ZENIT nr.2

50
Zenit Een Kritische en Hoopvolle Blik nr. 2 07.12.2014/002

description

Met trots stellen we onze tweede editie van ZENIT voor. Zenit Magazine is een project om een overtuiging te ontwikkelen die zowel een kritische als een hoopvolle blik op de samenleving geeft.

Transcript of ZENIT nr.2

Z e n i tE e n Kr i t i s c h e e n Ho opvol l e B l i k

nr. 20 7 . 1 2 . 2 0 1 4 / 0 0 2

Het probleem is niet dat we het niet goed hebben, het probleem

is dat we niet weten hoe het beter kan.

- Rutger Bregman

C O L O F O N

Redactie en Tekst Camille Cluzan, Pieter Roefs, Zeger Verleye, Gwen Verlinden Eindredactie Pieter Roefs Hoofdredactie Zeger Verleye Vormgeving en Layout Gwen Verlinden Illustratie Camille Cluzan Cabaille

Contact [email protected]

I N H O U D08 - Voorwoord

10 - Verontwaardiging!

20 - En in België zal zwarte piet niet discriminerend zijn

30 - Meesterschap 2.0

26 - Moeder, waarom werken wij?06 - Zenit?

36 - Duurzaamheid als concept: tussen conservatief en progressief

42 - De verdovende wetenchap14 - De onbestemde glimlach

Z E N I T

6

z e n i t ?

Z E N I T

76

Het hoogste punt dat de zon kan bereiken, wordt het zenit genoemd. Vanuit de aarde wordt een lijn getrokken tot waar de ster niet verder van onze wereld verwijderd kan zijn. Deze lijn vertrekt vanuit de tastbare werkelijkheid en eindigt op een punt waar wij het nog net kunnen beschouwen. Dit nok van de hemel is relatief tot het standpunt van de waarnemer, wat maakt dat iedereen zijn eigen zenit vaststelt. Dit wetenschappelijk concept is voor ons een pertinente metafoor voor het uitdragen van een mening. Een overtuiging moet immers voortkomen uit de directe en persoonlijke ervaringswereld van één persoon, maar dient te streven naar een wenselijk, concreet en gemeenschappelijk punt.

Onze zon lijkt echter haar zenit niet te bereiken. Dit komt onder meer omdat de huidige overtuigingen ons niet zinnen. Oftewel zijn zij volledig vrij van enige hoop en zo overmatig kritisch dat zij dichter liggen bij nihilisme dan realisme. Oftewel komen zij voort uit een idealisme dat noch concrete grenzen, noch duidelijke oplossingen biedt. Met andere woorden, het is de keuze tussen de verbitterde eenzaat of de slaapkamerfilosoof te zijn. Om in te gaan tegen de keer naar escapisme, illusies, moedeloosheid en verzuring, willen wij met dit magazine een kritische en hoopvolle blik geven op problemen die zich in onze maatschappij stellen. Met dit instrument ter hand gaan wij een wereld tegemoet die wij willen veranderen.

Net zoals iedereen zijn eigen zenit vaststelt, maar wel gericht is naar één zon, moeten onze overtuigingen samenkomen in één punt. De eerste stap naar dat doel begint bij het schrijven van artikels die handelen over de maatschappij. Met het schrijven van artikels kunnen wij immers onze hoofden al enigszins in dezelfde richting draaien. Zodoende kunnen wij anderen informeren en een publiek bereiken met onze meningen en overtuigingen, maar daarnaast willen wij dat onze opinie onder de toetsing komt te staan van de lezer. Wij willen niemand dwingen om naar onze zon te kijken, noch zullen wij de ster altijd op onze eigen kracht weten te vinden. Om deze redenen stellen wij onszelf open voor kritiek, die wij liefst ontvangen via lezersbrieven. Op deze manier komt het zenit al in ons zicht, met behulp van de plaatsbeschrijvingen van anderen.

Dit streven naar het zenit komt niet alleen voort uit ons. Deze zoektocht zal gebeuren door de permanente redactie van dit magazine, maar daarnaast werken wij graag ook met gastauteurs en -kunstenaars, waarvoor iedereen zich kan aanbieden. Zo verrijken we onze kennis en bereiken we een punt dat door meer dan enkel onszelf gedragen en bereikt wilt worden.

Uit onze gefragmenteerde en vage ideeën bekomen we op deze manier een sterke en uitgebouwde overtuiging die meer inzicht zal geven in ons leven en de samenleving. Zo verkrijgen wij dus het zenit. Een zenit dat ons doet geloven dat de dag op haar hoogtepunt zal komen.

De redactie

Z E N I T

8

Hoewel dit nog maar het tweede nummer is van Zenit, voel ik mij meer verbonden met de media dan voordien. Misschien is het omdat ik er nu deel van uitmaak, dat ik me begin te wentelen in de aandacht en het prestige van de vierde macht. Of misschien komt het omdat het nieuws interessanter is geworden dan het uiterlijk van de omroepster. Dit laatste is vooral het geval bij de opiniestukken. Overal zijn er wel meningen terug te vinden over politieke of maatschappelijke onderwerpen, zowel van politici en wetenschappers, als meer gewone mensen. Hoewel hun overvloed de rest van het nieuws kan overschaduwen, is het erg inspirerend om te zien met hoeveel vuur en passie sommige opiniestukken geschreven zijn. Door deze voorbeelden, of het nu goede of slechte zijn, vind ik eens te meer de moed om te schrijven en te discussiëren.

Zenit is ook veranderd sinds het eerste nummer. Het plezier dat ik uit het schrijven van artikels krijg, wordt nu bijgestaan door het gevoel van verantwoordelijkheid dat een nieuwsmedium moet hebben. Deze aansprakelijkheid ondersteunt mijn nood aan nuance en openheid, maar maakt me ook ijveriger dan een bij in de lente. Elke stelling die ik nu op mijn blad zet, ben ik van plan om te verdedigen, samen met de gevolgen die het al dan niet kan hebben. Eveneens heb ik het gevoel dat onze overtuigingen meer op elkaar worden afgestemd. Zo vind ik overlappende ideeën terug in onze artikels over hoe de wereld in elkaar steekt en naar welk idee we de realiteit willen vormen. Dit wereldbeeld zal volgens mij niet uitgroeien tot een eenzijdige overtuiging, maar één die de volle complexiteit van de werkelijkheid bemint en het hoopvolle over de maakbaarheid ervan uitdraagt.

Zeger Verleye, hoofdredacteur

Z E N I T

98

V o o r w o o r d

Z E N I T

10

verontwaardiging!

Z E N I T

1110

Sinds 11 oktober 2014 heeft België een nieuwe federale regering. Een ‘zegen’ voor de democratie, zal de rechtgeaarde tsjeef kunnen beamen. Het is desondanks de middelmatigheid die wint van het inzicht en de angst die het haalt van de moed. De angst die het haalt op drie vlakken: angst voor economische achteruitgang, voor economische sancties en voor de fictieve weegschaal die men het begrotingsevenwicht noemt. Burgers die moeten betalen voor diensten die speciaal voor hen afgeschaft worden, besparingen die gezinnen zelf moeten opvangen en de cultuur, jongens, de Cultuur. Wat een tragedie op de bühne van de sociale media!

Het is een cliché maar, zo luidt het steeds weer, het volk heeft gekozen. Verkeerd gekozen. Zichzelf in een houdgreep geworsteld, dat werd steeds duidelijker naarmate de partijen een regering baarde die gedeeltelijk verlamd was aan de linkerzijde. Laten we aldus Wallonië, de stakkers, maar aan de linkerzijde plaatsen. Als een geslagen hond, of de toeschouwers van een verliezende ploeg, kijkt Wallonië lijdzaam toe. Maar doorgaans verliest Vlaanderen ook,… door de bekrompenheid van de kiezer. Jan Modaal was zo bang om iets te moeten delen met anderen, dat hij koos voor de afbouw van de verzorgingsstaat. Alles is oké, zolang het maar geen extra belastingen zijn. We hebben dit onszelf aangedaan teerbeminde Belgische kiezers! We hebben verloren van onszelf.

Iedereen verliest, behalve de economie. Het heilige huisje waar niemand iets tegenin durft brengen. Het is een stopwoord geworden van de liberale familie. “Maar de cijfers zeggen” klinkt het dan in neoliberaal koor. Waarde lezer: de meeste cijfers betekenen niets. Zoals historicus Tony Judt in zijn laatste boek Het land is moe (2010) naar het liberalisme sneerde: (inter)nationale economische groei staat niet gelijk aan welzijn van de bevolking, de Angelsaksische tendens naar steeds minder overheidsinmenging heeft de sociale ongelijkheid vanaf de jaren ‘80 alleen maar vergroot. De essentie bij statistieken is dat België en ook Europa het regeringsbeleid op het menselijk welzijn moet afstellen, niet op puur economische voorspoed (zie:

Z E N I T

12

Z E N I T

1312

‘Moeder waarom werken wij’). Puur rationeel-economische groeicijfers zijn niét de juiste, welke hypothetische lange-termijn voordelen men er ook aan geeft. Er zijn immers grenzen aan de groei. Daarnaast is het ook naïef te denken dat de economie onbeperkt kan blijven groeien. Die illusie wordt soms gecreëerd door selectieve cijfers te hanteren, terwijl het in feite maar gaat om een verschuiving in de markt. Het is dus tijd om onze angst van de (slechte) cijfers te laten varen, deze cijfers te identificeren en de juiste filosofie te hanteren bij economisch denken.

Die economie radicaal herdenken, dat is onze collectieve opdracht als we onszelf een betere toekomst toewensen. Geef lucht aan de samenleving, niet aan een neo-liberaal systeem dat al sinds 2008 (oftewel sinds de jaren ‘30, je kan kiezen) zijn falen demonstreert. Het herdenken ervan begint bij onszelf en dient gericht te zijn op groei in de brede zin. Groei van het welzijn van de bevolking als individuen, gemeenschappen en maatschappij als geheel. Het electoraat moet de blinddoek verwijderen en inzetten op een regering die de slechte cijfers voorbij gaat, zowel in België als in Europa. Politieke moed is niét de boekhouding in orde brengen en wachten tot die weer moet bijgeschaafd worden, het is wél maatregelen nemen die het algemene welzijn van burgers ten goede komen. Het handelen is aan ons, laat het blijken, wees verontwaardigd, indignez-vous!, en besef dat samenleven anders kan dan de media, de politieke propaganda en de mainstream intelligentsia u voorspiegelen. Ik

roep dan ook op aan lezers om voorstellen te doen, te discussiëren op café en uw gedachten neer te schrijven. Laat het collectief irrationeel klagen op sociale media achterwege en vind de moed om uw alternatief voor te stellen.

Sam VermeulenFoto: Nina Rosa Snijers

Z E N I T

14

En in België zal Zwarte Piet niet discriminerend

zijn

Z E N I T

1514

Ik had graag een antwoord geschreven op een artikel van Peter Vandermeersch dat ik las op de website van Humo. De hoofdredacteur van het Nederlandse NRC Handelsblad schreef over wat ik interpreteerde als zijn innerlijke strijd van wel en niet, goed en kwaad, wit en vooral zwart.

Ik heb er een tijdje over getwijfeld. Is Zwarte Piet een symbool van racisme in onze maatschappij? En moeten we de discussie over het al dan niet afschaffen van Zwarte Piet voeren? Moeten we hem maar laten verdwijnen, moeten zij die hem weg willen met hun poten van Zwarte Piet blijven, of moeten we gewoonweg stoppen met zo’n

belachelijke non-discussie, en moeten we ons richten op belangrijkere dingen in het leven, de maatschappij of de wereld?

Ik ben het net als Vandermeersch eens met het feit dat het debat misschien niet zo leeg lijkt zoals het door velen geïnterpreteerd wordt. Hoewel ik wel goed kan begrijpen dat zij die Zwarte Piet zien zoals ik hem zie en aangeleerd heb gekregen, de discussie aanzien als een leeg en energieverspillend debat. Ik wil niet oproepen om het debat met toeters en bellen volop in de media te voeren. Want beste Peter, mocht je het vergeten zijn, hier in België wordt al veel gediscussieerd over prominentere zaken en daar geraken we vaak geen stap vooruit.

Ik weet dat in Nederland de discussie nu ondertussen toch al enkele jaren de kop opsteekt en wonder boven wonder is dat altijd in de aanloop naar de vele Sinterklaas optochten en stoomboot aankomsten. Want vaak moet de figuur van Sinterklaas snel bedankt en vergeten worden zodat de mensen klaar zijn om die olijke Kerstman in hun midden op te nemen, samen met de versierde boom die nu toch stilaan gezet moet worden. En met het klaar stomen voor Kerst en Nieuw, vergeten we de Sint en Zwarte Piet even snel als sneeuw smeltend voor de eerste lentezon die vaak ook de Paashaas meebrengt.

Peter Vandermeersch weet als hoofdredacteur exact wat er wel en niet leeft bij het Nederlandse volk en zijn jarenlange aanwezigheid in

Z E N I T

16

Z E N I T

1716

Nederland geeft hem ook de ervaring om de Nederlanders te kunnen begrijpen. Maar toch, vertelt hij ons, is hij verbaasd door de heftigheid van het debat, door de boosheid en zelfs de bitterheid. Hij probeert ons gerust te stellen: de Nederlanders zijn niet zoveel anders dan de Belgen. We hebben allebei een ontzettend hoge werkeloosheidsgraad en de armoede is ook steeds meer en meer prominent aanwezig in het nieuws en het straatbeeld. Als dat geen goede redenen zijn om als Belgen ook minstens even bezorgd te zijn over de Zwarte Piet problematiek, wat dan wel he? En mocht je nog niet genoeg gevoeld hebben dat we allemaal toch mensen zijn, denk dan maar eens aan dat kansarme kind dat het een worst kan wezen of het een pop of brandweer krijgt van een zwarte of witte piet, zolang het maar iets krijgt.

Zulk een schromelijk gevoelens spielerij vind ik totaal naast de kwestie en sensationalisering van enerzijds de treurige situatie van zovele kinderen in ons land en anderzijds van de discussie die je zelf, lieve Peter, wou aansporen om gehouden te worden in sereniteit en bedachtszaamheid. Want dat kansarme kind, dat blij zal zijn met eender wat, zal hoogstwaarschijnlijk toch ook niet contempleren of Zwarte Piet een té stereotypering is van een zwarte man of een man die zwart ziet door de roet van de schoorsteen?

Waar de discussie wél over gaat, waar ook Vandermeersch naar verwijst, is het feit

of de vraag over de verhouding tussen een meerderheid en een minderheid. Is de meerderheid in staat om respect te tonen voor de gevoelens van een minderheid? Volgens de Belgisch vrienden van Peter Vandermeersch is dat niet het geval. Ik zou hem dan ook aanraden, met alle respect, om andere vrienden te bezoeken tijdens zijn al dan niet korte tijd in zijn thuisland. Want ik wil graag wijzen op het feit dat u daar misschien een verwrongen representatie van de mening en het respect heeft van ‘de Belgische bevolking’. Net zoals ik, alleen gebaseerd op uw schrijven over Leefbaar Rotterdam, de Pietengilde en de uitspraken van de Raad van Staten over de inbreuk op het privéleven van “zwarte mensen” door de aanwezigheid van Zwarte Piet in een stoet, niet een correct waarde-oordeel kan vormen over wat de algemene houding van het Nederlandse volk is. Zoals al gezegd gaat de discussie over de vraag of een meerderheid in staat is om respect te tonen voor de gevoelens van een minderheid.

Ik ben ontzettend verbaasd over het feit dat Peter Vandermeersch de samenleving, onze samenleving, mijn vrienden, mijn ouders, mijn grootouders en mijn al dan niet in de toekomst aanwezig zijnde kinderen veroordeeld als zijnde “voeders van discriminatie”. Door zo stigmatiserend uit te halen verdien je geen zetel aan de gesprekstafel. Door zo veroordelend te zijn over de verhalen en opvoeding die mijn ouders mij hebben bijgebracht, die jonge ouders hun kinderen nu bijbrengen, die onze kinderen aangeleerd krijgen vanaf de kleuterschool

Z E N I T

18

en de basisschool, verlies je alle respect en feeling met wat er heerst in die meerderheid die Peter Vandermeersch stigmatiseert als discriminerende conservatieven. Het is maar een klein stuk van zijn betoog maar het was prominent genoeg om er aan te tillen.

Ik ben niet opgevoed met het beeld dat mensen met een andere huidskleur minderwaardig zijn of moeten zijn aan mij. Ik heb vanaf de kleuterschool en doorheen de basisschool geleerd dat iedereen gelijk is aan elkaar met dezelfde rechten en dat iedereen met respect behandeld dient te worden. Ik ben ook niet van plan mijn kinderen iets anders dan respect, verdraagzaamheid en gelijkheid aan te leren, net zoals ik de jonge ouders rondom mij hun kinderen zie opvoeden. Er heeft nooit iemand de 7-jarige mij wijsgemaakt dat Zwarte Piet een teken was van onderdanigheid en ongelijkheid, van racisme en discriminatie ten opzichte van andere mensen in mijn omgeving. Men heeft me geleerd dat wanneer iemand zich gekwetst voelt je naar die persoon moet luisteren dat je rustig praat over wat het probleem is om zo samen te werken naar een oplossing of compromis.

In deze zaak is er een minderheid die zich gekwetst voelt door de figuur van Zwarte Piet. Ik zou me graag willen scharen in het kamp van de mensen die met respect en sereniteit luisteren naar de zaak die de gekwetsten voorleggen. En vanuit mijn standpunt zou ik hen antwoorden dat het me ontzettend spijt dat ik hen misschien gekwetst heb door hen

het gevoel te geven dat ze minderwaardig zouden zijn aan mij of de mensen rondom me. Ik zou hen ook uit willen leggen dat de figuur van Zwarte Piet voor mij en anderen tegenwoordig niet meer staat voor wat hij hoogstwaarschijnlijk vroeger voorstelde. De betekenis van zijn personage en het verhaal van zijn personage is ook voor onze kinderen helemaal anders dan vroeger. Ik zou de mensen die gekwetst zijn willen uitleggen dat ik Zwarte Piet niet gebruik om haat en ongelijkheid te verspreiden onder onze kinderen. En dat al wie dat daadwerkelijk doet, niet behoort tot de omgeving en maatschappij die we aan onze kinderen willen nalaten. Sinterklaas en Zwarte Piet op 6 december is een traditie. Een feest voor alle kinderen, een feest om kinderen te zien glimlachen bij het opstellen van lijstjes, het maken van tekeningen en het zetten van schoenen. We verdedigen niet het racisme of discriminatie, we verdedigen een gevoel van warmte, een traditie van kindergelach.

Als we uit dat gesprek komen met als overeenkomsten zoals gedaan zal worden in Nederland; geen oorringen, geen dikke roodgeschminkte lippen, etc.. dan lijkt het me duidelijk te zijn dat er wel degelijk respect is voor de mensen van de minderheid die zich gekwetst voelt. Het stoort me dan enorm dat de hoofdredacteur van het NRC vanuit zijn glazen toren neer kijkt op de Lage-Landen en ons dan maar even kort over zijn kam scheert. Dat helpt het gesprek zeker niet vooruit.

Ik zou willen eindigen met de woorden van

Z E N I T

1918

Freek Snel, een 46-jarige Nederlander met een donkere vriendin, die het in de krant van Vandermeersch samenvatte: ‘Als een relatief grote groep van mensen beledigd is, moeten we dat serieus nemen. Het doet er niet toe of ik het niet beledigend bedoel, het gaat erom dat anderen gekwetst zijn. Veel blanke Nederlanders reageren alsof mensen zich niet beledigd mógen voelen. Maar dat bepaalt iemand zelf.’

Wijze woorden. En Peter Vandermeersch mag ze ook ter harte nemen. Pieter Roefs

Z E N I T

20

De onbestemde

glimlach

Z E N I T

2120

Ligt de fout bij mij? Waarom glimlach ik naar mensen en verwacht ik van hen dat ze hetzelfde zouden doen? Een bioloog zou het misschien herleiden tot voortplanting, een psycholoog zou het een dwangneurose kunnen noemen en een antropoloog kan er een giftexchange van vertrouwen in zien. Maar dit zijn allemaal geen relevante verklaringen omdat zij uitgaan van onbewuste drijfveren. Volgens mij moet voor deze kwestie eerder gekeken worden naar mijn bewuste intentie, veeleer dan te analyseren wat er op andere niveau’s zich kan voltrekken.

Mijn bewuste intentie is om beleefd te zijn tegenover mensen die ik niet ken. Beleefdheid heeft te maken met de correcte manier van gedragen in de maatschappij. Ik zou denken dat het glimlachen naar onbekenden een symbool van vertrouwen is, niet slechts betekenisloze etiquette. Het kan ook een aanwendsel zijn voor een sociale interactie, want het is vaak makkelijker om een gesprek te beginnen wanneer je dat eerste vertrouwen

hebt getoond. Misschien ligt hier de sleutel tot deze kwestie, namelijk dat mensen met rust gelaten willen worden. Want wie weet kan die glimlachende persoon erg irritant blijken te zijn en voor de rest van de treinrit je storen met zijn hele levensverhaal.

Laten we toch maar wat dieper graven. Omdat het draait rond wat in de samenleving als ‘goed’ gedrag wordt bestempeld, is dit dus een kwestie van moraliteit. Omdat het mijn gedrag is, en mijn perceptie dat deze goed is, komen we bij een probleem. Namelijk, in hoeverre ben ik representatief voor de moraliteit in deze samenleving? Ik kan glimlachen naar onbekende mensen als goed beschouwen, maar doen andere mensen dat ook?

Er zijn twee mogelijke antwoorden op deze vraag. Het kan dat mensen glimlachen naar onbekenden als goed beschouwen, maar mij wantrouwen of mijn glimlach niet aanvaarden. Dat zou betekenen dat het probleem dus

Haast elke dag wandel ik naar het station in mijn dorp. Het is niet lang wandelen, maar ik kom elke keer toch mensen tegen. Omdat ik in het leven sta met een vriendschappelijke houding tegenover mijn medemens, probeer ik iedereen die ik tegenkom een simpele glimlach te geven. Maar mijn gebaar van beleefdheid wordt haast nooit beantwoord. Wanneer ik dan op de trein zit, denk ik altijd dat er iets schort aan de hele praktijk van glimlachen naar vreemden.

Z E N I T

22

Z E N I T

2322

wel bij mij ligt, namelijk dat ik als een idioot sta te grijnzen of dat ik hen op een andere manier irriteer of beledig. Maar laten we even aannemen dat ik geen irritante pervert ben die constant mensen lastig valt door mijn voortanden te ontblootten. Het andere antwoord zou zijn dat mensen het niet hebben aangeleerd als ‘goed’ gedrag en bijgevolg het niet interpreteren als dusdanig.

Waarom dit zou zijn, is moeilijk om op in te gaan, want er kunnen een legio aan verklaringen zijn voor de afwezigheid van dit gedrag. Sommige mensen kunnen bijvoorbeeld opgegroeid zijn in een huishouden dat erg wantrouwig was tegenover vreemden, of de specifieke persoon kan een erg slechte dag in een erg slechte periode van diens leven hebben. Toch lijkt het me een kleine groep mensen te zijn die echt om dergelijke redenen niet lachen naar vreemden. Volgens mij moet de verklaring eerder gezocht worden in het collectieve veld, in de culturele en sociale structuren.

Doordat een glimlach naar een vreemd persoon als een symbool van vertrouwen kan beschouwd worden, zal de onderliggende tendens om dit niet te doen dus op wantrouwen inspelen. Vreemden wantrouwen is niet onterecht in sommige situaties, aangezien het een soort verdedigingsmechanisme is. Xenofobie wordt immers door biologen als een natuurlijke ingesteldheid beschouwd. Maar dit gevoel moet voortkomen uit een gegronde beoordeling van de situatie. Je kan niet zomaar iedereen wantrouwen omdat

hij een andere huidskleur heeft, rare kleren draagt, of naar je glimlacht. Zo voed je immers vooroordelen en angsten die vaak nergens op slaan. Je kan terecht bang zijn voor een man die een overdreven groot geweer vasthoudt, maar dat gevoel is niet direct op zijn plaats wanneer diezelfde meneer drie kilo krabsla in zijn handen heeft. Overleven is immers gebaseerd op het zo goed mogelijk inschatten van situaties.

Dit wantrouwen dat bestaat tegenover de glimlachende vreemdeling komt wellicht voort uit de maatschappelijke verzuring, een sociaal proces waar veel onduidelijkheid over bestaat. Het ligt niet in mijn bedoeling om in dit artikel hier verder over uit te wijden omdat dit niet de plaats is voor een dergelijke bespreking. Verzuring of verbittering, hoe het ook gedefinieerd wordt, lijkt echter de meest voor de hand liggende dader te zijn in dit verhaal. Het maakt mensen killer en onverdraagzamer tegenover elkaar door wantrouwen te zaaien. Een glimlach van een vreemde kan hierdoor met grote achterdocht geïnterpreteerd worden. Ik denk dat ik geen potten breek als ik zeg dat verzuring door weinig mensen wordt toegejuicht. Het helpt volgens mij niet om als een zanikende predikant iedereen op te roepen om hun gekke muts op te zetten en de straten te overspoelen in witte kledij. Een manifestatie of een middenveldorganisatie oprichten rond deze kwestie is onzin en een verspilling van geld, tijd en moeite. Het zou bovendien gewoonweg absurd zijn. Daarom

Z E N I T

24

pleit ik ervoor dat we het simpelweg doen, zonder al de rompslomp, media-aandacht, toeters en bellen. Glimlach naar een vreemde, ik hoop dat iemand zo moedig is om het te beantwoorden.

Zeger Verleye

Z E N I T

2524

Z E N I T

26

moeder, waarom

werken wij?

Z E N I T

2726

Over een maatschappij die compleet van het padje is

U moet er maar eens op letten: telkens een politicus van eender welke politieke strekking een vraag krijgt over het welzijn van de bevolking, begint hij of zij te leuteren over economische groei of het in stand houden van de koopkracht. Nou moe. We werken ons te pletter, het aantal burn-outs en andere fysieke en psychische ongemakken door stress zijn navenant. Nog gezwegen van het belachelijk hoge zelfmoordcijfer in Vlaanderen. Het meest relevante cijfer om de gezondheid van een maatschappij in kaart te brengen, veel meer dan al die percentages die de economische

groei aanschouwelijk moeten maken. We zouden ons hierover als samenleving te pletter moeten schamen. Maar daar is helaas geen tijd voor. Want druk, druk, druk, druk! Wie gaat er anders de economie redden?

Economie is al lang geen middel meer, maar een doel waarvoor alles moet wijken. Omdat vergelijkingen met 1914 klaarblijkelijk populair zijn: de welvaart is er sindsdien altijd wel op vooruitgegaan. De graad van welzijn is moeilijker te meten, maar je hoeft geen genie te zijn om te beseffen dat onze maatschappij zichzelf voorbij aan het hollen is. Dan moet de vraag gesteld worden: waarom in hemelsnaam? Het antwoord is simpel: omdat we al lang onze prioriteiten niet meer kennen. Mensen mogen toch eens gaan nadenken of ze leven om gelukkig te zijn of om een zoveelste iPhone te kunnen bekostigen. Hard werken is het grootste statussymbool in de huidige maatschappij. ‘Hoe het gaat? Goed hoor, maar druk, druk, druk, druk! Iemand moet de economie redden.’

Het is compleet van de zotte wat we daar voor over hebben. We staan voor dat werk zelfs tot enkele uren per dag in de file. En via subsidies voor bedrijfswagens wordt het nog eens gestimuleerd ook. Voor de toekomstige lezertjes die in 2050 dit stuk te lezen krijgen en die het concept file hopelijk dan niet meer kennen: een file is een rij vloekende automobilisten die hopen dat de kerel die de file heeft veroorzaakt, door van een brug te springen omdat hij de snelheid van de

Z E N I T

28

Z E N I T

2928

maatschappij niet meer aan kan, mag branden in de hel.

Ondanks onze materiële weelde wordt onze maatschappij er niet mooier op. We zijn materialistische en koopzuchtige wezens, voor wie het onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken langsom minder een evidentie wordt. Welvaart is tot op zekere hoogte leuk en comfortabel, maar vanaf een bepaald punt werkt ze verstikkend en wordt het een allesverzengende obsessie. Vrijheid blijheid voor de markten en de economie, de burger moet maar zien dat hij of zij zich hier ingepast krijgt. Er wordt verwacht in het gareel te lopen in een maatschappij die niet anders kent dan economische groei als heilmiddel. Als je vijf dagen per week, week in week uit, een job moet uitoefenen zonder voldoening en zonder persoonlijke meerwaarde: van hoeveel vrijheid is er dan nog sprake?

Van extreemlinks tot extreemrechts en alle smaken en kleuren die daartussen zitten: van de politiek zal het niet komen. Starheid troef daar. Echte verandering is de oude economische denkpatronen doorbreken en durven vernieuwen. De verschillende politieke strekkingen mogen dan wel allemaal verschillende recepten hebben, in de bereiding ervan gebruiken ze wel allemaal hetzelfde achterhaalde kookboek. Tijd dus om een nieuw kookboek te kopen, één met gerechten waarvan welzijn, duurzaamheid, innovatie en langetermijndenken de hoofdingrediënten zijn. En materiële welvaart het laagje glazuur

is om de afwerking compleet te maken. Helaas moet er bespaard worden en dan is er in huishoudens voor kookboeken, zolang ze niet door Jeroen Meus zijn geschreven, geen geld.

Er zijn door de band genomen drie soorten mensen: mensen die in letters denken, mensen die in cijfers denken en alles wat zich daar tussen beweegt. Het wordt hoog tijd dat die eerste groep wat meer van zich laat horen. Alleen zo kan die blinde economische rat race in perspectief geplaatst worden en kan de maatschappij en haar consumptiepatronen een spiegel worden voorgehouden.

Matthias VangenechtenFoto: Nina Rosa Snijers

Z E N I T

30

Meesterschap 2.0

Z E N I T

3130

Praktische vaardigheden tellen tegenwoordig niet meer mee als het om status gaat, daarom focussen we ons best op wat ons wél doet stijgen op de sociale ladder. Dat vakmanschap niet meer als bravourestuk wordt beschouwd, maakt deze betrekkingen onaantrekkelijk voor de erkenningszoekende mens. Deze dingen zijn wel leuk. Ze zijn wel tof. Je kan er eens een workshop in volgen als je zin hebt. In dat lokale café daar doen ze dat soms toch eens op donderdagavond? Zonde, want het is niet enkel als theoreticus dat men een virtuoos niveau kan behalen. We lopen op deze manier danig wat kwaliteit mis, zowel als consument, als producent.

Het startschot voor de verwatering van meesterschap binnen praktische disciplines werd gegeven door de industriële revolutie, toen de machinerie een groot deel van de handarbeid van de ambachtslieden verving. Maar het was vooral de opkomst van de massaconsumptie die de ambachten de fatale slag toediende. Producten werden niet meer eindeloos hersteld maar om de haverklap vervangen door een gloednieuw model. Na de massaconsumptiemaatschappij werd ook de afvalmaatschappij geboren. In het begin van deze periode leefde de idee dat onze planeet groot genoeg was en ze de afvalstroom wel zou kunnen verteren, maar vandaag beseffen velen dat we zo niet verder kunnen. Door het moderne, ecologische bewustzijn rijzen grote en kleine initiatieven uit de grond om hergebruik te promoten, het vroegere recyclen wordt terecht gewezen en het label downcycling opgeplakt, tweedehands kledij is de nieuwe hype. Opnieuw is er plaats voor vakmanschap en ambacht, we willen producten om te koesteren, er is nota bene zelfs vraag naar. Bovendien maakt onze ecologische en economische toestand het noodzakelijk.

Toch blijven we achter in de praktijk. Een verklaring vinden we grotendeels terug in de alsmaar stijgende prestatiezucht. Vandaag heeft de hiërarchie van de herder en de schapen plaats gemaakt voor een nieuw, vrijer stelsel waarin we meer dan ooit individueel aangesproken worden op ons succes en falen. We zijn continu op zoek naar wat onze status binnen de samenleving kan verhogen. In hedendaagse

Z E N I T

32

Z E N I T

3332

termen vertaalt dit zich in het achterna jagen van zoveel mogelijk academische diploma’s en erkenningen. Hier ligt de lat hoog. Voor de pas afgestudeerde werkzoekende is een universitair diploma namelijk de norm en als je toegewijd bent, moet dat diploma aangevuld zijn met een specialisatie én praktijkervaring. Liefst ga je ook wereldwijd, want internationaal is monumentaal. Belangrijk is dat deze voorwaarden voor succes niet enkel bij sollicitaties een rol spelen maar dat ze inherent worden gekoppeld aan de waarde van het individu. Prestaties zijn een uiterst persoonlijke zaak en in samenhang met de gezwollen prestatiedrang creeërt dit meer haast, of beter: overhaast. Het is deze moderne drift die ons laat racen naar de erkenning, via de meest flitsende opleidingen, echter zonder aandacht te schenken aan praktische vaardigheden, want hierin is tegenwoordig geen waardering meer te winnen. Ambacht is nog slechts een hobby of een lager beroep en door deze onderwaardering verliezen we aan kwaliteit.

Dit verlies van kwaliteit heeft weerslag op twee aspecten van ons leven. Ten eerste onze levensloop als consument van de producten en goederen die worden gemaakt. Wanneer je een huis bouwt is het tegenwoordig moeilijk om goede vakmensen te vinden. Bovendien werken we met prefab om de kosten te drukken, een goede zaak, maar de balans tussen innovatieve schoonheid en economische efficiëntie is verdwenen. Deze laatste heeft de strijd volledig gewonnen, ten

koste van de kwaliteit van het eindproduct.Ten tweede verliezen we levenskwaliteit als producent. Velen onder ons studeren af met een academisch diploma terwijl hun handen jeuken van de creatiedrang. Enkelingen onder hen kunnen nog succes boeken in het stadscentrum waar ze bij een paar nostalgische toeristen appreciatie vinden voor hun “ouderwetse”, artisanale ijscréme. De meesten blijven echter het pad volgen dat wordt gedicteerd door de heilige prestatiedruk. Zij eindigen hun carriere met een onbevredigd gevoel in de maag, met de hoop het nog te kunnen stillen tijdens hun pensioen.

Nu is het niet mogelijk alle veranderingen die de industriële revolutie met zich mee bracht opnieuw ongedaan te maken. Deze omwentelingen hebben bijgedragen aan onze levenskwaliteit en hieraan willen we niet raken. We hoeven ons niet opnieuw in de donkere middeleeuwen te laten storten door enkele fanatieke katholieken zodat we weer rieten mandjes kunnen vlechten met de hand. We moeten geen stap terug zetten maar een stap vooruit. Meesterschap 2.0. Meesterschap in de 21e eeuw, geïnspireerd door mensen zoals Leonardo da Vinci of Michelangelo Buonarroti, wiens verwezelijkingen tot op heden niemands hart onberoerd laten. Maar ook door de geroemde patissiers van Wenen, de schoenmakers en juweliers uit de Via Roma en Via dei Calzaiuoli van Firenze, de meubelmakers van Mechelen. Om deze hergeboorte van het meesterschap in te leiden is echter een nieuwe mentaliteit nodig. Eén waarbij meesterschap

Z E N I T

34

opnieuw het aanzien krijgt dat het verdient en hierdoor weer aantrekkelijk wordt voor de erkenningszoekende mens.

Daar de jacht naar waardering en erkenning hoofdzakelijk start in het onderwijs, is dit ook het orgaan dat een grote rol kan spelen in de noodzakelijke mentaliteitsverandering. De herwaardering van de ambachten kan beginnen in onze scholen. In de huidige opdeling van het secundair onderwijs spitsen de praktische onderwijsvormen zich enkel toe op een korte opleiding zonder doorstroom naar het hoger onderwijs. Daar waar de praktische richtingen wél opvolging kennen in het hoger onderwijs, is het bijna uitsluitend het technische aspect dat verder wordt ontwikkeld. Er zijn aan onze universiteiten en hogescholen opleidingen die zich focussen op creativiteit, bijvoorbeeld productontwikkeling of architectuur, maar hierin wordt dan weer geen handenarbeid onderwezen omdat dit de opleiding té interdisciplinair zou maken (een probleem waarmee deze opleidingen nu al kampen door het academiseren ervan, maar dit brengt ons te ver).Om de noodzakelijke mentaliteitsverandering te ondersteunen zijn er praktische studierichtingen nodig met opvolging in het hoger onderwijs, waar het creatieve en intellectuele parallel met de handenarbeid naar een hoger niveau worden getild. Op deze manier kan meesterschap opnieuw worden ontwikkeld en zal het zichzelf weer bewijzen als verdienste. Zo zal het opnieuw aantrekkelijk

worden voor de erkenningszoekende mens die producten zal maken van betere kwaliteit, ten voordele van de consument. Ook het productieproces zal meer bevredigend worden en dus bijdragen tot een hogere levenskwaliteit van de producent.

Men moet zich opnieuw veroorloven om naast wetenschappen en taal ook de focus te leggen op praktische vaardigheden. Het is tijd voor het meesterschap 2.0. Hiervoor is een mentaliteitsverandering nodig. Deze kan worden ingezet in het onderwijs door niet enkel te voorzien in opleidingen die technisch of creatief zijn (of een combinatie van de twee), maar door ook richtingen aan te bieden die kunnen uitmonden in een universitaire studie waar innovatief en praktisch vakmanschap het einddoel is. Meesterschap in ambacht is tenslotte een even verdienstelijk wapenfeit als doctoreren in een theoretische discipline.

Gwen Verlinden

Z E N I T

3534

Z E N I T

36

duurzaamheid als concept:

tussen conservatief

en progressief

Z E N I T

3736

Een van de grotere, maar stillere, patstellingen die af en toe de kop opsteken, meestal in de vorm van verwijten, is of duurzaam leven een progressieve of conservatieve toekomstvisie is. Deze discussie zou in onze huidige situatie overbodig moeten zijn omdat duurzaamheid de enige attitude is die we kunnen aannemen om met onze kinderen, kleinkinderen en natuur in gedachten een gezonde stabiele en gelukkige toekomst te creëren.

Als men in onze samenleving over duurzaamheid spreken wilt, wordt er vaker gebruik gemaakt van het concept duurzame ontwikkeling. Er is echter een verschil tussen duurzaamheid (Sustainability) en duurzame ontwikkeling (Sustainable devolpment). De

essentie van het verschil is al af te leiden uit het semantische onderscheid tussen de beide concepten. Duurzaamheid is een concept uit de ecologie dat men gebruikt om biologische systemen te beschrijven die divers en productief, stabiel en gezond blijven doorheen de tijd. Duurzaamheid kan hier gezien worden als een maat voor het uithoudingsvermogen van ecosystemen en de door elkaar geweven processen die zorgen voor een stabiel en langlevend systeem. Duurzaamheid is een natuurlijke toestand of conditie van een systeem, in de eerste plaats een ecosysteem.In de jaren ‘80 wou men dit natuurlijke concept van evenwicht, stabiliteit en langlevendheid transponeren van de natuur op de menselijke samenleving. Dit werd gedaan met de beste

Enkele maanden geleden verscheen er in Knack een interview met professor in de sociologie Frank Furedi. Furedi is vooral bekend om zijn sociologisch onderzoek naar angst en het is in die eigenheid dat hij zijn visie op klimaatsverandering postuleerde als een gedramatiseerde uiting van misantropie. Hij staaft zijn mening door te stellen dat de mens door zowel milieuorganisaties en ngo’s als door de wetenschappelijke wereld voorgesteld wordt als bedreiging voor de natuur. Dit alles in een oerconservatief kader dat overdreven focust op duurzaamheid. Professor Furedi presenteert ons de allegorie van het conservatisme zijnde dat verandering een bedreiging is voor de toekomst. Hij vertelt ons dat vooruitgang en duurzaamheid niet samen gaan, de mens moet streven naar die vooruitgang en dat gaat, volgens Furedi, niet zonder het produceren van CO2.

Z E N I T

38

Z E N I T

3938

bedoelingen en om een geschikt kader te creëren om duurzaamheid letterlijk en figuurlijk aan de man te brengen. Dit is een interpretatie van duurzaamheid die past in het concept van duurzame ontwikkeling. Een interpretatie die geïllustreerd werd in het Brundtland rapport waar de meest gebruikte definitie van duurzaamheid te vinden is: “sustainable development is development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs.” Omdat in deze definitie over duurzame ontwikkeling gesproken werd, kwam er een begripsverwarring tot stand.Duurzame ontwikkeling is eerder een model gericht op de toekomst om elke natuurvoorziening of grondstof, als mens, op een correcte manier te verbruiken met het oog op het toekomstige gebruik of hergebruik van deze grondstof of ecosysteemdienst. Duurzame ontwikkeling is een manier om zich te vormen naar een maatschappelijk systeem dat die stabiliteit en langlevendheid bezit.

Ondanks de eenduidige definitie uit het Brundtland rapport zijn er ontzettend veel andere omschrijvingen die ons om de oren worden gegooid als men spreekt over duurzaamheid en duurzame ontwikkeling.Misschien begint daar alreeds het probleem. Er zijn in de loop der jaren vele verschillende vakgebieden op de duurzaamheids-wagen gesprongen met als goede bedoeling en doel om het draagvlak zo breed mogelijk te maken. Zo zijn duurzaam leven en duurzame ontwikkeling nu al jaren de grote stokpaardjes

van de menswetenschappen. De ideale plek voor discussie tussen Conservatief en Progressief. Het organiseren van een principe van duurzaamheid specifiek toegepast op het leven van de mens, vereist het principe van de duurzame ontwikkeling dat zich richt op vier onderling verbonden domeinen: Ecologie, Economie, Politiek en Cultuur. Het is op drie van deze vier domeinen dat tegenstellingen tussen conservatief en progressief prominent aanwezig zijn en ontzettend diep en stevig geworteld zitten. Het probleem van het gebekvecht en het gooien van verwijten zit hem nu net in de gecultiveerde tegenstelling tussen conservatief en progressief, die de kop op steekt in elke discussie wanneer het gaat om sociale en economische veranderingen. Want het zijn die gebieden in onze samenleving die voor een uitdaging staan om zich te converteren en zich te schikken naar andere gewoontes, moraliteit en wetten. Als er over verandering of omwenteling gesproken wordt, ontstaat er altijd een clash op de politieke dansvloer.

Het is stilaan een algemeen aangenomen feit dat de wetenschap ons leert dat de manier waarop we nu onze grondstoffen en natuurvoorzieningen verbruiken en op gebruiken, een systeem is dat zichzelf niet in stand kan houden. De manier waarop we onze Aarde gebruiken, blijkt ontzettend grote schade aan te richten. Schade die in vele gevallen haast onomkeerbaar is voor de komende generaties. Alle organismen, en dus ook de mens, op onze wereld hebben nood aan een gezond ecosysteem en milieu. Het evenwicht

Z E N I T

40

is uit balans, eerder leunend naar de kant van verbruiken dan hernieuwen. Om te proberen terug het evenwicht te herstellen zoekt men naar andere manieren van consumeren, maar evengoed een andere manier van produceren. Op een duurzame manier moeten deze twee factoren met elkaar gecombineerd gaan. Het introduceren van duurzaamheid in het dagelijkse leven van mensen vereist innovatie. Manieren om de negatieve impact van de mens te reduceren zijn bijvoorbeeld het kijken naar nieuwe milieuvriendelijke technologische processen en bewuster milieumanagement. Maar ook onderzoek doen en informatie verzamelen in verscheidene vakgebieden zoals aardwetenschappen, chemie en ecologie. En dit alles koppelen aan preservatie en restauratie biologie om zo een meer ecologisch gebaseerde economie te presenteren.

Het sleutelwoord in heel dit ontwikkelingsdenken naar een duurzamere toekomst is innovatie, en innovatie is vernieuwing en verandering. Innovatie is naar de toekomst kijken en dus niet echt een conservatieve manier van denken. Mensen houden niet van drastische veranderingen, van veranderingen in hun persoonlijke leven. Nieuwe dingen hebben zich nooit bewezen behoorlijk te kunnen werken. Het is ook zo dat wanneer vanuit de wetenschappelijke wereld veranderingen of aanpassingen worden gesuggereerd dat er ontzettend veel weerstandwordt gegeven. Maar het feit is net dat de huidige manier van werken wel bewezen heeft schadelijk en onhoudbaar te zijn. Met het

oog op onze kinderen en kleinkinderen zou dat toch genoeg moeten zijn voor ons om er voor te zorgen dat alle nieuwe ideeën en systemen al uitgetest, aangepast en geoptimaliseerd zijn opdat de volgende generatie dat niet meer zou moeten doen. Het is dan ook vreemd dat professor Furedi duurzame ontwikkeling beschouwt als een oerconservatief kader dat de menselijke vooruitgang tegenhoudt. Want met de wetenschappelijke innovatie en menselijke creativiteit in gedachte, past het principe van duurzaamheid ontzettend goed in het plaatje dat Professor Furedi schetst over de mens die naar vooruitgang streven moet. Het gaat in wezen niet over Progressief tegenover Conservatief, maar wel over wanneer we nu eens eindelijk met z’n allen de verantwoordelijkheid nemen om de toekomst te verzekeren. Pieter Roefs

Z E N I T

4140

Z E N I T

42

de verdovende wetenschap

Z E N I T

4342

De wereld wordt niet zo rationeel benaderd als men denkt. Ze is misschien maakbaar, maar wat we ervan maken, is zelden het resultaat van een volstrekt rationele overweging. Veel van de beslissingen die wij als individuen of collectieven maken zijn niet gebaseerd op neutrale rationaliteit, maar op morele kaders, emotionele beslissingen en ideologische overtuigingen. Zo ook bij drugs. In feite zijn drugsproducten handelswaren die door een heleboel processen en toevalligheden in het verleden illegaal zijn geworden. Nu zitten we met een hele problematiek die we liefst willen oplossen door het rationeel te benaderen. In hedendaagse termen wordt dat; de wetenschap zal ons de weg tonen.

Die academische laag problematiseert echter de discussie rond drugs en zorgt ervoor dat moraliteit als feit wordt verborgen.

De huidige illegale drugs hebben verschillende stadia doorgemaakt vooraleer ze aan de andere kant van de wet zijn beland. Opium, marijuana en coca hadden voor de periode van de grote ontdekkingen voornamelijk een folkloristisch gebruik. Gaandeweg werden deze middelen geïntroduceerd in de Westerse samenleving, waar zij initieel als medicijnen aan de man werden gebracht. Na het wegvallen van enkele barrières voor het gebruik, zoals sociale restricties en de hoge kostprijs, werden marijuana, coca en opium gereguleerde handelsgoederen. Reclames voor kinderhoestsiroop met heroïne en Vin Mariani, wijn die aangelengd was met cocaïne, vulden de toenmalige kranten. Het gebruik van deze drugs werd dus op een bepaald moment als normaal geacht en de algemene morele opvatting was dus ook dat deze middelen getollereerd werden.

In de late 19de, vroege 20ste eeuw deed zich een morele paniek voor rond drugs. Het gebruik van deze middelen zou volgens christelijke en progressieve drukkingsgroepen morele schade brengen en de maatschappelijke orde onder druk zetten. De sociale malaise van het moment werd door tijdsgenoten direct gekoppeld aan drugsgebruik, waardoor prohibitie gelijk kwam te staan met armoedebestrijding. Ook andere elementen speelden een rol, zoals racisme, dalende

Z E N I T

44

Z E N I T

4544

handelsbelangen en angst voor criminaliteit. In de VS stelde men bijvoorbeeld vast dat wanneer zwarten cocaïne zouden gebruiken, zij meer geneigd waren om blanke vrouwen te verkrachten. Drugs werden dus door deze morele paniek als ‘slecht’ bestempeld. Staten stapten mee in dit verhaal en verzilverden het morele kader van dat moment in nationale en internationale wetgevingen. Tot op de dag van vandaag wordt deze zelfde moraliteit in standgehouden door de wetgeving, met slechts enkele nuanceringen.

Sinds enkele jaren zijn de houdingen tegenover drugs weer aan het veranderen. In de jaren ‘60 stelde de jongerencultuur ook al het morele kader in vraag door massaal marijuana te gebruiken. Tegenwoordig voeren enkele landen, met name Argentinië, Uruguay en enkele staten in de VS, een legaliseringspolitiek rond bepaalde drugs of decriminaliseren zij het gebruik. In België blijft deze discussie niet uit. Recentelijk pleitte drie prominente wetenschappers, Paul de Grauwe, Tom Decorte en Jan Tytgat eveneens voor legalisering. Ook Bryce de Ruyver, professor in het strafrecht, stelde een alternatief voor het huidige drugsbeleid. De politiek en de publieke opinie blijken maar niet mee te willen stappen in deze discussie, waarom is dat zo?

Het verschil tussen de discussies in andere landen ligt in het beroep en de sociale rol van de actoren. Het is goed dat deze discussie gevoerd wordt, maar het onderwerp lijkt enkel wetenschappers te bekoren. Dit creërt

een probleem. Hoe het drugsbeleid eruit zou moeten zien, is een politieke kwestie over een moreel geladen onderwerp. Als stemmen uit de academische wereld zich laten horen, zou dat in feite alleen zijn om inzicht te geven op de situatie. Wanneer wetenschappers en experten de discussie overheersen en politieke statements maken, wordt dit debat desalniettemin als wetenschappelijk benaderd.

Wetenschap is sowieso niet neutraal, er zal immers altijd een politieke of morele laag liggen in elke uitspraak. Toch heeft de wetenschapper de plicht om nooit expliciet politieke oordelen te vellen. De persoon achter de academicus mag dit uiteraard wel. Het is echter moeilijk om een onderscheid te maken tussen deze twee rollen wanneer hij of zij in een publieke discussie zit. Politieke of morele oordelen kunnen in deze situatie vermomd worden als feiten. In het rapport van Decorte, De Grauwe en Tytgat staat bijvoorbeeld dat zij “de criminalisering en stigmatisering van mensen die cannabis gebruiken en anderen niet schaden” willen beïndigen. Dit is geen feit, maar een politieke oproep die je eerder uit de mond zou horen komen van een langharige hippie met een ribfluwelen broek en een lijfgeur waar je wereldvrede mee kan bekomen. Met uitspraken als deze zou je normaal gezien een debat kunnen houden, maar omdat het achter een wetenschappelijke sluier wordt gehouden, verzandt de discussie.

Mensen die geen expert zijn in het onderwerp van drugs doen niet mee aan de discussie

Z E N I T

46

omdat zij oordelen dat de wetenschap zich er wel mee bezig zal houden. Ook miskennen ze hun eigen mening omdat zij zichzelf niet beschouwen als deskundige op het gebied van drugs. Door de moed te hebben om zelf een standpunt in te nemen bij het debat en je open te stellen voor andere meningen, kan je echter een expert worden. Je hoeft geen diploma te hebben dat zegt dat je een specialist ter zake bent om een mening te hebben. Wetenschap moet ook niet als morele maatstaf gebruikt worden, aangezien dat niet haar functie is. Om die reden moet het maatschappelijke debat over drugs werkelijk maatschappelijk worden. Het is al goed dat academici zich engageren, maar nu moeten anderen zich met een open blik mengen in de discussie. Anders zal wetenschap de opium zijn die het debat verdooft. Zeger Verleye

Z E N I T

4746

Z E N I T

48

Z E N I T

4948

o o k s c h r i j v e n o f t e k e n e n

v o o r z e n i t ?Mail je voorstel naar [email protected]!

Z E N I T , e e n k r i t i s c h e e n h o o p v o l l e b l i k , n r . 2 , 0 7 . 1 2 . 2 0 1 4 / 0 0 2 , b e d a n k t o m t e l e z e n !