lederindustrie, papierindustrie, uitgeverijen en drukkerijen, aardolie-industrie, chemi-sche-basisproductenindustrie, farmaceutische industrie, overige chemische-eindproductenin-dustrie, rubber- en kunststofindustrie, basismetaalindustrie, metaalproductenindustrie,machine-industrie, elektrotechnische industrie, transportmiddelenindustrie en overige indu-strie.

2 Landbouw, bosbouw, visserij, delfstoffenwinning, energie- en waterleidingbedrijven en debouwnijverheid.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 33

Page 34: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

• In de dienstensector worden iets vaker partnerships aangegaandan in de industrie (26% versus 24% van de innovatoren).

• Innovatoren in de diensten ondervinden iets minder vaak knel-punten dan in de industrie (38% versus 40% van de innovato-ren).

• In de dienstensector zijn relatief meer innovatoren die zeggen datinnovatie de concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd (32%versus 24%).

Innovatieprofiel van de dienstensector

34

Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven

tabel 3.1 innovatieprofiel van de dienstensector (alle sectoren uit paragraaf 4.1 t/m 4.11 gesom-meerd), voor alle ondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en ≥ 100 werknemers (GB)

MB + GB MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) 2 2 10% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 33 31 55% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 14 13 22innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 2 3 2investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 0,67 0,45 0,79investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,13 0,10 0,14inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 48 61 37uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 6 5 7

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 56 55 79

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 43 42 65waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 29 28 45waaronder % bedrijven met reorganisatie 31 29 51waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 12 11 20

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 26 24 40% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 34 32 43% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 51 48 69

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 8 8 11% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 28 27 50% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 38 37 47

waarbij projecten niet zijn gestart 38 38 36waarbij projecten (tussentijds) zijn stopgezet 41 40 47waarbij projecten ernstig zijn vertraagd 78 78 79

% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 19 19 20% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 29 29 30% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 39 38 41% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 32 33 29arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 107,1 97,3 113,5

Structuurkenmerkenaantal ondernemingen (1996) 27.624 25.614 2.010aantal werknemers (1996) 2.116.301 837.442 1.278.859productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 373.379 136.018 23.7361

Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 34

Page 35: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Innovatieprofiel van de industrie

35

Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven

tabel 3.2 innovatieprofiel van de industrie, voor alle ondernemingen met 10-100 werknemers(MB) en ≥ 100 werknemers (GB)

MB + GB MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) 18 13 48% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 59 56 84% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 43 38 66innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 4 3 4investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 0,19 0,17 0,20investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,07 0,04 0,07inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 33 61 27uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 7 4 7

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 61 57 83

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 46 42 70waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 31 28 51waaronder % bedrijven met reorganisatie 34 31 53waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 15 14 22

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 24 20 46% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 51 43 71% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 54 49 73

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 18 14 36% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 56 53 79

waaronder met productinnovaties 90 89 93waaronder met procesinnovaties 74 71 84

omzet % uit geïnnoveerde producten die nieuw zijn voor het bedrijf 30 30 32omzet % uit geïnnoveerde producten die nieuw zijn voor de afzetmarkt 14 15 12% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 40 37 54

waarbij projecten niet zijn gestart 50 48 57waarbij projecten (tussentijds) zijn stopgezet 53 51 59waarbij projecten ernstig zijn vertraagd 76 74 82

% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 21 21 21% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 35 35 32% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 41 40 47% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 24 25 21arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 130,2 99,6 147,6

Structuurkenmerkenaantal ondernemingen (1996) 10.114 8.686 1.428aantal werknemers (1996) 748.361 271.952 476.409productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 330.378 78.670 251.708

Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 35

Page 36: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Inputmaatstaven; industrie scoort beduidend hoger dan dienstensec-torUit een vergelijking van de inputmaatstaven in de tabellen 3.1 en 3.2blijkt dat er in de dienstensector nauwelijks bedrijven zijn met eigenR&D personeel (2%, tegen 18% in de industrie). Ook in hoofdstuk 2werd al aangegeven dat een R&D-afdeling in de industrie veel gebrui-kelijker is dan in de diensten. Bovendien is hier alleen de ‘harde’R&D bedoeld, waarbij het vooral om toepassing van B-wetenschap-pen gaat (zie bijlage II). Een duidelijk groter aandeel van de bedrij-ven in de dienstensector heeft echter vernieuwende activiteiten,ongeveer eenderde deel. In de industrie gaat het om bijna 60%.

De uitgaven aan innovatie zijn in de industrie relatief gezien twee-maal zo hoog als in de diensten, namelijk respectievelijk 4% en 2%van de productiewaarde. Het grootste deel van de uitgaven aan inno-vatieactiviteiten wordt dan ook in de industrie gedaan, namelijkbijna 56% van de totale innovatie-uitgaven. Dit is relatief veel, omdatin toegevoegde waarde gemeten het aandeel van de industrie slechts23% is (van de in het onderzoek betrokken sectoren) (zie CBS,1998). Opvallend is wel dat de dienstensector een groter deel van deproductiewaarde uitgeeft aan (met name) computers en software, enook aan inkoop van apparatuur ten behoeve van innovatieve activi-teiten. Dit laatste is in de dienstensector 48% van de innovatie-uit-gaven en in de industrie slechts 33%.

De bedrijven in de industrie hebben veel vaker gebruikgemaakt vansubsidieregelingen bij innovaties. Het gaat om 43% van de bedrijvenin de industrie tegen 14% in de dienstensector. De meest waar-schijnlijke achtergrond hiervan is dat de industrie van oudsher vakerdoelgroep van het innovatiebeleid is1, en dat veel subsidieregelingentoegekend worden op basis van typische ‘harde’ innovatiemaatsta-ven zoals bijvoorbeeld inzet van R&D-personeel en technologischeontwikkeling.

Procesmaatstaven; ook niet-technologische vernieuwingen vaker inindustrieAlle soorten niet-technologische vernieuwingen (strategieaanpassin-gen, marketingaanpassingen, reorganisatie of managementaanpas-singen) worden vaker in de industrie doorgevoerd dan in de diensten(gemiddeld 61% van de bedrijven in de industrie en 56% in de dien-sten heeft op minimaal één van de vragen naar niet-technologischevernieuwingen positief geantwoord). Hoewel deze ‘zachte’ maatsta-

36

Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven

1 Hoewel ook zogenaamde ‘stuwende dienstverlening’ doelgroep van innovatiebeleid is, zoalsbijvoorbeeld ICT-intensieve diensten.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 36

Page 37: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

ven waren bedoeld om de innovativiteit van de diensten beter temeten, betekent dat dus niet dat dit soort vernieuwing in de industrieminder voor zou komen. Zowel in de industrie als in de dienstenkomen strategieaanpassingen het meest voor. Managementaanpas-singen komen relatief het minst vaak voor.

Op het gebied van samenwerking, eveneens een ‘zachte’ maatstaf(hoewel hier alleen naar samenwerking tussen technologische ver-nieuwers (of innovatoren) wordt gekeken), scoort de dienstverleningwel iets hoger. Gemiddeld 26% van de innovatieve bedrijven in dedienstensector gaat partnerships aan, en 24% van de industriëlebedrijven. In de industrie wordt wel vaker met een buitenlandse part-ner samengewerkt. Samenwerkingsverbanden worden meestal afge-sloten met bedrijven in dezelfde bedrijfskolom, zoals leveranciers enafnemers, en soms ook met concurrenten (dat laatste komt in dedienstensector relatief vaker voor) (zie CBS, 1998). In het gebruikvan externe adviseurs is tussen de sectoren niet zo’n groot verschil.Ruim de helft van de innovatoren maakt gebruik van externe advi-seurs.

Outputmaatstaven; veel groter aandeel gerealiseerde innovaties inindustrieIn de dienstensector heeft slechts 28% van de bedrijven ook daad-werkelijk innovaties gerealiseerd, terwijl dit bij de industriële bedrij-ven 56% is (eind 1996). Het is mogelijk dat een deel van de innova-ties waarmee in de periode 1994-1996 gestart is, pas later gereali-seerd zal worden. Door de industrie zijn veel meer octrooiaanvragengedaan (18% van de innovatoren). Dat in de diensten nog 8% vande innovatoren octrooien heeft aangevraagd lijkt overigens aan dehoge kant, gezien het feit dat op nieuwe diensten in principe noggeen octrooien aangevraagd kunnen worden. Het gaat hier dus voor-al om octrooien op producten die door dienstenbedrijven ontwikkeldworden (zie ook bijlage II).

Er zijn in de dienstensector meer innovatoren die zeggen dat de inno-vatie ‘zeer succesvol’ was, aangezien 32% antwoordt dat de innova-tie de concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd, tegen 24% vande innovatoren in de industrie. Tot slot blijkt uit de tabellen dat dearbeidsproductiviteit in de industrie (zoals al vele jaren) duidelijkhoger ligt dan in de dienstensector, wat door de hoge arbeidsintensi-teit van de dienstensector logisch is.

37

Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 37

Page 38: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Grootbedrijf over het algemeen innovatiever dan kleinere bedrij-ven

Uit de tabellen wordt duidelijk dat de meeste innovatiemaatstavenoplopen met grootteklasse. Er zijn enkele uitzonderingen. Zo gevenin de dienstensector de middelgrote bedrijven gemiddeld een groterdeel van hun productiewaarde uit aan innovatieve activiteiten dan degrote bedrijven, en zowel in de dienstensector als in de industrie zijnde uitgaven aan inkoop van apparatuur relatief duidelijk hoger in hetmiddenbedrijf dan in het grootbedrijf. Bovendien blijkt dat bij demiddelgrote bedrijven innovatie iets vaker ook de concurrentieposi-tie van het bedrijf heeft verbeterd dan bij het grootbedrijf. Dit geldtzowel in de diensten als in de industrie.

Ook uit onderzoek van Kleinknecht (1998) blijkt dat grote bedrijvenvaker innovatoren zijn dan kleine bedrijven, maar hij laat zien datdie relatie minder dan proportioneel toeneemt met de bedrijfsom-vang. Bovendien blijkt dat de relatief kleine bedrijven onder de inno-vatoren een hoger omzetaandeel uit de nieuwe producten halen. Uithetzelfde onderzoek blijkt dat in sectoren met een groot aandeel vankleine bedrijven (minder dan 50 werknemers) de omzet uit innova-tieve producten relatief hoger is. Dit zou eventueel verklaard kunnenworden door de mogelijk sterke concurrentie in die sectoren.

Vossen (1998) komt tot een enigszins vergelijkbare conclusie, name-lijk dat MKB-bedrijven efficiënter zijn in het uitvoeren van R&D.Kleine bedrijven realiseren relatief veel innovatieve output vergele-ken met wat te verwachten is op basis van de input aan bijvoorbeeldR&D, innovatie-uitgaven etc. Kleine bedrijven kunnen soms handigergebruikmaken van kennis spill-overs van grote bedrijven. De econo-mische waarde van innovaties kan echter ook verschillen tussengrote en kleine bedrijven. De kwaliteit van de innovaties zou hogerkunnen zijn bij grote bedrijven. Waarschijnlijk is dat het bij grote enkleine innovatoren vooral verschillende typen innovaties betreft.Grote bedrijven richten zich op onderzoek waarbij bijvoorbeeldschaalvoordelen in R&D van belang zijn (zoals bij fundamenteelonderzoek). Kleine bedrijven zijn beter in innovaties waarbij de com-paratieve voordelen van kleine bedrijven, zoals flexibiliteit en nabij-heid tot de klanten, beter tot uiting komen (kleine bedrijven doeneerder toegepast onderzoek).

38

Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 38

Page 39: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Internationaal vergeleken; Nederlandse diensten relatief minderinnovatief

Uit een vergelijkend onderzoek onder 12 Europese landen (op basisvan dezelfde CIS-2 enquête)1 komt naar voren dat de Nederlandsedienstensector een relatief laag percentage innovatieve bedrijvenheeft. Nederland staat als zesde in de ranglijst van 12 landen. In deNederlandse industrie is het percentage innovatieve bedrijven hogerdan gemiddeld. Hier staat Nederland op de vierde plaats, achterIerland, Duitsland en Oostenrijk. Het aantal innovatieve bedrijven isgemiddeld 53% in de industrie en 41% in de dienstensector. Ookgemeten in ‘innovatie-intensiteit’ (innovatie-uitgaven als percentagevan de omzet) scoren de Nederlandse diensten laag, met 1,6% tegeneen gemiddelde van 2,8%. De industrie scoort gemiddeld, met eeninnovatie-intensiteit van 3,8%.

3.2 De dienstensectoren onderling vergele-ken

In deze paragraaf wordt eerst de samenstelling van de dienstensectorzoals die hier is gedefinieerd bekeken en vervolgens wordt aan dehand van enkele input-, proces- en outputmaatstaven de innovativi-teit van de sectoren onderling vergeleken.

Structuurkenmerken

Het aantal ondernemingen is het grootst in de groothandel, gevolgddoor de sectoren horeca & autohandel en de detailhandel & repara-tiesector. De zakelijke dienstverleningssectoren zijn het kleinst,gemeten in aantallen bedrijven.

Gemeten in werkgelegenheid is de sector verhuur & overige zakelij-ke dienstverlening het grootst, met bijna een kwart van de werkge-legenheid. Hieronder vallen ook de uitzendbureaus die vooral in hetgrootbedrijf talrijk zijn. De andere zakelijke diensten, zoals milieu-dienstverleners, computerservicebureaus, architecten en de juridi-sche & economische adviesdiensten zijn veel minder omvangrijk.Grote sectoren zijn verder de vervoer & communicatiesector en dedetailhandel & reparatie.

39

Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven

1 Zie artikel: Dienstverlening is relatief nog weinig innovatief, Het Financieele Dagblad 17-08-1999, en persbericht EC. Over dit onderwerp wordt ook gerapporteerd in het vervolg op CBS(1998); Kennis en economie 1999.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 39

Page 40: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Innovatieprofielen van dienstensectoren vergeleken

Omdat er veel indicatoren van innovativiteit zijn verzameld, wordt indeze paragraaf een selectie besproken van telkens twee input-, pro-ces- en outputmaatstaven. De gekozen indicatoren zijn het meestkenmerkend voor het beschrijven van het innovatieprofiel. Voor eengenuanceerder beeld moeten ook de andere maatstaven besprokenworden; dat gebeurt in hoofdstuk 4.

Inputmaatstaven:• % innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-

1996)• inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996)

Procesmaatstaven:• % bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996)• % innovatoren dat een partnership is aangegaan (1994-1996)

Outputmaatstaven:• % bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996• % innovatoren waarbij innovatie de concurrentiepositie enigszins

of behoorlijk heeft verbeterd.

40

Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven

tabel 3.3 aantal ondernemingen en werknemers in dienstensectoren naar rangorde (MB + GB)

aantal aantalondernemingen werknemers

rangorde sector in % totaal sector in % totaal

1 groothandel 23,0 verh/rest ov. zakelijke die. 23,62 horeca en autohandel 16,4 vervoer opsl. communicatie 18,23 detailhandel en reparatie 14,0 detailhandel en reparatie 16,84 vervoer opsl. communicatie 13,5 groothandel 13,05 verh./rest ov. zakelijke die. 12,5 financiële instellingen 9,16 juridische en econ. dienstv. 5,3 horeca en autohandel 7,77 overige diensten n.e.g. 5,2 juridische en econ. dienstv. 3,48 architecten- en ingenieursb. 3,5 architecten- en ingenieursb. 3,19 financiële instellingen 3,4 overige diensten n.e.g. 2,210 computerservicebureaus 2,2 computerservicebureaus 1,811 milieudienstverlening 1,0 milieudienstverlening 1,0

totaal diensten 100 totaal diensten 100

Bron: EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 40

Page 41: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Inputmaatstaven

In figuur 3.1 zijn de twee inputmaatstaven weergegeven voor de ver-schillende dienstensectoren. Uit de figuur komt naar voren dat hethoogste aandeel bedrijven met (technologisch) vernieuwende activi-teiten te vinden is in de zakelijke diensten, met name de sectorencomputerservicebureaus, architecten- en ingenieursbureaus enmilieudienstverlening. De consumentendiensten detailhandel enhoreca zijn het minst vernieuwend.

De inkoop van apparatuur als aandeel van de innovatie-uitgaven isin de meeste sectoren omgekeerd evenredig met het aandeel vaninnovatoren, wat ook duidelijk te zien is in figuur 3.1. Hoe mindervernieuwers in een sector, hoe groter de uitgaven aan apparatuur alsaandeel in de innovatie-uitgaven is. De groothandel, en vooral demilieudienstverlening, zijn echter uitzonderingen. Deze laatste is eenvan de meest innovatieve sectoren, maar toch wordt meer dan 90%van de innovatie-uitgaven in apparatuur gestoken. Vergeleken metandere dienstensectoren is de milieudienstverlening relatief kapitaal-intensief, en de apparatuur die gebruikt wordt om bijvoorbeeld grondte saneren, is sterk aan vernieuwing onderhevig.

figuur 3.1 % innovatoren en % innovatie-uitgaven aan inkoop van appa-ratuur, naar rangorde vanaf de sector met de minste innovato-ren, 1994-1996

Bron: CBS/EIM.

41

Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven

computerserviceb.

architecten- en ing. bur.

milieudienstverl.

financiële inst.

groothandel

juridische en econ. die

verhuur en rest ov. za. die

overige die. n.e.g.

vervoer, opslag + comm.

horeca + autoh.

detailhandel + rep.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

%

inkoop apparatuur % innovatoren

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 41

Page 42: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Procesmaatstaven

Wanneer we kijken naar het aantal bedrijven dat aan niet-technolo-gische vernieuwingen heeft gewerkt, valt op dat de rangorde redelijkovereenkomt met die van het aantal bedrijven met innovatieve acti-viteiten (figuur 3.1). Wel zijn er enkele verschillen. De financiëleinstellingen scoren in rangorde duidelijk hoger bij de niet-technolo-gische vernieuwingen dan bij technologische vernieuwingen (inno-vaties), evenals de juridische & economische dienstverleners. Figuur3.2 laat zien dat de computerservicebureaus, de financiële instellin-gen, de juridische & economische adviesbureaus en de architecten-en ingenieursbureaus het meest vernieuwend zijn, gemeten naarniet-technologische vernieuwingen. Ook hier is de detailhandel hetminst innovatief. De verschillen tussen de sectoren zijn minder grootdan de percentages bij innovatoren, maar de percentages van niet-technologische vernieuwers lopen toch uiteen van 81% voor demeest, en 41% voor de minst vernieuwende sector.

Bron: CBS/EIM.

Figuur 3.3 laat het aandeel innovatoren (technologische vernieu-wers) met partnerships zien. Het gaat hier om innovatoren met tech-nologische vernieuwingen. Ook bij deze indicator blijken voorname-lijk zakelijke dienstverleners hoog te scoren, en consumentendien-sten laag. In de horeca & autohandel wordt het minst samengewerktop het gebied van innovatie, in de milieudienstverlening het meest.

42

Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven

computerserviceb.

financiële inst.

juridische en econ. die

architecten- en ing. bur.

milieudienstverl.

groothandel

verhuur en rest ov. za. die

diensten totaal

horeca + autoh.

vervoer, opslag + comm.

overige die. n.e.g.

detailhandel + rep.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90

figuur 3.2 % bedrijven met niet-technologische vernieuwingen, 1994-1996

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 42

Page 43: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Outputmaatstaven

Wanneer we kijken naar de output, of de gevolgen van alle inspan-ningen om te innoveren, is vooral het aandeel van bedrijven metgerealiseerde innovaties van belang. Als de sectoren in volgorde vanminst naar meest innovatieve sector volgens deze maatstaf wordengezet, dan komen ze in dezelfde volgorde terecht als in figuur 3.1,waar het aandeel van bedrijven met innovatieve activiteiten werdweergegeven. In figuur 3.4 zijn ze nog eens samen neergezet. Hetblijkt dat niet alle innovatieve activiteiten ook daadwerkelijk totinnovaties leiden1.

43

Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven

figuur 3.3 % innovatoren dat een partnership is aangegaan, 1994-1996

Bron: CBS/ EIM.

milieudienstverl.

financiële inst.

computerserviceb.

architecten- en ing. bur.

juridische en econ. die

verhuur en rest ov. za. die

diensten totaal

vervoer, opslag + comm.

groothandel

overige die. n.e.g.

detailhandel + rep.

horeca + autoh.

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50

1 Er moet bij deze conclusie wel aangetekend worden dat de relatie niet één op één is. Het gaatom innovatieve activiteiten tussen 1994 en 1996 en de gerealiseerde innovaties ultimo 1996.Er kunnen ook projecten uit die periode pas ná 1996 afgerond worden.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 43

Page 44: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Tot slot kijken we hier nog naar het succes van de innovaties volgensde innovatoren. In figuur 3.5 is, weer naar rangorde, aangegevenhoeveel procent van de innovatoren1 aangeeft dat de innovatie deconcurrentiepositie enigszins of sterk heeft verbeterd. Opvallend isdat dat percentage niet onder de 60 komt. Voor de overige (40% ofminder) bedrijven geldt dat de innovatie de concurrentiepositieslechts in geringe mate heeft veranderd. Het meest succesvol wareninnovaties in de sectoren computerservicebureaus, architecten- eningenieursbureaus en financiële diensten. Dit zijn sectoren die ooksterk innovatief zijn, zelfs vergeleken met sectoren uit de industrie.De minder innovatieve consumentendiensten zoals de horeca en dedetailhandel scoren, wanneer zij innoveren, echter wel relatief goedop de verbetering van de concurrentiepositie. Het meest opvallend isdat de percentages van alle dienstensectoren relatief dicht bij elkaarliggen, tussen de 60% en 88%.

44

Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven

figuur 3.4 % innovatieve bedrijven 1994-1996 en % bedrijven met gerealiseerde innovaties,ultimo 1996

Bron: CBS/ EIM.

computerserviceb.

architecten- en ing. bur.

milieudienstverl.

financiële inst.

groothandel

juridische en econ. die

verhuur en rest ov. za. die

overige die. n.e.g.

vervoer, opslag + comm.

horeca + autoh.

detailhandel + rep.

0 10 20 30 40 50 60 70 80

% bedr. met gerealiseerde innovaties % innovatoren

1 Dit betreft alleen de innovatoren die kúnnen aangeven of er effect was op de concurren-tiepositie.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 44

Page 45: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

figuur 3.5 % innovatoren waarbij innovatie de concurrentiepositie enigszins of behoorlijk heeftverbeterd, 1996

Bron: CBS/EIM.

45

Intersectorale vergelijking van innovatiemaatstaven

computerserviceb.

architecten- en ing. bur.

financiële inst.

groothandel

vervoer, opslag +comm.

horeca + autoh.

detailhandel + rep.

juridische en econ. die

milieudienstverl.

overige die. n.e.g.

verhuur en rest ov. za. die

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 45

Page 46: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 46

Page 47: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

4 Innovatiemaatstaven per dien-stensector

In dit hoofdstuk wordt voor elf dienstensectoren een tabel gepresen-teerd, met daarin input-, proces- en outputmaatstaven, die de matevan innovativiteit van de sectoren weergeeft. Om de indicatoren goedte kunnen begrijpen is het zinvol eerst bijlage I met de afbakeningvan de sectoren en bijlage II door te lezen, waarin uitleg bij de indi-catoren wordt gegeven. Belangrijk is in ieder geval het begrip ‘inno-vatoren’, dat ook al in het vorige hoofdstuk werd gebruikt. Het gaathierbij om bedrijven die nieuwe technieken of kennis inzetten omnieuwe producten, diensten of productieprocessen te ontwikkelen.De nadruk bij innovaties ligt op het gebruik van technologie.

Elke paragraaf is als volgt opgezet: eerst wordt de tabel met innova-tiemaatstaven gepresenteerd, die vervolgens wordt besproken aan dehand van structuurkenmerken, de aard van de innovativiteit, eenvergelijking met de totale dienstensector (zie tabel 3.1) en eenbespreking van de input-, proces- en outputmaatstaven. De bespre-king is in principe gericht op alle innovatiemaatstaven, maar vooralop degenen die er het meest uitspringen. Ter illustratie zijn boxjesopgenomen met voorbeelden van innovaties in de betreffende secto-ren.

47

De innovativiteit van de Nederlandse dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 47

Page 48: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

4.1 Groothandel

Kenmerken van de sector

De groothandel heeft als belangrijkste functie het voor eigen rekeningen risico inkopen van goederen die buiten de eigen onderneming zijngeproduceerd, en deze af te zetten aan bedrijfsmatige afnemers.Handel drijven en het verrichten van fysieke distributie zijn hierbijvan oudsher de kernelementen. Er zijn vele typen groothandelsbe-

48

Innovatiemaatstaven per dienstensector

tabel 4.1 innovatieprofiel van de groothandel (SBI 51), voor alle ondernemingen met 10-100werknemers (MB) en ≥ 100 werknemers (GB)

MB + GB MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) 1 1 12% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 39 38 65% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 19 18 27innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 3 3 3investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 0,61 0,42 0,89investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,10 0,09 0,11inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 41 51 23uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 7 5 9

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 61 60 83

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 48 47 67waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 33 32 49waaronder % bedrijven met reorganisatie 35 33 54waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 10 10 21

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 24 22 42% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 58 57 61% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 47 45 70% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 41 40 45

waarbij projecten niet zijn gestart 41 40 49waarbij projecten (tussentijds) zijn stopgezet 45 44 50waarbij projecten ernstig zijn vertraagd 74 74 76

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 17 16 19% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 35 33 57% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 17 17 16% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 29 29 26% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 39 39 42% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 32 32 32arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 121,5 118,2 126,9

Structuurkenmerkenaantal actieve ondernemingen (1996) 6.358 5.985 373aantal werknemers (1996) 274.378 173.686 100.692productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 55.470 33.646 21.824

Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 48

Page 49: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

drijven, die meestal worden ingedeeld naar de producten die ze ver-handelen1 of naar hun functie, zoals importeur of exporteur, han-delshuis, verkoopkantoor van buitenlandse producenten, of binnen-landse handelaar en grossier (zie De Jong, Muizer en Van der Zwan,1999).

De kapitaalgoederengroothandel is de omvangrijkste subsector vande groothandel, gevolgd door die in consumptiegoederen food (vers)en consumptiegoederen non-food (overig), en grondstoffen en half-fabrikaten (gemeten in omzet, en inclusief het kleinbedrijf).Eenderde deel van de totale afzet wordt geëxporteerd, het gaat metname om kapitaalgoederen, agrarische producten en verse food-roducten. Ook van de inkoop van de groothandel komt meer dan eenderdedeel uit het buitenland door middel van import. Het type goe-deren dat geïmporteerd wordt is vergelijkbaar met de samenstellingvan de export (behalve de verse foodproducten) (zie De Jong, Muizeren Van der Zwan, 1999).

Aard van de innovaties van de groothandel

Door de positie van de groothandel in de keten wordt er van ver-schillende kanten invloed op de sector uitgeoefend, waardoor eenflexibele en dynamische instelling noodzakelijk is. In de groothandelis het aantal fusies en overnames al jarenlang erg hoog, en er is ookeen sterke dynamiek in de vorm van toe- en uittreding van bedrijven.Deze dynamiek wordt veroorzaakt door sterke invloeden op de sec-tor, vanuit (internationale) handelspolitiek, en vanuit de logistieke endistributiezijde. Het is niet verwonderlijk dat de innovativiteit relatiefsterk is, in zo’n dynamische omgeving.

Aan de afnemerszijde worden bedrijven steeds grootschaliger, zodatde groothandel met sterkere machtsposities te maken krijgt en dui-delijke toegevoegde waarde moet kunnen blijven bieden. Ook wordtde klantenkring steeds internationaler. Als reactie hierop wordt erdoor de groothandel vaker dan voorheen samengewerkt. De samen-werking is vaak verticaal, waarbij de groothandel allerlei taken over-neemt van zowel de upstream als de downstream sectoren. Zo biedtde moderne groothandel naast de handels- en distributiefuncties eenscala van diensten aan. Co-makership, landspecifieke assemblage,eindmontage, installeren, verpakken, kwaliteitscontroles en after-sales-service zijn voorbeelden daarvan.

49

Innovatiemaatstaven per dienstensector

1 Deze indeling in 9 groepen wordt meestal gebruikt: groothandel in: 1) agrarische producten,2) grondstoffen en halffabrikanten, 3) bouwmaterialen, 4) kapitaalgoederen, 5) consumptie-goederen food, verse producten, 6) consumptiegoederen food, overige producten, 7) con-sumptiegoederen non-food, modegevoelig, 8) consumptiegoederen non-food, overige pro-ducten 9) overige artikelen.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 49

Page 50: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Innovaties in de groothandel vinden veelal plaats op het gebied vanlogistiek en toepassingen van ICT (zowel in het handelsproces als inde distributie en logistiek), terwijl bij niet-technologische vernieu-wingen het invoeren van kwaliteitszorgsystemen, samenwerking(verticaal) en het voldoen aan milieuwetgeving belangrijke onder-werpen zijn.

Innovativiteit van de groothandel

InputmaatstavenHoewel de groothandelsbedrijven niet veel eigen R&D-personeel indienst hebben, is het aandeel innovatoren (39%) ten opzichte van dedienstensector als geheel (33%) relatief hoog, vooral in het GB (65%van het GB in de groothandel; gemiddeld in de dienstensector 55%).Eén op de vijf bedrijven maakte daarbij gebruik van overheidssteun.Gemiddeld 3% van de productiewaarde is uitgegeven aan innovatie.Dit geldt zowel voor het MB als het GB, en dat is een procentpunthoger dan gemiddeld in de totale dienstensector. De helft van de uit-gaven aan innovaties in het MB had betrekking op inkoop van appa-ratuur. Bij het GB was dit 23%. Dit is relatief minder dan in anderedienstensectoren.

ProcesmaatstavenOok wat niet-technologische vernieuwingen betreft is de groothandelinnovatiever dan de totale dienstensector. Het aandeel bedrijven metdit soort vernieuwingen is 61%, tegen 56% gemiddeld. Bij het GB ligtdit aandeel een stuk hoger, namelijk op 83% (in de totale diensten-sector 79%). De niet-technologische vernieuwingen hebben vooralbetrekking op strategieaanpassingen en marketingaanpassingen. Inveel gevallen werden waarschijnlijk verschillende niet-technologi-sche vernieuwingen doorgevoerd, bijvoorbeeld zowel een reorgani-satie als strategieaanpassingen. Een kwart van de innoverendebedrijven is een partnership aangegaan in de periode 1994-1996. In58% van de gevallen betrof dit een partnership met (ook) (een) bui-tenlandse partner(s); dit is een veel hoger aandeel dan gemiddeld inde dienstensector (34%). De steeds grotere internationale verweven-heid van de groothandel is hiervan waarschijnlijk de achtergrond. Deinnovatoren uit het MB en GB hadden vrijwel even vaak te makenmet knelpunten, namelijk in circa 40% van de gevallen. De knel-punten leidden bij het GB vaker tot het niet starten van een project(49% respectievelijk 40%) en ook had het GB vaker te maken metprojecten die (tussentijds) stopgezet werden (50% GB tegen 44%MB). Ernstige vertraging kwam even vaak voor (driekwart van degevallen).

50

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 50

Page 51: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

OutputmaatstavenHet GB heeft vaker octrooien aangevraagd dan het MB (19% respec-tievelijk 16%). Ten opzichte van de totale dienstensector is de groot-handel duidelijk actiever op dit gebied. Slechts 8% van de innovato-ren in de gehele dienstensector heeft octrooien aangevraagd1. Bij hetaandeel bedrijven met gerealiseerde innovaties is het verschil tussenhet MB en het GB echter veel groter dan bij de octrooien, te weten57% voor het GB tegen 33% voor het MB. De effecten van de inno-vatie(s) op de concurrentie verschillen in de groothandel nauwelijksvan het gemiddelde in de dienstensector.

51

Innovatiemaatstaven per dienstensector

Klanten van groothandel Technische Unie kunnen binnen en bui-ten kantooruren bestellen via Internet en het eigenTechnitelsysteem. Dit zijn interactieve transactiesystemen dieinformatie leveren over de beschikbaarheid van artikelen, deorderstatus en de prijzen. Ook bieden deze systemen de mogelijk-heid om termijnorders te plaatsen, en informatie op te vragen overde status van lopende orders. Tevens kunnen klanten er product-informatie aan ontlenen.

Bron: Technische Unie.

1 Zoals eerder aangegeven (paragraaf 3.3) is dit hoge aandeel niet zo goed te verklaren, en kaner een vertekening zijn opgetreden doordat er ook groothandelsbedrijven zijn ondervraagddie dochter zijn van industriële bedrijven.

Een complex magazijn kan niet zonder warehouse managementsysteem. Er zijn grote bedrijven waar veel in software is geïnves-teerd, en waar het procesmatig niet goed loopt, en waarbij de kop-pelingen met opdrachtgevers een groot probleem zijn.Daarentegen zijn er middelgrote bedrijven die, met een fractie vande investering, hun magazijnprocessen beter onder controle heb-ben.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 51

Page 52: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

4.2 Detailhandel en reparatie

Kenmerken van de sector

De detailhandels- en reparatiesector is een kleinschalige sector (zieook tabellen II-1 en II-2 in bijlage II); het overgrote deel van de bedrij-ven is kleinschalig en heeft meestal één vestiging. Er kan een onder-

52

Innovatiemaatstaven per dienstensector

tabel 4.2 innovatieprofiel van detailhandel en reparatie (SBI 52, exclusief 52.31; apotheken),voor alle ondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en ≥ 100 werknemers (GB)

MB + GB MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) 0 N.B. N.B.% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 21 19 43% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 4 3 10innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 2 2 2investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 0,45 0,59 0,38investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,08 0,14 0,05inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 55 76 46uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 5 5 5

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 41 38 79

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 29 26 66waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 18 16 57waaronder % bedrijven met reorganisatie 21 20 39waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 9 8 15

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 19 18 31% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 18 13 43% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 52 50 72% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 25 22 46

waarbij projecten niet zijn gestart 37 40 28waarbij projecten (tussentijds) zijn stopgezet 28 27 31waarbij projecten ernstig zijn vertraagd 91 92 89

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 3 3 7% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 18 17 40% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 18 17 22% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 32 34 19% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 32 30 52% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 36 36 29arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 41,9 41,9 41,9

Structuurkenmerkenaantal actieve ondernemingen (1996) 3.872 3.645 227aantal werknemers (1996) 355.737 112.935 242.802productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 23.246 7.508 15.838

N.B. = niet beschikbaar.Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 52

Page 53: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

scheid gemaakt worden naar het grootwinkelbedrijf, dat zijn debedrijven met zeven of meer vestigingen, het samenwerkende MKB(in inkoopcombinaties, in- en verkoopverenigingen, franchiseorgani-saties etc.) en niet-samenwerkend MKB. Het niet-samenwerkendeMKB realiseert al enige tijd rond de 15% van de detailhandelsomzet.Het samenwerkende MKB wint de laatste jaren omzetaandeel, tenkoste van het grootwinkelbedrijf. Het gaat nu om ruim 40% van detotale detailhandelsomzet. Deze samenwerkende bedrijven gaan zichook steeds meer gedragen zoals het grootwinkelbedrijf, en realiserendezelfde schaalvoordelen.

De productiewaarde in de detailhandel (inclusief kleinbedrijf) komtvoor 40% uit ‘food-producten’ en voor de overige 60% uit ‘non-food’, waarin duurzame goederen voor woninginrichting, wit- enbruingoed en kleding en schoenen belangrijke aandelen hebben.

Aard van de innovaties in de detailhandels- en reparatiesector

In de detailhandel draait het in belangrijke mate om het op maatbedienen van de klanten. Veel innovatieve activiteiten zijn gericht ophet verbeteren van de klantenbinding. Winkelen op de elektronischesnelweg, zelfscanning, bezorgdiensten of consumer response centraen cardtechnologie (klantenkaarten) zijn voorbeelden van nieuweconcepten om in te spelen op de wensen van de klant. Het inkoop-beleid van winkels wordt steeds meer bepaald door de consumen-tenvraag. Met name in supermarkten, warenhuizen en binnen dedoe-het-zelfbranches vormen scanninggegevens steeds meer de basisvoor alle logistieke activiteiten ten aanzien van inkoop en distributie,prognose en productie. Dit zgn. Efficiënt Consumer Response con-cept is een van de belangrijkste terreinen waarop innovaties in dedetailhandel betrekking hebben. Het effect hiervan zal de komendetijd nog sterk kunnen toenemen.

53

Innovatiemaatstaven per dienstensector

De Edah CardBox is een voorbeeld van een ‘intelligente’ informa-tiezuil. Edah is in 1997 gestart met deze toepassing. De CardBoxwordt gebruikt in combinatie met de Edah Card (klantenkaart). Bijelk winkelbezoek kan de consument die over een Edah Cardbeschikt, deze card in de CardBox stoppen. De klant wordt ver-welkomd en ziet direct het aantal gespaarde punten, die kunnenworden verzilverd voor speciale actieproducten. Voorts wordt deklant geattendeerd op diverse andere acties (ook bij andere win-kels) en kan de klant met een spel extra spaarpunten of een pro-duct winnen.

Bron: Trendrapport Detailhandel 1998, HBD.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 53

Page 54: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Innovativiteit van de detailhandel en reparatie

InputmaatstavenTabel 4.2 geeft inzicht in de innovatiemaatstaven binnen de detail-handel en reparatie. In vergelijking met andere sectoren bevindenzich in de detailhandel en reparatie relatief weinig bedrijven met ver-nieuwende activiteiten. Als bedrijven uitgaven doen voor innovatie,dan heeft dat veelal betrekking op inkoop van apparatuur. De tabellaat zien dat er op een aantal punten duidelijke verschillen bestaantussen middelgrote en grote bedrijven. Het GB kent beduidend meerbedrijven die innovatieve activiteiten ontplooien dan het MB, maarde uitgaven aan innovatie zijn gelijk, namelijk 2% van de productie-waarde, bij zowel het MB als het GB. Middelgrote bedrijven geven,net als gemiddeld in de dienstensector, deze middelen vaker uit aanhard- en software en apparatuur.

ProcesmaatstavenOpvallend is dat in de detailhandel en reparatie ook in relatief wei-nig bedrijven sprake is van niet-technologische vernieuwingen, zoalsstrategie- of marketingaanpassingen (41%, ten opzichte van 56%gemiddeld in de diensten). Hoewel er veel wordt samengewerkt in dedetailhandel, worden partnerships om innovaties te ontwikkelenrelatief weinig aangegaan (19% van de innovatoren, tegen 26%gemiddeld). Dit geldt zowel voor het GB als het MB. Het GB scoortbij de procesinnovaties wel op alle punten beter dan het MB, maarhet volgende voorbeeld laat zien dat het MB soms het GB voor is invernieuwende activiteiten. Hoewel men in het algemeen weinig knel-punten ervaart, blijkt bij bedrijven die wel problemen ondervindenhet innovatieproject zeer vaak (91%) vertraging op te lopen. Van hetGB dat innovaties realiseert stuitte bijna de helft op knelpunten (datis gelijk aan het gemiddelde), terwijl het MB minder knelpuntenondervond dan het gemiddelde MB uit de dienstensector.

54

Innovatiemaatstaven per dienstensector

Ahold gaat wereldwijd in al zijn supermarkten financiële dienstenverkopen. Toch zijn ze niet de eerste Nederlandse supermarkt diehiertoe heeft besloten. Een Plusmarkt van de Bilthovense Sperwer-groep herbergt sinds enige maanden een ‘Raboshop’ in de winkel.De klanten kunnen daar rekeningen openen, sparen, lenen en een-voudige verzekeringen sluiten, bijvoorbeeld voor opstal, inboedelen brand. De eerste resultaten ogen goed, zowel voor de super-markt als voor de Raboshop. Andere supermarktketens werkenmet vergelijkbare concepten.

Bron: Volkskrant, 8 oktober 1999.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 54

Page 55: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

OutputmaatstavenAangezien het aantal bedrijven met innovatieve activiteiten (gerichtop het toepassen van technologie) laag is, is ook het aandeel vanbedrijven met gerealiseerde innovaties relatief laag. In het GB gaathet nog om 40% van de bedrijven (tegen 50% gemiddeld) en in hetMB om slechts 17% van de bedrijven (tegen 27% gemiddeld). In hetGB van de detailhandel & reparatie zijn innovaties vaker succesvoldan in het gemiddelde GB (respectievelijk 81% en 70% van de inno-vatoren geeft aan dat innovatie de concurrentiepositie enigszins ofbehoorlijk heeft verbeterd).

55

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 55

Page 56: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

4.3 Horeca en autohandel

Kenmerken van de sector

Tot de sterk groeiende bedrijfstak horeca behoren hotels, restaurants,cafetaria’s, lunchrooms, (eet)cafés, catering en vakantiecentra. Debedrijfstak is overwegend consumentgericht, hetgeen zich uit in

56

Innovatiemaatstaven per dienstensector

tabel 4.3 innovatieprofiel van horeca en autohandel (SBI 50 en 55), voor alle ondernemingenmet 10-100 werknemers (MB) en ≥ 100 werknemers (GB)

MB + GB MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) – – –% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 23 23 41% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 6 N.B. N.B.innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 1 1 1investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 0,27 0,20 0,36investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,05 0,05 0,05inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 47 48 44uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 6 4 9

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 55 54 73

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 38 37 54waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 29 28 43waaronder % bedrijven met reorganisatie 30 29 47waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 13 13 20

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 18 N.B. N.B.% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 16 15 38% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 43 42 64% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 35 35 45

waarbij projecten niet zijn gestart 36 36 32waarbij projecten (tussentijds) zijn stopgezet 35 35 28waarbij projecten ernstig zijn vertraagd 85 85 81

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 3 N.B. N.B.% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 19 19 39% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 19 19 23% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 31 30 38% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 39 39 27% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 31 30 35arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 66,6 66,7 66,6

Structuurkenmerkenaantal actieve ondernemingen (1996) 4.540 4.386 154aantal werknemers (1996) 162.947 102.446 60.501productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 24.218 13.706 10.512

N.B. = niet beschikbaar.- = nihil.Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 56

Page 57: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

kleinschaligheid (onder andere door het belang van nabijheid totconsumenten). Tot de autohandel behoren auto- en reparatiebedrij-ven, autoservicebedrijven en benzineservicestations. Het merendeelvan de sectoromzet bestaat uit de verkoop van nieuwe personen-auto’s, met de verkoop van motorbrandstoffen en tweedehandsauto’s als minder omvangrijke activiteit. Het midden- en kleinbedrijfspeelt in beide sectoren een dominante rol. De sector autohandel enhoreca met uitzondering van de hotels, richt zich vrijwel volledig opde binnenlandse markt.

Aard van de innovaties in horeca en autohandel

Er is in de horeca een groeiende vraag naar menselijk contact (HighTouch) om tegenwicht te bieden aan het toenemende gebruik vanHigh Tech1. Ook thematiek en entertainment zijn naast gemaksvoe-ding sleutelwoorden in de horeca. De meer kleinschalige bedrijvenzijn beter in het inspelen op deze veranderende trends. Ook de fast-foodsector speelt daarop in, waarbij het belang van formules toe-neemt. Door investeren in kwaliteit en technologie probeert ook dekleinschalige horeca concurrentievoordeel vast te houden. ISO certi-ficering, hygiënecodes en menu-engineering – een hulpmiddel om tebepalen welke gerechten op de menukaart de beste bijdrage leverenaan de wensen van èn de gast èn de ondernemerswinst – zijn daarvoorbeelden van. Ook wordt ICT gebruikt voor nieuwe manieren vanbetalen. In de horeca bijvoorbeeld wordt steeds meer gebruikge-maakt van niet-contante afrekensystemen. Het feit dat de kosten vantoepassingen voorlopig nog niet volledig gedekt worden door de effi-ciencyvoordelen remt echter de introductie van dit soort systemen.

De belangrijkste trends op het gebied van buitenshuis eten en drin-ken weerspiegelen zich in de toename van het bedrijvenbestand vande laatste jaren. Daarbij vervaagt de scheiding tussen eten en drin-ken. Zo transformeren coffeeshops in lunchrooms. Lunchrooms zijnnamelijk de booming business van de laatste jaren. Er wordt inge-speeld op de ruimere winkeltijden en de wens van de ‘momentcon-sument’ om snel maar toch sfeervol te eten en te drinken. De voort-gaande neergang van cafetaria’s is mede het gevolg van het wegval-len van inkomsten uit speelautomaten en de zuigkracht van ‘facili-taire’ horeca bij andere branches. Als antwoord hierop transformerencafetaria’s zich ook naar eetcafé of lunchroom.

Als we de concurrentiepositie bezien voor de autohandel is er eenverscherping van de concurrentie tussen middenbedrijf en grootbe-

57

Innovatiemaatstaven per dienstensector

1 Bedrijfschap Horeca en Catering, Kompas voor beleid, Zoetermeer, juni 1999.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 57

Page 58: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

drijf. Nu de gemiddelde leeftijd van personenauto’s toeneemt, zouhet onderhoud van deze categorie auto’s moeten toenemen. Dit isechter niet het geval: nieuwe personenauto’s vergen steeds minderonderhoud. Het onderhoud aan oudere auto’s wordt bovendien vaakuitgesteld of in het geheel niet uitgevoerd. Autodealers kunnen hier-mee rekening houden en met hun bedrijfsvoering hierop inspelen enbijvoorbeeld door middel van schaalvergroting proberen hun kostente reduceren. Benzineservicestations moeten meer en meer aan wet-telijk voorgeschreven milieu-eisen voldoen. Ook dat werkt schaal-vergroting in de hand en biedt ook betere mogelijkheden voor deexploitatie van bijbehorende shops.

Innovativiteit van de horeca en autohandel

InputmaatstavenOp basis van de scores op de innovatiemaatstaven in tabel 4.3 kanworden geconcludeerd dat het innovatiebeeld van de horeca en auto-handel zich in negatieve zin onderscheidt van het beeld van de dien-stensector als geheel. Deze sectoren, en met name de horeca, zijndan ook typische dienstverlenende sectoren, waarbij het proces, enpersoonlijke contacten met klanten, nog altijd belangrijker zijn dantechnologische vernieuwingen. Het percentage van bedrijven die ver-nieuwende activiteiten hebben ligt in de horeca en autohandel met23% lager dan gemiddeld in de gehele dienstensector (33%). Ookhet percentage van deze innovatoren met overheidssteun ligt met 6%ver onder het gemiddelde van 14% (6% lijkt overigens nog aan dehoge kant, gezien het feit dat subsidieregelingen meestal vooral opsterk innovatieve sectoren gericht zijn). Tevens blijven de innovatie-uitgaven als percentage van de productiewaarde (1%) achter bij hetgemiddelde van de diensten (2%). De investeringen in computers ensoftware blijven ook achter, en zijn vooral in het MB laag. Daar staattegenover dat de inkoop van apparatuur (ten behoeve van innova-ties) als percentage van de innovatie-uitgaven juist in het MB (48%)hoger is dan in het GB (44%). Het betreft hier onder meer nieuwebetaal- en afrekensystemen.

ProcesmaatstavenDe percentages van bedrijven met niet-technologische vernieuwin-gen in de horeca en autohandel liggen nagenoeg gelijk aan de gemid-delden in de totale diensten; dit geldt ook voor de verdeling over GBen MB. Niet-technlogische vernieuwers spelen in deze sector dan ookeen grotere rol dan de technologische vernieuwers. De samenwer-king door innovatoren op technologisch gebied in de vorm van part-nerships (en zeker met buitenlandse partners) en het benutten van

58

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 58

Page 59: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

adviseurs blijven echter achter bij het totaal dienstengemiddelde.Slechts 18% van de innovatoren is een partnership aangegaan, tegen26% in de dienstensector gemiddeld. Hierbij spelen concurrentie enkleinschaligheid een rol.

OutputmaatstavenAls gevolg van de toename van de individualisering voldoen stan-daardproducten en -diensten niet meer. Het percentage bedrijven metgerealiseerde innovaties ligt echter in de horeca en autohandel met19% lager dan het gemiddelde in de gehele dienstensector (28%).Het GB heeft met 39% wel een duidelijk hoger percentage gereali-seerde innovaties. Het MB scoort echter veel beter als het gaat om deinvloed van innovatie op de concurrentiepositie. Van het GB vindt38% van de bedrijven namelijk dat de innovatie de concurrentie-positie weinig heeft veranderd, tegen 30% bij het MB.

59

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 59

Page 60: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

4.4 Vervoer, opslag en communicatie

60

Innovatiemaatstaven per dienstensector

tabel 4.4 innovatieprofiel van vervoer, opslag en communicatie (SBI 60 t/m 64), voor alle onder-nemingen met 10-100 werknemers (MB) en ≥ 100 werknemers (GB)

MB + GB MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) 1 N.B. N.B.% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 29 26 55% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 15 14 24innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 2 3 2investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 0,24 0,20 0,25investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,11 0,10 0,12inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 55 77 44uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 3 N.B. N.B.

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 47 44 78

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 35 33 65waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 17 16 38waaronder % bedrijven met reorganisatie 25 23 54waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 12 11 23

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 25 23 41% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 22 17 39% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 47 44 66% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 34 30 56

waarbij projecten niet zijn gestart 33 32 34waarbij projecten (tussentijds) zijn stopgezet 36 30 56waarbij projecten ernstig zijn vertraagd 74 74 74

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 4 N.B. N.B.% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 23 21 50% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 20 21 14% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 29 29 27% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 42 44 31% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 29 27 42arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 109,4 99,5 112,7

Structuurkenmerkenaantal actieve ondernemingen (1996) 3.723 3.452 271aantal werknemers (1996) 384.997 96.930 288.067productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 72.567 17.899 54.668

N.B. = niet beschikbaar.Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 60

Page 61: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Kenmerken van de sector

De vervoerssector bestaat uit het vervoer over land (wegvervoer,spoorwegen, openbaar vervoer), over water en door de lucht, en ookuit de overige dienstverlening ten behoeve van het transport zoalsexpeditiebedrijven en cargadoors, maar ook reisbureaus. De ver-voerssector is zowel op de binnenlandse als de buitenlandse marktactief. Het merendeel van de binnenlandse afzet van het vervoer overde weg bestaat uit het leveren van vervoersdiensten aan bedrijven.Slechts 20% van de binnenlandse afzet wordt aan particuliere huis-houdingen geleverd, in de vorm van taxidiensten, personenvervoerper autobus of boot, verhuis- en opslagactiviteiten en boekingen vanreizen e.d. Communicatie- en postbedrijven behoren ook tot deonderhavige groep bedrijven. Het betreft naast telematicadiensten enservers/providersdiensten de grote telecommunicatiebedrijven als-mede radio- en televisiedistributiebedrijven. In het MB van de ver-voerssector is het goederenwegvervoer de belangrijkste deelsector,terwijl in het GB de luchtvaart, spoorwegen, telecom en post e.d.belangrijk zijn.

Aard van de innovaties in vervoer en communicatie

Innovaties in de vervoerssector zijn net als de sector zelf zeer divers.In alle onderdelen van de vervoersbranche zijn de toenemende inter-nationale verwevenheid en schaalvergroting van het bedrijfslevenrelevante ontwikkelingen. Productie- en distributiefaciliteiten groeiensteeds vaker uit tot centrale landelijke of ‘Euregionale’ centra.Efficiënt georganiseerde distributie draagt dan bij aan het succes vandergelijke faciliteiten.

In het transport zorgt de ICT voor totaal nieuwe toepassingen zoalsbijvoorbeeld tracking & tracing (waarmee de exacte locatie vanlading continu gevolgd kan worden). Innovaties in logistiek en infor-matietechnologie gaan snel en geven de transportondernemersmogelijkheden om het bedrijf beter aan te sturen. Door de interna-tionalisering en ICT krijgen de transportbedrijven in de middengroepte maken met steeds sterkere concurrentie, ook uit het buitenland,met name uit lage(re)lonenlanden. Een voorbeeld van innovatie inhet MKB is het gebruik van telematica in het taxibedrijf. Chauffeurskunnen met behulp van een computersysteem in de auto exactgevolgd worden door de taxicentrale. Met behulp hiervan gaat deklantafhandeling sneller en efficiënter. Bovendien wordt de veiligheidvan de chauffeur met behulp van telematica vergroot. Een voorbeeldvan innovatie bij het GB is een nieuwe standaard voor eenduidigelektronisch berichtenverkeer rond het binnenlands vervoer (de laat-

61

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 61

Page 62: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

ste schakel in de vervoersketen, naar de uiteindelijke afnemers) vancontainers die door een aantal grotere bedrijven in de logistieke ketengezamenlijk is ontwikkeld. Het gaat dan bijvoorbeeld om de codeswaarmee de inhoud en bestemming van de containers afgelezenkunnen worden.

Op het gebied van communicatie is de innovativiteit waarschijnlijkhet sterkst. De telecommunicatiesector ontwikkelt zich zeer snel. Hetgaat bij de innovaties vooral om mobiele telefonie, Internet, allerleibreedbanddiensten (diensten die zeer veel netwerkcapaciteit vragenzoals het verzenden van grafische gegevens) voor nu nog vooralzakelijke gebruikers en ook om allerlei nieuwe mobiele breedband-diensten.

Innovativiteit van vervoer en communicatie

InputmaatstavenHet innovatiebeeld van de vervoers- en communicatiesector onder-scheidt zich in negatieve zin van het beeld van de dienstensector alsgeheel. Het percentage van bedrijven die vernieuwende activiteiten(innovatoren) hebben ligt in het GB (waarin o.a. de luchtvaart entelecombedrijven zitten) met 55% duidelijk hoger dan bij het mid-denbedrijf (26%), maar niet hoger dan gemiddeld in de dienstensec-tor. Dit laatste lijkt opvallend, gezien het innovatieve karakter van diesector. Dit kan echter waarschijnlijk verklaard worden uit het feit dathet aantal grote luchtvaart- en telecommunicatiebedrijven slechtszeer gering is, terwijl het grootste deel van het GB in deze sector uit(gemiddeld niet erg innovatieve) wegvervoerbedrijven bestaat.

Over het algemeen geeft het GB een innovatiever beeld te zien danhet MB, wat veroorzaakt wordt door het verschillende type deelsec-toren dat onder het MB en het GB valt. De innovatie-uitgaven als per-centage van de productiewaarde lopen in de pas met het gemiddel-de van de diensten. De investeringen in computers als percentagevan de productiewaarde zijn vooral in het GB veel lager dan gemid-deld in de diensten. De sector besteedt relatief weinig onderzoek uit.

ProcesmaatstavenOok de percentages van bedrijven met niet-technologische vernieu-wingen komen in de vervoers- en communicatiesector onder degemiddelden in de totale diensten uit, met name in het MB, waar44% van de vervoersbedrijven vernieuwingen doorvoert, tegen 55%gemiddeld in de dienstensector. Het GB heeft een gemiddelde score.De samenwerking in de vorm van partnerships en het benutten van

62

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 62

Page 63: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

adviseurs blijft slechts in zeer geringe mate achter bij het diensten-gemiddelde. Het zou verwacht kunnen worden dat het GB in vervoeren communicatie, zoals de luchtvaart, spoorwegen en telecom, meerdan gemiddeld ook in internationale partnerships zou innoveren,maar dit blijkt niet het geval.

OutputmaatstavenHet percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties ligt in de ver-voers- en communicatiesector met 23% lager dan het gemiddelde inde gehele dienstensector (28%). Het grootbedrijf heeft met 50% eenveel hoger percentage gerealiseerde innovaties (gelijk aan het dien-stengemiddelde voor het GB). Het percentage bedrijven waarbijinnovatie de concurrentiepositie enigszins of behoorlijk heeft verbe-terd ligt met 71% op het niveau van de totale dienstensector. Eenvoorbeeld van een innovatie die niet direct de concurrentiepositievan het eigen bedrijf verbetert, maar eerder de concurrentie in degehele branche versterkt, is te vinden in de reisbranche (die ookonderdeel is van de vervoerssector). Hier vinden innovaties plaats alsgevolg van toepassingen van informatietechnologie. Klanten kunnendankzij Internettoepassingen zelf toegang krijgen tot informatie enkrijgen de mogelijkheden om zelf te reserveren.

63

Innovatiemaatstaven per dienstensector

De twee groeimarkten bij uitstek van dit moment, die van demobiele communicatie en die van het World Wide Web, kunnenhun impact in de nabije toekomst nog verder vergroten door een‘fusie’ van beide, en wel via de nieuwe WAP-standaard: hetWireless Application Protocol. De mobiele telefoon wordt hiermeeeen draadloze terminal. Nokia introduceerde deze innovatie alseerste. Ericsson demonstreerde de mogelijkheden op de beursTelecom ‘99 in Genève: muziekclips bekijken, muziek met cd-kwaliteit downloaden, en een videofoongesprek voeren. Een WAP-telefoon zal zijn uitgerust met een groter beeldscherm, en eennavigatiewieltje om door menu’s te surfen.

Bron: Management Team, 19 november 1999, pagina 72-74.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 63

Page 64: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

4.5 Financiële instellingen

Kenmerken van de sector

Tot de financiële instellingen behoren de Centrale Bank, spaarbankenen overige banken. Tevens omvat deze groep de hypotheekbanken,bouwfondsen en commerciële financieringsmaatschappijen en beleg-gingsinstellingen. Daarnaast zijn er nog de optie- en effectenbeurzen,

64

Innovatiemaatstaven per dienstensector

tabel 4.5 innovatieprofiel van financiële instellingen (SBI 65 t/m 67), voor alle ondernemingenmet 10-100 werknemers (MB) en ≥ 100 werknemers (GB)

MB + GB MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) 3 N.B. N.B.% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 43 38 79% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 5 N.B. N.B.innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 3 9 3investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 2 8 2investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,28 1 0,23inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 38 28 39uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 9 17 8

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 72 69 90

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 60 57 81waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 42 38 66waaronder % bedrijven met reorganisatie 44 40 70waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 14 14 19

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 36 32 49% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 27 25 31% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 58 50 81% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 43 41 49

waarbij projecten niet zijn gestart 27 28 26waarbij projecten (tussentijds) zijn stopgezet 44 37 63waarbij projecten ernstig zijn vertraagd 88 88 88

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 4 3 5% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 38 33 70% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 20 20 22% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 26 25 32% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 40 39 44% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 34 37 24arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 171,5 102,4 175,8

Structuurkenmerkenaantal actieve ondernemingen (1996) 949 823 126aantal werknemers (1996) 192.715 11.348 181.367productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 51.661 2.748 48.913

N.B. = niet beschikbaar.Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 64

Page 65: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

en bedrijven die zich bezighouden met beheer en administratie vanaandelen en obligaties. De sector omvat verder de levens- en scha-deverzekeringsmaatschappijen en de pensioenfondsen. Ook de assu-rantietussenpersonen, actuariële en pensioenadviesbureaus, waar-borgfondsen en expertise- en taxatiebureaus ten behoeve van het ver-zekeringswezen e.d. worden tot financiële instellingen gerekend.Verzekeringstussenpersonen vallen echter voor een groot deel onderhet kleinbedrijf en worden in deze cijfers dus deels buiten beschou-wing gelaten.

In de financiële dienstverlening is sprake van bedrijfsconcentratiesgericht op het behalen van synergievoordelen en een sterkere markt-positie, zowel wereldwijd als op de Europese markt. Een belangrijketrend is de verdergaande integratie tussen traditionele takken vanfinanciële dienstverlening – zoals bankieren, verzekeren of beleggen.

Aard van de innovaties bij financiële instellingen

De automatiseringsgraad in de financiële dienstverlening is buiten-gewoon hoog, namelijk bijna honderd procent. Men loopt ook voor-op als het gaat om acceptatie van Internet1. ICT-toepassingen wordenten eerste toegespitst op administratie en bedrijfsvoering (back-of-fice). De mate van gebruik loopt voor de verschillende deelsectorenuiteen. Bij de meeste verzekeraars liggen de ICT-activiteiten hetmeest in de sfeer van ondersteuning, onderhoud en beheer vanbestaande verouderde systemen in plaats van innovatie van nieuwesystemen. Ten tweede zijn er naast de voortdurende verbetering vande back-office door ICT ook steeds meer nieuwe mogelijkheden voorhet aanbieden van producten en diensten, onafhankelijk van defysieke locatie (frontoffice). De gevolgen van deze e-commerce zijneen betere kostenbeheersing en nieuwe transactiemogelijkheden.Een belangrijke innovatie aan de outputkant is ook die van de hand-tekening. Elektronische handtekeningen krijgen dezelfde rechts-kracht als met de hand geschreven handtekeningen, zoals door EU-ministers voor telecommunicatie is overeengekomen. Zakelijke ver-richtingen op het Internet zijn door deze pincodes in de toekomstbeter te beveiligen. Onafhankelijke toezichthouders moeten toezienop de technische standaarden die Internetaanbieders op dit gebiedgaan hanteren.

65

Innovatiemaatstaven per dienstensector

1 EIM/TUDelft, Het verzekeringswezen: tussen front- en backoffice, Zoetermeer, augustus 1999.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 65

Page 66: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Innovativiteit van financiële instellingen

InputmaatstavenHet percentage bedrijven dat vernieuwende activiteiten heeft ligt bijfinanciële instellingen met 43% beduidend hoger dan gemiddeld inde gehele dienstensector (33%), met name door toedoen van hetgrootbedrijf. Hier is het aandeel vernieuwende bedrijven met 79%fors hoger dan gemiddeld in het GB in de dienstensector (55%).Tevens ligt het percentage aan uitbesteed onderzoek gerelateerd aande totale innovatie-uitgaven met 9% ver boven het dienstengemid-delde. In het MB is dit veel hoger dan in het GB, waar bedrijvenwaarschijnlijk vaker eigen onderzoeksafdelingen hebben. De inno-vatie-uitgaven als percentage van de productiewaarde liggen met 3%boven het gemiddelde van de diensten (2%) en dit percentage isvooral in het MB hoog (9%). De investeringen in computers en soft-ware liggen ook boven het gemiddelde, wat niet vreemd is voor dezeICT-intensieve sector.

ProcesmaatstavenDe procesinnovaties stijgen over de hele linie sterk uit boven hetgemiddelde van de dienstensector en het GB scoort op alle innova-tiemaatstaven hoger dan het MB. De niet-technologische vernieu-wingen hebben te maken met de bedrijfsconcentraties die de afgelo-pen jaren hebben plaatsgevonden als gevolg van de eenwording vande Europese markt en herstructurering van de financiële markt inNederland. Vooral in het GB hebben bijna alle bedrijven (nl. 90%)niet-technologische vernieuwingen doorgevoerd, waarbij het vaak(ook) om strategieaanpassingen ging. Partnerships worden eveneensrelatief vaak aangegaan, maar juist relatief weinig met buitenlandsepartners. Externe adviseurs worden vooral in het GB erg vaak inge-schakeld (bij 81% van de innovatoren, tegen een gemiddelde van69% in het GB).

OutputmaatstavenHet percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties (zoals bij-voorbeeld de invoering van de chipknip, of het op de markt brengenvan nieuwe verzekerings- en beleggingsproducten), ligt in de finan-

66

Innovatiemaatstaven per dienstensector

Opvallend is dat er momenteel nauwelijks sprake is van koppelingvan databases en toepassingen aan Internet binnen de financiëleinstellingen. Slechts 7% van de bedrijven heeft dit voornemen(EIM/TU Delft, 1999).

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 66

Page 67: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

ciële instellingen met 38% hoger dan het gemiddelde in de dien-stensector (28%). Het GB heeft met 70% een veel hoger percentageaan gerealiseerde innovaties. Het MB scoort beter als het gaat om deinvloed van innovatie op de concurrentiepositie. Van het grootbedrijfvindt 68% van de bedrijven namelijk dat de innovatie de concurren-tiepositie heeft verbeterd, tegen 76% bij het MB. Met vraagt relatiefweinig octrooien aan. Een reden is dat financiële innovaties bijna niette beschermen zijn met patenten, waardoor innovaties dus snel doorconcurrenten kunnen worden overgenomen. Hierdoor is een korteterugverdientijd van nieuwe diensten via een groot distributienet-werk van groot belang.

67

Innovatiemaatstaven per dienstensector

E-commerce is de richting waar met name de direct werkende ver-zekeraars naartoe moeten, zo wordt in de branche gesteld. De con-sumenten die nu via directe marketingmethoden hun ‘simpele’schadeverzekeringen sluiten, zullen op termijn alle verzekerings-producten via Internet kopen. Een aantal jaren geleden dachtiedereen nog dat een hypotheek nooit telefonisch zou wordenafgesloten, maar als je nu ziet en hoort hoe dat in de praktijk gaat,worden hypotheken binnenkort gewoon via Internet afgesloten(EIM/TU Delft, 1999).

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 67

Page 68: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

4.6 Computerservicebureaus e.d.

Kenmerken van de sector

Tot de sector computerservicebureaus behoort een heterogene groepbedrijven die hard- en software leveren, en actief zijn in de sfeer vanontwikkeling, advies, ondersteuning en installatie. Het grootste deel(91%) van de ondernemingen in deze sector is middelgroot. Er zijn

68

Innovatiemaatstaven per dienstensector

tabel 4.6 innovatieprofiel van computerservicebureaus e.d. (SBI 72), voor alle ondernemingenmet 10-100 werknemers (MB) en ≥ 100 werknemers (GB)

MB + GB MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) 3 N.B. N.B.% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) 42 40 61% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 72 71 85% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 14 13 22innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 8 6 9investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 3 1 3investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,48 0,27 0,63inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 26 22 28uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 2 3 2

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 81 80 95

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 71 70 84waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 46 46 46waaronder % bedrijven met reorganisatie 42 38 79waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 16 14 36

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 36 36 38% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 58 59 50% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 58 56 75% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 53 54 51

waarbij projecten niet zijn gestart 53 53 57waarbij projecten (tussentijds) zijn stopgezet 37 31 88waarbij projecten ernstig zijn vertraagd 80 81 68

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 4 3 13% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 65 64 81% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 22 22 21% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 12 10 25% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 41 43 25% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 47 46 50arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 144,7 133,9 151,9

Structuurkenmerkenaantal actieve ondernemingen (1996) 607 550 57aantal werknemers (1996) 38.220 15.309 22.911productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 8.826 3.525 5.301

Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 68

Page 69: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

nog geen 60 bedrijven met meer dan 100 werknemers (9% van debedrijven). De internationale oriëntatie van Nederlandse computer-servicebedrijven is gering (6% van de omzet wordt geëxporteerd)1.

Aard van de innovaties bij computerservicebureaus

Het belang van hoogwaardige informatie- en communicatietechnolo-gie voor de Nederlandse economie maakt de sector computerser-vicebureaus zeer belangrijk voor een dynamische Nederlandse eco-nomie. De meest innovatieve bedrijven zijn vaak bedrijven die na1994 gestart zijn en waarvan multimediaproducten (zoals entertain-ment, bijvoorbeeld video games of ‘edutainment’) een relatiefbelangrijk eindproduct vormen. De consumenten zijn bij deze com-puterservicebedrijven vaker dan bij andere bedrijven een doelgroep,en export, R&D en samenwerking zijn belangrijk. Doorgaans is deconcurrentie binnen deze sector lokaal of nationaal gericht. Alleen degespecialiseerde bedrijven zijn min of meer verwikkeld in een mon-diale concurrentiestrijd, waarbij het aantal concurrenten beperkt enbekend is. Een extra complicatie hierbij is dat de productlevenscyclusvan software steeds korter wordt. Een door de markt opgelegde eislijkt te zijn dat er voortdurend een nieuwe release van een pakket opde markt moet komen, terwijl er ook vaak een geheel nieuwe versievan het pakket moet worden gemaakt. Praktijk is momenteel datklanten in hun aanschafbeleid één cyclus gaan overslaan en nietautomatisch op nieuwe releases overgaan (Van Eck van der Sluijse.a., 1998).

De technologiepositie van bedrijven in de softwaresector is zeer uit-eenlopend. Een oplossing die vaak wordt gehanteerd om de snelleontwikkelingen bij te kunnen houden, is het inkopen van nieuwetechnologieën en/of het doen van overnames. Het MB en ook kleinebedrijven worden vaak als een soort kweekvijver voor nieuwe tech-nologie gezien. De technologische ontwikkelingen gaan dermate sneldat grote bedrijven vaak moeite hebben om het tempo op alle facet-ten te volgen. Vandaar dat innovatieve en snelgroeiende middenbe-drijven aantrekkelijke overnamekandidaten zijn voor de grote bedrij-ven. Verder wordt er vaak gebruikgemaakt van uitbesteding aan der-den (al dan niet in het buitenland) en ook voor samenwerking metR&D-organisaties en universiteiten ziet men mogelijkheden. Er is eengrote behoefte aan gezamenlijke productontwikkeling met universi-teiten.

69

Innovatiemaatstaven per dienstensector

1 EIM, De positie van het MKB in de softwaresector in Nederland, Zoetermeer, 1996.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 69

Page 70: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Innovativiteit van de computerservicebureaus

InputmaatstavenHet percentage bedrijven dat vernieuwende activiteiten heeft (inno-vatoren) ligt in de sector computerservicebureaus e.d. met 72% dui-delijk veel hoger dan gemiddeld in de dienstensector (33%). Het gaathier ook om een voorbeeld van een sector waarvan de activiteiten enproducten relatief dicht bij de industrie liggen. De producten zijn bij-voorbeeld wél tastbaar en kunnen opgeslagen worden (zie hoofdstuk2, over kenmerken van diensten).

Het percentage bedrijven met vernieuwende activiteiten ligt in hetMB van de computerservicebureaus met 71% ook een stuk hogerdan in het gemiddelde MB in de dienstensector (31%). Maar liefst42% van de computerservicebedrijven heeft eigen R&D-personeel indienst, tegen een gemiddelde voor de totale dienstensector vanslechts 2%. Van het GB heeft zelfs 61% van de bedrijven eigen R&D-personeel in dienst. Men doet het meeste onderzoek zelf. Dat blijktonder meer uit het feit dat het percentage aan uitbesteed onderzoekgerelateerd aan de totale innovatie-uitgaven met 2% onder het dien-stengemiddelde van 6% blijft. Tevens zijn de innovatie-uitgaven alspercentage van de productiewaarde met 8% veel hoger dan bij hetgemiddelde van de diensten (2%). De investeringen in computers ensoftware zijn dan ook relatief gezien veel hoger. Het percentage inno-vatoren met overheidssteun ligt met 14% gelijk aan het gemiddeldevan de dienstensector.

ProcesmaatstavenDe percentages bedrijven met niet-technologische vernieuwingenzijn in de sector computerservicebureaus e.d. eveneens duidelijkhoger dan gemiddeld in de dienstensector. Het grootbedrijf scoort opalle procesinnovatiemaatstaven hoger dan het middenbedrijf. Vooralreorganisaties en niet-technologische vernieuwingen worden benutom innovatie van processen tot stand te brengen. Het percentageinnovatoren dat een partnership is aangegaan ligt met 36% vooral inhet MB relatief hoog. Op verschillende manieren wordt door metname het MB via allianties of op projectbasis samenwerking gestaltegegeven. Hierdoor wordt de innovativiteit versterkt en blijft flexibili-teit gewaarborgd. Allianties worden verder aangegaan met industryleaders of met distributeurs.

OutputmaatstavenOok het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties ligt met65% flink boven het gemiddelde in de dienstensector (28%).

70

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 70

Page 71: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Opvallend is dat het grootbedrijf met 81% een veel hoger percentageinnovaties realiseert. De middenbedrijven scoren veel beter als hetgaat om de invloed van innovatie op de concurrentiepositie. Van hetMB vindt 89% van de bedrijven namelijk dat de innovatie de con-currentiepositie positief heeft veranderd, tegen 75% bij het GB.

71

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 71

Page 72: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

4.7 Juridische en economische dienstver-lening

Kenmerken van de sector

De sector juridische en economische dienstverlening omvat eenbreed scala aan bedrijven, zoals rechtskundige dienstverleners(advocaten, notarissen), accountants, belastingconsulenten, markt-

72

Innovatiemaatstaven per dienstensector

tabel 4.7 innovatieprofiel van juridische en economische adviesbureaus (SBI 74.1), voor alleondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en ≥ 100 werknemers (GB)

MB + GB MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) 1 – 15% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 39 38 52% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 2 2 13innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 2 3 2investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 0,83 0,44 1investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,2 0,07 0,32inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 31 28 34uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 5 7 1

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 72 71 81

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 65 64 75waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 51 51 52waaronder % bedrijven met reorganisatie 36 35 46waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 18 17 28

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 29 29 30% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 27 23 78% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 50 50 49% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 39 39 43

waarbij project niet is gestart 29 30 22waarbij project (tussentijds) is stopgezet 32 34 14waarbij project ernstig is vertraagd 85 83 100

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 7 N.B. N.B.% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 35 34 52% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 18 18 21% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 32 31 38% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 36 37 27% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 32 32 35arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 115,3 106,8 123,3

Structuurkenmerkenaantal actieve ondernemingen (1996) 1.457 1.384 73aantal werknemers (1996) 72.762 35.168 37.594productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 11.510 5.339 6.171

N.B. = niet beschikbaar.Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 72

Page 73: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

en opiniebureaus en economische onderzoeks-, advies- en pr-bureaus. Ook in deze sector valt een zeer groot deel van de bedrij-ven onder het kleinbedrijf (zie tabel 3.1), en er zijn veel freelancers.Hier gaat het dus alleen om de middelgrote en grote bedrijven.Slechts 73 bedrijven kunnen gerekend worden tot het grootbedrijf.Hier werken echter wel ruim 37.500 mensen (dat is meer dan de helftvan de werkgelegenheid in het MB en GB samen). Er is duidelijksprake van een scheiding tussen veel kleinschalige bureaus en enke-le grote, die een relatief groot deel van de productiewaarde en werk-gelegenheid voor hun rekening nemen. De productiewaarde in demiddelgrote en grote bedrijven tezamen bedroeg in 1996 meer dan11,5 miljard gulden.

Aard van de innovaties in de juridische en economische dienst-verlening

De branche van juridische en economische dienstverlening doetgoede zaken, mede gezien het gunstige economische klimaat. De toe-nemende dynamiek en complexiteit van de bedrijfsomgeving bepalenin sterke mate de steeds grotere behoefte aan advies bij commerciëlebedrijven en instellingen. De ontwikkelingen lijken twee kanten op tegaan: specialisatie en diversificatie. Met name de kleinere bureaus inde branche zullen zich in toenemende mate gaan specialiseren in eenbepaalde vorm van dienstverlening om beter te kunnen concurrerenen te voldoen aan de hoge kwaliteitseisen van de klanten. Anderzijdsgaan met name de grotere bureaus hun dienstenpakket uitbreiden,teneinde de klanten een full-servicepakket te kunnen aanbieden.Menselijk kapitaal blijft een belangrijke succesfactor voor de branche,maar het belang van verregaande vormen van automatisering en hetgebruik van nieuwe media nemen sterk toe.

73

Innovatiemaatstaven per dienstensector

Een ondernemer uit Beekbergen had in 1995 een vooruitziendeblik. Hij vermoedde dat Internet zich snel zou ontwikkelen enbesloot de gok te wagen om zijn pensioenadviesbureau te verko-pen en zich volledig te gaan bezighouden met dit nieuwe medium.Het eerste volledig virtuele pensioenadviesbureau, Pensioen.com,groeide echter zo snel, dat de ondernemer na enige tijd de aanvra-gen niet meer kon verwerken. Na extern advies te hebben inge-wonnen en het laten verrichten van een marktonderzoek, wordt nugeprobeerd het bedrijf zo effectief mogelijk in de markt te zetten.

Bron: Innovisie, 7 september 1999, Syntens.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 73

Page 74: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Innovativiteit van de juridische en economische dienstverlening

InputmaatstavenIn vergelijking met de totale dienstverlening bevinden zich in de juri-dische en economische dienstverlening relatief iets meer innovatievebedrijven; met name het MB is relatief gezien innovatief (38% vande bedrijven is innovator, tegen 31% van het gemiddelde MB in dedienstensector). Deze innovatoren werken echter nauwelijks metsteun van de overheid en investeren vooral in hard- en software. Ditzou een inhaaleffect kunnen zijn, omdat de automatiseringsgraad inmet name de juridische dienstverlening relatief laat op gang is geko-men. Het GB in de juridische en economische dienstverlening blijkt(hoewel nog steeds relatief weinig) veel vaker dan het MB gebruik temaken van overheidssteun in zijn innovatieproces. Mogelijk dat hetMB pas in een later stadium een beroep doet op allerlei subsidies enstimuleringsregelingen; het zou ook kunnen zijn dat de beschikbaar-heid van allerlei regelingen hen niet bekend is.

ProcesmaatstavenBijna driekwart van alle bedrijven in de branche is in de periode1994-1996 bezig geweest met niet-technologische vernieuwingen, enook hier was vooral het aandeel van het MB relatief gezien hoog,namelijk 71% van de bedrijven, tegen een gemiddelde voor het MBvan 55%. In deze sector lijken de gedragingen van het MB en het GBveel sterker op elkaar dan in andere sectoren. Met name strategie-aanpassingen komen geregeld voor (bij 65% van de bedrijven).Hiermee lopen de juridische en economische dienstverleners duide-lijk voor op de andere dienstverlenende sectoren (43%). Innovatorenin de branche werken echter minder vaak samen met buitenlandsepartners; veelal vindt samenwerking plaats binnen de branche. Dezesamenwerking blijft niet beperkt tot dezelfde beroepsgroep; in toe-nemende mate ontstaan samenwerkingsverbanden tussen advocatenen belastingadviseurs. Ook het notariaat lijkt er behoefte aan te heb-ben banden aan te knopen met deze beroepsgroepen. Het GB, dat insteeds grotere mate internationaal gaat opereren, blijkt ten aanzienvan innovaties juist veel gebruik te maken van internationale con-tacten.

Het innovatieproces gaat niet zonder problemen; 39% van de inno-vatoren ondervindt knelpunten, en van die groep is zelfs 85% vanmening dat het project door die knelpunten ernstig is vertraagd.Bovendien is opmerkelijk dat grote innovatieve bedrijven die knel-punten hebben ervaren, állemaal van mening zijn dat deze proble-men het project ernstig hebben vertraagd.

74

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 74

Page 75: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

OutputmaatstavenInnovatieve bedrijven in de branche blijken ten opzichte van degehele dienstverlening relatief vaak innovaties te realiseren (eenderde van de bedrijven), en in het GB vaker dan in het MB (respec-tievelijk 52% en 34%). Dit verschilt overigens niet sterk van hetgemiddelde. Het MB en het GB beoordelen de effecten van de gere-aliseerde innovaties voor hun positie op de markt overeenkomstig;ruim twee derde van de innovatoren in het MB en bijna twee derdevan de innovatoren in het GB vinden dat de vernieuwing hun con-currentiepositie in positieve zin heeft beïnvloed.

75

Innovatiemaatstaven per dienstensector

Accountants- en adviesbureau KPMG heeft recent een methodeontwikkeld om de waarde van immateriële activa binnen onder-nemingen vast te stellen. Het gaat hierbij om het bepalen van dewaarde van de aanwezige kennis, managementstijl en cultuur bin-nen het bedrijf. De methode moet een einde maken aan de steedsgroter wordende kloof tussen de beurswaarde en de boekwaardevan kennisintensieve bedrijven. Bij de waardebepaling van dekernvaardigheden wordt het potentieel van die vaardigheden voorde toekomst van het bedrijf in geld uitgedrukt. Dit is een belang-rijk verschil met de klassieke methode, die de waardering van debezittingen van een bedrijf veelal op kosten baseert.

Bron: Persbericht KPMG ontwikkelt methode om kennis binnen ondernemingen tewaarderen, 10 juni 1999.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 75

Page 76: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

4.8 Architecten- en ingenieursbureaus

76

Innovatiemaatstaven per dienstensector

tabel 4.8 innovatieprofiel van architecten- en ingenieursbureaus (SBI 74.2), voor alle onderne-mingen met 10-100 werknemers (MB) en ≥ 100 werknemers (GB)

totaal MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) 27 24 62% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 58 55 86% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 41 36 73innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 2 7 1investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 0,4 0,59 0,36investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,11 0,21 0,09inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 14 19 8uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 18 N.B. N.B.

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 71 70 83

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 58 56 81waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 37 37 40waaronder % bedrijven met reorganisatie 37 36 55waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 15 14 20

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 35 31 62% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 34 30 51% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 69 69 74% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 44 41 59

waarbij project niet is gestart 46 48 33waarbij project (tussentijds) is stopgezet 62 66 38waarbij project ernstig is vertraagd 84 85 78

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 10 6 36% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 52 50 81% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 14 11 37% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 14 12 34% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 51 50 66% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 34 38 0arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 108,3 97,0 110,7

Structuurkenmerkenaantal actieve ondernemingen (1996) 970 885 85aantal werknemers (1996) 66.521 11.721 54.800productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 18.266 2.796 15.470

N.B. = niet beschikbaar.Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 76

Page 77: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Kenmerken van de sector

In de sector architecten- en ingenieursbureaus zijn relatief veel mid-delgrote bedrijven aanwezig. Het grootbedrijf, dat in totaal 85 bedrij-ven telt, biedt werk aan bijna 55.000 mensen. De productiewaarde inde middelgrote en grote architecten- en ingenieursbureaus tezamenbedroeg in 1996 ruim 18 miljard gulden.

Aard van de innovaties in de architecten- en ingenieursbureaus

De activiteiten van de architectenbureaus bestaan uit het maken vanontwerpen, het verzorgen van bouwvoorbereiding en het erop toe-zien dat het project volgens afspraak wordt uitgevoerd. Activiteitenals projectcoördinatie, kostenbewaking e.d. worden steeds vaker uit-gevoerd door de opdrachtgever zelf of door gespecialiseerde bedrij-ven. Alleen de grotere bedrijven lijken nog in staat volledige opdrach-ten binnen te halen. Ontwikkelingen op het gebied van technischespecificaties, regelgeving en automatisering vereisen dat er geïnves-teerd wordt in kennis.

Ingenieursbureaus vervullen steeds vaker de rol van projectmanageren houden zich bezig met onderzoek, advies en begeleiding op veel-al gespecialiseerde terreinen. De branche kent een klein aantal grotebureaus die samen meer dan de helft van de brancheomzet voor hunrekening nemen. Bovendien zijn deze bedrijven vaak (sterk) inter-nationaal georiënteerd. De perspectieven voor de sector zijn goed,gezien de grote infrastructurele projecten die op stapel staan voor denabije toekomst (HSL, Betuwelijn). Innovatieve activiteiten kunnenbetrekking hebben op ontwikkeling van ‘duurzame bedrijventerrei-nen’ en het verder ontwikkelen van de mogelijkheden van onder-gronds bouwen.

Net als voor de computerservicebureaus geldt dat de architecten- eningenieursbureaus geen typische dienstensector zijn, in de zin van detraditionele dienstverlening zoals in hoofdstuk 2 besproken. Vaakworden tastbare producten opgeleverd en ook het gebruik van tech-nologie is erg belangrijk in deze sector.

77

Innovatiemaatstaven per dienstensector

Adviseurs van Syntens speelden een belangrijke rol bij het ont-wikkelen van een nieuwe strategie en werkwijze bij het Advies- enIngenieursbureau (AIR) in Den Haag. Het bedrijf ontwikkelt meet-en testinstrumenten die men softwarematig ‘vertaalt’ in virtueleoplossingen. Met hulp van de adviseurs was de ondernemer instaat te bepalen waar zijn marktkansen lagen.

Bron: Innovaktief, Syntens.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 77

Page 78: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Innovativiteit van architecten- en ingenieursbureaus

InputmaatstavenDe architecten- en ingenieursbureaus zijn ten opzichte van de totaledienstverlening beduidend innovatiever. Een ruime meerderheid vande bedrijven, namelijk 58%, kon in de periode 1994-1996 aange-merkt worden als innovator (gemiddeld is dat 33%). Bovendien hadmeer dan een kwart van alle bedrijven R&D-personeel in dienst, enzelfs 62% van het GB (dat is respectievelijk 2% en 10% gemiddeldin de dienstensector). Hierbij moet bedacht worden dat ingenieurs-bureaus R&D doen in opdracht van derden. De innovatie-uitgavenworden niet zozeer gebruikt voor investeringen in nieuwe appara-tuur, maar veeleer voor uitbesteding van onderzoek (namelijk 18%van de innovatie-uitgaven, gemiddeld is dat 6%). De verschillen tus-sen het MB en het GB in de architecten- en ingenieursbureaus zijntamelijk groot. Ruim 80% van de grote bedrijven (GB) staat te boekals innovator, tegenover ruim de helft van de middelgrote bedrijven(MB). Het GB maakt ook beduidend meer gebruik van overheids-steun. Hoewel meer grote bedrijven vernieuwende activiteiten ont-plooien, besteedt het MB relatief gezien duidelijk meer aan vernieu-wing; 7% van zijn productiewaarde gaat op aan innovatie-uitgaven.

ProcesmaatstavenOok niet-technologische vernieuwingen komen relatief veel voor inde sector architecten- en ingenieursbureaus (71%, gemiddeld is dat56%), waarbij relatief veel bedrijven strategieaanpassingen verrich-ten. Hiertoe gaat een derde van de bedrijven partnerships aan (in hetGB zelfs 62%, wat veel meer is dan gemiddeld in het GB) en maaktmeer dan tweederde gebruik van externe adviseurs bij hun innova-tieproces. Het aantal gerealiseerde innovaties in de sector is hoog,maar had nog veel groter kunnen en/of eerder gerealiseerd kunnenzijn, als de innovatoren in de branche niet in grote mate (62%) hunproject (tussentijds) hadden stopgezet (gemiddeld gebeurt dat in41% van de gevallen).

78

Innovatiemaatstaven per dienstensector

Een architectenbureau in Delft legt zich toe op het ontwerpen vanzonnecellen. Samen met een familielid (kunstenares) heeft deondernemer een manier ontworpen om het Ministerie vanEconomische Zaken te voorzien van zonnecellen. Een halfdoor-zichtig frame van cellen is als een grote doek boven (het hangtnamelijk niet vast) het gebouw gedrapeerd. Onder de afhang ont-staat een soort atrium dat het gebouw extra allure geeft.

Bron: FEM / DeWeek, 9 oktober 1999.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 78

Page 79: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

OutputmaatstavenMeer dan een derde van de grote bedrijven heeft octrooien aange-vraagd op zijn innovaties. Meer dan de helft van alle bedrijven geeftte kennen ultimo 1996 innovaties te hebben gerealiseerd. Dit ligt verboven het gemiddelde in de dienstensector. Vooral in het GB wordenveel vernieuwingen ook daadwerkelijk gerealiseerd (81% van debedrijven heeft gerealiseerde innovaties). Middelgrote bedrijven blij-ken er duidelijk minder moeite mee te hebben om te bepalen in hoe-verre de innovatie van invloed is geweest op de concurrentiepositie.38% van het MB dat de invloed kan inschatten, vindt dat het zijnpositie op de markt behoorlijk heeft verbeterd. Het MB realiseertminder innovaties, maar de vernieuwingen zijn wel doeltreffend. Vanalle grote bedrijven vindt geen enkele innovator dat de vernieuwingeen duidelijk verbetering heeft opgeleverd van de concurrentieposi-tie, maar enigszins verbeterd is de concurrentiepositie toch nog voor66% van die bedrijven.

79

Innovatiemaatstaven per dienstensector

Bij veel ingenieursbureaus heeft toepassing van informatietechno-logie (IT) op het gebied van productieprocesondersteuning geleidtot efficiencyverbeteringen. Volgens een ondernemer heeft IT ookkwaliteitsverbetering tot gevolg. ‘De automatisering heeft ookgeleid tot daling van de kosten, doordat hetzelfde werk door min-der mensen wordt uitgevoerd. Daartegenover staat dat de input, inde vorm van computermodellen (doorlopen van rekenvarianten,weergeven van 3D-modellen e.d.) door hoger gekwalificeerd endus duurder personeel wordt uitgevoerd.’

Bron: Jonkheer en Snel (1997).

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 79

Page 80: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

4.9 Verhuur en rest overige zakelijkedienstverlening

80

Innovatiemaatstaven per dienstensector

tabel 4.9 innovatieprofiel van verhuur en rest overige zakelijke dienstverlening (SBI 70-71 en74.3-8), voor alle ondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en ≥ 100 werknemers(GB)

MB +GB MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) – – 2% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 31 30 40% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 16 15 21innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 1 1 –investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 0,25 0,10 0,37investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,06 0,03 0,08inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 45 64 18uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 6 4 10

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 59 57 70

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 45 43 54waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 27 26 33waaronder % bedrijven met reorganisatie 32 30 42waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 14 13 17

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 27 25 36% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 14 13 19% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 51 49 63% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 36 35 41

waarbij projecten niet zijn gestart 29 29 29waarbij projecten (tussentijds) zijn stopgezet 41 43 35waarbij projecten ernstig zijn vertraagd 67 64 79

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 3 3 4% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 27 26 35% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 25 27 18% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 40 42 34% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 31 28 44% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 29 30 22arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 129,8 117,7 140,9

Structuurkenmerkenaantal ondernemingen (1996) 3.448 3.002 446aantal werknemers (1996) 499.755 240.160 259.595productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 94.374 41.875 52.499

- = nihil.Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 80

Page 81: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Kenmerken van de sector

De sector ‘verhuur en rest overige zakelijke dienstverlening’ beslaatqua productiewaarde een kwart van de totale dienstverlening zoalsdie hier is gedefinieerd (alleen MB + GB). De sector bestaat uit zeerdiverse groepen bedrijven. Ten eerste de groep ‘verhuur van en han-del in onroerend goed’. Hieronder vallen onder andere projectont-wikkeling, gemeentelijke woningbedrijven en bemiddeling in en ver-huur en beheer van onroerend goed. De tweede groep bestaat uit‘verhuur van transportmiddelen, machines en werktuigen zonderbedienend personeel en van overige roerende goederen’. Te denkenvalt hierbij aan verhuur en leasing van personenauto’s, computers en(speel)automaten, en overige roerende goederen, zoals video’s,sport- en recreatieartikelen etc. De derde en laatste groep die onderde noemer van ‘verhuur en rest overige zakelijke dienstverlening’valt zijn de bedrijven die zich bezighouden met keuring en controle,reclamebureaus, uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling, beveili-gingsbedrijven, reiniging van gebouwen en transportmiddelen, enten slotte een ‘restgroep’ met daarin fotografie, pakken en sorteren,en loon-, secretariaats- en vertaalwerk en alle overige zakelijkedienstverlening. De qua werkgelegenheid en productie belangrijkstedeelsectoren zijn de groepen verhuur en handel in onroerend goed,de uitzendbureaus en de schoonmaaksector. Gemiddeld genomen isde sector overigens zeer kleinschalig (zie tabellen II-2 en II-2 in bij-lage II).

Aard van de innovaties in de verhuur en rest overige zakelijkedienstverlening

Door de grote diversiteit van de sector is het lastig de aard van deinnovaties te beschrijven. De volgende beschrijvingen van de dien-sten van een woningbouwvereniging en een autoverhuurbedrijfgeven echter een indruk van innovatieve dienstverlening in de sector.

81

Innovatiemaatstaven per dienstensector

Dienstverlening voor woningbouwvereniging S. belangrijkDienstverlening heeft bij woningbouwvereniging S. hoge prioriteit.Bewoners kunnen zich abonneren op het servicefonds en op hetglasfonds, waarmee onderhoud kan worden afgekocht tegen eenkleine maandelijkse bijdrage. In 1995 is een start gemaakt met deuitbreiding van het dienstenpakket. Het hulp-oproepsysteem enhet tuinonderhoud zijn aan het pakket toegevoegd. In 1996 werdin de Woonwinkel een keukenshowroom in gebruik genomen.Daarnaast is in 1996 de dienst Inbraakbeveiliging geïntroduceerden is een nieuw verhuurmodel in gebruik genomen. De nieuwe

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 81

Page 82: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Innovativiteit verhuur en overige zakelijke dienstverlening

InputmaatstavenTen opzichte van de dienstverlening als geheel kan geconstateerdworden dat de sector verhuur en overige zakelijke dienstverlening opvrijwel alle maatstaven lager of gelijk scoort. 30% van het MB en40% van het GB kon in de periode 1994-1996 als innovator aange-merkt worden, dit is vooral in het GB lager dan gemiddeld (nl. 55%).Ook de uitgaven aan innovatie zijn laag, slechts 1% van de produc-tiewaarde, net als de investeringen in computers en software, die ookduidelijk onder het gemiddelde van de dienstensector liggen, zowelin het MB als in het GB. Het gebruik van overheidssteun is gelijk aanhet gemiddelde. De inkoop van apparatuur als percentage van deinnovatie-uitgaven is iets meer dan gemiddeld in het MB (64%),maar ligt bij het GB duidelijk lager en ook ver onder het gemiddelde(slechts 18%, tegen een gemiddelde in het GB van de dienstensectorvan 37%).

82

Innovatiemaatstaven per dienstensector

manier van inschrijven en van woonruimteverdeling is‘Optiemodel’ gedoopt. Met dit model kan woningbouwverenigingS. klantvriendelijker en efficiënter werken.

Bron: http://www.wbvsmallingerland.nl

Innovatief autoverhuur‘Bij B. zijn we constant bezig de grenzen te verleggen naar modernautoverhuur, aangepast aan de wensen van de automobilist vande toekomst. Er worden nieuwe concepten gecreëerd die moetenbijdragen aan het rijgemak van onze klanten en tegelijkertijd aaneen effectief en efficiënt gebruik van auto’s met het oog op hetmilieu. We doen dan ook ons uiterste best programma’s te ont-wikkelen die hieraan voldoen. (…) Eén van onze belangrijkstepartners is C. Bij C. kunt u huren volgens het deelauto-systeem. Ukiest de auto die u nodig heeft en rijdt daarin wanneer u wilt, zovaak als u wilt. Rijdt u niet, dan kost de auto u ook niets. C. biedtu wel de lusten, maar niet de lasten van het autorijden. En u rijdtook nog eens milieuvriendelijk.’

Bron: http://www.bouwens.nl

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 82

Page 83: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

ProcesmaatstavenHet percentage bedrijven met niet-technologische vernieuwingen ligtvoor het GB op 70% en voor het MB op 57%. Dit is in het GB watlager dan gemiddeld. De meeste niet-technologische vernieuwingenbetreffen strategieaanpassingen. Een kwart van de innoverendebedrijven in het MB en 36% in het GB is in de periode 1994-1996 eenpartnership aangegaan. Dat verschilt niet veel van het gemiddelde.Wel zijn er door de binnenlandse gerichtheid van de sector veel min-der partnerships met buitenlandse partners. Als een bedrijf tot degroep innovatoren behoorde, dan zijn in de helft van de gevallen(ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron en in het GB in63% van de gevallen. Dit is ongeveer gelijk aan de totale diensten-sector. Vergelijkbaar met andere sectoren is dat ruim een derdekampte met knelpunten in de innovatieprojecten, waarvan tweederde ernstige vertraging opliep (binnen het GB zelfs 79%) en in drievan de tien gevallen het project helemaal niet is opgestart.

OutputmaatstavenEen kwart van de bedrijven in het MB en 35% in het GB had ultimo1996 gerealiseerde innovaties. Ook dit is relatief laag, met name voorhet GB. De grootste groep, 44%, van de bedrijven die tot het GBbehoren stelt dat de innovatie de concurrentiepositie enigszins heeftverbeterd. Bij de bedrijven in het MB heeft de innovatie bij de groot-ste groep, 42%, de concurrentiepositie weinig veranderd. Toch gevenbedrijven in het MB vaker aan dat de concurrentiepositie behoorlijkis verbeterd door de innovatie (30% MB versus 22% GB).

83

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 83

Page 84: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

4.10 Milieudienstverlening

84

Innovatiemaatstaven per dienstensector

tabel 4.10 innovatieprofiel van milieudienstverlening (SBI 90), voor alle ondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en ≥ 100 werknemers (GB)

MB +GB MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) 14 12 26% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 51 46 68% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 24 22 28innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 13 21 4investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 0,07 0,04 0,10investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,01 0,01 0,01inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 93 94 89uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 1 1 2

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 68 66 76

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 55 54 58waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 24 25 20waaronder % bedrijven met reorganisatie 41 37 54waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 11 10 11

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 45 43 51% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 18 16 22% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 72 65 89% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 40 42 34

waarbij projecten niet zijn gestart 48 42 68waarbij projecten (tussentijds) zijn stopgezet 55 51 64waarbij projecten ernstig zijn vertraagd 64 64 64

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 7 N.B. N.B.% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 45 40 65% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 18 14 29% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 38 39 32% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 38 33 55% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 25 28 14arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 153,6 142,0 170,0

Structuurkenmerkenaantal ondernemingen (1996) 267 220 47aantal werknemers (1996) 20.660 12.100 8.560productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 8.076 4.436 3.640

N.B. = niet beschikbaar.Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 84

Page 85: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Kenmerken van de sector

De sector milieudienstverlening bestaat uit bedrijven die zich bezig-houden met diverse activiteiten op het gebied van het milieu. Metname de inzameling en behandeling van afval en afvalwater vallenonder de dienstverlening van de bedrijven in de sector. Ook saneringvan (bijvoorbeeld door industriële activiteiten) verontreinigde terrei-nen is een belangrijke tak binnen de milieudienstverlening. Het aan-tal bedrijven in deze gespecialiseerde sector is relatief laag. Voor eendienstensector kent de milieudienstverlening relatief veel grootbe-drijven (zie tabel II-2 in bijlage II).

Aard van de innovaties in milieudienstverlening

De milieudienstverlening is enerzijds een typische dienstensector,namelijk daar waar onderzoek wordt gedaan naar verontreiniging enmanieren om dat op te lossen. Het gaat hierbij om zeer kennisinten-sieve en hoogwaardige activiteiten. Andere bedrijven in deze sectorzijn eerder industrieel van aard. Het gaat dan vooral om de sane-ringsbedrijven, die veel kapitaalintensiever zijn. Vaak zijn beidetypen activiteiten overigens gecombineerd binnen dezelfde bedrij-ven.

Dat de sector als sterk technologisch innovatief gekenschetst kanworden blijkt ook uit de volgende quote van de Internet-site van eenbodemsaneringsbedrijf:

1 Het doel van in-situ saneringen is, in tegenstelling tot conventioneel uitgevoerde sanerin-gen, alleen verontreiniging te verwijderen en het verontreinigde medium (de grond) te latenwaar hij is.

85

Innovatiemaatstaven per dienstensector

Bij conventionele grondsaneringen wordt verontreinigde gronddroog of nat ontgraven en vervolgens na reiniging hergebruikt. Alsreiniging uit technisch of economisch oogpunt niet mogelijk is,kan de ontgraven grond ook gestort worden. Op basis van erva-ring, kennis en innovatieve technieken wordt steeds gezocht naarde optimale aanpak. Daarbij worden de hoeveelheid te verwijde-ren grond, duur en kosten van de grondwatersanering en de duuren kosten van een in-situ1 aanpak afgewogen. Ook kunnen bespa-ringen worden gerealiseerd door grondkerende constructies ofvoorzieningen zowel voor de ontgravingswerkzaamheden als voorde bouwactiviteiten te gebruiken. Uiteraard is uitgebreide kennisvan de veiligheidsaspecten aanwezig.

Bron: http://www.ecotechniek.nl

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 85

Page 86: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Innovativiteit van de milieudienstverlening

InputmaatstavenTen opzichte van de dienstensector als geheel scoort de sector milieu-dienstverlening qua innovativiteit hoog. Vooral het aandeel bedrijvenmet eigen R&D-personeel (14%) en het percentage innovatoren(51%) liggen relatief zeer hoog (2% en 33% gemiddeld in de dien-stensector). Dit gegeven spoort met een belangrijk kenmerk van desector, namelijk het voortdurend zoeken naar betere en schoneremethoden van verwerking. Er zijn in deze sector relatief veel inno-vatoren die gebruikmaken van subsidieregelingen, namelijk 22% inhet MB en 28% in het GB (gemiddeld is dat respectievelijk 13% en22%). De aard van de activiteiten zorgt ervoor dat er vanuit de marktvaak niet genoeg vraag is naar onderzoek op het gebied van milieu,zodat er relatief meer aandacht en geld van de overheid aan besteedwordt. De innovatie-uitgaven als percentage van de productiewaardezijn vooral in het MB zeer hoog (21% ten opzichte van 3% gemid-deld in het MB). Ook de inkoop van apparatuur als percentage vande innovatie-uitgaven ligt op een erg hoog niveau (93%, tegen 48%voor gehele dienstensector). Dit cijfer komt voort uit het gegeven datde milieudienstverlening in vergelijking met andere sectoren veelkostbare apparatuur nodig heeft voor het leveren van de diensten.Omdat relatief veel bedrijven over eigen R&D-personeel beschikken(wat ook als achtergrond heeft dat de R&D in deze sector een zeerspecialistisch karakter heeft) is het verklaarbaar dat slechts 1% vande innovatie-uitgaven aan uitbesteed onderzoek uitgegeven wordt.

ProcesmaatstavenDat twee derde van de bedrijven niet-technologische vernieuwingendoorvoerde in de periode 1994-1996 (tegen 55% van het totaal in dedienstensector) wijst eveneens op een sterke gerichtheid op innova-tiviteit. Ruim de helft van alle bedrijven met niet-technologische ver-nieuwingen voerde strategieaanpassingen door, terwijl een kwartmarketingaanpassingen doorvoerde. Veel vaker dan gemiddeld gaande innoverende bedrijven in de milieudienstverlening een partner-ship aan (de helft van de GB-innovatoren en 43% van de MB-inno-vatoren), maar minder vaak met buitenlandse partners. Externe advi-seurs zijn een belangrijke informatiebron voor de bedrijven in demilieudienstverlening: in bijna driekwart van de gevallen gebruikeninnovatoren deze informatiebron bij het realiseren van innovaties(MB 65% en GB 89%), terwijl dit gemiddeld in de helft van de geval-len gebeurt. Knelpunten komen vaker voor dan gemiddeld, zowel inhet MB als het GB. Dit leidde in het GB vaker tot stopzetting of ver-traging van het project. Twee derde van de innoverende bedrijven in

86

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 86

Page 87: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

het GB die met knelpunten te maken hebben (dat is het geval bij34%) startte het innovatieproject uiteindelijk niet op.

OutputmaatstavenTot slot is ook het percentage bedrijven met gerealiseerde innovatieshoog. In de milieudienstverlening heeft 40% van de bedrijven in hetMB en 65% in het GB gerealiseerde innovaties, terwijl dat gemiddeldin de dienstensector respectievelijk 27% en 50% is. De invloed op deconcurrentiepositie is volgens inschatting van de bedrijven niet zon-der meer positief: relatief veel bedrijven (38%) gaven aan dat deinnovatie de concurrentiepositie maar weinig heeft beïnvloed (terwijldat gemiddeld 29% is). Van de bedrijven die tot het GB behoren geeftslechts 14% aan dat innovatie de concurrentie sterk heeft verbeterd(gemiddeld in het GB is dat 29%).

87

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 87

Page 88: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

4.11 Overige dienstverlening ‘niet eerdergenoemd’

88

Innovatiemaatstaven per dienstensector

tabel 4.11 innovatieprofiel van overige dienstverlening n.e.g. (SBI 80.4, 91, 93), voor alle onder-nemingen met 10-100 werknemers (MB) en ≥ 100 werknemers (GB)

MB +GB MB GB

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) – – –% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-1996) 30 28 65% van de innovatoren met overheidssteun (1994-1996) 8 N.B. N.B.innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1996) 1 1 1investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) 1 0,59 2investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) 0,14 0,09 0,20inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 56 75 35uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-1996) 13 4 25

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-1996) 46 44 88

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen 37 36 59waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen 25 23 65waaronder % bedrijven met reorganisatie 21 19 71waaronder % bedrijven met managementaanpassingen 12 11 42

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) 22 N.B. N.B.% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (94-96) 31 29 N.B.% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron (94-96) 58 57 64% innovatoren met knelpunten (1994-1996) 33 34 28

waarbij projecten niet zijn gestart 55 56 N.B.waarbij projecten (tussentijds) zijn stopgezet 23 22 N.B.waarbij projecten ernstig zijn vertraagd 78 76 100

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 3 N.B. N.B.% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 26 24 65% innovatoren dat invloed innovatie(s) op concurrentiepositie niet kan schatten 13 11 36% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie weinig heeft veranderd 36 36 44% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd 33 31 56% innovatoren waarbij innovatie concurrentiepositie behoorlijk heeft verbeterd 30 33 0arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) 68,0 62,3 74,6

Structuurkenmerkenaantal ondernemingen (1996) 1.433 1.282 151aantal werknemers (1996) 47.610 25.640 21.970productiewaarde in miljoenen guldens (1996) 5.065 2.540 2.525

N.B. = niet beschikbaar.Bron: CBS/EIM.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 88

Page 89: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Kenmerken van de sector

De ‘overige dienstverlening niet eerder genoemd (n.e.g.)’ is eenbonte verzameling van kleinere dienstensectoren. Het is gemiddeldde kleinschaligste dienstensector (zie tabellen II-1 en II-2 in bijlageII). Het belangrijkste onderdeel van de overige dienstverlening n.e.g.is de deelsector ‘overige dienstverlening’, waaronder de bedrijvenvallen die zich bezighouden met het reinigen van kleding en textiel,persoonlijke diensten, zoals kappers en schoonheidsverzorging,maar ook uitvaartverzorging, begraafplaatsen en crematoria, en tenslotte de fitnesscentra, sauna’s en bronnenbaden en dergelijke instel-lingen1.

Een aantal van de diensten die onder de overige dienstverlening val-len zijn zéér kleinschalig, waardoor er nauwelijks bedrijven zijn dietot het MB, laat staan het GB, gerekend kunnen worden. Deze sub-sectoren vallen daarmee geheel of gedeeltelijk buiten de sector zoalsdie hier beschouwd wordt (alleen MB en GB). Het gaat dan metname om de persoonlijke dienstverlening (schoonheidsspecialisten,voetverzorging e.d.). In het MB en GB zullen relatief meer kappersen stomerijen e.d. vertegenwoordigd zijn.

Aard van de innovaties in overige dienstverlening

De grote verscheidenheid aan diensten in de sector maakt het lastigeen algemeen beeld te schetsen van de innovativiteit van de sector.Dit komt met name door de aan het ene uiterste van het spectrumgelegen meer ‘traditionele’ diensten die moeilijk innovaties doorkunnen voeren, zoals de uitvaartverzorging, terwijl aan het andereuiterste van het spectrum betrekkelijk nieuwe diensten als bronnen-baden en onderwijs op afstand te vinden zijn. De uitspraken die inhet navolgende gedaan worden over de innovativiteit van de sector‘overige dienstverlening n.e.g.’ dienen dan ook met dit gegeven in hetachterhoofd beschouwd te worden.

89

Innovatiemaatstaven per dienstensector

1 De twee andere groepen die onder overige dienstverlening n.e.g. vallen zijn ‘overig onderwijs’en werkgevers-, werknemers- en beroepsorganisaties (enz.). Deze zijn steeds wel in de struc-tuurcijfers opgenomen maar niet door het CBS geënquêteerd, met name vanwege het ver-moeden dat bij deze sectoren de innovativiteit niet hoog zal zijn.

Gezondheid als marketingconcept in de kappersbrancheBedrijf A biedt naast zijn ‘gewone’ kapbehandelingen ook een spe-ciale hygiënische behandeling aan. De behandeling houdt in datmet uitsluitend gedesinfecteerde materialen gewassen, geknipt engeschoren wordt.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 89

Page 90: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Innovativiteit van de overige diensten

InputmaatstavenTen opzichte van de dienstverleningssector in zijn totaliteit scoren deoverige diensten op veel maatstaven lager. Toch blijken sommigebelangrijke indicatoren op een vrijwel gelijk niveau te liggen als hetgemiddelde van de dienstensector, of zelfs hoger. Het aandeel inno-vatoren is namelijk 28% in het MB en zelfs 65% in het GB (gemid-deld respectievelijk 31% en 55%). De inkoop van apparatuur als per-centage van de innovatie-uitgaven ligt op een duidelijk hoger niveaudan gemiddeld. Ruim de helft van de innovatie-uitgaven betreftinkoop van apparatuur. Voor het MB is dit zelfs 75%. Dit houdtmogelijk verband met de nog relatief beperkte automatisering van dekleinere bedrijven binnen het MB van sommige van de genoemdediensten, waardoor de investeringen op dit gebied relatief hoog uit-komen. Behalve aan automatisering zal ook veel aan andere soortenapparatuur besteed worden, vooral in de stomerijen bijvoorbeeld.Opvallend is dat het uitbesteed onderzoek uitgedrukt als percentagevan de innovatie-uitgaven 6 maal zo hoog is in het GB (25%) als inhet MB (4%) (dat is ook hoger dan het gemiddelde, van respectie-velijk 7% in het GB en 5% in het MB).

90

Innovatiemaatstaven per dienstensector

Bedrijf B geeft zijn klanten voorafgaand aan de kapbehandelingeen Japanse Therapeutische Wasmassage. De klanten stellen dezeontspannende wasmassage zeer op prijs en zijn daardoor ook ont-vankelijker voor andere behandelingen.

Bron: KappersNieuws, 1999.

LadyLine is een landelijke keten van vestigingen die vrouwen hel-pen om hun figuur te corrigeren. Dat gebeurde tot voor kort metbehulp van zelf ontwikkelde cabines en apparaten. Qua vormge-ving komen die echter het nodige tekort. Via ‘restyling’ hoopt meneen modernere, meer professionele uitstraling te creëren, enSyntens brengt het bedrijf in contact met een ontwerpbureau.Uiteindelijk resulteert een geheel nieuw product, dankzij eenintensieve wisselwerking tussen beide bedrijven. Dat zorgt voorde gewenste professionele uitstraling, die weer mogelijkhedencreëert voor verdere groei, en zelfs voor buitenlandse expansie.

Bron: Innovisie, maart 1999, pagina 9.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 90

Page 91: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

ProcesmaatstavenEr zijn ten opzichte van het gemiddelde van de dienstensector (56%)relatief weinig bedrijven met niet-technologische vernieuwingen(46%). In het GB zijn er echter wel relatief veel niet-technologischevernieuwers, namelijk 88%. Eén op de vijf innovatoren is een part-nership aangegaan. Bijna een derde daarvan heeft (ook) een part-nership met buitenlandse partner(s), wat op zich opvallend hooglijkt. Wellicht dat de onderwijsorganisaties en de beroepsorganisatiese.d. daaraan bijdragen. Circa 60% van de bedrijven, in het GB ietsvaker dan in het MB, gebruikt (ook) externe adviseurs als informa-tiebron. Ook dat is relatief hoog. De bedrijven uit het GB hadden rela-tief weinig te maken met knelpunten (in 28% van de gevallen), maarals er knelpunten waren, ging dat in 100% van de gevallen in het GB(en 76% in het MB) gepaard met ernstige vertraging.

OutputmaatstavenHet percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties ligt in het GB(65%) beduidend hoger dan in het MB (24%), en is in het GB ookhoger dan gemiddeld. Het feit dat alle bedrijven in het GB die knel-punten ondervonden in het innovatieproces te kampen hadden metvertraging, lijkt samen te hangen met het oordeel over de verande-ring van de concurrentiepositie door de innovatie. De bedrijven inhet GB zijn duidelijk minder positief over de mate van verbeteringvan de concurrentiepositie. Geen enkel bedrijf zag zelfs behoorlijkeverbetering van de concurrentiepositie als gevolg van de innovatie,tegen een derde van de bedrijven in het MB.

91

Innovatiemaatstaven per dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 91

Page 92: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 92

Page 93: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Literatuur

Aa, W. van der en T. Elfring (1990), Innovaties in dienstverlening, Ministerie vanEconomische Zaken, Den Haag.

Alders, B. (1998), Hoofdrapportage uitkomsten survey: De formule van snel groeiendebedrijven: een kwestie van slim concurreren? TNO STB, Apeldoorn.

Bilderbeek, R. en P. den Hertog (1992), Innovatie in de diensten, TNO STB Apeldoorn.

Bilderbeek, R. en P. den Hertog (1995), Diensten en innovatiebeleid: over ondergeschovenkindjes en blinde vlekken, Tijdschrift voor Politieke Ekonomie, vol. 18 nr. 3, 37-60.

Brouwer, E. en A.H. Kleinknecht (1994), Innovatie in de Nederlandse industrie en dienst-verlening (1992), onderzoek in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken.

CBS (1998), Kennis en Economie 1998, Onderzoek en innovatie in Nederland, CentraalBureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, december.

CBS (1998b), Nationale rekeningen 1998, Centraal Bureau voor de Statistiek,Voorburg/Heerlen.

Coopers & Lybrand (1995), Made in the UK, Hypergrowth companies, Lessons in success forMiddle Market Businesses, London.

Cobbenhagen, J., F. den Hertog en H. Pennings (1995), Koplopers in bedrijfsvernieuwing,Ministerie van Economische Zaken, Den Haag.

Eck van der Sluijs, P.A. van, H.E. Hulshoff en Y.M. Prince (1998), Kleine, innovatieve ICT-bedrijven in Nederland, EIM, Zoetermeer, 1998.

The Economist (1999), Innovation in industry, Survey, 20 februari 1999.

EIM/TU Delft (1999), Het verzekeringswezen; tussen front- en backoffice. Een onderzoeknaar de effecten van informatietechnologie, telecommunicatie en multimedia op de marktvan grafische producten, EIM/TU Delft, augustus.

Elfring, T. (1997), Innovatie en concurrentiekracht in de dienstensector, Essay in opdrachtvan Ministerie van Economische Zaken, Erasmus Universiteit Rotterdam, managementreport no. 54 (13).

Fisscher, O.A.M., R. Garrelfs en J.D. van der Meer (1993), Innovatie in de commerciëledienstensector, Tilburg.

Jong, J.P.J. de en E. Brouwer (1999), Determinants of the innovative ability of SMEs, lite-rature review, Strategic study, EIM, Zoetermeer, Oktober.

Jong, J.P.J. de, A. Muizer en J.M. van der Zwan (1999), Ondernemen in de groothandel,1999, EIM, Zoetermeer.

Jonkheer, K. en D. Snel (1997), Het gebruik van IT in de ingenieursbranche, EIM,Zoetermeer.

Kleinknecht, A. (ed.) (1996), Determinants of innovation, Mcmillan Press Ltd., London.

93

De innovativiteit van de Nederlandse dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 93

Page 94: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Kleinknecht, A. (1998), Measuring and analysing innovation in services and manufactu-ring, an assessment of the experience in the Netherlands, Erasmus Universiteit Rotterdam,RIBES, report no. 9852, Rotterdam.

Klomp, L. (1996), Empirical studies in the hospitality sector, proefschrift, ErasmusUniversiteit Rotterdam, Ridderprint B.V., Ridderkerk.

Menkveld A.J., en A.R. Thurik (1999), Firm size and efficiency in innovation: reply, SmallBusiness Economics, 12, 97-101.

Nooteboom, B. (1999), Concurrentie contra innovatie, Economisch Statistische Berichten,10-9-1999, 640-644.

Prince, Y.M. (1997), De innovativiteit van de Nederlandse industrie, EIM, Zoetermeer.

Rommel, G., J. Kluge, Rolf-Dieter Kempis, R. Diederichs en F. Brück (1995), Simplicitywins. How Germany’s mid-sized industrial companies succeed, Boston.

Sirilli, G. en R. Evangelista (1998), Technological innovation in services and manufactu-ring: results from Italian surveys, Research Policy 27, 881-899.

Valk, W.D.M. van der (1998), De innovativiteit van de Nederlandse industrie, editie 1998,EIM, Zoetermeer.

Vossen, R.W. (1998), Relative strengths and weaknesses of small firms in innovation,International Small Business Journal, vol. 16, no. 3.

Vrakking en Cozijnsen (1992), Ondernemen en vernieuwen: basisboek innoveren en imple-menteren, Kluwer Bedrijfswetenschappen, Deventer.

94

Literatuur

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 94

Page 95: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Bijlage I: Sectorindeling diensten

Bedrijfstakken en -klassen SBI-93

1. Groothandel 512. Detailhandel en reparatie 52, ex. 52.313. Horeca en autohandel 50,55

• handel in en rep. v. auto’s en motorfietsen, benzinestat.• logies, maaltijden en drankenverstrekking

4. Vervoer opslag en communicatie 60-64• vervoer over land• vervoer over water• vervoer door de lucht• dienstverlening t.b.v. het vervoer• post en telecommunicatie

5. Financiële instellingen 65-67• financiële instellingen• verzekeringen en pensioenfondsen• activiteiten t.b.v. of verwant aan fin. inst.

6. Computerservicebureaus e.d. 727. Juridische en economische dienstverlening 74.18. Architecten- en ingenieursbureaus 74.29. Verhuur en rest ov.zak. dienstverlening 70-71, 74.3-8

• verhuur en handel in onroerend goed• verhuur van roerende goederen (machines, werktuigen etc.)

10.Milieudienstverlening 90Overige dienstverlening n.e.g. 80.4, 91, 93• overig onderwijs (autorijscholen, afstandsonderwijs etc.)• werkgevers-, werknemers- en beroepsorg. levensbeschouwelijke en politieke org. etc.• overige dienstverl. (reiniging van kleding, kappers en schoonheidsverz. uitvaartver-

zorging, sauna’s, massagesalons e.d.)

95

De innovativiteit van de Nederlandse dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 95

Page 96: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 96

Page 97: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Bijlage II: Innovatiemaatstaven;methode en definities

Deze bijlage is bedoeld als toelichting op de hoofdstukken 3 en 4. Inhoofdstuk 3 wordt de innovativiteit tussen sectoren vergeleken en inhoofdstuk 4 wordt per sector een innovatiebeeld geschetst. De eersteparagraaf gaat globaal in op de CIS-2 enquête waar de meeste gege-vens op zijn gebaseerd (zie CBS, 1998), De tweede paragraaf gaat inop de kenmerken van de gebruikte indicatoren.

De CIS-2 enquête

Opzet en doel CIS-2 enquête

De innovatie-enquête van het CBS is onderdeel van de ‘CommunityInnovation Survey’ (CIS-2) die in de EU-landen wordt gehouden. Deuitkomsten van deze Nederlandse enquête zijn weergegeven in CBS(1998). De populatie van het onderzoek bestaat uit in totaal 46.932bedrijven. Er zijn in totaal meer dan 14.000 bedrijven benaderd(alleen bedrijven met ≥ 10 werknemers), waarbij de respons 73%was.

Alleen middenbedrijf en grootbedrijf opgenomen

De enquête is gehouden onder middelgrote (10-100 werknemers) engrote (≥ 100 werknemers) bedrijven. Het kleinbedrijf (1- ≤ 10 werk-nemers) blijft dus buiten beschouwing1. Zoals al eerder is aangege-ven, is de dienstensector juist bijzonder kleinschalig, zodat we eengroot deel van het aantal bedrijven nu niet kunnen meenemen. TabelII-1 laat zien hoe de schaalgrootte in de verschillende sectoren eruit-ziet, aan de hand van de verdeling van de werkgelegenheid over degrootteklassen. Tabel II-2 geeft het gemiddeld aantal werknemers peronderneming weer, voor de verschillende sectoren en grootteklassen.Opvallend is dat het gemiddelde bedrijf uit de milieudienstverleningbijzonder grootschalig is, en dat ook de sectoren vervoer en commu-nicatie en de financiële instellingen relatief grootschalig zijn. Tot slotis opvallend dat het aantal werknemers per bedrijf in het grootbedrijfvan de dienstensector gemiddeld het dubbele is van dat in de indu-strie. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er veel minder grotebedrijven zijn in de dienstensector dan in de industrie, maar dat dezebedrijven dan ook meteen erg grootschalig zijn (zoals de grote ban-ken en detailhandelsconcerns).

1 In de CIS-21/2 enquête, waar het CBS in 2000 over zal rapporteren, is het kleinbedrijf welmeegenomen.

97

De innovativiteit van de Nederlandse dienstensector

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 97

Page 98: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

tabel II-1 verdeling aantal werknemers (in personen) naar grootteklassen, 1996

kleinbedrijf middenbedrijf grootbedrijf totaal

in % totaal per sectorindustrie totaal 15 31 54 100diensten totaal 30 28 42 100industrie + diensten* 27 28 45 100groothandel 30 45 26 100detailhandel en reparatie 42 19 40 100horeca en autohandel 55 28 17 100vervoer en communicatie 12 22 66 100financiële instellingen 9 5 86 100computerservicebureaus 24 31 46 100juridische en economische adviesdiensten 46 26 28 100architecten- en ingenieursbureaus 21 14 65 100verhuur en rest ov. zakelijke diensten 18 39 43 100milieudienstverlening 6 55 39 100overige dienstverlening 64 20 17 100

* De sector ‘overig’ is in dit totaal buiten beschouwing gelaten. Dit betekent dat de landbouw, delfstoffen-winning, energie- en waterleidingbedrijven en de bouwnijverheid evenals de overheid en de quartaire sectorniet in deze cijfers zijn opgenomen.

Bron: EIM, aantal werknemers op de loonlijst, exclusief zelfstandigen en bestand actieve bedrijven.

tabel II-2 gemiddeld aantal werknemers (personen) per bedrijf naar grootteklasse, 1996

kleinbedrijf middenbedrijf grootbedrijf totaal

in % totaal per sectorindustrie totaal 4 31 334 20diensten totaal 3 33 636 9industrie + diensten 3 32 511 10groothandel 3 29 270 8detailhandel en reparatie 3 31 1.070 7horeca en autohandel 4 23 393 6vervoer en communicatie 3 28 1.063 19financiële instellingen 2 14 1.439 18computerservicebureaus 2 28 402 7juridische en economische adviesdiensten 2 25 515 5architecten- en ingenieursbureaus 2 13 645 8verhuur en rest ov. zakelijke diensten 2 80 582 13milieudienstverlening 4 55 182 37overige dienstverlening 3 20 146 4

Bron: EIM, werknemers op de loonlijst, exclusief zelfstandigen en bestand actieve bedrijven.

98

Bijlage II: Innovatiemaatstaven; methode en definities

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 98

Page 99: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Uitleg bij de gebruikte indicatoren

Hierna worden achtereenvolgens alle gebruikte indicatoren besproken. Bij de indicatorendie voor zich spreken is geen uitleg gegeven. In tabel II-3 zijn alle indicatoren en de bron-nen weergegeven.

tabel II-3 tabellen dienstensectoren, gegevens voor MB (middenbedrijf met 10-100 werknemers)en GB (grootbedrijf met ≥100 werknemers)

Op basis van tabelnr.uit CBS (1998)(of andere bron)

Input% bedrijven met eigen R&D-personeel (1996) A.4.2.2.% innovatoren (bedrijven met vernieuwende activiteiten) (1994-96) 6.1.1% van de innovatoren met overheidssteun (1994-96) A.4.3.1innovatie-uitgaven als % v.d. productiewaarde (1996) 4.1.4.2 + productiewaarde investeringen in computers als % van de productiewaarde (1996) automatiseringsstatistiek + productiewaarde investeringen in software als % van de productiewaarde (1996) automatiseringsstatistiek + productiewaarde inkoop apparatuur als % van de innovatie-uitgaven (1994-96) 4.1.4.2uitbesteed onderzoek als % van de innovatie-uitgaven (1994-96) 4.1.4.2

Proces% bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1994-96) A.6.4.1

waaronder % bedrijven met strategieaanpassingen A.6.4.1waaronder % bedrijven met marketingaanpassingen A.6.4.1waaronder % bedrijven met reorganisatie A.6.4.1waaronder % bedrijven met managementaanpassingen A.6.4.1

% innovatoren dat partnership is aangegaan (1994-1996) A.5.1.1.1.% innovatoren met partnership dat (ook) buitenlandse partner(s) heeft (1994-96) A.5.1.1.3% innovatoren dat (ook) externe adviseurs gebruikt als informatiebron

(1994-96) A.4.1.2.2% innovatoren met knelpunten (1994-96) A.6.2.1

waarbij project niet is gestart A.6.2.1waarbij project (tussentijds) is stopgezet A.6.2.1waarbij project ernstig is vertraagd A.6.2.1

Output% innovatoren dat octrooien heeft aangevraagd (1994-1996) 4.4.1% bedrijven met gerealiseerde innovaties ultimo 1996 6.1.1% innovatoren dat invloed v.d. innovatie(s) op concurrentie

positie niet kan schatten A.6.3.1% innovatoren waarbij innovatie de concurrentiepositie weinig heeft veranderd A.6.3.1% innovatoren waarbij innovatie de concurrentiepositie enigszins heeft verbeterd A.6.3.1% innovatoren waarbij innovatie de concurrentiepositie behoorlijk

heeft verbeterd A.6.3.1arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer x ƒ 1.000; 1996) EIM

Structuurkenmerkenaantal actieve ondernemingen (1996) EIM aantal werknemers (1996) EIM productiewaarde in miljoenen guldens (1996) EIM

In de tabel staat rechts naast de innovatiemaatstaven de bron vermeld. Een nummer correspondeert met een tabel-nummer uit CBS (1998). Andere bronnen zijn voluit genoemd.

99

Bijlage II: Innovatiemaatstaven; methode en definities

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 99

Page 100: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Inputindicatoren

Eigen R&D-personeelKenmerkend voor R&D in deze indicator is het streven naar oor-spronkelijkheid én vernieuwing, met toepassing van B-wetenschap-pen, zoals wiskunde/informatica, natuur-, landbouw-, technischeen/of medische wetenschappen. Research = het systematisch zoe-ken naar oplossingen voor praktische problemen binnen het bedrijf.Development = het systematisch uitwerken van eigen bedrijfsideeënof het verder ontwikkelen van andermans researchresultaten totgeheel nieuwe of wezenlijk verbeterde diensten, producten/prototy-pes en/of productietechnieken/processen (CBS, 1998, p. 215).

Innovatoren; technologische vernieuwingenInnovatoren zijn bedrijven die aangeven te werken aan technolo-gisch vernieuwde producten, diensten of productieprocessen, of opbasis van nieuwe technologie te werken aan verbeterde productie-processen, die voor het eigen bedrijf nieuw zijn. De nadruk ligt hierdus op technologische vernieuwingen en op vernieuwingen voor heteigen bedrijf, en dus niet op nieuwe producten of processen voor desector of de markt (zie ook paragraaf 2.1).

Innovatoren met overheidssteunOnder overheidssteun worden alle soorten subsidies en financiëlesteun van de overheid verstaan. De belangrijkste regelingen zijn deWet vermindering Afdracht, Speur en Ontwikkelingswerk(WvA/S&O), Programmatische Bedrijfsgerichte Technologie-stimule-ring (PBTS), Technologisch Ontwikkelingskrediet (TOK), subsidiere-geling Kennisdragers in het MKB (KIM) en de subsidieregelingToeleveren en Uitbesteden (T&U) (zie CBS, 1998, p. 76).

Investeringen in computers en software; ook voor niet-vernieuwendeactiviteitenBij de inputindicatoren geldt dat investeringen in computers en soft-ware helemaal worden meegenomen, en dus niet alleen die investe-ringen die bedoeld zijn voor vernieuwende processen.

Inkoop apparatuur; alleen ten behoeve van innovatiesDe maatstaf ‘inkoop apparatuur als % van innovatie-uitgaven’ betreftalleen geavanceerde apparatuur, machines, computers (inclusief soft-ware) die speciaal bedoeld is voor het realiseren van vernieuwde pro-ducten of processen.

100

Bijlage II: Innovatiemaatstaven; methode en definities

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 100

Page 101: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

Procesindicatoren

Niet-technologische vernieuwingen

De indicator over de mate waarin niet-technologische vernieuwingenworden uitgevoerd is opgenomen om beter recht te doen aan deinnovativiteit in dienstensectoren. Hier ligt de nadruk niet op de toe-passing van technologie, zoals bij innovatoren, maar op de volgendeaspecten:• veranderingen in langetermijnstrategie;• nieuwe marketingconcepten;• ingrijpende veranderingen in de organisatiestructuur;• nieuwe geavanceerde managementtechnieken.De getallen bij de onderdelen van deze indicator tellen in de tabellenuit de hoofdstukken 3 en 4 niet op tot 100% van de bedrijven metniet-technologische vernieuwingen omdat de meeste bedrijven metdit soort vernieuwingen meerdere vormen van vernieuwing tegelij-kertijd (of binnen de periode uit de vraagstelling) doorgevoerd heb-ben.

PartnershipsEen partnership is het actief en gezamenlijk met anderen werken aande ontwikkeling van technologisch nieuwe of verbeterde producten,diensten of processen, waarbij de kosten en opbrengsten in principegedeeld worden. Partnerships voor niet-technologische vernieuwin-gen worden dus niet meegenomen.

Innovatoren met knelpuntenDe knelpunten die bedrijven ondervinden bij het doen van innova-ties geven eveneens aan hoe het proces van innoveren verloopt.Aangegeven is het deel van de innovatoren dat knelpunten heeftondervonden, en vervolgens waartoe die knelpunten hebben geleid:• het niet starten van het project;• het tussentijds stopzetten van het project of• een ernstige vertraging van het project.

Deze drie onderliggende onderdelen tellen niet op tot 100%. Datkomt omdat het om meerdere projecten tegelijkertijd kan gaan bin-nen één bedrijf, of omdat er meerdere effecten bij één project optre-den (eerst is het project vertraagd, dan alsnog stopgezet).

Outputindicatoren

Octrooien voor diensten nog niet mogelijkOctrooibezit vormt een van de outputindicatoren. In principe wordener op diensten echter nog geen octrooien verleend in Nederland. In

101

Bijlage II: Innovatiemaatstaven; methode en definities

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 101

Page 102: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

de VS begint dit nu juist op gang te komen en in Nederland bestaater sinds kort discussie over. Enerzijds is het vreemd dat nieuwe dien-sten zoals bepaalde verzekerings- of beleggingsproducten niet gepa-tenteerd kunnen worden. Dit soort producten wordt altijd zeer snelgekopieerd door concurrenten. Anderzijds zou het ver gaan om alleorganisatorische veranderingen e.d. te kunnen patenteren, zodatbedrijven die (bijvoorbeeld) de gepatenteerde managementmethodetoepassen, ineens met extra kosten worden geconfronteerd. Ditonderwerp zal naar verwachting de komende jaren nog veel aan-dacht vergen (zie Het Financieele Dagblad 28-9-1999 en Intermediair7-10-1999). De indicator is hier toch opgenomen omdat dienstenbe-drijven blijkbaar toch patenten in hun bezit hebben. Het gaat hierwaarschijnlijk om patenten op producten die door bedrijven uit dedienstensector worden gemaakt. De octrooien zijn ook vooral te vin-den bij de ingenieursbureaus, die voor hun klanten producten ont-wikkelen, en bij de groothandel, waar gedacht kan worden aan ver-pakkingsmateriaal dat door een groothandel wordt ontwikkeld oftechnologische oplossingen voor bepaalde logistieke problemen.Waarschijnlijk is echter dat er vooral bij de groothandel ook sprakeis van een opwaartse vertekening die veroorzaakt wordt door groot-handelsbedrijven die dochter zijn van een industrieel bedrijf, en diedeze vraag vanuit de industriële achtergrond hebben beantwoord.

Gerealiseerde innovatiesWanneer de vernieuwende activiteiten van ‘innovatoren’ uit deinputfactoren ook daadwerkelijk zijn doorgevoerd in de beschouwdeperiode wordt gesproken van gerealiseerde innovaties.

Invloed op de concurrentiepositieEr is aan de bedrijven met (gerealiseerde) innovaties gevraagd of zijde invloed van de innovatie op hun concurrentie konden inschatten.Zo ja, dan is gevraagd of de innovatie de concurrentiepositie weinigheeft veranderd, enigszins heeft verbeterd of behoorlijk heeft verbe-terd. Hierbij is de inschatting van wat weinig, enigszins of behoorlijkis aan het oordeel van de ondervraagde ondernemer overgelaten.

ArbeidsproductiviteitDe arbeidsproductiviteit is als prestatiemaatstaf opgenomen bij deoutputindicatoren. De arbeidsproductiviteit is berekend met EIM-gegevens. Het gaat om de bruto toegevoegde waarde per werknemer.

Enkele kanttekeningen

Hoewel er veel informatie beschikbaar is uit de CIS-2 enquête, is degeselecteerde set met indicatoren nog verre van ideaal. Ten eerstezijn er veel indicatoren die in potentie de innovativiteit beter zouden

102

Bijlage II: Innovatiemaatstaven; methode en definities

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 102

Page 103: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

weergeven (zoals bijvoorbeeld persoonlijke eigenschappen vanondernemers) niet opgenomen. Ten tweede was het helaas nietmogelijk een uitsplitsing van de dienstensectoren op een lager detail-niveau te maken. Nu zijn sommige branches samengevoegd die wei-nig met elkaar te maken hebben, waardoor het lastig is de tabellengoed te interpreteren. Een voorbeeld is de horeca en de autohandel,die zijn samengevoegd1. Tot slot kan nog als nadeel genoemd wor-den dat de gegevens het jaar 1996 of de periode 1994-1996 betreffen,omdat dat ook de periode is die in de belangrijkste bron van de datagebruikt is (CBS, 1998)2. Hoewel voor de structuurgegevens eventu-eel recentere gegevens weergegeven kunnen worden, is ervoor geko-zen ook hier 1996 te presenteren, zodat de cijfers allemaal op dezelf-de periode betrekking hebben.

103

Bijlage II: Innovatiemaatstaven; methode en definities

1 Een eerste reden voor het samenvoegen van sectoren is dat de enquête in internationaal ver-band is gehouden en dus ook met indelingen in andere landen moest overeenkomen. Tentweede is de samenvoeging van sectoren gebeurd op basis van de vergelijkbaarheid van hetinnovatieprofiel van die sectoren (bijvoorbeeld als beide sectoren een zeer lage innovativi-teit hebben).

2 Bij de publicatie van dit rapport is ook het CBS-rapport over 1997 al beschikbaar.

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 103

Page 104: De innovativiteit van de Nederlandse dienstensectorondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a199919.pdforganisatiestructuur of managementtechnieken. Dit soort vernieu-wing kan als een ‘zachte’

104

B5 inno 21-02-2000 16:07 Pagina 104