Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid...

187
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfbeschikkingsrecht bij dementerende personen : juridische planning via voorafgaande wilsverklaringen Masterproef van de opleiding „Master in de rechten‟ Ingediend door Julie De Pooter Studentennr. 20056173 Major Burgerlijk recht en strafrecht Promotor: Prof. dr. T. Balthazar Commissaris: Mevr. T. Gombeer

Transcript of Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid...

Page 1: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2010-2011

ZZeellffbbeesscchhiikkkkiinnggssrreecchhtt bbiijj ddeemmeenntteerreennddee ppeerrssoonneenn ::

jjuurriiddiisscchhee ppllaannnniinngg vviiaa vvoooorraaffggaaaannddee wwiillssvveerrkkllaarriinnggeenn

Masterproef van de opleiding

„Master in de rechten‟

Ingediend door

Julie De Pooter

Studentennr. 20056173

Major Burgerlijk recht en strafrecht

Promotor: Prof. dr. T. Balthazar

Commissaris: Mevr. T. Gombeer

Page 2: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt
Page 3: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

DANKWOORD

Vooreerst wil ik graag prof. dr. Tom Balthazar bedanken om mij de kans te bieden dit thema

onder zijn promotorschap uit te werken.

Ook wil ik graag prof. dr. Wim Distemans, radiotherapeut-oncoloog, palliatieve zorg AZ VUB,

voorzitter LEIF ; dr. Lieven Wostyn, anesthesist, diensthoofd ICU Stedelijk Ziekenhuis Roeselare

; dhr. Léon Favyts, voorzitter van de vzw Recht op Waardig Sterven en dhr. Kris Van de Gaer van

het LevensEinde InformatieForum bedanken. Voor mij, als jurist, is hun kennis uit de praktijk een

waardevolle bron aan informatie geweest. Het heeft mij er dikwijls toe genoodzaakt om mijn

vooropgestelde ideeën bij te schaven en zo tot nieuwe inzichten te komen.

Mijn ouders verdienen in dit dankmoment een staande ovatie. Ze hebben mij tijdens mijn studies

steeds door en door gesteund. Het is een fantastisch gevoel om te weten dat ik altijd op hen kon en

kan rekenen. Dank u wel, moeke en papa, voor al jullie hulp, zonder jullie was ik niet de persoon

die ik vandaag geworden ben. Bedankt ook om mijn masterproef na te lezen. Ook mijn zus Sofie

wil ik graag bedanken voor haar aanmoediging.

Daarnaast wil ik mijn vriend Toon bedanken. Niet alleen heeft hij me vaak bijgestaan met al mijn

technische problemen, hij zorgde tevens voor de ideale ontspanning en verstrooiing. Daarnaast

heeft hij me meermaals op subtiele wijze aangegeven dat het misschien tijd werd om mij terug aan

mijn bureau te plaatsen, wat hem niet altijd in dank werd afgenomen. Bedankt Toon, voor al je

liefde, humor en zalige intermezzo‟s.

Tenslotte wil ik al mijn vrienden bedanken voor de vele hilarische herinneringen en memorabele

momenten. Zij liggen mee aan de basis dat ik later in mijn leven mijn studententijd in Gent

ongetwijfeld als een van de „mooiste periodes in mijn leven‟ zal beschouwen.

Bedankt allemaal.

Julie

Page 4: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

i

INHOUDSTAFEL

INLEIDING EN PLAN ............................................................................................................ 1

TITEL I. DEMENTIE EN DE VOORAFGAANDE WILSVERKLARING : EEN

ALGEMENE INLEIDING ...................................................................................................... 3

HOOFDSTUK 1. HET ZIEKTEBEELD VAN DEMENTIE .................................................................. 3

Afdeling 1. Definitie en diagnose ...................................................................................... 3

Afdeling 2. Etiologie .......................................................................................................... 4

§ 1. De ziekte van Alzheimer ......................................................................................... 4

§ 2. Vasculaire dementie ................................................................................................ 5

§ 3. Lewy-Body dementie .............................................................................................. 5

§ 4. Frontotemporale dementie (ziekte van Pick) .......................................................... 5

§ 5. Andere oorzaken van dementie ............................................................................... 6

Afdeling 3. Ziekteverloop .................................................................................................. 6

Afdeling 4. Gevolgen van de diagnosestelling op juridisch en medisch vlak .................... 6

HOOFDSTUK 2. DE VOORAFGAANDE WILSVERKLARING ........................................................ 10

Afdeling 1. Begripsomschrijving ..................................................................................... 10

Afdeling 2. De significantie van voorafgaande wilsverklaringen in de

gezondheidszorg ............................................................................................. 11

§ 1. Het recht op zelfbepaling van de patiënt ............................................................... 11

§ 2. Oorzaken voor het toenemend belang van voorafgaande wilsverklaringen ......... 11

A. De demografische evolutie .................................................................................. 11

B. De evolutie van de geneeskunde en de wetenschap ............................................ 12

Afdeling 3. Soorten voorafgaande wilsverklaringen met betrekking tot medische

handelingen .................................................................................................... 13

§ 1. Voorafgaande richtlijnen ....................................................................................... 13

§ 2. Voorafgaande machtiging van een vertegenwoordiger ......................................... 13

§ 3. Voorafgaande richtlijnen aan een vertegenwoordiger .......................................... 14

Afdeling 4. De juridische geldigheid van voorafgaande wilsverklaringen in ons

rechtssysteem ................................................................................................. 15

§ 1. Geen algemeen wetgevend kader .......................................................................... 15

§ 2. De voorafgaande wilsverklaring in relatie met het informed consent-beginsel .... 16

§ 3. Interpretatiemoeilijkheden bij de uitvoering van de voorafgaande

wilsverklaring ........................................................................................................ 17

TITEL II. DE DEMENTERENDE PERSOON ALS PATIËNT IN DE

GEZONDHEIDSZORG ........................................................................................................ 20

HOOFDSTUK 1. ADVANCE CARE PLANNING (ACP) / VROEGTIJDIGE ZORGPLANNING (VZP) ... 20

Afdeling 1. Historiek en afbakening van het begrip Advance Care Planning (ACP) ...... 20

Afdeling 2. Een handleiding voor de arts bij de implementatie van ACP ....................... 22

Afdeling 3. Toepassing van ACP bij dementerende personen ......................................... 24

HOOFDSTUK 2. DE WET PATIENTENRECHTEN VAN 22 AUGUSTUS 2002 ................................. 26

Afdeling 1. De negatieve voorafgaande wilsverklaring ................................................... 26

§ 1. Grondslag .............................................................................................................. 26

§ 2. De geldigheidsvoorwaarden .................................................................................. 27

Page 5: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

ii

A. Bekwaamheid van de declarant ........................................................................... 27

B. Schriftelijke vorm ................................................................................................ 27

C. Welomschreven tussenkomst .............................................................................. 29

D. Uitwerking in de toekomst .................................................................................. 30

§ 3. De negatieve voorafgaande wilsverklaring in Nederland, Frankrijk en

Denemarken ........................................................................................................... 31

A. De negatieve voorafgaande wilsverklaring in Nederland ................................... 31

B. De negatieve voorafgaande wilsverklaring in Frankrijk ..................................... 32

C. De negatieve voorafgaande wilsverklaring in Denemarken ................................ 32

§ 4. Enkele opmerkingen bij de wettelijke bepalingen en aanbevelingen tot een betere

implementatie van voorafgaande wilsverklaringen ............................................... 33

§ 5. Analyse van een model “negatieve wilsverklaring”: toepasbaarheid van het model

bij dementie ........................................................................................................... 37

§ 6. Tips bij het redigeren van een negatieve voorafgaande wilsverklaring bij

dementerende personen ......................................................................................... 39

Afdeling 2. Het aanstellen van een vertegenwoordiger ................................................... 41

§ 1. De vertegenwoordiger bij een meerderjarige wilsonbekwame patiënt ................. 41

A. De wettelijke vertegenwoordiger ........................................................................ 41

B. De benoemde vertegenwoordiger ........................................................................ 41

C. De informele vertegenwoordiger ......................................................................... 41

§ 2. De wijze waarop de vertegenwoordigingsbevoegdheid wordt uitgeoefend .......... 42

§ 3. Beperkingen op de vertegenwoordigingsbevoegdheid ......................................... 44

A. Afwijkingen van de beslissingen genomen door de vertegenwoordiger omwille

van levensbedreigende redenen of ernstige aantasting van de gezondheid ........ 44

B. Het inzagerecht en het recht op een afschrift van het patiëntendossier ............... 45

§ 4. Documenteren van de beslissingen in het patiëntendossier .................................. 45

§ 5. Tips bij het opstellen van de wilsverklaring inzake de machtiging van een

vertegenwoordiger bij een dementerende persoon ................................................ 45

Afdeling 3. De vertrouwenspersoon ................................................................................. 47

§ 1. Begripsomschrijving ............................................................................................. 47

§ 2. Vormvereisten ....................................................................................................... 48

§ 3. Rechten die de vertrouwenspersoon kan uitoefenen ............................................. 49

§ 4. Criteria aan dewelke een vertrouwenspersoon dient te beantwoorden ................. 50

HOOFDSTUK 3. MEDISCHE EXPERIMENTEN BIJ DE DEMENTERENDE PERSOON ........................ 51

Afdeling 1. Het wettelijk kader ........................................................................................ 51

Afdeling 2. Bijzondere waarborgen met betrekking tot de toestemming ........................ 52

§ 1. De betrokkenheid van de dementerende proefpersoon ......................................... 52

§ 2. De wettelijke vertegenwoordiger .......................................................................... 53

A. De voorafgaande wilsverklaring tot machtiging van een vertegenwoordiger ..... 53

B. De aanwijzing van de vertegenwoordiger bij gebrek aan een voorafgaande

wilsverklaring ..................................................................................................... 53

§ 3. De voorafgaande wilsverklaring inzake de uitdrukkelijke toestemming of

weigering voor deelname aan klinische proeven .................................................. 53

HOOFDSTUK 4. BESLISSINGEN ROND HET LEVENSEINDE ........................................................ 54

Afdeling 1. De Palliatieve zorg ........................................................................................ 54

§ 1. Begripsomschrijving ............................................................................................. 54

Page 6: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

iii

§ 2. Het wettelijk kader ................................................................................................ 55

§ 3. Standpunt van de Orde van geneesheren ............................................................... 56

§ 4. De wilsverklaring inzake palliatieve zorg ............................................................. 57

§ 5. Palliatieve sedatie .................................................................................................. 60

A. Begripsomschrijving ........................................................................................... 60

B. Een duidelijk onderscheid met euthanasie ........................................................... 60

C. Palliatieve sedatie bij dementerende personen .................................................... 61

Afdeling 2. De wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie ...................................... 63

§ 1. Begripsomschrijving ............................................................................................. 63

§ 2. Het actueel verzoek om euthanasie ....................................................................... 64

A. Geldigheidsvoorwaarden ..................................................................................... 64

1. De hoedanigheid van de verzoeker .................................................................. 64

2. Een vrijwillig, overwogen en herhaald verzoek ............................................... 64

3. De gezondheidstoestand van de verzoeker ....................................................... 65

4. Verzoek in schriftelijke vorm ........................................................................... 65

5. Procedurele voorwaarden ................................................................................. 66

B. Het actueel verzoek uitgaande van een dementerende persoon .......................... 67

§ 3. De voorafgaande euthanasieverklaring ................................................................. 69

A. Geldigheidsvoorwaarden ..................................................................................... 69

1. Hoedanigheid van de opsteller ......................................................................... 69

2. De gezondheidstoestand van de patiënt ........................................................... 69

3. Schriftelijke vorm ............................................................................................. 70

4. Aanwezigheid van twee meerderjarige getuigen ............................................. 71

5. Mogelijkheid tot aanduiding van één of meerdere vertrouwensperso(o)n(en) 71

6. Geldigheidsduur ............................................................................................... 72

7. Overige procedurele voorwaarden ................................................................... 73

8. Registratie van de wilsverklaring ..................................................................... 74

B. Handleiding bij het invullen van een modelformulier: “wilsverklaring inzake

euthanasie” .......................................................................................................... 76

C. De voorafgaande euthanasieverklaring bij dementerende personen ................... 87

§ 4. Juridische afdwingbaarheid van het euthansieverzoek ......................................... 88

§ 5. Registratie van de uitgevoerde euthanasie ............................................................ 89

§ 6. Is een uitbreiding van de Euthansiewet wenselijk? ............................................... 90

Afdeling 3. Wilsverklaring inzake de lijkbezorging ........................................................ 94

§ 1. Inleiding ................................................................................................................ 94

§ 2. De vorm van de wilsbeschikking .......................................................................... 95

§ 3. De afdwingbaarheid van de laatste wilsbeschikking ............................................. 96

§ 4. Overzicht van de bepalingen die kunnen opgenomen worden in de

wilsbeschikking ..................................................................................................... 97

A. Crematie .............................................................................................................. 97

1. Bestemming van de as van de overledene ........................................................ 97

2. Mogelijkheid tot het bepalen dat een stukje as nagelaten wordt aan een van de

legetarissen of erfgenamen ............................................................................... 98

B. De begraving ........................................................................................................ 98

1. De begraafplaats aanduiden ............................................................................. 98

2. Bovengronds of ondergronds ........................................................................... 99

3. Onderhoud van het graf .................................................................................... 99

4. De keuze van het grafteken ............................................................................ 100

Page 7: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

iv

C. Gemeenschappelijke bepalingen bij de crematie en de begrafenis ................... 100

1. Modaliteiten van het lijkomhulsel .................................................................. 100

2. Het aanduiden van een begrafenisondernemer ............................................... 101

3. Bepalingen inzake het ritueel van de levensbeschouwing ............................. 101

§ 5. Modelformulieren ................................................................................................ 101

A. Modelformulier in overeenstemming met het Besluit van de Vlaamse Regering

van 24 februari 2006 ......................................................................................... 101

B. Algemene laatste wilsbeschikking ..................................................................... 105

1. Bij crematie .................................................................................................... 106

2. Bij begraving .................................................................................................. 110

Afdeling 4. Afstand van het lijk ten behoeve van de wetenschap .................................. 114

TITEL III. HET PATRIMONIUM VAN DE DEMENTERENDE PERSOON ............ 117

HOOFDSTUK 1. BEHEER VIA LASTGEVING ........................................................................... 117

HOOFDSTUK 2. BESCHERMING VAN HET PATRIMONIUM VIA VOORLOPIGE

BEWINDVOERING ......................................................................................... 119

Afdeling 1. Grondvoorwaarden voor de aanwijzing van een voorlopige

bewindvoerder .............................................................................................. 119

§ 1. Voorwaarden waaraan de te beschermen persoon moet voldoen ....................... 119

§ 2. De aard van de onbekwaamheid die vereist is om de aanwijzing van een

voorlopige bewindvoerder te verzoeken ............................................................. 119

Afdeling 2. De procedure van aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder ............... 121

§ 1. Hoedanigheid en belang van de verzoeker .......................................................... 121

§ 2. De bevoegdheid ................................................................................................... 121

§ 3. Het verzoekschrift tot aanstelling van een voorlopige bewindvoerder ............... 122

A. Bijlagen bij het verzoekschrift .......................................................................... 122

1. Attest van verblijfplaats of woonplaats van de te beschermen persoon ......... 122

2. Getuigschrift van woonplaats van de andere op te roepen personen .............. 122

3. Een omstandige geneeskundige verklaring .................................................... 123

B. De neerlegging van het verzoekschrift .............................................................. 124

§ 4. De rechtspleging .................................................................................................. 125

§ 5. De aanstelling van de voorlopige bewindvoerder ............................................... 126

A. De verklaring van voorkeur van de betrokkene ................................................ 126

1. Begripsomschrijving ...................................................................................... 126

2. Modelformulier: De verklaring van voorkeur ................................................ 127

3. De voorafgaande wilsverklaring in de praktijk .............................................. 128

4. De herroeping en wijziging van de verklaring van voorkeur ......................... 129

B. De verklaring van voorkeur van de voorlopige bewindvoerder in functie ........ 129

C. De aanwijzing door de vrederechter .................................................................. 129

§ 6. Het bewindsdossier ............................................................................................. 130

§ 7. De vertrouwenspersoon ....................................................................................... 131

§ 8. De publiciteit ....................................................................................................... 133

Afdeling 3. De voorlopige bewindvoerder ..................................................................... 133

§ 1. Taak en bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder tijdens het voorlopig

bewind ................................................................................................................. 133

A. Opdracht van de voorlopige bewindvoerder ..................................................... 133

B. Omvang van de opdracht ................................................................................... 135

Page 8: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

v

C. Rechtshandelingen waarvoor bijzondere machtiging van de vrederechter

nodig is .............................................................................................................. 136

§ 2. Een familiale of professionele voorlopige bewindvoeder ................................... 136

Afdeling 4. Einde van het voorlopig bewind ................................................................. 138

HOOFDSTUK 3. DE UITERSTE WILSBESCHIKKING: HET TESTAMENT ..................................... 138

Afdeling 1. De wilsgeschiktheid om te testeren bij een dementerende persoon ............ 138

§ 1. De vereiste “gezondheid van geest” is een juridisch begrip ............................... 138

§ 2. Het vermoeden van “gezondheid van geest” ....................................................... 139

A. Begripsomschrijving ......................................................................................... 139

B. De bewijsmiddelen ............................................................................................ 140

1. Het bewijs door vermoedens .......................................................................... 140

2. Het bewijs door getuigen ................................................................................ 140

3. Het bewijs door medische getuigenschriften ................................................. 140

§ 3. Deontologische plicht van de notaris omtrent de wilsgeschiktheid van de

testator ................................................................................................................. 142

A. Controle van de wilsgeschiktheid van de testator ............................................. 142

B. Eis om voorlegging van een medisch attest....................................................... 143

C. Geldigheid van de clausule “gezond van geest” opgesteld door de notaris ...... 143

Afdeling 2. De testeerbekwaamheid van een persoon onder voorlopig bewind. ........... 144

Afdeling 3. De testamentuitvoerder ............................................................................... 144

§ 1. Begripsomschrijving ........................................................................................... 144

§ 2. De benoeming van de testamentuitvoerder ......................................................... 145

§ 3. Einde van de opdracht van de testamentuitvoering ............................................. 146

TITEL IV. EEN VOORSTEL TOT EEN GLOBAAL LEVENSTESTAMENT BIJ

DEMENTERENDE PERSONEN ....................................................................................... 147

HOOFDSTUK 1. HET EIGENLIJKE LEVENSTESTAMENT, EEN ALLESOMVATTEND

PLANNINGSINSTRUMENT ............................................................................. 147

Afdeling 1. Het recht op zelfbepaling ............................................................................ 147

Afdeling 2. Begripsomschrijving ................................................................................... 148

HOOFDSTUK 2. DE WETTELIJKE AFDWINGBAARHEID ........................................................... 149

HOOFDSTUK 3. DE VORM VAN HET LEVENSTESTAMENT EN HAAR GEVOLGEN: EEN

ANALYSE ..................................................................................................... 150

Afdeling 1. De notariële vorm ........................................................................................ 150

§ 1. De stap naar de notaris ........................................................................................ 150

§ 2. Het redigeren van de wilsverklaring ................................................................... 151

§ 3. De authenticiteit en bewijskracht van het notariële levenstestament .................. 153

§ 4. De publiciteit van het notariële levenstestament ................................................. 153

Afdeling 2. De onderhandse vorm ................................................................................. 154

§ 1. Het inwinnen van de relevante informatie voor het redigeren van het globaal

levenstestament ................................................................................................... 154

§ 2. Een zware verantwoordelijkheid voor de declarant ............................................ 155

§ 3. De publiciteit van het onderhandse levenstestament ........................................... 155

HOOFDSTUK 4. DE INHOUD VAN HET LEVENSTESTAMENT ................................................... 156

Page 9: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

vi

HOOFDSTUK 5. DE MOGELIJKE BEPALINGEN IN EEN GLOBAAL NOTARIEEL LEVENTESTAMENT

VAN EEN DEMENTERENDE PERSOON ............................................................ 157

ALGEMEEN BESLUIT ...................................................................................................... 158

BIJLAGE I ............................................................................................................................ 160

BIJLAGE II .......................................................................................................................... 162

BIJLAGE III ......................................................................................................................... 163

BIJLAGE IV ......................................................................................................................... 165

BIBLIOGRAFIE .................................................................................................................. 169

Page 10: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

1

INLEIDING EN PLAN

Onder de inleidende Titel I wordt in Hoofdstuk 1 vooreerst summier het ziektebeeld van

dementie nader toegelicht, daarbij wordt tenslotte ook ingegaan op de gevolgen van de

diagnosestelling op juridisch en medisch vlak. In Hoofdstuk 2 wordt uiteengezet wat een

voorafgaande wilsverklaring nu precies is, wat hun belang is en welke soorten er zijn. Tot slot

wordt het juridisch kader, de relatie met het „informed consent‟-beginsel en de mogelijke

interpretatiemoeilijkheden toegelicht.

Titel II belicht de dementerende persoon als patiënt in de gezondheidszorg. In Hoofdstuk 1

wordt het concept Advance Care Planning behandeld. Na een inleidend deel wordt dieper

ingegaan op de rol van de arts in dit proces. Tot slot wordt de toepassing van ACP bij

dementerende personen geanalyseerd. Hoofdstuk 2 handelt over de mogelijkheden die de Wet

Patiëntenrechten biedt. Vooreerst wordt de negatieve voorafgaande wilsverklaring toegelicht:

zijn grondslag en geldigheidsvoorwaarden, daarna wordt bekeken hoe deze figuur in enkele

andere landen geïmplementeerd werd. Daaropvolgend worden de pijnpunten van de huidige

Belgische wetgeving onderzocht en mogelijke aanbevelingen aangereikt. Praktisch wordt

daarna een modelformulier van een voorafgaande negatieve wilsverklaring geanalyseerd.

Waarna tot slot enkele aandachtspunten worden meegegeven voor dementerende personen die

een dergelijke wilsverklaring willen redigeren. Ten tweede wordt de figuur van de

vertegenwoordiger besproken: achtereenvolgend de soorten vertegenwoordigers, de wijze

waarop men de vertegenwoordigingsbevoegdheid moet uitoefenen en de beperkingen erop.

Het belang van het documenteren van het proces wordt vervolgens onderstreept. Tot slot

worden opnieuw enkele aandachtspunten meegegeven voor dementerende personen die een

wilsverklaring tot machtiging van een vertegenwoordiger willen redigeren. Tot slot wordt de

figuur van de vertrouwensfiguur besproken: achtereenvolgens een begripsomschrijving, de

vormvereisten, de rechten die de vertrouwenspersoon kan uitoefenen en aan welke criteria de

figuur dient te beantwoorden. Hoofdstuk 3 gaat in op het wettelijk kader en de waarborgen bij

medische experimenten op de dementerende persoon, ook met betrekking tot deze situatie

worden de mogelijke wilsverklaringen besproken. Hoofdstuk 4 omvat alle beslissingen rond

het levenseinde. De bepalingen rond palliatieve zorg, euthanasie, de lijkbezorging en het

Page 11: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

2

schenken van het lijk aan de wetenschap worden grondig doorlicht. Bij elke uiteenzetting

wordt dieper ingegaan op wat voor de dementerende persoon relevant is.

Titel III belicht het patrimonium van de dementerende persoon. In Hoofdstuk 1 wordt de

lastgeving behandeld. In Hoofdstuk 2 wordt de toepassing van de voorlopige bewindvoering

op dementerende personen geanalyseerd. De voorwaarden, de procedure, de opdracht en de

keuze van de voorlopige bewindvoerder en de vertrouwenspersoon zijn enkele belangrijke

zaken die hier aan bod komen. Hoofdstuk 3 handelt tenslotte over het testament bij de

dementerende persoon. Specifiek wordt ingegaan op het begrip „gezond van geest‟ en de

ganse problematiek hierrond. Vervolgens wordt kort de testeerbekwaamheid van een persoon

onder voorlopige bewindvoering besproken. Waarna tot slot de figuur van de

testamentuitvoerder behandeld wordt.

Titel IV onderzoekt de wenselijkheid van een globaal levenstestament. In Hoofdstuk 1 wordt

de figuur nader toegelicht. In Hoofdstuk 2 wordt de wettelijke afdwingbaarheid van het

document behandeld. In Hoofdstuk 3 worden de mogelijke vormen van het levenstestament

besproken. Specifiek worden de voor- en nadelen van de notariële en onderhandse vorm

weergegeven. In Hoofdstuk 4 wordt bekeken welke inhoud het globaal levenstestament moet

bevatten. En tenslotte wordt in Hoofdstuk 5 aangereikt welke wilsverklaringen aan bod

zouden moeten komen bij het globaal levenstestament in notariële vorm voor dementerende

personen.

Page 12: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

3

TITEL I. DEMENTIE EN DE VOORAFGAANDE WILSVERKLARING : EEN

ALGEMENE INLEIDING

HOOFDSTUK 1. HET ZIEKTEBEELD VAN DEMENTIE

Afdeling 1. Definitie en diagnose

(Bron: Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders, 4e editie, 19941)

1. Dementie is een ernstige en uiteindelijk fatale aandoening die berust op een

voortschrijdende achteruitgang van het functioneren van de hersenen. Dementie wordt

beschouwd als een klinisch syndroom: het is niet een op zichzelf staande ziekte met één

enkele oorzaak, maar een verzameling van symptomen die zich tegelijkertijd voordoen en

verschillende oorzaken kunnen hebben. 2

1. Geheugenstoornissen, meer bepaald een verminderd vermogen om nieuwe informatie aan

te leren of zich eerder geleerde informatie te herinneren.

2. Eén (of meer) van de volgende cognitieve stoornissen:

Afasie: taalstoornis waarbij een persoon woorden niet goed begrijpt en zich niet goed

kan uitdrukken.

Apraxie: de persoon heeft moeite handelingen uit te voeren ondanks functionerende

spieren.

Agnosie: iemand kan geen personen, voorwerpen en geuren herkennen ondanks dat de

zintuigen wel nog werken.

Stoornis van de uitvoerende functies zoals plannen maken, organiseren, opeenvolgend

handelen en abstraheren.

1Het Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders (DSM) is een classificatiesysteem van de American

Psychiatric Association waarin psychische stoornissen worden geordend op grond van beschrijvende kenmerken

in plaats van op basis van theorieën over oorzaken. DSM-IV is de vierde herziende editie uit 1994. De versie die

nu gebruikt wordt, de DSM-IV-TR, is een tekstrevisie van de DSM-IV en werd uitgegeven in 2000. 2 Gezondheidsraad. Dementie. Den Haag: Gezondheidsraad 2002, publicatie nr 2002/04, 37-44.

Page 13: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

4

3. De stoornissen veroorzaken elk een duidelijke beperking in het sociaal of beroepsmatig

functioneren en betekenen een significante beperking ten opzichte van het vroegere

niveau.

4. De stoornissen komen niet uitsluitend voor tijdens het beloop van een delirium (=een

acute verwardheid).

5. Deze stoornissen kunnen niet verklaard worden door andere ziekteverschijnselen die bij

onderzoek van de patiënt direct blijken.

Aan al de voorgaande criteria moet voldaan worden vooraleer men van dementie kan spreken.

Apathie, achterdocht, agressie, stemmingswisselingen en angst zijn eveneens verschijnselen

die dikwijls voorkomen bij dementerende patiënten.

Afdeling 2. Etiologie3

§ 1. De ziekte van Alzheimer

2. Bij 50 à 60% van de mensen die dement worden, is de ziekte van Alzheimer de oorzaak.

Bij de ziekte van Alzheimer staat het verlies van neuronen op de voorgrond. Dit verlies kan

verklaard worden door de opstapeling van amyloid-eiwitten die zich tussen de neuronen

ophopen en toxisch zijn, seniele plaques genoemd. Deze eiwitten worden niet meer

afgebroken en kunnen de communicatie tussen de hersencellen verstoren. In een later stadium

kunnen er ook bepaalde eiwitten in de cellen veranderingen ondergaan, waardoor "tangles"

ontstaan. Het functioneren van de cellen wordt hierdoor onmogelijk. Uiteindelijk verdwijnen

er cellen in bepaalde delen van de hersenen waardoor iemand steeds meer problemen krijgt

met het geheugen. De ziekte van Alzheimer kent een sluipend begin en een progressieve

cognitieve achteruitgang over enkele tot tien of meer jaren, met als eindstadium een extreme

cognitieve aftakeling en de dood.

3 www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/dementie ; www.dementieketen.nl/dementie.html

(geraadpleegd op 8 januari 2010)

Page 14: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

5

§ 2. Vasculaire dementie

3. In 15 à 30 % van de gevallen is dementie te wijten aan een slechte doorbloeding van de

hersenen. Hierbij vindt men afwijkingen in de bloedvaten van de hersenen. Het kan gaan om

veel kleine herseninfarcten, een enkel herseninfarct of een hersenbloeding. In tegenstelling tot

Alzheimer dementie begint deze vorm van dementie meer onverwacht en is het verloop

typisch schommelend met plotse verergeringen. De symptomen zijn vaak afhankelijk van de

plaats in de hersenen waar het herseninfarct of -bloeding heeft plaatsgevonden.

§ 3. Lewy-Body dementie

4. Ongeveer bij 25% van de mensen die dementie krijgen, zijn Lewy lichaampjes de oorzaak,

dit zijn ophopingen van eiwit in de hersenen. Deze ophopingen kunnen op willekeurige

plaatsen in de hersenen optreden. Waardoor de eiwit ophopingen ontstaan is niet bekend.

Lewy-Body dementie lijkt vaak op de ziekte van Alzheimer en op de ziekte van Parkinson.

Lewy-Body dementie wordt in beginsel gekenmerkt door aandachtsproblemen, traagheid in

denken en handelen en in rigiditeit van bewegingen. In een later stadium komen ook

geheugenklachten, slaapstoornissen en depressiviteit voor. Ook kenmerkend zijn visuele

hallucinaties. Lewy-Body dementie heeft een sprongsgewijs verloop van achteruitgang

waartussen periodes zitten van relatief herstel.

§ 4. Frontotemporale dementie (ziekte van Pick)

5. Deze vorm maakt ongeveer een 3% van de gevallen uit. Van de dementies die zich voor

het 65ste

levensjaar uiten maakt de frontotemporale dementie echter 25% uit.4

Frontotemporale dementie is een aandoening van met name het voorste deel van de hersenen,

de frontaalkwab. Kenmerkend zijn de opgezwollen, ballonvormige zenuwcellen in het voorste

deel van de hersenen. De eerste symptomen zijn gedragsveranderingen en taalstoornissen, pas

later ontstaat een verdere cognitieve achteruitgang.

4 www.sensire.nl/clients/sensire/sensire-

internet.nsf/0/0683D4BDB6FDCDD4C125700D002C739E/$File/Folder+frontotemporale+dementie.pdf

(geraadpleegd 8 januari 2011)

Page 15: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

6

§ 5. Andere oorzaken van dementie

6. Voorgaande vier vormen verklaren ongeveer 90% van de oorzaken van dementie. In totaal

zijn er een 60-tal oorzaken van dementie. In de volgende gevallen maakt dementie een van de

klinische symptomen uit van een aandoening: ziekte van Parkinson, ziekte van Huntington,

ziekte van Creutzveld-Jacob, ziekte van Wilson, AIDS.

Afdeling 3. Ziekteverloop

7. Het aantal klachten bij dementie neemt in de loop in de loop van het ziekteproces toe,

evenals de ernst ervan. In de DSM-IV worden drie stadia van dementie onderscheiden:

Lichte dementie: perioden van apathie, soms afgewisseld met perioden van

geprikkeldheid. Werk en sociale activiteiten zijn belemmerd. Persoonlijke hygiëne en

de oordeelsvorming zijn voldoende om zelfstandig te kunnen blijven wonen.

Matige dementie: stoornissen van verschillende functies zoals het geheugen, besef van

tijd en plaats, praktische en intellectuele vaardigheden, taal en gedrag. Zelfstandig

wonen wordt riskant. Toezicht wordt noodzakelijk, eventueel in beperkte mate.

Ernstige dementie: de patiënt kan dagelijkse bezigheden (zoals minimale persoonlijke

hygiëne) niet meer uitvoeren. De patiënt is volledig hulpbehoevend en herkent vaak

zijn familie en omgeving niet meer.

Afdeling 4. Gevolgen van de diagnosestelling op juridisch en medisch vlak

8. Eens de diagnose van dementie bij een persoon gesteld wordt, heeft dit geenszins tot

gevolg dat deze persoon per definitie onmiddellijk als wilsonbekwaam moet worden

bestempeld. Bovendien wordt de wilsbekwaamheid bij een persoon geacht aanwezig te zijn,

Page 16: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

7

tenzij het tegendeel blijkt.5 Indien de patiënt meerderjarig is en onder het statuut van

verlengde minderjarigheid valt of onbekwaam werd verklaard, dan is hij zowel handelings-

als wilsonbekwaam. Indien de patiënt meerderjarig is, maar om feitelijke redenen niet in staat

is om zijn rechten zelfstandig uit te oefenen, dan is hij wel handelingsbekwaam, maar niet

wilsbekwaam.6

9. De beslissingsonbekwaamheid moet verwijzen naar de manier waarop de informatie

verwerkt, toegepast en afgewogen wordt. Een procesgerichte beoordeling van

beslissingbekwaamheid onderzoekt of het beslissingsproces naar behoren is, en focust zich

niet alleen op de specifieke beslissing zelf. Een beslissing is op competente wijze tot stand

gekomen wanneer de patiënt de verstrekte informatie over zijn toestand en over de mogelijke

behandelingen heeft begrepen en ook heeft toegepast op zijn concrete situatie, wanneer hij de

impact en specifieke gevolgen van zijn beslissingen beseft en wanneer hij tenslotte de voor-

en nadelen van zijn beslissingen tegen over elkaar heeft afgewogen. Tevens moet de patiënt

zijn beslissingen nog kunnen communiceren. Indien de patiënt niet in staat is om naar behoren

een van de stappen in het beslissingsproces te maken, is er sprake van

beslissingsonbekwaamheid.7 Toch moet men in zekere mate rekening houden met de

uitkomststandaarden: naarmate de beslissingen zwaardere en onomkeerbare gevolgen zullen

hebben, moet men in de procesgerichte benadering de lat hoger leggen en strengere normen

hanteren. Zo kunnen ouderen in het beginstadia van dementie, de zogenaamde „mild cognitive

impairment‟ wel nog in staat zijn om hun toestemming te geven inzake bepaalde beslissingen

omtrent hun zorg, maar missen zij de capaciteit om over complexe zaken te beslissen. Zeker

bij personen met dementie kan de beslissingsbekwaamheid fluctueren in de tijd. Bij een

procesgerichte beoordeling mag men het strikt gezien niet hebben over een

beslissingsonbekwame patiënt, wel men moet spreken van een patiënt die onvoldoende

beslissingsbekwaam is voor het nemen van een specifieke beslissing.8 Men mag dus ook niet

5 W. DIJKHOFFZ, “Het recht op informatie en geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003, 113.

6 S. TACK en T. BALTHAZAR, “Patiëntenrechten – Informed consent in de zorgsector: recente evoluties”, CABG

2007, 21-22. 7 I. GESTELS, H. NYS en J. VANDENBERGHE, “De wet betreffende de rechten van de patiënt: (r)evolutie in de

geestelijke gezondheidszorg voor ouderen?”, Tijdschr. Voor Geneeskunde 2008, 196-197. 8 I. GESTELS, H. NYS en J. VANDENBERGHE, “De wet betreffende de rechten van de patiënt: (r)evolutie in de

geestelijke gezondheidszorg voor ouderen?”, Tijdschr. Voor Geneeskunde 2008, 198.

Page 17: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

8

veronderstellen dat een persoon met ernstige dementie onmiddellijk beslissingsonbekwaam is

voor het nemen van elke beslissing.

10. De meeste vormen van dementie worden gekenmerkt door een geleidelijk proces van

geestelijke achteruitgang. Of een dementerende persoon nu al dan niet wilsonbekwaam is,

moet in concreto beoordeeld worden. In de literatuur bestaat er echter helemaal geen

eensgezindheid over de standaarden, testen en criteria die gebruikt moeten worden om deze

beoordeling te maken. Het is belangrijk aan te stippen dat de wilsbekwaamheid niet alleen

afhangt van de cognitieve vermogens van de dementerende persoon, maar dat ook de

complexiteit van het onderwerp waarover die persoon moet beslissen een belangrijke rol

speelt. Bij beslissingen over dagelijkse zaken zoals onder meer de keuze van kledij of voeding

zijn de gevolgen doorgaans makkelijker te overzien dan bij het beheer van een vermogen of

medische beslissingen. Bovendien is het functioneren van de dementerende persoon sterk

afhankelijk van omgevingsinvloeden en fysiologische factoren. Zo wordt de dementerende

persoon in een onbekende omgeving geconfronteerd met een groter aantal op hem afkomende

prikkels dan in de eigen vertrouwde omgeving waardoor hij soms makkelijker in paniek

geraakt en minder goed in staat is om een beslissing te nemen.9

11. Bij een vroege diagnose van dementie bij een persoon die nog over al zijn geestelijke

capaciteiten beschikt, staat wel vast dat deze persoon in de toekomst wilsonbekwaam zal

worden. In zijn advies nr. 14 van 10 december 2001 benadrukt het Raadgevend Comité voor

Bio-Ethiek dat het vermogen waarover de dementerende persoon nog beschikt maximaal

benut moet worden.10

Daarom is het belangrijk dat de behandelende arts deze patiënt inlicht

over de mogelijkheid om aan „advance care planning‟ (ACP) of vroegtijdige zorgplanning

(VZP) te doen, om zo zijn recht op zelfbepaling te vrijwaren. Indien de patiënt hieraan

verzaakt, zullen de arts en familie in de toekomst gewoonlijk die beslissingen in zijn plaats

nemen. Recente ontwikkelingen in de wetenschap hebben bovendien de mogelijkheid tot een

9 F.G.I. JENNEKENS en A. JENNEKENS-SCHINKEL, “De dementerende persoon, het testament en de notaris”,

WPNR 2005, 596. 10

Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek, “Advies betreffende de ethische regels ten aanzien van dementerende

personen”, 10 december 2001, nr. 14, www.health.fgov.be/bioeth, 28.

Page 18: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

9

vroege diagnose bij de ziekte van Alzheimer en andere vormen van dementie sterk in de hand

gewerkt.11

12. In de praktijk speelt de huisarts een belangrijke rol bij de vroegtijdige opsporing van

dementie. Het is immers vaak de huisarts die als eerste geconfronteerd wordt met de

emotionele en cognitieve veranderingen bij een persoon en zijn directe omgeving.12

De

huisarts wordt geraadpleegd voor bepaalde klachten maar ontdekt tijdens die consultatie

andere klachten die kunnen wijzen op dementie. In de vakliteratuur heeft men het over de

„case-finding methode‟. De efficiëntie ervan is sterk afhankelijk van de attitude en

vaardigheden van de huisarts alsook van de gebruikte criteria. De huisarts moet aandacht

hebben voor de kwetsbare evenwichten van de patiënt, op die manier kan hij

scharniermomenten detecteren waarop tekorten ontstaan die niet langer kunnen worden

toegeschreven aan het normale verouderingsproces.13

Het is belangrijk dat de huisarts

betrouwbare en gestandaardiseerde testen ter beschikking heeft om de cognitieve

achteruitgang beter te herkennen en te diagnosticeren.14

Bovendien is de bijkomende hulp van

gespecialiseerde teams of geheugenklinieken noodzakelijk voor verdere differentiatie.15

In

geheugenklinieken probeert men bij personen met beginnend geheugenverlies aan de hand

van allerlei tests te achterhalen wat de precieze oorzaak van het geheugenverlies is, zo

probeert men aan de patiënt en hun naasten een accurate behandeling en zorg te bieden.

11

Zo heeft onderzoek aan het VUmc aangetoond dat de meest gebruikte biomarkers, amyloid beta en tau,

betrouwbare informatie opleveren bij het stellen van een vroege diagnose van de ziekte van Alzheimer indien dit

in ervaren laboratoria plaatsvindt. (Proefschrift C. MULDER: CSF Biomarkers in dementia (11-11-2009)) 12

Dementieplan Vlaanderen 2010-2014,

www.zorg-en-gezondheid.be/WorkArea/linkit.aspx?LinkIdentifier=id&ItemID=25988, 21-22. 13

J. DE LEPELEIRE, M. VERNOOIJ-DASSEN, “State of the art: de diagnose van dementie”, Huisarts Nu 2003,

32(2), 71-72. 14

H. KADUSZKIEWICZ, T. ZIMMERMAN, H. VAN DEN BUSSCHE e.a., “Do General practitioners recognize mild

cognitive impairment in their patiens?”, J Nut. Health Aging 2010, 14(8), 697-702. 15

H. VAN HOUT, M. VERNOOIJ-DASSEN, P. POELS, W. HOEFNAGELS, R. GROL, “Are general practitioners able to

accurately diagnose dementia and identify Alzheimer's disease? A comparison with an outpatient memory

clinic.”, Br J Gen Pract 2000, 50:311-2.

Page 19: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

10

HOOFDSTUK 2. DE VOORAFGAANDE WILSVERKLARING

Afdeling 1. Begripsomschrijving

13. De voorafgaande wilsverklaring behelst een ruim begrip dat in verschillende domeinen

toegepast wordt. Zo heb je de voorafgaande uiterste wilsbeschikking of het testament dat

betrekking heeft op het vermogen van de betrokkene na zijn overlijden. De voorafgaande

wilsverklaringen in het kader van de zorgplanning (advance directives) worden opgesteld

door de patiënt die hierin zijn richtlijnen neerlegt voor medische beslissingen met betrekking

tot zijn persoon voor het geval hij in de toekomst zelf niet meer in staat zou zijn dergelijke

beslissingen te nemen.16

Soms wordt verkeerdelijk de term levenstestament (letterlijke

vertaling van het Angelsaksische living will) gebruikt voor voorafgaande wilsverklaringen.

Deze term is problematisch aangezien er vaak verwarring optreedt met het

vermogenstestament. Bovendien stelt NYS dat de voorafgaande richtlijnen met betrekking tot

de gezondheidszorg in tegenstelling tot het vermogenstestament moeten worden toegepast

tijdens het leven van de opsteller. Zij hebben bovendien betrekking op persoonlijke

aangelegenheden, terwijl het vermogenstestament van toepassing is op de goederen van de

overledene.17

14. Het opzet van de voorafgaande wilsverklaring bestaat erin dat de wilsbekwame opsteller

zijn persoonlijke wensen en richtlijnen voor de toekomst wil vastleggen. Zo wil de opsteller

voorkomen dat wanneer hij later in een situatie terechtkomt waarin hij niet meer

wilsbekwaam is of reeds overleden is, er beslissingen zouden worden genomen die ingaan

tegen zijn wil of levensbeschouwing. Hierin verschilt de voorafgaande wilsverklaring

duidelijk van de actuele wilsverklaring: de actuele wilsverklaring heeft betrekking op

richtlijnen en wensen waar hier en nu behoefte aan bestaan.18

De persoon beschikt nog over

de capaciteit om zelf zijn wil uit te drukken, logischerwijze geldt dan de wil die men op dat

16

N.M.P. KING, Making sense of advance directives (revised edition), Washington, Georgetown University

Press, 1996, 3. 17

H. NYS, “Juridische geldigheid van voorafgaande wilsverklaringen in de gezondheidszorg” in A. VAN

ORSHOVEN en Y. ENGLERT (eds.), Levenstestament en andere voorafgaande wilsverklaringen, Antwerpen,

Garant, 2003, 56. 18

H. NYS en B. HANSEN, “Www.wilsverklaringen.be: wegwijs in het web van de wilsverklaringen”, Ethische

Perspectieven 2009, 156-157.

Page 20: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

11

ogenblik uit. Het is belangrijk aan te stippen dat een voorafgaande wilsverklaring geen

uitwerking kan hebben wanneer de opsteller nog over voldoende wilsbekwaamheid beschikt

en een wens strijdig met de gemaakte wilsverklaring uit. De actuele wil uitgedrukt door een

wilsbekwame persoon heeft immers altijd voorrang op zijn voorafgaande wilsverklaring.

Afdeling 2. De significantie van voorafgaande wilsverklaringen in de gezondheidszorg

§ 1. Het recht op zelfbepaling van de patiënt

15. In de relatie arts-patiënt is er sprake van een asymmetrie: die tussen de deskundige en de

leek. In het verleden leidde dit gegeven tot „paternalisme‟: de arts als professioneel besliste in

de plaats van de patiënt voor het welzijn van die patiënt.19

De gezondheidszorg is vandaag

geëvolueerd naar een „patiëntgeoriënteerde‟ zorg: de nadruk ligt op de noden en voorkeuren

van de patiënt.20

Meer en meer worden in wetgeving, rechtspraak en rechtsleer het

zelfbeschikkingsrecht als een ethisch basisprincipe beklemtoond.21

Een voorafgaande

wilsverklaring is het instrument bij uitstek om de autonomie van de patiënt te waarborgen.

Ook bij intra-familiale discussies over het lot van de patiënt spelen deze documenten een

belangrijke rol.22

§ 2. Oorzaken voor het toenemend belang van voorafgaande wilsverklaringen

A. DE DEMOGRAFISCHE EVOLUTIE

16. In een publicatie van de Studiedienst van de Vlaamse Regering werden de vergrijzing en

de stijgende levensverwachting van onze bevolking nogmaals bevestigd.23

Het aandeel 65-

19

F. MORTIER, “Wilsverklaringen vooraf: ontstaan, nut, funderingen en controverses” in A. VAN ORSHOVEN en

Y. ENGLERT (eds.), Levenstestament en andere voorafgaande wilsverklaringen, Antwerpen, Garant, 2003, 21. 20

C. LAINE, F. DAVIDOFF, “Patient-centered medicine. A professional evolution.”, JAMA 1996, 10, 275(2), 152. 21

Zo werden in 2002 maar liefst drie belangrijke wetten uitgevaardigd die dit zelfbeschikkingsrecht hoog in het

vaandel dragen: de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, BS 22 juni 2002; de wet van 14 juni 2002

betreffende de palliatieve zorg, BS 26 oktober 2002 en de wet van 22 augustus betreffende de rechten van de

patiënt, BS 26 september 2002. 22

L. DELIENS, C. DE GENDT, I. D‟HAENE e.a., Advance Care Planning: overleg tussen zorgeverleners, patiënten

met dementie en hun naasten, Reeks: „Naar een dementievriendelijke samenleving‟, Brussel, Koning

Boudewijnstichting, 2009, 20. 23

E. PELFRINNE, De nieuwe bevolkingsvooruitzichten 2007-2060, SVR-rapport 2009/3.

Page 21: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

12

plussers in het Vlaamse Gewest evolueert van 18% nu, naar 27% tegen 2050. De

babyboomgeneratie van na de Tweede Wereldoorlog is duidelijk aanwezig. Bovendien mogen

die omvangrijke generaties nog rekenen op extra bonusjaren aan levensverwachting afgaande

op de huidige trend. Dit heeft tot gevolg dat niet alleen het aantal 65-plussers stijgt maar dat

ook binnen deze groep sprake is van een veroudering, zodat wij momenteel eigenlijk een

dubbele vergrijzing of verzilvering meemaken. Vandaag is in het Vlaamse Gewest één

persoon op twintig 80 jaar of ouder, tegen 2050 wordt dat minstens één op tien. Het

toenemend aantal mensen dat een hoge leeftijd bereikt, gaat gepaard met een toenemend

aantal personen met dementie. Ongeveer 7,3% van de 60-plussers heeft een matige tot

ernstige vorm van dementie. Bij de 80-plussers stijgt dit tot 20%.24

Mondiaal verwacht men

dat het aantal dementerende personen zal stijgen van 24,3 miljoen in het jaar 2005 tot 81,1

miljoen in het jaar 2040.25

B. DE EVOLUTIE VAN DE GENEESKUNDE EN DE WETENSCHAP

17. De vooruitgang in de medische technologie heeft er naast de algemene verbetering van de

hygiënische omstandigheden mede voor gezorgd dat de gemiddelde levensverwachting van de

bevolking in de 20ste

eeuw sterk gestegen is. Ook heeft een verschuiving plaatsgevonden van

hoofdzakelijk infectie- en parasitaire ziekten naar meer chronische en degeneratieve

aandoeningen. Het stervensproces wordt verlengd, en het overlijden wordt bijgevolg meer en

meer voorzienbaar. Bovendien dragen de ontwikkelingen op biomedisch en biotechnologisch

gebied ertoe bij dat een accurate diagnose vroeger gesteld kan worden. Zo zijn biomerkers een

efficiënt instrument voor de vroege diagnose en prognose van ziekten. Deze ontwikkelingen

hebben tot gevolg dat er minder sprake is van acuut en onverwacht overlijden. Voorafgaande

wilsverklaringen bieden de mogelijkheid om reeds op voorhand regelingen te treffen rondom

het levenseinde en andere (vermogensrechtelijke) aspecten.

24

J. PACOLET, “De kost van de zorg voor Alzheimerpatiënten in Vlaanderen en Europa”, Hiva-2001, 18. 25

C.P. FERRI, M. PRINCE, C. BRAYNE e.a., “Global prevalence of dementia: a Delphi consensus study”, Lancet

2005, 366: 2112-2117.

Page 22: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

13

Afdeling 3. Soorten voorafgaande wilsverklaringen met betrekking tot medische

handelingen

§ 1. Voorafgaande richtlijnen

18. In een voorafgaande richtlijn (instruction directive) geeft de patiënt voorafgaand en met

het oog op zijn toekomstige wilsonbekwaamheid instructies mee voor bepaalde situaties.

Vaak worden voor dit type voorafgaande wilsverklaringen de termen advance directive, living

will of levenstestament gebruikt. Strikt gezien is een advance directive echter veel breder: het

heeft betrekking op elke voorafgaande wilsverklaring, en niet specifiek op de

(instructie)richtlijn. Ook de term levenstestament (de letterlijke vertaling van het

Angelsaksische living will) dekt de lading niet volledig: een testament verwijst immers

uitsluitend naar het einde van het leven. Voorafgaande richtlijnen hoeven echter niet

noodzakelijk betrekking te hebben op medische beslissingen aan het einde van het leven.

19. De voorafgaande richtlijn kan een wens, een verzoek (request directive)/toestemming

(permission directive) of een weigering (refusal directive) uitdrukken.26

Richtlijnen waarin

een weigering wordt uitgedrukt noemt men negatieve voorafgaande richtlijnen, de richtlijnen

waarin toestemming wordt gegeven voor een behandeling of een behandeling wordt gewenst

of gevraagd kwalificeert men als positieve voorafgaande richtlijnen.27

Men zou bij de

voorafgaande richtlijnen dus volgende opdeling kunnen maken: de voorafgaande beslissingen

die een toestemming uitdrukken, de voorafgaande beslissingen waarin een weigering wordt

uitgedrukt en tenslotte de voorafgaande wensen die positief en/of negatief van aard kunnen

zijn.

§ 2. Voorafgaande machtiging van een vertegenwoordiger

20. Een persoon kan ook met het oog op zijn latere wilsonbekwaamheid een

vertegenwoordiger (soms ook wel gemachtigde genoemd) aanduiden, die dan de beslissingen

26

C. VANNIJLEN, “Informed refusal en negative wilsverklaringen” Jura Falc. 2004-05, 168. 27

H. NYS en S. BLANCQUAERT, “Privaatrechtelijke waarborgen voor de autonomie van de wilsonbekwame

patiënt bij het levenseinde”, TPR 2001, 2243.

Page 23: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

14

kan nemen in zijn plaats (proxy directive).28

Het voordeel van dergelijke voorafgaande

wilsverklaring is dat de vertegenwoordiger ook kan optreden in situaties die niet uitdrukkelijk

geregeld zijn. Bovendien neemt de vertegenwoordiger een beslissing op basis van de actuele

situatie van de patiënt. De vertegenwoordiger kan de bestaande toestand analyseren na

overleg met de arts, de patiënt hoeft in zijn voorafgaande wilsverklaring niet meer te

speculeren en anticiperen op mogelijke toekomstige omstandigheden.29

In een voorafgaande

machtiging worden dus geen specifieke beslissingen genomen, er wordt enkel een

vertegenwoordiger aangeduid. De opdracht van de vertegenwoordiger omvat het nemen van

beslissingen in plaats van de patiënt rekening houdend met de wensen, perspectieven en

waarden van deze patiënt. De vertegenwoordiger wordt dus geacht op de hoogte te zijn van de

waarden en normen van de patiënt die hij vertegenwoordigt. Hierin schuilt het gevaar dat de

vertegenwoordiger onvoldoende op de hoogte is van deze perspectieven en beslissingen

neemt die in strijd zijn met de wil of de wens van de patiënt.

§ 3. Voorafgaande richtlijnen aan een vertegenwoordiger

21. De voorafgaande richtlijn en de voorafgaande machtiging kan men ook combineren in

één document. De opsteller benoemt dan een vertegenwoordiger en formuleert eveneens

instructies voor de te nemen beslissingen in welbepaalde situaties. Deze vorm wordt in de

literatuur als de meest wenselijke naar voor geschoven aangezien men door een gecombineerd

gebruik van beide soorten voorafgaande wilsverklaringen de nadelen die aan elke type

wilsverklaring apart verbonden zijn ten dele kan opvangen.30

Het opstellen van een

voorafgaande richtlijn is geen sinecure. Indien men de richtlijn heel specifiek opstelt, dan

bestaat er een reële kans dat de patiënt in situaties terechtkomt waarvoor hij geen richtlijn

heeft opgesteld. Het is trouwens onmogelijk om via een voorafgaande richtlijn elke mogelijke

hypothese te prognosticeren en in te calculeren in een voorafgaande wilsverklaring. Wanneer

men een richtlijn in te vage bewoordingen opstelt, bestaat dan weer het gevaar dat de wil van

28

H. NYS, “Juridische geldigheid van voorafgaande wilsverklaringen in de gezondheidszorg” in A. VAN

ORSHOVEN en Y. ENGLERT (eds.), Levenstestament en andere voorafgaande wilsverklaringen, Antwerpen,

Garant, 2003, 57. 29

N.M.P. KING, Making sense of advance directives (revised edition), Washington, Georgetown University Press

1996, 137. 30

H. NYS en S. BLANCQUAERT, “Privaatrechtelijke waarborgen voor de autonomie van de wilsonbekwame

patiënt bij het levenseinde”, TPR 2001, 2244.

Page 24: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

15

de opsteller verkeerd wordt geïnterpreteerd. De voorafgaande richtlijnen aan een

vertegenwoordiger kunnen deze nadelen gedeeltelijk wegwerken: de vertegenwoordiger kan

immers ook optreden indien de patiënt niet op bepaalde situaties had geanticipeerd in zijn

specifieke richtlijn. Daarenboven is de vertegenwoordiger door de richtlijnen beter

geïnformeerd omtrent de wil en de wensen van de patiënt. Zo kan de vertegenwoordiger voor

beslissingen die niet specifiek opgenomen zijn in de voorafgaande wilsverklaring zich

baseren op de andere richtlijnen en op die manier zijn beslissing meer in overeenstemming

brengen met de werkelijke wil van de patiënt. De voorafgaande richtlijnen kunnen op die

manier als een soort leidraad beschouwd worden, waardoor de wilsonbekwame patiënt

onrechtstreeks meer invloed kan uitoefenen op zowel het proces als de inhoud van de

besluitvorming omtrent zijn medische behandeling.31

Afdeling 4. De juridische geldigheid van voorafgaande wilsverklaringen in ons

rechtssysteem

§ 1. Geen algemeen wetgevend kader

22. Het zelfbeschikkingsrecht heeft in ons recht een prominente plaats ingenomen. In de

voorbije jaren werden dan ook verscheidene wetten uitgevaardigd om dit recht op autonomie

daadwerkelijk in onze maatschappij te implementeren. In 2002 kende deze concretisering een

hoogtepunt met de uitvaardiging van drie wetten die dit recht op zelfbepaling in de verf

zetten: de Wet Patiëntenrechten, de Euthanasiewet en de Wet Palliatieve zorg. Ook buiten het

gezondheidsrecht werden wetgevende initiatieven genomen die het recht op zelfbepaling hoog

in het vaandel dragen. Zo werd in het Vlaams decreet van 16 januari 2004 op de

begraafplaatsen en de lijkbezorging extra aandacht besteed aan de uiterste wilsbeschikking.32

23. Een globaal wetgevend kader is er echter niet. Daarom is belangrijk dat bij het

combineren van verschillende voorafgaande wilsverklaringen in een soort van

levenstestament, de specifieke wetgeving van elke soort wilsverklaring in acht moet worden

31

H. NYS, “Juridische geldigheid van voorafgaande wilsverklaringen in de gezondheidszorg” in A. VAN

ORSHOVEN en Y. ENGLERT (eds.), Levenstestament en andere voorafgaande wilsverklaringen, Antwerpen,

Garant, 2003, 58. 32

Zie randnummers 160-182.

Page 25: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

16

genomen. Alle bepalingen in het levenstestament kunnen pas uitwerking krijgen indien elke

betrokken wetgeving gerespecteerd wordt. De declarant zal zeker extra aandacht moeten

besteden aan de verschillende modaliteiten inzake geldigheidsduur, registratie en dwingende

vormvereisten. Er moet aan alle materiële en formele vereisten beantwoord worden indien

men een rechtsgeldig document wenst te bekomen.

§ 2. De voorafgaande wilsverklaring in relatie met het informed consent-beginsel

24. Het principe van informed consent of de geïnformeerde toestemming vraagt het optreden

van beide actoren in de arts-patiënt relatie: op de zorgverstrekker rust een

informatieverplichting, waarna de patiënt zijn toestemming kan geven. De geïnformeerde

toestemming is een beginsel dat reeds geruime tijd in de Belgische rechtspraak en rechtsleer

werd erkend.33

Met de Wet Patiëntenrechten uit 2002 heeft het informed consent-beginsel een

wettelijke grondslag gekregen. Op grond van artikel 8 heeft de patiënt “het recht om

geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van de

beroepsbeoefenenaar”. Naar de letter van de wet voorziet artikel 8 enkel in een

informatieverplichting voor de beroepsbeoefenaar op het ogenblik waarop een patiënt

toestemt in een bepaalde tussenkomst of deze weigert.34

25. Niettegenstaande dat dit niet expliciet in de Wet Patiëntenrechten wordt vermeld, is het

toch aannemelijk dat de declarant bij het opstellen van zijn wilsverklaring op voldoende wijze

geïnformeerd wordt over de consequenties van zijn handelingen. En precies hier kunnen

problemen rijzen, dit voornamelijk bij de negatieve voorafgaande wilsverklaring. Een deel

van de rechtsleer stelt dan ook dat de opsteller essentiële informatie mist met betrekking tot

de toekomstige medische handelingen.35

Zo kan tussen het moment van het opstellen van de

wilsverklaring en het moment dat ze effectief toegepast wordt een grote tijdsspanne verlopen.

Een periode waarin de wetenschap nieuwe behandelingen en methodes kan ontwikkeld

hebben die minder risico‟s inhouden, doeltreffender zijn en de patiënt beduidend minder pijn

bezorgen. Op het moment van het redigeren van de wilsverklaring was de patiënt

33

S. TACK en T. BALTHAZAR, “Patiëntenrechten – Informed consent in de zorgsector: recente evoluties”, CABG

2007, 2. 34

S. TACK en T. BALTHAZAR, “Patiëntenrechten – Informed consent in de zorgsector: recente evoluties”, CABG

2007, 49. 35

C. VANNIJLEN, “Informed refusal en negatieve wilsverklaringen” Jura Falc. 2004-05, 170.

Page 26: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

17

logischerwijze niet op de hoogte van deze ontwikkelingen. Aanbevelenswaardig is dat de

patiënt zolang hij nog voldoende wilsbekwaam is, zijn voorafgaande wilsverklaring op

regelmatige tijdstippen herevalueert en nagaat of hij nog steeds tot dezelfde beslissingen zou

besluiten.

26. Er moet wel een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de informed consent-

vereiste bij voorafgaande besluitvorming en de actuele besluitvorming. Dezelfde inhoudelijke

eisen stellen bij voorafgaande besluitvorming zou ertoe leiden dat het recht op

zelfbeschikkingsrecht hier quasi onmogelijk wordt. Bovendien is het recht op informatie een

recht: de patiënt kan hier afstand van doen.36

§ 3. Interpretatiemoeilijkheden bij de uitvoering van de voorafgaande wilsverklaring

27. Om van de voorafgaande wilsverklaring een goed werkinstrument te maken is het

onontbeerlijk dat zij in goede bewoordingen is opgesteld. In de praktijk blinken

wilsverklaringen echter vaak uit in hun vaagheid en algemeenheid. En dit zowel met

betrekking tot de formulering van de instructies, als wat de uitvoeringsmodaliteiten betreft.37

Dit heeft tot gevolg dat de arts de wilsverklaring op zijn beurt opnieuw zal moeten

interpreteren: is dit de situatie die de declarant op oog had of bedoelde hij toch iets anders?38

Deze denkoefening die soms van de arts gevraagd wordt, mag geen reden zijn om de

wilsverklaring volledig terzijde te schuiven. De vertegenwoordiger kan de arts hier bijstaan

om de werkelijke wil van de patiënt te achterhalen. Ook de vorige gesprekken die

bijvoorbeeld in het kader van Advance Care Planning werden uitgevoerd, zijn een goed

hulpmiddel om de werkelijke wil te achterhalen. Vaak zullen de vertegenwoordiger en de arts

op basis van deze gegevens en informatie gezamenlijk tot een beslissing komen die aansluit

bij wat de patiënt gewild zou hebben.

28. Het kan echter zijn dat de arts en de vertegenwoordiger onderling van mening

verschillen. In principe beslist de vertegenwoordiger en oefent hij de rechten van de patiënt

36

C. VANNIJLEN, “Informed refusal en negatieve wilsverklaringen” Jura Falc. 2004-05, 170. 37

C. LEMMENS, “Medische beslissingen van een demente patiënt aan het einde van zijn leven en het juridisch

statuut van advance care planning en voorafgaande wilsverklaringen”, T.Gez. 2010-11, 23. 38

H. TEN HAVE, R. TER MEULEN en E. VAN LEEUWEN, Medische ethiek, Houten : Bohn Stafleu Van Loghum

2009, 91.

Page 27: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

18

uit. Het uitgangspunt is dat de vertegenwoordiger zich bij zijn opdracht laat leiden door de wil

van de patiënt. Indien deze wil niet kan worden achterhaald, moet ervan worden uitgegaan dat

de patiënt dat zou willen wat het meest in zijn belang is.39

Neemt de vertegenwoordiger

beslissingen waarbij er dreigend gevaar is voor een ernstige aantasting van de gezondheid van

de patiënt of een bedreiging van diens leven, dan kan de arts afwijken van de beslissing van

de vertegenwoordiger. Op deze afwijkingsmogelijkheid bestaat één uitzondering40

: indien de

patiënt zelf een vertegenwoordiger heeft aangeduid én deze vertegenwoordiger zich kan

beroepen op de wil van de patiënt dan heeft zijn beslissing altijd voorrang. De arts kan deze

beslissing enkel tegengaan door aan te tonen dat de vertegenwoordiger zich niet op de

werkelijke wil van de patiënt beroept.

29. Het is dus uitermate van belang dat de declarant bij elke stap accuraat en weldoordacht te

werk gaat. Hij moet niet alleen reflecteren over wat de gevolgen zullen zijn van de op te

nemen bepalingen in zijn wilsverklaring. Hij moet tevens consciëntieus te werk gaan bij het

redigeren van deze wilsverklaring. De declarant moet in duidelijke bewoordingen

omschrijven in welke omstandigheden en wanneer precies de wilsverklaring uitwerking zal

krijgen. Zo wordt in een wilsverklaring van een persoon gediagnosticeerd met dementie soms

opgenomen dat de instructies uitwerking zullen krijgen op het moment dat declarant zijn

naasten niet meer herkent. Deze vereiste is zeer subjectief en is dan ook voor zeer

uiteenlopende interpretaties vatbaar. Wat is niet meer herkennen? Is het de naam van één

enkel familielid vergeten? Of is het het moment waarop de persoon niemand van zijn naasten

nog herkent? Krijgt de wilsverklaring ook uitwerking wanneer de declarant een bepaalde

persoon op een bepaald moment niet herkent maar op een later tijdstip dan weer wel?41

De

declarant moet dus op een duidelijke en objectieve wijze proberen te omschrijven in welke

omstandigheden de wilsverklaring uitwerking zal moeten krijgen.

30. Het is echter een utopie om te denken dat elke situatie op voorhand te voorzien is en het

mogelijk is om een sluitende, allesomvattende wilsverklaring op te stellen. Toch blijft de

wilsverklaring bij niet-voorziene situaties een waardevol instrument tot het achterhalen van de

39

Parl. St. Kamer 2001-02, 1642/001, 46. 40

Zie randnummer 79. 41

C. LEMMENS, “Medische beslissingen van een demente patiënt aan het einde van zijn leven en het juridisch

statuut van advance care planning en voorafgaande wilsverklaringen”, T.Gez. 2010-11, 23

Page 28: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

19

werkelijke wil. De precieze bewoordingen van de wilsverklaring zullen dan misschien niet op

deze welbepaalde omstandigheid toepasbaar zijn, de achterliggende gedachte en het opzet van

de wilsverklaring biedt de arts en de naasten een houvast om te werkelijke wil van de

declarant voor deze specifieke situatie te achterhalen. Hij zal de wilsverklaring in casu niet

naar de letter kunnen toepassen, maar het perspectief ervan is een middel tot correcte

interpretatie.

Page 29: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

20

TITEL II. DE DEMENTERENDE PERSOON ALS PATIËNT IN DE

GEZONDHEIDSZORG

HOOFDSTUK 1. ADVANCE CARE PLANNING (ACP) / VROEGTIJDIGE

ZORGPLANNING (VZP)

Afdeling 1. Historiek en afbakening van het begrip Advance Care Planning (ACP)

31. Personen gediagnosticeerd met dementie worden naarmate het syndroom vordert

wilsonbekwaam. Doordat zij aan het eind van hun leven niet meer in staat zijn om zelf

beslissingen te nemen omtrent de zorgverstrekking en de behandeling zijn het vaak

familieleden en artsen die deze beslissingen nemen. Deze handelswijze is niet te verzoenen

met de huidige maatschappelijke evolutie waarin het recht op zelfbeschikking van elke patiënt

wordt onderschreven. In de Angelsaksische landen probeerde men aan deze evolutie te

beantwoorden door de invoering van het concept Advance Care Planning (ACP), ook wel

Vroegtijdige Zorgplanning (VZP) genoemd. Oorspronkelijk profileerde ACP zich als een

beweging om zo veel mogelijk formele wilsverklaringen op te stellen. De klemtoon werd dus

vooral gelegd op het documenteren van een afspraak tussen arts en patiënt.42

32. Deze puur formele aanpak had echter vele tekortkomingen en gaandeweg evolueerde

ACP naar wat het vandaag is: een proces van continu overleg tussen patiënt en

zorgverlener(s) dat zich toelegt op het vastleggen van de richting waar de zorgverstrekking

naar moet evolueren voor het geval deze wilsonbekwaam zou worden en niet meer zelf zou

kunnen beslissen.43

De waarden en wensen van de patiënt ten aanzien van zijn zorg aan het

levenseinde moeten uitgeklaard worden. Dat dit uitmondt in een geschreven document is niet

het doel op zich, maar een efficiënt instrument om dit doel te bereiken. Vroegtijdige

zorgplanning is een uitvloeisel van de patiëntgerichte medische zorg die een gezamenlijk

beslissingproces bevordert zodat die zorg kan beantwoorden aan de wensen en verwachtingen

42

L. DELIENS, C. DE GENDT, I. D‟HAENE e.a., Advance Care Planning: overleg tussen zorgeverleners, patiënten

met dementie en hun naasten, Reeks: „Naar een dementievriendelijke samenleving‟, Brussel, Koning

Boudewijnstichting, 2009, 17. 43

C. LEMMENS, “Medische beslissingen van een demente patiënt aan het einde van zijn leven en het juridisch

statuut van advance care planning en voorafgaande wilsverklaringen”, T.Gez. 2010-11, 6.

Page 30: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

21

van de patiënt. Het is een permanent communicatieproces en niet louter een eenmalige

handtekening op een document.44

De hedendaagse visie van zorgplanning bestaat er nu dus in

om te opteren voor een algemeen beleid van ACP waarbij de nadruk gelegd wordt op het

proceskarakter ervan. Schriftelijke wilsverklaringen blijven echter een cruciaal hulpmiddel bij

de concrete uitwerking van dit proces.45

33. Bij de concretisering van ACP kan men twee verschillende soorten documenten

onderscheiden. Enerzijds heb je de patiënt-georiënteerde documenten: dit zijn de eigenlijke

schriftelijke wilsverklaringen waarin de patiënt door middel van eigen geschreven instructies

zijn voorkeuren tot behandeling kan verduidelijken en/of een vertegenwoordiger kan

aanduiden. Anderzijds zijn er de arts-georiënteerde documenten: dit zijn geschreven

instructies van de arts die doorgaans gebaseerd zijn op de overwegingen van de patiënt en/of

zijn vertegenwoordiger.46

34. Sinds de inwerkingtreding van de Wet Patiëntenrechten in 2002 is er in Vlaanderen zowel

in rust- en verzorgingstehuizen als in algemene ziekenhuizen een opmars inzake de

ontwikkeling van een ACP beleid.47

Dit heeft ertoe geleid dat de instellingen hiervoor ook de

nodige institutionele richtlijnen hebben geïmplementeerd. Dergelijke richtlijnen kunnen

algemene instructies omvatten over hoe ACP vorm dient te krijgen, maar het kan evengoed

gaan om patiëntspecifieke (patiënt-georiënteerde of/en arts-georiënteerde) documenten, al dan

niet met bijkomende instructies voor het gebruik ervan. Voor de zorgverlener bieden de

institutionele richtlijnen een handleiding om het proces van ACP vlot en consistent te laten

verlopen. Er wordt duidelijkheid geschept omtrent zijn verantwoordelijkheden en verkeerde

interpretaties worden vermeden.48

Voor de patiënt wordt zo de mogelijkheid gecreëerd om op

het moment dat hij wilsonbekwaam is geworden, hij nog onrechtstreeks invloed kan

44

M. KEIRSE, Het levenseinde teruggeven aan de mensen. Over de vroegtijdige planning van de zorg, Wemmel,

Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen 2009, 5-6. 45

C. LEMMENS, “Medische beslissingen van een demente patiënt aan het einde van zijn leven en het juridisch

statuut van advance care planning en voorafgaande wilsverklaringen”, T.Gez. 2010-11, 6. 46

L. DELIENS, C. DE GENDT, I. D‟HAENE e.a., Advance Care Planning: overleg tussen zorgeverleners, patiënten

met dementie en hun naasten, Reeks: „Naar een dementievriendelijke samenleving‟, Brussel, Koning

Boudewijnstichting, 2009, 18. 47

L. DELIENS, C. DE GENDT, I. D‟HAENE e.a., Advance Care Planning: overleg tussen zorgeverleners, patiënten

met dementie en hun naasten, Reeks: „Naar een dementievriendelijke samenleving‟, Brussel, Koning

Boudewijnstichting, 2009, 33-43. 48

C. LEMMENS, “Medische beslissingen van een demente patiënt aan het einde van zijn leven en het juridisch

statuut van advance care planning en voorafgaande wilsverklaringen”, T.Gez. 2010-11, 10.

Page 31: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

22

uitoefenen op zijn medische verzorging. Hij kan gebruik maken van patiëntspecifieke

documenten die eventueel ter beschikking worden gesteld om zo de latere zorg in

overeenstemming met zijn wil te laten gebeuren.49

Afdeling 2. Een handleiding voor de arts bij de implementatie van ACP

35. Uit onderzoek blijkt dat patiënten verwachten dat de arts het initiatief neemt om het

proces van ACP op te starten.50

De arts als professionele zorgverstrekker kan immers het

verloop van een ziekte beter inschatten, en zo het moment bepalen waarop het interessant kan

zijn om opties vast te leggen in functie van de latere wilsonbekwaamheid. Het is van cruciaal

belang dat er bij dit eerste gesprek een goede vertrouwensrelatie aanwezig is tussen de arts en

de betrokkene. Daarom is bij ACP vaak een centrale rol weggelegd voor de huisarts. Het is

immers vaak de huisarts die de patiënten lange tijd vanuit een thuissituatie heeft begeleid en

een duurzame band met de betrokkene heeft opgebouwd. Het zou aan te raden zijn om in de

toekomst een soort „guideline‟ op te nemen die de arts hier doet aan herinneren. In de huidige

regelgeving rust er op de huisarts geen enkele verplichting om de patiënt te wijzen op de

mogelijkheid tot het opstellen van wilsverklaringen. Dit heeft tot gevolg dat het opstarten van

ACP hoofdzakelijk afhankelijk is van de ingesteldheid van de betrokken huisarts. Dit heeft tot

gevolg dat bij een deel van de bevolking het zelfbeschikkingsrecht nooit een kans krijgt,

simpelweg omdat de patiënt niet op de hoogte is van deze mogelijkheid. Dit leidt tot een

aantasting van het recht op zelfbepaling. Een mogelijkheid kan erin te bestaan om het

opstarten van ACP op te nemen in de preventiemodule bij het Globaal Medisch Dossier

(GMD). Sinds 1 mei 2002 kan de patiënt het beheer van een GMD aan zijn huisarts

toevertrouwen. De doelstelling van het GMD bestaat erin dat alle medische informatie wordt

samengebracht in één globaal medisch dossier en dat één arts verantwoordelijk is voor het

beheer ervan. Vanaf 1 april 2011 moet elk GMD bovendien een preventiemodule51

omvatten.

Deze bestaat uit een checklist van de thema‟s die voor een patiënt zullen worden opgevolgd.

Zoals reeds uiteengezet speelt de huisarts een belangrijke rol bij de vroegtijdige opsporing

49

C. LEMMENS, “Medische beslissingen van een demente patiënt aan het einde van zijn leven en het juridisch

statuut van advance care planning en voorafgaande wilsverklaringen”, T.Gez. 2010-11, 10 50

W.D. SMUCKER, P.H. DITTO, K.A. MOORE, J.A. DRULEY, J.H. DANKS, A. TOWNSEND : “Elderly outpatients

respond favourably to a physician-initiated advance directive discussion”. , J Am Board Fam Pract 1993, 6: 473-

482. 51

Zie voor meer informatie: http://www.riziv.be/care/nl/doctors/collaboration/dmg-gmd/index.htm#1b.

Page 32: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

23

van dementie.52

Een mogelijkheid zou er kunnen in bestaan dat in de checklist van de

preventiemodule een bepaling opgenomen wordt dat de huisarts specifiek aandacht voor de

cognitieve achteruitgang van de patiënt moet hebben en dit moet opvolgen. En dat indien de

diagnose van dementie gesteld wordt, er op de arts een verplichting rust om de patiënt te

informeren over het bestaan van wilsverklaringen waarbij de patiënt, gelet op de grote kans

van wilsonbekwaamheid in de toekomst, nu reeds beslissingen kan nemen rond zijn

toekomstige zorg. De arts heeft m.a.w. een belangrijke rol als initiatiefnemer bij vroegtijdige

zorgplanning. Ook kan de arts eventueel bijstand verlenen bij de uitwerking van deze

vroegtijdige zorgplanning door hulp te bieden bij het opstellen van wilsverklaringen.

36. De arts moet in het kader van ACP proberen te achterhalen wat de precieze

toekomstverwachtingen zijn van de betrokkene. De arts moet uitvissen of de patiënt

voldoende op de hoogte is van de diagnose en prognose van zijn aandoening. Tevens moet de

arts er ook rekening mee houden dat artikel 7, § 3, eerste lid Wet Patiëntenrechten

uitdrukkelijk voorziet dat de wens „niet willen weten‟ van de patiënt gerespecteerd moet

worden. Ook al wenst de patiënt de precieze evolutie van zijn gezondheidstoestand niet te

weten, dit neemt niet weg dat de arts de mogelijkheden van behandeling en zorg nog kan

mededelen aan de patiënt.

37. Daarna moet de arts nagaan wat de concrete doelen en wensen zijn van de patiënt met

betrekking tot zijn laatste levensfase. Opnieuw bestaat de taak van de arts erin om in

verstaanbare bewoordingen de betrokkene duidelijk in te lichten over wat hij kan verwachten,

en wat de precieze consequenties van zijn beslissingen zijn. Niet onbelangrijk hierbij is dat de

arts duidelijk moet maken dat goede medische zorg niet noodzakelijk betekent alles doen wat

technisch mogelijk is.53

38. Deze richtlijnen omtrent de zorg en behandelingen moeten vervolgens gedocumenteerd

worden. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het feit dat niet elke patiënt wenst

dat zijn richtlijnen omtrent de verdere zorg in een wilsverklaring worden vastgelegd.

Sommigen voelen zich te onzeker over hoe ze hun wensen precies moeten verwoorden,

52

Zie randnummer 12. 53

M. KEIRSE, Het levenseinde teruggeven aan de mensen. Over de vroegtijdige planning van de zorg, Wemmel,

Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen 2009, 17.

Page 33: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

24

anderen vrezen dan weer het onomkeerbare van een wilsverklaring. Ouderen blijken vaak ook

meer vertrouwen te hebben in hun familie en naasten dan dat ze een document opstellen. De

primaire beweegredenen zijn echter nog altijd getreuzel, onverschilligheid, ongemak met het

onderwerp, de overtuiging dat de familie wel zal beslissen of dat die gechoqueerd zullen zijn

door deze bespreking.54

Indien de patiënt geen wilsverklaring wenst is het raadzaam dat de

neerslag van de gesprekken samen met de bevindingen in het patiëntendossier worden

opgenomen. Ook is het aangewezen dat de arts erop wijst dat de patiënt over de mogelijkheid

beschikt om een vertegenwoordiger aan te duiden die in zijn naam zal optreden wanneer de

betrokkene zijn wil niet meer zou kunnen uitdrukken. En dat wanneer de patiënt dit nalaat het

cascadesysteem, voorzien in artikel 14, § 2 Wet Patiëntenrechten, in werking zal treden.

Tevens moet de arts erop wijzen dat de wilsverklaring schriftelijk moet opgesteld zijn, in

duidelijke bewoordingen en aan alle andere specifieke wettelijke geldigheidsvereisten moet

voldoen om een bindend karakter te verwerven. Daarnaast moet duidelijk gemaakt worden dat

in ons recht een positieve wilsverklaring geenszins bindend is voor de betrokken arts, maar

wel een adviserend hulpmiddel kan zijn tot het achterhalen van de werkelijke wil.

39. Tenslotte moet er rekening mee gehouden worden dat er wijzigingen kunnen optreden in

de toestand van de patiënt. Hierdoor kunnen zijn perspectieven omtrent de toekomstige zorg

en behandeling wijzigen. Daarom moet de arts zolang de patiënt nog wilsbekwaam is, zich

ervan gewissen dat de actuele wil van de patiënt nog in overeenstemming is met zijn

besproken richtlijnen en wilsverklaringen.

Afdeling 3. Toepassing van ACP bij dementerende personen

40. Een significant deel van de rusthuisbewoners in Vlaanderen hebben te kampen met een

lichte tot ernstige vorm van dementie. Bovendien is dementie een van de meest voorkomende

redenen waarom plaatsingen in rusthuizen gebeuren.55

Uit onderzoek van de Koning

Boudewijnstichting bij personen met dementie in rust- en verzorgingstehuizen blijkt dat ACP

bij meer dan de helft (52%) van de overleden rusthuisbewoners werd uitgevoerd, het gaat hier

54

M. KEIRSE, Het levenseinde teruggeven aan de mensen. Over de vroegtijdige planning van de zorg, Wemmel,

Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen 2009, 18. 55

D. DEVROEY, V. VAN CASTEREN, J. DE LEPELEIRE, “Placements in Psychiatric Institutions, Nursing Homes,

and Homes for the Elderly by Belgian General Practitioners”, Aging Ment. Health 2002;6(3):286-92

Page 34: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

25

dan voornamelijk om voorafgaande instructies neergeschreven door de huisarts in het

bewonersdossier. Patiënt-geïnitieerde instructies zoals voorafgaande wilsverklaringen komen

maar heel uitzonderlijk voor. Bij de voorafgaande instructies die door de artsen in het dossier

genoteerd staan is het de vraag of zij wel tot stand zij gekomen na grondig en tijdig overleg

met de betrokkene. Om het recht op zelfbeschikking van de patiënt te vrijwaren is het daarom

noodzakelijk dat de patiënten maar ook de artsen duidelijker en grondiger ingelicht worden

over de nood en het nut aan voorafgaande wilsverklaringen.56

41. Uit een onderzoek van de onderzoekgroep Zorg rond het Levenseinde van de Vrije

Universiteit Brussel in samenwerking met de Belgische Huisartsenpeilpraktijen57

blijkt dat

binnen de groep van personen met dementie bij ongeveer de helft ACP werd gerapporteerd

door de peilartsen. Bij het totale aantal geregistreerde overlijdens hebben huisartsen echter bij

minder dan helft weet van een voorafgaande afspraak met de patiënt of met de familie omtrent

de planning van de levenseindezorg. Vermoedelijk is dit lager percentage te verklaren doordat

binnen de totale groep van sterfgevallen meer plotse en niet-verwachte overlijdens merkbaar

zijn. Opvallend is dat bij demente patiënten slechts 5% van de gemaakte afspraken schriftelijk

worden vastgelegd.58

42. Concluderend moet vastgesteld worden dat binnen de groep van dementerende personen

er ten eerste zeker nog ruimte is om een hogere aanwezigheid van ACP te bewerkstelligen.

Ten tweede is het absoluut noodzakelijk dat deze zorgafspraken beduidend vaker schriftelijk

vastgelegd moeten worden. De schriftelijke vorm is niet enkel een aanmaning voor de huisarts

en de familieleden tot respectering van de wensen van de wilsonbekwaam geworden patiënt.

Het leidt tevens tot meer continuïteit in de zorg, aangezien in geval van een transfer naar een

56

L. DELIENS, C. DE GENDT, I. D‟HAENE e.a., Advance Care Planning: overleg tussen zorgeverleners, patiënten

met dementie en hun naasten, Reeks: „Naar een dementievriendelijke samenleving‟, Brussel, Koning

Boudewijnstichting, 2009, 47. 57

De Huisartsenpeilpraktijken zijn een surveillance netwerk dat al sinds 1979 bestaat en ondermeer als

doelstelling heeft het belang te bepalen van een aantal gezondheidsproblemen in de algemene populatie. De

huisartsen nemen op vrijwillige basis deel. De deelnemers zijn zo representatief als mogelijk voor de Belgische

huisartsen wat leeftijds- en geslachtsverdeling betreft en met een homogene verspreiding over het land. De

registratie gebeurt continu, aan de hand van wekelijkse formulieren. Voor meer informatie:

http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/index10.htm (geraadpleegd op 3 maart 2011) 58

L. DELIENS, C. DE GENDT, I. D‟HAENE e.a., Advance Care Planning: overleg tussen zorgeverleners, patiënten

met dementie en hun naasten, Reeks: „Naar een dementievriendelijke samenleving‟, Brussel, Koning

Boudewijnstichting, 2009, 56.

Page 35: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

26

andere zorginstelling de nieuwe zorgverleners op de hoogte zullen zijn van de specifieke

wensen van de patiënt.59

HOOFDSTUK 2. DE WET PATIENTENRECHTEN VAN 22 AUGUSTUS 2002

Afdeling 1. De negatieve voorafgaande wilsverklaring

§ 1. Grondslag

43. De voorafgaande negatieve wilsverklaring is wettelijk geregeld in artikel 8, § 4, laatste lid

van de Wet Patiëntenrechten: “Indien de patiënt toen hij nog in staat was de rechten zoals

vastgelegd in deze wet uit te oefenen, schriftelijk te kennen heeft gegeven zijn toestemming tot

een welomschreven tussenkomst van de beroepsbeoefenaar te weigeren, dient deze weigering

te worden geëerbiedigd zolang de patiënt ze niet herroept op een moment dat hij in staat is

om zijn rechten zelf uit te oefenen.” Wanneer de negatieve voorafgaande wilsverklaring aan

de gestelde geldigheidsvoorwaarden voldoet, is zij m.a.w. bindend voor de zorgverstrekker.

De Orde van Geneesheren was allerminst een voorstander van de invoering van deze

bepaling, zo wees zij uitdrukkelijk in haar conceptnota het bindend karakter af.60

Ook in haar

adviezen van 17 februari 2001 en 16 februari 2002 was de Orde de mening toegedaan dat een

voorafgaande negatieve wilsverklaring hooguit een indicatieve waarde voor de arts kon

hebben.61

Deze opvatting onderschrijft nochtans het artikel 9 Conventie Mensenrechten en

Biogeneeskunde die stelt dat “the previously expressed wishes relating to a medical

intervention by a patient who is not, at the time of the intervention, in a state to express his or

her wishes, shall be taken in account”.62

Met de invoering van de wet heeft de Orde zijn

terughoudendheid moeten laten varen, wat tot uiting komt in verschillende adviezen van de

59

L. DELIENS, C. DE GENDT, I. D‟HAENE e.a., Advance Care Planning: overleg tussen zorgeverleners, patiënten

met dementie en hun naasten, Reeks: „Naar een dementievriendelijke samenleving‟, Brussel, Koning

Boudewijnstichting, 2009, 59-60. 60

Advies van de Nationale Raad aangaande de conceptnota Rechten van de Patiënt van 17 februari 2001 nr.

091016f, TNR 2001, nr. 91, 5. 61

“Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren d.d. 17 februari 2001”, Tijdschrift Nationale

Raad maart 2001, afl. 91, 5 ; “Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren d.d. 16 februari

2002”, Tijdschrift Nationale Raad 2002, afl. 95, 3. 62

Let wel, de Conventie Mensenrechten en Biogeneeskunde heeft het in zijn artikel 9 over wishes: een positieve

wens valt hier ook onder, ook in ons huidig rechtssysteem heeft een voorafgaande positieve wilsverklaring geen

bindende kracht. Bovendien heeft België dit Verdrag tot op de dag van vandaag noch ondertekend, noch

bekrachtigd heeft en is er dus de facto niet door gebonden.

Page 36: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

27

Nationale Raad van de Orde van Geneesheren, waarin de Orde zich beroept op de bindende

kracht voortvloeiend uit de Wet Patiëntenrechten en op het zelfbeschikkingsrecht van de

patiënt.63

§ 2. De geldigheidsvoorwaarden

A. BEKWAAMHEID VAN DE DECLARANT

44. De declarant moet op het moment van het opstellen van de negatieve voorafgaande

wilsverklaring nog handelings- en wilsbekwaam zijn. Daarenboven moet het duidelijk zijn dat

de wilsverklaring afkomstig is van de betrokkene zelf. In de praktijk is het vaak moeilijk voor

de arts wanneer hij geconfronteerd wordt met een negatieve voorafgaande wilsverklaring te

achterhalen of de patiënt op het moment van het opstellen van de wilsverklaring nog wel

wilsbekwaam was, en of hij al dan niet onder druk stond om deze wilsverklaring te

ondertekenen. Als de arts bovendien zijn twijfels heeft of de wilsverklaring daadwerkelijk

afkomstig is van de betrokkene, moet hij in het belang van deze patiënt handelen, en hoeft hij

niet noodzakelijk de dubieuze wilsverklaring eerbiedigen. Om eventuele onzekerheden

omtrent de identiteit van de opsteller op te vangen, is het aangewezen de negatieve

wilsverklaring op te stellen in het bijzijn van een getuige die tevens een kopie van het

document bekomt. Idealiter is deze getuige een arts of een andere hulpverlener, die kan dan

verifiëren of de persoon nog voldoende wilsbekwaam is en voldoende geïnformeerd is.64

B. SCHRIFTELIJKE VORM

45. Wat de vorm van de voorafgaande negatieve wilsverklaring betreft, heeft de wetgever

zich beperkt tot het stellen van slechts één voorwaarde. De wilsverklaring moet schriftelijk

opgesteld zijn. In combinatie met de vereiste dat de betrokkene zelf zijn wilsverklaring moet

63

“Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren d.d. 22 maart 2003”, Tijdschrift Nationale

Raad 2003, afl. 100, 5 ; “Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren d.d. 26 juli 2003”,

Tijdschrift Nationale Raad 2003, afl. 101, 6; “Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren d.d.

22 september 2007”, http://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/geldigheid-van-wilsverklaringen-palliatieve-

zorg. 64

I. GESTELS, H. NYS en J. VANDENBERGHE, “De wet betreffende de rechten van de patiënt: (r)evolutie in de

geestelijke gezondheidszorg voor ouderen?”, Tijdschr. Voor Geneeskunde 2008, 195.

Page 37: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

28

opstellen, menen sommige rechtsgeleerden dat een typeformulier geen rechtsgeldige waarde

heeft.65

Toch staat dit nergens uitdrukkelijk in de wet zelf voorgeschreven. Enkel in het

Verslag namens de commissie bij het wetsontwerp betreffende de rechten van de patiënt werd

deze voorwaarde expliciet gesteld.66

Naar mijn mening zijn modelformulieren dan ook

rechtsgeldig. Bovendien zijn deze modellen vaak opgesteld in samenwerking met juristen en

practici waardoor ze een juridisch betrouwbaar karakter vertonen. Ze bieden de betrokkene

een goede leidraad om een afdwingbare wilsverklaring te bekomen.

46. In praktijk bieden verscheidene organisaties zoals onder meer het LevensEinde

InformatieForum (LEIF), de Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen en de vzw Recht op

Waardig Sterven dergelijke modeldocumenten aan. In navolging van deze publicaties hebben

verschillende ziekenhuizen, zorginstellingen, rusthuizen en gemeentes hun eigen modellen

ontwikkeld die ze aanbieden aan hun patiënten/bewoners. Deze standaardformulieren voldoen

vaak niet aan alle geldigheidsvoorwaarden. Zo circuleren er in de bejaardenzorg formulieren

waar enkel een vakje voorzien wordt voor een handtekening van de huisarts,

vertegenwoordiger of het familielid van de bewoner. De handtekening van de declarant zelf

wordt hier schandelijk over het hoofd gezien.67

Dergelijke instellingen gaan er op voorhand

van uit dat de bejaarde bewoner zonder meer wilsonbekwaam is of zal worden. Ook blijkt dat

sommige woonzorgcentra bij de opname van een nieuwe bewoner -ongeacht de

wilsbekwaamheid van deze persoon- de vertegenwoordiger een vorm van een negatieve

wilsverklaring laten opmaken namens deze bewoner. Deze wilsverklaring is juridisch gezien

quatsch, en mag geen enkele uitwerking krijgen! Een vertegenwoordiger kan geenszins een

negatieve wilsverklaring ondertekenen in naam van de patiënt die hij vertegenwoordigt. Deze

handelswijze loopt volledig spaak. De declarant moet bij het opstellen van de negatieve

wilsverklaring immers wilsbekwaam zijn, de figuur van de vertegenwoordiger mag hier

geenszins aangewend worden. Wel kan een vertrouwenspersoon bijstand verlenen, maar de

toepassing van vertegenwoordiging bij wilsbekwame patiënten is absoluut onmogelijk.

65

C. VANNIJLEN, “Informed refusal en negatieve wilsverklaringen” Jura Falc. 2004-05, 172 ; T.

VANSWEEVELT, “Het voorontwerp van wet patiëntenrechten, een kritische analyse” , T.Gez. 1997-1998, 546 66

Parl. St. Senaat 2001-02, 2-150/3, 56. 67

S. TACK en T. BALTHAZAR, “Patiëntenrechten – Informed consent in de zorgsector: recente evoluties”, CABG

2007, 52.

Page 38: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

29

47. Vaak worden de beschikbare modellen „negatieve wilsverklaringen‟ ook zonder meer

gelijkgesteld met een levenstestament.68

Een negatieve wilsverklaring sensu stricto zoals

bedoeld in artikel 8, § 4 Wet Patiëntenrechten behelst in principe enkel de specifieke

weigeringsbeslissingen. Een aanduiding van een vertegenwoordiger of de formulering van

specifieke wensen behoren hier strikt gezien niet toe. Zoals eerder vermeld zijn dergelijke

combinaties van bepalingen wel aan te bevelen, aangezien men door een gecombineerd

gebruik de tekortkomingen verbonden aan een specifieke wilsverklaring ten dele kan

opvangen. Maar deze documenten kunnen niet onder de strikte noemer van negatieve

voorafgaande wilsverklaring zoals bepaald in artikel 8, § 4 Wet Patiëntenrechten geklasseerd

worden. Men moet echter de gevolgen van verkeerd terminologiegebruik niet overdrijven.

Het zijn de bepalingen in het document zelf die van doorslaggevend belang zullen zijn.

Bovendien wordt de term „negatieve voorafgaande wilsverklaring‟ soms opzettelijk gemeden

door de aanbieder van een modelformulier. Dit omdat de term levenstestament veel meer

ingeburgerd is bij de bevolking. In enkele gevallen wordt het document betiteld met de

benaming „negatieve wilsverklaring‟ waarnaast tussen haakjes de term „levenstestament‟

wordt vermeld.69

C. WELOMSCHREVEN TUSSENKOMST

48. Inhoudelijk vereist artikel 8, § 4 Wet Patiëntenrechten dat het om een “welomschreven

tussenkomst van de beroepsbeoefenaar” moet gaan. Niet alleen de tussenkomst maar ook de

specifieke omstandigheden waarin deze tussenkomst nodig is, moeten nauwkeurig

geformuleerd worden. Deze medische tussenkomst kan zowel preventief, curatief als

diagnostisch van aard zijn.70

Bovendien laat de wet toe om levensreddende medische

tussenkomsten te weigeren.71

Juridisch gezien is een te algemeen formuleerde verklaring dus

niet geldig. Ook wanneer er twijfel mogelijk is of de wilsverklaring in het concrete geval wel

van toepassing is, rijzen er problemen. Men mag echter het principe van de welomschreven

tussenkomst niet tot in het extreme drijven. Er is uit de rechtsleer een duidelijke vraag naar

68

Ook de enkele voorafgaande wilsverklaring inzake euthanasie wordt soms als een levenstestament benoemd. 69

Ondermeer bij de negatieve voorafgaande wilsverklaring aangeboden door het LEIF. 70

E. STRUBBE, “De vooraf uitgedrukte wil van de patiënt” in H. NYS (ed.), De Conventie Mensenrechten en

Biogeneeskunde van de Raad van Europa. Inhoud en gevolgen voor hulpverleners, Antwerpen, Groningen,

Intersentia Rechtswetenschappen 1998,156- 157. 71

A. DIERICKX, “Over de (on)beschikbaarheid van het leven”, NC 2006, 284.

Page 39: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

30

een meer realistische interpretatie.72

De opsteller kan op het moment van het redigeren van

zijn wilsverklaring immers onmogelijk elke parameter in rekening brengen. Daarenboven

mag een te algemeen opgestelde wilsverklaring dan wel wettelijk niet bindend zijn, toch kan

ze voor de behandelde arts een aanknopingspunt zijn om de wil van de patiënt te

reconstrueren.73

D. UITWERKING IN DE TOEKOMST

49. De negatieve voorafgaande wilsverklaring krijgt pas uitwerking op het moment dat de

declarant wilsonbekwaam wordt. Wanneer de voorafgaande weigeringsbeslissing aan

bovenstaande geldigheidsvoorwaarden voldoet en ze niet herroepen werd op een moment dat

de declarant nog in staat was zijn rechten uit te oefenen, heeft deze verklaring dus bindende

rechtsgevolgen.

50. De wetgever heeft geen geldigheidsduur opgelegd, in principe is de negatieve

voorafgaande wilsverklaring dus onbeperkt geldig. In de praktijk kan het voorkomen dat

tussen het opstellen van de wilsverklaring en de concrete toepassing ervan een grote

tijdsspanne zit. Indien er in deze periode nieuwe succesvolle medicijnen en behandelingen

beschikbaar worden, kan er een probleem rijzen met het „informed consent‟-principe. Zou de

betrokkene nog wel een specifieke tussenkomst geweigerd hebben, indien hij op de hoogte

was van deze nieuwe medische ontwikkelingen? Omgekeerd kan men zich de vraag stellen of

de weigeringsbeslissing waarin een specifieke therapie uitdrukkelijk geweigerd wordt,

uitwerking krijgt op een nieuwe techniek die deze oude therapie vervangt. Deze

moeilijkheden kan men gedeeltelijk vermijden indien de opsteller zich op geregelde

tijdstippen de vraag stelt of zijn uitgedrukte wil in de wilsverklaring nog altijd beantwoordt

aan zijn werkelijke wil. Zolang de betrokkene nog wilsbekwaam is, kan hij immers onbeperkt

zijn wilsverklaring aanpassen of herroepen. Wanneer de betrokkene een nieuwe

wilsverklaring opstelt is het aanbevolen dat hierbij duidelijk vermeld wordt dat deze

wilsverklaring de oudere versie vervangt. In principe zal de voorafgaande wilsverklaring met

72

Zie SWENNEN in T. VANSWEEVELT, “Het voorontwerp van wet patiëntenrechten, een kritische analyse” ,

T.Gez. 1997-1998, 554. 73

C. LEMMENS, “Medische beslissingen van een demente patiënt aan het einde van zijn leven en het juridisch

statuut van advance care planning en voorafgaande wilsverklaringen”, T.Gez. 2010-11, 13.

Page 40: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

31

de recentste dagtekening uitwerking krijgen, mits deze wilsverklaring aan de

geldigheidsvereisten voldoet.

§ 3. De negatieve voorafgaande wilsverklaring in Nederland, Frankrijk en Denemarken

A. DE NEGATIEVE VOORAFGAANDE WILSVERKLARING IN NEDERLAND

51. In 1995, toen de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst in werking trad,

kreeg de negatieve schriftelijke wilsverklaring een wettelijke grondslag in art. 7:450.3

Nederlands BW:

Art. 450

3. In het geval waarin een patiënt van zestien jaren of ouder niet in staat kan

worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, worden

door de hulpverlener en een persoon als bedoeld in de leden 2 of 3 van artikel

465, de kennelijke opvattingen van de patiënt, geuit in schriftelijke vorm toen

deze tot bedoelde redelijke waardering nog in staat was en inhoudende een

weigering van toestemming als bedoeld in lid 1, opgevolgd. De hulpverlener

kan hiervan afwijken indien hij daartoe gegronde redenen aanwezig acht.

Uit deze bepaling blijkt dat de negatieve wilsverklaring bindend is ten opzichte van de

behandelende arts. De wet voorziet echter ook in een escapeclausule: de arts kan afwijken van

de negatieve wilsverklaring indien hij daartoe gegronde redenen aanwezig acht. Het gaat

daarbij echter niet om persoonlijke opvattingen van de arts maar om de vraag wat de patiënt,

los van de schriftelijke wilsverklaring, in de concrete situatie zou hebben gewild.74

Ook de

afwijkende meningen van familieleden van de patiënt zijn geenszins een reden om zich op de

escapeclausule te beroepen.75

Tevens kan een arts zich beroepen op de vaagheid van de

wilsverklaring wanneer niet duidelijk blijkt of de patiënt in de wilsverklaring wel doelde op

74

J. GRIFFITHS, “Schriftelijke wilsverklaringen. Juridische en praktische aspecten van negatieve medische-

behandelingsinstructies”, Tijdschr Gerontol Geriatr 2002, 33, 221. 75

H. NYS en S. BLANCQUAERT, “Privaatrechtelijke waarborgen voor de autonomie van de wilsonbekwame

patiënt bij het levenseinde”, TPR 2001, 2256.

Page 41: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

32

de actuele situatie. Bovendien stelt de wet behalve de schriftelijke vorm geen andere

vormvereisten. Als besluit kan men stellen dat in Nederland de juridische status van de

negatieve wilsverklaring sterk is en het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt er hoog in het

vaandel wordt gedragen.

B. DE NEGATIEVE VOORAFGAANDE WILSVERKLARING IN FRANKRIJK

52. De wet van 22 april 2005 (de “Leonetti wet”) heeft in Frankrijk de voorafgaande

wilsverklaring ingevoerd. Een bekwame meerderjarige persoon kan op elk moment een

voorafgaande wilsverklaring opstellen. De wilsverklaring is geldig voor drie jaar. De

declarant dient de verklaring dus minstens om de drie jaar te vernieuwen. Wanneer de

declarant echter in deze periode van drie jaar volledig onbekwaam wordt of niet meer in staat

is om zijn wilsverklaring te vernieuwen, dan blijft deze verklaring geldig.76

De declarant kan

bovendien op elk moment zijn wilsverklaring volledig of gedeeltelijk intrekken, en dit zonder

enige formaliteit.77

Het karakter van een voorafgaande wilsverklaring is relatief want de arts

moet er enkel rekening mee houden. Zij is dus niet dwingend. Wat de publiciteit van de

wilsverklaring betreft kan de voorafgaande wilsverklaring op verschillende wijzen kenbaar

gemaakt worden. De voorafgaande wilsverklaring kan opgenomen worden in het

patiëntendossier van de declarant. De declarant kan daarnaast ook beslissen om de

wilsverklaring zelf bij te houden of in bewaring te geven aan een naaste, hiervan wordt dan

melding gemaakt in het medisch dossier.78

C. DE NEGATIEVE VOORAFGAANDE WILSVERKLARING IN DENEMARKEN

53. Op 1 juli 1998 werd in Denemarken een algemene wet inzake de rechten van de patiënt

ingevoerd.79

In Hoofdstuk 3 wordt de regeling omtrent de voorafgaande wilsverklaringen

76

S. DEFLOOR en H. NYS, Dementie en de rechten van de patiënt. Overzicht van de wettelijke bepalingen die de

levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving beïnvloeden, Reeks „Naar een dementievriendelijke

samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting 2008, 12. 77

S. HAUGER, “Les directives anticipées en France: aspects juridiques”, Bulletin de la Société des Sciences

Médicales du Grand Duché de Luxembourg n° spécial 03/2008, 331. 78

S. DEFLOOR en H. NYS, Dementie en de rechten van de patiënt. Overzicht van de wettelijke bepalingen die de

levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving beïnvloeden, Reeks „Naar een dementievriendelijke

samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting 2008, 13. 79

Law No. 482 of 1 July 1998 on patients‟ rights.

Page 42: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

33

uitgewerkt. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een bindende en een niet bindende

verklaring. Indien een meerderjarige die niet valt onder een voogdijregeling wat zijn medische

handeling betreft in een wilsverklaring levensverlengende behandelingen afwijst voor het

geval hij zich bevindt in een onomkeerbare terminale stervensfase, is dit bindend voor de

behandelende arts. Het weigeren van een levensverlengende behandeling wanneer de patiënt

ten gevolge van een hoge leeftijd, een ongeval, hartfalen of een ziekte zich bevindt in een

permanente staat van ernstige invaliditeit waardoor hij niet meer voor zichzelf kan zorgen, is

daarentegen niet bindend voor de behandelde arts. Het is een aanbeveling en de arts moet er

enkel rekening mee houden. Niettemin mag maar worden afgeweken van de verklaring

wanneer er substantiële redenen aanwezig zijn.80

54. De wet voorziet tevens in een publicatiesysteem. De beide soorten wilsverklaringen

worden bewaard in een nationaal register. Op iedere arts die zich voorneemt om een

levensverlengende medische behandeling toe te passen bij een patiënt die zich in een van de

twee bovenvermelde situaties bevindt, rust de plicht om dit nationaal register te raadplegen

teneinde na te gaan of daarin een wilsverklaring van de betrokken patiënt werd opgenomen.81

§ 4. Enkele opmerkingen bij de wettelijke bepalingen en aanbevelingen tot een betere

implementatie van voorafgaande wilsverklaringen

55. Vooreerst moet er duidelijk op gewezen worden dat artikel 8, § 4, laatste lid Wet

Patiëntenrechten enkel betrekking heeft op weigeringsbeslissingen. Een positieve

wilsverklaring valt hier dus geenszins onder. Met uitzondering van de voorafgaande

euthanasieverklaring is er tot op heden geen wetgeving omtrent positieve wilsverklaringen in

de zorgsector. Hierdoor hebben de door de patiënt uitgedrukte positieve wensen en richtlijnen

in een wilsverklaring maar een beperkte juridische waarde. Wel is raadzaam dat de

behandelende arts deze positieve wensen en richtlijnen toch minstens in overweging neemt.

Deze opvatting strookt met artikel 9 Conventie Mensenrechten en Biogeneeskunde die stelt

80

S. DEFLOOR en H. NYS, Dementie en de rechten van de patiënt. Overzicht van de wettelijke bepalingen die de

levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving beïnvloeden, Reeks „Naar een dementievriendelijke

samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting 2008, 13. 81

X, “Denmark. Advance directives”, http://www.alzheimer-europe.org/EN/Policy-in-Practice2/Country-

comparisons/Advance-directives/Denmark (geraadpleegd op 28 december 2010)

Page 43: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

34

dat rekening gehouden moet worden met de door de patiënt uitgedrukte wensen. Ook de Orde

van Geneesheren is deze mening toegedaan.82

56. Het is duidelijk dat de Wet Patiëntenrechten de negatieve wilsverklaring maar heel

summier heeft geregeld. De enige vormvereiste die de wet uitdrukkelijk stelt is de

schriftelijke vorm. In Catalonië bijvoorbeeld biedt de wet van 29 december 2000 betreffende

het recht op informatie over de gezondheid en de autonomie van de patiënt, en de klinische

documentatie twee mogelijkheden aan de opsteller. Ofwel moet het document zijn opgesteld

zijn voor een notaris. Ofwel moeten drie getuigen aanwezig zijn, van wie er twee geen

verwantschap tot de tweede graad, noch een vermogensrechtelijke band met de opsteller

mogen hebben.83

In de Belgische rechtsleer wordt aangeraden om de wilsverklaring op te

stellen in het bijzijn van een getuige die ervoor kan zorgen dat de wilsverklaring op het juiste

moment aan de betrokken zorgverleners ter kennis gebracht wordt. Indien de getuige een arts

is, kan die er bovendien over waken dat de declarant op het moment van het opstellen van de

wilsverklaring nog wilsbekwaam is.84

57. De wetgever heeft ook nagelaten om een geldigheidsduur op te leggen. In principe is een

negatieve wilsverklaring dus onbeperkt geldig. Indien er een ruim tijdsverloop tussen het

opstellen en de daadwerkelijke uitvoering van de negatieve wilsverklaring is, kan dit

problemen opleveren in verband met het „informed consent‟-principe. Ook is het niet

ondenkbaar dat naarmate de declarant ouder wordt, hij een andere mening omtrent zijn zorg

en behandeling ontwikkelt. Daarom wordt aanbevolen dat de nog wilsbekwame declarant op

geregelde tijdstippen zijn wilsverklaring opnieuw aandachtig leest en analyseert of zijn

huidige opinie nog wel in overeenstemming is met zijn neergeschreven wil.

58. Het grote pijnpunt is dat geen enkele bepaling in de wet handelt over een mogelijk

systeem van registratie of publicatie. Daarenboven rust op de arts geen verplichting om actief

82

Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren d.d. 22 maart 2003,

www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/advies-betreffende-palliatieve-zorg-euthanasie-en-andere-medische-

beslissingen-omtrent-het-levenseinde. 83

B. VAN SPRUNDEL, “Verslag: Studiedag. Voorafgaande wilsverklaringen: Uitdrukking van de rechten van de

patiënt”, T.Gez. 2001, 55. 84

I. GESTELS, H. NYS en J. VANDENBERGHE, “De wet betreffende de rechten van de patiënt: (r)evolutie in de

geestelijke gezondheidszorg voor ouderen?”, Tijdschr. Voor Geneeskunde 2008, 195.

Page 44: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

35

op zoek te gaan naar een mogelijke negatieve wilsverklaring. Bijgevolg zal in de praktijk een

negatieve wilsverklaring maar zelden de arts bereiken. Om deze lacune op te vullen is het

raadzaam om in het document waarin de negatieve wilsverklaring wordt opgenomen tevens

een vertegenwoordiger aan te duiden. Naast de eigenlijke vertegenwoordigingsopdracht zal de

vertegenwoordiger dan eveneens de wilsverklaring aan de behandelende arts kenbaar moeten

maken. Bovendien zijn de weigeringbeslissingen opgenomen in de negatieve wilsverklaring

een belangrijk aanknopingspunt voor de vertegenwoordiger om de werkelijke wil van de

wilsonbekwaam geworden declarant te achterhalen. Indien de declarant om persoonlijke

redenen liever zelf geen vertegenwoordiger aanduidt, kan hij op het document de

verschillende personen vermelden die een exemplaar van de wilsverklaring in hun bezit

hebben. Door het bezit van een exemplaar aanvaarden deze personen impliciet dat ze op het

geschikte moment zullen instaan voor de kennisgeving van de wilsverklaring aan de

betrokken zorgverleners. Aan te bevelen is dat de personen voorzien in het cascadesysteem

van artikel 14, § 2 Wet Patiëntenrechten een exemplaar ter beschikking krijgen. Indien de

declarant geen vertegenwoordiger heeft benoemd zal een van hen immers de rechten van

vertegenwoordiger uitoefenen. Bovendien is het zinvol om aan de (huis)arts een exemplaar

van de wilsverklaring te bezorgen die dit document dan kan opnemen in het medisch dossier.

59. Naar de toekomst toe is het aanbevelenswaardig dat er voorzien wordt in een afdoend

systeem van registratie. Ook zou het nuttig zijn dat op de arts, naar het voorbeeld van

Denemarken, een zoekplicht rust: dat wanneer de omstandigheden er zich toe lenen hij eerst

nagaat of de betrokken patiënt geen wilsverklaring heeft opgesteld. Het eHealth-platform lijkt

hiertoe het ideale medium. Het eHealth-platform is een bij wet opgerichte openbare instelling

die een veilige elektronische informatie-uitwisseling wil bevorderen en ondersteunen tussen

de verschillende actoren in de gezondheidszorg. Daarbij voorziet het platform de nodige

waarborgen op het vlak van informatieveiligheid, de bescherming van de persoonlijke

levenssfeer van patiënt en zorgverlener en respect voor het medisch beroepsgeheim. Op die

manier wil het eHealth-platform de kwaliteit en de continuïteit van de gezondheidszorg

optimaliseren, de veiligheid van de patiënt perfectioneren, de administratieve formaliteiten

Page 45: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

36

voor alle actoren in de gezondheidszorg vereenvoudigen en het gezondheidszorgbeleid

ondersteunen.85

60. Een van de diensten die het eHealth-platform op haar portaalwebsite aanbiedt is

Euthaconsult.86

Deze toepassing geeft artsen de mogelijkheid om na te gaan of er een

wilsverklaring inzake euthanasie werd geregistreerd bij een gemeente.87

Bovendien lijkt het er

op dat het systeem, dat ervoor moet zorgen dat de medische gegevens van alle patiënten

worden gecentraliseerd, begin 2012 zal kunnen worden ingevoerd. De ICT-dienst Smals heeft

immers in april 2011 een patent aangevraagd voor de versleutelingstechnologie die dit

systeem mogelijk moet maken.88

De hulpverleners zullen een unieke sleutel krijgen die ze

samen met een sleutel van eHealth kunnen gebruiken om de informatie op te vragen die ze

nodig hebben. Wel wordt verwacht dat het platform maar geleidelijk aan zal worden

geïntroduceerd, aangezien veel zorgverstrekkers hun dossier nog moeten opstellen. Een

logische stap lijkt om ook een registratie inzake de negatieve wilsverklaringen op te nemen in

een applicatie van het eHealth-platform.

61. Als besluit kan men stellen dat er nog veel progressie mogelijk is bij de implementatie

van de negatieve voorafgaande wilsverklaring. Er zijn verschillende problemen die nog

aangepakt moeten worden. Zo is enerzijds een groot deel van de bevolking simpelweg niet op

de hoogte van de mogelijkheid om een weigeringsbeslissing op te stellen. Anderzijds is er het

gebrek aan een registratiesysteem. Als er al een wilsverklaring opgesteld wordt, bereikt die

dikwijls de juiste actoren niet. Zodoende is er nog veel ruimte voor verbetering. Een sluitend,

volledig uitgewerkt juridisch kader met afdoende uitvoeringsmodaliteiten zou zeker kunnen

bijdragen aan de doeltreffendheid van de negatieve voorafgaande wilsverklaringen.89

Bovendien moeten zowel de zorgverlener als de patiënt meer geïnformeerd worden over het

85

X, “Het eHealth-platform”, www.ehealth.fgov.be/nl/page_menu/website/home/platform/mission/about.html

(geraadpleegd op 8 april 2011) 86

X, “Euthaconsult – Consultatie van de wilsverklaring voor euthanasie,

www.ehealth.fgov.be/nl/application/applications/EUTHANASIE.html (8 april 2011) 87

Op de website is teven eens handleiding beschikbaar voor artsen met meer informatie over het gebruik van de

toepassing: www.ehealth.fgov.be/binaries/website/nl/pdf/manuel_euthanasie_nl.pdf (8 april 2011) 88

X, “eHealth weer stap dichterbij”,

www.demorgen.be/dm/nl/993/Gezondheid/article/detail/1249954/2011/04/12/eHealth-weer-stap-

dichterbij.dhtml. (geraadpleegd op 14 april 2011) 89

S. DEFLOOR en H. NYS, Dementie en de rechten van de patiënt. Overzicht van de wettelijke bepalingen die de

levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving beïnvloeden, Reeks „Naar een dementievriendelijke

samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting 2008, 11-12.

Page 46: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

37

bestaan van de negatieve voorafgaande wilsverklaring: een informatiecampagne en seminaries

zijn hierbij essentieel. Vooral de vorming van de arts lijkt me cruciaal: indien de arts een

goede kennis bezit over de voorafgaande wilsverklaring, kan hij zelf de mogelijkheid tot het

opstellen van wilsverklaringen aan zijn betrokken patiënten aanreiken.

§ 5. Analyse van een model “negatieve wilsverklaring”: toepasbaarheid van het model bij

dementie

62. Het LevensEinde InformatieForum (LEIF) heeft op twee jaar tijd gezorgd voor de

verspreiding van 200 000 gedrukte exemplaren van het LEIFblad. Bovendien kan men het

LEIFblad en de verschillende wilsverklaringen apart ook kosteloos downloaden op de website

www.leif.be.90

Deze informatiebrochure bevat ondermeer een specifiek model van een

negatieve voorafgaande wilsverklaring (zie Bijlage I). Daarbij wordt duidelijk

gecommuniceerd hoe dit model het best aangewend kan worden en wat de beperkingen ervan

zijn. Zo wordt duidelijk gesteld dat men de wilsverklaring best opstelt in de aanwezigheid van

een arts zodat er later geen discussie meer kan zijn omtrent de wilsbekwaamheid. Ook wordt

erop gehamerd dat men zelf voor de kenbaarheid van de negatieve wilsverklaring moet

instaan. Men voorziet hierbij best in een origineel exemplaar voor alle betrokken partijen.

63. Het modelformulier van LEIF start met volgende overweging: “Indien mijn lichamelijke

of geestelijke toestand zo is aangetast dat er geen hoop meer is op genezing en ik niet langer

wilsbekwaam ben:..” Vervolgens kan de betrokkene aanvinken of hij opteert voor

comfortbehandeling en dient hij de verschillende soorten behandelingen aan te vinken die hij

niet meer wenst. Meer bepaald wordt de betrokkene volgende keuzemogelijkheden inzake

weigering aangeboden: antibiotica, kunstmatige toediening van vocht en voeding,

chemotherapie, bestraling, operatie, kunstmatige beademing, nierdialyse, reanimatie,

intensieve zorg, opname in een ziekenhuis en tenslotte kan hij nog de weigering van een

andere behandeling zelf invullen.

90

Elektronisch te consulteren op: www.leif.be/images/stories/documents/leifblad-4-complet.pdf (geraadpleegd

op 1 april 2011)

Page 47: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

38

64. De zin “Indien mijn lichamelijke of geestelijke toestand zo is aangetast dat er geen hoop

meer is op genezing en ik niet langer wilsbekwaam ben:..” is m.i. voor verbetering vatbaar.

Ten eerste het kan voor de arts moeilijk zijn te beoordelen wat de declarant juist beoogt met

de zinsnede “Indien mijn lichamelijke of geestelijke toestand zo is aangetast dat er geen hoop

meer is op genezing”. Dementie is ongeneeslijk. De behandeling is gericht op

symptoombestrijding. Moet de wilsverklaring dan uitwerking krijgen vanaf het moment van

de diagnose van dementie? Valt hier ook de toestand onder waar de declarant „plezant

dement‟ is, en ogenschijnlijk nog van zijn leven geniet? Indien wordt geoordeeld dat deze

vorm van dementie hieronder valt, is men het er wel unaniem over eens dat de negatieve

wilsverklaring gevolgd moet worden.91

Deze zinsnede mist echter duidelijkheid, ze is voor te

veel verschillende interpretaties vatbaar. Ze leidt tot onzekerheid zowel voor de declarant als

voor de arts. Een tweede probleem rijst bij de zinsnede “en ik niet langer wilsbekwaam

ben:..” Gaat het hier over definitieve wilsonbekwaamheid? Of geldt de wilsverklaring vanaf

elk geval waarin de declarant zijn wil niet meer geldig kan uiten? Een goede aanpassing zou

er dus in kunnen bestaan dat preciezer bepaald wordt in welke objectief omschreven

omstandigheden de negatieve wilsverklaring nu precies uitwerking krijgt.

65. Verder wordt er een oplossing aangeboden voor het geval waarin de persoon op het

moment van het opstellen van zijn wilsverklaring wel nog wilsbekwaam is maar fysiek niet

meer in staat is om zijn wilsverklaring zelf te schrijven. Deze oplossing is gebaseerd op

datgene wat voorzien werd in het modelformulier bij de wilsverklaring inzake euthanasie.

Volledig wilsbekwame declaranten uitsluiten van de mogelijkheid om een negatieve

wilsverklaring op te stellen enkel en alleen omwille van het feit dat zij fysiek niet meer in

staat zijn die te schrijven, lijkt me niet gerechtvaardigd. Aangezien de Wet Patiëntenrechten

zelf niets vermeldt over hoe dit euvel opgelost moet worden, moet zelf voor een goede en

afdwingbare oplossing gezorgd worden. In het modelformulier van het LEIF lijkt iedere

aangewezen persoon door de declarant de wilsverklaring schriftelijk te mogen vastleggen. In

het modelformulier van de wilsverklaring inzake euthanasie wordt vereist dat de persoon die

de wilsverklaring schriftelijk vastlegt geen materieel belang mag hebben bij het overlijden

van de fysiek ongeschikte persoon. Bovendien moet het opstellen van deze wilsverklaring in

91

C. LEMMENS, “Medische beslissingen van een demente patiënt aan het einde van zijn leven en het juridisch

statuut van advance care planning en voorafgaande wilsverklaringen”, T.Gez. 2010-11, 11.

Page 48: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

39

het bijzijn van twee getuigen gebeuren. Daarom lijkt het mij aangewezen dat de persoon die

de voorafgaande negatieve wilsverklaring schriftelijk dient vast te leggen van voldoende

objectiviteit en onafhankelijkheid getuigt. Aangewezen personen lijken mij de behandelende

arts of eventueel een notaris. Dit zal de geloofwaardigheid en de authenticiteit van de

negatieve voorafgaande wilsverklaring die schriftelijk werd opgesteld door een derde persoon,

omwille van het feit dat de wilsbekwame declarant fysiek niet meer in staat is om dit te doen,

enkel ten goede komen en de kans dat deze vorm effectief door de arts in acht zal worden

genomen verhogen.

66. Het modelformulier van het LEIF voorziet ook in de mogelijkheid om een

vertegenwoordiger aan te duiden. Strikt gezien kan men dan niet meer van een negatieve

voorafgaande wilsverklaring spreken, maar gaat het hier in feite over een gecombineerd

gebruik van wilsverklaringen. Zoals reeds uiteengezet biedt deze vorm wel verscheidene

voordelen, en vangt ze enkele problemen omtrent de kenbaarheid en de interpretatie op.92

67. Tot slot voorziet het modelformulier uitdrukkelijk in een ruimte waar de behandelende

geneesheer de wilsverklaring ondertekent en van zijn stempel voorziet. Hiermee verklaart de

arts dat de declarant op het ogenblik van het opstellen van de voorafgaand negatieve

wilsverklaring wilsbekwaam was. Hoewel dit wettelijk niet vereist is, kan de handtekening

latere discussies omtrent de wils(on)bekwaamheid vermijden. De opname van deze

facultatieve bepaling is bijgevolg zeker nuttig.

§ 6. Tips bij het redigeren van een negatieve voorafgaande wilsverklaring bij dementerende

personen

68. Aangezien de wilsbekwaamheid bij dementerende personen vaak een groot twistpunt is,

lijkt het aanbevelenswaardig dat de wilsverklaring in het bijzijn van een arts wordt opgesteld

die zich vergewist van de wilsbekwaamheid van de declarant. Door zijn handtekening staat de

arts ervoor garant dat de persoon met dementie op het moment van het opstellen van de

wilsverklaring nog over voldoende geestelijke vermogens beschikte om dergelijke beslissing

te nemen, en dus wilsbekwaam was.

92

Zie randnummer 21.

Page 49: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

40

69. Ook zal duidelijk bepaald moeten worden wanneer de wilsverklaring precies uitwerking

moet krijgen. Louter stellen dat dit op het moment is wanneer de declarant niet meer

wilsbekwaam is, leidt tot te veel uiteenlopende interpretaties. Dementie wordt naast zijn

gradueel verloop gekenmerkt door momenten waarin de dementerende persoon heropflakkert

en over heldere momenten beschikt. De declarant zal moeten beslissen of zijn

weigeringsbeslissing reeds op dit moment uitwerking moet krijgen. Of misschien opteert hij

er eerder voor dat de wilsverklaring slechts uitwerking mag krijgen op het moment dat hij

definitief onomkeerbaar wilsonbekwaam is. Eventueel kan hij er zelf voor kiezen dat de

wilsverklaring maar uitwerking krijgt indien hij definitief buiten bewustzijn is.93

Het is dus

uitermate van belang dat de declarant op objectieve en duidelijke wijze omschrijft wanneer de

weigeringsbeslissing uitwerking zal moeten krijgen. Hierbij is het belangrijk dat de declarant

goed geïnformeerd wordt over het precieze ziekteverloop van zijn dementie, zo kan de

declarant het moment van uitwerking van de wilsverklaring beter inschatten en omschrijven.

70. Bovendien moet nogmaals benadrukt worden dat de wet enkel bindende kracht geeft aan

een weigering van een welomschreven tussenkomst. Een positieve wens is niet bindend voor

de arts. Aangewezen is dus om specifiek elke behandeling die men niet meer wenst te

documenteren. Deze bepalingen moeten derhalve telkens op negatieve wijze geformuleerd

worden.

71. Tot slot wordt aangeraden om een origineel exemplaar van de negatieve wilsverklaring

aan de huisarts en de naasten te bezorgen. De huisarts kan gevraagd worden om het document

aan het medisch dossier toe te voegen. De naasten krijgen de taak mee om de wilsverklaring

op het juiste moment aan de betrokken geneesheer kenbaar te maken.

93

Wat zich in casu maar zelden of reeds ver in het derde stadium van de dementie zal voordoen.

Page 50: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

41

Afdeling 2. Het aanstellen van een vertegenwoordiger

§ 1. De vertegenwoordiger bij een meerderjarige wilsonbekwame patiënt

A. DE WETTELIJKE VERTEGENWOORDIGER

72. Artikel 13, § 1 Wet Patiëntenrechten bepaalt dat indien een meerderjarige patiënt onder

het statuut van verlengde minderjarigheid of onbekwaamverklaring valt, de rechten zullen

uitgeoefend worden door zijn ouders of door zijn voogd. Dit systeem van wettelijke

vertegenwoordiging zal in de regel zelden voorkomen bij personen met dementie.

B. DE BENOEMDE VERTEGENWOORDIGER

73. De patiënt kan op voorhand een persoon machtigen om op te treden als zijn

vertegenwoordiger wanneer hij zelf wilsonbekwaam zal zijn. Artikel 14, § 1 Wet

Patiëntenrechten vereist dat de aanwijzing van deze door de patiënt benoemde

vertegenwoordiger geschiedt via een gedagtekend en door de patiënt ondertekend geschrift.

Tevens moet de vertegenwoordiger zijn handtekening plaatsen onder dat geschrift om zo zijn

aanvaarding van de opdracht te doen blijken. Juridisch gezien gaat het hier om een soort

lastgeving.94

De benoemde vertegenwoordiger of de patiënt zelf kan dit mandaat intrekken via

een gedagtekend en ondertekend geschrift.95

C. DE INFORMELE VERTEGENWOORDIGER

74. Indien de patiënt zelf geen vertegenwoordiger heeft aangeduid of indien deze niet

optreedt, dan treedt de cascaderegeling uit artikel 14, § 2 Wet Patiëntenrechten in werking. De

informele vertegenwoordiger van de hoogste rang is de samenwonende echtgenoot, de

wettelijk samenwonende partner of de feitelijk samenwonende partner. Indien deze persoon

de patiënt niet wenst te vertegenwoordigen of indien deze persoon ontbreekt, dan worden de

94

W. DIJKHOFZ, “Recente ontwikkelingen in het juridisch personenstatuut van dementerende ouderen”,

http://www.kidplanet.be/kennis/default.asp?hoofdcat=samenleving&subcat=juridische%20aspecten&scat=same

nleving&detail=37#6 (geraadpleegd op 15 februari 2011) 95

Art. 14, § 2, vierde lid Wet Patiëntenrechten

Page 51: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

42

rechten in dalende orde volgorde uitgeoefend door een meerderjarig kind, een ouder, een

meerderjarige broer of zus en in laatste instantie de betrokken beroepsbeoefenaar. Met deze

bepaling werd de theorie van de zogenaamde „natuurlijke beschermers‟ gecodificeerd.

Volgens deze leer dient de arts bij de beslissing over de behandeling van een meerderjarige

wilsonbekwame de plaatsvervangende toestemming te vragen aan de personen „que leurs

liens de parenté avec (le patient) désignent comme des protecteurs naturels‟.96

§ 2. De wijze waarop de vertegenwoordigingsbevoegdheid wordt uitgeoefend

75. Op de schouders van de vertegenwoordiger rust een zware verantwoordelijkheid. Het is

hij die in wezen beschikt over de fysieke en psychische integriteit van de patiënt die hij

vertegenwoordigt. Wel heeft de Wet Patiëntenrechten uitdrukkelijk bepaald dat de patiënt

zoveel als mogelijk en in verhouding tot zijn begripsvermogen betrokken dient te worden bij

de uitoefening van zijn rechten.97

Deze bepaling strookt met het advies nr. 14 van 10

december 2001 waar het Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek stelt dat het vermogen

waarover de dementerende persoon nog beschikt maximaal benut moet worden.98

Op die

manier zal er moeten rekening gehouden worden met het functioneel karakter van de

wilsonbekwaamheid. Zeker bij dementerende personen wordt de resterende (verbale of non-

verbale) participatiegraad vaak onderschat.

76. Inzake hoe dit mandaat op een evenwichtige manier kan worden uitgeoefend vindt men in

de literatuur doorgaans twee criteria terug. De eerste benadering baseert zich op een objectief

criterium. Bij deze „best-interest‟-benadering gaat men na welke beslissing een redelijk

persoon in dezelfde omstandigheden zou hebben genomen. De tweede benadering hanteert

een subjectief criterium. De „substituted judgement‟-benadering baseert zich op de beslissing

die deze patiënt zelf zou hebben genomen indien hij nog bekwaam was geweest.99

De tweede

benadering sluit het dichtst aan bij de wensen van de wilsonbekwame patiënt. De

96

T. VANSWEEVELT, “Het voorontwerp van wet “patiëntenrechten”, een kritische analyse”, T.Gez. 1997-1998,

544. 97

Art 13, § 2 en art. 14, § 3 Wet Patiëntenrechten 98

Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek, “Advies betreffende de ethische regels ten aanzien van dementerende

personen”, 10 december 2001, nr. 14, www.health.fgov.be/bioeth, 28. 99

W. DIJKHOFZ, “Recente ontwikkelingen in het juridisch personenstatuut van dementerende ouderen”,

http://www.kidplanet.be/kennis/default.asp?hoofdcat=samenleving&subcat=juridische%20aspecten&scat=same

nleving&detail=37#6 (geraadpleegd op 15 februari 2011)

Page 52: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

43

vertegenwoordiger moet zich bij het nemen van beslissingen over de medische behandeling

van de patiënt laten leiden door datgene wat die persoon zelf had gewild.

77. Indien de patiënt beslist om via een voorafgaande machtiging zelf een vertegenwoordiger

aan te duiden, is het raadzaam om tevens richtlijnen en wensen op te nemen in dit document.

Op die manier kan de vertegenwoordiger zich op de uitdrukkelijke wil van de patiënt baseren.

Zelfs vage richtlijnen of wensen kunnen voor de vertegenwoordiger een handige tool zijn om

de wil van de patiënt te achterhalen. De machtiging van een vertegenwoordiger zonder meer

biedt immers geen enkel aanknopingspunt wat de wil van de patiënt betreft. Naast het

respecteren van het zelfbeschikkingsrecht kan de „substituted judgement‟-benadering ook een

psychologisch voordeel opleveren voor de vertegenwoordiger. Het is aangetoond dat de

vertegenwoordiger dikwijls met een enorme last wordt opgezadeld bij het nemen van

beslissingen over leven en dood voor een geliefde. Een beroep op een „substituted judgement‟

kan deze last wat verlichten doordat men de beslissing kadert alsof het de eigen keuze van de

patiënt zelf was.100

In de situatie waar de vertegenwoordiger niet kan inschatten wat de patiënt

precies gewild zou hebben, moet men teruggrijpen naar het „best interest‟-criterium.

78. In de praktijk blijkt dat bijna geen enkele patiënt op de hoogte is van de mogelijkheid om

een voorafgaande verklaring op te stellen. Wettelijk gezien zou de beslissingsbevoegdheid

dus volgens het cascadesysteem zoals voorzien in artikel 14, § 2 Wet Patiëntenrechten moeten

verlopen. De facto blijkt echter dat de medische beslissingen veelal genomen worden door de

behandelende arts zelf. Het cascadesysteem lijkt dan wel pro forma gevolgd te worden, maar

dit is enkel omdat artsen zich op die manier juridisch proberen in te dekken. Toch is het niet

zo verwonderlijk dat de arts deze eindbeslissing op zich neemt, als professioneel is hij vaak

immers het best geplaatst om een inschatting te maken van de verzorgingsbehoeften van de

patiënt.101

Bovendien komt deze eindbeslissing er pas na grondig overleg met (indien nog

mogelijk) de patiënt zelf, zijn naasten en eventueel na raadpleging van een collega-

geneesheer.

100

A.M. TORKE, G.C. ALEXANDER, J LANTOS., “Substituted judgment: the limitations of autonomy in surrogate

decision making”, J Gen Intern Med. 2008, 23(9):1515. 101

F. REUSENS, F. SWENNEN en S. BRUSSELMANS, De bescherming van de persoon met dementie en zijn

goederen, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2009, 86.

Page 53: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

44

§ 3. Beperkingen op de vertegenwoordigingsbevoegdheid

A. AFWIJKINGEN VAN DE BESLISSINGEN GENOMEN DOOR DE

VERTEGENWOORDIGER OMWILLE VAN LEVENSBEDREIGENDE REDENEN OF

ERNSTIGE AANTASTING VAN DE GEZONDHEID

79. Wanneer de beroepsbeoefenaar van mening is dat de beslissing van de wettelijke,

benoemde of informele vertegenwoordiger strijdig is met het belang van de patiënt doordat zij

een bedreiging vormt voor diens leven of een ernstige aantasting van diens gezondheid, dan

kan de beroepsoefenaar overeenkomstig artikel 15, § 1 Wet Patiëntenrechten afwijken van de

beslissing genomen door de vertegenwoordiger. Indien deze situatie zich voordoet, moet de

arts eerst multidisciplinair overleg plegen met de andere betrokken hulpverleners. Aan te

bevelen is dat de arts deze verschillende betrokken hulpverleners ook vermeldt in het

patiëntendossier. Indien het echter gaat om een benoemde vertegenwoordiger kan de arts

slechts afwijken van de beslissing voor zover de vertegenwoordiger zich niet kan beroepen op

de uitdrukkelijke wil van de patiënt.102

80. Wettelijk gezien zijn er hiernaast nog twee omstandigheden waar de beroepsbeoefenaar

de belangen van de patiënt zal behartigen. Dit is ten eerste het geval wanneer er geen

voorafgaande machtiging beschikbaar is en er geen vertegenwoordiger beschikbaar is of deze

dit niet wenst te doen. En ten tweede wanneer er een conflict optreedt tussen twee of meer

vertegenwoordigers van dezelfde rang. Dit is bijvoorbeeld zo bij een twistpunt tussen de

verschillende meerderjarige kinderen bij afwezigheid van echtgenoot of partner. Zoals reeds

vermeld is, zal de arts in de dagelijkse klinische praktijk vaak zelf buiten deze

omstandigheden ook de eindbeslissing op zich nemen in consensus en in overleg met de

patiënt, het team en eventueel de familie.103

102

Art. 15, § 2 Wet Patiëntenrechten. 103

Zie randnummer 78.

Page 54: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

45

B. HET INZAGERECHT EN HET RECHT OP EEN AFSCHRIFT VAN HET

PATIËNTENDOSSIER

81. Doordat de vertegenwoordiger de rechten van de patiënt uitoefent, heeft hij ook recht op

inzage en op een afschrift van het patiëntendossier. In principe mag de vertegenwoordiger dit

rechtstreeks doen, behalve indien de arts meent dat de privacy van de patiënt in gedrang komt.

In dit geval zal het inzagerecht onrechtstreeks moeten worden uitgeoefend. De

vertegenwoordiger zal dan een beroepsbeoefenaar moeten aanwijzen - vaak is dit de huisarts -

die dan deze rechten kan uitoefenen. Vanaf het moment dat de patiënt overleden is, neemt de

vertegenwoordiging een einde. Het inzagerecht wordt dan overeenkomstig artikel 9, § 4 Wet

Patiëntenrechten uitgeoefend.

§ 4. Documenteren van de beslissingen in het patiëntendossier

82. Bij een wilsonbekwame patiënt is het belangrijk dat het beslissingsproces uitvoerig in het

patiëntendossier wordt genoteerd. Dit houdt ondermeer de documentatie in van de vaststelling

van de beslissingsonbekwaamheid, van het overleg en het optreden met en van de

vertegenwoordiger en indien dit het geval is van het optreden van de arts als

belangenbehartiger.104

Zowel wanneer de arts het recht op inzage of afschrift weigert als

wanneer de arts oordeelt dat er afgeweken moet worden van de beslissing van de

vertegenwoordiger omwille van ernstige redenen, vereist de wet bovendien dat de arts dit

schriftelijk moet motiveren en toevoegen aan het patiëntendossier.105

§ 5. Tips bij het opstellen van de wilsverklaring inzake de machtiging van een

vertegenwoordiger bij een dementerende persoon

83. Zoals reeds uiteengezet is de enkele wilsverklaring inzake machtiging van een

vertegenwoordiger geen sluitend document. De aangeduide vertegenwoordiger krijgt zonder

meer zijn bevoegdheid, en heeft het raden naar de werkelijke wil van de declarant. Het is aan

te bevelen dat de declarant naast de aanduiding van de vertegenwoordiger ook nog richtlijnen

104

I. GESTELS, H. NYS en J. VANDENBERGHE, “De wet betreffende de rechten van de patiënt: (r)evolutie in de

geestelijke gezondheidszorg voor ouderen?”, Tijdschr. Voor Geneeskunde 2008, 196. 105

Art 15, § 3 Wet Patiëntenrechten

Page 55: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

46

meegeeft. Deze richtlijnen zijn een goede handleiding voor de vertegenwoordiger waarop hij

zich kan oriënteren bij de uitoefening van zijn opdracht. Sommige declaranten hebben echter

geen behoefte om richtlijnen mee te geven. Enerzijds kan dit uit angst zijn en wil de declarant

niet nadenken over zijn twijfelachtige toekomst. Anderzijds kan het ook zo zijn dat de

declarant er voldoende vertrouwen in heeft dat zijn naasten een juiste beslissing zullen nemen.

Deze personen beperken hun wilsverklaring tot de machtiging van de door hen verkozen

vertegenwoordiger. Indien zij geen wilsverklaring opstellen, zal het wettelijk cascadesysteem

voorzien in artikel 14, § 2 Wet Patiëntenrechten in werking treden.

84. Want zeker niet over het hoofd mag worden gezien, is dat zowel de declarant als de

vertegenwoordiger de wilsverklaring dienen te ondertekenen. Zeker de handtekening van de

declarant is onontbeerlijk. Vanaf het moment dat de declarant wilsonbekwaam is geworden,

kan hij immers de wilsverklaring tot machtiging van een vertegenwoordiger niet meer

rechtsgeldig ondertekenen. De authenticiteit van het document wordt bijgevolg bijzonder

twijfelachtig, en kan wettelijk gezien geen enkele uitwerking krijgen. Wat jammer genoeg

ook voorkomt, is dat de patiënt bij de opname in een woonzorgcentrum een formulier tot

machtiging van een vertegenwoordiger voorgeschoteld krijgt, dat wel in een ruimte voorziet

voor de handtekening van de vertegenwoordiger, maar waarbij het blijkbaar niet nodig geacht

wordt om ruimte te voorzien voor de handtekening van de vertegenwoordigde. Dergelijke

wilsverklaring zonder de handtekening van de vertegenwoordigde is juridisch volstrekt

ongeldig, en mag dan ook geen uitwerking krijgen.106

De situatie zou zich ook kunnen

voordoen dat de declarant een wilsverklaring tot machtiging van een vertegenwoordiger

opstelt, maar daarbij over het hoofd ziet dat de vertegenwoordiger deze wilsverklaring moet

ondertekenen. Op het moment dat de declarant wilsonbekwaam wordt, komt deze

wilsverklaring echter aan het licht. M.i. mag deze wilsverklaring uitwerking krijgen, indien de

aangeduide vertegenwoordiger zijn opdracht op dat moment aanvaardt.

85. Een specifiek modelformulier inzake de machtiging van een vertegenwoordiger kan

bekomen worden via het LEIF. Dit modelformulier beperkt zich tot het louter aanstellen van

een vertegenwoordiger. Indien men richtlijnen wil opnemen, kan de wilsverklaring strikt

gezien niet meer benoemd worden als een wilsverklaring inzake de machtiging van een

106

Zie ook randnummer 45.

Page 56: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

47

vertegenwoordiger. Het gaat hier dan om een gecombineerd gebruik van de machtiging en de

richtlijnen aan een vertegenwoordiger. De declarant zou er ook voor kunnen opteren om enkel

richtlijnen mee te geven aan een vertegenwoordiger, maar deze vertegenwoordiger niet

expliciet aanduiden in de wilsverklaring. De vertegenwoordiger zal dan bepaald worden

volgens het wettelijk cascadesysteem voorzien in artikel 14, § 2 Wet Patiëntenrechten. Strikt

gezien heeft de wettelijke vertegenwoordiger deze richtlijnen niet aanvaard, aangezien hij ze

niet ondertekend heeft. Maar aangezien het de opdracht is van de vertegenwoordiger om te

handelen volgens de opvattingen van de patiënt kan gesteld worden dat hij met de

aanvaarding van zijn opdracht impliciet heeft toegestemd om deze richtlijnen te respecteren.

Deze richtlijnen zullen natuurlijk wel op een of andere manier kenbaar gemaakt moeten

worden aan de wettelijk vertegenwoordiger.

Afdeling 3. De vertrouwenspersoon

§ 1. Begripsomschrijving

86. Artikel 7, § 2 Wet Patiëntenrechten voorziet dat de patiënt een vertrouwenspersoon kan

aanstellen die samen met de patiënt bepaalde rechten kan uitoefenen. De vertrouwenspersoon

kan alleen optreden samen met of in naam van de patiënt die op dat ogenblik bekwaam is zelf

zijn rechten uit te oefenen. De vertrouwenspersoon mag dus helemaal niet verward worden

met de vertegenwoordiger. De vertrouwenspersoon staat de patiënt bij, terwijl een

vertegenwoordiger als het ware in de schoenen treedt van de patiënt. Volgens de wet kan de

vertrouwenspersoon bovendien slechts enkele welbepaalde rechten uitoefenen, terwijl de

vertegenwoordiger in principe gemachtigd is alle door de wet aan de patiënt toegekende

rechten uit te oefenen.107

87. Aangezien de wilsbekwaamheid fluctuerend, dynamisch en functioneel wordt

geïnterpreteerd, is het volstrekt mogelijk dat een persoon met lichte dementie bepaalde

rechten uit de Wet Patiëntenrechten nog perfect kan uitoefenen, en zich hiervoor laat bijstaan

door een vertrouwenspersoon. Uit onderzoek van de onderzoeksgroep Zorg rond het

107

I. GESTELS, H. NYS en J. VANDENBERGHE, “De wet betreffende de rechten van de patiënt: (r)evolutie in de

geestelijke gezondheidszorg voor ouderen?”, Tijdschr. Voor Geneeskunde 2008, 196.

Page 57: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

48

Levenseinde van de Vrije Universiteit Brussel blijkt dat artsen wilsbekwame 80-plussers

minders snel bij levenseindebeslissingen betrekken dan jongere patiënten. Op basis van deze

bevindingen is het aan te bevelen dat patiënten hun familie in een zo vroeg mogelijk stadium

bij de zorgplanning betrekken. Het is belangrijk om zo snel mogelijk een vertrouwenspersoon

aan te duiden, die er dan voor kan zorgen dat de nog wilsbekwame patiënt op leeftijd meer

betrokken wordt bij beslissingen omtrent zijn zorg en levenseinde.108

88. De informatie die de vertrouwenspersoon bekomt mag hij uitsluitend in het belang van de

patiënt gebruiken. Door de rol van vertrouwenspersoon op te nemen, aanvaardt de

vertrouwenspersoon stilzwijgend dat hij de verkregen informatie uitsluitend in het belang van

de patiënt zal aanwenden. Tussen de patiënt en de vertrouwenspersoon ontstaat er een

stilzwijgende overeenkomst, die ter goeder trouw moet worden uitgevoerd.109

§ 2. Vormvereisten

89. Voor wat het recht op informatie betreft hoeft de patiënt sinds de invoering van de wet

van 13 december 2006 houdende diverse bepalingen betreffende de gezondheid niet langer

een schriftelijk verzoek te formuleren wanneer hij wenst dat de beroepsbeoefenaar de

informatie meedeelt aan een door hem aangewezen vertrouwenspersoon of aan de patiënt in

aanwezigheid van de vertrouwenspersoon.110

Het volstaat dat de patiënt zijn mondeling

akkoord geeft, evenwel dient de beroepsbeoefenaar dit wel nog te noteren in het

patiëntendossier, alsook de identiteit van de vertrouwenspersoon.111

Deze deformalisering

was een logische stap: het zet het informele en soepele karakter van de vertrouwenspersoon in

de verf. Als een patiënt samen met een andere persoon op consultatie komt is het immers

108

P. SELLESLAGH, “Kies sneller een vertrouwenspersoon voor bejaarden”, Artsenkrant 3 december 2008. 109

Advies van de Federale Commissie Rechten van de Patiënt inzake de aanwijzing van de vertrouwenspersoon,

23 juni 2006,

www.health.belgium.be/filestore/8288511/ADVIES%20VERTROUWENSPERSOON%20_8288511_nl.pdf

(geraadpleegd op 10 maart 2011). 110

Wet van 13 december 2006 houdende diverse bepalingen betreffende de gezondheid, B.S. 22 december 2006. 111

Art. 7, § 2 Wet Patiëntenrechten.

Page 58: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

49

logisch dat deze persoon door de patiënt in vertrouwen wordt genomen met het oog op

kennisname van gezondheidsinformatie.112

90. Wat de aanwijzing van de vertrouwenspersoon in het kader van het recht op inzage en

afschrift van het patiëntendossier betreft, blijft een schriftelijk verzoek van de patiënt wel

vereist voor de aanwijzing van de vertrouwenspersoon.113

De beroepsbeoefenaar dient dit

verzoek en de identiteit van de vertrouwenspersoon in het patiëntendossier op te tekenen of

het schriftelijk verzoek van de patiënt aan het patiëntendossier toe te voegen. In de praktijk is

het voor zowel de arts als de patiënt vaak onduidelijk hoe dit formeel dient geregeld te

worden. Een standaardformulier voor de aanstelling van een vertrouwenspersoon biedt

hiervoor een oplossing. Bovendien kan het beschikbaar stellen van standaardformulieren de

patiënt er mogelijkerwijze ook toe aanzetten om tot een daadwerkelijke aanstelling van een

vertrouwenspersoon over te gaan. Verschillende organisaties hebben reeds ingespeeld op deze

behoefte. Zowel het Vlaamse Patiëntenplatform als de Federale Ombudsdienst Rechten van

de Patiënt hebben reeds een standaardformulier inzake de aanwijzing van een

vertrouwenspersoon op hun website beschikbaar gesteld.114

(zie Bijlage II)

§ 3. Rechten die de vertrouwenspersoon kan uitoefenen

91. De vertrouwenspersoon kan optreden bij de volgende patiëntenrechten: het recht op

informatie over de gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan (art. 7, § 2), het

recht om niet geïnformeerd te worden (art. 7, § 3), het recht op inzage in het patiëntendossier

(art. 9, § 2), het recht op afschrift van het patiëntendossier (art 9, § 3) en het recht op

klachtenbemiddeling (art.11).

112

M. SCHOONACKER, De wet op patiëntenrechten: Kennis, toepassing en attitudes bij beroepsoefenaars,

http://www.vlaamspatientenplatform.be/www/component/option,com_docman/task,doc_download/gid,41/Itemid

,98/, Heverlee, 2007, 88-89. 113

Art. 9, § 2 Wet Patiëntenrechten. 114

M. SCHOONACKER, De wet op patiëntenrechten: Kennis, toepassing en attitudes bij beroepsoefenaars,

http://www.vlaamspatientenplatform.be/www/component/option,com_docman/task,doc_download/gid,41/Itemid

,98/, Heverlee, 2007, 89.

Page 59: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

50

§ 4. Criteria aan dewelke een vertrouwenspersoon dient te beantwoorden

92. De Wet Patiëntenrechten voorziet geen specifieke criteria waaraan de

vertrouwenspersoon dient te beantwoorden. In de Memorie van Toelichting wordt wel het

belang van de patiënt benadrukt dat door de vertrouwenspersoon in elke tussenkomst moet

nagestreefd worden. De wetgever heeft de keuzevrijheid van de patiënt als uitgangspunt

gekozen, dit is in overeenstemming met de huidige waarden en principes waar de wil van de

patiënt en de eerbiediging van de autonomie als basisprincipes naar voren geschoven worden.

93. In zijn advies van 20 februari 2010 heeft de Orde zich gebogen over wat de arts kan doen

indien hij vermoedt dat de vertrouwenspersoon van een van zijn patiënten andere belangen

dient dan louter deze van de patiënt zelf.115

Vooreerst moet de arts zijn wantrouwen aan deze

patiënt communiceren. Indien de arts, om redenen die losstaan van de relatie die de patiënt

bindt aan de vertrouwenspersoon van zijn keuze, vindt dat deze persoon zijn

vertrouwensrelatie met de patiënt schaadt, moet hij dit met die patiënt bespreken. De arts zal

dan samen met de betrokkenen proberen een oplossing te vinden. Wanneer zij daar niet in

slagen, dan kan de arts daarin een reden zien om een einde te maken aan zijn

vertrouwensrelatie met de betrokken patiënt.116

Hierbij moet wel de zorgcontinuïteit

verzekerd blijven. Tot slot wordt aanbevolen dat dergelijke problemen genoteerd moeten

worden in het medische dossier.

115

Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren d.d. 20 februari 2010,

http://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/keuze-van-de-vertrouwenspersoon. 116

W. COLSON, “Arts moet vertrouwenspersoon in de gaten houden”, Artsenkrant 5 maart 2010, nr. 2064.

Page 60: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

51

HOOFDSTUK 3. MEDISCHE EXPERIMENTEN BIJ DE DEMENTERENDE

PERSOON

Afdeling 1. Het wettelijk kader

94. In de zoektocht naar geneesmiddelen voor dementie moeten soms dementerende

personen ingeschakeld worden in klinische proeven. Het juridisch kader rond deze klinische

proeven is met de Medische Experimentenwet117

van 2004 wettelijk geregeld. Naast de

algemene bepalingen vereist de wet bijkomende waarborgen voor meerderjarige personen die

onbekwaam zijn om hun toestemming te verlenen aan medische experimenten.118

Deze

specifieke beschermingsmaatregelen moeten nageleefd worden onverminderd de voorwaarden

waaraan elk medisch experiment moet voldoen.

95. Zo moet het experiment rechtsreeks verband houden met een klinische toestand die

levensbedreigend is of de gezondheid ondermijnt waarin de dementerende persoon verkeert.

Het experiment moet bovendien van essentieel belang zijn om de resultaten te kunnen

bevestigen van experimenten met personen die wel hun toestemming kunnen geven of van

andere onderzoeksmethoden. Tevens moeten pijn, ongemak, angst en andere voorzienbare

risico‟s tot een minimum beperkt worden en zowel de risicodrempel als de belastingsgraad

moeten specifiek gedefinieerd en periodiek herbekeken worden. Bovendien mogen de

voorzienbare risico‟s niet buiten verhouding staan met het voor de dementerende persoon

verhoopte voordeel. Tot slot moet een ethisch comité dat een specifieke deskundigheid bezit,

een gunstig advies over het protocol geven en mag de dementerende persoon geen

aansporingen of financiële prikkels krijgen voor zijn deelname, met uitzondering van een

onkostenvergoeding.

117

Wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon, B.S. 18 mei 2004 Hierna: Medische

Experimentenwet. 118

Art. 8 Medische Experimentenwet.

Page 61: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

52

Afdeling 2. Bijzondere waarborgen met betrekking tot de toestemming

§ 1. De betrokkenheid van de dementerende proefpersoon

96. Een klinische proef met een dementerende persoon die niet meer over voldoende

wilsbekwaamheid bezit, kan enkel toepassing krijgen indien de toestemming van de wettelijke

vertegenwoordiger wordt verkregen.119

Deze toestemming moet bovendien de vermoedelijke

wil van de dementerende uitdrukken.

97. Daarnaast moet de dementerende persoon in verhouding tot zijn begripsvermogen zoveel

als mogelijk betrokken worden bij het nemen van de beslissing. Hij moet meer bepaald de

nodige informatie omtrent het experiment, de risico's en de voordelen verkrijgen. Indien de

persoon met dementie nog in staat is de voorlichting die hij kreeg in verband met de klinische

proef te beoordelen en zo een mening kan vormen, zal de onderzoeker de uitdrukkelijke wil

om niet of niet langer deel te nemen, onderzoeken en naleven. Op deze manier wordt er

rekening gehouden met het progressieve karakter van dementie. Een dementerende die

geregeld heldere periodes kent, zal bijgevolg meer betrokken kunnen worden dan iemand

waarbij de ziekte zich reeds in een vergevorderd stadium bevindt.120

Bovendien stelt de wet

uitdrukkelijk dat indien de deelnemer opnieuw in staat is om zijn toestemming te verlenen, de

onderzoeker onmiddellijk de geïnformeerde toestemming van de deelnemer moet bekomen.121

119

Art. 8, 1° Medische Experimentenwet. 120

S. DEFLOOR en H. NYS, Dementie en de rechten van de patiënt. Overzicht van de wettelijke bepalingen die de

levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving beïnvloeden, Reeks „Naar een dementievriendelijke

samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting 2008, 17-18. 121

Art. 8, 7° Medische Experimentenwet.

Page 62: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

53

§ 2. De wettelijke vertegenwoordiger

A. DE VOORAFGAANDE WILSVERKLARING TOT MACHTIGING VAN EEN

VERTEGENWOORDIGER

98. De wettelijke vertegenwoordiger kan voorafgaand door de op dit moment nog

wilsbekwame betrokkene benoemd zijn door middel van een wilsverklaring. Deze bijzondere

schriftelijke volmacht moet gedateerd en ondertekend zijn door beide partijen.122

B. DE AANWIJZING VAN DE VERTEGENWOORDIGER BIJ GEBREK AAN EEN

VOORAFGAANDE WILSVERKLARING

99. Indien er geen voorafgaande wilsverklaring is opgesteld door de betrokkene, treedt net

zoals bij de Wet Patiëntenrechten een cascadesysteem in werking. Het recht toe te stemmen

tot deelname aan een experiment wordt dan uitgeoefend door de samenwonende echtgenoot,

de wettelijke samenwonende partner of de feitelijk samenwonende partner. Indien die er niet

zijn, wordt het recht toe te stemmen tot deelname aan een experiment in dalende volgorde

uitgeoefend door een meerderjarig kind, een ouder, een meerderjarige broer of zus van de

betrokkene. In het geval van onenigheid tussen meerderjarige broers of zussen, wordt ervan

uitgegaan dat de toestemming niet gegeven is.123

§ 3. De voorafgaande wilsverklaring inzake de uitdrukkelijke toestemming of weigering voor

deelname aan klinische proeven

100. De dementerende persoon kan tevens op het tijdstip waarop hij nog wilsbekwaaam was

een voorafgaande wilsverklaring opgesteld hebben waarin hij uitdrukkelijk zijn toestemming

of weigering voor deelname aan een klinische proef heeft uitgedrukt. De wet bepaalt dat dit

element dient onderzocht én nageleefd te worden door de wettelijke vertegenwoordiger.124

Op

de onderzoeker rust geen verplichting om dit na te gaan. Indien de dementerende persoon

dergelijke verklaring opstelt, combineert hij dit best met de bepaling waarin hij een

122

Art. 8, 1°, zesde lid Medische Experimentenwet. 123

Art. 8, 1°, zevende en achtste lid Medische Experimentenwet. 124

Art. 8, 1°, tweede lid Medische Experimentenwet.

Page 63: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

54

vertegenwoordiger naar keuze aanduidt. Deze vertegenwoordiger zal zich dan uitdrukkelijk

op de wil van de dementerende persoon kunnen beroepen.

HOOFDSTUK 4. BESLISSINGEN ROND HET LEVENSEINDE

Afdeling 1. De Palliatieve zorg

§ 1. Begripsomschrijving

101. In 2002 herformuleerde de Wereldgezondheidsorganisatie haar definitie van de

palliatieve zorg125

:

Palliatieve zorg is een benadering die de kwaliteit van het leven verbetert van patiënten en

hun naasten, die te maken hebben met een levensbedreigende aandoening, door het

voorkomen en verlichten van lijden, door middel van vroegtijdige signalering en zorgvuldige

beoordeling en behandeling van pijn en andere problemen van lichamelijke, psychosociale en

spirituele aard.

Bij palliatieve zorg:

- is niet de genezing van de patiënt het doel, maar een zo hoog mogelijke

kwaliteit van leven;

- is de dood een normaal, natuurlijk proces, dat niet vertraagd of versneld wordt;

- is er aandacht voor lichamelijke én psychische klachten;

- worden de psychologische en spirituele aspecten in de zorg geïntegreerd

benaderd;

- is er emotionele ondersteuning voor de patiënt en zijn naasten;

- is er begeleiding bij existentiële vragen;

- wordt, indien nodig, vanuit een team zorgverleners gewerkt, zodat aan alle

noden van patiënten en naasten tegemoet kan worden gekomen, indien nodig

ook na het overlijden van de patiënt (ondersteuning bij verliesverwerking)

125

X, “WHO Definition of palliative care”, www.who.int/cancer/palliative/definition/en/.

Page 64: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

55

Palliatieve zorg kan vroeg in het ziekteverloop aan de orde zijn, in combinatie met therapieën

die levensverlengend zijn (zoals chemotherapie en radiotherapie). Palliatieve zorg kan ook

(medische) onderzoeken omvatten die nodig zijn om pijnlijke, klinische complicaties te

begrijpen en te behandelen

§ 2. Het wettelijk kader

102. Artikel 2 van de wet van 22 juni betreffende de palliatieve zorg126

stelt dat: “Elke

patiënt heeft recht op palliatieve zorg bij de begeleiding van het levenseinde. Een voldoende

ruim aanbod van palliatieve zorg en de criteria voor de terugbetaling van die zorg door de

sociale zekerheid moeten er borg voor staan dat dit soort zorg voor alle ongeneeslijk zieke

patiënten even toegankelijk is, binnen het geheel van het zorgaanbod. Onder palliatieve zorg

wordt verstaan : het geheel van zorgverlening aan patiënten waarvan de levensbedreigende

ziekte niet langer op curatieve therapieën reageert. Voor de begeleiding van deze patiënten

bij hun levenseinde is een multidisciplinaire totaalzorg van essentieel belang, zowel op het

fysieke, psychische, sociale als morele vlak. Het belangrijkste doel van de palliatieve zorg is

deze zieke en zijn naasten een zo groot mogelijke levenskwaliteit en maximale autonomie te

bieden. Palliatieve zorg is erop gericht de kwaliteit van het resterende leven van deze patiënt

en nabestaanden te waarborgen en te optimaliseren.”

Kortom de wet waarborgt dat iedere persoon bij de begeleiding van het levenseinde recht op

palliatieve zorgen heeft. Verder wordt een begripsomschrijving gegeven van wat palliatieve

zorg precies is en wat belangrijke aandachtspunten zijn. Tot slot wordt in het artikel het

belang van de autonomie en de levenskwaliteit geaccentueerd.

103. Artikel 7 van de Wet Palliatieve Zorg handelt over de informatieplicht van de arts en de

toestemming van de patiënt. Deze bepaling heeft een beperkte waarde, aangezien deze rechten

nu uitdrukkelijk zijn opgenomen in artikel 7 en 8 van de Wet Patiëntenrechten.

126

Wet van 14 juni 2002 betreffende de palliatieve zorg, B.S. 26 oktober 2002 Hierna: Wet Palliatieve Zorg.

Page 65: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

56

In de wet wordt verder niks bepaald omtrent de voorwaarden en omstandigheden waarin de

palliatieve zorg moet worden toegepast. In tegenstelling tot de wet van 28 mei 2002

betreffende euthanasie voorziet de wet ook niet in een voorafgaande wilsverklaring.

104. Art 95 van de Code van geneeskundige plichtenleer stelt dat de behandelende arts de

patiënt tijdig over zijn naderende levenseinde en de bijstand die hem daarbij kan worden

verleend dient te informeren. Hierbij moet de arts rekening houden met de klinische toestand

van de patiënt, zijn draagkracht, filosofische en godsdienstige overtuiging evenals met de

mate waarin hij wenst te worden geïnformeerd. Bovendien bepaalt het artikel uitdrukkelijk

dat de arts zijn patiënt er op moet wijzen dat deze altijd recht heeft op palliatieve zorg.

§ 3. Standpunt van de Orde van geneesheren

105. De wet van 14 juni 2002 betreffende de palliatieve zorg stelt dat het recht op palliatieve

zorg een recht is voor elke patiënt met echter als beperkende voorwaarde dat dit “bij de

begeleiding van het levenseinde moet zijn”. In zijn advies van 22 maart 2003 betreffende

palliatieve zorg, euthanasie en andere beslissingen omtrent het levenseinde stelt de Orde van

geneesheren echter dat het zelfbeschikkingsrecht gegarandeerd wordt door de medische

deontologie en artikel 5 Wet Patiëntenrechten.127

Daaruit volgt volgens de Orde dat een

patiënt curatieve zorgen kan afwijzen op elk ogenblik van de evolutie van zijn aandoening,

ook vóór het terminale stadium, en dat hij op elk ogenblik voor palliatieve zorg kan opteren.

106. Een notaris vroeg aan een provinciale raad van de Orde van geneesheren naar de

geldigheid van de wilsverklaring van een vrouw die wenst dat, wanneer zij aan een

ongeneeslijke ziekte lijdt en niet meer in staat is om haar wil te uiten, haar enkel nog

palliatieve zorg zouden worden toegediend. De betrokken provinciale raad verleende hierop

advies, waarna de Nationale Raad dit advies op 22 september 2007 goedkeurde.128

Het

standpunt uit het advies van 22 maart 2003 werd hierbij bevestigd. Bovendien werd nu

uitdrukkelijk naar artikel 8, § 4 Wet Patiëntenrechten, dat handelt over de bindende

127

Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren d.d. 22 maart 2003,

www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/advies-betreffende-palliatieve-zorg-euthanasie-en-andere-medische-

beslissingen-omtrent-het-levenseinde. 128

Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren d.d. 22 september 2007,

http://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/geldigheid-van-wilsverklaringen-palliatieve-zorg.

Page 66: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

57

voorafgaande negatieve wilsverklaring, verwezen. De Orde wijst erop dat de wet wel een

„welomschreven tussenkomst‟ vereist.

§ 4. De wilsverklaring inzake palliatieve zorg

107. Bij het opstellen van de wilsverklaring inzake palliatieve zorg moet men omwille van de

afwezigheid van specifieke wetgeving teruggrijpen naar de Wet Patiëntenrechten. Meer

bepaald zal men de palliatieve zorg dienen te omschrijven als een weigeringsbeslissing. Wil

men dat de wilsverklaring juridisch bindend is, dient men de overgang van „cure‟ naar louter

„care‟ dus op een negatieve wijze te omschrijven.

Volgende bepalingen die opgenomen werden in een modelformulier zijn in principe juridisch

niet bindend, aangezien zij positieve eisen bevatten:

- dat men mij in voldoende kwantiteit en kwaliteit pijnstillende middelen

toedient om de pijn te stillen, ook indien dat mijn dood zou verhaasten

- dat mijn biologisch leven beëindigd wordt als mijn hogere hersenfuncties

onherroepelijk zijn uitgevallen en ik in een toestand van PVS (permanent

vegetatieve status) verkeer

De eerste bepaling lijkt bovendien geen rekening te houden met het feit dat er een recht op

kwaliteitsvolle zorg en dienstverlening bestaat.129

In principe moet de arts immers voldoende

pijlstillende middelen toedienen om de pijn te verzachten. De tweede bepaling formuleert

men beter op volgende manier: “Indien mijn hogere hersenfuncties onherroepelijk zijn

uitgevallen en/of ik in een toestand van permanent vegetatieve toestand verkeer wil ik geen

kunstmatige beademing en wil ik niet kunstmatig gevoed worden.”

108. In een ander modelformulier werd volgende bepaling aangetroffen: “Indien mijn

lichamelijke of geestelijke toestand zodanig is aangetast dat er geen hoop meer is op genezing

en ik niet meer wilsbekwaam ben, wil ik geen levensverlengende behandeling maar enkel

comfortbehandeling. Ik wil geen onderzoeken meer (bv. radiografie, endoscopie) tenzij ze

129

Art. 5 Wet Patiëntenrechten en art. 35 Code van geneeskundige plichtenleer.

Page 67: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

58

mijn comfort kunnen verbeteren.” Deze bepaling heeft het hier duidelijk over de stap van een

„cure‟ naar „care‟-behandeling. De zinsnede “er geen hoop meer is op genezing” wijst er

waarschijnlijk op dat de patiënt enkel in het terminale stadium opteert voor louter palliatieve

zorg. De gebruikte bewoordingen zijn echter dubbelzinnig. Zo is er bij dementie strikt gezien

nooit geen hoop meer op genezing. Vanaf het moment dat de dementerende persoon

wilsonbekwaam wordt, opteert hij in deze wilsverklaring dan voor louter comfortbehandeling.

Duidelijker (maar helaas nog niet volledig sluitend) is om effectief de benaming „terminale

fase‟ te gebruiken in de wilsverklaring. De terminale fase slaat op de laatste levensfase zonder

dat er een duidelijk afgelijnde tijdsbepaling bij hoort. Zo hebben FRANCKE en WILLEM130

het

over de laatste levensfase, waarbij veelal gedacht wordt aan een periode van drie maanden.

Met de term terminaal wordt het onafwendbare van het sterven en de dood binnen een relatief

korte termijn bedoeld. Bij de ziekte van Alzheimer zou men kunnen stellen dat de terminale

fase het derde stadium is. In dit stadium verdwijnt de persoonlijkheid van de patiënt

langzaam. Zijn geheugen en herkenningsvermogen verzwakken in erge mate. Hij verliest de

controle over zijn blaas en heeft behoefte aan permanente verzorging. Ook verliest hij zijn

kauw- en slikvermogen en wordt hij zeer vatbaar voor infecties. Deze fase eindigt vaak in een

comateuze toestand, waarop de dood snel volgt. Maar in de praktijk is het moeilijk te bepalen

wanneer dit derde stadium precies aanvangt. Er kan geen scherpe grens worden getrokken

tussen het einde van de ene fase en het begin van de volgende fase.

109. Daarnaast kan de bepaling “en ik niet meer wilsbekwaam ben” voor wat moeilijkheden

zorgen. Gelet op het functionele karakter van wilsbekwaamheid kan het moeilijk zijn om te

achterhalen wat de declarant precies bedoelde met deze zinsnede. Heeft men het over een

definitieve onomkeerbare wilsonbekwaamheid? Of slaat dit op elke moment waarop de

betrokkene zijn wil niet meer kan uiten? De wens om enkel palliatieve zorgen toegediend te

krijgen in de terminale fase wordt beter op volgende manier verwoordt: “Indien ik

onomkeerbaar mijn wil niet meer kan uiten en ik binnen afzienbare tijd zal sterven (=

terminale fase) wil ik geen curatieve zorgen meer. Meer bepaald wil ik geen antibiotica, geen

chemotherapie, geen bestraling, geen chirurgische ingrepen, geen transfusies, geen dialyse en

geen transplantaties.”

130

A.L. FRANCKE en D.L. WILLEMS, Palliatieve zorg vandaag en morgen, feiten opvattingen en scenario‟s.

Maarssen, Elsevier gezondheidszorg, 2000.

Page 68: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

59

110. Tevens moet benadrukt worden dat een patiënt nog voor de terminale fase aanvangt

voor palliatieve zorg kan opteren. Bij het opstellen van dergelijke wilsverklaring zal het

belangrijk zijn om duidelijk te omschrijven bij welke omstandigheden dit moet gebeuren. Is

het op het moment dat de betrokkene onomkeerbaar in een comateuze toestand belandt? Of

vanaf het moment dat de betrokkene definitief wilsonbekwaam is? Of opteert de betrokkene

reeds voor palliatieve zorgen vanaf het moment dat hij zijn wil niet meer kan uiten, zonder dat

deze wilsonbekwaamheid definitief is? De wens om enkel nog palliatieve zorgen te krijgen

wanneer men zich in comateuze toestand bevindt, kan men op volgende manier verwoorden:

“Indien ik onomkeerbaar buiten bewustzijn ben, wil ik geen curatieve zorgen meer. Meer

bepaald wil ik geen antibiotica, geen chemotherapie, geen bestraling, geen chirurgische

ingrepen, geen transfusies, geen dialyse en geen transplantaties.”

111. Het is voor de declarant zeer belangrijk dat hij de implicaties van zijn bewoordingen ten

volle beseft. Voor louter palliatieve zorgen opteren wanneer men zich in een terminale fase

bevindt, lijkt logisch. Maar in een voorafgaande negatieve wilsverklaring opteren voor louter

comfortbehandeling (door dus specifieke behandelingen te weigeren) vanaf het moment dat

men zijn wil niet meer kan uiten is veel verregaander. Zo zal bij een wilsonbekwame

dementerende persoon die een dergelijke wilsverklaring heeft opgesteld in principe geen

antibiotica meer toegediend worden indien hij bijvoorbeeld met een longontsteking kampt,

ook al heeft die persoon nog af en toe heldere tussenpozen.131

131

Het is theoretisch echter mogelijk dat deze dementerende persoon op een helder moment zijn negatieve

voorafgaande wilsverklaring herroept, en toch wil dat er antibiotica toegediend wordt. In deze situatie zal de arts

dit moeten respecteren aangezien de actuele wil bij wilsbekwaamheid altijd primeert.

Page 69: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

60

§ 5. Palliatieve sedatie

A. BEGRIPSOMSCHRIJVING

112. Op 10 december 2010 werd op de website www.pallialine.be een nieuwe richtlijn

inzake palliatieve sedatie gepubliceerd. Palliatieve sedatie wordt er gedefinieerd als "Het

toedienen van sedativa in doseringen en combinaties die vereist zijn om het bewustzijn van

een terminale patiënt zoveel te verlagen als nodig om één of meerdere refractaire132

symptomen op een adequate wijze te controleren". Palliatieve sedatie kan diep of licht zijn,

tijdelijk of tot overlijden, intermittent of continu. Het is een vorm van pijnbestrijding met

mogelijk levensverkortend effect.133

113. Het cruciale element bij palliatieve sedatie is aldus de proportionaliteit van de

pijnmedicatie: de patiënt mag slechts zo lang (kort) en zo diep (oppervlakkig) worden

gesedeerd als nodig om symptoomcontrole te bereiken.134

B. EEN DUIDELIJK ONDERSCHEID MET EUTHANASIE

114. Euthanasie en palliatieve sedatie doen zich beide voor in de situatie waar de patiënt

geen uitweg meer ziet, het is toepasbaar op patiënten die desondanks de beste zorgen zwaar

blijven lijden. Hoewel beiden „options of last resort‟ zijn, moeten ze duidelijk van elkaar

onderscheiden worden. Euthanasie is immers aan een strenger juridisch regime onderworpen

dan palliatieve sedatie. Toch kan met palliatieve sedatie echter in zekere mate eenzelfde

resultaat worden bekomen, namelijk de verkorting en beëindiging van het leven.135

Dit kan

ertoe leiden dat artsen hun levenbeëindigend handelen gaan kwalificeren als pijnbestrijding

132

Refractaire symptomen zijn symptomen die ernstig lijden veroorzaken zonder bewustzijnsverlaging (sedatie),

niet afdoende kunnen worden verlicht. Niet alleen fysieke, maar ook psychische en/of existentiële symptomen

kunnen refractair zijn. Een interdisciplinaire benadering en gespecialiseerd palliatief advies zijn aangewezen om

te bepalen of een symptoom inderdaad refractair is. 133

L. ANCKAERT, “Medische beslissingen bij het levenseinde”,

blogimages.bloggen.be/adem_tocht_brugge/attach/32933.pdf, 2 (geraadpleegd op 12 mei 2011). 134

E. DELBEKE, “De schermerzone tussen levenbeëindiging en pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend

effect: proportionaliteit van de pijnmedicatie en het belang van transparantie”, T. Gez. 2009-10, 8. 135

E. DELBEKE, “De schermerzone tussen levenbeëindiging en pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend

effect: proportionaliteit van de pijnmedicatie en het belang van transparantie”, T. Gez. 2009-10, 6.

Page 70: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

61

met mogelijk levenskortend effect om zo het strengere juridische kader van levensbeëindiging

te omzeilen.136

115. Er is een drievoudig onderscheid tussen euthanasie en palliatieve sedatie. Dit ten eerste

op het vlak van de intentie. Bij palliatieve sedatie gaat het nog altijd om symptoombestrijding

die als een normale medische handeling dient beschouwd te worden. Ten tweede is er een

verschil in handeling. Bij palliatieve sedatie moet zo veel medicatie als nodig gegeven worden

om de symptomen te onderdrukken, terwijl men bij euthanasie zoveel medicatie als nodig

toedient om het leven te beëindigen. Ten derde is er tenslotte een duidelijke discrepantie met

betrekking tot het resultaat. Bij palliatieve sedatie moet de levensverkorting als uitzonderlijk

beschouwd worden. Het gaat hier om patiënten die stervende zijn, en die dus meerdere

kenmerken van de stervensfase vertonen. Bij continue palliatieve sedatie is de

levensverwachting in het overgrote deel van de gevallen beperkt tot enkele dagen en hoogst

uitzonderlijk langer dan één week.137

C. PALLIATIEVE SEDATIE BIJ DEMENTERENDE PERSONEN

116. Zowel wilsbekwame als wilsonbekwame patiënten kunnen het slachtoffer zijn van

refractaire symptomen en komen dus in aanmerking voor palliatieve sedatie. De

eindverantwoordelijkheid voor de beslissing tot palliatieve sedatie ligt bij de behandelende

arts, die zich, zo het een wilsbekwame patiënt betreft, evenwel moet verzekeren van de

geïnformeerde toestemming van de patiënt.138

Uit een onderzoek blijkt echter dat die

toestemming niet altijd wordt gevraagd. Slechts 45 procent van de wilsbekwame

tachtigplussers wordt effectief betrokken bij de beslissing tot pijnbestrijding met mogelijk

levensverkortend effect. Bij wilsbekwame patiënten jonger dan tachtig jaar bedraagt dit

136

Zie ondermeer A. PEUTEMAN, “Sterven bij het leven”, Knack 2011, nr. 18, 33-34. 137

B. BROECKAERT, A. MULLIE, J. GIELEN, M. DESMET, P.L. VANDEN BERGHE en Stuurgroep Ethiek FPZV,

Sedatie, www.pallialine.be/template.asp?f=rl_sedatie.htm#page=page-1 (geraadpleegd op 12 mei 2011). 138

B. BROECKAERT, A. MULLIE, J. GIELEN, M. DESMET, P.L VANDEN BERGHE en Stuurgroep Ethiek FPZV,

Sedatie, www.pallialine.be/template.asp?f=rl_sedatie.htm#page=page-1 (geraadpleegd op 12 mei 2011).

Page 71: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

62

beduidend meer, namelijk 65,5 %.139

In de richtlijn van 10 december 2010 omtrent sedatie

wordt het belang van de geïnformeerde toestemming dan ook benadrukt en uitgewerkt.140

117. Bij wilsonbekwame patiënten zal de vertegenwoordiger moeten toestemmen met de

palliatieve sedatie na geïnformeerd geweest te zijn over de bedoeling, risico‟s en effecten van

deze vorm van pijnbestrijding. Tevens is het belangrijk om na te gaan of er een wilsverklaring

is die richting biedt. Een wilsverklaring inzake palliatieve sedatie (zie Bijlage III) kan

geenszins wettelijk bindend zijn voor de betrokken arts, het is immers een vorm van een

positieve voorafgaande wilsverklaring. Toch is het voor de arts een teken dat de

dementerende persoon de sedatie gewild zou hebben, en kan het bijgevolg een extra

beweegreden zijn om over te gaan tot de palliatieve sedatie als de voorwaarden hiertoe

vervuld zijn. Wel wordt er in alle gevallen zo veel mogelijk gestreefd naar een consensus

tussen de behandelende arts, het behandelend team, de patiënt en zijn naasten. Zo kan ook de

voorafgaande wilsverklaring inzake euthanasie die geen uitwerking kan krijgen doordat de

patiënt zich niet in een onomkeerbare comateuze toestand bevindt, voor de arts een indicatie

zijn dat de patiënt in principe wel zou toestemmen met een pijnbehandeling die mogelijk een

levensverkortend effect kan hebben. Indien de voorwaarden tot palliatieve sedatie vervuld

zijn, kan het echter wel zo zijn, dat de patiënt zich effectief in een „onomkeerbare toestand

van niet meer bij bewustzijn‟ bevindt. Dan moet de wil van de dementerende persoon vervuld

worden, en krijgt de voorafgaande wilsverklaring tot euthanasie voorrang.

139

C. DE GENDT, J. BILSEN, F. MORTIER, R. VANDER STICHELE en L. DELIENS, “End-of-life decision-making and

terminal sedation among very old patients”, Gerontolgy 2008, (1) 5. 140

B. BROECKAERT, A. MULLIE, J. GIELEN, M. DESMET, P.L. VANDEN BERGHE en Stuurgroep Ethiek FPZV,

Sedatie, www.pallialine.be/template.asp?f=rl_sedatie.htm#page=page-1 (geraadpleegd op 12 mei 2011).

Page 72: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

63

Afdeling 2. De wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie

§ 1. Begripsomschrijving

118. Artikel 2 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie omschrijft euthanasie

als “het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een andere dan de betrokkene, op diens

verzoek”.141

119. De arts kan bij het naderend levenseinde echter nog een hele reeks andere medische

beslissingen nemen. Levensbeëindigend handelen zonder verzoek van de patiënt verschilt

essentieel van euthanasie omdat euthanasie steeds het verzoek van de patiënt zelf impliceert.

Hulp bij zelfdoding bestaat erin dat de arts hulp verleent bij een levensbeëindigend handelen

door de betrokkene op diens verzoek. Het verschil met euthanasie is dat bij euthanasie niet de

patiënt, maar de arts actief het leven van de patiënt beëindigt. Volgens de Orde kan hulp bij

zelfdoding evenwel deontologisch gelijkgesteld worden met euthanasie voor zover alle

wettelijke voorwaarden voor het uitvoeren van euthanasie vervuld zijn.142

De medische

beslissing bij het levenseinde die het meest voorkomt is blijkbaar de beslissing om de pijn en

de symptomen bij de patiënt te bestrijden, ofschoon die behandeling een levensverkortend

effect heeft. Dit levensverkortend effect is louter een gevolg van de pijnbestrijding, de arts

heeft hier geenszins het opzet om levensbeëindigend te handelen. Meestal wordt dergelijke

beslissing genomen bij patiënten die zich in een terminaal stadium bevinden.143

Tot slot kan

de arts ook beslissen de behandeling stop te zetten of gewoonweg niet op te starten. Het

verschil met euthanasie is dat de patiënt niet sterft door de actieve tussenkomst van de arts,

maar door zijn natuurlijke aandoening na stopzetten of niet opstarten van de behandeling.144

141

Wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, B.S. 22 juni 2002 Hierna: Euthanasiewet. 142

“Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren d.d. 22 maart 2003”, Tijdschrift Nationale Raad

2003, afl. 100, 5. 143

T. VANSWEEVELT, “De euthanasiewet. Toepassingsgebied en krachtlijnen.”, NJW 2002, 446. 144

S. TACK en T. BALTHAZAR, “Patiëntenrechten – Informed consent in de zorgsector: recente evoluties”, CABG

2007, 34.

Page 73: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

64

§ 2. Het actueel verzoek om euthanasie

A. GELDIGHEIDSVOORWAARDEN

1. De hoedanigheid van de verzoeker

120. Cruciaal in de gehele euthanasiewetgeving is dat euthanasie enkel kan aangevraagd

worden door de patiënt zelf. Een actueel euthanasieverzoek is alleen mogelijk indien de

patiënt dit zelf formuleert. Alleen handelingsbekwame personen komen in aanmerking om

een verzoek te formuleren. Hieruit volgt dat uitgezonderd de categorie van de ontvoogde

minderjarigen in principe enkel meerderjarigen om euthanasie kunnen vragen.145

2. Een vrijwillig, overwogen en herhaald verzoek

121. Het verzoek moet vooreerst vrijwillig zijn. Tijdens de parlementaire

voorbereidingswerken werd de bescherming van de patiënt tegen de externe druk door

verscheidene senatoren aangemerkt als een geduchte hinderpaal. De arts dient zich ervan te

gewissen dat het euthanasieverzoek niet tot stand gekomen is als gevolg van enige externe

druk. Deze externe druk houdt zowel de mogelijke beïnvloeding van derden (zoals

bijvoorbeeld familieleden of medisch personeel), als de omstandigheid dat de persoon het

gevoel heeft een last te zijn voor zijn familieleden of de maatschappij in het algemeen.146

122. Het verzoek moet vervolgens ook overwogen zijn. De patiënt kan slechts een

daadwerkelijk overwogen beslissing nemen, indien hij alle elementen kent die bij de

oordeelsvorming van belang kunnen zijn.147

Artikel 3, § 2, 1° Euthanasiewet stelt dat de

informatieverplichting van de arts zich uitstrekt tot het geven van informatie over de

gezondheidstoestand, de levensverwachting, de eventueel nog resterende therapeutische

mogelijkheden en de eventuele mogelijkheid tot palliatieve zorg. Logischerwijze moet de

patiënt ook over de nodige wilsbekwaamheid beschikken om een weloverwegen beslissing te

nemen.

145

Art. 3, § 1, eerste lid Euthanasiewet. 146

Parl. St. Senaat, 2000-22001, 2-244/22, 749. 147

T. VANSWEEVELT, “De euthanasiewet”, T.Gez. 2003, 238-239.

Page 74: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

65

123. Tot slot moet het verzoek herhaald zijn. De patiënt zal zijn verzoek dus verschillende

keren moeten herhalen. Bovendien moet de arts zich ervan verzekeren dat dit verzoek een

duurzaam karakter heeft. Daartoe zal hij over een redelijke periode meerdere gesprekken

moeten voeren met de patiënt148

3. De gezondheidstoestand van de verzoeker

124. Met betrekking tot de gezondheidstoestand van de patiënt eist de wet drie

voorwaarden.149

De eerste vereiste betreft het aanhoudend en ondraaglijk fysisch of psychisch

lijden. Dit is een subjectieve voorwaarde die door de patiënt zelf zal moeten ingeschat

worden. Het dient om een duurzame en herhaalde toestand te gaan. Ten tweede moet de

aandoening van de patiënt ernstig en ongeneeslijk zijn en door een ziekte of een ongeval

veroorzaakt zijn. Deze tweede vereiste is objectief van aard en zal door een arts moeten

worden vastgesteld. Ten derde moet de gezondheidssituatie van de patiënt uitzichtloos zijn en

mogen er geen redelijke behandelingsperspectieven meer mogelijk zijn. Euthanasie kan

volgens de wet dus slechts als ultimum remedium ingeroepen worden. Het is echter niet

vereist dat het verwachte overlijden van de patiënt binnen afzienbare tijd dient te

geschieden.150

In dit geval worden wel bijkomende procedurele voorwaarden bij het

euthanasieverzoek opgelegd.151

4. Verzoek in schriftelijke vorm

125. Het verzoek van de patiënt moet op schrift gesteld zijn.152

Het euthanasieverzoek moet

in de regel door de patiënt zelf opgesteld, gedateerd en ondertekend zijn. In de parlementaire

voorbereidingsstukken werd evenwel onderstreept dat de vereiste van het geschrift geen

invloed mag hebben op de voortdurende dialoog tussen patiënt en arts.153

148

Art. 3, § 2, 2° Euthanasiewet. 149

Art. 3, § 1, derde lid Euthanasiewet. 150

S. TACK en T. BALTHAZAR, “Patiëntenrechten – Informed consent in de zorgsector: recente evoluties”, CABG

2007, 36. 151

Zie randnummer 129. 152

Art 3, § 4 Euthansiewet. 153

Parl. St. Senaat, 2000-2001, 2-244/4, 4.

Page 75: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

66

126. De wet voorziet daarnaast in een uitweg voor de hypothese waarin de patiënt,

niettegenstaande hij bij volle bewustzijn is en handelingsbekwaam, niet in staat is het

euthanasieverzoek zelf op te stellen, te dateren en te ondertekenen. Het euthanasieverzoek

moet in dit geval schriftelijk worden opgesteld door een door de patiënt gekozen persoon die

meerderjarig is en geen materieel belang heeft bij de dood van de patiënt. De opschriftstelling

van het verzoek gebeurt dan in het bijzijn van een arts en de naam van die ars wordt op het

document genoteerd. De aanwezigheid van de arts moet ervoor zorgen dat de patiënt tegen

mogelijke druk van buitenaf beschermd wordt.154

Tevens maakt de opsteller van het

schriftelijk euthanasieverzoek melding dat de patiënt niet in staat was om zijn verzoek

schriftelijk te formuleren en geeft de redenen hiertoe. De redenen kunnen zowel van fysieke

als van geestelijk aard zijn, zij mogen echter geen afbreuk doen aan de eis dat de patiënt

handelingsbekwaam moet zijn op het moment van het verzoek. Ondermeer volgende redenen

voldoen hier aan: een spierziekte, verlamming, analfabetisme, een beschadiging aan de

hand.155

Dit document moet aan het medisch dossier worden toegevoegd.

127. De patiënt kan ten allen tijde het euthanasieverzoek herroepen. In dit geval wordt het

document uit het medisch document verwijderd en teruggeven aan de patiënt.156

5. Procedurele voorwaarden

128. Naast de bovenvermelde informatieplicht en de controle van het duurzaam karakter

rusten op de arts nog verschillende taken die hij moet vervullen.157

Het betreft vooral

verplichtingen in consultatie en informatie. Zo moet de arts aan de hand van meerdere

gesprekken, gespreid over een redelijke periode, zich vergewissen van het aanhoudend fysiek

of psychisch lijden van de patiënt. De patiënt wordt hierbij ingelicht over ondermeer zijn

gezondheidstoestand en levensverwachting, de euthanasie zelf en de mogelijke alternatieven,

evenals over palliatieve verzorging. Tevens moet de behandelende arts het (niet-bindend)

advies inwinnen van een andere, onafhankelijke arts. Deze vereiste werd ingebouwd als een

154

Parl. St. Senaat, 2000-2001, 2-244/22, 874. 155

T. VANSWEEVELT, “De euthanasiewet. Toepassingsgebied en krachtlijnen.”, NJW 2002, 449. 156

Art. 3, § 4, derde lid Euthansiewet. 157

Zie randnummer 122 en 123.

Page 76: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

67

veiligheid tegen misbruiken en een middel tot objectivatie.158

Deze arts-consulent bekijkt het

medisch dossier van de patiënt, onderzoekt hem en gaat eveneens alle voorwaarden tot

euthanasie na.159

Hij noteert zijn bevindingen in een verslag. De behandelende arts moet

daarnaast het verzoek tot euthanasie ook bespreken met het verplegend team, alsook met de

naasten van de patiënt indien hij dit wenst.160

Tenslotte moet de arts er ook voor zorgen dat de

patiënt de gelegenheid heeft gehad om zijn verzoeken mee te delen aan de personen die hij

wenst te zien.161

129. Bij het verzoek van een patiënt die niet-terminaal is, dienen een aantal bijkomende

procedurevoorschriften worden nageleefd.162

De behandelende arts zal een tweede, opnieuw

geheel onafhankelijke arts-consulent moeten raadplegen die hetzelfde takenpakket heeft als de

eerste arts-consulent. Deze tweede arts-consulent is ofwel psychiater ofwel specialist in de

aandoening waaraan de patiënt lijdt. Daarenboven zal er minstens één maand moeten verlopen

tussen het schriftelijke verzoek van de patiënt en de uitvoering van het euthanasieverzoek.163

B. HET ACTUEEL VERZOEK UITGAANDE VAN EEN DEMENTERENDE PERSOON

130. Om een geldig euthanasieverzoek te kunnen formuleren moet de dementerende persoon

zowel handelings- als wilsbekwaam zijn. De arts zal dus moeten nagaan of deze

dementerende persoon nog over voldoende bekwaamheid beschikt om dergelijke beslissing te

nemen. Meer bepaald zal de arts moeten nagaan of de dementerende persoon nog alle

informatie betreffende zijn beslissing begrijpt alsook dat de persoon hypothetisch kan denken

over de voordelen en nadelen van zijn keuze.164

131. Bovendien moet het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald zijn en mag het niet tot

stand gekomen zijn als gevolg van enige externe druk. De vereiste van de overwogen

158

T. VANSWEEVELT, “De euthanasiewet. Toepassingsgebied en krachtlijnen.”, NJW 2002, 452. 159

Art. 3, § 2, 3° Euthanasiewet. 160

Art. 3, § 2, 4° en 5° Euthanasiewet. 161

Art. 3, § 2, 6° Euthanasiewet. 162

Art. 3, § 3 Euthanasiewet. 163

S. TACK en T. BALTHAZAR, “Patiëntenrechten – Informed consent in de zorgsector: recente evoluties”, CABG

2007, 37. 164

W. VAN IJPEREN, E. PEETERS, E. DELBEKE, T. VANSWEEVELT, P. CRAS, “Euthanasie bij dementerende

personen in België en Nederland: wat is mogelijk en wat is wenselijk?”, Tijdschr. Voor Geneeskunde 2009, 661.

Page 77: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

68

beslissing houdt ten eerste in dat de persoon zijn keuze moet kunnen uiten. Dit kan zowel

verbaal als non-verbaal. De mogelijkheid om een keuze te kunnen uiten is van primordiaal

belang. Zoniet kan de beslissing immers niet kenbaar gemaakt worden. Ten tweede moet de

dementerende persoon alle informatie ontvangen en begrepen hebben. Om dit aan te tonen is

het aangewezen dat de patiënt de uitleg van de arts in zijn eigen woorden herhaalt. Ten derde

moet de dementerende persoon nog kunnen redeneren. Dit houdt in dat hij nog oorzakelijk

kan denken over zijn aandoening en over zijn vooruitzichten. Zonder een logische redenering

kan er geen overweging gemaakt worden. Tenslotte moet de dementerende persoon zijn keuze

kunnen waarderen. Hij moet hypothetisch kunnen nadenken over de voordelen en de nadelen

van zijn keuze zowel voor zichzelf als voor zijn omgeving.165

De arts zal dus geval per geval

moeten beoordelen of er in concreto aan deze vereisten is voldaan. In principe is het in het

beginstadium van dementie mogelijk dat de patiënt nog in staat is om een weloverwogen

verzoek te stellen.

132. Er moet ook sprake zijn van een medische uitzichtloze toestand van aanhoudend en

ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden en dat het gevolg is van

een ernstige en ongeneeslijke door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening. Volgens de

Federale Controle- en Evaluatiecommissie kan in geval van een progressieve ongeneeslijke

aandoeningen het vooruitzicht van een dramatische afloop in de toekomst (ondermeer

voortschrijdende dementie, verlies van autonomie) beschouwd worden als een ondraaglijk

psychisch lijden dat niet kan worden gelenigd. Toch meenden enkele leden dat lijden wegens

het vooruitzicht van een dramatische afloop in de toekomst, „hic et nunc‟ niet mag worden

beschouwd als een ondraaglijk niet te lenigen psychisch lijden, dit standpunt werd echter niet

gevolgd door de commissie.166

Er bestaat m.a.w. nog geen consensus over de vraag of

dementerende patiënten ondraaglijk en aanhoudend lijden.167

133. Uit de verslagen van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie blijkt dat slechts bij

een handvol van de aangegeven euthanasiegevallen euthanasie werd uitgevoerd op een

165

W. VAN IJPEREN, E. PEETERS, E. DELBEKE, T. VANSWEEVELT, P. CRAS, “Euthanasie bij dementerende

personen in België en Nederland: wat is mogelijk en wat is wenselijk?”, Tijdschr. Voor Geneeskunde 2009, 661. 166

Derde verslag van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie aan de wetgevende kamers, 2006-2007, 24. 167

S. DEFLOOR en H. NYS, Dementie en de rechten van de patiënt. Overzicht van de wettelijke bepalingen die de

levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving beïnvloeden, Reeks „Naar een dementievriendelijke

samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting 2008, 15.

Page 78: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

69

dementerende persoon. Daarbij ging het telkens om een actueel verzoek en deze gevallen

maakten het voorwerp uit van een uiterst grondig onderzoek om er zeker van te zijn dat de

wettelijke voorwaarden -in het bijzonder de geldigheid van het verzoek- werden nageleefd.168

§ 3. De voorafgaande euthanasieverklaring

A. GELDIGHEIDSVOORWAARDEN

1. Hoedanigheid van de opsteller

134. Net zoals bij het actueel verzoek dient de opsteller van de euthanasieverklaring een

handelingsbekwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige te zijn.

135. Indien de declarant fysiek blijvend niet in staat is om een wilsverklaring op te stellen en

te handtekenen, kan hij een meerderjarige persoon aanwijzen, die geen materieel belang heeft

bij het overlijden van de betrokkene, om de verklaring op te stellen.169

Het opstellen van deze

euthanasieverklaring door een derde moet gebeuren ten overstaan van twee meerderjarige

getuigen van wie er minstens één geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt.

De euthanasieverklaring vermeldt dat de betrokkene niet in staat is te handtekenen en

waarom. Daarnaast moet bij de euthanasieverklaring een medisch getuigschrift gevoegd

worden als bewijs dat de betrokkene fysiek blijvend niet in staat is de wilsverklaring op te

stellen en te tekenen.

2. De gezondheidstoestand van de patiënt

136. Voordat de voorafgaande euthanasieverklaring uitwerking kan krijgen, moet er aan drie

cumulatieve eisen in verband met de gezondheidstoestand van de betrokkene voldaan worden.

Ten eerste moet net zoals bij het actueel verzoek tot euthanasie de patiënt lijden aan een

ernstige en ongeneeslijke door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening. Ten tweede is

168

Derde verslag van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie aan de wetgevende kamers, 2006-2007, 22

(in casu ging het hier om vier gevallen van de ziekte van Huntington, twee gevallen van de ziekte van Alzheimer

en één geval van vasculaire dementie) 169

Art. 4, § 1, lid 4 Euthanasiewet.

Page 79: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

70

vereist dat de patiënt niet meer bij bewustzijn is. En ten derde moet deze toestand volgens de

stand van de wetenschap onomkeerbaar zijn.170

Over de draagwijdte van het begrip

“onomkeerbaar niet meer bij bewustzijn” zijn heel wat parlementaire discussies gevoerd.

Medisch gezien betreft dit ofwel de toestand waarbij de patiënt langdurig comateus is, ofwel

waarbij de patiënt zich in een permanent vegetatieve toestand bevindt.171

3. Schriftelijke vorm

137. De wilsverklaring moet schriftelijk worden opgesteld.172

Het koninklijk besluit dat de

Euthanasiewet op dit punt uitvoert, verduidelijkt in zijn artikel 2 op welke wijze dit kan

gebeuren: “De in artikel 1 bedoelde wilsverklaring wordt ofwel met de hand geschreven ofwel

getypt.”173

DE BONDT stelt dat deze bepaling gecombineerd met het feit dat de betrokkene zelf

zijn wilsverklaring moet opstellen betekent dat de betrokkene zelf zijn wilsverklaring dient te

schrijven of te typen.174

Hiermee wordt echter niet geïmpliceerd dat de declarant het

modelformulier dat als bijlage bij het koninklijk besluit175

werd gevoegd volledig dient te

herschrijven of hertypen. Het modelformulier is immers opgesteld in de vorm van een

invulformulier. Men kan bepaalde passages schrappen die als dusdanig zijn aangegeven.

Verder is er op andere plaatsen duidelijk blanco invulruimte gelaten. In het voorgaand

Verslag aan de Koning vermeldt het K.B. bovendien dat “Wanneer de wilsverklaring met de

hand wordt geschreven, deze aan de wet beantwoordt, zodra alle wettelijke en reglementaire

voorwaarden zijn vervuld. Het bijgevoegde model in bijlage geldt hierbij enkel als

voorbeeld.” De geldigheid van de wilsverklaring staat of valt dus niet met het al dan niet

letterlijk navolgen van het model. Ook andere vormen van de voorafgaande wilsverklaring

kunnen juridisch rechtsgeldig zijn indien zij aan alle wettelijke en reglementaire voorwaarden

beantwoorden.

170

Art. 4, § 1 Euthanasiewet. 171

E. DE KEYSER, “Respect voor het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt: gevolgen voor de wet betreffende de

euthanasie”, T.Gez. 2005-06, 382. 172

Art 4, § 1, lid 1 en lid 3 Euthanasiewet. 173

Koninklijk besluit houdende vaststelling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt

opgesteld, herbevestigd, herzien of ingetrokken, B.S. 13 mei 2007, 25587. 174

W. DE BONDT, “Wilsverklaringen inzake euthanasie en de notaris” in X, Rechtskroniek voor het Notariaat.

Deel 3, Die Keure, Brugge 2003, 9. 175

Hierna afgekort: K.B.

Page 80: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

71

4. Aanwezigheid van twee meerderjarige getuigen

138. Zowel wanneer de wilsverklaring is opgesteld door de betrokkene zelf als wanneer dit

gebeurd is door een derde aangewezen persoon in geval van blijvende fysieke onmogelijkheid

bij de betrokkene moet de wilsverklaring worden opgesteld ten overstaan van twee

meerderjarige getuigen, die deze wilsverklaringen ook ondertekenen.176

Hun rol bestaat erin te

bevestigen dat de wilsverklaring wel degelijk de uitdrukking is van de wil van de

betrokkene.177

Zij staan garant voor de echtheid van de wilsverklaring. Verder wordt vereist

dat minstens één van de getuigen geen materieel belang heeft bij het overlijden van de

betrokkene. Het doel van dit voorschrift bestaat erin de zogenaamde familiale druk te

verhinderen.

5. Mogelijkheid tot aanduiding van één of meerdere vertrouwensperso(o)n(en)

139. De Euthanasiewet voorziet in de mogelijkheid dat de betrokkene één of meer

meerderjarige vertrouwenspersonen aanduidt in zijn wilsverklaring. Centraal hierbij is de

aanwezigheid van een persoonlijke band tussen de betrokkene en de vertrouwenspersoon. De

wet stelt uitdrukkelijk dat de behandelende arts, de geraadpleegde arts en de leden van het

verplegend personeel niet kunnen optreden als vertrouwenspersoon.178

Wanneer er

verschillende vertrouwenspersonen worden aangewezen, moet de declarant dit in volgorde

van voorkeur geven. Elke vertrouwenspersoon vervangt zijn in de euthanasieverklaring

vermelde voorganger in geval van weigering, verhindering, onbekwaamheid of overlijden.179

De voornaamste opdracht van de vertrouwenpersoon omvat de arts op de hoogte brengen van

de wil van de betrokkene.180

Zo wordt van hem verwacht dat hij de behandelende arts

informeert over het bestaan van de wilsverklaring. De vertrouwenspersoon kan echter niet

handelen in naam en voor rekening van de betrokkene en kan bijgevolg geenszins beschouwd

worden als een vertegenwoordiger of lasthebber van de betrokkene.181

Daarnaast omvat het

176

Art. 4, § 1, lid 3 en lid 4 Euthanasiewet. 177

Parl. St. Senaat 2000-01, 5-244/22, 1028. 178

Art. 4, § 1, tweede lid Euthanasiewet. 179

Art. 4, § 1, tweede lid Euthanasiewet. 180

Art. 4, § 1, tweede lid Euthanasiewet. 181

W. DE BONDT, “Wilsverklaringen inzake euthanasie en de notaris” in X, Rechtskroniek voor het Notariaat.

Deel 3, Die Keure, Brugge, 2003, 14.

Page 81: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

72

takenpakket nog volgende zaken: de wilsverklaring te dagtekenen en te ondertekenen182

,

ingelicht worden over het advies van de arts-consulent183

, het verzoek van de patiënt met de

behandelende arts bespreken184

, de naasten van de patiënt aanwijzen met wie de

behandelende arts de inhoud van de wilsverklaring moet bespreken185

.

6. Geldigheidsduur

140. “Met de wilsverklaring kan alleen rekening gehouden worden indien zij minder dan vijf

jaar vóór het moment waarop de betrokkene zijn wil niet meer kan uiten, is opgesteld of

bevestigd.”186

Het beginpunt van de termijn is het moment waarop de wilsverklaring werd

opgesteld of bevestigd. Wenst de betrokkene dat zijn wilsverklaring haar geldigheid zou

behouden, dan zal hij ze om de vijf jaar dienen te bevestigen of herbevestigen. Hij is hier zelf

verantwoordelijk voor. Het Voorgaand verslag aan de Koning bij het K.B. houdende

vaststelling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt opgesteld,

bevestigd of ingetrokken voorziet dat zo‟n herbevestiging moet gebeuren via dezelfde

modaliteiten als bij het opstellen van de initiële wilsverklaring. Het K.B. stelt: “dit betekent

vooreerst dat voor de herbevestiging een volledig nieuwe wilsverklaring dient te worden

opgesteld volgens het model in bijlage bij het besluit gevoegd. Het is dus mogelijk dat bij de

herbevestiging andere getuigen worden gekozen of dat andere personen als

vertrouwenspersoon worden aangeduid. Is dit inderdaad het geval dan komt het aan de

betrokkene toe de getuigen en de vertrouwenspersonen betrokken bij het opstellen van de

vorige wilsverklaring, hiervan te verwittigen. Ook voor wat betreft de herbevestiging is de

betrokkene verantwoordelijk dat deze bekend is.”187

In het aangeboden model is uitdrukkelijk

onder de rubriek „voorwerp van de wilsverklaring‟ in de mogelijkheid tot herbevestiging

voorzien. 188

De declarant die zijn wilsverklaring wil herbevestigen, is geenszins verplicht om

182

Art. 4, § 1 lid 3 en 4 Euthanasiewet. 183

Art. 4, § 2, tweede lid, 1° Euthanasiewet. 184

Art. 4, § 2, tweede lid, 3° Euthanasiewet. 185

Art. 4, § 2, tweede lid, 4° Euthanasiewet. 186

Art. 4, § 1, zesde lid Euthanasiewet. 187

Verslag aan de Koning bij het K.B. houdende vaststelling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake

euthanasie wordt opgesteld, bevestigd of ingetrokken, B.S. 13 mei 2003, 25589. 188

Model voor de wilsverklaring inzake euthanasie, B.S. 13 mei 2003, 25591-25596.

Page 82: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

73

dit model te gebruiken. Het is immers slechts een voorbeeld en geen verplicht te volgen

model.189

141. De wilsbekwame persoon die een wilsverklaring betreffende euthanasie opstelde, kan

deze wilsverklaring op elk moment herzien (vb. aanstelling van een andere

vertrouwenspersoon) of intrekken. Deze herziening of intrekking is vormvrij.190

In principe

moet dus ook rekening gehouden worden met een mondelinge herziening of intrekking. De

ratio legis van deze vormvrije herziening of intrekking ligt in de omstandigheid dat de

betrokkene wilsbekwaam is maar niet over de nodige tijd en/of middelen beschikt om de

wilsverklaring volgens het aangeboden model te herzien of in te trekken.191

De declarant heeft

wel de mogelijkheid om het model te gebruiken aangezien er uitdrukkelijk voorzien is in een

rubriek „intrekking‟ en een rubriek „herziening‟. De betrokkene blijft wel verantwoordelijk

voor de kenbaarheid en publiciteit van zijn herziening of intrekking.192

7. Overige procedurele voorwaarden

142. De behandelende arts moet een onafhankelijke arts raadplegen en hem op de hoogte

brengen van de redenen voor deze raadpleging.193

Het inwinnen van dit advies heeft als doel:

het voorkomen van misbruiken, het objectiveren van de situatie en het verdelen van de

psychologische last.194

De arts-consulent neemt inzage van het medisch dossier en onderzoekt

de patiënt. Hij dient zich enkel uit te spreken over de onomkeerbaarheid van de medische

toestand van de patiënt. Het advies is opnieuw niet-bindend. Het is de behandelende arts die

de eindbeslissing neemt om al dan niet tot euthanasie over te gaan. Indien er een verplegend

team is dat in regelmatig contact staat met de patiënt, moet de arts de inhoud van de

wilsverklaring bespreken met het team of met de leden van dat team.195

De wilsverklaring

189

W. DE BONDT, “Wilsverklaringen inzake euthanasie en de notaris” in X, Rechtskroniek voor het Notariaat.

Deel 3, Die Keure, Brugge 2003, 15. 190

Art. 4 van het K.B. houdende vaststelling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt

opgesteld, bevestigd of ingetrokken, B.S. 13 mei 2003, 25590. 191

Verslag aan de Koning bij het K.B. houdende vaststelling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake

euthanasie wordt opgesteld, bevestigd of ingetrokken, B.S. 13 mei 2003, 25589. 192

Verslag aan de Koning bij het K.B. houdende vaststelling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake

euthanasie wordt opgesteld, bevestigd of ingetrokken, B.S. 13 mei 2003, 25589. 193

Art. 4, § 2, 1° Euthanasiewet. 194

T. VANSWEEVELT, “De euthanasiewet. Toepassingsgebied en krachtlijnen.”, NJW 2002, 454. 195

Art 4, § 2, 2° Euthansiewet.

Page 83: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

74

alsook alle handelingen van de behandelende arts en hun resultaat, met inbegrip van het

verslag van de arts-consulent dienen regelmatig opgetekend te worden in het medisch dossier

van de patiënt.196

Het staat de arts tenslotte vrij om nog bijkomende voorwaarden aan zijn

ingrijpen te verbinden.197

8. Registratie van de wilsverklaring

143. Sinds 1 september 2008 is het voor de betrokkene mogelijk om zijn officiële

wilsverklaring inzake euthanasie bij de gemeente van zijn woonplaats te laten registreren. De

ambtenaar van de burgerlijke stand is verplicht deze wilsverklaring in ontvangst in te nemen.

Hierbij voert hij een tweeledige controle uit: hij gaat de identiteit na van de persoon die hem

de wilsverklaring voor registratie aanbiedt en vergewist zich ervan dat het document conform

is met het modelformulier.198

Daarna stuurt de gemeenteambtenaar de gegevens door naar de

Federale Overheidsdienst Volksgezondheid die vervolgens overgaat tot de daadwerkelijke

registratie. Aan de persoon waarop de wilsverklaring betrekking heeft, wordt op het moment

dat hij deze laat registreren, een door de gemeenteambtenaar geviseerd afschrift van de

aangeboden wilsverklaring afgegeven. Eveneens bekomt de declarant een afschrift van het

ontvangstbewijs dat de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid aan de gemeente heeft

toegezonden.199

Via de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, meer

bepaald via de dienst EuthaConsult, kan de arts nagaan of de patiënt een wilsverklaring

inzake euthanasie registreerde bij een gemeente.200

Wanneer een patiënt wilsonbekwaam is of

zich in een stadium bevindt waardoor hij eventueel in aanmerking zou kunnen komen voor

euthanasie, dan kan de behandelende arts zich wenden tot deze databank om na te gaan of er

voor zijn patiënt gegevens in verband met een wilsverklaring inzake euthanasie zijn

opgenomen. Let wel: op de arts rust geen opzoekingplicht, hij kan dit doen maar hij is dus

geenszins verplicht.

196

Art. 4, § 2 , laatste lid Euthansiewet. 197

Art. 4, § 2, eerste lid Euthansiewet. 198

Art. 2 van het K.B. houdende de regeling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt

geregistreerd en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld, B.S. 7 juni

2007, 30957. 199

Art. 5, §2 K.B. houdende de regeling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt

geregistreerd en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld, B.S. 7 juni

2007. 200

Beschikbaar via www.ehealth.fgov.be/web/behealth/preparePopup.htm?popup=login&serviceId=euthanasie

(geraadpleegd op 8 maart 2011).

Page 84: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

75

144. Bovendien is deze registratie bij de gemeente een facultatieve registratieprocedure : een

wilsverklaring is met andere woorden eveneens geldig indien geen gebruik wordt gemaakt

van deze mogelijkheid.201

Ook bieden verschillende organisaties zoals ondermeer de vzw

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV) en de vzw Recht op Waardig Sterven (RWS)

een eigen registratiesysteem aan. Dit heeft ondermeer te maken met het feit dat het zes jaar

geduurd heeft tot er in een officieel registratiesysteem werd voorzien.202

In afwachting

hiervan hebben deze organisaties dus in een eigen alternatief van registratie voorzien. De

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging stuurt na de eigen georganiseerde registratie een brief

met registratienummer naar de betrokkene samen met een kaartje dat hij bij zijn

identiteitskaart of SIS-kaart kan voegen.203

Vandaag kan het registreren van de voorafgaande

wilsverklaring inzake euthanasie nog altijd een meerwaarde bieden. Zij houden de

wilsverklaring bij in een persoonlijk dossier en enkele maanden voor deze vervalt, herinneren

zij de betrokkene eraan dat hij de wilsverklaring dient te herbevestigen. De wilsverklaring is

immers maar vijf jaar geldig, en voorlopig voorziet het officieel registratiesysteem bij de

gemeentes niet in een verwittiging aan de betrokkene bij het bijna verstrijken van de

geldigheidsduur.

201

Verslag aan de Koning bij het K.B. houdende de regeling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake

euthanasie wordt geregistreerd en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt

meegedeeld, B.S. 7 juni 2007, 30952. 202

Verslag aan de Koning bij het K.B. houdende de regeling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake

euthanasie wordt geregistreerd en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt

meegedeeld, B.S. 7 juni 2007, 30956. (“De bepalingen treden in werking op 1 september 2008”) 203

Het document is beschikbaar via www.h-vv.be/Wilsverklaring-Euthanasie (geraadpleegd op 8 maart 2011).

Page 85: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

76

B. HANDLEIDING BIJ HET INVULLEN VAN EEN MODELFORMULIER:

“WILSVERKLARING INZAKE EUTHANASIE”

145. Na analyse van de Euthanasiewet en haar uitvoeringsbesluiten bespreek ik in dit

onderdeel hoe de declarant het best te werk gaat om een wilsverklaring inzake euthanasie op

te stellen. Ik baseer me hierbij op het modelformulier, gevoegd in de bijlage van het K.B.

houdende vaststelling van de wijze waarop de wilsverklaring inzake euthanasie wordt

opgesteld, bevestigd of ingetrokken, dat ik wat aangepast heb. Naar mijn aanvoelen wordt de

betrokkene op sommige websites en diensten immers onvoldoende geïnformeerd over hoe hij

precies te werk moet gaan bij het opstellen van zijn voorgaande wilsverklaring inzake

euthanasie. Af en toe wordt zelfs foutieve informatie meegedeeld aan de betrokkene.

Page 86: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

77

KONINKRIJK BELGIE Wettelijke basis : K.B. 2/04/2003

Formulier voor de wilsverklaring inzake euthanasie

(*) schrappen wat niet past

(1) in voorkomend geval

Rubriek I. Verplichte gegevens

A. Voorwerp van de wilsverklaring

De Heer/Mevrouw (*) (NAAM EN VOORNAAM) :

(*) verzoekt dat voor het geval hij/zij (*) niet meer in staat is tot wilsuiting, een arts

euthanasie toepast indien voldaan is aan de voorwaarden vastgesteld in de wet van 28 mei

2002 betreffende euthanasie.

(*) herbevestigt de wilsverklaring tot euthanasie die werd opgesteld op (datum) (1)

(*) herziet de wilsverklaring tot euthanasie die werd opgesteld op (datum) (1)

(*) trekt de wilsverklaring tot euthanasie, die werd opgesteld op (datum) in

Hier moet je kiezen welke situatie bij jou van toepassing is.

Indien je voor de eerste maal deze wilsverklaring inzake euthanasie opstelt moet je de eerste

keuzemogelijkheid nemen. Je moet dus de onderste drie sterretjes (*) schrappen. Bovendien is

het noodzakelijk dat je ten minste vier exemplaren opstelt: één voor jezelf, één voor de

behandelende arts of huisarts, één voor je getuige nr.1 en één voor je getuige nr.2. Indien je

een vertrouwenspersoon aanwijst, dan geef je deze vertrouwenspersoon ook een exemplaar

mee. Je kan zoveel vertrouwenspersonen aanstellen als je wenst. Indien je je wilsverklaring

wenst te registreren, moet je ook een exemplaar opstellen voor het gemeentebestuur en/of

desgevallend de organisatie waar je je wilsverklaring wenst te registreren. Het kan dus best

zijn dat je een tiental exemplaren van je wilsverklaring dient op te stellen. Het is van uiterst

belang dat op elk van deze exemplaren een originele handtekening van jezelf, de getuigen en

Page 87: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

78

de vertrouwenspersonen staat. Om de werklast wat te verlichten, kan je wel een exemplaar

invullen maar nog niet laten ondertekenen. Dit exemplaar kopieer je dan in het gewenst

aantal, en elk exemplaar wordt vervolgens voorzien van de vereiste originele handtekeningen.

Bij een herbevestiging moet een volledig nieuw formulier ingevuld worden. Je neemt dus best

een nieuw nog onbeschreven formulier. Maar je neemt dus de tweede keuzemogelijkheid door

het eerste, het derde en het vierde sterretje (*) te schrappen, en duidt hierbij aan van wanneer

je vorige wilsverklaring dateert. Het is dus zo dat bij een herbevestiging het formulier

ondertekend moet worden door jezelf, de getuigen en de vetrouwensperso(on)en. Bovendien

ben je bij de herbevestiging niet verplicht om dezelfde getuigen of vertrouwensperso(on)en te

nemen. Indien je andere personen aanstelt, is het wel aanbevolen dat je de getuigen en

vertrouwensperso(on)en betrokken bij de vorige wilsverklaring op de hoogte brengt van je

nieuwe keuze van getuigen en/of vertrouwensperso(on)en. Het is dus belangrijk dat je begrijpt

dat je bij een herbevestiging van je euthanasieverzoek verder moet handelen zoals bij je

vorige euthanasieverzoek. Je moet alle gegevens opnieuw invullen en de vereiste originele

handtekeningen van de jezelf, de getuigen en de vetrouwensperso(on)en moeten opnieuw

genoteerd worden. Je mag dus zeker niet het document van je oude wilsverklaring nemen, en

hierop aanpassingen noteren. Vergeet zeker niet dat elk exemplaar van originele

handtekeningen moet zijn voorzien!

Bij een herziening is het ten zeerste aanbevolen dat je een volledig nieuw formulier invult.

Het is in de praktijk immers moeilijk om allerlei wijzigingen op een duidelijke wijze aan te

brengen. Door overal zaken tussen te krabbelen, zal je wilsverklaring zeer slordig worden.

Dit kan voor onduidelijkheid en verwarring zorgen. Je neemt dus een nieuw onbeschreven

formulier, je schrapt alle sterretjes met uitzondering van het derde sterretje (*) en vult de

datum in van de wilsverklaring die je wil herzien. Vervolgens ga je opnieuw te werk als bij het

opstellen van je vorige wilsverklaring. Je moet alle gegevens opnieuw invullen en de vereiste

originele handtekeningen van jezelf, de getuigen en de vetrouwensperso(on)en moeten

opnieuw genoteerd worden. Indien je nieuwe getuigen en vertrouwensperso(on)en kiest, dan

verwittiging je best de getuigen en vertrouwensperso(on)en betrokken bij de vorige

wilsverklaring en breng je ze op de hoogte van je nieuwe keuze van getuigen en/of

Page 88: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

79

vertrouwensperso(on)en. Vergeet zeker niet dat elk exemplaar van originele handtekeningen

moet zijn voorzien!

Bij een intrekking is het voldoende dat je op jouw exemplaar van je wilsverklaring aanduidt

dat het om een intrekking gaat. Je doet dit best door het eerste sterretje ook te schrappen,

daarna teken je vóór elk sterretje een nieuw sterretje en vervolgens schrap je deze

zelfgetekende sterretjes met uitzondering van het vierde sterretje. Daarna vul je de zin aan

met de datum van de wilsverklaring die je wil intrekken. Vóór deze zin die je net ingevuld

hebt, zet je je handtekening, je naam, je hoedanigheid en de datum.

Indien dit praktisch niet lukt (doordat bijvoorbeeld de volledige zinnen doorstreept zijn), dan

kan je ook nog de tekst bij alle vier de sterretjes schrappen. Vervolgens schrijf je dan naast

het onderdeel “De Heer/Mevrouw (*) (NAAM EN VOORNAAM)” de volgende zin: “trekt de

wilsverklaring tot euthanasie, die werd opgesteld op (hier vul je de datum in van de

wilsverklaring die je wil intrekken) in”. Naast deze zin, zet je je handtekening, je naam, je

hoedanigheid en de datum.

Daarnaast noteer je ook de nieuwe datum bij het onderdeel „datum en handtekening van de

verzoeker‟. Vervolgens verwittig je de getuigen, vertrouwensperso(on)en en iedereen die een

exemplaar van jouw wilsverklaring bezit. Op elk van deze exemplaren breng je deze

wijzigingen aan.

Page 89: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

80

B. Persoonlijke gegevens van de verzoeker

Mijn persoonlijke gegevens zijn de volgende :

Hoofdverblijfplaats: (POSTCODE) (PLAATS)

(STRAAT) (HUISNUMMER) (BUS)

Tweede adres (1) : (POSTCODE) (PLAATS)

(STRAAT) (HUISNUMMER) (BUS)

Rijksregisternummer : . . . . . . - . . . - . .

Geboorteplaats en geboortedatum (dd/mm/jjjj) :

Het Rijksregisternummer kan je terugvinden op je SIS-kaart, je loon- of pensioenfiche, je

belastingsbrief en je identiteitskaart.

Indien je vaak op een tweede adres verblijft kan je dit vermelden.

C. Kenmerken van de wilsverklaring

Deze verklaring werd vrij en bewust afgelegd. Dit wordt onderschreven door de

handtekening van de twee getuigen en in voorkomend geval van de

vertrouwensperso(o)n(en).

Ik verwacht dat deze wilsverklaring wordt geëerbiedigd.

Hier hoef je niets aan toe te voegen.

Page 90: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

81

D. De getuigen

De getuigen ten overstaan waarvan ik deze wilsverklaring afleg zijn :

1.

Naam en voornaam :

Hoofdverblijfplaats: (POSTCODE) (PLAATS)

(STRAAT) (HUISNUMMER) (BUS)

Rijksregisternummer :

Telefoonnummer:

Geboortedatum en geboorteplaats :

Eventuele graad van verwantschap :

2.

Naam en voornaam :

Hoofdverblijfplaats: (POSTCODE) (PLAATS)

(STRAAT) (HUISNUMMER) (BUS)

Rijksregisternummer :

Telefoonnummer :

Geboortedatum en geboorteplaats :

Eventuele graad van verwantschap :

Één van de twee getuigen mag geen materieel belang hebben bij jouw overlijden. Hij/zij mag

dus geen erfgerechtigd familielid zijn (ter controle wordt de graad van verwantschap

gevraagd), tevens mag deze ene getuige geen begunstigde zijn in jouw testament.

Door ondertekening bevestigen de getuigen dat je de wilsverklaring vrijwillig hebt opgemaakt

en dat je nog over voldoende verstandelijke vermogens beschikte om dergelijke beslissing te

nemen .

De getuige wordt verder niet betrokken bij mogelijk overleg.

Page 91: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

82

Rubriek II. Facultatieve gegevens (je bent dus niet verplicht deze rubriek in te vullen)

A. De eventueel aangewezen vertrouwenspersonen

Als vertrouwensperso(o)n(en), waarvan ik wens dat hij/zij onmiddellijk op de hoogte

wordt (worden) gebracht indien ik mij in een toestand bevind waarin de wilsverklaring

van toepassing zou kunnen zijn en dat hij/zij tijdens de procedure wordt (worden)

betrokken, wijs ik in volgorde van voorkeur aan :

1.

Naam en voornaam :

Hoofdverblijfplaats: (POSTCODE) (PLAATS)

(STRAAT) (HUISNUMMER) (BUS)

Rijksregisternummer :

Telefoonnummer:

Geboortedatum en geboorteplaats :

Eventuele graad van verwantschap :

2.

Naam en voornaam :

Hoofdverblijfplaats: (POSTCODE) (PLAATS)

(STRAAT) (HUISNUMMER) (BUS)

Rijksregisternummer :

Telefoonnummer :

Geboortedatum en geboorteplaats :

Eventuele graad van verwantschap :

Men kan meerdere vertrouwenspersonen aanstellen. Het aantal is dus niet beperkt tot één of

twee. Je kan dus gerust nog een derde of vierde vertrouwenspersoon aanduiden indien je dit

wenselijk acht.

Page 92: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

83

De behandelende arts, de geraadpleegde arts die geconsulteerd wordt door de behandelende

arts en de leden van het verplegend personeel mogen niet optreden als vertrouwenspersoon.

Belangrijk is dat je begrijpt dat je de vertrouwenspersonen in volgorde van voorkeur

aanwijst. Zo zal de vertrouwenspersoon aangeduid onder 1. als eerste in de procedure

betrokken worden. Is deze vertrouwenspersoon onvindbaar, wilsonbekwaam of wenst hij niet

meer als vertrouwenspersoon op te treden, dan wordt de vermelde vertrouwenspersoon onder

2. aangesproken, enz.

De taak van de vertrouwenspersoon bestaat er hoofdzakelijk in dat hij/zij de arts op de

hoogte brengt van jouw wil. Van hem/haar wordt verwacht dat hij/zij de behandelende arts

informeert over het bestaan van je wilsverklaring, indien jij je in een onomkeerbare

comateuze toestand zou bevinden. Let wel: deze persoon kan niet beschouwd worden als een

vertegenwoordiger. Hij/zij kan dus niet beslissen in jouw plaats. Daarnaast omvat het

takenpakket van de vertrouwenspersoon nog volgende zaken: zij/hij wordt ingelicht word

over het advies van de arts-consulent ( =een tweede arts die de behandelende arts advies

geeft over jou euthanasieverzoek), hij/zij bespreekt jouw euthanasieverzoek met de

behandelende arts, zij/hij wijst jouw naasten aan met wie de behandelende arts de inhoud

van de wilsverklaring moet bespreken. Informeer de aangestelde vertrouwenspersonen tijdig

en duidelijk over wat precies van hen verwacht wordt.

Page 93: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

84

B. Gegevens weer te geven door de persoon die fysiek blijvend niet in staat is een

wilsverklaring op te stellen en te tekenen

De reden waarom ikzelf fysiek blijvend niet in staat ben deze wilsverklaring op te stellen en

te ondertekenen is de volgende :

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

Als bewijs hiervan, voeg ik een medisch getuigschrift in bijlage.

Ik heb (NAAM EN VOORNAAM) aangewezen om deze wilsverklaring schriftelijk vast te

leggen.

De persoonlijke gegevens van voornoemde persoon zijn de volgende :

Hoofdverblijfplaats: (POSTCODE) (PLAATS)

(STRAAT) (HUISNUMMER) (BUS)

Rijksregisternummer :

Telefoonnummer :

Geboortedatum en geboorteplaats :

Eventuele graad van verwantschap :

Datum en handtekening van de aangewezen persoon bij het fysiek blijvend niet in staat zijn

van de verzoeker :

Page 94: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

85

Dit gedeelte dient uitsluitend vervolledigd te worden wanneer je zelf niet in staat bent de

informatie eigenhandig te schrijven.

Je kan dan een meerderjarige persoon aanwijzen, die geen materieel belang heeft bij jouw

overlijden om jouw verklaring op te stellen.

Er moet een ondertekend en gedagtekend medisch getuigschrift worden bijgevoegd waarin de

precieze redenen worden vermeld waarom je de wilsverklaring niet eigenhandig kan

opschrijven.

Deze verklaring is opgemaakt ….(AANTAL)….ondertekende exemplaren die worden

bewaard (op een plaats of bij een persoon) :

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………..

Gedaan

op……………………………………………………...te……………………………………….

Datum en handtekening van de verzoeker :

Page 95: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

86

Datum en handtekening van de twee getuigen :

Datum en handtekening van de aangewezen vertrouwsperso(o)n(en) (1) :

Je moet het aantal ondertekende exemplaren die worden bewaard vermelden, samen met de

naam van de personen en hun adres die het exemplaar bijhouden. Dit zijn ondermeer de

verzoeker, de beide getuigen, eventueel de vertrouwensperso(o)n(en) en de behandelende arts

die jouw exemplaar van de wilsverklaring bij jouw medisch dossier voegt.

Iedere ondertekenaar zet bij zijn handtekening ten eerste zijn naam, ten tweede de datum en

ten derde ook zijn/haar hoedanigheid. Jij als de verzoeker moet bijvoorbeeld je handtekening

plaatsen, daaronder je naam, daaronder de datum van de dag waarop je ondertekend hebt, en

daaronder nog eens de vermelding “verzoeker”.

Zoals in het begin al werd vermeld, moet je ervoor zorgen dat indien je kopieën maakt van het

oorspronkelijke exemplaar, er nog nergens handtekeningen staan. Eerst de kopieën maken en

daarna iedereen laten tekenen. Indien je dit niet zo doet, kan de echtheid van de

handtekeningen worden betwist.

Page 96: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

87

C. DE VOORAFGAANDE EUTHANASIEVERKLARING BIJ DEMENTERENDE

PERSONEN

146. De wet vereist dat de patiënt getroffen is door een ernstige en ongeneeslijke door ziekte

of ongeval veroorzaakte aandoening, hij niet meer bij bewustzijn is en deze toestand volgens

de huidige stand van de wetenschap onomkeerbaar is. En precies bij deze vereiste van

“onomkeerbare toestand van niet meer bij bewustzijn” wringt het schoentje. Tijdens de

parlementaire voorbereiding werd besloten dat volgens de huidige stand van de medische

wetenschap enkel een onomkeerbare coma en persistent vegetatieve toestand daaronder

geclassificeerd kunnen worden. Dementie kan hier niet mee gelijkgesteld worden. Het gaat bij

dementie om toenemende geheugenstoornissen, stoornissen in de oriëntatie, in tijd en plaats,

stoornissen bij het uitvoeren van complexe en uiteindelijk minder complexe taken en

veranderingen in het karakter. Ook hallucinaties kunnen optreden. Uiteindelijk kan de patiënt

geen enkele handeling meer uitvoeren, spreken of begrijpen. Partner en kinderen worden niet

meer herkend.204

Maar strikt genomen verliest de demente patiënt zijn bewustzijn niet, hij

blijft immers reacties tonen op aanrakingen en andere externe prikkels.205

Dementie is om

deze redenen uitgesloten van dit toepassingsgebied van de wet.

147. Toch kan het zo zijn dat een demente persoon zich op een bepaald moment wel in “een

onomkeerbare toestand van buiten bewustzijn” bevindt. Een andere aandoening is hier

meestal de oorzaak van “de onomkeerbare toestand van buiten bewustzijn”, deze toestand is

niet het rechtstreekse gevolg van de dementie zelf. In dergelijk geval kan de voorafgaande

wilsverklaring uitwerking krijgen, op voorwaarde dat ook de andere geldigheidsvereisten

vervuld zijn.

148. Maar zelfs indien de dementerende declarant nooit in “een onomkeerbare toestand van

niet meer bij bewustzijn” belandt, dan nog kan de voorafgaande wilsverklaring inzake

euthanasie toch enige significantie hebben. In dergelijke situatie kan zij functioneren als een

soort van negatieve wilsverklaring. Deze wilsverklaring moet dan geïnterpreteerd worden als

204

E. DE KEYSER, “Respect voor het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt: gevolgen voor de wet betreffende de

euthanasie”, T.Gez. 2005-06, 383. 205

S. DEFLOOR en H. NYS, Dementie en de rechten van de patiënt. Overzicht van de wettelijke bepalingen die de

levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving beïnvloeden, Reeks „Naar een dementievriendelijke

samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting 2008, 16.

Page 97: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

88

de keuze voor een terughoudend behandelbeleid in plaats van een beleid dat tot op het laatste

moment gericht is op levensverlenging.206

§ 4. Juridische afdwingbaarheid van het euthansieverzoek

149. Artikel 14 van de Euthanasiewet bepaalt uitdrukkelijk dat het actueel euthanasieverzoek

en de voorafgaande euthanasieverklaring geen dwingende waarde hebben. Er bestaat

bijgevolg een recht van de patiënt om euthanasie te vragen, maar geen afdwingbaar recht op

euthanasie. Geen enkele arts kan gedwongen worden mee te werken aan het toepassen van

euthanasie, noch als uitvoerende arts, noch als arts-consulent. Ook andere zorgverstrekkers,

zoals ondermeer leden van het verpleegkundig en het palliatief team, kunnen geenszins

gedwongen worden om hun medewerking te verlenen aan het toepassen van euthanasie.207

De

positieve wilsverklaringen in het kader van de Euthanasiewet hebben dus hooguit een

indicatieve waarde.

150. De arts aan wie een euthanasieverzoek wordt gericht beschikt over drie

keuzemogelijkheden met betrekking tot zijn handelen. Ofwel gaat hij akkoord met het

verzoek en willigt hij het in, dan dient hij de voorwaarden in de Euthanasiewet nauwkeurig na

te leven. Ofwel gaat hij akkoord, maar dit enkel indien aan bepaalde bijkomende voorwaarden

is voldaan. Ofwel kan hij weigeren om op het euthanasieverzoek in te gaan.208

Bij weigering

moet de arts wel een aantal voorwaarden in acht nemen: zo moet hij dit de patiënt of zijn

vertrouwenspersoon tijdig laten weten. Daarbij moet hij de redenen van zijn weigering

toelichten. Indien zijn weigering steunt op een medische grond, dan moet hij dit in het

medisch dossier van de patiënt noteren.209

Tenslotte moet de arts die weigert in te gaan op een

euthanasieverzoek op verzoek van de patiënt of de vertrouwenspersoon, het medisch dossier

van de patiënt meedelen aan de door de patiënt of de vertrouwenspersoon aangeduide arts.210

Er rust echter geen actieve doorverwijsplicht op de arts om het euthanasieverzoek mee te

206

C. LEMMENS, “Medische beslissingen van een demente patiënt aan het einde van zijn leven en het juridisch

statuut van advance care planning en voorafgaande wilsverklaringen”, T.Gez. 2010-11, 17. 207

S. TACK en T. BALTHAZAR, “Patiëntenrechten – Informed consent in de zorgsector: recente evoluties”, CABG

2007, 39. 208

T. VANSWEEVELT, “De euthanasiewet. Toepassingsgebied en krachtlijnen.”, NJW 2002, 456. 209

Art. 14, vierde lid Euthansiewet. 210

Art. 14, vijfde lid Euthansiewet.

Page 98: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

89

delen aan een collega-arts. De patiënt moet zelf op zoek gaan naar een andere arts en dit

berichten aan de weigerende arts. Verschillende organisaties pleiten dan ook voor een echte

wettelijke doorverwijsplicht voor de arts die euthanasie weigert.211

151. De Euthanasiewet heeft er dus voor gezorgd dat de arts volledig bij eer en geweten zelf

kan beslissen of hij al dan niet ingaat op het euthanasieverzoek. Hoewel dus niet dwingend,

kan het euthanasieverzoek wel een belangrijke en waardevolle leidraad zijn indien bij de

besluitvorming discussies ontstaan over de werkelijke wil van de patiënt.212

Het

euthanasieverzoek wijst er immers op dat de patiënt zou opteren voor een eerder

terughoudend behandelingsbeleid.

§ 5. Registratie van de uitgevoerde euthanasie

152. De arts die euthanasie heeft toegepast, bezorgt binnen vier werkdagen een volledig

ingevuld registratiedocument aan de Federale Controle- en Evaluatiecommissie

Euthansiewetgeving.213

Het registratiedocument is online beschikbaar op de website van de

Federale Overheidsdienst Volksgezondheid. Het document is beschikbaar in een Word

formaat (elektronisch in te vullen en printen) en een PDF formaat (printen en invullen).214

Dit

registratiedocument bestaat uit twee delen: een nominatief en een anoniem deel. Het eerste

nominatief deel van het document wordt door de arts verzegeld en bevat voornamelijk

identificatiegegevens van personen die bij de euthanasie betrokken waren. Het tweede

anoniem deel van het registratiedocument bevat anonieme gegevens over de materiële en

procedurele voorwaarden van de Euthanasiewet.215

153. De controle- en evaluatiecommissie heeft in de eerste plaats een belangrijke

controletaak. Zij komt één keer per maand samen en onderzoekt dan het volledig ingevulde

211

Onder meer LEIF, RWS, Dr. W. DISTELMANS. Zie ook L. FAVYTS, “Hoezo… Uitzichtloos?”, RWS 2011,

nr.123, 8. 212

S. TACK en T. BALTHAZAR, “Patiëntenrechten – Informed consent in de zorgsector: recente evoluties”, CABG

2007, 39. 213

Art. 5 en 6 Euthanasiewet. 214

Beschikbaar via

www.health.belgium.be/eportal/Healthcare/Consultativebodies/Commissions/Euthanasia/index.htm

(geraadpleegd op 18 april 2011) 215

Art. 7 Euthansiewet.

Page 99: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

90

registratiedocument dat werd ingevuld en opgestuurd door de behandelende arts. De

commissie gaat na of de euthanasie is uitgevoerd onder de voorwaarden en volgens de

procedure bepaald door de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie.216

Naast deze

controleopdracht heeft de commissie ook een belangrijke evaluatietaak. Zij publiceert

tweejaarlijks een rapport aan de wetgevende kamers. Dit rapport bevat: een statistisch verslag

waarin de informatie is verwerkt uit het tweede deel van het volledig ingevulde

registratiedocument, een verslag waarin de toepassing van de wet wordt aangegeven en

geëvalueerd en in voorkomend geval, aanbevelingen die kunnen leiden tot een wetgevend

initiatief of andere maatregelen inzake de uitvoering van de wet.217

Het vierde rapport en

voorlopig recentste rapport werd gepubliceerd in juli 2010.218

§ 6. Is een uitbreiding van de Euthansiewet wenselijk?

154. De Euthanasiewet in haar huidige vorm leidt tot problematische situaties bij

dementerende personen die om euthanasie verzoeken. Vanaf het moment waarop de patiënt

wilsonbekwaam wordt, kan hij niet meer om euthanasie verzoeken. Bovendien krijgt een

voorafgaande wilsverklaring tot euthanasie maar zelden uitwerking aangezien een demente

persoon zich strikt gezien niet in een comateuze of permanent vegetatieve toestand bevindt.

Wel wordt aangenomen dat wanneer de dementerende persoon wel nog wilsbekwaam is, hij

via een actueel verzoek om euthanasie kan verzoeken. Daarbij dient wel het ondraaglijk en/of

niet meer lenigbaar lijden aangetoond worden.

155. Prof. dr. PETER DE DEYN stelt dat hij zodoende in de praktijk de dementerende patiënten

erop wijst dat indien zij geëuthanaseerd willen worden, zij hun wilsonbekwaamheid voor

moeten trachten te zijn.219

De Euthansiewet legt m.a.w. een tijdsdruk op. De dementerende

persoon wordt aangespoord om op een moment waarop hij nog wilsbekwaam is het aanzoek

tot euthanasie te vragen. Zo ook deed auteur Hugo Claus zijn euthanasieverzoek op het

216

Art 8. Euthanasiewet. 217

Art. 9 Euthanasiewet. 218

Deze rapporten zijn consulteerbaar via volgende link:

www.health.belgium.be/eportal/Healthcare/Consultativebodies/Commissions/Euthanasia/Publications/index.htm

(geraadpleegd op 18 april 2011) 219

P. DE DEYN, “Gespreksavond: Dementie: nu of nooit”, Breinwijzer (Deze gespreksavond vond plaats op 25

november 2010).

Page 100: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

91

moment waarop hij nog heldere momenten had, en dit om zijn wilsonbekwaamheid voor te

zijn. De behandelende arts meende naar eer en geweten, dat de toepassingsvoorwaarden

vervuld waren, en willigde het verzoek in op 19 maart 2008. De dementerende persoon kan in

de praktijk dus enkel wanneer de dementie nog niet te ernstig is, m.a.w. wanneer hij dus nog

voldoende beslissingsbekwaam is, een geldig actueel verzoek om euthanasie uiten.220

156. Ook de casus waar dr. Marc Cosyns op 20 januari 2006 een patiënte met dementie hielp

sterven toont de moeilijke situatie aan. Deze 87-jarige vrouw had vasculaire dementie en op

heldere momenten uitte zij telkens haar wens tot euthanasie. Maar op andere momenten

tijdens dewelke zij eerder een verwarde indruk maakte wenste zij niet dood te gaan, en

verlangde zij om nog lang te blijven leven. Dr. Cosyns consulteerde een tweede arts, die na

een eerste negatief advies, een gunstig advies tot euthanasie gaf. Op 20 januari 2006 gaf hij de

demente vrouw een beker barbituraten die zij zelf opdronk, waarna zij snel stierf. Strikt

gezien kan men dus niet over euthanasie spreken, maar gaat het over hulp bij zelfdoding.221

Zo ook voerde Dr. Cosyns op 5 januari 2008 euthanasie uit bij een 88-jarige dementerende

vrouw die in een rusthuis verbleef, ongeneeslijk ziek was, maar niet terminaal. Ze leed aan

allerlei aandoeningen die haar ondraaglijke pijn bezorgden, waardoor ze voldeed aan de

voorwaarden voor euthanasie. Haar zoon betwistte dit echter, en diende klacht in. Na twee

jaar, op 7 december 2009, besliste de onderzoeksrechter om dr. Cosyns niet te vervolgen.

157. Deze voorbeelden tonen aan dat er vele problemen rijzen bij de toepassing van

euthanasie bij dementerende personen. Bij het actueel verzoek is de wilsonbekwaamheid de

grootste hinderpaal. Het is voor de arts heel complex om te oordelen of het verzoek volledig

de echte, daadwerkelijke wil van de patiënt is. Een persoon met dementie kan immers uiterst

onvoorspelbaar reageren. Op heldere momenten kan de patiënt overtuigend en vastberaden

herhaaldelijk om euthanasie verzoeken. Daarentegen, kan deze patiënt op een ander moment

op overtuigende wijze nog een lang leven wensen. Voor de arts kan het in zo‟n situatie heel

moeilijk zijn om te oordelen wat nu de werkelijke wil van deze patiënt is. Wil de „echte

wilsbekwame persoon‟ nu euthanasie? En moet de wil van de door Alzheimer aangetaste

„andere wilsonbekwame persoon‟ dan volledig genegeerd worden? Tevens wordt vaak nog

220

X, “Euthanasie bij dementie blijft een probleem”, De Standaard, 21 maart 2008. 221

J. VLAMINCK, “Over de complexiteit van euthanasie bij patiënten met dementie”, De Huisarts 9 februari

2006, 6-7.

Page 101: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

92

betwist of er sprake is van een ondraaglijk en/of uitzichtloos lijden bij dementerende

personen. Veel artsen menen dat het lijden aan dementie op zich geen grond is om euthanasie

uit te voeren, tenzij er sprake is van bijkomende aandoeningen.222

Daarenboven heeft de

voorafgaande wilsverklaring tot euthanasie bij dementerende patiënten maar een heel beperkt

nut. Zoals reeds aangehaald hebben, zal een demente persoon zich eerder zelden in een

comateuze of permanent vegetatieve toestand bevinden.

158. Op dit beperkte toepassingsgebied van de huidige Euthanasiewet werd de voorbije jaren

al heel wat kritiek geleverd. Verschillende wetsvoorstellen werden ingediend om het

toepassingsgebied van de wet te verruimen naar personen met dementie.223

De discussie die

rond dit standpunt moet gevoerd worden, is ethisch zeer zwaar geladen. De tegenstanders van

deze uitbreiding stellen dat dementerende personen niet echt lijden, maar dat zij schijnbaar

genieten van hun leven. Door hun dementie hebben zij hebben hun ziektebesef verloren, en

lijken zij vergenoegd door het leven te gaan. Meestal liggen de grootste problemen bij de

naasten en omgeving van de dementerende persoon die het moeilijk hebben met de

veranderende persoonlijkheid en houding van deze persoon. Bovendien wordt er op gewezen

dat de samenleving haar verantwoordelijkheid voor de allerzwaksten niet zou opnemen.

Dementerende ouderen vormen sowieso al één van de meest kwetsbare groepen binnen onze

samenleving. Wanneer deze patiënt dan nog eens opgezadeld wordt met de mogelijkheid om

voor euthanasie te kiezen, wordt hij alleen maar kwetsbaarder. Het negatieve

maatschappijbeeld moet aangepakt worden. Mensen zien dementie als een „nooit ophoudende

begrafenis, „een trage dood van de geest‟ of als „het verschrikkelijkste wat een mens kan

overkomen‟. Dit stigma wordt versterkt omdat de focus voornamelijk op de laatste fase van

het ziekteproces gelegd wordt. Dit heeft grote gevolgen voor het beeld dat men vormt rondom

de levenskwaliteit van de dementerende persoon. Zowel de persoon met dementie als diens

omgeving krijgen hiermee de idee dat vanaf het moment van de diagnose het leven voorbij is.

Het stigma, de taboes, het isolement, de frustraties die ontstaan omdat men zich niet begrepen

voelt, zijn duidelijk geen lichamelijke symptomen van dementie, maar gevolgen van de

222

M.L. RURUP, B.D. ONWUTEAKA-PHILIPSEN, A. VAN DER HEIDE e.a., “Physicians experiences with dementend

patients with advance euthanasia directions in the Netherlands”, J.Am. Geriatr.Soc. 2005, 1138-1144. 223

Zie ondermeer: Wetsvoorstel van 7 juli 2004 tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de

euthanasie, Parl. St. Senaat 2003-04, nr 3-804/1; wetsvoorstel van 8 april 2008 tot wijziging van art. 4 van de

wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, Parl. St. Senaat 2007-08, nr. 4-676/1; wetsvoorstel van 10 april

2008 tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 wat de euthanasie betreft, Parl. St. Kamer 2007-08, nr. 1050/001.

Page 102: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

93

manier waarop de samenleving ermee omgaat. Het is deels een „selffulfilling prophecy‟: de

onwetendheid en negatieve reacties maken de personen met dementie en hun omgeving

angstig en onzeker, en bij het uiten van de opgebouwde frustraties stuiten zij op nog meer

onbegrip.224

Andere argumenten hebben te maken met de vaak problematische diagnostiek

van dementie en het gevaar dat sommige dementerende personen onder druk zouden worden

gezet omwille van economische of materiële redenen.

159. In de wetsvoorstellen omtrent de uitbreiding van het toepassingsgebied van de

euthanasieverklaring werd de voorwaarde van „het niet meer bij bewustzijn zijn‟ vervangen

door „het zich niet meer bewust zijn van zijn eigen persoon, zijn mentale en fysieke toestand

en zijn sociale en fysieke omgeving‟ of gelijkaardige bewoordingen. Het grote probleem bij

deze formulering is hoe dat de arts deze toestand in de praktijk zal moeten diagnosticeren.

Hoe kan immers op een objectieve en sluitende manier bepaald worden op welk moment

iemand zich niet meer bewust is van zijn persoonlijkheid. LEMMENS beaamt dat dit misschien

wel moeilijker kan zijn, maar dat dit geen argument is om euthanasie bij dementerende

personen tegen te houden. Hij stelt dat er zeker situaties zullen zijn waarin het verlies van de

van het bewustzijn van de patiënt duidelijk is. Dat de arts dit in samenspraak met de patiënt,

diens artsen en met behulp van het patiëntendossier dient te bepalen. Hij besluit dat er bij

comapatiënten ook wel eens een patiënt ontwaakt waarbij de artsen alle hoop reeds jaren

geleden hadden opgegeven.225

224

B. VAN GORP en T. VERCRUYSSE, Framing and reframing: anders communiceren over dementie, Reeks „Naar

een dementievriendelijke samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting 2011, 59. 225

C. LEMMENS, “Medische beslissingen van een demente patiënt aan het einde van zijn leven en het juridisch

statuut van advance care planning en voorafgaande wilsverklaringen”, T.Gez. 2010-11, 20.

Page 103: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

94

Afdeling 3. Wilsverklaring inzake de lijkbezorging

§ 1. Inleiding

160. Ons recht huldigt het beginsel van de keuzevrijheid van elke persoon met betrekking tot

de wijze van zijn lijkbezorging. Zodoende heeft ieder het recht te bepalen op welke manier

zijn lijk begraven dan wel gecremeerd dient te worden. Wanneer de overledene hieromtrent

geen wensen heeft kenbaar gemaakt, zal het beslissingsrecht in principe worden toegekend

aan de langstlevende echtgeno(o)t(e). Deze persoon geniet echter geen absolute voorkeur.

Wanneer de langstlevende geen laatste wilsbeschikking kan voorleggen en er daarenboven uit

verklaringen en omstandigheden aangehaald door andere naaste familieleden blijkt dat zij de

wensen van de overledene het best gekend hebben, wordt aan deze personen de voorkeur

gegeven.226

161. De belangrijkste wetgeving is hier het Vlaams decreet van 16 januari 2004 op de

begraafplaatsen en de lijkbezorging227

, en haar uitvoeringsbesluiten.228

Ook bracht de

Vlaamse Regering al verschillende omzendbrieven uit om het decreet nader toe te lichten en

te verduidelijken.229

Inhoudelijk werd het decreet gewijzigd door het decreet van 10 november

2005230

, waarbij artikel 19, § 1 van het Vlaamse decreet werd gewijzigd, en door het decreet

van 18 april 2008231

. Hou in gedachte dat dit decreet enkel van toepassing is op het Vlaamse

Gewest. Voor Vlaanderen werd de federale wet van 20 juli 1971232

op de lijkbezorging dan

ook vervangen door het decreet van 16 januari 2004. De federale wet blijft van toepassing op

het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

226

A. VANDEWIELE, “Rechtsleer – Bepalingen inzake de lijkbezorging”, T.Not. 2006, 64. 227

Decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, B.S. 10 februari 2004. 228

Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van

begraafplaatsen en crematoria, B.S. 28 juni 2004 ; het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2005 tot

bepaling van de voorwaarden waaraan de doodskist of een ander lijkomhulsel moet beantwoorden, B.S. 15

december 2005 ; het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2006 tot vaststelling van de wijze van

lijkbezorging, de asbestemming en de rituelen van de levensbeschouwing, B.S. 18 april 2006. 229

Omzendbrief B.A. 2006/03 van 10 maart 2006, B.S. 7 april 2006 ; omzendbrief B.B. 2008/04 van 16 juni

2008, B.S. 14 juni 2008 ; omzendbrief B.B. 27 juni 2008, B.S. 15 juli 2008. 230

Decreet houdende wijziging van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging,

B.S. 15 december 2005. 231

Decreet houdende wijziging van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging,

B.S. 26 mei 2008. 232

De wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, B.S. 3 augustus 1971.

Page 104: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

95

162. Uit een analyse van de rechtspraak blijk dat een uiterste wilsbeschikking een goed

instrument is om (gerechtelijke) discussies inzake lijkbezorging te vermijden. De

nabestaanden zijn door deze wilsbeschikking gebonden en kunnen hun wil niet meer

opdringen.233

§ 2. De vorm van de wilsbeschikking

163. Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2006 tot vaststelling van de wijze

van lijkbezorging, de asbestemming en de rituelen van de levensbeschouwing die kunnen

opgenomen worden in de schriftelijke kennisgeving van de laatste wilsbeschikking die aan de

ambtenaar van de burgerlijke stand kan overgemaakt worden234

regelt dat deze laatste

wilsbeschikking kan geregistreerd worden bij een ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze

laatste wilsbeschikking neemt de vorm aan van een gedateerd en ondertekend document. Dit

besluit van 24 februari 2006 zegt enkel dat de declarant zijn naam, voornamen,

geboorteplaats, geboortedatum en adres moet vermelden en beperkt de keuze van de declarant

tussen de uitvaartplechtigheden en wijzen van lijkbezorging die worden opgesomd in het

besluit. Een model werd wel niet opgenomen in het besluit.

164. Het besluit van 24 februari 2006 legt uitdrukkelijk restricties op in verband met de

keuzemogelijkheden van de declarant. Het Vlaams decreet op de lijkbezorging biedt duidelijk

meer keuzemogelijkheden: het staat de declarant dan ook vrij om een meer uitgebreid

document op te stellen. Dit document zal echter niet geregistreerd kunnen worden bij de

gemeente, de declarant zal er zelf moeten voor zorgen dat het document kenbaar gemaakt

moet worden na zijn overlijden. Een eerste optie bestaat erin dat hij een exemplaar van het

document aan zijn naasten bezorgd, en dat deze personen zullen instaan voor de kenbaarheid

ervan. Een tweede mogelijkheid is dat de declarant beslist om de akte in notariële vorm op te

maken. Niettegenstaande de notaris in eerste plaats geconfronteerd wordt met patrimoniale

bepalingen, kan hij als raadsman immers ook gecontacteerd worden voor het opnemen van

extra-patrimoniale bepalingen in een testament.235

Hij kan tijdens het opmaken van een

233

A. VANDEWIELE, “Rechtsleer – Bepalingen inzake de lijkbezorging”, T.Not. 2006, 67. 234

B.S. 18 april 2006. 235

K. DE WISPELAERE, “Vlaams Decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging”, NNK

2009, 21.

Page 105: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

96

vermogensrechtelijk testament de cliënt tevens spontaan inlichtingen geven over de

mogelijkheden om extra-patrimoniale clausules op te nemen. Indien de declarant besluit om

de uiterste wilsbeschikking in notariële vorm op te stellen, dan is het aan te bevelen dat de

notaris er tevens voor zorgt dat het toegestane onderdeel geregistreerd wordt bij de ambtenaar

van de burgerlijke stand. Dit is immers kosteloos en biedt absolute zekerheid dat dit deel

kenbaar gemaakt zal worden. De notaris kan dan eventueel zelf de verklaring van de „laatste

wilsbeschikking‟ opmaken, laten ondertekenen en vervolgens doorsturen naar de bevoegde

ambtenaar van de burgerlijke stand.236

§ 3. De afdwingbaarheid van de laatste wilsbeschikking

165. De wilsbeschikking moet door de nabestaanden gerespecteerd worden. Een

omzendbrief van 10 maart 2006 licht dit nader toe.237

Indien de declarant in zijn laatste

wilsbeschikking bijvoorbeeld voor crematie kiest, dan moet hij gecremeerd worden en mag

men hem niet begraven omdat dit eventueel goedkoper zou zijn. Ook de eventuele laatste

wilsbeschikking over hoe het ritueel van de uitvaartplechtigheid dient te verlopen en alles wat

zich afspeelt in het crematorium of op de begraafplaats, moet gerespecteerd worden. Bij de

uitvoering van deze modaliteiten moet rekening gehouden worden met de grenzen van de

redelijkheid : het kan bijvoorbeeld niet dat de behoeftige de duurste religieuze

uitvaartplechtigheid of de doodskist van het duurste materiaal vraagt. De religieuze

plechtigheid dient dus nageleefd te worden, zonder dat hierbij voor de duurste plechtigheid

moet gekozen worden. Hetzelfde geldt voor de doodskist : men moet de behoeftige in een

doodskist begraven - en niet in een lijkwade - maar dit hoeft niet de duurste doodskist te zijn.

236

A. VANDEWIELE, “Rechtsleer – Bepalingen inzake de lijkbezorging”, T.Not. 2006, 67. 237

B.S. 7 april 2006.

Page 106: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

97

§ 4. Overzicht van de bepalingen die kunnen opgenomen worden in de wilsbeschikking

A. CREMATIE

1. Bestemming van de as van de overledene

(i) Begraven worden op de begraafplaats

166. Artikels 15-16 en 23 Vlaams decreet op de lijkbezorging laten toe dat de asurn begraven

wordt op een gemeentelijke begraafplaats.

(ii) Bijzetting in een columbarium

167. Artikel 24 van het Vlaams decreet op de lijkbezorging biedt de mogelijkheid om na de

crematie de asurn te laten bijzetten in een columbarium. Een columbarium is een

bovengrondse begraafplaats van urnen, onderverdeeld in nissen, die zowel open als gesloten

kunnen zijn.

(iii) Uitstrooiing

1) Uitstrooiing op de strooiweide of op zee

168. Men kan ook opnemen dat de as verstrooid dient te worden op de strooiweide

binnen de omheining van de begraafplaats.

2) Uitstrooiing op een andere plaats

169. Art 24 van het Vlaams decreet op de lijkbezorging bepaalt tevens dat de as kan

uitgestrooid worden of de asurn op een andere plaats dan de begraafplaats kan worden

begraven. Dit is meestal een plaats met een symbolische of emotionele betekenis voor

de overledene, zoals bijvoorbeeld een bos, een rivier of in de nabijheid van de

gezinswoning. Tevens voorziet het decreet in de mogelijkheid om de as in een urne ter

Page 107: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

98

beschikking te stellen aan de nabestaanden die het dan op een andere plaats dan de

begraafplaats kunnen bewaren. Dit kan bijvoorbeeld een grafmonument in de tuin

zijn.238

Indien er een einde komt aan de bewaring van de as op een andere plaats dan de

begraafplaats, wordt aan de as, door toedoen van de nabestaande die er de zorg voor

draagt of zijn erfgenamen in geval van diens overlijden, een van de drie bovenvermelde

bestemmingen gegeven.239

2. Mogelijkheid tot het bepalen dat een stukje as nagelaten wordt aan een van de

legetarissen of erfgenamen

170. De declarant kan bovendien bepalen dat een deeltje van zijn as zal worden meegegeven

aan zijn echtgenoot of zijn bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad. De Vlaamse

overheid laat eveneens toe dat deze personen op eenvoudig verzoek en zelfs wanneer dit niet

bepaald is, een klein gedeelte van de as van het gecremeerde lijk kunnen meenemen.

Symbolisch kan dit immers belangrijk zijn voor de familieleden. Zij kunnen hun geliefde

dicht bij hen hebben door het bijvoorbeeld in een hangertje op hen te dragen. Op die manier

wordt bijgedragen aan het verwerkingsproces, zonder dat iemand dit kan beletten door het

monopolie op de as te claimen.240

B. DE BEGRAVING241

1. De begraafplaats aanduiden

171. Men kan bepalen waar men wenst begraven te worden. Hierbij moet er wel rekening

mee gehouden worden dat men enkel begraven kan worden op een gemeentelijke of

238

K. DE WISPELAERE, “Vlaams Decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging”, NNK

2009, 22. 239

De asurn wordt dus ofwel naar een begraafplaats gebracht om er begraven te worden, ofwel wordt het in een

columbarium bijgezet of wordt het uitgestrooid, ofwel wordt het op de aan het grondgebied van België

grenzende territoriale zee uitgestrooid. 240

A. VANDEWIELE, “Rechtsleer – Bepalingen inzake de lijkbezorging”, T.Not. 2006, 74. 241

Indien men bij crematie opteert om de asurn te begraven op een begraafplaats of in een columbarium wordt

bijgezet, kunnen de bepalingen onder deze titel mogelijkerwijs ook opgenomen worden in de wilsbeschikking.

Page 108: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

99

intergemeentelijke begraafplaats.242

De wens om begraven te worden in de tuin kan dus

geenszins ingewilligd worden.

2. Bovengronds of ondergronds

172. Er zijn drie manieren waarop een begraving kan plaatsvinden: in volle grond, in een

grafkelder of bovengronds.243

Indien de declarant zijn keuze niet opneemt in een

wilsverklaring zijn het zijn nabestaanden die hierover beslissen.

3. Onderhoud van het graf

173. Een concessie voor het eigen graf kan aangevraagd worden voor x aantal jaar bij de

gemeente door middel van een gedateerd en ondertekend geschrift. De ambtenaar verschaft

hiervan een ontvangstbewijs. Het concessiecontract kan tijdens het leven ingetrokken of

gewijzigd worden. Een grafconcessie is een administratieve rechtshandeling van een

gemeentelijke overheid, waarbij deze aan een persoon een gebruikersrecht toekent om over

een bepaalde stuk grond of over een bepaalde nis op de begraafplaats te beschikken.244

Een

grafconcessie kan maximum voor vijftig jaar aangegaan worden.245

174. Tevens kan de declarant de personen aanduiden die hij de taak meegeeft om zijn graf te

onderhouden. Het is aangewezen om een combinatie van beide bepalingen op te nemen. Het

is immers zo dat een einde aan een concessie kan gesteld worden door de gemeente, indien

deze niet onderhouden wordt.246

Onderhoudsverzuim dat verwaarlozing tot gevolg heeft staat

vast als het graf aanhoudend vervallen, door planten overwoekerd, ingestort, onzindelijk of

242

Hierop bestaan er echter vijf uitzonderingen. De overledene kan in volgende situaties op een andere plaats

dan de (inter)gemeentelijke begraafplaats begraven worden: 1) bij begraving op een particuliere begraafplaats

indien die reeds bestond op het ogenblik dat de federale Wet op de Lijkbezorging in werking is getreden 2) op

militaire begraafplaatsen 3) op de bijzondere begraafplaatsen voor leden van het Koningshuis 4) bisschoppen

mogen begraven worden in hun kathedraal 5) er mag begraven worden op plaatsen buiten de gemeentelijke

begraafplaatsen mits toelating van de minister van Volksgezondheid en op voorstel van de burgemeester van de

begraafplaats in spe. De toelating door de minster mag enkel geven worden op basis van filosofische of

godsdienstige overweging en de toelating dient geweigerd te worden wanneer er een bedreiging is voor de

volksgezondheid. (K. DE WISPELAERE, “Vlaams Decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de

lijkbezorging”, NNK 2009, 22) 243

Art. 17 Vlaams decreet op de lijkbezorging. 244

A. VANDEWIELE, “Rechtsleer – Bepalingen inzake de lijkbezorging”, T.Not. 2006, 72. 245

Art. 7 Vlaams decreet op de lijkbezorging. 246

Art. 10 Vlaams decreet op de lijkbezorging.

Page 109: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

100

bouwvallig is.247

Bijgevolg kan het belangrijk zijn uitdrukkelijk te bepalen welke personen je

verkiest om je graf te onderhouden.

4. De keuze van het grafteken

175. Artikel 25, eerste lid van het Vlaams decreet op de lijkbezorging stipuleert dat: “Tenzij

de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft eenieder

het recht op het graf van zijn verwante of vriend een grafteken te doen plaatsen zonder

afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder.” De overledene kan in zijn laatste

wilsbeschikking dus uitdrukkelijk bepalen dat hij geen grafteken wenst ; dit moet dan

gerespecteerd worden. Verder mag uit dit artikel afgeleid worden dat er wel degelijk een

voorrang is voorzien voor de concessiehouder en mag er aangenomen worden dat enkel

indien de concessiehouder zelf geen gebruik gemaakt heeft van zijn recht tot het plaatsen van

een grafteken, derden hiertoe kunnen overgaan.248

C. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN BIJ DE CREMATIE EN DE BEGRAFENIS

1. Modaliteiten van het lijkomhulsel

176. Sinds de invoering van het Vlaams decreet is het mogelijk dat het stoffelijk overschot

niet enkel in een doodskist, maar ook in een ander lijkomhulsel geplaatst kan worden. Deze

bepaling werd ingevoerd om zo rekening te kunnen houden met vereisten van ideologische,

filosofische of theologische aard. Deze lijkomhulsels mogen wel de natuurlijke ontbinding

van het lijk of de crematie niet beletten. Het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober

2005 specificeert de procedés en de voorwaarden waaraan het lijkomhulsel moet

beantwoorden, alsook de gevallen waarin de balseming of enige andere conserverende

behandeling voorafgaandelijk aan de kisting toegestaan kan worden.249

247

Art. 10 Vlaams decreet op de lijkbezorging. 248

Y. NAESSENS, Vlaams uitvaartrecht, Heule, UGA, 2008, 85. 249

A. VANDEWIELE, “Rechtsleer – Bepalingen inzake de lijkbezorging”, T.Not. 2006, 73.

Page 110: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

101

2. Het aanduiden van een begrafenisondernemer

177. In de laatste wilsbeschikking kan ook een begrafenisondernemer naar keuze worden

aangeduid.250

3. Bepalingen inzake het ritueel van de levensbeschouwing

178. Men kan in zijn wilsbeschikking ook het ritueel van zijn levensbeschouwing bepalen.251

Zo kan men ondermeer bepalen dat men een christelijke dienst wil om 10 u, welke kranten

een rouwaankondiging dienen te publiceren, dat er jaarlijks een herdenkingsmis dient

georganiseerd te worden, enz.252

§ 5. Modelformulieren

A. MODELFORMULIER IN OVEREENSTEMMING MET HET BESLUIT VAN DE

VLAAMSE REGERING VAN 24 FEBRUARI 2006253

179. Dit formulier is gebaseerd op de bepalingen van de Vlaamse Regering van 24 februari

2006, en is opgesteld door het Agentschap voor binnenlands bestuur.254

Daarin wordt met

name gesteld dat de declarant zijn wil omtrent de wijze van zijn teraardebestelling en/of het

ritueel van zijn uitvaartplechtigheid kan uiten. Dit document, gedateerd en ondertekend, kan

dan afgegeven worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, die de keuze zal registreren

in het bevolkingsregister. Hij verschaft de declarant ook een ontvangstbewijs. Bij elk

overlijden wordt nagegaan of er een laatste wilsbeschikking geregistreerd werd, en in

voorkomend geval wordt nagegaan of de wens van de overledene gerespecteerd wordt.

250

A. VANDEWIELE, “Rechtsleer – Bepalingen inzake de lijkbezorging”, T.Not. 2006, 75. 251

Art. 15 Vlaams decreet op de lijkbezorging. 252

A. VANDEWIELE, “Rechtsleer – Bepalingen inzake de lijkbezorging”, T.Not. 2006, 75. 253

Besluit het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2006 tot vaststelling van de wijze van

lijkbezorging, de asbestemming en de rituelen van de levensbeschouwing die kunnen opgenomen worden in de

schriftelijke kennisgeving van de laatste wilsbeschikking die aan de ambtenaar van de burgerlijke stand kan

overgemaakt worden, B.S. 18 april 2006. 254

X, “Verklaring betreffende de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging en/ of het ritueel van

de levensbeschouwing volgens welk de uitvaartplechtigheid moet verlopen”,

http://binnenland.vlaanderen.be/modellen-begraafplaatsen-en-lijkbezorging. (geraadpleegd op 21 april 2011)

Page 111: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

102

180. De verklaring kan ten allen tijde door de declarant gewijzigd worden, de ambtenaar van

de burgerlijke stand behoudt dan enkel de recentste vermelding. Bij intrekking van de

verklaring wordt geen enkele informatie op de gemeente bewaard. Verschillende gemeentes

bieden een vorm van dergelijk document op de website van hun gemeente aan, en soms ook

de mogelijkheid om tot elektronische registratie over te gaan via hun e-loket.

Verklaring betreffende de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van

lijkbezorging en/of het ritueel van de levensbeschouwing volgens welk de

uitvaartplechtigheid moet verlopen

1. Gegevens van de declarant

Naam:

Voornamen:

Straat en nummer/bus:

Postnummer en gemeente:

Rijksregisternummer:

Geboorteplaats:

Page 112: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

103

2. Inhoud van de wilsbeschikking

A. Wijze van teraardebestelling en/of asbestemming

○ begraving van het stoffelijk overschot

○ crematie, gevolgd door begraving van de as binnen de omheining van de begraafplaats

○ crematie, gevolgd door uitstrooiing van de as op het daartoe bestemd perceel van de

begraafplaats

○ crematie, gevolgd door bijzetting van de as in het columbarium van de begraafplaats

○ crematie, gevolgd door uitstrooiing van de as in de Belgische territoriale zee

○ crematie, gevolgd door uitstrooiing van de as op een andere plaats dan de begraafplaats of

de Belgische territoriale zee

○ crematie, gevolgd door begraving van de as op een andere plaats dan de begraafplaats

○ crematie, gevolgd door bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats

Page 113: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

104

B. Ritueel van de begrafenis

○ uitvaartplechtigheid volgens de Katholieke Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Protestantse Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Anglicaanse Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Orthodoxe Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Joodse Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Islamitische Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Vrijzinnige Levensovertuiging

○ uitvaartplechtigheid volgens de Neutraal Filosofische Overtuiging.

De inhoud van deze verklaring, die uit eigen wil is opgemaakt, is mijn laatste

wilsbeschikking.

Opgemaakt te ………..…, op … … …

Handtekening

Page 114: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

105

B. ALGEMENE LAATSTE WILSBESCHIKKING

181. Zoals reeds vermeld, voorziet het Vlaams decreet in nog veel meer keuzemogelijkheden

omtrent de laatste wil van de declarant. In verband met deze specifieke bepalingen zijn er

echter geen uitvoeringsbesluiten uitgevaardigd. Om de autonomie van de declarant te

bewerkstelligen is het daarom aangewezen dat deze een wilsbeschikking opstelt, en een aantal

originele exemplaren overhandigt aan zijn naasten die dan voor de kenbaarheid zullen instaan.

Zo bijvoorbeeld: de echtgeno(o)t(e), de kinderen, eventueel kan het document zelfs worden

toegevoegd aan het dossier van de verzorgingsinstelling waar de declarant verblijft.

182. Om het overzicht te bewaren, heb ik in een model voorzien voor de crematie, en in een

model voor de begraving. Let wel: deze modellen zijn louter exemplatief. Zeker met de

specifieke wensen rond de uitvaart lijkt het beter om contact op te nemen met een

begrafenisondernemer. In samenspraak met hem en de naasten van de declarant kunnen dan

de specifieke wensen in een gesprek besproken worden, en opgenomen worden in een

document. Het is bovendien ten zeerste aan te bevelen om sowieso een document gebaseerd

op het uitvoeringsbesluit van 24 februari 2006 te laten registreren bij de gemeente. De

publiciteit van deze geregistreerde wilsverklaring is dan immers niet langer afhankelijk van de

welwillendheid van de personen die een exemplaar van de wilsverklaring in hun bezit hebben.

Page 115: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

106

1. Bij crematie

Wilsverklaring betreffende de laatste wilsbeschikking inzake de asbestemming

en de uitvaart

1. Gegevens van de declarant

Naam:

Voornamen:

Straat en nummer/bus:

Postnummer en gemeente:

Rijksregisternummer:

Geboorteplaats:

Page 116: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

107

2. Inhoud van de wilsbeschikking

A. Asbestemming

Ik wens een:

○ crematie, gevolgd door begraving van de as binnen de omheining van de begraafplaats te

………………………………...…………………………………………………………….

○ crematie, gevolgd door uitstrooiing van de as op het daartoe bestemd perceel van de

begraafplaats te……………………………………………………………………………..

○ crematie, gevolgd door bijzetting van de as in het columbarium van de begraafplaats te …

……………………………………………………………………………………………….

○ crematie, gevolgd door uitstrooiing van de as in de Belgische territoriale zee

○ crematie, gevolgd door uitstrooiing van de as op een andere plaats dan de begraafplaats of

de Belgische territoriale zee.

Met name: …………………………………………………………………………………..

……………………………………………………………………………………………….

○ crematie, gevolgd door begraving van de as op een andere plaats dan de begraafplaats.

Met name: ...............................................................................................................................

………………………………………………………………………………………………..

○ crematie, gevolgd door bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats.

Met name: ...............................................................................................................................

………………………………………………………………………………………………..

Page 117: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

108

Ik wens een deel van mijn as na te laten aan de volgende personen:

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

B. Bepalingen omtrent de uitvaart

Ik wens een:

○ uitvaartplechtigheid volgens de Katholieke Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Protestantse Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Anglicaanse Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Orthodoxe Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Joodse Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Islamitische Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Vrijzinnige Levensovertuiging

○ uitvaartplechtigheid volgens de Neutraal Filosofische Overtuiging

Page 118: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

109

Ik wens als begrafenisondernemer: ……………………………………………………..………

……………………………………………………………………………………………..…….

Ik wens als lijkomhulsel: ………………………………………………………………………..

……………………………………………………………………………………………….......

Ik wens een / geen gedenkplaatje. (schrappen wat niet past)

Op dit gedenkplaatje had ik volgende tekst gewenst: ………………………………………….

…………………………………………………………………………………...………………

…………………………………………………………………………………………………..

Verder heb ik nog volgende wensen met betrekking tot mijn uitvaartplechtigheid (rouwdruk,

genodigden,..) : …………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………...…

…………………………………………………………………………………………………...

……………………………………………………………………………………………….......

…………………………………………………………………………………………………...

……………………………………………………………………………………………….......

……………………………………………………………………………………………….......

…………………………………………………………………………………………………...

……………………………………………………………………………………………….......

De inhoud van deze verklaring, die uit eigen wil is opgemaakt, is mijn laatste

wilsbeschikking.

Opgemaakt te … … …, op … … …

Handtekening

Page 119: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

110

2. Bij begraving

Wilsverklaring betreffende de laatste wilsbeschikking inzake de begraving en de

uitvaart

1. Gegevens van de declarant

Naam:

Voornamen:

Straat en nummer/bus:

Postnummer en gemeente:

Rijksregisternummer:

Geboorteplaats:

Page 120: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

111

2. Inhoud van de wilsbeschikking

A. Verklaring van teraardebestelling

Ik wens begraven te worden op de begraafplaats te ……………………………………......

…………………………………………………………………………………………………...

Ik wens begraven te worden in:

○ in volle grond

○ in een grafkelder

○ indien dit mogelijk is op de begraafplaats van mijn keuze wens ik bovengronds begraven te

worden, zoniet wens ik begraven te worden ○ in volle grond

○ in een grafkelder

Ik heb beschik over een bestaande grafconcessie van .............. tot ……………

In bijlage voeg ik een document van deze toegestane concessie.

Zoniet wil ik een grafconcessie voor een periode van …… jaar.

Ik duid volgende personen aan die mijn graf moeten onderhouden: …………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

Page 121: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

112

B. Bepalingen omtrent de uitvaart

○ uitvaartplechtigheid volgens de Katholieke Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Protestantse Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Anglicaanse Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Orthodoxe Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Joodse Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Islamitische Godsdienst

○ uitvaartplechtigheid volgens de Vrijzinnige Levensovertuiging

○ uitvaartplechtigheid volgens de Neutraal Filosofische Overtuiging

Page 122: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

113

Ik wens als begrafenisondernemer: ……………………………………………………..………

……………………………………………………………………………………………..…….

Ik wens als lijkomhulsel: ………………………………………………………………………..

……………………………………………………………………………………………….......

Ik wens een/ geen grafzerk. (schrappen wat niet past)

Indien wel moet mijn grafzerk er als volgt uitzien:

………………….................................……………………………………………..…………...

…………………………………………………………………………………………………..

Op de grafzerk had ik volgende tekst gewenst: …………………….………………………….

…………………………………………………………………………………...………………

…………………………………………………………………………………………………..

Verder heb ik nog volgende wensen met betrekking tot de uitvaartplechtigheid (rouwdruk,

genodigden,…) : ………………………………………………………………………………

……………………………………………..…………………………………………………….

..……………………………………………………………………………………….…………

…...………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………….......

……………………………………………………………………………………………….......

…………………………………………………………………………………………………...

……………………………………………………………………………………………….......

De inhoud van deze verklaring, die uit eigen wil is opgemaakt, is mijn laatste

wilsbeschikking.

Opgemaakt te ………..…, op … … …

Handtekening

Page 123: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

114

Afdeling 4. Afstand van het lijk ten behoeve van de wetenschap

183. Aangezien een persoon met dementie normaliter overlijdt op een betrekkelijk hoge

leeftijd komt hij vaak niet in aanmerking voor orgaandonatie. Indien hij in een wilsverklaring

uitdrukkelijk instemt tot wegneming en transplantatie van organen en weefsels na

overlijden255

, zal die verklaring vaak geen uitwerking krijgen, aangezien het lichaam van de

declarant niet voldoet aan de strenge criteria voor orgaandonatie.

184. Een dementerende persoon die wil dat zijn lichaam na zijn dood toch nog een

waardevolle functie vervult, kan er voor opteren om zijn lichaam na overlijden ter

beschikking te stellen voor onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Om lichaamsdonatie

moet expliciet verzocht worden. Hiervoor neemt de declarant best contact op met de dienst

Bevolking van zijn gemeente of beter nog met de medische faculteit van een universiteit naar

keuze.256

Om de vervoerskosten te beperken, is het aangeraden zijn lichaam te schenken aan

de dichtstbijzijnde universiteit. Die zal de declarant inlichtingen verschaffen over welke

handelingen hij moet verrichten.

185. Aangezien er geen precieze reglementering bestaat over de te volgen procedure kunnen

de modaliteiten en documenten van universiteit tot universiteit verschillen. De persoon die

zijn lichaam aan de wetenschap wil schenken zal een handgeschreven, gedateerde en

ondertekende wilsverklaring moeten opstellen. In het document zal de declarant ook moeten

bepalen over wat er achteraf met zijn lichaam moet gebeuren: begrafenis of crematie, samen

met de familie of in anonimiteit. De meeste universiteiten verwachten het lichaam ten laatste

48 uur na het overlijden. De herdenkingsdienst zal dus ofwel heel snel ofwel zonder het

255

In België is er voor een soort afgezwakt opting-out systeem gekozen. Iedereen wordt als mogelijke

orgaandonor beschouwd. Wie geen orgaandonor wil zijn, moet dat expliciet te kennen geven op een formulier bij

de gemeente. Al is iedereen volgens de wet orgaandonor, de familie van de overledene kan de donatie weigeren.

Wie dat wil voorkomen en/of zijn familie een moeilijke beslissing wil besparen, kan een formulier invullen

waarmee hij expliciet instemt om orgaandonor te zijn. 256

Voor meer info: Vrije Universiteit Brussel (VUB), departement experimentele anatomie Tel.: 02-477 43 17

www.vub.ac.be/EXAN ; Universiteit Gent (UG), labo menselijke ontleedkunde en embryologie, Tel.: 09-332 51

92, www.lichaamsafstand.ugent.be ; Universiteit Antwerpen (UA), dienst anatomie van de mens en

embryologie, Tel.: 03-265 33 90 ; Katholieke Universiteit Leuven (KUL), departement anatomie, Tel.: 016-33

66 81. (geraadpleegd op 1 mei 2011)

Page 124: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

115

lichaam van de overledene dienen te gebeuren. Meestal gebruikt men tijdens het afscheid een

foto of een betekenisvol aandenken aan de overledene.

186. Het lichaam wordt in het algemeen na één tot twee jaar vrijgegeven, waarna dus de

effectieve begrafenis of crematie zal plaatsvinden. Indien de declarant dit heeft uitgedrukt,

worden de nabestaanden op de hoogte gebracht en kunnen zij de begrafenis of crematie

bijwonen. In de praktijk wenst de familie meestal niet meer aanwezig te zijn bij deze

effectieve crematie of begrafenis.257

187. Een belangrijk aspect is dat bepaalde personen op de hoogte zullen moeten zijn van de

wens van de overledene tot schenking van zijn lichaam aan de wetenschap. Na het overlijden

moet een begrafenisondernemer immers het lichaam bezorgen aan de universiteit. In het

algemeen zal de universiteit een ontvangstbewijs en een kopie van de wilsverklaring aan de

declarant bezorgen. Het ontvangstbewijs, dat meestal afgeleverd wordt in de vorm van een

kaartje, zal de declarant dan bij zijn identiteitskaart kunnen bewaren. Daarenboven wordt ook

aangeraden een „wilsbeschikkingsuitvoerder‟ aan te stellen. Deze persoon kan dan de

begrafenisondernemer waarschuwen en zorgen dat het lichaam binnen de vereiste tijd aan de

medische faculteit van de universiteit bezorgd wordt. De declarant informeert dus best zijn

nabestaanden van zijn wil om zijn lichaam te schenken aan de wetenschap. En dit niet alleen

om de kenbaarheid te verzekeren ; voor de nabestaanden kan de beslissing tot wegschenken

van het lichaam psychologisch en emotioneel moeilijk te verwerken zijn. Het mag dan wel het

zelfbeschikkingsrecht van de declarant zijn om over zijn eigen lichaam te beschikken, veel

emotioneel leed kan vermeden worden indien de familie en naasten van deze beslissing op de

hoogte zijn.

188. Tot slot is het wettelijk bepaald dat voor lichaamsdonatie geen vergoedingen verkregen

kunnen worden. Alle kosten verbonden aan het overlijden en het vervoer door de

257

X, “Brochure lichaamsafstand”,

http://www.ua.ac.be/download.aspx?c=.LICHAAMSAFSTAND&n=80259&ct=74040&e=212577 , 8.

(geraadpleegd op 7 mei 2011)

Page 125: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

116

begrafenisondernemer zijn in principe ten laste van de familie of de erfgenamen. Sommige

universiteiten betalen echter de kosten van begrafenis na de vrijgave.258

258

I. VAN DORSESSELAER, “Afscheid in twee tijden”,

http://www.standaard.be/krant/beeld/index.aspx?paginaid=112308. (geraadpleegd op 7 mei 2011)

Page 126: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

117

TITEL III. HET PATRIMONIUM VAN DE DEMENTERENDE PERSOON

HOOFDSTUK 1. BEHEER VIA LASTGEVING

189. Indien de dementerende persoon moeilijkheden ondervindt met betrekking tot het

beheer van zijn goederen, kan hij door middel van de figuur van lastgeving dit beheer ten dele

of geheel toevertrouwen aan een derde. Een lastgevingsovereenkomst is de overeenkomst

waarbij de lastgever, hier de dementerende persoon, een andere partij, de lasthebber, de

opdracht geeft om in zijn naam en voor zijn rekening rechtshandelingen te stellen en dat de

lasthebber dit aanvaardt.259

Ingevolge artikel 1987 BW kan de lastgeving algemeen of

bijzonder zijn. Bij een bijzondere lastgeving zal de dementerende persoon de opdracht van de

lasthebber beperken tot een of meer duidelijk omschreven handeling(en), zoals de verkoop

van een pand of het afhalen van geld op een specifieke bankrekening. Bij een algemene

lastgeving zal de lasthebber gemachtigd zijn om in naam en rekening van de dementerende

persoon alle handelingen van juridische of financiële aard te stellen.260

Tevens kan de

dementerende persoon ervoor opteren om verscheidene lasthebbers aan te duiden die verplicht

zijn om samen te handelen. Zo kan de dementerende persoon bijvoorbeeld zijn kinderen als

lasthebbers benoemen waarna zij hun handelingen in gezamenlijk akkoord zullen moeten

verrichten.

190. Om een lastgevingsovereenkomst af te sluiten, moet de lastgever bekwaam zijn om zelf

deze rechtshandelingen te verrichten. Zijn bekwaamheid wordt in principe beoordeeld op het

moment van het afsluiten van de lastgevingsovereenkomst.261

De geestelijke

gezondheidstoestand van de dementerende persoon mag dus nog niet te zeer zijn aangetast.

Indien de dementie zich al in een vergevorderd stadium bevindt, zal er voor voorlopige

bewindvoering gekozen moeten worden. Bovendien kan lastgeving tot misbruiken leiden, de

lastgever zal de lasthebber volledig moeten kunnen vertrouwen. Daarom wordt aangeraden

om de lastgeving met de nodige voorzorgsmaatregelen te omkaderen. Zo kan beslist worden

259

C. PAULUS, “Enkele facetten van lastgeving”, in J.H. HERBOTS (ed.), Bijzondere overeenkomsten - actuele

problemen, Antwerpen, Kluwer, 1980, 329. 260

V. DE POTTER en M. TELLER, “Dementie, hoe ermee omgaan?”, www.notaris.be, 27. 261

T. WUYTS, “De retroactieve werking van de handelingsonbekwaamheid van de persoon geplaatst onder

voorlopig bewind: zegen of vloek?”, RGDC 2008, 86.

Page 127: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

118

om de volmachten enkel gezamenlijk aan twee of meer personen te geven, en dit in

combinatie om op geregelde tijdstippen een overzicht van de verrichtingen voor te leggen.262

191. Voor de hervorming van het voorlopig bewind263

verviel door de toevoeging van een

voorlopige bewindvoerder elke lastgeving, zelfs als deze betrekking had op aspecten

waarvoor de voorlopige bewindvoerder niet bevoegd was. Sinds 31 december 2003 kan de

lastgeving naast het voorlopig bewind blijven bestaan, behalve wanneer ze betrekking heeft

op handelingen waarvoor de voorlopige bewindvoerder bevoegd is. Hieruit kan men

deduceren dat de wetgever een zekere voorkeur heeft gegeven aan de lastgeving vóór de

voorlopige bewindvoering.264

In de praktijk wordt gesteld dat de lastgeving door de

dementerende persoon als minder beklemmend wordt ervaren. Daarom wordt voorlopige

bewindvoering eerder als een subsidiaire mogelijkheid beschouwd. Wanneer de dementerende

persoon niet meer helder van geest is of als er misbruiken dreigen te ontstaan, zal men de

lastgeving niet toepassen, en voor de figuur van de voorlopige bewindvoerder kiezen.265

262

F. REUSENS, F. SWENNEN en S. BRUSSELMANS, De bescherming van de persoon met dementie en zijn

goederen, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2009, 52. 263

Wet van 3 mei 2003 inzake de wijziging van de wetgeving betreffende de bescherming van de goederen van

personen die wegens hun lichaams- of geestestoestand geheel of gedeeltelijk onbekwaam zijn die te beheren,

B.S. 31 december 2003. 264

F. REUSENS, F. SWENNEN en S. BRUSSELMANS, De bescherming van de persoon met dementie en zijn

goederen, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2009, 60. 265

F. REUSENS, F. SWENNEN en S. BRUSSELMANS, De bescherming van de persoon met dementie en zijn

goederen, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2009, 14.

Page 128: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

119

HOOFDSTUK 2. BESCHERMING VAN HET PATRIMONIUM VIA VOORLOPIGE

BEWINDVOERING

Afdeling 1. Grondvoorwaarden voor de aanwijzing van een voorlopige bewindvoerder

§ 1. Voorwaarden waaraan de te beschermen persoon moet voldoen

192. Art. 488bis, a) BW somt vier cumulatieve voorwaarden op waaraan de te beschermen

persoon moet beantwoorden om onder het toepassingsgebied van de wet van 18 juli 1991 te

vallen.266

Ten eerste moet de te beschermen persoon meerderjarig zijn. Ten tweede mag hij

geen wettelijke vertegenwoordiger hebben. Ten derde moet hij zich in de onmogelijkheid

bevinden om zijn goederen te beheren. En ten vierde moet deze onmogelijkheid voortvloeien

uit de gezondheidstoestand van deze persoon.

§ 2. De aard van de onbekwaamheid die vereist is om de aanwijzing van een voorlopige

bewindvoerder te verzoeken

193. Het doorslaggevende criterium voor de toepassing van art. 488bis BW is de

ongeschiktheid van de te beschermen persoon om zijn goederen te beheren omwille van zijn

gezondheidstoestand. Deze onbekwaamheid moet niet noodzakelijk permanent zijn. Zij kan

ook tijdelijk of omkeerbaar zijn. Wat dan wel een ongeschiktheid om zijn goederen te beheren

uitmaakt, wordt niet in de wet geregeld. Er wordt zodoende aan de rechter een ruime

appreciatiemarge verleend om de onbekwaamheid te beoordelen. De rechter zal bij zijn

appreciatie niet enkel de aard, maar ook de hoegrootheid van het probleem dat hem toestaat

een voorlopig bewindvoerder aan te wijzen, moeten analyseren.267

194. Dementie kan zeker beschouwd worden als een mogelijke medische oorzaak van

dergelijke onbekwaamheid. De uiteenlopende ernst waarin de ziekte zich kan profileren,

266

Wet van 18 juli 1991 betreffende de bescherming van de goederen van personen die wegens hun lichaaams-

of geestestoestand geheel of gedeeltelijk onbekwaam zijn die te beheren, B.S. 26 juli 1991. Deze wet die artikel

488bis in het Burgerlijk wetboek invoerde, had als bedoeling het creëren van de mogelijkheid om aan de

meerderjarige die, geheel of gedeeltelijk, zij het tijdelijk, wegens zijn gezondheidstoestand niet meer in staat is

zijn goederen te beheren, met het oog op bescherming ervan, een voorlopig bewindvoerder toe te voegen. 267

T. DELAHAYE en C. CASTELEIN, Het voorlopig bewind, Larcier, Brussel, 2007, 21.

Page 129: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

120

maakt het noodzakelijk steeds de vraag te stellen of en in welke mate elke

handelingsbekwaamheid wel degelijk is uitgesloten. Door het grillige karakter van dementie

kan het moeilijk zijn te oordelen wanneer deze ongeschiktheid precies aanvangt. Bij twijfel

zal de rechter ondanks de ruime bewoordingen van de wet het voorlopig bewind toch

restrictief moeten toepassen, aangezien het statuut een uitzondering vormt op de fundamentele

handelingsvrijheid van een persoon. Bij mensen met een hoge leeftijd zijn vertraging van het

reactievermogen, verstrooidheid en geheugenproblemen normale ouderdomsverschijnselen.

Ze kunnen op zich nooit het aanstellen van een voorlopige bewindvoerder verantwoorden. Er

zal steeds in concreto moeten worden aangetoond dat de lichamelijke of geestelijke

mogelijkheden van de dementerende persoon zodanig zijn aangetast dat hij ongeschikt is om

zijn vermogen te beheren.268

195. In de praktijk wordt dan ook vaak bij dementerende personen voor het beheer van hun

goederen een voorlopig bewindvoerder aangesteld. Doorgaans doen de problemen zich echter

al geruime tijd voor voordat tot aanstelling van een voorlopig bewindvoerder wordt

verzocht.269

Dit is te betreuren, aangezien de wet perfect toelaat om al in een vroeg stadium,

waarin de bekwaamheid van de dementerende persoon nog maar op geringe wijze is

aangetast, een beperkte beschermingsmaatregel te vragen.270

De vrederechter kan zo een op

maat gemaakt voorlopig bewind moduleren en aanpassen in functie van de ongeschiktheid

van de dementerende persoon. De vrederechter beschikt over een allesomvattende

appreciatiemarge zodat hij telkens het voorlopig bewind op maat van de te beschermen

dementerende persoon kan aanpassen. Het voorlopig bewind is op die manier een soepel

beschermingsstatuut dat de rechter toelaat om nog zoveel als mogelijk de residuaire

bekwaamheid van de beschermde persoon te respecteren.271

268

S. DEFLOOR en H. NYS, Dementie en de rechten van de patiënt. Overzicht van de wettelijke bepalingen die de

levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving beïnvloeden, Reeks „Naar een dementievriendelijke

samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting 2008, 21. 269

F. REUSENS, F. SWENNEN en S. BRUSSELMANS, De bescherming van de persoon met dementie en zijn

goederen, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2009, 53. 270

Art. 488bis, § 2 BW. 271

T. DELAHAYE en C. CASTELEIN, Het voorlopig bewind, Larcier, Brussel, 2007, 65.

Page 130: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

121

Afdeling 2. De procedure van aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder

§ 1. Hoedanigheid en belang van de verzoeker

196. Volgens artikel 488bis, b) BW kan het verzoek tot aanwijzing van een voorlopig

bewindvoerder ingediend worden door de te beschermen persoon zelf, door elke

belanghebbende of door de procureur des Konings. Gewoonlijk zijn het de belanghebbenden

die het initiatief nemen. Dit zijn ondermeer de echtgenoot of samenwonende partner, een

familielid, een schuldeiser, het OCMW, een vertrouwenspersoon, een advocaat, een

behandelend geneesheer, een notaris, een vriend, de directeur van de instelling waar de te

beschermen persoon verblijft, enz.272

§ 2. De bevoegdheid

197. Materieel gezien behoort het instellen van een voorlopig bewind tot de bijzondere

bevoegdheid van de vrederechter.273

198. De territoriale bevoegdheid is vooreerst gevestigd op de verblijfplaats, of bij gebreke

hiervan op de woonplaats van de te beschermen persoon op het moment van het neerleggen

van het verzoekschrift. Bij voorkeur wordt dus de rechter van de plaats, waar de te

beschermen persoon zijn gewone verblijfplaats heeft, gevat. Dit is de plaats waar hij feitelijk

vertoeft op een meer dan toevallige wijze. Dit veronderstelt dus een zekere continuïteit. Het

enkele feit dat men zich ergens bevindt volstaat niet. Een gezondheidsinstelling kan

beschouwd worden als een verblijfplaats op voorwaarde dat de belanghebbende er met een

zekere duurzaamheid verblijft.274

272

F. REUSENS, F. SWENNEN en S. BRUSSELMANS, De bescherming van de persoon met dementie en zijn

goederen, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2009, 54. 273

Zie art. 488bis, § 1, lid 1 BW, art 594, 16° Ger.W. en art. 628, 3° Ger.W. 274

T. DELAHAYE en C. CASTELEIN, Het voorlopig bewind, Larcier, Brussel, 2007, 33.

Page 131: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

122

§ 3. Het verzoekschrift tot aanstelling van een voorlopige bewindvoerder

A. BIJLAGEN BIJ HET VERZOEKSCHRIFT

Bij het verzoekschrift op tegenspraak dienen volgende bijlagen gevoegd worden:

1. Attest van verblijfplaats of woonplaats van de te beschermen persoon

199. Dit attest mag niet ouder zijn dan vijftien dagen. In principe kan dit op

eenvoudig verzoek te verkrijgen zijn op de dienst bevolking van de gemeente waar de

betrokkene in de bevolkingsregisters is ingeschreven. Maar de wetgever zegt niet wie

het attest moet afleveren. Bij gebreke van inschrijving in het bevolkingsregister is het

immers onmogelijk voor de gemeente om dit af te schrijven van haar

bevolkingsregister. Om praktische redenen moet de loutere vermelding van de

verblijfplaats in het verzoekschrift dan volstaan. In voorkomend geval zou daarbij

bijvoorbeeld een verklaring van de directeur van de verzorgingsinstelling kunnen

worden gevoegd.275

Deze vereiste is niet op straffe van nietigheid.

2. Getuigschrift van woonplaats van de andere op te roepen personen

200. Dit zijn volgens art. 488bis, b), § 7, tweede lid BW de vader en/of de moeder, de

echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, voor zover de te beschermen persoon

met hen samenleeft of de persoon met wie de te beschermen persoon een feitelijk

gezin vormt. In principe is deze vereiste van een getuigschrift volgens art 1034quater

Ger.W. hier wel voorgeschreven op straffe van nietigheid. Indien men echter stelt dat

deze partijen pas door de oproeping via gerechtsbrief partijen worden, dan kan deze

nietigheidssanctie geen toepassing krijgen.276

275

F. SWENNEN, “Het voorlopig bewind hervormd”, RW 2004-05, 3. 276

F. SWENNEN, “Het voorlopig bewind hervormd”, RW 2004-05, 3.

Page 132: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

123

3. Een omstandige geneeskundige verklaring

201. Op straffe van niet-ontvankelijkheid moet bij het verzoekschrift, behoudens in

spoedeisende gevallen, een omstandige medische verklaring gevoegd worden.277

Deze

verklaring mag ten hoogste vijftien dagen oud zijn, en beschrijft de

gezondheidsheidstoestand van de te beschermen persoon, uitsluitend gebaseerd op

medische redenen.278

Tevens moet de geneeskundige verklaring een aantal

bijkomende vermeldingen bevatten, al zijn die niet op straffe van niet-

ontvankelijkheid. Ten eerste moet de verklaring vermelden, of de te beschermen

persoon zich kan verplaatsen en, zo ja, of dat wel raadzaam is, gelet op zijn toestand.

Zo kan een dementerende persoon zich materieel gezien nog wel verplaatsen, maar

zou het tot desoriëntatie kunnen leiden dat van hem te vragen.279

Ten tweede vermeldt

de verklaring of de te beschermen persoon nog kennis kan nemen van de rekenschap

van het beheer. Het juridische oordeel zelf komt echter niet aan de arts toe. Hij kan

wel de psychische vermogens beschrijven die een dergelijke kennisneming

(on)mogelijk zouden maken.

202. Het opstellen van een geneeskundige verklaring moet dus zijn gebaseerd op een

individuele diagnose en zodoende een effectief onderzoek. In de praktijk blijken artsen

echter vaak onvoldoende uitgewerkte geneeskundige verklaringen af te leveren, ze zijn

summier en nietszeggend: kortom niet omstandig. Soms zijn ze zelfs beperkt tot de

enkele verklaring dat de patiënt niet in staat is zijn goederen te beheren. Dit oordeel

komt aan de rechter toe, en niet aan de arts. Sommige vrederechters zien zich dan

genoodzaakt om op eigen bevindingen te oordelen of de persoon nog in staat is zijn

goederen te beheren. Ze achten het in belang van de te beschermen persoon om de

rechtspleging niet op te schorten. Dit strookt echter niet met de ratio legis van de wet.

Met de vereiste van een omstandige geneeskundige verklaring wou de wetgever

vermijden dat de beoordeling van de onbekwaamheid enkel en alleen zou afhangen

van de louter arbitraire en ondeskundige appreciatie van de rechter. Een ander

probleem is dat huisartsen, die meestal verzocht worden deze geneeskundige

277

Zie art. 488bis, b) § 6, vierde en vijfde lid BW voor de procedure bij spoedeisendheid. 278

Art. 488bis, b), § 6 BW 279

F. SWENNEN, “Het voorlopig bewind hervormd”, RW 2004-05, 3.

Page 133: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

124

verklaring op te stellen, soms weigeren dit te doen met de verwijzing naar hun

medisch beroepsgeheim. Sommige rechtspraak oordeelt immers dat huisartsen zich te

veel zouden baseren op voorkennis en al eerdere uitgevoerde onderzoeken. De wet

stipuleert verder uitdrukkelijk dat de omstandige geneeskundige verklaring niet mag

opgesteld worden door een geneesheer die een bloedverwant of aanverwant is van de

te beschermen persoon of van de verzoeker, of op welke wijze dan ook verbonden is

met de instelling waar de te beschermen persoon verblijft.280

B. DE NEERLEGGING VAN HET VERZOEKSCHRIFT

203. Het verzoekschrift moet op straffe van nietigheid volgende vermeldingen bevatten: de

dag, maand en het jaar; de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de

verzoeker, alsook de graad van verwantschap of de aard van de betrekkingen die er bestaan

tussen de verzoeker en de te beschermen persoon; het voorwerp van de vordering en in het

kort de gronden ervan; de naam, voornaam, de verblijf- of woonplaats van de te beschermen

persoon en in voorkomend geval van zijn vader en/of zijn moeder, de echtgenoot, de wettelijk

samenwonende of de persoon met wie de te beschermen persoon een feitelijk gezin vormt en

de aanwijzing van de rechter die ervan kennis moet nemen.281

Daarenboven vermeldt het

verzoekschrift in de mate van het mogelijke: de plaats en datum van geboorte van de te

beschermen persoon; de aard en de samenstelling van de te beheren goederen en de naam, de

voornaam; de woonplaats van de meerderjarige familieleden in de dichtste graad, doch niet

verder dan de tweede graad en suggesties betreffende de keuze van de aan te stellen

voorlopige bewindvoerder, alsook betreffende de aard en de omvang van diens

bevoegdheden.282

204. Het verzoekschrift wordt samen met bovenvermelde bijlagen neergelegd of per

aangetekende brief verstuurd naar de griffie van het vredegerecht, en dit in zoveel exemplaren

als er partijen zijn.

280

Art. 488bis, b), § 6, derde lid BW. 281

Art. 488bis, b), § 5, eerste lid BW. 282

Art. 488bis, b), § 5, tweede en vierde lid BW.

Page 134: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

125

§ 4. De rechtspleging

205. Het verzoekschrift wordt door de griffie afgetekend, ingeschreven in het register en bij

het dossier der rechtspleging gevoegd.283

Vervolgens, en vooraleer de vrederechter hiervan

kennisneemt, rust op de griffier de verplichting om eerst na te gaan of er in het centraal

register, dat wordt bijgehouden door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat,

geen verklaring van voorkeur werd opgenomen.284

206. Om tot zijn beoordeling te komen, dient de vrederechter alle dienstige inlichtingen in te

winnen.285

Bij gerechtsbrief worden alle personen vermeld in art. 488bis, b), § 7, tweede lid

BW opgeroepen.286

Deze personen worden vervolgens in de raadkamer door de vrederechter

gehoord, desgevallend in de aanwezigheid van hun advocaat en de vertrouwenspersoon van

de te beschermen persoon. Daarnaast verwittigt de griffier de in het verzoekschrift vermelde

familieleden dat er een verzoekschrift werd ingediend, alsook van de plaats en het tijdstip van

het verhoor van de te beschermen persoon. Indien de te beschermen persoon zich niet meer

kan verplaatsen, kan de vrederechter zich begeven naar de plaats waar deze persoon zich

bevindt.287

De verwittigde personen kunnen persoonlijk ter zitting verschijnen en vragen

gehoord te worden of hun opmerkingen schriftelijk vóór de dag van de zitting aan de

vrederechter meedelen.288

Daarnaast kan de vrederechter iedere andere persoon die hij

geschikt acht oproepen en horen.289

283

Art. 1025 tot 1034 Ger.W. 284

Art. 488bis, b), § 2, vierde lid BW. 285

Bij twijfel kan de vrederechter tevens een geneesheer-deskundige aanstellen die hem advies moet uitbrengen

over de gezondheidstoestand maar ook over de wilsafhankelijkheid van de te beschermen persoon. In de praktijk

gebeurt dit maar zelden. (art. 488bis, b), § 7 BW). 286

Zie randnummer 200. 287

Art. 488bis, 2), § 7, zevende lid BW. 288

Art. 488bis, 2), § 7, vijfde en zevende lid BW. 289

Art. 488bis, 2), § 7, laatste lid BW.

Page 135: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

126

§ 5. De aanstelling van de voorlopige bewindvoerder

A. DE VERKLARING VAN VOORKEUR VAN DE BETROKKENE

1. Begripsomschrijving

207. Elke persoon kan voor de notaris of voor de vrederechter een verklaring afleggen

waarin hij zijn voorkeur te kennen geeft omtrent de aan te wijzen voorlopige bewindvoerder

indien hij zelf niet meer in staat zou zijn om zijn om zijn goederen te beheren.290

Deze keuze

kan op twee manieren uitgeoefend worden. Enerzijds kan de persoon een verklaring afleggen

ten overstaan van de vrederechter van zijn verblijfplaats en subsidiair van zijn woonplaats,

waarna de vrederechter van die verklaring een proces-verbaal opstelt. De persoon die deze

verklaring aflegt moet op dat moment nog beschikken over een voldoende geestelijk inzicht

en een vrije wil. Bovendien kan de vrederechter op verzoek en op kosten van de verzoeker

zich begeven naar diens verblijf- of woonplaats, ook buiten het kanton, om een verklaring op

te nemen. Anderzijds kan deze verklaring voor de notaris afgelegd worden, die hiervan dan

een authentieke akte opstelt. Deze verklaringen, dus zowel deze bij de vrederechter als deze

bij de notaris, worden binnen de vijftien dagen opgenomen in een centraal register,

bijgehouden door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat. De vrederechter kan

bij de aanstelling van een voorlopige bewindvoerder enkel omwille van ernstige redenen

afwijken van deze rechtsgeldige wilsverklaring. Hij moet deze afwijking bovendien

uitdrukkelijk motiveren.

208. Volgens PINTENS is de procedure van de verklaring van voorkeur dwingend

voorgeschreven en sluit ze iedere verklaring uit die op een andere wijze tot stand zou zijn

gekomen.291

Evenwel stelt sommige rechtsleer dat de rechter desgevallend rekening kan

houden met verklaringen die niet aan deze voorwaarden beantwoorden.292

Het is echter

duidelijk dat zich hier verschillende problemen kunnen voordoen. Zo kan de authenticiteit van

de wilsverklaring betwistbaar zijn. Ook zal dergelijk document doorgaans niet kenbaar

290

Art. 488bis, 2), § 2 BW. 291

W. PINTENS, “De hervorming van het voorlopig bewind over de goederen van een meerderjarige door de Wet

van 3 mei 2003”, in S. MAERTENS en G. BENOIT (eds.), Actualia Ouderlijk gezag, voogdij en voorlopig bewind,

dossiers T.Vred., Brugge, die Keure, 2004, 4-5. 292

F. SWENNEN, “Het voorlopig bewind hervormd”, RW 2004-05, 5.

Page 136: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

127

gemaakt worden. Tenslotte is het niet zeker of de persoon wel nog voldoende bekwaam was

bij het opstellen van deze verklaring. Doorgaans zal deze verklaring dus weinig juridische

waarde hebben.

2. Modelformulier: De verklaring van voorkeur

209. Het modelformulier van prof. DE WULF ziet er als volgt uit:293

In het jaar…

De…

Voor ons…

Is verschenen…

De heer…

Die overeenkomstig artikel 488bis, b), § 2 van het Burgerlijk Wetboek verklaart zijn voorkeur

te kennen te geven omtrent een aan te wijzen voorlopig bewindvoerder, indien hij zelf niet

meer in staat zou zijn om zijn goederen te beheren.

Hij verzoekt de bevoegde vrederechter in laatstgenoemde omstandigheden als zijn voorlopig

bewindvoerder te willen aanwijzen, meneer/mevrouw…

Indien meneer/mevrouw/… zijn/haar taak van voorlopig bewindvoeder niet zou kunnen

aanvaarden of deze zou willen beëindigen of in de onmogelijkheid zou zijn deze verder waar

te nemen, gaat zijn voorkeur naar de heer/mevrouw… als vervanger hetzij opvolger van

eerstgenoemde.

Waarvan akte…

293

C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2006, 321.

Page 137: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

128

3. De voorafgaande wilsverklaring in de praktijk

210. Uit cijfers bijgehouden door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat blijkt

dat de inschrijvingen in het register meestal van notarissen afkomstig zijn. Verder blijkt echter

ook dat het aantal geregistreerde wilsverklaringen met de jaren afneemt.294

Deze verklaringen

komen dus maar zelden voor, zowel op zich als in combinatie met andere wilsverklaringen.295

De praktijk leert dat het publiek eenvoudigweg niet op de hoogte is van deze mogelijkheid.

Dit is, het zelfbeschikkingrecht indachtig, een spijtige zaak. In het verzoekschrift tot

aanstelling van een voorlopige bewindvoerder kan men ook suggesties vermelden betreffende

de keuze van de aan te stellen bewindvoerder.296

Aangezien het niet altijd de te beschermen

persoon is die dit verzoek instelt, is dit niet altijd de keuze van de te beschermen persoon.

Zoals eerder werd vermeld, wordt het verzoek bovendien doorgaans pas in een laat stadium

ingediend. Bij dementie is de te beschermen persoon dan niet meer in staat om een

weloverwogen keuze te maken tijdens het horen door de vrederechter.

211. Indien er een voorafgaande wilsverklaring is, wordt die doorgaans gerespecteerd, zelfs

als er onenigheid is binnen de familie over de keuze van deze voorlopige bewindvoerder. Het

is de vrederechter immers slechts toegestaan om van de uitgedrukte voorkeur af te wijken

omwille van ernstige redenen. Deze redenen houden verband met de geschiktheid van de

aangewezen voorlopige bewindvoerder om zijn taak in functie van de gegeven

omstandigheden op het ogenblik van de aanwijzing met de nodige waardigheid en

competentie uit te voeren. Zo zal een vrederechter soms geen rekening houden met de

wilsverklaring indien blijkt dat de keuze van de aangewezen persoon zoveel jaren geleden niet

langer optimaal is.297

294

Notarissen: 860 in 2005; 751 in 2006 en 738 in 2007. Vrederechters (via de griffiers): 149 in 2005, 104 in

2006 en 87 in 2007. 295

Vb. In combinatie met een negatieve voorafgaande wilsverklaring uit de Wet Patiëntenrechten of in een

levenstestament in het kader van ACP. 296

Art. 488bis, 2), § 5, vierde lid BW. 297

F. REUSENS, F. SWENNEN en S. BRUSSELMANS, De bescherming van de persoon met dementie en zijn

goederen, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2009, 16.

Page 138: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

129

4. De herroeping en wijziging van de verklaring van voorkeur

212. De herroeping van de verklaring van voorkeur gebeurt op dezelfde wijze als het

afleggen van de verklaring. Er is hier geen eenheid van forum: de persoon die de verklaring

heeft afgelegd kan zijn keuze intrekken of wijzigen voor elke notaris of vrederechter van de

inmiddels nieuwe verblijfplaats.298

De vrederechter of notaris voor wie de herroeping of

wijziging plaatsvindt, stelt de vrederechter of notaris voor wie de oorspronkelijke verklaring

werd afgelegd hiervan in kennis. Deze laatste vermeldt de wijziging op de oorspronkelijke

akte.299

B. DE VERKLARING VAN VOORKEUR VAN DE VOORLOPIGE BEWINDVOERDER

IN FUNCTIE

213. De vader en/of de moeder, de echtgenoot, de wettelijk samenwonende, de persoon met

wie de beschermde persoon een feitelijk gezin vormt, de vertrouwenspersoon of een lid van

de naaste familie die als voorlopige bewindvoerder werd aangesteld, kan ten overstaan van de

vrederechter een verklaring afleggen waarin de voorkeur te kennen wordt gegeven over de

aan te wijzen voorlopige bewindvoerder indien het mandaat door hem of haar niet zelf verder

kan worden uitgeoefend. Van deze verklaring wordt een proces-verbaal opgesteld, dat

onmiddellijk bij het bewinddossier wordt gevoegd.300

Dit heeft tot gevolg dat enkel de

vrederechter bij wie dit bewindsdossier wordt bewaard bevoegd is.301

C. DE AANWIJZING DOOR DE VREDERECHTER

214. De vrederechter wijst bij gemotiveerde beschikking een voorlopige bewindvoerder aan

met inachtneming van de aard en de samenstelling van de te beheren goederen, de

gezondheidstoestand van de te beschermen persoon en zijn gezinstoestand.302

Bij het kiezen

298

T. DELAHAYE en C. CASTELEIN, Het voorlopig bewind, Larcier, Brussel, 2007, 60. 299

Art. 488bis, 2), § 2, vijfde lid BW. 300

Art. 488bis, b), § 3 BW. 301

W. PINTENS, “De hervorming van het voorlopig bewind over de goederen van een meerderjarige door de Wet

van 3 mei 2003”, in S. MAERTENS en G. BENOIT (eds.), Actualia Ouderlijk gezag, voogdij en voorlopig bewind,

dossiers T.Vred., Brugge, die Keure, 2004, 8. 302

Art. 488bis, c), eerste lid BW.

Page 139: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

130

van een voorlopige bewindvoerder en het bepalen van zijn takenpakket wordt rekening

gehouden met de werkelijke omvang van de ongeschiktheid van de te beschermen persoon.

Dit is een bijzonder delicate evenwichtsoefening, aangezien het versnipperen van de

bekwaamheid vaak oorzaak is van discussie en conflict.303

215. Tenzij er een verklaring van voorkeur is, kiest de vrederechter bij voorkeur als

voorlopige bewindvoerder desgevallend zijn vader en/of zijn moeder, de echtgenoot, de

wettelijk samenwonende, de persoon met wie de te beschermen persoon een feitelijk gezin

vormt, een lid van de naaste familie of in voorkomend geval, de vertrouwenspersoon van de

te beschermen persoon.304

Bij afwezigheid van voorvermelde personen, bij familiale

onenigheid of in geval van complex beheer, kan de vrederechter opteren voor een deskundige,

zoals een advocaat, notaris of boekhouder. De voorlopige bewindvoerder mag niet worden

gekozen onder de bestuurs- of personeelsleden van de instelling waar de te beschermen

persoon zich bevindt.305

216. De vrederechter kan bovendien meerdere voorlopige bewindvoerders aanduiden voor

één persoon, indien de omstandigheden dit vereisen. De vrederechter kan enerzijds beslissen

dat deze voorlopige bewindvoerders collegiaal moeten samenwerken. Anderzijds kan de

vrederechter ook voorzien dat elke voorlopige bewindvoerder een specifiek takenpakket

toegewezen krijgt, dewelke hij dan duidelijk moet omschrijven.306

In de praktijk vindt een

college van voorlopige bewindvoerders of gesplitste bewindvoering maar zelden plaats. De

klassieke aanstelling van één voorlopige bewindvoering met ruim mandaat komt het meest

voor.307

§ 6. Het bewindsdossier

217. Het bewindsdossier is een dossier op naam van de beschermde persoon. Het bevat

ondermeer alle beschikkingen, verslagen en briefwisseling inzake het voorlopig bewind

alsook de naam en het adres van de vertrouwenspersoon die de beschermde persoon heeft

303

T. DELAHAYE en C. CASTELEIN, Het voorlopig bewind, Larcier, Brussel, 2007, 61. 304

Art. 488bis, c), § 1, tweede lid BW. 305

Art. 488bis, c), § 3, derde lid BW. 306

T. DELAHAYE en C. CASTELEIN, Het voorlopig bewind, Larcier, Brussel, 2007, 65. 307

S. BRUSSELMANS, “Het voorlopig bewind in de praktijk: knelpunten en aanbevelingen”, T.Fam. 2009, 167.

Page 140: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

131

aangewezen of een andere persoon of instelling die de voorlopig bewindvoerder op de hoogte

moet houden van zijn handelingen. Ten slotte wordt het proces-verbaal van de verklaring van

voorkeur, afgelegd door de voorlopige bewindvoerder die zijn mandaat zelf niet verder kan

uitoefenen, in het dossier opgenomen.308

§ 7. De vertrouwenspersoon

218. De te beschermen persoon heeft het recht zich, voor de duur van het voorlopig bewind,

te laten bijstaan door een door hemzelf of, als hij er zelf geen aanwijst en indien nodig, door

de vrederechter aangewezen vertrouwenspersoon.309

Bij de aanvang van het voorlopig

bewind, of in de loop ervan gaat de vrederechter over tot aanwijzing op basis van een verzoek

door de beschermde persoon, door een derde of zelfs ambtshalve. De keuze van de

vertrouwenspersoon is vrij: de wet voorziet in geen enkele beperking.

219. De bevoegdheden en opdrachten van de vertrouwenspersoon werden niet nauwkeurig

omschreven, zij munt daarentegen uit in anekdotische bepalingen.310

Beter was geweest om te

bepalen dat de vertrouwenspersoon in het belang van de beschermde persoon bij de

voorlopige bewindvoerder of vrederechter kan tussenkomen. Duidelijk is wel dat de

vertrouwpersoon geen vertegenwoordigingsbevoegdheid bezit, maar enkel bijstand verleent.

220. De wet somt volgende bevoegdheden van de vertrouwenspersoon op: hij kan de te

beschermen persoon bijstaan in diens verhoor over de beslissing tot toevoeging van een

voorlopig bewindvoerder311

, bij voorkeur wordt hij zelf aangeduid als voorlopig

bewindvoerder312

, in dat geval kan hij via de indicatieve bewindvoering een voorkeur over

een opvolger uitdrukken.313

Bij gebreke van aanduiding wordt hij bij gerechtsbrief op de

hoogte gebracht van de aanduiding van een andere voorlopig bewindvoerder.314

Tevens moet

hij als belanghebbende de vrederechter verzoeken de beschikking te herzien als hij vaststelt

308

Art. 488bis, c), § 4 BW. 309

Art. 488bis, b), § 4 derde lid BW. 310

T. DELAHAYE en C. CASTELEIN, Het voorlopig bewind, Larcier, Brussel, 2007, 189. 311

Art. 488bis, b), § 7, tweede lid BW. 312

Art. 488bis, c), § 1 BW. 313

Art. 488bis, b), § 3 BW. 314

Art. 488bis, c), § 1 BW.

Page 141: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

132

dat de voorlopig bewindvoerder tekortschiet in de uitoefening van zijn taak.315

Dit komt hij te

weten door de volgende bevoegdheden: hij moet niet alleen het aanvangsverslag maar ook de

jaarlijkse verslagen en het eindverslag van de voorlopige bewindvoerder overgezonden

krijgen316

, de voorlopig bewindvoerder moet hem in bijzondere omstandigheden in plaats van

de beschermde persoon op de hoogte houden van de handelingen die hij stelt, alsook

regelmatig overleg met hem plegen over het bewind in het algemeen en over de sommen die

hij ter beschikking stelt van de beschermde persoon in het bijzonder.317

Eventueel zou de

voorlopig bewindvoerder de vertrouwenspersoon kunnen belasten met aspecten van het

dagelijks beheer.318

221. De vrederechter kan, in het belang van de te beschermen persoon ten allen tijde, hetzij

ambtshalve, hetzij op verzoek van de voorlopige bewindvoerder of de procureur des Konings,

bij een gemotiveerde beschikking beslissen dat de vertrouwenspersoon zijn functie niet meer

kan uitoefenen.319

De beschermde persoon kan hetzij bij gewone brief, hetzij mondeling op

elk ogenblik afzien van de bijstand van de door hem aangewezen vertrouwenspersoon en

desgevallend een andere vertrouwenspersoon aanwijzen.320

De kennisgeving of beschikking

wordt toegevoegd aan het bewindsdossier.

222. In de praktijk wordt van de mogelijkheid om een vertrouwenspersoon aan te duiden

bijzonder weinig gebruik gemaakt. De reden hiervoor is wederom het feit dat de figuur naar

alle waarschijnlijkheid nog onbekend is bij het grote publiek. Wanneer de figuur wel

voorkomt is het vaak nadat de vrederechter op de mogelijkheid tot aanduiding ervan gewezen

heeft.321

Het gaat dan ook vaak om familieleden of vrienden van de te beschermen persoon

die zelf kandidaat waren om voorlopige bewindvoerder te worden en vervolgens door de

vrederechter gewezen werden op de mogelijkheid om alsnog vertrouwenspersoon te zijn. 322

315

Art. 488bis, b), § 4, derde lid BW. 316

Art. 488bis, c), §§ 2 en3 BW. 317

Art. 488bis, c), § 3, vierde lid BW; art. 488bis, f), § 1, tweede lid BW en art. 488bis, f), § 5 BW. 318

In toepassing van art. 488bis, f), § 1, derde lid BW. 319

Art. 488bis, d), vijfde lid BW. 320

Art. 488bis, d), vierde lid BW. 321

F. REUSENS, F. SWENNEN en S. BRUSSELMANS, De bescherming van de persoon met dementie en zijn

goederen, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2009, 88-89. 322

S. BRUSSELMANS, “Het voorlopig bewind in de praktijk: knelpunten en aanbevelingen”, T.Fam. 2009, 168.

Page 142: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

133

§ 8. De publiciteit

223. Elke beslissing houdende aanwijzing van een voorlopige bewindvoerder, wijziging van

diens bevoegdheden, van opheffing of vernietiging van zijn aanstelling wordt bekendgemaakt,

door toedoen van de griffier, bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad en dit binnen de vijftien

dagen na uitspraak. Daarnaast wordt binnen dezelfde termijn betekend aan de burgemeester

van de woonplaats van de beschermde persoon om in het bevolkingsregister te worden

aangetekend.323

In geval van een beperkte opdracht van de voorlopige bewindvoerder kan de

vrederechter bepalen dat de publiciteit beperkt wordt tot een kennisgeving aan de personen

die hij aanwijst.324

224. Met betrekking tot de publiciteit zijn er verschillende problemen. Zo blijken

bankinstellingen de publicaties in het Belgisch Staatsblad niet goed na te kijken. Zo komt het

voor dat de persoon die onder voorlopige bewindvoering staat nog rekeningen opent.

Bovendien worden voorlopige bewindvoerders veelvuldig gecontacteerd door geërgerde

medecontracten van de beschermde persoon, die bij hen bijvoorbeeld een gsm-abonnement,

meubels of andere zaken heeft besteld. De ongeldigheid van dergelijke contracten zorgt vaak

voor onaangename verrassingen bij de medecontractant, niet elke handelaar leest immers het

Belgisch Staatsblad. Bovendoen moet de bewindvoerder soms zelf procederen om het

contract ongedaan te maken.325

Afdeling 3. De voorlopige bewindvoerder

§ 1. Taak en bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder tijdens het voorlopig bewind

A. OPDRACHT VAN DE VOORLOPIGE BEWINDVOERDER

225. De wet belast de voorlopige bewindvoerder met een opdracht van vermogensbeheer. Er

worden geen bevoegdheden verleend met betrekking tot de persoonsgebonden subjectieve

rechten van de persoon die onder bewind wordt gesteld. De onder voorlopige bewindvoering

323

Art. 488bis, e), § 1 BW. 324

Art. 488bis, e), § 2 BW. 325

S. BRUSSELMANS, “Het voorlopig bewind in de praktijk: knelpunten en aanbevelingen”, T.Fam. 2009, 170.

Page 143: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

134

geplaatste dementerende persoon blijft bijgevolg bekwaam wat de uitoefening van zijn

persoonlijke rechten betreft. Voor wat gemengde rechtshandelingen betreft zal elke handeling

afzonderlijk moeten worden beoordeeld. Dit is in de praktijk niet altijd gemakkelijk.

Handelingen door de beschermde persoon verricht, in strijd met de bevoegdheden aan zijn

voorlopig bewindvoerder toegewezen, zijn betrekkelijk en rechtens nietig. De nietigheid kan

ingeroepen worden door de beschermde persoon of zijn voorlopige bewindvoerder, binnen

een verjaringstermijn van vijf jaar.326

226. De voorlopige bewindvoerder beheert de goederen van de beschermde persoon als een

goed huisvader of staat hem in beheer bij. Hij moet regelmatig overleg plegen met de

beschermde persoon327

of diens vertrouwenspersoon en hij kan zich laten bijstaan door één of

meerdere personen die onder zijn verantwoordelijkheid optreden.328

Binnen de perken van de

inkomsten die hij ontvangt, betaalt de voorlopige bewindvoerder de kosten van onderhoud en

behandeling die ten laste zijn van de beschermde persoon en stelt hij hem, na daarover met

hem of de vertrouwenspersoon te hebben overlegd de sommen ter beschikking die hij nodigt

acht voor de verbetering van diens lot.

227. De opdracht bestaat dus zowel uit een objectieve component, namelijk de bescherming

van het vermogen, als uit een subjectieve component, namelijk de verbetering van de

levensomstandigheden van de beschermde persoon. De meest essentiële vereiste van het

beheer is de personalisering van de geleverde dienst, dit met het oog op de verbetering van het

lot van de persoon die onder voorlopig bewind staat. Het morele comfort wordt dus duidelijk

verkozen boven het bewaren van het vermogen.329

Het goede vermogensbeheer mag

geenszins een doel op zich zijn, maar is een instrument dat erop is gericht de dementerende

toe te laten in de mate van het mogelijke een zelfstandig financieel onafhankelijk en

autonoom leven te leiden. De zorg en het welzijn van de beschermde persoon staan hier dus

centraal.330

326

Art. 488bis, i), tweede lid en art. 488bis, j), eerste lid BW. 327

Indien de dementie reeds vergevorderd is, is het overleg met de beschermde persoon veelal niet meer

mogelijk. 328

Art. 488bis, f), § 1 BW. 329

T. DELAHAYE en C. CASTELEIN, Het voorlopig bewind, Larcier, Brussel, 2007, 107. 330

S. DEFLOOR en H. NYS, Dementie en de rechten van de patiënt. Overzicht van de wettelijke bepalingen die de

levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving beïnvloeden, Reeks „Naar een dementievriendelijke

samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting 2008, 23-24.

Page 144: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

135

228. De vrederechter kan aan de voorlopige bewindvoerder een bezoldiging toekennen

waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan drie procent van de inkomsten van de beschermde

persoon. Naast de bezoldiging worden de gemaakte kosten vergoed, na door de vrederechter

behoorlijk te zijn nagezien. Buitengewone ambtsverrichtingen kunnen bijkomend worden

vergoed, na overlegging van met redenen omklede staten.331

B. OMVANG VAN DE OPDRACHT

229. Artikel 488bis, f), § 2 BW stelt dat de vrederechter, de omvang van de bevoegdheden

van de voorlopige bewindvoerder bepaalt met inachtneming van de aard en de samenstelling

van de te beheren goederen evenals met de gezondheidstoestand van de beschermde persoon.

Hij kan daarbij de handelingen of categorieën van handelingen aanwijzen die de beschermde

persoon slechts kan stellen met bijstand van zijn voorlopige bewindvoerder. De bevoegdheid

van de voorlopige bewindvoerder kan dus variëren van algemene

vertegenwoordigerbevoegdheid, naar vertegenwoordigerbevoegdheid beperkt tot bepaalde

rechtshandelingen tot zelfs loutere bijstand bij één of meerdere handelingen.

230. Bij gebreke van aanwijzingen in de beschikking waarmee de voorlopige bewindvoerder

werd aangewezen, vertegenwoordigt de voorlopige bewindvoerder de beschermde persoon in

alle rechtshandelingen en procedures als eiser en als verweerder.332

Dit heeft tot gevolg dat de

voorlopige bewindvoerder in de regel een algemene vertegenwoordigingsopdracht heeft en de

beschermde persoon, parallel hiermee, volledig handelingsonbekwaam wordt wat het beheer

van zijn goederen betreft.

231. Het is de voorlopige bewindvoerder verboden om souvenirs en persoonlijke voorwerpen

van de beschermde te vervreemden, tenzij dit strikt noodzakelijk is. Tevens mag de

voorlopige bewindvoerder geen schenkingen doen.333

232. Zoals de voogd moet de voorlopig bewindvoerder jaarlijks rekenschap geven over het

beheer van het vermogen. Dit vereist een jaarlijks verslag dat de voorlopig bewindvoerder

331

Art. 488bis, h), § 1 BW 332

Art. 488bis, f), § 3, eerste lid BW. 333

Art. 488bis, e), § 4 BW.

Page 145: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

136

bezorgt aan de vrederechter, aan de beschermde persoon (als zijn gezondheidstoestand dit

toelaat) en zijn vertrouwenspersoon. Artikel 488bis, c), § 3 BW beschrijft wat er minimaal in

dit verslag dient te staan.

C. RECHTSHANDELINGEN WAARVOOR BIJZONDERE MACHTIGING VAN DE

VREDERECHTER NODIG IS

233. Nagenoeg alle handelingen die het normale beheer te boven gaan, zijn onderworpen aan

een voorafgaande en bijzondere machtiging van de vrederechter. Het gaat om de volgende

handelingen: de vervreemding van roerende en onroerende goederen ; het toestaan van

hypotheken ; het aangaan van leningen of dadingen ; het sluiten van een pachtovereenkomst

of handelshuurovereenkomst ; een nalatenschap, een algemeen legaat of een legaat onder

algemene titel verwerpen of aanvaarden (wat slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving

kan geschieden) ; een schenking, of een legaat onder bijzondere titel aanvaarden ; de aankoop

van een onroerend goed ; berusting in een vordering betreffende onroerende rechten ;

optreden in rechte als eiser, behalve in een aantal procedures waarvoor geen machtiging nodig

is, in geval van beschikking over de rechten van de gezinswoning en het huisraad van de

beschermde persoon en alle rechtshandelingen waarbij de voorlopig bewindvoerder

persoonlijke belangen heeft strijdig met die van de beschermde persoon.334

234. Handelingen door de voorlopige bewindvoerder gesteld zonder de vereiste machtiging

zijn betrekkelijk nietig.

§ 2. Een familiale of professionele voorlopige bewindvoeder

235. De wetgever heeft geopteerd wanneer er geen verklaring van voorkeur is opgesteld door

de betrokkene voorrang te geven aan een familiale bewindvoerder. Aan beide vormen zijn

voor- en nadelen verbonden.

236. Een familiale bewindvoerder houdt doorgaans meer rekening met de menselijke kant

van het beheer van de goederen. Het familiale bewind is veel persoonlijker, en voorziet beter

334

Art. 488bis, f), § 3, tweede lid, derde lid en vijfde lid BW.

Page 146: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

137

in de specifieke behoeften van de beschermde persoon. Vaak is het ook zo dat de beschermde

persoon de aanstelling van een familiale bewindvoerder makkelijker aanvaardt, en er zich

sneller mee verzoent. Het beheer van de goederen blijft immers in de familie. Bovendien zal

het contact met de familiale bewindvoerder doorgaans er veel gemoedelijker aan toe gaan.

Voor de dementerende persoon kan het psychologisch moeilijk te vatten zijn dat een

wildvreemde buitenstaander zijn financiële situatie regelt. Vaak zijn de contacten ook veel

frequenter bij de familiale bewindvoering en zal de relatie in een meer serene en rustige sfeer

verlopen. De aanwijzing van een familielid zorgt ook voor een meer collegiaal familiaal

beheer: de andere familieleden worden beter op de hoogte gehouden en er heerst meer

transparantie. Een groot voordeel is met name het kostenplaatje: een familiaal bewindvoerder

kost nagenoeg niets. Door zijn persoonlijke betrokkenheid staat de familiale bewindvoerder

echter minder garant voor een objectief, veilig financieel beheer. Ook kan de aanstelling van

een familiaal bewindvoerder voor grote spanningen en discussies binnen de familie zorgen.

De erfgerechtigde familie vreest dat hun toekomstig deel aangetast zal worden door

onoordeelkundig en amateuristisch beheer. Soms is het ook zo dat de familie geen respect

toont voor de gevergde inspanningen en de tijd die de familiaal bewindvoerder aan zijn

opdracht wijdt. De familie toont weinig begrip, maar steigert als er een foutje gemaakt wordt.

De familiale bewindvoerder pleegt immers soms ongewild onwettige daden. Hij heeft immers

vaak geen ervaring, en heeft nooit een specifieke opleiding genoten. Vaak is zijn beheer dan

ook onnauwkeurig.335

237. Bij een professionele bewindvoerder heb je net de tegenovergestelde situatie: de zwakke

punten bij een familiale bewindvoerder zijn net de sterke punten van een deskundige, en

omgekeerd. Een professionele bewindvoerder biedt goede waarborgen op gebied van

onafhankelijkheid en objectiviteit, hij bezit een grondige kennis van de wettelijke

verplichtingen van de voorlopige bewindvoerder, de gewoontes en van de rechtspraak van de

magistraat die hem heeft aangewezen. Bovendien beschikt hij als professional doorgaans over

een duidelijke boekhouding en een goede organisatie. De nadelen zijn dan weer het hoge

kostenplaatje, de mindere beschikbaarheid en de soms gebrekkige communicatie. De

beschermde persoon zal vaak ook wantrouwig zijn, de professionele bewindvoerder wordt

335

F. REUSENS, F. SWENNEN en S. BRUSSELMANS, De bescherming van de persoon met dementie en zijn

goederen, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2009, 18-19 en 24-25.

Page 147: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

138

vaak verweten dat hij zich koel en afstandelijk gedraagt en dat hij de menselijke en relationele

aspecten van zijn opdracht verwaarloost. 336

238. Vele vrederechters lijken er zich in de praktijk aan te houden, dat de wetgever de

voorkeur gelegd heeft bij de familiale bewindvoerder. Toch blijkt evenzeer dat sommige

vrederechters systematisch een professionele voorlopige bewindvoerder aanwijzen omwille

van zijn professionele kwaliteiten.337

Afdeling 4. Einde van het voorlopig bewind

239. De vrederechter op elk moment, bij gemotiveerde beschikking, een einde maken aan de

opdracht van de voorlopige bewindvoerder, ambtshalve of op verzoek van de beschermde

persoon, van elke belanghebbende, van de procureur des Konings of van de voorlopige

bewindvoerder.338

Bovendien eindigt de opdracht van de voorlopige bewindvoerder van

rechtswege in geval van onbekwaamverklaring, verlengd minderjarigverklaring of overlijden

van de beschermde persoon.339

HOOFDSTUK 3. DE UITERSTE WILSBESCHIKKING: HET TESTAMENT

Afdeling 1. De wilsgeschiktheid om te testeren bij een dementerende persoon

§ 1. De vereiste “gezondheid van geest” is een juridisch begrip

240. Om een testament te kunnen maken, moet men krachtens artikel 901 BW gezond van

geest zijn. Deze vereiste van “gezondheid van geest” is een juridisch begrip, en geen strikt

medisch begrip. Het doelt op het intelligentie- en redeneringvermogen bij de testator.

Rechtspraak en rechtsleer stellen dat dit zowel vrijheid van wil als helderheid van geest

impliceert. De testator dient aldus te beschikken over de nodige geestelijke vermogens om de

zin en de draagwijdte van de getroffen beschikkingen om niet te vatten en deze ook effectief

336

F. REUSENS, F. SWENNEN en S. BRUSSELMANS, De bescherming van de persoon met dementie en zijn

goederen, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2009, 18-19, 24-25 en 55-57. 337

S. BRUSSELMANS, “Het voorlopig bewind in de praktijk: knelpunten en aanbevelingen”, T.Fam. 2009, 166. 338

Art. 488bis, d), eerste lid BW. 339

Art. 488bis, d), derde lid BW.

Page 148: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

139

te willen.340

Een dementie die reeds ver gevorderd is, kan er ongetwijfeld toe bijdragen dat de

testator niet langer gezond van geest is.

241. Het testament bestaat in drie vormen: het openbaar testament, het eigenhandig of

onderhands testament en het testament in internationale vorm. In dit bestek wordt het

openbaar testament als de aangewezen vorm beschouwd. Dit omdat de notaris een juridische

specialist ter zake is. Hij staat bovendien in voor de bewaring van het testament en zal het

testament registreren in het Centraal Register van Testamenten. Hij zal tevens zorgen voor de

uitvoerbaarheid van het testament na het overlijden van de testator.

§ 2. Het vermoeden van “gezondheid van geest”

A. BEGRIPSOMSCHRIJVING

242. Er wordt vermoed dat de testator helder van geest is op het moment van de redactie van

zijn wilsbeschikking, tenzij het tegendeel wordt aangetoond. Op de persoon die de nietigheid

van het testament inroept wegens aantasting van de wilsgeschiktheid van de testator rust dus

de bewijslast. Hierop geldt een uitzondering: wanneer de testator zich in een voortdurende

staat van krankzinnigheid bevindt, geldt het vermoeden niet.341

Hoewel het begrip

„ongezondheid van geest‟ ruim wordt gezien, is het bewijs aan strenge vereisten gebonden. Er

rust m.a.w. een zware bewijslast op de schouders van de partij die om deze reden de

nietigheid van het testament vordert. Er wordt een precies bewijs gevraagd dat alle twijfels

uitsluit en bovendien moet aangetoond worden dat de gezondheid van geest aangetast was op

het ogenblik van de redactie van het testament.342

Het bewijs van ongezondheid van geest kan

met alle middelen van recht worden geleverd, met inbegrip van getuigen en vermoedens.343

340

W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 848. 341

M. GOVAERTS, “Het bewijs in rechte van de wils(on)geschiktheid van de testateur”, RABG 2008, 247. 342

W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 850. 343

M. GOVAERTS, “Het bewijs in rechte van de wils(on)geschiktheid van de testateur”, RABG 2008, 248.

Page 149: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

140

B. DE BEWIJSMIDDELEN

1. Het bewijs door vermoedens

243. Het bewijs door vermoedens kan er enerzijds in bestaan dat de testator zich in een

voortdurende, blijvende staat van krankzinnigheid bevond ten tijde van de redactie van de

wilsbeschikking. In deze situatie is er geen sprake van mogelijke heldere tussenpozen, en is

het dus niet mogelijk om tegenbewijs te leveren. Anderzijds kan het bewijs erin bestaan dat de

testator zich in een gewone staat van krankzinnigheid bevond en zijn geestestoestand was

aangetast kort voor dan wel kort na de redactie van het testament.344

Hier kunnen dus wel

heldere stadia voorkomen. Indien de eiser slaagt in dit bewijs, dan ontstaat er eigenlijk slechts

een feitelijk vermoeden van ongezondheid van geest op het ogenblik van de beschikking. De

bewijslast wordt hier dan eigenlijk omgekeerd. Het is nu aan de begunstigde om het bewijs te

leveren dat de beschikking om niet geschiedde in een heldere tussenpoos.345

In de praktijk is

dit een zeer moeilijk te leveren bewijs.

2. Het bewijs door getuigen

244. Indien men gebruik maakt van het bewijs door getuigen zal menigmaal een beroep

gedaan worden op de behandelende geneesheer of de instrumenterende notaris. Deze

personen zijn echter gebonden door een beroepsgeheim, zij mogen de hun toevertrouwde

informatie slechts bekend maken, indien zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen of

wanneer zij hierdoor verplicht worden door de wet.346

3. Het bewijs door medische getuigenschriften

245. Vaak zal degene die de nietigheid van het testament wil bekomen, gebruik maken van

een medisch attest. Traditioneel werd een medisch getuigschrift ter staving van de gezondheid

van geest enkel aanvaard, op voorwaarde dat dit op vraag van de patiënt zelf werd

344

M. GOVAERTS, “Het bewijs in rechte van de wils(on)geschiktheid van de testateur”, RABG 2008, 248. 345

W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 852. 346

W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 852.

Page 150: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

141

voorgelegd.347

Het beroepsgeheim werd strikt geïnterpreteerd en had een absoluut karakter.

Sinds de cassatie-arresten van 19 januari 2001348

en 7 maart 2002349

is er echter een evolutie

merkbaar. Uit de beide arresten kan besloten worden dat het beroepsgeheim niet langer als

absoluut moet worden beschouwd. Het beroepsgeheim moet op een functionele wijze

geïnterpreteerd worden, de rechter mag dus een belangenafweging maken tussen de rechten

van de patiënt en de rechten van de erfgenamen. Bovendien moet het medisch attest niet

noodzakelijk in het kader van een gerechtelijke procedure afgeleverd zijn. De rechter houdt

rekening met elk attest dat op regelmatige wijze werd afgeleverd, ook al is dit

buitengerechtelijk gebeurd.

246. Bovenvermelde cassatierechten hebben enkel betrekking op attesten die tijdens het

leven van de testator werden opgesteld. Maar wat nu met „post mortem‟ attesten? In de

rechtspraak is hieromtrent nog steeds geen eensgezindheid. In principe wordt gesteld dat

dergelijke attesten die regelmatig werden afgeleverd door de rechter gebruikt kunnen worden

in het kader van een belangenafweging. Indien zij door de arts aan de erfgenamen werden

afgeleverd zonder enige wettelijke grondslag, stelt de meerderheid van de rechtspraak dat zij

uit de debatten geweerd moeten worden. Dit omdat het beroepsgeheim dat ook na het

overlijden van de patiënt geldt, geschonden werd.

247. De Wet Patiëntenrechten stelt in zijn artikel 9, § 4 dat de echtgenoot, de wettelijk

samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad een recht

op inzage hebben in het medisch dossier. Het verzoek moet voldoende gemotiveerd en

gespecificeerd zijn, en de patiënt mag zich hiertegen niet uitdrukkelijk verzet hebben.

Bovendien wordt aan de nabestaanden geen rechtstreeks inzagerecht verschaft, het is enkel de

aangestelde geneesheer die het medisch dossier rechtstreeks kan raadplegen.350

Nergens in de

Wet Patiëntenrechten wordt er over een recht op afschrift voor de nabestaanden gesproken.

Geen recht op afschrift geven is moeilijk te verzoenen met de lege ferenda van de wet: wat is

men immers met inzage in een medisch dossier, als men vervolgens geen afschrift kan

347

W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 853. 348

Cass. 19 januari 2001, TBBR 2003, 54. 349

Cass. 7 maart 2002, T. Gez. 2002-03, 85, noot DIJKHOFFZ 350

M. GOVAERTS, “Het bewijs in rechte van de wils(on)geschiktheid van de testateur”, RABG 2008, 253.

Page 151: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

142

voorleggen om te bewijzen wat men daarin gelezen heeft?351

Deze strekking meent dat het de

intentie was van de wetgever om een werkzaam recht toe te kennen aan de nabestaanden,

weliswaar middels de tussenkomst van een arts, maar dat de nabestaanden dit recht ook als

bewijsmiddel kunnen gebruiken bij de verdediging van hun belangen.352

Toch blijft het recht

op afschrift moeilijk te verzoenen met enkele bepalingen uit de Wet Patiëntenrechten. Zo

bepaalt artikel 9, § 3 Wet Patiëntenrechten dat een (aan de patiënt tijdens diens leven

afgegeven) afschrift steeds „persoonlijk en vertrouwelijk‟ is, hetgeen afgifte aan een ander dan

de patiënt en gebruik in een rechtszaak uitsluit.353

Een oplossing kan erin bestaan om de arts

die het dossier inkijkt een attest te laten opstellen. Ook de Orde van geneesheren heeft zijn

uitdrukkelijk verzet tegen een al te ruime interpretatie van het inzagerecht enigszins

bijgesteld.354

§ 3. Deontologische plicht van de notaris omtrent de wilsgeschiktheid van de testator

A. CONTROLE VAN DE WILSGESCHIKTHEID VAN DE TESTATOR

248. Op de notaris rust geen wettelijke verplichting om een onderzoek in te stellen naar de

wilsgeschiktheid van de testator.355

Daarentegen rust er wel een deontologische plicht op de

notaris om zich er van te vergewissen dat de testator wel over de vereiste wilsgeschiktheid

beschikt. Hij dient, op grond van zijn verplichting tot waakzaamheid, zijn medewerking te

weigeren, indien de beschikker de indruk geeft niet ten volle over zijn verstand te beschikken.

Toch moet benadrukt worden dat de notaris bij de controle van de toestemmingsvereiste in

hoofde van de beschikker een juridisch toezicht uitoefent en geen medisch toezicht.356

351

B. ALLEMEERSCH, “Het medisch dossier. Nog steeds geen volwaardig recht op bewijs voor de nabestaanden”,

RW 2003-04, 279 352

M. GOVAERTS, “Het bewijs in rechte van de wils(on)geschiktheid van de testateur”, RABG 2008, 253. 353

H. NYS, “Noot: Het recht op inzage in en afschrift van het patiëntendossier door de nabestaanden van een

overledene ter behartiging van hun materiële belangen”, noot onder Gent, 15 maart 2007, T.Not. 2008, 453. 354

“Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren d.d. 22 september 2007”, Tijdschrift Nationale

Raad 2007, afl. 118. 355

F. DEBUCQUOY, “Het notarieel testament en (het bewijs van) de (on)gezondheid van geest van de testaor”, in

Notariële clausules. Liber Amicorum Professor Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, 64. 356

M. GOVAERTS, “Het bewijs in rechte van de wils(on)geschiktheid van de testateur”, RABG 2008, 249.

Page 152: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

143

B. EIS OM VOORLEGGING VAN EEN MEDISCH ATTEST

249. Ingeval van ernstige twijfel over de geestestoestand van de beschikker zal een

voorzichtige notaris meestal verzoeken om een medisch getuigschrift af te leveren, hoewel hij

hiertoe niet verplicht is. Hier is geen sprake van schending van het medisch beroepsgeheim.

Het is hier immers de patiënt zelf in zijn hoedanigheid van testator die de geneesheer zal

verzoeken om dergelijk certificaat af te leveren en het is niet de notaris die zich rechtstreeks

tot de geneesheer wendt.357

Een deel van de rechtsleer pleit er trouwens voor om de

instrumenterende notaris de mogelijkheid te bieden om dit rechtstreeks aan de arts te

vragen.358

C. GELDIGHEID VAN DE CLAUSULE “GEZOND VAN GEEST” OPGESTELD DOOR

DE NOTARIS

250. Bij een openbaar testament moet de instrumenterende notaris in de akte bevestigen dat

het testament door de testator aan hem werd gedicteerd en dat hij, na de voorlezing ervan,

bevestigd heeft dat het wel degelijk zijn wilsbeschikkingen bevat.359

Deze bevestiging is

gedekt door de authenticiteit van de akte. De vermelding van de instrumenterende notaris dat

de testator gezond van geest was op het moment van het opstellen van de akte, is echter niet

gedekt door de authenticiteit van de akte. De akte kan dus in principe worden betwist, buiten

de betichting van valsheid in geschrifte, met alle middelen.360

Toch stelt bepaalde rechtspraak

dat het verlijden van de akte een feitelijk vermoeden verschaft dat de beschikker gezond van

geest was.361

Het is immers niet evident om aan te tonen dat de gezondheid van geest van de

beschikker op het moment dat het testament werd opgemaakt, was aangetast. Het feit dat een

notaris op dit ogenblik bereid was zijn ambt te verlenen, is een gewichtig element dat erg

moeilijk te weerleggen zal zijn.362

357

M. GOVAERTS, “Het bewijs in rechte van de wils(on)geschiktheid van de testateur”, RABG 2008, 249 358

BAEL, in Ugent (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat, 2007, 151. 359

Art. 972 BW. 360

W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 858. 361

Brussel, 23 oktober 1987, JLMB 1989, 5 ; Brussel 13 mei 1988, Pas. 1988, 217. 362

S. DEFLOOR en H. NYS, Dementie en de rechten van de patiënt. Overzicht van de wettelijke bepalingen die de

levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving beïnvloeden, Reeks „Naar een dementievriendelijke

samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting 2008, 27.

Page 153: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

144

Afdeling 2. De testeerbekwaamheid van een persoon onder voorlopig bewind.

251. Indien een meerderjarige persoon waaraan een voorlopig bewindvoerder werd

toegevoegd een testament wil maken, kan deze beschermde persoon in overeenstemming met

artikel 488bis, h), § 2 zelf een verzoekschrift indienen teneinde door de vrederechter

gemachtigd te worden een testament te maken.

252. De vrederechter zal enkel moeten oordelen over het feit of de persoon onder voorlopig

bewind gesteld gemachtigd kan worden een testament te maken. Hij moet zijn oordeel

beperken tot de beslissing of de dementerende persoon nog wilsgeschikt is een geldige laatste

wil te formuleren of niet. Om deze beoordeling beter te kunnen maken, kan de vrederechter

een geneesheer-deskundige aanstellen die advies moet uitbrengen over de

gezondheidstoestand van de te beschermen persoon.363

Hij kan alle dienstige inlichtingen

inwinnen en elke persoon die hij geschikt acht om hem in te lichten oproepen.364

253. De voorlopige bewindvoerder zelf moet niet gehoord, noch opgeroepen worden. Het

testament heeft immers geen directe werking. Wanneer het testament in werking treedt is de

taak van de bewindvoerder reeds beëindigd.

Afdeling 3. De testamentuitvoerder

§ 1. Begripsomschrijving

254. De erfgenamen zullen de vereffenaars van de nalatenschap zijn. Indien de testator vreest

dat zijn testament door onkunde of door kwade wil niet uitgevoerd zal worden, kan hij een

testamentuitvoerder aanstellen.365

Zoals het woord het zegt is het de bedoeling van een

testamentuitvoerder dat hij zorgt voor een correcte uitvoering van het testament. Hij is een

begeleider en ijvert voor de uitvoering van de wil van de testator.366

363

Art. 488bis, h), § 2, vierde lid BW. 364

Art. 488bis, h), § 2, vijfde lid BW. 365

W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 887. 366

L. WEYTS en F. GODDEERIS (ed.), Capita Selecta notarieel recht, Leuven, Universitaire pers Leuven, 2006,

102.

Page 154: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

145

§ 2. De benoeming van de testamentuitvoerder

255. De testamentuivoerder wordt benoemd in een geschrift dat aan de vormvereisten van

een testament voldoet. Deze benoeming kan zowel geschieden in het eigenlijke testament

waarin de testator over zijn goederen beschikt, als in een afzonderlijk testament dat zich tot de

benoeming beperkt.367

De testamentuitvoerder zal zijn opdracht eerst moeten willen

aanvaarden, dit kan evenwel op een stilzwijgende manier gebeuren. Zodoende ontstaat de

testamentuitvoering niet bij overeenkomst maar wel op grond van een eenzijdige

rechtshandeling, die eerst na het overlijden van de testator wordt aanvaard.368

VANDEWIELE

stelt dat het raadzaam is om in het testament een clausule op te nemen waarbij de testator aan

de testamentuitvoerder tevens een legaat toekent. Dit legaat zou ervoor zorgen dat de

testamentuitvoerder enerzijds een extra beweegreden heeft om zijn opdracht te aanvaarden, en

anderzijds dat hij nauw zal toezien op de correcte uitvoering van het testament. Bovendien is

de testamentuitvoerder geenszins verplicht zijn benoeming te aanvaarden. Een nauwkeurige

redactie van het testament kan er trouwens voor zorgen dat de aanvaarding van het legaat

tevens impliciet de aanvaarding van het mandaat inhoudt.369

256. De wet stelt enkel dat de testamentuitvoerder wettelijk bekwaam moet zijn.370

In

principe kan de testator dus een testamentuitvoerder naar keuze benoemen. Bovendien kan hij

ervoor opteren om meerdere testamenuitvoerders te benoemen.371

In de rechtsleer heerst er

betwisting of de instrumenterende notaris de testamentuitvoerder mag aanstellen. Er wordt

geoordeeld dat dit strijdig zou zijn met artikel 8 van de Organieke Wet op het Notariaat die

stelt dat de notaris geen akte mag verlijden waarin hij zelf een partij is.372

Uit voorzorg kan

deze aanstelling dan ook best vermeden worden.373

367

W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 889. 368

W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 889. 369

L. WEYTS en F. GODDEERIS (ed.), Capita Selecta notarieel recht, Leuven, Universitaire pers Leuven, 2006,

102. 370

Art. 1028 en 1030 BW. 371

Art. 1025 BW. 372

Wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, B.S. 16 maart 1803. 373

L. WEYTS en F. GODDEERIS (ed.), Capita Selecta notarieel recht, Leuven, Universitaire pers Leuven, 2006,

105.

Page 155: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

146

257. Om ervoor te zorgen dat de testamentuitvoerder zijn opdracht efficiënt zal kunnen

uitvoeren, wordt aangeraden dat de testator hem een bezitsrecht voor het geheel of een deel

van de roerende goederen verleent. Dit kan maximaal voor een termijn van een jaar en een

dag te rekenen vanaf het overlijden van de testator.374

§ 3. Einde van de opdracht van de testamentuitvoering

258 De testamentuitvoering eindigt door de beëindiging van de opdracht, door de dood van

de testamentuitvoerder, door zijn ontslag om ernstige redenen of door zijn afzetting.375

Na

verloop van een jaar sinds het overlijden moeten zij rekenschap en verantwoording afleggen

van hun beheer.376

Bovendien is testamentuitvoerder net zoals elke lasthebber aansprakelijk

voor zijn beheer.377

374

Art. 1026 BW. 375

W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 893. 376

Art. 1031, laatste lid BW. 377

Zie art. 1991-1992 BW.

Page 156: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

147

TITEL IV. EEN VOORSTEL TOT EEN GLOBAAL LEVENSTESTAMENT BIJ

DEMENTERENDE PERSONEN

HOOFDSTUK 1. HET EIGENLIJKE LEVENSTESTAMENT, EEN

ALLESOMVATTEND PLANNINGSINSTRUMENT

Afdeling 1. Het recht op zelfbepaling

259. De persoon, gediagnosticeerd met dementie, zal met het oog op zijn toekomstige

wilsonbekwaamheid een aantal beslissingen zowel met zijn zorg als met zijn vermogen

moeten nemen. Let wet: het recht op zelfbepaling is een recht. Indien de dementerende

persoon dit recht op autonomie niet wenst te benutten, zullen wettelijke mechanismen deze

leemte opvangen. Gelet op de psychologische impact die de diagnose van de dementie op

deze persoon heeft, mag men bovendien zeker niet overhaast te werk gaan. De persoon zal

niet van de ene dag op de andere volledig wilsonbekwaam worden. Dementie wordt immers

gekenmerkt door een gradueel ziekteverloop, waarbij de persoon geleidelijk aan zijn

capaciteiten zal verliezen.

260. Vaak zal de persoon, gediagnosticeerd met dementie, niet op de hoogte zijn van de

mogelijkheid om een levenstestament, dat in de toekomst uitwerking zal krijgen, op te stellen.

Dit brengt het recht op zelfbepaling in gedrang. Het lijkt mij aangewezen dat de arts die de

diagnose van dementie toelicht aan de patiënt, hierbij ook informatie verschaft over de

mogelijkheid tot vroegtijdige planning. In het specifiek kader van ACP rond de zorg is het

eveneens zo dat de arts of de instelling waar de dementerende persoon verblijft dit proces van

vroegtijdige zorgplanning opstart.

Toch ben ik van oordeel dat deze vroegtijdige planning niet beperkt moet blijven tot de zorg,

ook het patrimonium van de dementerende persoon is een gewichtig en prominent aspect in

het leven van de dementerende persoon. Het is evenwel niet vanzelfsprekend dat de arts

hieromtrent informatie verschaft. Vaak is hij niet op de hoogte van de waaier aan

Page 157: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

148

planningsmogelijkheden waarover de dementerende persoon kan beschikken.378

Bovendien is

de arts geen juridisch expert. Hij wordt met een grote verantwoordelijkheid opgezadeld,

indien hij mee zal moeten instaan voor de materiële en formele geldigheid van de

neergeschreven bepalingen.

261. Zodoende moet de arts, net zoals bij ACP het geval is, als de initiatiefnemer van het

levenstestament bestempeld worden. Hij kan m.i. echter niet verplicht worden om ook in te

staan voor de specifieke uitwerking en begeleiding van dit globaal levenstestament. Zeker met

betrekking rond de aspecten van het vermogen lijkt hij hiervoor niet de aangewezen persoon.

Wel kan hem de taak worden opgelegd om een informatiebrochure aan te reiken of eventueel

te wijzen op de mogelijkheid van een globaal levenstestament in notariële vorm.

Afdeling 2. Begripsomschrijving

262. Volgens artikel 895 BW is een testament “een akte waarbij de erflater, voor de tijd dat

hij niet meer in leven zal zijn, over een geheel of deel van zijn goederen beschikt, en die hij

kan herroepen”. Het testament is dus een geschrift met patrimoniale (en extra-patrimoniale)

beschikkingen die uitwerking moeten krijgen na het leven van de testator. Vaak wordt de

benaming „levenstestament‟ dan ook vanuit juridisch oogpunt als een ongelukkige term

beschouwd. Het is een soort van contradictio in terminis: men stelt dat het levenstestament

reeds uitwerking moet krijgen tijdens het leven van de declarant.379

Men ziet de term als een

te letterlijke vertaling van het Engelstalige living will. Er wordt ook op gewezen dat de term

verwarrend is door de connotatie met het vermogensrechtelijk aspect van het testament. Een

levenstestament zou enkel betrekking hebben op persoonlijke aangelegenheden.380

Maar

378

Uit onderzoek is jammer genoeg ook gebleken dat de arts vaak ook onvoldoende vertrouwd is met de

bepalingen voorzien in de Wet Patiëntenrechten. (M. SCHOONACKER, De wet op patiëntenrechten: Kennis,

toepassing en attitudes bij beroepsoefenaars,

http://www.vlaamspatientenplatform.be/www/component/option,com_docman/task,doc_download/gid,41/Itemid

,98/, Heverlee, 2007 132.) 379

C. DE BUSSCHERE, “Het Levenstestament”, Notarius 1998, 240. 380

H. NYS en S. BLANCQUAERT, “Privaatrechtelijke waarborgen voor de autonomie van de wilsonbekwame

patiënt bij het levenseinde”, TPR. 2001, 2243.

Page 158: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

149

besluitend wordt veelal gesteld dat de benaming levenstestament nu eenmaal voldoende

ingeburgerd is in onze de maatschappij.381

263. Verschillende rechtsgeleerden zijn van oordeel dat niets er zich tegen verzet om diverse

regelingen in een levenstestament op te nemen.382

Het soort levenstestament dat ik hier wil

bespreken en uitwerken, zou men eigenlijk kunnen beschouwen als een echt “levens”-

“testament”. Enerzijds kunnen er zowel bepalingen met betrekking tot de zorg en de persoon

(extra-patrimoniale beschikkingen) als met betrekking tot het vermogen (patrimoniale

beschikkingen) in opgenomen worden. Anderzijds kunnen er, naast bepalingen die toepassing

vinden tijdens het leven van de declarant, ook bepalingen in opgenomen worden die pas

uitwerking zullen krijgen na het leven van deze declarant. Zo kan er bijvoorbeeld in bepaald

worden dat men zijn lichaam wil laten cremeren. Kortom, dit globaal levenstestament kan dus

zowel patrimoniale als extra-patrimoniale beschikkingen bevatten die uitwerking kunnen

krijgen tijdens het leven of na het overlijden van de declarant.

HOOFDSTUK 2. DE WETTELIJKE AFDWINGBAARHEID

264. Het levenstestament is als dusdanig niet bij wet geregeld. Om de juridische

afdwingbaarheid te verzekeren zal dus moeten gecontroleerd worden welke

vormvoorschriften en modaliteiten vereist worden bij elke specifieke wilsverklaring. Zeker

met betrekking tot de soms beperkte geldigheidsduur kan dit voor moeilijkheden zorgen.

Sommige bepalingen uit het levenstestament zullen dan immers op geregelde tijdstippen

herbevestigd moeten worden. Zoniet dreigt het globaal levenstestament gedeeltelijk zijn

juridische geldigheid te verliezen.

381

R. EEMAN, “Een voorstel van levenstestament”, in C. CASTELEIN, A.-L. VERBEKE en L. WEYTS (ed.),

Notariële Clausules. Liber Amicorum Prof. Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, 178 ; C. DE

BUSSCHERE, “Het Levenstestament”, Notarius 1998, 240. 382

Zie ondermeer: C. DE BUSSCHERE, “het levenstestament”, Notarius 98/5-6, 237-245 ; L. WEYTS, “Modèle

d‟un acte de déclaration en vue de régler ses vieux jours”, Rev. not. b. 2004, afl. 2976, 291-297 ; R. EEMAN,

“Een voorstel van levenstestament”, in C. CASTELEIN, A.-L. VERBEKE en L. WEYTS (ed.), Notariële Clausules.

Liber Amicorum Prof. Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007,183 ; A. VANDEWIELE, “Oude

dagregelingen in de notariële praktijk”, in C. CASTELEIN en L. WEYTS (ed.), Capita Selecta Notarieel Recht,

Leuven, universitaire pers Leuven, 2006, 106-109.

Page 159: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

150

HOOFDSTUK 3. DE VORM VAN HET LEVENSTESTAMENT EN HAAR

GEVOLGEN: EEN ANALYSE

Afdeling 1. De notariële vorm

§ 1. De stap naar de notaris

265. Het takenpakket van een notaris is betrekkelijk ruim. Zo is zijn tussenkomst wettelijk

verplicht bij ondermeer het afsluiten van een huwelijkscontract, de aankoop van een

onroerend goed en het afsluiten van een hypothecaire lening. Een stijgend aantal mensen

stappen ondanks dat dit niet wettelijk vereist is, doelbewust naar een notaris om zijn

deskundig advies in te winnen. Bovendien zijn aan een notariële akte diverse voordelen

verbonden. Kortom, de notaris is vaak een spilfiguur bij het nemen van belangrijke

beslissingen. Hij biedt de betrokkene professionele bijstand en advies op maat. Dit zowel op

het gebied van het familierecht en het erfrecht, bij onroerende goederen en bij

vennootschapsrechtelijke zaken.

266. Anderzijds is er soms een psychologische barrière om een notaris in te schakelen.

Niettegenstaande dat veel notariskantoren laagdrempelig willen zijn, blijft bij een groot deel

van de bevolking het ambt van notaris een zekere afstandelijkheid en autoriteit uitstralen.

Bovendien heeft de betrokkene slechts zelden een echte vertrouwensrelatie met zijn notaris,

terwijl deze vertrouwensrelatie bij de huisarts wel vaak aanwezig is. Het kan m.a.w. voor de

betrokkene een grote stap zijn om effectief de hulp van de notaris in te schakelen. Toch moet

benadrukt worden dat het hier om een globaal levenstestament gaat. Het globaal

levenstestament is niet beperkt tot één enkele wilsverklaring, maar het is een geïntegreerd

document waarin verschillende wilsverklaringen zijn opgenomen. Dit document zal in de

toekomst een gewichtige impact hebben op beslissingen tijdens het levensverloop van de

declarant, op zijn levenseinde en ook na zijn levenseinde. Gelet op deze belangrijke invloed

mag de stap om een notaris in te schakelen niet onoverbrugbaar zijn.

267. Tot slot hangt aan de consultatie van een notaris ook een kostenplaatje aan vast, wat een

ontmoedigend effect kan hebben.

Page 160: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

151

§ 2. Het redigeren van de wilsverklaring

268. De redactie van het document met betrekking tot de vermogensrechtelijke aspecten zal

doorgaans vlot verlopen. De notaris is immers een expert ter zake. Hij zal als juridisch

technicus de burger wegwijs maken in de materiële en formele geldigheidsvereisten.

Bovendien rust op de notaris een voorlichtings- en adviesplicht. Overigens worden bij enkele

wilsverklaringen de tussenkomst van een notaris als vormvereiste gesteld. Zo moet de

wilsverklaring inzake de voorkeur van een voorlopige bewindvoerder ofwel voor de

vrederechter ofwel via een notariële akte gebeuren.

269. Kan in hetzelfde document als het levenstestament nu ook een testament zoals bedoeld

in artikel 895 BW opgenomen worden? Als aan alle vormvereisten inzake het testament

voldaan wordt, zie ik geen reden waarom dit niet mogelijk zou zijn. In een openbaar

testament kunnen immers ook extrapatrimoniale beschikkingen voorkomen, waarvan

sommige uitdrukkelijk door de wetgever zijn voorzien. Zo bijvoorbeeld de aanstelling van

een testamentuitvoerder383

, de keuze van een voogd door de ouder die het laatst het ouderlijk

gezag uitoefent384

en de beschikking omtrent de lijkbezorging.385

Ik pleit er echter stellig voor

om het testament, dat gebruikt wordt om bij uiterste wilsbeschikking een regeling te treffen

over het vermogen, strikt onderscheiden te houden van het levenstestament. Dit belet echter

niet dat de notaris op hetzelfde contactmoment de betrokkene kan bijstaan zowel met

betrekking tot het vermogenstestament als met betrekking tot het levenstestament. Zo lijkt mij

het aanbevelenswaardig dat indien de betrokkene opteert voor zowel een levenstestament als

een testament in notariële vorm, dat dan bij het notarieel testament inzake de regeling van

vermogen, als enige extra-patrimoniale beschikking de aanduiding van een

testamentuitvoerder opgenomen wordt. Het levenstestament kan dan de beschikkingen

omtrent de toekomstige zorg, de lijkbezorging en keuze van de voorlopige bewindvoerder

bevatten. Ook kan eventueel al een lastgeving opgenomen worden.

270. Het grote pijnpunt bij het opstellen van een notariële vorm van het levenstestament ligt

bij het gebrek aan medische kennis bij de notaris. Voor de notaris is het moeilijk in te schatten

383

Art. 1025-1034 BW. 384

Art. 392, eerste lid BW. 385

Zie het Decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en lijkbezorging.

Page 161: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

152

welk ziekteproces en behandelingsbeleid de dementerende persoon zal doormaken. Er bestaat

een reëel gevaar dat de notaris de declarant onvoldoende geïnformeerd zal hebben over de

precieze gevolgen van zijn wilsverklaringen. Artikel 9, § 3, derde lid van de Organieke Wet

op het notariaat stelt nochtans uitdrukkelijk: “De notaris licht elke partij altijd volledig in

over de rechten, verplichtingen en lasten die voortvloeien uit de rechtshandelingen waarbij zij

betrokken is en geeft aan alle partijen op onpartijdige wijze raad.” Deze tekortkoming kan

opgelost worden indien reeds op voorhand een verhelderend gesprek heeft plaatsgevonden

tussen de declarant en de (huis)arts. Eventueel kan de (huis)arts de declarant bijstand verlenen

door reeds samen met de betrokkene enkele wilsverklaringen gericht op de toekomstige zorg

op te stellen. Dit document met wilsverklaringen kan vervolgens bij de notaris in de vorm van

een authentieke akte worden verleden. Vooral met betrekking tot de negatieve voorafgaande

wilsverklaring en de wilsverklaring inzake palliatieve zorgen lijkt mij de voorafgaande

tussenkomst van een arts aangewezen.386

Bovendien kan deze arts tevens de wilsgeschiktheid

van de declarant onderzoeken, en vervolgens hiervan een medisch attest opmaken die de

betrokkene dan kan overmaken aan de notaris. In een ideale situatie zou de wilsverklaring

opgesteld worden in aanwezigheid van zowel de notaris als de (huis)arts. Praktisch lijkt dit

echter moeilijk haalbaar. Bovendien is voor andere wilsverklaringen met betrekking tot de

zorg zoals ondermeer de aanwijzing van een vertegenwoordiger en/of vertrouwenspersoon de

voorafgaande tussenkomst van de arts niet echt noodzakelijk.

271. Wat ook niet over het hoofd mag gezien worden, is dat sommige wilsverklaringen

expliciet de handtekening van de aangewezen en/of gemandateerde personen vereisen. Zo

voorziet artikel 14, § 1, tweede lid Wet Patiëntenrechten dat de vertegenwoordiger het

schriftelijk mandaat tot zijn aanwijzing mede dient te ondertekenen. De wilsverklaring inzake

het voorafgaande euthanasieverzoek vereist de handtekening van twee getuigen. Indien de

notaris de rol van getuige op zich neemt387

, zal er dus minstens een andere persoon de

wilsverklaring mede moeten ondertekenen.

386

EEMAN stelt dat bij het voorafgaande gesprek tussen de beschikker en de notaris de huisarts betrokken kan

worden voor specifiek medische voorlichting. (R. EEMAN, “Een voorstel van levenstestament”, in C. CASTELEIN,

A.-L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële Clausules. Liber Amicorum Prof. Johan Verstraete, Antwerpen,

Intersentia, 2007, 184.) 387

Hierdoor kan de arts niet als partij zoals bedoeld in artikel 8 van de Organieke Wet op het notariaat

beschouwd worden.

Page 162: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

153

§ 3. De authenticiteit en bewijskracht van het notariële levenstestament

272. Het levenstestament opgesteld in notariële vorm biedt heel wat waarborgen. Ten eerste

biedt de akte zekerheid dat de wilsverklaring wel degelijk uitgaat van degene van wij zij

beweert uit te gaan. De notariële akte heeft authenticiteit en dus hogere bewijskracht van

hetgeen de notaris de visu et auditu vaststelde.388

Bovendien blijft de minuut van de akte

bewaard bij de notaris, en kan de betrokkene meerdere authentieke afschriften ontvangen voor

de nodige verspreiding en kenbaarheid. Daarnaast kan de akte ook een clausule bevatten

waarbij de declarant toestemming geeft om een afschrift te verschaffen aan iedere arts die

hem behandelt en de notaris hierom verzoekt.389

Tevens kan de declarant een lijst met de

namen van de personen die dergelijk afschrift hebben bekomen aan de notaris bezorgen.

Indien de wilsbekwame declarant in de toekomst beslist om zijn wilsverklaringen te wijzigen

of te herroepen, kunnen op deze manier de relevante personen op een efficiënte wijze op de

hoogte gebracht worden.

§ 4. De publiciteit van het notariële levenstestament

273. Wat de registratie van de wilsverklaringen betreft, voorziet sommige wetgeving in een

officieel systeem. Zo kan de voorafgaande wilsverklaring inzake euthanasie en de

wilsverklaring inzake de teraardebestelling geregistreerd worden bij de gemeente. De notaris

kan hiervoor zijn bijstand verlenen. Indien er een verklaring inzake de voorkeur van een

voorlopige bewindvoerder werd afgelegd, moet de notaris deze verklaring binnen de vijftien

dagen opnemen in een centraal register, bijgehouden door de Koninklijke Federatie van het

Belgisch Notariaat. Indien er niet in een registratiesysteem voorzien is, kan de notaris

authentieke afschriften verschaffen aan de betrokkene. Deze afschriften kunnen dan bezorgd

worden aan de personen die zullen moeten instaan voor de kenbaarheid van wilsverklaringen

die tijdens het leven van de declarant uitwerking krijgen. Ook kan een afschrift bezorgd

worden aan de betrokken arts die het levenstestament kan opnemen in het medisch dossier.

388

A. VANDEWIELE, “Levenstestament”, T.Not. 2008, 524. 389

R. EEMAN, “Een voorstel van levenstestament”, in C. CASTELEIN, A.-L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.),

Notariële Clausules. Liber Amicorum Prof. Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, 184.

Page 163: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

154

274. Indien er een voorafgaande wilsverklaring inzake euthanasie is opgenomen kan de

notaris bij het einde van de vijfjarige periode de nog wilsbekwame declarant verwittigen dat

hij zijn wilsverklaring dient te herbevestigen. Dit kan een ideale gelegenheid zijn om het

volledige levenstestament opnieuw door te nemen, en zo controleren of het globaal

levenstestament nog beantwoordt aan de werkelijke wil van de declarant.

Afdeling 2. De onderhandse vorm

§ 1. Het inwinnen van de relevante informatie voor het redigeren van het globaal

levenstestament

275. Indien hij dit wenst, kan de declarant zelf instaan voor zijn globaal levenstestament. Als

leek is het natuurlijk niet vanzelfsprekend dat de betrokkene op de hoogte is van de waaier

aan wilverklaringen waarover hij kan beschikken. Bovendien moet benadrukt worden dat een

groot deel van de bevolking helemaal niet op de hoogte is van de verschillende

planningsmogelijkheden. Op de (huis)arts rust m.i. het initiatief om de betrokkene te

informeren over deze instrumenten. Informatiebrochures spelen hierbij een belangrijke rol.

Het LEIFblad van het LevensEinde InformatieForum is hier een goed voorbeeld van.390

Het

biedt een duidelijk overzicht van verschillende soorten wilsverklaringen, en bovendien zijn er

vier modelformulieren391

in opgenomen. Bovendien is er tevens voorzien in een „LEIF‟lijn.

De betrokkene kan hier telefonisch terecht met al zijn bijkomende vragen en

onduidelijkheden. Bovendien wordt uitdrukkelijk vermeld dat de doelstelling van het

LEIFblad erin bestaat de meest voorkomende onduidelijkheden bondig te verhelpen. Zo

krijgen sommige gegevens zoals het belang van palliatieve zorg of het regelen van een

begrafenis slechts een zijdelingse belichting. Specifiek voor dementerende personen heeft de

Koning Boudewijnstichting in het kader van haar project „Naar een dementievriendelijke

samenleving‟ verschillende publicaties en onderzoeken gefinancierd. Met name de publicatie

„De rechten van personen met dementie – een praktische gids‟392

kan een verhelderend inzicht

geven aan de betrokkene. Ook de brochure „Dementie, hoe ermee omgaan‟ op het

390

Te consulteren op: http://www.leif.be/images/stories/documents/leifblad-4-complet.pdf. 391

Dit zijn de de negatieve voorafgaande wilsverklaring, de wilsverklaring euthanasie, verklaring voor

orgaandonatie en de verklaring inzake de wijze van teraardebestelling. 392

Koning Boudewijnstichting, “De rechten van personen met dementie – Een praktische gids”, Reeks: naar een

dementievriendelijke samenleving, 2010, www.kbs-frb.be.

Page 164: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

155

gezamenlijk initiatief van de Koning Boudewijnstichting en de Koninklijke Federatie van het

Belgisch Notariaat is een nuttig instrument.

276. De verspreiding van deze verschillende brochures kan alleen maar toegejuicht worden.

Het is een onmisbaar instrument voor personen die na het doornemen van de informatie

beslissen om één of enkele wilsverklaring(en) op te stellen. Op dementerende personen die

ten volle over hun recht op zelfbeschikking willen beschikken, rust een zware

verantwoordelijkheid. Geen enkele informatiebrochure is volledig sluitend, zij zullen ertoe

genoodzaakt zijn om verschillende brochures te combineren om zo tot een bevredigend,

geïntegreerd document te komen. Overleg met de arts zal hier onontbeerlijk zijn.

§ 2. Een zware verantwoordelijkheid voor de declarant

277. Zoals reeds gesteld zal op de declarant een gewichtige taak rusten. Niet alleen zal hij

zelf moeten abstraheren welke wilsverklaringen hij wil opstellen, hij zal er ook telkens

moeten voor instaan dat de wilsverklaringen correct zijn opgesteld, en dat aan de gevraagde

formaliteiten wordt voldaan. Daarenboven zal hij goed geïnformeerd moeten zijn over de

mogelijke registratiemogelijkheden. Eventueel kan de arts wel voorstellen om de patiënt

hierbij bij te staan. Voor wilsverklaringen die strikt gezien weinig met de zorg te maken

hebben, is dit echter niet vanzelfsprekend. Bovendien blijft de hulp van verschillende

organisaties beperkt tot verlenen van informatiebrochures, of het bieden van bijkomende

informatie op afstand. Het lijkt mij een verademing voor de dementerende persoon dat hij

zich kan wenden tot een specifieke persoon die hem in een contactmoment op maat gemaakt

advies kan verlenen, en zo verschillende verantwoordelijkheden van de betrokkene kan

overnemen of delen. Bij de onderhandse vorm van het globaal testament zal deze persoon

vaak ontbreken, en zal een op gemaakt advies afhankelijk zijn van de goodwill van de arts of

naasten van de betrokkene.

§ 3. De publiciteit van het onderhandse levenstestament

278. Inzake de publiciteit zal de declarant er zelf moeten voor instaan dat zijn verschillende

soorten wilsverklaringen op een correcte manier kenbaar gemaakt worden. Indien hij dit

Page 165: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

156

verzuimt, zal het opstellen van het levenstestament een lege doos zijn. Het is immers

uitermate van belang dat de betrokken personen op de hoogte zijn van de vooropgestelde wil

van de declarant.

HOOFDSTUK 4. DE INHOUD VAN HET LEVENSTESTAMENT

279. De inhoud van een globaal levenstestament is voor iedere declarant een strikt

persoonlijke aangelegenheid.393

Sommige declaranten zullen ten volle hun recht op

zelfbepaling willen benutten. Anderen hebben voor sommige zaken dan weer vertrouwen in

het wettelijk systeem dat bij afwezigheid van een wilsverklaring in werking zal treden, en

rekenen erop dat de hierin benoemde personen de juiste beslissing zullen nemen. Het lijkt mij

dan ook geen goed idee om een soort modelformulier op te stellen dat een vooropgestelde

combinatie is van mogelijke wilsverklaringen. De Federatie Palliatieve Zorg biedt dergelijk

document aan (zie Bijlage IV). M.i. is dit niet de te bewandelen weg. Hoe dan ook wordt met

zo‟n modelformulier het recht op zelfbepaling aangetast. Dergelijk document is immers nooit

sluitend. Ook omgekeerd kan de declarant zich door dit algemeen modelformulier gedwongen

voelen om keuzes te maken, die hij eigenlijk niet wenst te maken. De aanpak van het LEIF

om het informatieve LEIFblad te verspreiden is m.i. een correctere methode. Namelijk een

brochure in de omloop brengen waarin een overzicht gegeven wordt van de toepasbare

wilsverklaringen, met eventueel een modelformulier specifiek per wilsverklaring. Het is aan

de declarant zelf om uit dit aanbod een keuze te maken, en zo een globaal levenstestament

samen te stellen.

280. Daarenboven pleit ik ervoor dat dementerende personen die van plan zijn een globaal

levenstestament op te stellen een notaris consulteren. Hij kan er m.i. voor instaan dat de

persoonlijke waarden en wensen van de declarant gerespecteerd worden, en zijn recht op

autonomie volledig gerespecteerd wordt. De notaris zal er voor kunnen zorgen dat het globaal

levenstestament een juridisch, afdoend instrument wordt. Van deze notariële vorm een

dwingende vormvereiste maken, lijkt me echter een brug te ver.

393

R. EEMAN, “Een voorstel van levenstestament”, in C. CASTELEIN, A.-L. VERBEKE en L. WEYTS (eds.),

Notariële Clausules. Liber Amicorum Prof. Johan Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, 185.

Page 166: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

157

HOOFDSTUK 5. DE MOGELIJKE BEPALINGEN IN EEN GLOBAAL NOTARIEEL

LEVENTESTAMENT VAN EEN DEMENTERENDE PERSOON

281. Specifiek met betrekking tot dementerende personen lijkt het mij relevant om de

declarant die zich tot de notaris richt omtrent het verzoek tot een globaal levenstestament te

informeren over volgende wilsverklaringen394

:

- de negatieve voorafgaande wilsverklaring

- de machtiging van een vertegenwoordiger, met vermelding van de wensen en

opvattingen

- de wilsverklaring inzake euthanasie

- de keuze van een voorlopige bewindvoerder

- de modaliteiten van de lijkbezorging

- eventueel de wilsverklaring inzake palliatieve zorgen

- eventueel de wilsverklaring inzake palliatieve sedatie

- eventueel de mogelijkheid tot het schenken van het lichaam aan de wetenschap

- eventueel de toestemming/weigering met betrekking tot medische

experimenten

En in een onderscheiden document:

- het testament inzake de beschikking van de goederen na overlijden

- de keuze van een testamentuitvoerder

394

Deze wilsverklaringen werden in de Titel II en III uitvoerig behandeld.

Page 167: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

158

ALGEMEEN BESLUIT

284. De wetgever heeft de laatste jaren duidelijk een poging ondernomen om het recht op

zelfbepaling in onze maatschappij te implementeren. In verschillende wetten, KB‟s en

decreten werden bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om met betrekking tot

specifieke materies voorafgaande wilsverklaringen op te stellen. Het weze duidelijk dat het

louter uitvaardigen van wetgeving geen heiligmakend middel is. In de praktijk komen er

bedroevend weinig voorafgaande wilsverklaringen voor. En als ze zich al eens voordoen,

krijgt de wilsverklaring vaak geen uitwerking wegens gebrek aan kenbaarheid of wegens

ongeldigheid. Zeker, de wetgever heeft de problemen ten dele willen wegwerken door bij

sommige wilsverklaringen in een registratiesysteem te voorzien. Wat hierbij soms over het

hoofd werd gezien, is dat een registratiesysteem enkel sluitend is als de persoon tot wie deze

wilsverklaring gericht is, verplicht wordt dit systeem te raadplegen.395

Bovendien is de

bevolking in de regel niet op de hoogte van de mogelijkheid om wilsverklaringen op te

stellen. Een informatiebrochure en -campagne kan hier een oplossing bieden. Maar opnieuw

is deze werkwijze niet sluitend. De brochures moeten immers hun doelpubliek kunnen

bereiken. Daarom is het tevens onontbeerlijk dat er op bepaalde personen396

een initiatief tot

informatieverstrekking moet rusten. Bovendien is het belangrijk dat deze personen zelf goed

op de hoogte zijn van de planningsmogelijkheden, daarom zou tevens in opleidingen en

seminaries geïnvesteerd moeten worden. De effectieve implementatie van het recht op

zelfbepaling lijkt dus nog een werk van lange adem te zijn.

285. Zeker aan personen die (vroegtijdig) gediagnosticeerd zijn met dementie moet extra

aandacht besteed worden. Het staat immers vast dat deze personen in de (nabije) toekomst

wilsonbekwaam zullen worden. Indien zij hun recht op zelfbepaling willen vrijwaren, ben ik

van oordeel dat men de bijstand aan deze personen niet mag beperken tot het louter aanreiken

van een bundeltje modelformulieren. Specifiek bij dementerenden zullen modelformulieren

395

Er is wel een verplichting tot controle door de griffier bij de registratie van de verklaring inzake de voorkeur

van een voorlopige bewindvoerder in het register bijgehouden door de Koninklijke Federatie van het Belgisch

Notariaat. Ook wordt bij elk overlijden nagegaan of er een laatste wilsbeschikking inzake de wijze van

teraardbestelling en/of het ritueel van zijn uitvaartplechtigheid geregistreerd werd, en in voorkomend wordt

nagegaan of de wens van de overledene gerespecteerd wordt. 396

Dit is natuurlijk afhankelijk van de soort wilsverklaring. Mogelijke initiatiefnemers kunnen zijn: de (huis)arts,

de vrederechter, het personeel in een zorginstelling, de notaris.

Page 168: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

159

problemen vertonen inzake de modaliteiten omtrent de wils(on)bekwaamheid. Het concept

van ACP als een proces van continue overleg tussen de arts en de zorgverlener dat zich

toelegt op het vastleggen van de richting naar waar de zorgverstrekking moet evolueren, moet

gepromoot worden.

286. Voor personen die hun effectief hun recht op zelfbepaling ten volle willen benutten, kan

de oplossing erin bestaan een globaal levenstestament op te stellen. Het is een allesomvattend

planningsdocument dat zowel patrimoniale als extra-patrimoniale wilsverklaringen bevat. Dit

document zal uitwerking krijgen op beslissingen tijdens het levensverloop van de declarant,

op zijn levenseinde en ook na zijn levenseinde. Wat de uitwerking van het document betreft,

raad ik een notariële vorm aan. Met betrekking tot de wilsverklaringen omtrent de zorg, is

voorafgaand overleg met de arts evenwel van cruciaal belang.

Page 169: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

160

BIJLAGE I Negatieve wilsverklaring - LEIF

Page 170: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

161

Page 171: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

162

BIJLAGE II Wilsverklaring inzake de aanwijzing van een vertrouwenspersoon –

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu

Page 172: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

163

BIJLAGE III Wilsverklaring inzake palliatieve sedatie – AZ Jan Portaels, Vilvoorde

Page 173: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

164

.

Page 174: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

165

BIJLAGE IV Wilsverklaringen inzake mijn gezondheidszorg en levenseinde -

Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen vzw

Page 175: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

166

Page 176: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

167

Page 177: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

168

Page 178: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

169

BIBLIOGRAFIE

WETGEVING

Internationaal

Convention for the Protection of Human Rights and Dignity of the Human Being with regard

to the Application of Biology and Medicine: Convention on Human Rights and Biomedicine,

Oviedo, 4 april 1997.

Nationaal en gewestelijk

Wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, B.S. 15 juli 2008.

Wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, B.S. 22 juni 2002.

Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, B.S. 22 juni 2002.

Wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon, B.S. 18 mei 2004.

Decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, B.S. 10 februari 2004.

ADVIEZEN

Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren aangaande de Conceptnota

Rechten van de patiënt d.d. 17 februari 2001.

Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek, “Advies betreffende de ethische regels ten aanzien van

dementerende personen”, 10 december 2001, nr. 14.

Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren over het voorontwerp van de wet

betreffende de rechten van de patiënt d.d. 16 februari 2002.

Page 179: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

170

Gezondheidsraad. Dementie. Den Haag: Gezondheidsraad 2002, publicatie nr 2002/04, 214 p.

Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren betreffende palliatieve zorg,

euthanasie en andere medische beslissingen omtrent het levenseinde d.d. 22 maart 2003.

Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren betreffende de

patiëntenrechtenwet d.d. 26 juli 2003.

Advies van de Federale Commissie Rechten van de Patiënt inzake de aanwijzing van de

vertrouwenspersoon d.d. 23 juni 2006.

Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren inzake geldigheid van

wilsverklaringen – palliatieve zorg d.d. 22 september 2007,

Advies van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren betreffende de keuze van de

vertrouwenspersoon d.d. 20 februari 2010.

RECHTSLEER - boeken/bijdragen in boeken

Internationaal

KING, N.M.P., Making sense of advance directives (revised edition), Washington,

Georgetown University Press, 1996, 287 p.

LEVINE, M., Mental Ilness, medicine and law, Franham, Surrey, England, Ashgate, 2009,

567 p.

LEVINE, M., The elderly: legal and ethical issues in health care policy, Franham, Surrey,

England Ashgate, 2009, 558 p.

MACLEAN, A., Autonomy, informed consent and medical law, Cambridge, Cambridge

University Press 2008, 296 p.

Page 180: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

171

POST, S., The moral challenge of Alzheimer disease : ethical issues from diagnosis to dying,

Baltimore, Johns Hopkins University Press 2000, 163 p.

Nationaal

BRUSSELMANS, S., REUSENS, F., SWENNEN, F., De bescherming van de persoon met dementie

en van zijn goederen, Reeks: „Naar een dementievriendelijke samenleving‟,Brussel, Koning

Boudewijnstichting, 2009, 98 p.

DELIENS, L., DE GENDT, C., D‟HAENE, I. e.a., Advance Care Planning: overleg tussen

zorgeverleners, patiënten met dementie en hun naasten, Reeks: „Naar een

dementievriendelijke samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2009, 143 p.

DEFLOOR, S. en NYS, H. Dementie en de rechten van de patiënt. Overzicht van de wettelijke

bepalingen die de levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving beïnvloeden,

Reeks „Naar een dementievriendelijke samenleving‟, Brussel, Koning Boudewijnstichting

2008, 35 p.

LELEU, Y-H., Droit médical, Brussel, Larcier, 2005, 345 p.

SCHAMPS, G., Evolution des droits du patient, indemnisation sans faute des dommages liés

aux soins de santé : le droit médical en mouvement, Brussel, Bruylant 2008, 599 p.

SCHOONACKER, M. De wet op patiëntenrechten: Kennis, toepassing en attitudes bij

beroepsbeoefenaars,

http://www.vlaamspatientenplatform.be/www/component/option,com_docman/task,doc_dow

nload/gid,41/Itemid,98/, Heverlee, 2007, 176 p.

THIRY, E., Actualité de droit familial et de droit médical : les droits des personnes les plus

faibles, Brussel, Bruylant, 2007, 103 p.

Page 181: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

172

THIRY, E., Actualités de droit médical : procédures disciplinaire et administrative,

information du patient et responsabilité du médecin, le dossier du patient, Brussel, Bruylant,

2006, 156 p.

RECHTSLEER - tijdschriften

Internationaal

GRIFFITHS, J. “Schriftelijke wilsverklaringen. Juridische en praktische aspecten van negatieve

medische-behandelingsinstructies”, Tijdschr Gerontol Geriatr 2002; 33, 219-223.

HAUGER, S. “Les directives anticipées en France: aspects juridiques”, Bulletin de la Société

des Sciences Médicales du Grand Duché de Luxembourg N° spécial 03/2008, 329 – 333.

JENNEKENS, F. G. I., JENNEKENS-SCHINKEL, A.,“De dementerende persoon, het testament en

de notaris”, WPNR 2005, 595-599.

Nationaal

ALLEMEERSCH, B., “Medische attesten gebruiken als bewijs in rechte: Hoe relatief is het

beroepsgeheim?”, TBBR 2003, 58-64.

BRUSSELMANS, S., “Het voorlopig bewind in de praktijk: knelpunten en aanbevelingen”,

T.Fam. 2009, 165-176.

COOPMAN, M., “Orgaandonatie en het tekort aan donoren in vergelijkend perspectief”, Jura

Falc. 2007-08, 383-419.

DIJKHOFFZ, W., “Rol van medische getuigschriften in de functionele opvatting van het

beroepsgeheim”, T.Gez. 2002-03, 87-98.

DE Bock, F., “Testament? Gezond van geest? Captatie?”, RABG 2005, 759-763.

Page 182: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

173

DE BONDT, W., “Euthansiewet. Tweede evaluatie.”, NJW 2007, 198-206.

D‟HAESE, R., “Medische contracten in het licht van het recht op eerbied voor de fysieke

integriteit. De informed consent-vereiste als raakpunt.”, TBBR 2010, 430-457.

DEBUSSCHERE, S., “De eenzijdige wilsverklaring als autonome bron van verbintenissen”,

TBBR 2002, 578-584.

DE KEYSER, E., “Respect voor het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt: gevolgen voor de wet

betreffende de euthanasie”, T.Gez. 2005-06, 374-392.

DELBEKE, E., “Juridische kwalificatie van pijnbestrijding met mogelijk levensverkortend

effect: medisch handelen gerechtvaardigd op grond van het wettelijk voorschrift”, T.Gez.

2007, 46-54.

DELBEKE, E., “De schemerzone tussen levensbeëindiging en pijnbestrijding met mogelijk

levensverkortend effect: proportionaliteit van de pijnmedicatie en het belang van

transparantie”, T.Gez. 2009, 4-15.

DE WISPELAERE, K., “Vlaams Decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de

lijkbezorging”, NNK 2009, 19-22.

DE WULF, C., “Over de gevolgen van het niet naleven van de strikte vormregels bij een

openbaar testament”, T.Not. 2004, 131-135.

DELNOY, P. “De la capacité testamentaire, avant le 31 décembre 2003, d‟une personne

pourvue d‟un administrateur provisoire de ses biens”, TBBR 2009, 248-253.

DIERICKX, A., “Over de (on)beschikbaarheid van het leven”, NC 2006, 281-294.

DIJKHOFFZ, W., “Rol van medische getuigschriften in de functionele opvatting van het

beroepsgeheim”, T.Gez. 2002, 87-98.

Page 183: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

174

DIJKHOFFZ, W., “Het recht op informatie en geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003, 104-

124.

GOFFIN, T., “Toestemming in het medisch recht. Een nieuwe lezing van een oud probleem”,

RW 2007-08, 1306-1317.

GOVAERTS, M., “Het bewijs in rechte van de wils(on)geschiktheid van de testateur”, RABG

2008, 245-254.

LANGENAKEN, E., “La personne de confiance, garante des droits de la personnalité des

personnes vulnérables”, Rev.Trim.Dr.Fam. 2004, 271-292.

LEMMENS, C., “Medische beslissingen van een demente patiënt aan het einde van zijn leven

en het juridisch statuut van advance care planning en voorafgaande wilsverklaringen”, T.Gez.

2010-11, 4-26.

LEMMENS, C., “Verslag Studiedag: Vroegtijdige zorgplanning. De oplossing!?”, T.Gez. 2009,

49-53.

MASSCHELEIN, M., “Gezondheid van geest van de testator”, TBBR 2009, 463-468.

NYS, H., BLANCQUART, S., “Privaatrechtelijke waarborgen voor de autonomie van de

wilsonbekwame patiënt bij het levenseinde”, TPR 2001, 2237-2283.

NYS, H., HANSEN, B., “Www.wilsverklaringen.be: wegwijs in het web van de

wilsverklaringen”, Ethische Perspectieven 2009, 155-166.

ROTTHIER, K., “De rol van de vrederechter in de voogdij en het voorlopig bewind: pleidooi

voor een gepersonaliseerde benadering”, T.Vred. 2009, 418-430.

Page 184: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

175

SWENNEN, F. “De testeerbaarheid van de beschermde persson onder voorlopig bewind:

grondwetsconform”, T.Fam 2010, 30-34.

SWENNEN, F., “Het voorlopig bewind hervormd”, RW 2004-05, 1-17.

SWENNEN, F., ROBERT, T., “ De toezichthouders op het beheer (de beheerders) van andermans

vermogen – capita selecta”, RW 2003-04, 1614-1631.

STRUBBE, E., “Naar een wettelijke erkenning van levensbeëindiging bij wilsonbekwamen?”,

RW 1999-00, 318-325.

TACK, S., BALTHAZAR, T., “Patiëntenrechten – Informed consent in de zorgsector: recente

evoluties”, CABG 2007, 1-100.

TROUET, C., DREEZEN, I., “Rechtsbescherming van de patiënt. De wet van 22 augustus 2002

betreffende de rechten van de patiënt”, NjW 2003, 2-12.

VAN BOUWEL, M., “Nog altijd een taboe: zelf beslissen over je levenseinde”, Lokaal 2009,

27-29.

VAN DEN BOSSCHE, A., “Het testament van de meerderjarige waaraan een voorlopige

bewindvoerder is toegevoegd. Toch een taak voor de notaris?”, T.Vred. 2007, 221-229.

VAN DEN BOSSCHE, A., “Om een testament te kunnen maken moet men gezond van geest zijn

en zo nodig gemachtigd door de vrederechter”, T.Not. 2007, 526-537.

VAN DEN BOSSCHE, A., “De werking van de algemene bewindvoering op de

rechtsbekwaamheid van de beschermde persoon. Een oude discussie opgelost.”, Not.Fisc.M.

2008, 169-170.

VANDEWIELE, A. “Rechtsleer – Bepalingen inzake de lijkbezorging”, T.Not. 2006, 59-76.

Page 185: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

176

VANDEWIELE, A., “Voorlopig bewind – verklaring van voorkeur”, T.Not. 2007, 538-540.

VANDEWIELE, A., “Levenstestament”, T.Not. 2008, 521-532.

VANDEWIELE, A., “Notariële wilsverklaring aangaande palliatieve zorgen”, T.Not. 2009, 181-

187.

VANNIJLEN, C., “Informed refusal en negatieve wilsverklaringen” Jura Falc. 2004-05, 167-

201.

VAN ROY, B., “Recente rechtspraak inzake de wilsgeschiktheid om te testeren en het

beroepsgeheim van de geneesheer”, Not.Fisc.M. 2007, 71-82.

VAN SPRUNDEL, B., “Verslag: Studiedag. Voorafgaande wilsverklaringen: Uitdrukking van de

rechten van de patiënt”, T.Gez. 2001, 54-58.

VANSWEEVELT, T., “Het voorontwerp van wet patiëntenrechten, een kritische analyse” ,

T.Gez. 1997-1998, 534-554.

VANSWEEVELT, T., “De euthanasiewet. Toepassingsgebied en krachtlijnen.”, NJW 2002, 444-

456.

VANSWEEVELT, T., “De euthanasiewet: de ultieme bevestiging van het zelfbeschikkingsrecht of een

gecontroleerde keuzevrijheid?”, T.Gez. 2003, 216-278.

VIEUJEAN, E., “L‟administration provisoire”, Rev.trim.dr.fam. 2003, 671-691.

WYLLEMAN, B., “Beperking beschikkingsvrijheid bij voorlopig bewind”, NjW 2010, 23.

WUYTS, T., “De retroactieve werking van de handelingsonbekwaamheid van de persoon

geplaatst onder voorlopig bewind: zegen of vloek?”, TBBR 2008, 82-87.

Page 186: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

177

WEBSITES

www.alzheimerliga.be

www.dementie.be

www.endoflifecare.be

www.h-vv.be

www.leif.be

www.palliatief.be

www.rws.be

MEDISCHE BRONNEN

NATIONAAL

GESTELS, I., NYS, H., VANDENBERGHE, J., “De wet betreffende de rechten van de patiënt:

(r)evolutie in de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen?”, Tijdschr. Voor Geneeskunde

2008, 191-199.

KEIRSE, M., Het levenseinde teruggeven aan de mensen. Over de vroegtijdige planning van de

zorg, Wemmel, Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen 2009, 35 p.

LISAERDE, J., “Palliatieve zorg verdiepen, verbreden en vervroegen”, Tijdschrift voor

Palliatieve Zorg, oktober 2009, 18-19.

VAN GORP, B. en VERCRUYSSE, T., Framing and reframing: anders communiceren over

dementie, Reeks „Naar een dementievriendelijke samenleving‟, Brussel, Koning

Boudewijnstichting 2011, 79 p.

Page 187: Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt bbiijj … · 2012. 3. 14. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Zelfb eesscchhii kkkiin nggssr recchhtt

178

VAN IJPEREN, W., PEETERS, E., DELBEKE, E., VANSWEEVELT, T., CRAS, P., “Euthanasie bij

dementerende personen in België en Nederland: wat is mogelijk en wat is wenselijk?”,

Tijdschr. Voor Geneeskunde 2009, 660-666.

INTERNATIONAAL

KADUSZKIEWICZ H, ZIMMERMANN T, VAN DEN BUSSCHE H, BACHMANN C, WIESE B, BICKEL

H, MÖSCH E, ROMBERG HP, JESSEN F, CVETANOVSKA-PLLASHNIKU G, MAIER W, RIEDEL-

HELLER SG, LUPPA M, SANDHOLZER H, WEYERER S, MAYER M, HOFMANN A, FUCHS A,

ABHOLZ HH, PENTZEK M; AGECODE STUDY GROUP., “Do general practitioners recognize

mild cognitive impairment in their patients?”, J Nutr Health Aging 2010, 14(8):697-702.

LAINE C, DAVIDOFF F., “Patient-centered medicine. A professional evolution”, JAMA 1996,

10, 275(2):152-156.

SMUCKER WD, DITTO PH, MOORE KA, DRULEY JA, DANKS JH, TOWNSEND A., “Elderly

outpatients respond favourably to a physician-initiated advance directive discussion”, J Am

Board Fam Pract 1993, 6: 473-482.

TORKE AM, ALEXANDER GC, LANTOS J., “Substituted judgment: the limitations of autonomy

in surrogate decision making”, J Gen Intern Med. 2008, 23(9):1514-7.

VAN HOUT H, VERNOOIJ-DASSEN M, POELS P, HOEFNAGELS W, GROL R., “Are general

practitioners able to accurately diagnose dementia and identify Alzheimer's disease? A

comparison with an outpatient memory clinic”, Br J Gen Pract. 2000, 50(453):311-312.

WONG JG, CLARE ICH, GUNN MJ, HOLLAND AJ., “Capacity to make health care decisions: its

importance in clinical practice.”, Psychological Medicine 1999, 29: 437-446.