Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

87
WINDPARK Effecten op vis e Joop Coolen studentnummer 1137077 Stichting De Noordzee Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Wiskunde en Natuu Opleiding Biologie, richting M Begeleiding: Drs. Sytske van Dr. Peter Wees Dr. Klemens Eri KEN IN DE NOO en bodemfauna urwetenschappen Mariene Biologie, M-variant Bèta, Beleid en B n den Akker (Stichting De Noordzee) sie (Rijksuniversiteit Groningen) iksson (Rijksuniversiteit Groningen) ORDZEE Bedrijf 30 juni 2008

description

Windparken in het Nederlandse deel van de Noordzee zijn gesloten voor visserij. Er wordt beweerd dat dankzij sluiting voor visserij, windparken bescherming bieden aan vis en zo werken als refugium. Stichting De Noordzee heeft de vraag gesteld of deze bewering gebaseerd is op feiten. In dit project is uitgezocht of deze bewering onderbouwd kan worden met resultaten uit onderzoek aan windparken. Hiervoor zijn onderzoeken aan vis en bodemfauna geanalyseerd. Hieruit is gebleken dat de bewering dat windparken refugia zijn voor vis niet is te onderbouwen met wetenschappelijke gegevens. Er zijn geen positieve effecten op vis aangetoond in onderzoeken aan bestaande windparken.De fauna op de zandbodem in Europese windparken werd in geen enkel park op grote schaal verstoord door aanwezigheid van de windturbines. De natuurlijke variatie in bodemfauna was dermate groot dat gevonden verschillen tussen parken en referentiegebieden niet significant waren. De epifauna op de masten en stortsteen rond turbines verschilde niet significant van referentiegebieden met gelijke ondergrond. In 2 Zweedse windparken werden rond de masten mosselbanken gevonden op voormalige zandbodem. In 1 Deens windpark werden organismen die normaal op steen leven, gevonden op van de mast losgeslagen mosselschelpen in het zandbed.In de metingen aan vis werden veel verschillen gevonden, zowel binnen de windparken als met referentiegebieden. De natuurlijke variatie in vispopulaties is groot. De gevonden veranderingen vielen binnen de natuurlijke variatie van de gebieden en werden niet significant bevonden. Door duikers werden in verschillende windparken scholen vis (onder andere Kabeljauw en Wijting) gezien tijdens rustige windomstandigheden waarbij de turbines weinig geluid produceren.

Transcript of Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

Page 1: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

WINDPARKEN IN DE NOORDZEE

Effecten op vis en bodemfauna

Joop Coolen

studentnummer 1137077

Stichting De Noordzee

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen

Opleiding Biologie, richting Mariene Biologie, M

Begeleiding: Drs. Sytske van den Akker (Stichting De Noordzee

Dr. Peter Weesie (Rijksuniversiteit Groningen)

Dr. Klemens Eriksson (Rijksuniversiteit Groningen)

WINDPARKEN IN DE NOORDZEE

Effecten op vis en bodemfauna

Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen

richting Mariene Biologie, M-variant Bèta, Beleid en Bedrijf

Drs. Sytske van den Akker (Stichting De Noordzee)

Dr. Peter Weesie (Rijksuniversiteit Groningen)

Dr. Klemens Eriksson (Rijksuniversiteit Groningen)

WINDPARKEN IN DE NOORDZEE

variant Bèta, Beleid en Bedrijf

30 juni 2008

Page 2: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

2

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Afbeelding op voorzijde door Maaike Smelter (23 juni 2008)

Disclaimer

This report has been produced in the framework of an educational program at the University of

Groningen, Netherlands, Faculty of Mathematics and Natural Sciences, Science Business and Policy

(SBP) Curriculum. No rights may be claimed based on this report, other than described in the formal

internship contract. Citations are only possible with explicit reference to the status of the report as a

student internship product.

Page 3: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

3

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Stichting De Noordzee

Drieharingstraat 25

3511 BH Utrecht

www.noordzee.nl

M-variant

Faculteit wiskunde en natuurwetenschappen

Kerklaan 30

9751 NN Haren

www.rug.nl/fwn/ssg

Page 4: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

4

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Page 5: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

5

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

VOORWOORD

Dit verslag is geschreven in het kader van de afstudeervariant Bèta, Beleid en Bedrijf van de opleiding

Biologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hiervoor heb ik een stage gelopen van 6 maanden bij

Stichting De Noordzee in Utrecht in de periode januari –juni 2008.

Tijdens mijn projectwerk heb ik hulp gehad van diverse mensen die hebben bijgedragen aan de

voortgang en mij hebben bijgestaan met advies, kritiek en kennis. Ik wil van deze personen met

name mijn begeleiders bedanken: Sytske van den Akker, projectleidster mariene ecologie van

Stichting De Noordzee, Peter Weesie als docent van de M-variant en Klemens Eriksson, assistant

professor bij de afdeling Marine Benthic Ecology & Evolution (MARBEE) van de Rijksuniversiteit

Groningen.

Verder ben ik geholpen door Wouter Lengkeek, Reinier Hille Ris Lambers en Maaike Smelter bij het

verbeteren van mijn rapport in de eindfase van het project, ik wil ze alledrie bedanken voor de hulp

die zij mij geboden hebben.

Daarnaast wil ik graag alle personen bedanken die mij hun tijd gegund hebben voor de verschillende

interviews die ik afgenomen heb en de voorlichters van (buitenlandse) windparken waarmee ik

contact heb gehad.

Als laatsten wil ik graag alle SDN collega’s bedanken voor de leuke werkomgeving die Stichting De

Noordzee is.

Joop Coolen

Page 6: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

6

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Page 7: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

7

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

SAMENVATTING

De Nederlandse overheid heeft het doel gesteld om 6.000 Megawatt aan opwekvermogen

windenergie in de Noordzee te hebben staan in 2020. Binnen Europa zijn er 22 bestaande

windparken, er zijn er meer in aanleg en nog meer in planning voor komende jaren.

Windparken in het Nederlandse deel van de Noordzee zijn gesloten voor visserij. Er wordt beweerd

dat dankzij sluiting voor visserij, windparken bescherming bieden aan vis en zo werken als

refugium. Stichting De Noordzee heeft de vraag gesteld of deze bewering gebaseerd is op feiten. In

dit project is uitgezocht of deze bewering onderbouwd kan worden met resultaten uit onderzoek aan

windparken. Hiervoor zijn onderzoeken aan vis en bodemfauna geanalyseerd.

Hieruit is gebleken dat de bewering dat windparken refugia zijn voor vis niet is te onderbouwen

met wetenschappelijke gegevens. Er zijn geen positieve effecten op vis aangetoond in onderzoeken

aan bestaande windparken.

In voorliggende rapportage wordt ook het Nederlandse beleid ten aanzien van windparken op zee

geanalyseerd. Hierbij is gebleken dat het huidige beleid niet voldoet om de doelstelling van 6.000

MW te halen. Op dit moment wordt het beleid herzien in het Ruimtelijk Perspectief Noordzee en het

Waterplan. Ook het subsidiestelsel wordt aangepast. Eind 2008 worden deze plannen openbaar.

De fauna op de zandbodem in Europese windparken werd in geen enkel park op grote schaal

verstoord door aanwezigheid van de windturbines. De natuurlijke variatie in bodemfauna was

dermate groot dat gevonden verschillen tussen parken en referentiegebieden niet significant waren.

De epifauna op de masten en stortsteen rond turbines verschilde niet significant van

referentiegebieden met gelijke ondergrond. In 2 Zweedse windparken werden rond de masten

mosselbanken gevonden op voormalige zandbodem. In 1 Deens windpark werden organismen die

normaal op steen leven, gevonden op van de mast losgeslagen mosselschelpen in het zandbed.

In de metingen aan vis werden veel verschillen gevonden, zowel binnen de windparken als met

referentiegebieden. De natuurlijke variatie in vispopulaties is groot. De gevonden veranderingen

vielen binnen de natuurlijke variatie van de gebieden en werden niet significant bevonden. Door

duikers werden in verschillende windparken scholen vis (onder andere Kabeljauw en Wijting) gezien

tijdens rustige windomstandigheden waarbij de turbines weinig geluid produceren.

Potentiële effecten van windparken bestaan uit verspreiding van organismen vanaf de masten en

stenen naar de zandbodem waarbij zij het bestaande ecosysteem verstoren. Turbines maken geluid

dat vissen kan verstoren. Beide effecten zijn onvoldoende onderzocht om onderbouwde uitspraken

over te doen. Sluiting voor visserij heeft voor sessiele organismen in de zandbodem waarschijnlijk

voor elk formaat windpark een positief effect. Voor beperkt migrerende bodemorganismen zou een

windpark een minimale afmeting van 2.500 km2 moeten hebben. Voor beperkt migrerende

vissoorten wordt een minimale afmeting van 10.000 km2 gesloten gebieden geadviseerd. Dit is niet

haalbaar binnen de huidige plannen voor totaal 1.000 km2 windpark.

Stichting De Noordzee wordt geadviseerd om in haar boodschap het huidige gehanteerde

voorzorgsbeginsel aan te blijven houden. Hierbij zouden windparken gerealiseerd moeten worden in

gebieden waar de potentiële ecologische gevolgen het laagst zijn.

Page 8: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

8

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Page 9: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

9

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

BEGRIPPENLIJST

Benthos Dieren die in of op de bodem of andere oppervlakten leven

Demersaal Voorkomend op of nabij de bodem en actief kunnen zwemmen

EEZ Exclusieve economische zone

Endofauna In de bodem levende dieren

Epifauna Op de bodem of andere oppervlakten levende dieren

EU Europese Unie

Exoot Organisme dat van nature niet in een gebied voorkomt1

FWN Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen

GVB Gemeenschappelijk Visserijbeleid

GW Giga watt

GWh Giga watt uur

IBN2015 Integraal beheerplan Noordzee 2015

ICES Internationale raad voor onderzoek der zee (International Council for the

Exploration of the Sea)

LNV Ministerie landbouw, natuur en voedselkwaliteit

m.e.r. Milieueffectrapportage

MEP Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie

MER Milieueffectrapport (onderdeel van de m.e.r.)

MW Mega watt

NAM Nederlandse aardolie maatschappij

Natura 2000 Europees netwerk van beschermde gebieden

NCP Nederlands continentaal plat

NGO Non-gouvernementele organisatie

NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee

NSW Near Shore Windpark (huidige naam OWEZ)

Offshore Buiten de kustwateren

OSPAR Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk

deel van de Atlantische Oceaan (Oslo-Parijs conventie)

OWEZ Offshore windpark Egmond aan Zee (oude naam: NSW)

Pelagisch Vrij (zwemmend) in de waterkolom

PK Paardenkracht

PvA Plan van aanpak

Q7-WP Q7-WP, sinds 4 juni 2008 Prinses Amaliawindpark geheten

Refugium Plaats binnen een aangetast gebied waar planten of dieren kunnen overleven

RPN Ruimtelijk Perspectief Noordzee

RuG Rijksuniversiteit Groningen

S&Z Werkprogramma Schoon en Zuinig

SDE Stimuleringsregeling Duurzame Energie

SDN Stichting De Noordzee

Sessiel Een vaste verblijfplaats hebbend

V&W Ministerie van verkeer en waterstaat

VROM Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Wbr Wet beheer rijkswaterstaatswerken

WNF Wereld Natuurfonds

Page 10: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

10

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

LEESWIJZER

Dit rapport bevat 6 hoofdstukken, een bronnenlijst en een bijlage.

Hoofdstuk 1 bevat de inleiding. Hierin wordt het probleem geïntroduceerd en de opdrachtgever

voorgesteld. Ook het kader waarbinnen dit project is ontstaan wordt hierin omschreven.

Hoofdstuk 2 bevat de resultaten van een literatuurstudie naar voor visserij gesloten gebieden op zee.

Hierin worden onderzoeken in andere gematigde zeeën vergeleken en onderzoeken naar

(gedeeltelijke) sluiting voor visserij op de Noordzee omschreven.

Hoofdstuk 3 bevat de resultaten van een literatuurstudie naar effecten van windparken op vis en

bodemfauna. Hierin wordt een overzicht gegeven van resultaten uit onderzoek naar windparken in

Europese landen en de Nederlandse windparken op zee.

Methoden van onderzoek in de verschillende windparken worden in dit hoofdstuk weergegeven in

blauwe kaders.

Hoofdstuk 4 bevat een analyse van het Nederlandse beleid ten aanzien van windparken op de

Noordzee. Er wordt een overzicht gegeven van het ruimtegebruik op de Noordzee en daardoor

veroorzaakte beperkingen aan de ontwikkeling van windenergie op zee.

Hoofdstuk 5 gaat in op de keuze van locaties op de Noordzee. Hierbij wordt uiteengezet welke

locaties volgens Stichting de Noordzee optimaal zijn. Dit wordt geanalyseerd in het licht van de in dit

project gevonden nieuwe gegevens en er wordt een advies voor aanpassing van de voorkeurslocaties

gegeven.

Hoofdstuk 6 bevat de discussie, conclusie en het advies aan Stichting De Noordzee. Hierin wordt

uiteindelijk geadviseerd welk beleid Stichting De Noordzee zou kunnen voeren om een maximale

bescherming van de Noordzeenatuur te bewerkstelligen.

Bronnen worden in dit rapport aangehaald door verwijzing naar een nummer in superscript wat

correspondeert met het nummer van de bron in de bronnenlijst aan het eind van het rapport.

Bronnen worden genummerd in volgorde van gebruik. Geïnterviewde personen worden ook in deze

bronnenlijst weergegeven.

In de Bijlagen zijn een overzicht van de afmetingen van bestaande Europese windparken op zee en

de in dit rapport genoemde diersoorten te vinden.

Page 11: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

11

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding .......................................................................................................................................... 15

1.1. Achtergrond ........................................................................................................................... 15

1.2. Waarom wind op zee? ........................................................................................................... 16

1.3. Aanleiding .............................................................................................................................. 16

1.4. Kader ..................................................................................................................................... 17

1.4.1. Opleiding ....................................................................................................................... 17

1.4.2. De opdrachtgever: Stichting De Noordzee .................................................................... 17

1.4.3. Stichting De Noordzee & wind op zee ........................................................................... 18

1.5. Doel ....................................................................................................................................... 19

1.5.1. Afbakening ..................................................................................................................... 19

1.5.2. Onderzoeksvragen ......................................................................................................... 19

1.5.3. Werkwijze ...................................................................................................................... 20

2. Voor visserij gesloten gebieden ..................................................................................................... 21

2.1. Noordzee ............................................................................................................................... 21

2.1.1. Visserij ........................................................................................................................... 21

2.1.2. Scholbox ........................................................................................................................ 22

2.1.3. Productieplatformen ..................................................................................................... 22

2.1.4. Studie gesloten gebieden .............................................................................................. 23

2.1.5. Geplande beschermde gebieden .................................................................................. 24

2.2. Gesloten gebieden in andere gematigde zeeën .................................................................... 25

2.3. Conclusie ............................................................................................................................... 26

3. Windparken op zee & gevolgen ..................................................................................................... 27

3.1. Onderzoek aan huidige locaties van windparken ................................................................. 27

3.2. Techniek windparken ............................................................................................................ 28

3.2.1. Typen masten ................................................................................................................ 28

3.2.2. Bodembedekking ........................................................................................................... 29

3.3. Abiotische effecten windparken ........................................................................................... 30

3.3.1. Stroming en zandbeweging ........................................................................................... 30

3.3.2. Bodemsamenstelling ..................................................................................................... 31

Page 12: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

12

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

3.3.3. Geluid ............................................................................................................................ 31

3.4. Biotische effecten windparken .............................................................................................. 33

3.4.1. Bodemdieren ................................................................................................................. 33

3.4.2. Vissen ............................................................................................................................. 40

3.5. Onderzoeken OWEZ en Q7-WP ............................................................................................. 45

3.5.1. Benthos OWEZ ............................................................................................................... 45

3.5.2. Vis OWEZ ....................................................................................................................... 48

3.6. Discussie ................................................................................................................................ 49

3.6.1. Vergelijkbaarheid windparken ...................................................................................... 49

3.6.2. Epifauna & hard substraat ............................................................................................. 49

3.6.3. Endofauna ..................................................................................................................... 50

3.6.4. Vis .................................................................................................................................. 50

3.7. Conclusie ............................................................................................................................... 52

4. Beleid windparken op zee .............................................................................................................. 53

4.1. Zones ..................................................................................................................................... 53

4.1.1. Indeling Nederlands deel Noordzee .............................................................................. 53

4.1.2. Ruimte op de Noordzee................................................................................................. 54

4.2. Overheidsbeleid windenergie op zee .................................................................................... 56

4.2.1. Doelstellingen overheid ................................................................................................. 56

4.2.2. Bestaand beleid ............................................................................................................. 56

4.2.3. Toekomstig beleid ......................................................................................................... 58

4.3. Het windparkbeleid van Stichting De Noordzee ................................................................... 60

4.3.1. SDN beleid naar de overheid ......................................................................................... 60

4.3.2. SDN beleid richting de maatschappij ............................................................................ 61

5. Locatiekeuze ................................................................................................................................... 63

5.1. Potentiële effecten ................................................................................................................ 63

5.1.1. Benthos .......................................................................................................................... 63

5.1.2. Vis .................................................................................................................................. 65

5.2. Voorkeurslocaties toekomstige windparken ......................................................................... 67

5.2.1. Effectstudie windparken 2005 ...................................................................................... 67

5.2.2. Beschermde gebieden op zee ....................................................................................... 68

Page 13: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

13

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

5.2.3. Kanskaart windenergie .................................................................................................. 69

5.2.4. Afmetingen windparken ................................................................................................ 71

5.3. Toekomst ............................................................................................................................... 73

5.3.1. Huidig onderzoek verlengen.......................................................................................... 73

5.3.2. Nieuw onderzoek coördineren ...................................................................................... 74

6. Discussie, conclusie en advies ........................................................................................................ 75

6.1. Discussie resultaten ............................................................................................................... 75

6.1.1. Benthos .......................................................................................................................... 75

6.1.2. Vis .................................................................................................................................. 75

6.2. Discussie onderzoek .............................................................................................................. 76

6.2.1. Buitenlands onderzoek .................................................................................................. 76

6.2.2. Nederlands onderzoek .................................................................................................. 76

6.3. Discussie afbakening ............................................................................................................. 77

6.4. Conclusies .............................................................................................................................. 78

6.5. Advies aan Stichting De Noordzee ........................................................................................ 79

Bronnen ................................................................................................................................................. 81

Bijlagen .................................................................................................................................................. 85

Page 14: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

14

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Page 15: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

15

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

1. INLEIDING

1.1. Achtergrond

Klimaatverandering is de laatste jaren een steeds belangrijker onderwerp geworden in de

wereldpolitiek.2 Door energieopwekking met fossiele brandstoffen worden voorraden koolstof die

sinds miljoenen jaren vastgelegd waren in olie, aardgas en steenkool, omgezet in broeikasgassen

zoals CO2. Hierdoor lijkt de temperatuur op Aarde sneller te stijgen dan door natuurlijke

schommelingen gebruikelijk is. Dit kan onder andere ernstige effecten hebben op de hoogte van de

zeespiegel en frequentie en intensiteit van neerslag op land. Seizoenen die veranderen en andere

natuurrampen kunnen het gevolg zijn van deze temperatuursstijging.2 Een van de manieren om de

stijging van de temperatuur op Aarde te beperken is het verminderen van de uitstoot van

broeikasgassen.2, 3

Fossiele brandstoffen zijn niet oneindig, wat tekorten in de toekomst tot gevolg zal hebben.4

Daarnaast is de prijs van olie op de wereldmarkt de laatste jaren door een ongekend plafond

geschoten. Door import van fossiele brandstoffen is Nederland ook afhankelijk van, soms minder

stabiele, andere landen.5

Brandstofprijzen stijgen dus en er is een wens om CO2-uitstoot te verminderen. Daarom wordt er

steeds meer geïnvesteerd in technieken om energie op te wekken zonder gebruik van fossiele

brandstoffen.7 Dit noemt men duurzame energieopwekking. Een van deze duurzame energiesoorten

is windenergie.

Nadat op veel plaatsen in Nederland op land windturbines geplaatst zijn, begint er steeds meer

interesse te komen om windturbines op zee te plaatsen (zie ook § 1.2). Het afgelopen decennium is

in Europese zeeën een aantal windturbineparken (windparken) gebouwd. Inmiddels staat de

Europese teller op 22 gerealiseerde projecten, van zeer klein (1 of 2 windturbines) tot redelijk groot

(80 turbines in Horns Rev).8, 9 Vóór het jaar 2000 bevond zich in Europa slechts een capaciteit van

enkele Megawatt (MW) aan windturbines in zee.8 Op dit moment is de capaciteit binnen Europa

ongeveer 1.100 MW aan windturbines in zee (Figuur 1).

Voor de toekomst staan

er behoorlijk wat grote

windparken op de

planning. Parken van

honderden turbines zijn

hierin geen uitzondering.

Er wordt verwacht dat de

Europese capaciteit tegen

2020 gestegen zal zijn

naar 20 tot 40 Gigawatt

(GW)

opwekkingsvermogen. Dit

zijn ongeveer 7.900

windturbines.8

Figuur 1: Ontwikkeling windparken tussen 1998 en 2007 in MW6

Page 16: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

16

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Het doel van de Nederlandse regering is om in het jaar 2020, 6.000 MW opwerkvermogen aan

windenergie op het Nederlands continentaal plat (NCP) te hebben staan (hoofdstuk 4).10, 11 Per jaar

kan dit vermogen bij volle benutting 52.000 Giga Watt uur (GWh) opwekken. Dit is bijna de helft van

het Nederlandse elektriciteitsverbruik (112.000 GWh in 2007).12

1.2. Waarom wind op zee?

Alle landen rond de Noordzee en Oostzee zijn bezig met het ontwikkelen van windparken op zee.13

Windturbines op zee bouwen is echter duurder dan op land 14, waarom worden ze dan toch op zee

geplaatst?

Wind op zee heeft voordelen ten opzichte van op land. Het waait op zee vaker en harder. Daarnaast

zijn er bij de realisatie van een windpark geen bewoners die tegen de komst van een park zijn.15 Op

land hebben ontwikkelaars last van het NIMBY (Not in my back yard) syndroom. Dit houdt in dat veel

mensen wel gebruik willen maken van (duurzame) voorzieningen, maar er geen hinder van willen

ondervinden.16 Bij windenergie zijn mensen vaak voor verduurzaming van de energieproductie, maar

windturbines in de omgeving worden niet op prijs gesteld.13

Er wordt gezocht naar locaties in de buurt van steden (vanwege de transportafstand van de energie),

met veel wind maar weinig bewoning. In dit opzicht is de Noordzee voor omringende landen de

ideale locatie. Aan de kust liggen veel steden en windparken kunnen relatief dicht bij de kust

gebouwd worden.13 Kabels voor elektriciteitstransport vanuit het park hoeven niet lang te zijn en

kunnen vaak in een rechte lijn gelegd worden. Locaties op de Noordzee en Oostzee zijn ondiep

waardoor het met de huidige technieken goed bebouwbaar is. Hierdoor wordt er in Nederland de

laatste paar jaar flink geïnvesteerd in windenergie op zee.17

De effecten van deze windparken op het ecosysteem van de Noordzee zijn grotendeels onbekend.

Voor zover bekend omschrijven de resultaten uit onderzoek slechts korte termijneffecten. Met name

voor vissoorten is er erg weinig bekend over de lange termijn effecten, maar ook over de korte

termijn effecten zijn weinig onderzoeksresultaten gepubliceerd. Ondanks dat zijn er partijen die

beweren dat windparken een positief effect hebben op de visstand. Dit wordt onder andere in

diverse Milieu Effect Rapporten voor windparken op de Noordzee (MER) genoemd.18-21 Deze

bewering en andere interessegebieden (zie § 1.4.2) van Stichting De Noordzee vormden de

aanleiding van dit project.

1.3. Aanleiding

Er wordt beweerd dat windparken op zee oases zijn voor vis en bodemdieren. 18-21 Dit wordt meestal

niet onderbouwd met wetenschappelijke bewijzen. In Nederland is het verboden te vissen binnen

windturbineparken op zee. Dit wordt, onder andere door exploitanten van windparken, aangegrepen

als argument dat er een positief effect op het ecosysteem terplekke zou kunnen ontstaan. Het is voor

de Nederlandse situatie nog niet bekend wat precies de gevolgen zijn van windparken op zee waar

niet gevist wordt. Er zijn echter wel aanzienlijke plannen binnen de Nederlandse regering om

windenergie op zee te realiseren (zie hoofdstuk 4). Daarom vraagt Stichting De Noordzee (SDN) zich

af wat voor effecten voor visserij gesloten windparken hebben op, onder andere, vis en bodemfauna.

Deze kennis wil SDN graag gebruiken om te stimuleren dat de aanwijzing van locaties voor

windparken gebeurt met respect voor de natuur.

Page 17: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

17

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

1.4. Kader

1.4.1. Opleiding

Dit rapport is geschreven in het kader van de afstudeervariant Bèta, Beleid en Bedrijf van de

opleiding Mariene Biologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Tijdens deze afstudeervariant is een

stage gelopen bij Stichting De Noordzee in Utrecht. Hierbij werd bèta-inhoudelijke kennis

gecombineerd met beleidskennis. Dit had als doel om een bètawetenschappelijk advies te geven

over een deels beleidsmatig onderwerp. De nadruk in dit project ligt voornamelijk op

bètawetenschappelijke kennis (75%) en in mindere mate op beleidskennis (25%).

1.4.2. De opdrachtgever: Stichting De Noordzee

Stichting De Noordzee (SDN) is een onafhankelijke milieuorganisatie, die, naar eigen zeggen,

functioneert als advocaat van de zee. De organisatie is veelal actief als lobbyorganisatie 'achter de

schermen'. SDN is een flexibele organisatie die sterk naar buiten gericht is. Dit uit zich onder andere

in de samenwerking met andere organisaties, het onderhouden van een netwerk van

Noordzeedeskundigen, lobbywerk in Den Haag en Brussel en direct overleg met gebruikers van de

Noordzee. De stichting is op de volgende terreinen actief: scheepvaart; visserij; ruimtelijke ordening;

beschermde gebieden op de Noordzee en educatie en bewustwording.22

Stichting De Noordzee (destijds Stichting Werkgroep Noordzee geheten) is in 1978 opgericht. Dit

gebeurde vanuit verschillende grote Nederlandse milieuorganisaties om kennis over de Noordzee bij

elkaar te brengen en te mobiliseren. 23 In 2000 is de naam veranderd in Stichting De Noordzee.24

Het doel van SDN is “te bevorderen dat de aantasting van het natuurlijk milieu van de Noordzee

wordt voorkomen en, voor zover deze aantasting reeds aanwezig is, dat aantasten wordt

tegengegaan, dan wel het natuurlijk milieu wordt hersteld. Hierbij wordt mede rekening gehouden

met de maatschappelijke betekenis van menselijke activiteiten die invloed uitoefenen op de

Noordzee.” 24 Onder de Noordzee wordt door SDN verstaan “de zee tussen Nederland, België,

Engeland, Schotland (inclusief de Orkneys en de Shetlandeilanden), de tweeënzestigste breedtegraad,

Noorwegen, Zweden, Denemarken en Duitsland, inclusief het Nauw van Calais en het Skagerrak,

alsmede alle aangrenzende en daarmee verbonden kustgebieden, zoals stranden, inhammen, fjorden,

estuaria en wadden.” 24 Het volledige Nederlands Continentaal plat inclusief de kustgebieden valt dus

onder het doelgebied van SDN. In de praktijk richt SDN zich echter vooral op de Noordzee en

bijbehorende stranden. Andere gebieden die statutair gezien wel onder het doelgebied van SDN

vallen, zoals estuaria en de Waddenzee, worden meestal door andere organisaties in de gaten

gehouden. SDN werkt voor deze gebieden wel samen met deze organisaties. Bij scheepvaart en

visserij richt SDN zicht op een breder gebied dan de Noordzee omdat het daarbij vaak om Europese

of mondiale problemen gaat.25

Page 18: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

18

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

1.4.3. Stichting De Noordzee & wind op zee

Windenergie op zee past bij diverse activiteiten van de stichting. Het heeft raakvlakken met

scheepvaart, visserij, ruimtelijke ordening en beschermde gebieden. SDN is vóór windenergie op zee.

“Het inzetten op veel meer duurzame energie is, naast energiebesparing, nodig om de Kyoto-

doelstelling te halen. Volgens Stichting De Noordzee zijn windturbines op de Noordzee een kansrijke

bron van duurzame energie, maar we willen wel dat de parken worden ingepast met respect voor de

natuur van de zee.” 26 SDN is van mening dat windparken niet lukraak op de commercieel meest

interessante locaties gebouwd moeten worden. Het is beter als er stap voor stap ontwikkeld wordt

en ervaringen met de huidige parken gebruikt worden om de toekomstige parken beter aan te

leggen. Op die manier kan het effect op de natuur zo klein mogelijk gehouden worden.18 In 2005

heeft SDN een brochure uitgebracht in samenwerking met Milieudefensie, ondertekend door 9

milieuorganisaties, over windparken op zee.5 Inmiddels is het 3 jaar later en is het voor SDN

interessant om een update te krijgen van de meest actuele kennis op gebied van de effecten van

windparken.

SDN is deelnemer in stichting WE@SEA, een organisatie met als doel “kennis te verzamelen en risico's

te verkleinen om een verantwoorde implementatie van windenergie op de Noordzee mogelijk te

maken.” 27 Verdere deelnemers aan WE@SEA zijn onder andere Ballast Nedam, TU Delft,

Wageningen Imares, Vestas Nederland Windtechnologie B.V., Eneco Energy, Nuon, TenneT BV, Shell,

Siemens, Universiteit Twente, Alterra, NIOZ en Greenpeace.

De rol van SDN binnen dit consortium is die van belangenbehartiger van de natuur. Om dit te

bereiken loopt er een aantal onderzoeksprojecten waar Stichting De Noordzee een bijdrage aan

levert. Een van de projecten is een onderzoek naar effecten van windparken op bodemfauna en vis.

Hier werken ook het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en Imares

IJmuiden aan mee.28 Het onderzoek van het NIOZ en Imares richt zich op monitoring van de situatie

in het Offshore Windpark Egmond aan Zee (OWEZ). Verder voeren zij aanvullend onderzoek uit. Er

wordt onder andere gekeken naar maaginhoud van vissen om het verband tussen benthos (dieren

die in of op de bodem of andere oppervlakten leven) en vis verder te onderzoeken. Hiervoor worden

metingen gedaan aan vis en bodemfauna. Dit onderzoek is op dit moment in volle gang. SDN richt

zich hierbinnen met name op communicatie en literatuuronderzoek.28

Naast deelname aan WE@SEA neemt SDN ook deel aan de klankbordgroep voor het onderzoek dat

plaatsvindt aan het Offshore windpark Egmond aan Zee (OWEZ). Hierin speelt SDN een kritische rol

en probeert daarmee de lopende onderzoeken te sturen.

Dit rapport past binnen het werk van SDN binnen WE@SEA en de klankbordgroep voor het OWEZ.

Met een overzicht van alle kennis van effecten van windparken op zee op vis en bodemfauna kan

SDN zich binnen WE@SEA en de klankbordgroep beter gedocumenteerd opstellen. Hierdoor hoopt

SDN een betere bescherming van de Noordzee te bereiken. Voor SDN is vooral locatiekeuze met een

zo laag mogelijk effect op het zeeleven van belang.

Page 19: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

19

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

1.5. Doel

Het doel van dit rapport is een advies uit te brengen aan SDN over effecten van windparken op zee

op benthos en vis. Hierbij wordt uitgezocht of er een wetenschappelijke basis bestaat voor de claim

dat windparken refugia zijn voor vis. In het advies zal een standpunt geadviseerd worden dat SDN in

het debat over windparken op zee in kan nemen.

1.5.1. Afbakening

In dit rapport worden de effecten van windparken op zee op vis en bodemfauna behandeld. Voor het

project waren 24 weken beschikbaar. Vanwege deze beperking in tijd is er voor gekozen bepaalde

facetten van de effecten van windparken niet mee te wegen. Zeezoogdieren en zeevogels worden

niet behandeld binnen dit rapport. Tijdens de aanleg van een windpark kunnen ook tijdelijke

veranderingen in de omgeving optreden, onder andere als gevolg van sterke trillingen tijdens

heiwerkzaamheden. De directe gevolgen van deze veranderingen worden niet meegewogen.

1.5.2. Onderzoeksvragen

Om een advies uit te kunnen brengen aan SDN wordt aan de hand van een aantal onderzoeksvragen

een analyse gedaan van het huidige beleid. De bekende positieve en/of negatieve effecten van

windparken op vis en benthos worden in kaart gebracht. Aan de hand van deze gegevens wordt

geadviseerd hoe windparken ingezet kunnen worden met zo positief mogelijke gevolgen voor de

natuur. Omdat windparken op Nederlands gebied gesloten zijn voor visserij, wordt er ook gekeken

naar de effecten van gesloten gebieden op vis en benthos.

De volgende onderzoeksvragen worden in deze studie behandeld:

• Wat zijn de effecten van voor visserij gesloten gebieden op vis en bodemfauna?

• Wat zijn de effecten van windparken op vis en bodemfauna?

• Welke voorwaarden moeten er aan nieuwe locaties voor windparken gesteld worden om

effecten op vis en bodemfauna zo positief mogelijk te laten zijn?

• Op wat voor manier kan Stichting De Noordzee het beste gebruikmaken van de in dit rapport

gegeven resultaten om het Nederlandse beleid ten aanzien van windparken mede te sturen?

Page 20: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

20

Inleiding |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

1.5.3. Werkwijze

Per vraag wordt een werkwijze gehanteerd, hieronder wordt deze per vraag beschreven.

• Wat zijn de effecten van voor visserij gesloten gebieden op vis en bodemfauna?

Om een antwoord op deze vraag te geven wordt vooral gebruik gemaakt van een onderzoek van

het Wereld Natuur Fonds (WNF). Dit wordt aangevuld met gegevens uit andere onderzoeken

naar gebieden die (deels) gesloten zijn voor visserij.

• Wat zijn de effecten van windparken op vis en bodemfauna?

Voor beantwoording van deze vraag is aan de hand van literatuuronderzoek en interviews met

experts informatie verzameld. Er is een analyse gedaan van de resultaten van onderzoeken die

aan de bestaande windparken in de Noordzee en Oostzee plaatsvonden. Voor zover openbaar

worden hier ook de tussentijdse resultaten van onderzoek aan de Nederlandse offshore

windparken in meegenomen.

• Welke voorwaarden moeten er aan nieuwe locaties voor windparken gesteld worden om

effecten op vis en bodemfauna zo positief mogelijk te laten zijn?

Antwoord op deze vraag wordt gegeven door een analyse van de gevonden gegevens in de

eerste 2 vragen. Onderdeel hiervan is de vraag waarom de gevonden effecten op vis en

bodemfauna van (al dan niet voor visserij gesloten) windparken positief of negatief zijn? Hiervoor

is het nodig om een beeld te schetsen van de zienswijze van SDN op windparken en hun effecten.

Dit is noodzakelijk om een implementeerbaar advies te kunnen geven dat binnen de visie van

SDN past. Dit is ook nodig om antwoord te kunnen geven op de laatste vraag:

• Op wat voor manier kan Stichting De Noordzee het beste gebruikmaken van de in dit rapport

gegeven resultaten om het Nederlandse beleid ten aanzien van windparken mede te sturen?

Hiervoor wordt het interne beleid van Stichting De Noordzee onder de loep gehouden en het

Nederlandse windparkenbeleid geanalyseerd. Is het Nederlandse beleid toereikend om de door

de overheid gestelde doelen te halen? Zijn de onderzoeken die nu plaatsvinden aan het OWEZ en

Q7 toereikend om zekerheid te bieden over de effecten van windparken op vis en bodemfauna?

Page 21: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

21

Voor visserij gesloten gebieden |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

2. VOOR VISSERIJ GESLOTEN GEBIEDEN

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de kennis die er op dit moment bestaat over voor

visserij gesloten gebieden in gematigde ondiepe zeeën, zoals de Noordzee.

2.1. Noordzee

Het Nederlands Continentaal Plat (NCP) wordt intensief bevist. Er worden op het NCP diverse

vismethoden gebruikt met verschillende effecten op vis en benthos. In § 2.1.1 wordt hier een

overzicht van gegeven.

Op het NCP is het bij wet mogelijk om veiligheidszones rondom bouwwerken in te stellen tot op

maximaal 500 meter van het bouwwerk.29 In een dergelijke veiligheidszone wordt niet gevist en zijn

andere vormen van gebruik ook verboden zonder toestemming van de eigenaar van het bouwwerk.

De zones rondom windparken op het NCP zijn op deze manier uitgesloten van visserij. Ook de

gebieden rond productieplatformen zijn gesloten voor ander gebruik, zoals scheepvaart en visserij.

Om effecten van windparken als gesloten gebied te voorspellen wordt in deze paragraaf een

overzicht gegeven van onderzoek aan (deels) gesloten gebieden op de Noordzee.

Op dit moment zijn er op het NCP geen grote voor visserij gesloten gebieden aangewezen. Het enige

deels gesloten grote gebied is de zogenaamde Scholbox. Er zijn plannen om gebieden op het NCP aan

te wijzen als ‘beschermd gebied’, deze gebieden zijn niet gesloten voor visserij. Een overzicht van

deze plannen wordt gegeven in § 2.1.5.

2.1.1. Visserij

Op de Noordzee worden verschillende visserijmethoden gebruikt. Vanuit Nederland wordt er vooral

met de boomkor met wekkerkettingen gevist. De 2e groep grote visserij is de garnalenvisserij.30 Van

deze 2 methoden heeft boomkor de meeste impact op het bodemleven.31 De boomkorvisserij vist op

platvissoorten (Schol Pleuronectes platessa, Tong Solea solea, Schar Limanda limanda, Tarbot Psetta

maxima en Griet Scophthalmus rhombus) met behulp van een net dat over de bodem gesleept

wordt. Om de platvissen uit de bodem te krijgen worden zogenaamde wekkerkettingen ingezet die

de platvis opschrikken waardoor deze in het net zwemt. Deze wekkerkettingen slepen over en door

de bodem waarbij er schade optreedt aan organismen die daarin leven.32-34 Garnalenvisserij gebeurt

ook met behulp van een boomkor. Voor garnalen wordt echter een lichter type gebruikt waardoor de

bodem minder beschadigt.31 Ook in omvang is de garnalenvisserij kleiner dan de platvisserij.30 De

effecten van garnalenvisserij zijn daarmee kleiner dan die van boomkorvisserij.

Bergman & Hup (1992) deden onderzoek naar de gevolgen van boomkorvisserij. Diverse soorten

benthos ondervonden een afname van 10-65% in dichtheid nadat het gebied met een boomkor

bevist was.33 Hierdoor kan het ecosysteem in met boomkor beviste gebieden veranderen. Er kan een

afname plaatsvinden van langlevende of kwetsbare soorten en toename van kleine en snelgroeiende

soorten die het bodemleven gaan domineren.35, 36 Volgens Dr. Ir. R. Hille Ris Lambers (Imares)

hebben snel herstellende, kortlevende soorten hierdoor mogelijk voordelen ten opzichte van soorten

die langlevend en langzaam herstellend zijn. In door boomkor beviste gebieden verschuift het

ecosysteem in de bodem daardoor naar een systeem met relatief veel kortlevende en snel

herstellende soorten. Grote platvissen hebben een voorkeur voor langlevende soorten en bovendien

Page 22: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

22

Voor visserij gesloten gebieden

de voorkeur van vissers. Kleine platvissen (die bij voorkeur

daardoor extra voordeel ten opzichte van grote

wordt.37

2.1.2. Scholbox

De scholbox is een gebied van 38.000 km

Nederlandse, Duitse en Deense kust dat deels

gesloten is voor visserij sinds 1989 (zie

Binnen dit gebied mogen alleen boomkorvissers met

een schip met een vermogen van minder dan 300 PK

op platvis vissen. Visserij op bijvoorbeeld garnalen is

binnen de scholbox wel toegestaan.

destijds ingesteld in het kader va

van commercieel belangrijke soorten (Tong en Schol)

via het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

eerste instantie was de scholbox de helft van het jaar

gesloten, sinds 1994 voor ¾ en sinds 1995 is het

gebied het hele jaar gesloten.42

Ondanks de verlaging tot 6% van de oude druk op de

visbestanden, is de stand van de doelsoort

scholbox in de jaren na sluiting ervan toch

afgenomen. Dit komt voornamelijk door

overbevissing door de schepen kleiner dan 300 PK en

Noorse schepen die er nog altijd wel in mogen vissen. Hiernaast vindt er wel nog garnalenvisserij

plaats waarbij veel bijvangst is van jonge Schol. Volgens een onderzoek van de

voor onderzoek der zee (ICES) is het echter wel zinvol om de s

openen voor alle visserij zou nog sterkere teruggang van de Scholstanden

hebben.39, 40 De Scholbox is dus niet als voor visserij gesloten gebied te beschouwen en wordt om die

reden niet verder uitgewerkt in dit rapport.

2.1.3. Productieplatformen

Door een gebied te bemonsteren waar over een lange periode geen visserij heeft plaatsgevonden

kunnen effecten van een volledig voor visserij gesloten gebied op lange termijn

Rondom productieplatformen geldt, net als bij windparken, een veiligheidszone van 500 meter

waarin scheepvaart (en dus visserij) verboden is.

perioden geïnstalleerd op de Noordzee en zijn hierdoor deels

oppervlakte van een windpark is echter wel groter dan die rond een productieplatform.

In een studie uitgevoerd door NIOZ en Alterra in 2004 werden monsters genomen binnen en buiten

de veiligheidszone rondom het productieplatform L07

r visserij gesloten gebieden |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

leine platvissen (die bij voorkeur snelgroeiende soorten eten)

extra voordeel ten opzichte van grote platvissen in gebieden waar met boomkor gevist

De scholbox is een gebied van 38.000 km2 voor de

Nederlandse, Duitse en Deense kust dat deels

ds 1989 (zie Figuur 2).39

Binnen dit gebied mogen alleen boomkorvissers met

en vermogen van minder dan 300 PK

op platvis vissen. Visserij op bijvoorbeeld garnalen is

binnen de scholbox wel toegestaan.38 De scholbox is

destijds ingesteld in het kader van de bescherming

van commercieel belangrijke soorten (Tong en Schol)

via het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).40, 41 In

eerste instantie was de scholbox de helft van het jaar

gesloten, sinds 1994 voor ¾ en sinds 1995 is het

Ondanks de verlaging tot 6% van de oude druk op de

visbestanden, is de stand van de doelsoorten van de

scholbox in de jaren na sluiting ervan toch

afgenomen. Dit komt voornamelijk door

overbevissing door de schepen kleiner dan 300 PK en

Noorse schepen die er nog altijd wel in mogen vissen. Hiernaast vindt er wel nog garnalenvisserij

veel bijvangst is van jonge Schol. Volgens een onderzoek van de

(ICES) is het echter wel zinvol om de scholbox gesloten te houden.

openen voor alle visserij zou nog sterkere teruggang van de Scholstanden

Scholbox is dus niet als voor visserij gesloten gebied te beschouwen en wordt om die

reden niet verder uitgewerkt in dit rapport.

Productieplatformen

een gebied te bemonsteren waar over een lange periode geen visserij heeft plaatsgevonden

fecten van een volledig voor visserij gesloten gebied op lange termijn

Rondom productieplatformen geldt, net als bij windparken, een veiligheidszone van 500 meter

waarin scheepvaart (en dus visserij) verboden is.29 Productieplatformen worden voor langere

perioden geïnstalleerd op de Noordzee en zijn hierdoor deels vergelijkbaar met windparken. De

oppervlakte van een windpark is echter wel groter dan die rond een productieplatform.

In een studie uitgevoerd door NIOZ en Alterra in 2004 werden monsters genomen binnen en buiten

de veiligheidszone rondom het productieplatform L07A op het Friese front (zie Figuur

Figuur 2: De ingestelde scholbox

Duitse en Deense Waddenkust38

|Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

soorten eten) hebben

in gebieden waar met boomkor gevist

Noorse schepen die er nog altijd wel in mogen vissen. Hiernaast vindt er wel nog garnalenvisserij

veel bijvangst is van jonge Schol. Volgens een onderzoek van de Internationale raad

cholbox gesloten te houden. Opnieuw

openen voor alle visserij zou nog sterkere teruggang van de Scholstanden tot gevolg kunnen

Scholbox is dus niet als voor visserij gesloten gebied te beschouwen en wordt om die

een gebied te bemonsteren waar over een lange periode geen visserij heeft plaatsgevonden,

fecten van een volledig voor visserij gesloten gebied op lange termijn gemeten worden.

Rondom productieplatformen geldt, net als bij windparken, een veiligheidszone van 500 meter

Productieplatformen worden voor langere

ar met windparken. De

oppervlakte van een windpark is echter wel groter dan die rond een productieplatform.

In een studie uitgevoerd door NIOZ en Alterra in 2004 werden monsters genomen binnen en buiten

Figuur 3). 36

cholbox voor de Nederlandse,

38

Page 23: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

23

Voor visserij gesloten gebieden |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

In de onbeviste zone rondom het productieplatform

werden grotere hoeveelheden tweekleppigen en zee-

egels gevonden dan in vergelijkbare gebieden buiten

de veiligheidszone. Daarnaast werd er een hogere

diversiteit van soorten met een meer gelijkmatige

verdeling hiervan vastgesteld. In beviste gebieden

was het aandeel kortlevende soorten groter, terwijl

langlevende of kwetsbare soorten in grotere

dichtheden werden aangetroffen in de onbeviste

zone. Langlevende en kwetsbare soorten zijn

bijvoorbeeld Noordkromp Arctica islandica, Bolle

papierschelp Thracia convexa, Gedoornde hartschelp

Cardium echinatum, Dichtgestreepte artemisschelp

Dosinia lupinus, Glanzende dunschaal Abra nitida en

Sabelschede Cultellus pellucidus, gravende kreeftjes

(Burchtkreeft Callianassa subterranea en Upogebia

deltaura) en Slangster Amphiura filiformis.36 In

hoeveelheden kleine, kortlevende soorten zoals de

Hoefijzerworm Proronis sp. werden geen verschillen

gevonden tussen het beviste en onbeviste gebied.

De conclusie van het onderzoek was dat er significante verschillen waren in soortenrijkdom tussen

bevist en onbevist gebied. De soortenrijkdom was gelijkmatiger verdeeld in het onbeviste gebied.

2.1.4. Studie gesloten gebieden

In een studie uit 1991, uitgevoerd door het NIOZ, wordt omschreven hoe groot voor visserij gesloten

gebieden op het NCP zouden moeten zijn om herstellende effecten te hebben.43 Hieruit bleek dat

voor sessiele bodemdieren gebieden van 100 km2 voldoende zouden zijn. Vanuit deze gebieden zou

ook een spillover effect ontstaan waardoor ook verbetering plaats zou vinden in gebieden buiten het

gesloten deel. Voor mobiele bodemsoorten werd een gebied met een minimale breedte van 50 km

voorgesteld. Uitgaande van een vierkant gaat het dan om gebieden van minimaal 2.500 km2. Dit zou

nodig zijn om herstel van deze soorten te bewerkstelligen. Ook hierbij zouden spillover effecten

ontstaan waardoor de complete populaties van de verschillende organismen er voordeel van

hebben.

Vissen werden verdeeld in beperkt migrerend en sterk migrerend. Voor beperkt migrerende vissen

(zoals Pieterman, Pitvis en Meun) gold een minimumoppervlak van enkele ICES kwadranten. Een ICES

kwadrant is ongeveer 3.500 km2 dus enkele kwadranten kunnen al snel 10.000 km2 meten.

Voor sterk migrerende vissoorten werden beschermde gebieden niet haalbaar geacht omdat zelfs bij

afsluiting van 25% van het NCP slechts een beperkt effect verwacht werd.43

Figuur 3: Locatie van productieplatform L07A (in rood)

36

Page 24: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

24

Voor visserij gesloten gebieden |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

2.1.5. Geplande beschermde gebieden

De Nederlandse regering is op dit moment bezig

met een procedure om op het NCP beschermde

gebieden aan te melden in het kader van Natura

2000 en het OSPAR-verdrag.10, 11, 45 Natura 2000 is

een Europees netwerk van beschermde gebieden.

Het OSPAR-verdrag is het verdrag inzake de

bescherming van het mariene milieu in het

noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan. Op

dit moment zijn de kustzee ten noorden van Petten

tot aan de grens met Duitsland (Noordzeekustzone

noord) en de kustzee van het deltagebied bij

Zeeland (Voordelta) al aangewezen als beschermd

gebied. Verder is het de bedoeling om de

Noordzeekustzone uit te breiden tot Petten en

zeewaarts tot de -20 meter dieptelijn. Ook worden

aan de lijst beschermde gebieden de Doggersbank,

Klaverbank en het Friese Front toegevoegd.10 Deze

gebieden zijn binnen het Integraal Beheerplan

Noordzee 2015 (IBN2015) aangewezen als gebieden

met bijzondere ecologische waarden die beschermd

gaan worden. Daarnaast zijn er overige gebieden

met bijzondere ecologische waarden genoemd,

deze gebieden zijn de Centrale oestergronden, Gasfonteinen, Borkumse stenen, de Bruinebank,

Zeeuwse banken en de kustzee ten zuiden van Bergen.10, 11 Deze gebieden zullen volgens IBN 2015

niet aangewezen worden als beschermd gebied.

Zodra een gebied is aangemeld als beschermd gebied zal er een beheerplan opgesteld worden voor

dit gebied waarin beschreven staat wat toegestaan is en onder welke voorwaarden dit gebeurt.

Momenteel is het enige gebied waar een concept beheerplan voor geschreven is de Voordelta.

Verwacht wordt dat de Nederlandse regering zoveel mogelijk het huidige gebruik in zal gaan passen

in de toekomstige beheerplannen. Waarschijnlijk zal hierbij geen uitsluiting van visserij

plaatsvinden.18

Figuur 4: Overzicht van het NCP met gebieden met bijzondere

ecologische waarden in groen44

Page 25: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

25

Voor visserij gesloten gebieden

2.2. Gesloten gebieden in andere gematigde zeeën

Wereldwijd zijn er diverse ervaringen met (deels) gesloten gebieden in gematigde zeeën zoals de

Noordzee. Onder andere de Georges Bank bij de Verenigde Staten

Reserve bij Groot Brittannië (GB)

effecten op de fauna zijn.

Georges Bank is een zandbank voor de kust van het noordoosten van de VS ter grootte van 33.700

km2. George Bank is in beperkte mate vergelijkbaar met de Doggersbank, zijnde een zandbank met

vergelijkbare vissoorten met een kraamkamerfunctie.

door trawlers uit de hele wereld. In 1994 werd vas

groot was als het systeem op de zandbank aankon. Daarom werd er in 1994 een gebied van 17.000

km2 aangewezen waarin visserij deels verboden werd. Vanaf dat moment was sleepnet

(staand want) en boomkorvisserij niet meer toegestaan in het gesloten gebied. Lijnvissen (longlining)

bleef wel toegestaan. Tegelijk met het instellen van het gesloten gebied werden er een aantal andere

beperkingsmaatregelen getroffen voor de visserij.

Hierdoor is het lastig om het effect van het sluiten

van het gebied alleen vast te stellen. Onderzoek

heeft echter uitgewezen dat het gebied een

belangrijke rol gespeeld heeft in herstel van

commercieel belangrijke vissoorten. Ook was er een

toename in aantallen schelpdieren en

van het bodemleven waardoor er meer

groeimogelijkheden waren voor bijvoorbeeld

garnalen, zeesterren en jonge vis. Georges Bank is inmiddels 14 jaar een deels gesloten gebied.

Lundy Marine Nature Reserve in Groot Brittannië

kilometer uit de kust van Groot Brittannië, tussen Devon en zuid Wales in. Het eiland is 4.9 km lang

en 1.3 km breed, een granieten rots die boven water uitsteekt. De meest toegepaste visserij in het

gebied er omheen is kreeftenkorven. Lundy werd in 1973 op vrijwillige basis ingesteld door de visserij

waarbij werd afgesproken dat trawling en andere

bodemberoerende visserij werd uitgebannen

binnen het reservaat. In een deel van het reservaat

werd ook kreeftenkorfvisserij verboden.

Tegenwoordig is het een reservaat van 14 km

het eiland waarin alleen kreeftkooien zijn

toegestaan, waarbinnen weer een deel van 3.3 km

volledig is uitgesloten van visserij, inclusief

kreeftenkorven.

Met name in de ‘no-take zone’ wa

kreeftkorven zijn uitgebannen is een toename van

het aantal kreeften waargenomen (zie

aanwezige kreeften waren ook groter dan in

referentiegebieden. Lundy Marine nature Reserve is al 25 jaar een deels gesloten gebied. Het gebied

met volledige uitsluiting van visserij is echter pas in 2003 ingesteld en dus 5 jaar oud.

Voor visserij gesloten gebieden |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Gesloten gebieden in andere gematigde zeeën

Wereldwijd zijn er diverse ervaringen met (deels) gesloten gebieden in gematigde zeeën zoals de

Onder andere de Georges Bank bij de Verenigde Staten (VS) en het Lundy Marine Nature

(GB) tonen aan dat er bij sluiting van gebieden voor visserij, positieve

is een zandbank voor de kust van het noordoosten van de VS ter grootte van 33.700

. George Bank is in beperkte mate vergelijkbaar met de Doggersbank, zijnde een zandbank met

vergelijkbare vissoorten met een kraamkamerfunctie.40 Het gebied is tientallen jaren intensief bevist

door trawlers uit de hele wereld. In 1994 werd vastgesteld dat de vloot in Georges Bank dubbel zo

groot was als het systeem op de zandbank aankon. Daarom werd er in 1994 een gebied van 17.000

aangewezen waarin visserij deels verboden werd. Vanaf dat moment was sleepnet

mkorvisserij niet meer toegestaan in het gesloten gebied. Lijnvissen (longlining)

bleef wel toegestaan. Tegelijk met het instellen van het gesloten gebied werden er een aantal andere

beperkingsmaatregelen getroffen voor de visserij.

om het effect van het sluiten

van het gebied alleen vast te stellen. Onderzoek

heeft echter uitgewezen dat het gebied een

belangrijke rol gespeeld heeft in herstel van

commercieel belangrijke vissoorten. Ook was er een

toename in aantallen schelpdieren en in complexiteit

van het bodemleven waardoor er meer

groeimogelijkheden waren voor bijvoorbeeld

garnalen, zeesterren en jonge vis. Georges Bank is inmiddels 14 jaar een deels gesloten gebied.

Lundy Marine Nature Reserve in Groot Brittannië is een reservaat rondom het eiland Lundy, 22

kilometer uit de kust van Groot Brittannië, tussen Devon en zuid Wales in. Het eiland is 4.9 km lang

en 1.3 km breed, een granieten rots die boven water uitsteekt. De meest toegepaste visserij in het

omheen is kreeftenkorven. Lundy werd in 1973 op vrijwillige basis ingesteld door de visserij

waarbij werd afgesproken dat trawling en andere

bodemberoerende visserij werd uitgebannen

binnen het reservaat. In een deel van het reservaat

visserij verboden.

Tegenwoordig is het een reservaat van 14 km2 om

het eiland waarin alleen kreeftkooien zijn

toegestaan, waarbinnen weer een deel van 3.3 km2

volledig is uitgesloten van visserij, inclusief

take zone’ waarin ook

kreeftkorven zijn uitgebannen is een toename van

het aantal kreeften waargenomen (zie Figuur 6). De

aanwezige kreeften waren ook groter dan in

den. Lundy Marine nature Reserve is al 25 jaar een deels gesloten gebied. Het gebied

met volledige uitsluiting van visserij is echter pas in 2003 ingesteld en dus 5 jaar oud.

Figuur 5: Biomassa en aanwas Schelvis op Georges Bank

Figuur 6: Vangst van kreeft op testlocaties in no

(NTZ), controlegebieden in Lundy reserve buiten de NTZ (Con

1 en 2) en 2 referentiegebieden buiten het Lundy reserve

|Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Wereldwijd zijn er diverse ervaringen met (deels) gesloten gebieden in gematigde zeeën zoals de

Lundy Marine Nature

tonen aan dat er bij sluiting van gebieden voor visserij, positieve

is een zandbank voor de kust van het noordoosten van de VS ter grootte van 33.700

. George Bank is in beperkte mate vergelijkbaar met de Doggersbank, zijnde een zandbank met

Het gebied is tientallen jaren intensief bevist

tgesteld dat de vloot in Georges Bank dubbel zo

groot was als het systeem op de zandbank aankon. Daarom werd er in 1994 een gebied van 17.000

aangewezen waarin visserij deels verboden werd. Vanaf dat moment was sleepnet-, kieuwnet-

mkorvisserij niet meer toegestaan in het gesloten gebied. Lijnvissen (longlining)

bleef wel toegestaan. Tegelijk met het instellen van het gesloten gebied werden er een aantal andere

garnalen, zeesterren en jonge vis. Georges Bank is inmiddels 14 jaar een deels gesloten gebied.

is een reservaat rondom het eiland Lundy, 22

kilometer uit de kust van Groot Brittannië, tussen Devon en zuid Wales in. Het eiland is 4.9 km lang

en 1.3 km breed, een granieten rots die boven water uitsteekt. De meest toegepaste visserij in het

omheen is kreeftenkorven. Lundy werd in 1973 op vrijwillige basis ingesteld door de visserij

den. Lundy Marine nature Reserve is al 25 jaar een deels gesloten gebied. Het gebied

met volledige uitsluiting van visserij is echter pas in 2003 ingesteld en dus 5 jaar oud.

Biomassa en aanwas Schelvis op Georges Bank46

testlocaties in no-take zone

(NTZ), controlegebieden in Lundy reserve buiten de NTZ (Con

1 en 2) en 2 referentiegebieden buiten het Lundy reserve47

Page 26: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

26

Voor visserij gesloten gebieden |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Hugenholtz publiceerde in 2008 een rapport voor WNF Nederland waarin deze gebieden beschreven

worden.39, 40 De conclusie van Hugenholtz is dat uit deze gebieden zinvolle lessen geleerd kunnen

worden over beschermde gebieden op zee. Bij Georges Bank is gebleken dat beschermde gebieden

met “no-take zones” kunnen leiden tot toename in grootte, leeftijd en productiviteit van soorten,

herstel van populaties en nieuwe kolonisatie van gebieden door soorten die eerder verdwenen zijn.

In Lundy Marine Nature Reserve is een herstel van een beperkt aantal soorten gemeten binnen korte

termijn.39, 40

Vergelijking van deze gebieden met een windpark op het NCP is een lastige zaak. Er zijn grote

verschillen in zowel afmeting of bodemsamenstelling. Georges bank is vele malen groter dan de

windparken (en beschermde gebieden) op het NCP zullen worden. Lundy Marine nature reserve is

weliswaar in oppervlakte vergelijkbaar met windparken, maar heeft een harde bodem. Er zijn in deze

buitenlandse ervaringen echter aanwijzingen dat het sluiten van een gebied voor visserij positieve

invloed kan hebben op de lokale fauna.

2.3. Conclusie

Sluiting van gebieden voor visserij kan een positieve invloed hebben op bepaalde faunasoorten. Met

name bodembewonende soorten zoals tweekleppigen en kreeftachtigen kunnen toenemen in aantal

met een meer diverse aanwezigheid van de betreffende soorten.36 Potentieel hebben (benthische)

vissen ook voordelen van een gesloten gebied.40

Windparken kunnen dus als voor visserij gesloten gebied waarschijnlijk positieve effecten hebben op

het ecosysteem. In een windpark zijn de omstandigheden echter verschillend van een zone rondom

een productieplatform en zeker verschillend van beschermde gebieden zonder bebouwing. Om de

effecten van de windparken te kunnen bepalen wordt in het volgende hoofdstuk een overzicht

gegeven van de kennis die is opgedaan in windparken in het buitenland en bij de huidige in

Nederland aanwezige windparken op zee.

Page 27: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

27

Windparken op zee & gevolgen

3. WINDPARKEN OP ZEE &

Om de effecten van windparken op vis en bodemfauna te kunnen voorspellen moet er rekening

gehouden worden met een aantal factoren. De techniek

aangroei van epifauna (op de bodem

trillingen in de omgeving ervan.

materialen, afmetingen en type turbines.

een aantal zaken veranderen in de

De effecten van deze zaken zijn in een aantal onderzoeken aan bestaande windparken in Europ

gemeten. De resultaten hiervan

3.1. Onderzoek aan huidige locaties van windparken

Binnen Europa zijn op dit moment 22

alle windparken met gegevens over afmetingen, typen en waterdiepte is te vinden in de bijlage van

dit rapport.

Figuur 7: Overzicht van (geplande) windparken in Europa

Rood: gerealiseerde windparken, paars: kleine gerealiseerde windparken, blauw: in aanleg, grijs: geplande windparken

Van de 22 windparken in Europa zijn tijdens het literatuuronderzoek voor d

gevonden waaraan onderzoek heeft plaatsgevonden naar de effecten ervan op vis en/of

bodemfauna. Het gaat hierbij om de volgende windparken: Horns Rev en Nysted in Denemarken,

Scroby Sands en North Hoyle in Groot Brittannië, Yttre Stengrund en

plaatsvindende onderzoek aan het OWEZ in Nederland. Voor veel andere windparken zijn potentiële

effecten beschreven maar is het onderzoek net begonnen (Q7 in Nederland en Lillgrund in Zweden

vindt geen onderzoek plaats of is

plaatsvinden van onderzoek.

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

WINDPARKEN OP ZEE & GEVOLGEN

Om de effecten van windparken op vis en bodemfauna te kunnen voorspellen moet er rekening

gehouden worden met een aantal factoren. De techniek van een windpark zal invloed hebben op de

p de bodem of andere oppervlakten levende dieren) en op de hoeveelheid

trillingen in de omgeving ervan. Hierbij kan gedacht worden aan verschillen tussen

type turbines. Verder zullen er door de aanwezigheid van het windpark

een aantal zaken veranderen in de stroming van het water en de bodemsamenstelling in het park.

De effecten van deze zaken zijn in een aantal onderzoeken aan bestaande windparken in Europ

worden in dit hoofdstuk beschreven.

Onderzoek aan huidige locaties van windparken

nen Europa zijn op dit moment 22 windparken operationeel op zee (Figuur 7

alle windparken met gegevens over afmetingen, typen en waterdiepte is te vinden in de bijlage van

: Overzicht van (geplande) windparken in Europa, gemarkeerd met ster48

Rood: gerealiseerde windparken, paars: kleine gerealiseerde windparken, blauw: in aanleg, grijs: geplande windparken

windparken in Europa zijn tijdens het literatuuronderzoek voor dit rapport

onderzoek heeft plaatsgevonden naar de effecten ervan op vis en/of

bodemfauna. Het gaat hierbij om de volgende windparken: Horns Rev en Nysted in Denemarken,

Scroby Sands en North Hoyle in Groot Brittannië, Yttre Stengrund en Utgrunden in Zweden en het nu

plaatsvindende onderzoek aan het OWEZ in Nederland. Voor veel andere windparken zijn potentiële

beschreven maar is het onderzoek net begonnen (Q7 in Nederland en Lillgrund in Zweden

of is er tijdens dit project geen informatie verkregen over het al dan niet

|Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Om de effecten van windparken op vis en bodemfauna te kunnen voorspellen moet er rekening

van een windpark zal invloed hebben op de

en op de hoeveelheid

Hierbij kan gedacht worden aan verschillen tussen gebruikte

Verder zullen er door de aanwezigheid van het windpark

stroming van het water en de bodemsamenstelling in het park.

De effecten van deze zaken zijn in een aantal onderzoeken aan bestaande windparken in Europa

7). Een overzicht van

alle windparken met gegevens over afmetingen, typen en waterdiepte is te vinden in de bijlage van

Rood: gerealiseerde windparken, paars: kleine gerealiseerde windparken, blauw: in aanleg, grijs: geplande windparken

it rapport 7 windparken

onderzoek heeft plaatsgevonden naar de effecten ervan op vis en/of

bodemfauna. Het gaat hierbij om de volgende windparken: Horns Rev en Nysted in Denemarken,

Utgrunden in Zweden en het nu

plaatsvindende onderzoek aan het OWEZ in Nederland. Voor veel andere windparken zijn potentiële

beschreven maar is het onderzoek net begonnen (Q7 in Nederland en Lillgrund in Zweden),

er tijdens dit project geen informatie verkregen over het al dan niet

Page 28: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

28

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

3.2. Techniek windparken

Windturbines worden vooral geplaatst op monopile funderingen. Op de bodem wordt vaak steen

gestort om uitspoeling te voorkomen. Omdat deze technieken relevant zijn voor met name

ontwikkeling van epifauna wordt hier een overzicht gegeven.

3.2.1. Typen masten

Windturbines op zee kunnen geplaatst worden op verschillende typen funderingen. Het meest

gebruikte type is de zogenaamde monopile (Figuur 8 B).49 Dit is een stalen buis die ver in de bodem

geheid wordt en waar geen andere ondersteuning bij nodig is. Monopile masten zijn toegepast in het

OWEZ en Q7 windpark. In het buitenland worden monopiles gebruikt in onder andere Horns Rev,

Scroby Sands, Yttre Stengrund, Utgrunden en North Hoyle.

Figuur 8: Verschillende typen funderingen voor offshore windturbines

49

A - gravity base; B - monopile; C - suction caisson; D - tetrapod pile; E - tripod of tetrapod caisson

Het gravity base type (Figuur 8 A) wordt alleen gebruikt in ondiep water. Door toename van de

krachten bij hogere masten is dit type niet geschikt voor diepere locaties.49 Dit wordt mede bepaalde

door de toename van kosten bij dieper water.50 Gravity base masten zijn toegepast in de

Middelgrunden en Nysted windparken in Denemarken.51, 52 De drie andere weergegeven funderingen

in Figuur 8 worden naar verwachting toegepast in toekomstige projecten. Wat voor effecten deze

funderingen zullen hebben is niet bekend. Op dit moment en in de nabije toekomst vinden binnen

Europa experimenten plaats met de bruikbaarheid van de weergegeven funderingen.49

Afmetingen van de gebruikte fundering hangen onder meer af van het bodemtype, waterdiepte en

type turbine. In de bijlage van dit rapport is een overzicht te vinden van de afmetingen van Europese

windparken op zee.

Page 29: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

29

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

3.2.2. Bodembedekking

Bij het plaatsen van structuren op een zandbodem in

stromend water, zal de stroming rondom het object

sedimentverplaatsing (erosie) veroorzaken (§ 3.3.1).

Om sedimentverplaatsing direct rondom de

fundering te voorkomen worden er

beschermingslagen om de masten heen geplaatst.

Vaak wordt hiervoor stortsteen gebruikt,

vergelijkbaar met stortstenen (Figuur 9, Figuur 10)

die op dijken gestort worden om te voorkomen dat

de dijken afbrokkelen. Door plaatsing van stortsteen

ontstaat er hard substraat op plaatsen waar eerder

alleen zand (zacht substraat) beschikbaar was. Hard

substraat biedt naast de mast van de turbine extra

aangroeimogelijkheden voor epifauna (§ 3.4.1). Bij

afwezigheid van de beschermlaag zou de verankering

verzwakt worden, met mogelijke schade tot gevolg.

Niet in alle windparken wordt stortsteen gestort rond

de masten. In North Hoyle windpark is vanwege de

lage stroomsnelheid (maximaal 0,6 m.s-1 bij zeer hoge

uitzondering) geen steen gestort tegen erosie rond

de masten. Uit een beoordeling van de erosie

rondom de masten bleek dat de ontstane putten zeer

beperkt waren. Zie hiervoor § 3.3.1.

Vanaf de masten lopen er stroomkabels binnen het

windpark. Deze kabels verbinden de masten

onderling en eindigen in een transformatorstation in het park. Vanaf dit station loopt er een hoog

voltage kabel naar de kust. Ter bescherming van de kabels worden deze begraven in de bodem. De

overgang van de mast naar de bodemkabel gaat via een zogenaamde J-tube. Deze buis met een J-

vorm eindigt onderaan de paal en wijst hier vanaf in de richting waarin de kabel ligt. Dit is onder de

stortsteen begraven. Bij North Hoyle, waar geen stortsteen is toegepast, zijn deze J-tubes wel

begraven onder steen om beschadiging van de kabel te voorkomen.

Figuur 9: Stortsteen op dijk

53

Figuur 10: erosiebescherming rond monopile

54

Page 30: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

30

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

3.3. Abiotische effecten windparken

Door plaatsing van objecten op de eerder vlakke locaties zullen er een aantal effecten optreden die

invloed hebben op de abiotische omstandigheden terplekke. Deze zijn grofweg in te delen in

veranderingen in stroming, bodemsamenstelling (zowel door aanbrengen van hard substraat als door

stromingsverandering) en trillingen vanuit de in werking zijnde turbines.

3.3.1. Stroming en zandbeweging

Door de getijdenbeweging in de Noordzee en invloed

van wind op de waterbeweging, zal er in een

windpark op het NCP meestal stromend water zijn. In

een onbebouwde situatie kan dit water vrij stromen.

In een windpark worden echter masten geplaatst in

de waterkolom. Door obstructie van de stroming

door deze masten zal de stroomsnelheid in een

windpark afnemen. Voor het Horns Rev windpark is

berekend dat de stromingsvermindering in het park

maximaal 2% zal zijn.55 Rondom een monopile treedt

er een stromingsverandering op. Lokaal zal het water

om de mast heen moeten stromen (Figuur 11)

waardoor er in het ‘spoor’ van de mast een werveling

ontstaat. Met name bij de bodem zal deze stroming

en resulterende werveling zorgen voor extra

verplaatsing van sediment. Dit effect is in kaart

gebracht in Scroby Sands windpark in de UK. Hier

ontstonden tot op 100 meter van de mast

zandgolven waar zonder aanwezigheid van de mast

vlakke bodem geweest zou zijn (Figuur 12). Volgens

Rees e.a. (2006) zijn deze effecten binnen de schaal

van het windpark verwaarloosbaar omdat de

natuurlijke variatie op de Scroby Sands zandbank

groot is.56

Binnen North Hoyle windpark zijn ook metingen

verricht aan de zandbeweging bij de masten om in te

schatten of er erosiebescherming nodig was. Hier

werd vastgesteld dat bij de meeste masten geen

meetbare gaten ontstonden. Bij enkele masten

waren wel putten uitgespoeld. Deze putten waren

ondieper dan 50 cm. De conclusie was dat de

beweging beperkt was en erosiebescherming niet

nodig was.57 Er is op de overgang van de

stroomkabels vanuit de turbines naar de bodem wel

beschermende steen gestort. In hoeverre de

Figuur 11: stroming rond en ‘achter’ een monopile waar

rechts in de afbeelding de resulterende werveling zichtbaar

is55

Figuur 12: Zandgolven (zwarte pijl) achter monopiles in

Scroby Sands Wind farm. Rood: monopiles, paars: kabels56

Figuur 13: erosieput rondom de monopile-beschermlaag in

Scroby Sands wind park. Rode dikke lijn: monopile;

Stippellijnen: verbindingskabels tussen windturbines;

(donker)blauwe bodem: diep; groene bodem: ondiep56

Page 31: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

31

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

zandbeweging (of afwezigheid ervan) effecten op organismen had werd in het rapport niet

behandeld.

Zie Figuur 13 voor een voorbeeld van putvorming rondom monopile funderingen in windpark Scroby

Sands in het Verenigd Koninkrijk. Hier is in kaart gebracht hoe diep de erosie was. Deze erosie sleet

uit buiten de erosiebescherming. De monopiles zijn beschermd door een steenlaag rond de masten,

daaromheen ontstaan secundaire erosieputten. Deze zouden waarschijnlijk groter zijn zonder de

beschermlaag.56

3.3.2. Bodemsamenstelling

In de bodem kunnen verschillende veranderingen optreden. Extra beweging van het sediment zou

tot gevolg kunnen hebben dat de korrelgrootteverhouding ervan anders wordt. In Horns Rev zijn

geen significante effecten van de verandering in de bodemsamenstelling gevonden. Dit werd

onderzocht tijdens de eerste 2 jaar na aanleg. Er werd wel een trend gevonden in toename in

korrelgrootte van het zand bij toenemende afstand van de turbines. Of dit (op langere termijn)

effecten heeft op de endofauna is niet onderzocht.55

Ook in Nysted is de bodemsamenstelling bijgehouden voor en na de aanleg van het windpark.

Hiervoor zijn nulmetingen gedaan in 1999 en 2001 en na aanleg metingen in 2005. Hier zijn geen

significante veranderingen van korrelgrootte vastgesteld. Wel was de fractie organische stof in het

sediment toegenomen.52

In North Hoyle windpark zijn de korrelgrootte en fractie organische stof vastgesteld, binnen en

buiten het windpark. Hiervoor zijn metingen verricht voor, tijdens en na aanleg van het park. Er

werden fluctuaties gevonden in de samenstelling tussen verschillende jaren en verschillende locaties.

Er was echter geen oorzakelijk verband te leggen tussen de aanwezigheid van de turbines en de

verschillen in korrelgrootte en hoeveelheid organische stof.57

3.3.3. Geluid

Een windturbine maakt geluid. De wieken draaien,

tandwielen knarsen in de versnellingskast en in de

generator worden ook trillingen geproduceerd. Deze

trillingen worden afgegeven aan de lucht en aan de

mast. Aan de lucht afgegeven wordt het geluid voor

een groot deel gemaskeerd door het van nature

aanwezige achtergrondgeluid. Daarnaast is de afstand

van de turbine naar het wateroppervlak groot en vindt

er demping plaats in de lucht. Hierdoor wordt er

relatief weinig geluid via de lucht aan het water

overgedragen. Volgens Verboom heeft dit luchtgeluid

hierdoor een verwaarloosbaar effect, zeker vergeleken

met de overdracht van geluid via de mast.59

Het grootste deel van het onderwatergeluid van Figuur 14: Geluidsuitstraling (monopile) windturbine

58

Page 32: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

32

Windparken op zee & gevolgen

windturbines wordt overgebracht via de mast. Hierbij is het zo dat een stalen monopile theoretisch

meer geluid geleid dan een betonnen fundering zoals deze bij Nysted windpark gebruikt zijn. Volgens

Verboom is dit echter in de praktijk niet gebleken uit metingen aan Nysted.

Geluid meten in water is complexer dan in lucht. In water verplaatst geluid zich sneller. In ondiep

water (minder dan 200 meter diep)

bodem heeft invloed op de demping. Aanwezige objecten, zout

luchtbellen en stroming hebben allemaal effect op de voortplanting van geluid in water.

Door al deze factoren is het zeer lastig om geluidsmetingen uit verschillende windparken met elkaar

te vergelijken. Voorspellingen doen op basis hiervan voor de (toekomstige) windparken op het NCP is

nog lastiger. De huidige resultaten uit bestaande windparken ko

ondiep water. Windparken op het NCP zullen geplaatst worden op locaties van 19

de bekende metingen gedaan zijn in water

van maximaal 13 meter diep, doorgaans

ondieper. De demping van geluid in

ondiep water is het sterkst in het lage

frequentiegebied tot ongeveer 2 kHz.

Hierbij geldt: hoe lager de frequentie en

ondieper het water, hoe sterker de

demping (Figuur 15). Geluidsregistraties

worden meestal gedaan op afstand van de

turbines. Door de sterkere demping en de

afstand van de geluidsbron, is het

aannemelijk dat gemeten geluid in de lage

frequentiegebieden in ondiep water een

onderschatting geeft van het werkelij

geproduceerde niveau in de buurt van de turbine.

geluiden in het gebied <2 kHz.60

dat er effecten zijn op deze vissen, zonder dat dit wordt vastgesteld. Wanneer er niet wordt

gecorrigeerd voor de extra demping in ondiep water is het mogelijk dat er foutief positieve effecten

worden vastgesteld.59 Effecten van geluid op vis worden voor zover bekend verder uitgewerkt in §

3.4.2.

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

windturbines wordt overgebracht via de mast. Hierbij is het zo dat een stalen monopile theoretisch

eluid geleid dan een betonnen fundering zoals deze bij Nysted windpark gebruikt zijn. Volgens

Verboom is dit echter in de praktijk niet gebleken uit metingen aan Nysted.59

Geluid meten in water is complexer dan in lucht. In water verplaatst geluid zich sneller. In ondiep

water (minder dan 200 meter diep) wordt het geluid sneller gedempt dan in diep water. Het type

bodem heeft invloed op de demping. Aanwezige objecten, zout- of temperatuurlagen, golfhoogte,

luchtbellen en stroming hebben allemaal effect op de voortplanting van geluid in water.

deze factoren is het zeer lastig om geluidsmetingen uit verschillende windparken met elkaar

te vergelijken. Voorspellingen doen op basis hiervan voor de (toekomstige) windparken op het NCP is

nog lastiger. De huidige resultaten uit bestaande windparken komen allemaal uit locaties van relatief

ondiep water. Windparken op het NCP zullen geplaatst worden op locaties van 19

de bekende metingen gedaan zijn in water

van maximaal 13 meter diep, doorgaans

ondieper. De demping van geluid in

water is het sterkst in het lage

frequentiegebied tot ongeveer 2 kHz.

Hierbij geldt: hoe lager de frequentie en

ondieper het water, hoe sterker de

Geluidsregistraties

worden meestal gedaan op afstand van de

turbines. Door de sterkere demping en de

afstand van de geluidsbron, is het

aannemelijk dat gemeten geluid in de lage

frequentiegebieden in ondiep water een

onderschatting geeft van het werkelijk

geproduceerde niveau in de buurt van de turbine.59 Bepaalde vissoorten zijn het gevoeligst voor 60 Bij onderschatting van het geluid in dit gebied is het dus mogelijk

dat er effecten zijn op deze vissen, zonder dat dit wordt vastgesteld. Wanneer er niet wordt

gecorrigeerd voor de extra demping in ondiep water is het mogelijk dat er foutief positieve effecten

Effecten van geluid op vis worden voor zover bekend verder uitgewerkt in §

Figuur 15: Relatie voortplanting en frequentie voor diep en ondiep water

|Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

windturbines wordt overgebracht via de mast. Hierbij is het zo dat een stalen monopile theoretisch

eluid geleid dan een betonnen fundering zoals deze bij Nysted windpark gebruikt zijn. Volgens

Geluid meten in water is complexer dan in lucht. In water verplaatst geluid zich sneller. In ondiep

gedempt dan in diep water. Het type

of temperatuurlagen, golfhoogte,

luchtbellen en stroming hebben allemaal effect op de voortplanting van geluid in water.

deze factoren is het zeer lastig om geluidsmetingen uit verschillende windparken met elkaar

te vergelijken. Voorspellingen doen op basis hiervan voor de (toekomstige) windparken op het NCP is

men allemaal uit locaties van relatief

ondiep water. Windparken op het NCP zullen geplaatst worden op locaties van 19-35 meter terwijl

jn het gevoeligst voor

Bij onderschatting van het geluid in dit gebied is het dus mogelijk

dat er effecten zijn op deze vissen, zonder dat dit wordt vastgesteld. Wanneer er niet wordt

gecorrigeerd voor de extra demping in ondiep water is het mogelijk dat er foutief positieve effecten

Effecten van geluid op vis worden voor zover bekend verder uitgewerkt in §

: Relatie voortplanting en frequentie voor diep en ondiep water

59

Page 33: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

33

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

3.4. Biotische effecten windparken

Naast abiotische effecten heeft een windpark ook effecten op de biologie in een windpark. Deze

biotische effecten zijn meestal indirecte gevolgen die volgen op de abiotische effecten van het

windpark. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de resultaten van onderzoeken naar vis

en benthos die plaatsvonden aan windparken in Europa.

In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de leeftijden van de windparken ten tijde van het

onderzoek.

Tabel 1: Overzicht onderzoeken en parkleeftijden

Windpark Onderzoek Bouwjaar Jaar metingen

Horns Rev Epifauna monopiles en stortsteen 2002 2003/2004/2005

Horns Rev Samenstelling endofauna 2002 2003/2004/2005

Nysted Epifauna op fundering 2003 2003/2004/2005

Nysted Samenstelling endofauna 2003 2005

North Hoyle Epifauna en samenstelling endofauna 2003 2002-2005

Yttre Sten. & Utgr. schatting aangroei hard substraat 2000/2001 2003

Horns Rev Aanwezigheid vis 2002 2004/2005

Nysted Aanwezigheid vis 2003 2004/2005

North Hoyle Boomkor, vergelijking langjarige metingen

en interviews vissers

2003 2002-2005

Yttre Sten. & Utgr. Aanwezigheid vis 2000/2001 2003

3.4.1. Bodemdieren

Op locaties waar windparken gebouwd worden bestaat de bodem uit zand. Op een zandbodem is

een specifiek ecosysteem aanwezig. Bepaalde organismen kunnen niet leven zonder vaste

aanhechtingsmogelijkheden en komen om deze reden niet voor op zandbodems. Andere organismen

maken gebruik van schuilplaatsen van hard substraat en komen bij gebrek hieraan op zandbodems

ook niet voor. Mogelijk heeft de korrelgrootte van het zand ook invloed op de samenstelling van het

bodemleven. Deze korrelgrootte wordt door plaatsing van de masten en opvolgende

stromingsverandering beïnvloed.

Bij aanleg van een windpark worden er harde structuren aangebracht op deze zandbodems. Naast de

stalen monopiles wordt er stortsteen neergelegd. Deze stalen en stenen harde ondergronden bieden

mogelijkheden voor organismen die in de huidige situatie niet kunnen groeien. Wat voor effecten dit

heeft op korte termijn is onderzocht in verschillende onderzoeken in Horns Rev, Nysted, Yttre

Stengrund & Utgrunden en North Hoyle.

In deze paragraaf worden deze onderzoeken beschreven. Bij elk onderzoek is de gebruikte methode

omschreven om vergelijking met de Nederlandse onderzoeken te ondersteunen.

De conclusies uit de verschillende onderzoeken komen met elkaar overeen. Het bodemleven op de

zandbodems lijkt over het geheel van het park gezien weinig beïnvloedt te worden door de

aanwezigheid van de windturbines. Er zijn variaties vastgesteld maar deze vallen binnen de variatie

die ook in de verschillende referentiegebieden is vastgesteld. In Yttre Stengrund & Utgrunden zijn in

de nabijheid van de turbines mosselbanken ontstaan op zandgrond. Deze mosselbanken bieden weer

Page 34: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

34

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

extra hard oppervlak voor andere organismen om zich te ontwikkelen.

De epifauna op het harde substraat ontwikkelt zich zoals dit zich ook op harde ondergrond in

referentiegebieden ontwikkelt. Er werden in Nysted en Horns Rev soorten aangetroffen die vóór

aanleg van het windpark niet voorkwamen in het gebied.

Voor alle onderzoeken geldt dat deze zich op een korte termijn van enkele jaren richten en er over

de langetermijneffecten (tot 20 jaar) niets bekend is.

Voor een overzicht van de onderzoeken naar het bodemleven zie Tabel 2

Benthos, epifauna, endofauna

In dit rapport worden enkele marien biologische begrippen gehanteerd. Voorin het rapport is een

overzicht gegeven van alle gebruikte begrippen en afkortingen in het rapport. Hieronder een extra

toelichting op de begrippen benthos, epifauna en endofauna.

Benthos Epifauna Endofauna

Tot benthos behoren alle

dieren die zich op of in de

bodem ophouden. Hierbij

horen zowel dieren die

vastzitten in of aan de bodem

als dieren die zich kruipend

over de bodem bewegen.

Bepaalde uitzonderingen zijn

garnalen die wel tot benthos

behoren maar zich ook

‘zwevend’ boven de bodem

kunnen bevinden.

Tot epifauna behoren alle

dieren die zich op oppervlakten

(bodem en o.a. stenen en

buizen) in het water bevinden.

Hierbij horen zowel soorten die

vastzitten aan de ondergrond

als soorten die zich over de

ondergrond bewegen maar wel

contact houden er mee. Denk

hier bijvoorbeeld aan

zeesterren en mosselen.

Tot endofauna behoren alle

dieren die zich in het zandbed

bevinden. Deze dieren zitten

niet per definitie vast maar

brengen hun leven wel

(grotendeels) bedekt onder het

zand door.

Denk hier bijvoorbeeld aan

gravende schelpdieren of

wadpieren.

Endofauna vormt samen met

epifauna het benthos.

Tabel 2: Overzicht benthos-onderzoek Europese windparken

Windpark Onderzoek Referenties

Horns Rev Monitoring van epifauna op monopiles en stortsteen 55, 61-65

Horns Rev Samenstelling endofauna in windpark voor, tijdens en na aanleg 55, 61, 66-70

Nysted Monitoring van epifauna op fundering van de turbines 71-73

Nysted Samenstelling endofauna in windpark voor en na aanleg 52, 72, 74

North Hoyle Monitoring van epifauna en samenstelling benthos 57, 75-77

Scroby Sands Geen onderzoek gevonden -

Yttre Stengrund

& Utgrunden

Transecten duiker met schatting bodembedekking en epifauna

hard substraat

78

Page 35: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

35

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Benthos op natuurlijk substraat

Methoden Horns Rev

In het onderzoek aan Horns Rev zijn voor aanleg van het park nulmetingen gedaan aan de

endofauna. Hiervoor zijn in 2001 metingen verricht aan respectievelijk 6 en 3 toekomstige

turbinelocaties. Na aanleg van het park zijn op dezelfde 6 locaties monsters genomen in 2003, 2004

en 2005. In totaal zijn op 6 verschillende locaties 27 metingen vóór aanleg en 41 metingen na aanleg

van het windpark gedaan. Hiernaast heeft ook monstering plaatsgevonden op twee

referentielocaties. Bemonstering vond plaats door het nemen van 3 monsters op elk station door

duikers. Hierbij werd een buis met een oppervlakte van 0,0123 m² 15 cm de bodem in gedrukt,

afgesloten en naar het oppervlak gebracht. Deze monsters werden gezeefd over een zeef met een

maasgrootte van 1 mm2.

Binnen Horns Rev windpark en referentiegebieden werden grote verschillen gevonden in

samenstelling van de endofauna. Deze verschillen waren aanwezig in vergelijkingen tussen

verschillende jaren maar ook binnen dezelfde jaren. Anderzijds waren er ook overeenkomsten tussen

verschillende jaren binnen het windpark en tussen windpark en referentiegebieden. De conclusie van

het onderzoek was dat deze verschillen en overeenkomsten veroorzaakt waren door de grote

natuurlijke variatie op het Horns Rev. Er werden geen negatieve of positieve effecten van het

windpark op de endofauna vastgesteld. Het enige effect was het verdwijnen van een deel habitat

door aanleg van hard substraat op plaatsen waar de windmolens stonden.55, 61

Methoden Nysted

In Nysted windpark zijn binnen het windpark en 4 daarbuiten liggende referentiegebieden monsters

genomen van de bodem. Ook werden er foto’s gemaakt van de boden op verschillende plaatsen. In

1999 en 2001 zijn er nulmetingen gedaan. Na aanleg van het park zijn in 2005 op dezelfde locaties als

de nulmetingen, dezelfde metingen gedaan en foto’s gemaakt.

In het Nysted windpark waren totaal 133 stations, in de referentiegebieden 68. Op elk van deze

stations zijn foto’s gemaakt van het sediment. Op 71 van de 133 stations in het park en 17 van de 68

referentiestations zijn bodemmonsters genomen. Deze monstering vond plaats vlakbij het

fotostation, op 50 meter van de oorspronkelijk geplande funderingen, op 100 meter en op 300 meter

afstand ervan. Na uitvoering van de nulmetingen werd besloten minder windturbines in het park te

plaatsen dan eerder gepland. Hierdoor zijn de metingen uiteindelijk niet ten opzichte van de turbines

gemaakt. Om vergelijking mogelijk te maken tussen meetjaren werden de metingen in 2005 toch

gewoon op de plaats van de nulmetingen gedaan. De turbines zijn wel in dezelfde rijen geplaatst dus

de metingen zijn op genoemde afstanden van de tussenliggende kabels genomen. In zowel 1999,

2001 als 2005 zijn foto’s gemaakt, de bodemmonsters zijn alleen in 1999 en 2005 genomen. Tijdens

de nulmetingen zijn ook monsters genomen bij het kabeltracé richting de kust, maar deze zijn niet

herhaald tijdens de metingen in 2005.52, 72

De soortensamenstelling in Nysted windpark en de referentiegebieden was er een van het type

Macoma-gemeenschap. De in 2005 meest voorkomende soorten waren Zandpijp (Pygospio elegans),

Marenzelleria viridis (een wormsoort), Veelkleurige zeeduizendpoot (Nereis diversicolor), een

kokkelsoort (Cerastoderma glaucum), Strandgaper (Mya arenaria), Mossel, slakkensoorten (Hydrobia

sp.), vlokreeftsoorten (Gammarus sp.) en overige oligochaete wormen. Zowel in het windpark en de

referentiegebieden is de dichtheid van de verschillende soorten afgenomen tussen 1999 en 2005. In

Page 36: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

36

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

deze periode is Marenzelleria viridis het gebied binnengekomen. De soort werd in 1999 en 2001 niet

aangetroffen. Deze exoot is bezig met een invasie van Europese zeeën sinds 1979.

De aangetroffen variatie binnen en buiten het park en de afname in dichtheid worden volgens het

rapport niet veroorzaakt door het windpark. Welke oorzaak er wel aan ten grondslag ligt is niet

duidelijk. Overeenkomstige afnamen in dichtheid werden aangetroffen in vergelijkbare gebieden in

de Oostzee.52

Methoden North Hoyle

In North Hoyle windpark zijn op 7 locaties binnen en op 13 locaties buiten het windpark

bodemmonsters genomen. Deze monsters werden jaarlijks genomen tussen 2002 en 2005. In 2006

zijn ook monsters genomen maar deze resultaten zijn nog niet openbaar gemaakt. De bemonstering

in 2002 was vóór aanleg, 2003 tijdens aanleg en latere metingen na aanleg van het windpark. De

monsters werden in alle jaren op dezelfde manier genomen. Op elk station werden 3 monsters

genomen met een ‘day grab’ (vergelijkbaar met een Van Veen happer) waarbij een oppervlakte van

0,1 m2, 10 cm diep werd genomen. Door stenen in het sediment was het op 1 plaats binnen het

windpark niet mogelijk om monsters te nemen in 2005. De monsters werden gezeefd over 1 mm2 en

geanalyseerd.

In North Hoyle is de ontwikkeling van de epifauna op het natuurlijk substraat en benthische vissen

ook in kaart gebracht. Hiervoor werd met een boomkor van 2 meter breed met een maaswijdte van 4

mm de bodem bevist. Dit gebeurde over een lengte van 300 meter. Met behulp van de boomkor

werd 5 keer in en nabij het park en 17 keer buiten het park gevist. Er werd tussen 2002 en 2005

jaarlijks gevist. Bij deze metingen werd zowel vis als benthos gemeten. De resultaten voor vis worden

behandeld in §3.4.2.

Voor de endofauna was een grote variatie tussen locaties binnen en buiten het North Hoyle

windpark, maar ook tussen locaties binnen het park. Ook tussen verschillende jaren werd afname en

toename in dichtheid van diverse soorten vastgesteld. Er was geen duidelijke relatie tussen

aanwezigheid van het windpark en variatie in dichtheid van soorten. Het onderzoek is nog niet

afgerond, er komt nog een eindrapport. In het meest actuele rapport is de voorlopige conclusie dat

de gevonden verschillen gevolg zijn van natuurlijke variatie. De eventuele, zeer lokale, effecten van

de turbines zijn volgens de auteurs verwaarloosbaar in verhouding tot de natuurlijke variatie.57

De resultaten van het onderzoek naar epifauna op de zandbodem waren dat de samenstelling van de

benthos in en buiten het park binnen de natuurlijke variatie van de omgeving fluctueerde. Er werden

geen extreme waarden gevonden die een indicatie gaven voor afwijkingen als gevolg van het

windpark. De conclusie was dat er geen effecten waren van het windpark. Ook dit onderzoek is niet

afgerond en er moet nog een eindrapport gepubliceerd worden.57

Tabel 3: Overzicht van conclusies uit endofauna-onderzoek

Park Conclusie

Horns Rev Veel natuurlijke variatie, geen effecten windpark

Nysted Afname dichtheid soorten maar geen effecten windpark

North Hoyle Veel natuurlijke variatie, geen effecten windpark

Yttre Stengrund & Utgrunden Geen metingen gedaan aan endofauna

Page 37: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

37

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

In de afgelopen 50 jaar zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de relatie tussen

sedimentsamenstelling en endofauna. Of verandering in samenstelling van het sediment directe

effecten kan hebben op de samenstelling van de endofauna is tot op heden niet onomstotelijk

vastgesteld. Verschillende onderzoeken in de loop der jaren hiernaar hebben verschillende en

tegenstrijdige resultaten opgeleverd. 79-82

Epifauna op hard substraat

Methoden Horns Rev

Voor de ontwikkeling van de epifauna op het harde substraat werden in Horns Rev in 2003, 2004 en

2005 metingen verricht. Hierbij is er op 6 verschillende turbines gemeten. Er is gemeten aan turbines

met verschillende waterdiepten en op verschillende plekken in het park om effecten van masten in

het midden met die aan de rand te kunnen vergelijken. Bij elke mast werden op de stroomopwaartse

en stroomafwaartse kant monsters genomen op waterdiepten van 0, 2, 4, 6 en 8 meter. Daarnaast

werden op de stortstenen monsters genomen op 50 cm, 2 en 5 meter aan de stroomafwaartse kant

en 1 monster op 5 meter aan de stroomopwaartse kant van de mast. Totaal werden per

meetmoment in het park 72 metingen gedaan aan de stenen en 54-64 metingen aan de masten.

In de epifauna op de masten in Horns Rev werden voornamelijk soorten aangetroffen die ook op

andere harde substraten zoals wrakken en kustbescherming aangetroffen worden.83, 84 De meest

voorkomende soorten waren Jassa marmorata (een vlokreeftsoort), Wandelend geraamte (Caprella

linearis), Mossel (Mytilus edulis), Gekartelde zeepok (Balanus crenatus), Gewone zeester (Asterias

rubens), Noordzeekrab (Cancer pagurus) en Driekantige kokerworm (Pomatoceros triqueter). Deze

dieren maakten samen 99% van de epifauna uit op de masten en stortsteen. Jassa marmorata was

de meest voorkomende soort, zowel in aantal als in biomassa.55 Jassa marmorata werd ook

aangetroffen op de zandbodem tussen de turbines. Dit werd veroorzaakt door gruis en schelpen van

de masten en stortsteen die weggespoeld waren en hiermee een harde ondergrond boden voor deze

organismen. Voor aanleg van het park kwam deze soort in het gebied niet voor. Grote aantallen

juvenielen van de Noordzeekrab wezen uit dat deze de stortsteen en masten als kraamkamer

gebruikt. Verder werden bewijzen van voortplanting van andere soorten gevonden, onder andere

van Phyllodoce groenlandica (een borstelwormsoort). Grote aantallen Mosselen werden

aangetroffen met name in de bovenste waterlagen. Lager kwamen minder Mosselen voor. Als

verklaring werd gegeven dat predatie door Zeesterren in diepere delen makkelijker was dan op hoger

gelegen delen. Ook de Gekartelde zeepok werd door deze zeester geconsumeerd en daardoor

volgens de onderzoekers beperkt in aantal.55

Page 38: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

38

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Methoden Nysted

In Nysted werd de epifauna-ontwikkeling op de betonnen palen, fundering en erosiebescherming

rondom de fundering in de periode 2003-2005 gemeten. Ook werden in het nabijgelegen natuurlijk rif

Schönheiders Pulle grote stenen bemonsterd om een vergelijking met het windpark te kunnen

maken. Er werd met behulp van film- en fotocamera’s vastgelegd wat er groeide op de palen. Daarbij

werden monsters genomen. De metingen werden verricht in 4 windrichtingen ten opzichte van de

palen (Figuur 16). In totaal werden aan 9 palen metingen verricht, op elke paal werden foto’s

gemaakt en werd gefilmd, op 5 van de 9 locaties werden bovendien monsters genomen.

Figuur 16: monster- en fotoplekken op paal (links) en fundering (rechts) in Nysted windfarm

52

In Nysted windpark was de Gewone zeester afwezig als gevolg van de lage saliniteit in de Oostzee.

Hierdoor was de verdeling van soorten anders dan in Horns Rev. Mossel was in zeer grote dichtheden

aanwezig in Nysted.52 Verder werd de epifauna in Nysted gedomineerd door Zeepok (Balanus

improvisus), Gammarus sp. (vlokreeftsoorten), Corophium insidiosum (een slijkgarnaal) en

Microdeutopus gryllotalpa (vlokreeftsoort). De samenstelling van de epifauna was vergelijkbaar met

de soorten in het vergelijkingsgebied Schönheiders Pulle. Op de stortstenen zaten minder mosselen

dan in Schönheiders Pulle werden aangetroffen op de stenen. Dit kwam volgens de onderzoekers

door de verstoring van de epifauna doordat de stenen vaak bedekt werden met zand waardoor de

aangroei er afgeschuurd werd.

In de 2 jaar onderzoek die plaatsvonden in Horns Rev is er successie waargenomen. Bepaalde

koloniserende soorten namen in aantal af in de tijd om plaats te maken voor andere soorten. De

onderzoekers aan Horns Rev voorspellen dat het waarschijnlijk 5-6 jaar duurt voordat er een stabiel

systeem ontstaat op het harde substraat. Stormen kunnen dit proces nog extra vertragen.55, 85 Ook in

Nysted werd in de loop der tijd een verschuiving vastgesteld in de soortensamenstelling. Zeepokken

waren de eerste bedekkers van de masten en de fundering, waarna Mosselen deze bedekking

overnamen in het eerste jaar. Tegelijk met de toename van de Mosselen nam ook de hoeveelheid

Gammarus sp. toe.

Totaal werd er in Horns Rev een toename van 50 maal de oorspronkelijke voor predatoren (zoals vis)

beschikbare hoeveelheid voedsel gemeten op de locaties van de turbines. Voor het windpark als

geheel werd deze toename op 7% geschat ten opzichte van de situatie voor komst van het

windpark.55

Page 39: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

39

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Methoden North Hoyle

Voor North Hoyle is een summiere verwijzing gevonden naar een onderzoek naar epifauna dat niet

gepubliceerd is. Dit vond plaats 1 jaar na aanleg van het park. In dit onderzoek is op 3 masten in het

park beschreven wat de aangroei was. Hierbij is ook de biomassa vastgesteld door een serie

monsters af te schrapen van 0,01 m2. Verder is er op 4 andere masten de zonatie van de epifauna

vastgesteld.

Op de masten in North Hoyle zijn totaal 59 soorten vastgesteld. Alle soorten kwamen van nature in

het gebied voor op andere harde substraten. De gemeenschap werd gedomineerd door Gekartelde

Zeepok, Slijkgarnaal (Jassa falcata) en Mosselen. Opvallende andere soorten waren de Gewone

zeester, Zeeanjelier (Metridium senile), Sierlijke slikanemoon (Sagartia elegans) en Slibanemoon

(Sagartia troglodytes). Volgens berekeningen was de totale epifaunamassa op de masten ongeveer

1000-1300 kg per mast. In de buurt van de masten werden scholen Wijting (Merlangius merlangus)

aangetroffen en Noordzeekrab. Het ecosysteem op de masten werd omschreven als een systeem dat

vrijwel zeker zal veranderen in de loop der tijd, omdat het vooral uit pioniersoorten bestond. Het is

echter onwaarschijnlijk dat er in North Hoyle ooit een climaxsysteem op de masten zal ontstaan

omdat deze volgens de planning jaarlijks schoongemaakt zullen worden.76

Methoden Yttre Stengrund en Utgrunden

In Yttre Stengrund en Utgrunden in Zweden werd onderzoek gedaan naar de dichtheid van epifauna

op en rond de monopiles op de bodem. In Yttre Stengrund werden 5 masten onderzocht, in

Utgrunden 3. Bij beide windparken werden 3 referentielocaties op dezelfde manier onderzocht, op

respectievelijk 500 en 1000 meter afstand van de windparken. In totaal werden er 72 transecten

gezwommen door duikers. Deze transecten waren 10 meter lang en 1 meter breed, 1 meter boven

de bodem. Op de monopiles zelf werden ook transecten gezwommen in horizontale richting om de

paal heen. Deze transecten hadden dezelfde afmetingen en werden gezwommen op 3 en 5 meter

diep. De waterdiepte bij de masten lag tussen de 6 en 8 meter. Op dit moment waren de parken

respectievelijk 2 en 3 jaar oud. Het onderzoek vond plaats samen met het visonderzoek. Dit wordt

beschreven in § 3.4.2.

In Yttre Stengrund en Utgrunden werd vastgesteld dat de dichtheid van mosselen op de masten zeer

hoog was. In de buurt van de mast op de bodem waren meer mosselen aanwezig dan op afstand van

de masten. Op de bodem nabij de mast was de dichtheid van mosselen significant groter dan op 20

meter afstand van de mast.

Deze hogere dichtheid mosselen in de nabijheid van de masten werd volgens de onderzoekers

veroorzaakt door losraken van mosselen van de masten. Deze losgeraakte groepjes mosselen vormen

een nieuwe aanhechtingsbodem voor andere mosselen. Hierdoor ontstaan uiteindelijk

mosselbanken.

De mosselbanken bij Yttre Stengrund & Utgrunden hadden volgens de onderzoekers positieve

effecten op de aanwezige Ruthensparrs grondels (Gobiusculus flavescens) en op Dikkopje

(Pomatoschistus minutus). Beide soorten gebruiken lege schelpen als legplaats en hebben zo

voordeel van de aanwezigheid van mosselbanken.86 Ook het voedsel van beide vissoorten houdt zich

meestal op in mosselbanken.78

Page 40: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

40

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

3.4.2. Vissen

Aan vissen werden onderzoeken verricht in een aantal windparken. Deze onderzoeken worden in

deze paragraaf beschreven. De conclusies van de onderzoeken zijn dat er geen effect is, of dat een

eventueel effect niet significant is. Het aantal succesvolle onderzoeken is beperkt.

Een overzicht van de onderzoeken aan vis in windparken is te vinden in Tabel 5.

Methoden Horns Rev

Naar de effecten op vis is in Horns Rev windpark onderzoek gedaan door hydroacoustische metingen

te doen naar vis binnen en buiten het park tijdens 2 dagen in oktober 2004.87 Verder werden er met

een sleepnet monsters genomen van Zandspiering en Smelt in het park en een referentiegebied, in

2002 en in 2004.70 Horns Rev is aangelegd begin 2002.

Het onderzoek naar aanwezigheid van (pelagische) vis in het windpark en erbuiten werd gedaan door

met een schip trajecten te varen door het windpark. In het verlengde van deze trajecten werden

vanaf de grens van het windpark (vanaf 500 meter van de buitenste turbines) referentietrajecten

gevaren. Door de hoeveelheid geregistreerde vis binnen het park en buiten het park te meten doen

de onderzoekers uitspraken over de effecten van het park op aanwezigheid van vis. De vissen werden

verdeeld in vissen groter dan 32 cm en vissen tussen 5 en 32 cm. Kleinere vissen waren niet

detecteerbaar. In het 2e onderzoeksjaar (2005) werden de metingen herhaald met dezelfde

methode. Hierbij werden echter referentiegebieden op grotere afstand van het park gebruikt.

De conclusie uit het onderzoek in Horns Rev in 2004 was dat er geen bewezen effecten zijn maar dat

metingen met een referentiegebied op grotere afstand van het park nodig waren om betere

conclusies te kunnen trekken.87 Bij herhaling van het onderzoek in 2005 werden dezelfde resultaten

geboekt: geen meetbaar verschil tussen de referentiegebieden en het park. Dit werd volgens de

onderzoekers veroorzaakt door de sterke natuurlijke variatie in het gebied.

Tabel 4: Overzicht van conclusies uit epifauna-onderzoek

Park Conclusie

Horns Rev Lokaal grote toename biomassa, zeldzame soorten aanwezig

Nysted Zeer grote hoeveelheden mossel

North Hoyle Systeem vergelijkbaar met natuurlijke lokale samenstelling van hard substraat

Yttre Stengrund &

Utgrunden

Mosselbanken ontstaan in omgeving turbines.

Tabel 5: Overzicht visonderzoek Europese windparken

Windpark Onderzoek Referenties

Horns Rev Monitoring van de aanwezigheid van vis binnen en buiten het windpark 66, 70, 87-90

Nysted Hydroacoustische monitoring van aanwezigheid vis nabij turbine 91, 92

Scroby Sands Geen onderzoek gevonden

North Hoyle Boomkor, vergelijking langjarige metingen en interviews vissers 57, 75-77

Yttre Stengrund

& Utgrunden

Transecten duikers 78

Page 41: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

41

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

In het onderzoek naar zandspiering en Smelt in Horns Rev is gekeken naar de dichtheden van de

verschillende soorten en de sedimentcompositie. De compositie (verdeling van korrelgrootten) van

het sediment was niet significant anders geworden na aanleg van het windpark. Hierdoor zou er

volgens de onderzoekers geen effect op de zandspieringen zijn. De totale hoeveelheid Kleine

Zandspiering (Ammodytes tobianus), Noorse Zandspiering (Ammodytes marinus) en Smelt

(Hyperoplus lanceolatus) was binnen het windmolenpark toegenomen met 300% ten opzichte van

nulmetingen. In het referentiegebied was de hoeveelheid juist afgenomen met 20%. De conclusie

was dat er geen negatief effect van windmolenpark op de zandspieringen en smelt samen was waar

te nemen.88 Alhoewel uit de toename lijkt dat er een positief effect is van het windpark op

zandspiering en Smelt, is dit in het rapport niet verder uitgewerkt. De discussie in het rapport gaat

over aanwezigheid van een negatief effect op zandspiering en Smelt en gaat daarom niet in op

positieve effecten. Statistische analyses zijn om deze reden ook niet toegepast.

Uit een observatie door de duikers in het benthos-onderzoek in Horns Rev blijkt dat er vissen worden

waargenomen die overeenkomen met wat verwacht wordt bij andere kunstriffen zoals wrakken.

“Seasonal variations in fish fauna diversity were found with bib and schools of cod often observed on

the scour protections as well as individuals of benthic fish species. Comparing the fish fauna to fish

fauna on shipwrecks in other parts of the North Sea showed that there was no indication that noise

and vibrations from the turbine generators had any impact on the fish community at Horns Rev”.55

Tijdens het benthos-onderzoek waren de windsnelheden waarschijnlijk gering, omdat duiken bij hoge

windsnelheden niet veilig is. Bij lage windsnelheden is de geluidsproductie van windturbines ook

lager. Ook in North Hoyle windpark werden door duikers tijdens onderzoek naar epifauna op de

masten scholen vis waargenomen, voornamelijk Wijting en een enkele Kabeljauw. Dit onderzoek

vond plaats bij lage windsnelheden met een lage draaisnelheid van de turbines.76

Methoden Nysted

In Nysted windpark werden 4 verschillende methoden gebruikt om aanwezigheid van vis vast te

stellen. 2 van de methoden leverden geen bruikbaar resultaat. Het doel van het onderzoek was het in

kaart brengen van de soortsamenstelling en dichtheid van vis in het windpark. Hierbij zou ook de

verdeling van vissen binnen het park vastgesteld worden om verschillen in afstand tot de turbines te

kunnen vergelijken met dichtheid van vis.

Vanaf een boot werden hydroacoustische metingen gedaan. Hierbij werd het GPS signaal verstoord,

waarschijnlijk door aanwezigheid van de windturbines. Daardoor waren de data niet te koppelen aan

locatie en watervolume. De gevonden gegevens zijn om deze reden niet gepubliceerd. Verder werd

er met een onderwatercamera gefilmd nabij één turbinemast. Doordat het onderzoek plaatsvond

eind oktober/november (2004) was het doorzicht van het water gemiddeld slechts 1 meter.

Uiteindelijk zijn hierdoor in het gefilmde gebied geen vissen waargenomen. Hydroacoustische meting

bij 1 turbine vanaf een statief was wel succesvol. Hierbij werd op een afstand van 45 meter van de

mast een statief geplaatst. Op dit statief was een sonar geplaatst die aanwezigheid van vis binnen de

straal kon detecteren (Figuur 17). Verder werd op het statief de stroomsnelheid en temperatuur van

het water gemeten. De gegevens werden verstuurd naar een computer op het platform van de

turbine en vastgelegd, gekoppeld aan tijd. Door tijdregistratie was het later mogelijk om de gegevens

te koppelen aan windsnelheid, windrichting, dag-nacht ritme en activiteit van de turbine. Naast

hydroacoustische meting werden er bij dezelfde turbine kieuwnetten uitgezet om vissoorten vast te

stellen. Dit gebeurde omdat op een sonar de vissoorten niet herkenbaar zijn.

Page 42: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

42

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Figuur 17: Opstelling hydroacoustische meetapparatuur in Nysted windpark

91

Het doel van het hydroacoustische onderzoek in Nysted was vergelijkingen te maken tussen

registratie van visdichtheid in nabijheid en op afstand van de turbine. Door het mislukken van het

meten op afstand van de turbine was dit echter niet mogelijk. De enige resultaten waren de

registratie van 9 vissoorten nabij de turbine door vangst in de kieuwnetten.

Door koppeling van de activiteit van de turbines aan de sonardata werd een effect van de turbines op

de vis opgemerkt. Op het moment dat de turbine overschakelde van lage naar hoge capaciteit

(afhankelijk van de windsnelheid), ‘verdwenen’ de vissen gedurende 1 seconde van het beeld. Zodra

de vissen weer terugverschenen op het beeld, waren ze tussen de 14 en 59 cm dieper. De

onderzoekers concluderen dat door het omschakelen van de turbines de vissen een schrikreactie

vertoonden en dieper gingen zwemmen.

Verdere conclusies werden niet getrokken in het rapport bij gebrek aan vergelijkingsmateriaal.91

Methoden Yttre Stengrund en Utgrunden

In Yttre Stengrund en Utgrunden in Zweden werd onderzoek gedaan naar de hoeveelheid vis op en

nabij monopiles. In Yttre Stengrund werden 5 masten onderzocht, in Utgrunden 3. Bij beide

windparken werden 3 referentielocaties op dezelfde manier onderzocht, op respectievelijk 500 en

1000 meter afstand van de windparken. In totaal werden er 72 transecten gezwommen door duikers.

Deze transecten waren 10 meter lang en 1 meter breed, 1 meter boven de bodem. Op de monopiles

zelf werden ook transecten gezwommen in horizontale richting om de paal heen. Deze transecten

hadden dezelfde afmetingen en werden gezwommen op 3 en 5 meter diep. De waterdiepte bij de

masten lag tussen de 6 en 8 meter.

Op de masten in Yttre Stengrund en Utgrunden waren de aantallen vis (voornamelijk Grondels)

significant hoger dan die in de omgeving (op 1 en op 20 meter afstand van de mast). Wanneer

juveniele Ruthensparrs grondel niet werd meeberekend was het aantal vissen op de masten nog

steeds het dubbele van dat in de omgeving, deze verschillen waren echter niet significant.78

Page 43: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

43

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Methoden North Hoyle

In North Hoyle is tegelijk met het benthos onderzoek (§ 3.4.1), onderzoek uitgevoerd naar bodemvis

door middel van boomkorbevissing. Verder zijn gegevens van een langjarig onderzoek geanalyseerd

om effecten van het park op vis te onderzoeken. In de Ierse Zee wordt sinds 1989 bijgehouden welke

vissoorten er voorkomen. Hiervoor worden jaarlijks zogenaamde CEFAS trawl surveys gedaan. Sinds

1993 worden deze surveys jaarlijks in het najaar op vaste stations gedaan. Een van deze stations is in

de buurt van North Hoyle windpark.

Bij het boomkoronderzoek in North Hoyle werden soorten gevangen die van nature in het gebied

voorkwamen. De variatie binnen de metingen viel binnen de natuurlijke variatie gebruikelijk voor het

gebied. Er werd daarom geconcludeerd dat er geen effect was van het windpark op de bodemvis.

Kanttekening bij de gebruikte methode was dat het boomkornet met een lage snelheid werd

voortgetrokken. Hierdoor hadden grote vissen de mogelijkheid om te ontsnappen aan de vangst. Dit

heeft waarschijnlijk een onderwaardering in het aantal grote vissen veroorzaakt. Dit is echter ook het

geval voor de referentiegebieden. Het onderzoek is daarom volgens de onderzoekers alleen geschikt

voor een kwalitatieve analyse.57

In de surveys voor het langjarige onderzoek werden in het gebied bij North Hoyle totaal 40

vissoorten aangetroffen. Circa 90% van de aantallen bestond hierbij uit Schar, Schol, Tong, Schurftvis

(Arnoglossus laterna), Wijting, Dwergbolk (Trisopterus minutus), Kleine pieterman (Echiichthys

vipera), Pitvis (Callionymus lyra) en Grauwe poon (Eutrigla gurnardus). In 2005 werden de data van

voorgaande jaren vergeleken met data uit surveys na aanleg van het windpark. Hierbij werden bij

sommige soorten flinke stijgingen vastgesteld, bij andere soorten waren de aantallen afgenomen.

Binnen en buiten het park was daarbij sprake van een hoge variatie in aantallen. Door de hoge

natuurlijke variatie binnen de soorten in de voorgaande jaren werd vastgesteld dat deze

veranderingen niet ontstaan waren door aanwezigheid van het windpark.57

In North Hoyle zijn ook vissers geïnterviewd die in de regio netten uitzetten, boomkorren of

sportvissen. Er waren veel tegenstrijdigheden in de observaties van de verschillende vissers.

Sommige vissers vonden dat de visstand in de omgeving van het park was afgenomen. Anderen

merkten geen verschil, of hadden juist een toename vastgesteld. Vooral Tongvissers spraken elkaar

tegen. Vissers die vissen op andere platvissen vonden geen verschillen in aantal vangsten voor en na

aanleg van het park. Vissers op Rog vonden tijdens aanleg een afname van het aantal vangsten maar

dit herstelde weer nadat het windpark klaar was. Sportvissers die visten op Wijting, Kabeljauw, Poon

en Ruwe haai vonden een toename in het aantal vangsten nabij het park.

In het rapport worden op basis hiervan geen conclusies getrokken.57

Geluid en vis

De directe effecten van het geluid van windturbines op vis zijn nooit onderzocht. Hoe het geluid van

windturbines vissen in en rond windparken beïnvloedt is hierdoor nog niet bekend. Windturbines

maken een zeer specifiek geluid. Het geluid van windturbines in het algemeen is een soort ruis met

enkele dominante zuivere tonen erin.58, 59 Dit geluid is afhankelijk van allerlei (omgevings)factoren en

dus uniek voor elke turbine. De meeste onderzoeken naar vissen en onderwatergeluid gebruiken

geluid van een smalle band of enkele frequentie.60 Hierdoor zijn alleen beredeneerde effecten

Page 44: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

44

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

vastgesteld. Onderzoek met de volledige frequentiebreedte van een windturbine is nooit bij vissen

gedaan.

Om een geluidsbron in water kunnen verschillende

zones beschreven worden waarin verschillende

effecten optreden. Van buitenaf naar de bron toe is

er eerst de zone waarin het geluid hoorbaar is maar

nog geen reactie opwekt bij een dier. Dichterbij is er

de reactiezone waarin een reactie optreedt maar

niet weggevlucht wordt. Dan volgt een zone waarin

de dieren zich afwenden. Opvolgend een zone

waarin ernstige verstoring optreedt, gevolgd door

een zone waarbinnen de dieren (gehoor)schade

ondervinden.59, 93 Andere verdelingen in zones

worden ook beschreven in andere onderzoeken.94, 95

Bepaalde modellen voegen ook maskering van het

geluid toe, in die zone kan de communicatie tussen

vissen verstoord worden of hun vermogen om prooi

te detecteren.94, 95

Er zijn enkele modellen gemaakt die gebruikmaken van metingen van frequenties en reacties van

vissen. Bijvoorbeeld Wahlberg en Westerberg95 gebruikten hiervoor metingen aan Kabeljauw en

Haring. Hierin worden geluidsfrequenties die een windturbine produceert vergeleken met de

metingen aan de vissen. Door Wahlberg en Westerberg zijn gegevens van een turbine van 1.4 MW

gebruikt. De resultaten hiervan zijn erg verschillend. Afhankelijk van de vissoort worden zones

voorgesteld. Wahlberg en Westerberg noemen enkele meters vanaf de mast als zone waarin vissen

afgeschrikt worden. De zone waarin vissen in het model van Wahlberg en Westerberg het geluid

kunnen detecteren loopt, afhankelijk van de vissoort, tot 13 km. Dit was bij een windsnelheid van 8

m.s-1 waarbij de turbine niet op maximale kracht draaide. In het artikel wordt aangegeven dat de

modellen gemaakt zijn met een aantal aannames die voor onzekerheid zorgen. Hierbij worden onder

andere waterdiepte, bodemsamenstelling, turbinetype en masttype als variabelen genoemd. Volgens

Wahlberg en Westerberg is het model niet bruikbaar voor andere windparken omdat de

omstandigheden bij elk park uniek zijn.95

Figuur 18: Effectzones rond geluidsbron in water

93

Page 45: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

45

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

3.5. Onderzoeken OWEZ en Q7-WP

Aan het Q7-WP worden op dit moment nog geen onderzoeken gedaan naar de effecten op vis en

benthos.96 De enige voor dit rapport relevante metingen die tot op heden verricht zijn, zijn de

nulmetingen die tegelijk met het OWEZ windpark genomen zijn.97-99 Voor de toekomst staat er een

survey op het programma, 5 jaar na aanleg, waar de aanwezigheid van vis bekeken wordt. Verder

wordt in het 2e jaar de epifauna op de masten in kaart gebracht.96

In het OWEZ lopen momenteel een aantal onderzoeken. Hiervan zijn tijdelijke rapporten opgesteld

die nog niet openbaar gepubliceerd zijn. Binnen Stichting De Noordzee is een deel van deze

rapporten wel beschikbaar. De voorlopige resultaten van dit onderzoek worden hier besproken. Het

onderzoek is voorgeschreven volgens het Monitoring- en Evaluatie Programma Near Shore Windpark

(MEP-NSW).20

Tabel 6: overzicht relevante onderzoeken OWEZ

Onderzoek Verwacht definitief rapport Referentie

Nulmetingen n.v.t. 97-100

Benthos dichtheid 4e kwartaal 2008 101

Benthos recruitment 1e kwartaal 2009 102

Epifauna hard substraat Oktober 2008 103

Vis Pelagisch 2011 104

Tong 2009 104

Kabeljauw 1e kwartaal 2009 105

3.5.1. Benthos OWEZ

Dichtheid

Voor benthos is de dichtheid in het windpark en in 6 referentiegebieden gemeten. Hiervoor werden

met een boxcore met een oppervlakte van 0.078 m2 monsters genomen van de bodem. Daarnaast

werden met een Triple-D benthic dredge (een soort bodemschaaf) monsters genomen tot 18 cm diep

in het sediment. In de dredge werden de monsters gezeefd over 7x7 mm. De dredge was 20 cm

breed, er werd gemonsterd over een lengte van 80 meter, waarmee de bemeten oppervlakte 16 m2

was.

Met de boxcore werd op 30 stations binnen het windpark gemonsterd. Buiten het windpark werden

in elk referentiegebied 15 monsters genomen. Met de dredge werden 14 transecten in het park

bemonsterd en 2 in elk referentiegebied.

De boxcore data zijn nog niet geanalyseerd.

Verwacht wordt dat het rapport eind 2008

gepubliceerd kan worden.

Data van de dredge zijn vergeleken met de data van

de nulmetingen uit 2003. De eerste indicatie is dat

er in 2007 op alle transecten op 1 na, een hogere

dichtheid van macrofauna (>10 mm) was. Het was

echter onduidelijk waardoor dit veroorzaakt wordt.

De gebruikte methode wijkt af van de methode voor

Figuur 19: Voorbeeld van vangst Triple-D benthic dredge101

Page 46: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

46

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

de nulmetingen, maar de exacte verschillen tussen de gebruikte methoden en de gevolgen daarvan

voor de resultaten zijn nog niet bekend. Verwacht wordt dat deze vergelijking in het rapport eind

2008 wel beschikbaar is.101

Recruitment

Een 2e onderzoek naar benthos gebeurde naar de recruitment van de benthos in het windpark en 5

referentiegebieden. Hiervoor werden met een boxcore 20 monsters binnen het park genomen. In de

referentiegebieden werden elk 10 monsters genomen. Uit het boxcoremonster werden 3 subsamples

genomen van 10 cm doorsnede en 5 cm diep. Daarnaast werd er een subsample genomen van 3 cm

doorsnede en 10 cm diep. De rest van het monster werd gezeefd over 1 mm.

Naast boxcore werden er ook bakjes uitgezet in zogenaamde landers. Elke lander bevatte 3 x 6 bakjes

van 23x15x20 cm (Figuur 20). Deze bakjes bevatten verschillende korrelgrootten sediment. De

verschillende korrelgrootten waren fijn (0.2-0.5 mm), gemiddeld (0.5-1 mm) en grof (<1 mm). Op de

bakjes was een deksel gemonteerd. Deze deksel opende dagelijks 2 keer gedurende 2 uur, tijdens de

kentering tussen eb en vloed. Tijdens deze kentering is de stroomsnelheid het laagst en zakken de

larven uit de waterkolom naar het sediment.

Na 3 weken onder water werd de lander opgehaald en werden uit elk bakje 2 monsters genomen. De

lander werd ingezet binnen het windpark en in 1 referentiegebied.

De resultaten uit het onderzoek zijn nog niet gepubliceerd, deze worden opgenomen in het rapport

dat begin 2009 uit zal komen.102

Figuur 20: Lander voor benthos recruitment (links) en monsterbakjes (rechts)102

Page 47: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

47

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Epifauna op hard substraat

Voor de monitoring van epifauna op het harde substraat van de masten en stortstenen is momenteel

alleen een werkplan beschikbaar. Het eerste deel van het onderzoek is uitgevoerd in maart/april

2008. Na de 2e meting in september/oktober zal het gerapporteerd worden. In dit onderzoek wordt

aan 3 masten benthos onderzoek gedaan. Duikers filmen langs de mast vanaf het wateroppervlak

naar de bodem via het stortsteen. Dit gebeurt aan de stroomopwaartse en stroomafwaartse kant.

Deze beelden worden gebruikt om soortsamenstelling en bedekkingspercentage te bepalen. Verder

worden er op diepten van 2, 5, 10 en 15 meter monsters genomen door een oppervlakte van 25x25

cm af te schrapen en mee te nemen. De stortstenen worden bemonsterd door van elke van de 3

turbines 2 kleine stenen op te halen.103

In een interview is het nog niet gepubliceerde werk toegelicht door Dr. W. Lengkeek (Bureau

Waardenburg). De eerste metingen die in het voorjaar 2008 verricht zijn wijzen in de richting van een

epifauna gelijkend aan die op wrakken en vormen van kustbescherming.83, 84, 106 Opvallend verschil

met de begroeiing van scheepswrakken is dat de masten tot op 10 meter diep bedekt zijn met

mosselen. Op een scheepswrak groeien doorgaans geen Mosselen. Daarnaast bestaat de begroeiing

op de diepere delen uit Zeeanjelieren en slijkgarnalen. Op de stortsteen is minder begroeiing

aangetroffen, mogelijk is dit te verklaren door beweging van de stenen waardoor nieuwe aangroei

afgeschuurd wordt.106 Tussen de Mosselen werden ook kleine aantallen Japanse Oester (Crassostrea

gigas) aangetroffen.

Op de masten in OWEZ is een exoot aangetroffen, de Titan Acorn Barnacle (Megabalanus

coccopoma). Deze zeepok is van oorsprong een Amerikaanse soort en werd vooralsnog alleen

aangetroffen op de zuid Belgische kust en zuidelijker, op drijfhout op het Nederlandse strand en bij

de uitlaat van de energiecentrale bij Borssele.106-108

Figuur 21: Overzicht van transecten demersale (links) en pelagische vis (rechts)

104

Page 48: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

48

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

3.5.2. Vis OWEZ

Demersaal

Bodemvis werd bemonsterd door op 40 transecten met een boomkor te vissen (Figuur 21). 1/3

hiervan vond binnen het park plaats, 1/3 ten noorden en 1/3 ten zuiden. De nulmetingen zijn gedaan

in juli 2003 (voor aanleg van het park). De T1 meting heeft plaatsgevonden in de zomer van 2007 en

januari 2008.

De resultaten van de zomermetingen zijn gepubliceerd maar nog niet geanalyseerd. Dit zal samen

met de metingen uit januari 2008 worden gepubliceerd. De eerste resultaten van het zomer 2007

deel lijken volgens de auteurs aan te wijzen dat er geen verschillen zijn met de nulmetingen van

2003.

Voor de toekomst staat nog een T5 meting op het programma, 5 jaar na aanleg van het windpark. 104

Naast boomkorren is er onderzocht of vissen in het gebied van het windpark blijven en zodoende

beschermd zijn tegen visserij. Om dit te meten werd met behulp van een boomkor Tong (Solea solea)

gevangen binnen het windpark. De gevangen Tong van groter dan 20 cm werden gelabeld met een

zogenaamde Floyd-disc tag en weer uitgezet. Er werd een beloning uitgeloofd aan vissers die een

Tong met een label inleverden.

Totaal werden er 643 Tongen gevangen en uitgezet. Het vangen en uitzetten werd gedaan in de

laatste week van juni en eerste week van juli 2007. Uiteindelijk werden er 29 Tongen gevangen en

ingeleverd door vissers. Hiervan was van 15 exemplaren de exacte locatie (coördinaten) bekend, voor

5 stuks alleen het vangstgebied. Voor de overige Tong was het onbekend waar deze gevangen waren.

De in juli gevangen Tong kwam uit de omgeving van het windpark, tussen Egmond en IJmuiden. De

andere tongen werden later in het jaar verder in de Noordzee, richting noord en zuid, gevangen.

Een 2e experiment met labeling werd uitgevoerd in oktober 2007. In dit experiment werden 150

Tongen binnen het park en 150 in een referentiegebied ten zuiden gevangen en uitgezet. In

november en december werden hiervan 3 exemplaren gevangen, 2 in het referentiegebied, 1 in het

windpark.

De resultaten van het onderzoek brachten geen bewijzen voor significante verschillen tussen park en

referentiegebied voort. Voor 2008 staat een nieuw onderzoek gepland. Het eindrapport voor Tong

wordt in 2009 verwacht.104

Pelagisch

Het monitoringprogramma voor pelagische vis bestaat uit een nulmeting in april 2003, een T1 meting

in april 2007 en een T5 meting in het voorjaar van 2011. De transecten voor deze metingen zijn

weergegeven in Figuur 21. Tijdens de metingen wordt aanwezige vis in de waterkolom gedetecteerd

met behulp van een sonar. Zodra er vis in het meetgebied wordt geregistreerd wordt een net

uitgezet om de vis te vangen.

De methode was succesvoller dan verwacht volgens de auteurs. In 2007 was het mogelijk om de

transecten 3 keer te varen waardoor veel meer data zijn verzameld dan verwacht. Hierdoor is in het

Page 49: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

49

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

huidige rapport nog geen data-interpretatie gedaan. Publicatie van de resultaten gaat plaatsvinden in

het eindrapport van de complete studie, in 2011.104

In een onderzoek dat in 2008 start zullen met behulp van telemetrie de aanwezigheid en beweging

van vissen nabij de masten van de turbines geregistreerd worden. Door een detectieapparaat aan de

masten te monteren worden vissen die voorzien zijn van een zender geregistreerd. In juni 2008

zullen de vissen (Kabeljauw) gevangen worden en uitgezet met een zender. Begin 2009 worden de

geanalyseerde data gepubliceerd.105

3.6. Discussie

3.6.1. Vergelijkbaarheid windparken

Van de bestaande windparken met onderzoek komen de locaties Horns Rev en Scroby Sands het

meest overeen met de (geplande) windparken op het Nederlandse deel van de Noordzee. Bij deze

windparken zijn er verschillen in omstandigheden onderling en met locaties op het NCP. Het

voornaamste verschil zit in de waterdiepte op de locaties. Waar de parken in andere landen vaak in

ondiep water (al dan niet dicht bij de kust) geplaatst worden (Horns Rev 6-13 meter, Scroby Sands 2-

10 meter) zullen de waterdieptes in de Nederlandse parken veelal meer bedragen. Waterdiepte is

tussen de 19 en 35 meter voor windparken op huidige ingediende locaties.109, 110 Helaas is voor

Scroby Sands geen onderzoek naar vis of benthos gepubliceerd. Het enige echt bruikbare onderzoek

voor goede vergelijking is dus Horns Rev.

Andere windparken verschillen naast waterdiepte ook in bijvoorbeeld saliniteit. In Nysted windpark is

de saliniteit 8.6-8.8 ‰.111 Dit is aanmerkelijk lager dan gemiddeld op het NCP (34-35‰). Hierdoor is

de soortensamenstelling in de Oostzee anders dan in de Noordzee. Dit heeft gevolgen op de

aanwezigheid van diersoorten (zie § 3.4.1) wat de vergelijkbaarheid met een windpark op het NCP

beperkt. In Nysted is bovendien gebruik gemaakt van een ander funderingtype dan in Nederlandse

parken gebruikt wordt, waardoor aangroei en overdracht van trillingen anders kunnen zijn dan bij de

Nederlandse turbines.59

3.6.2. Epifauna & hard substraat

Er zijn alternatieven beschikbaar voor stortsteen. Het is mogelijk om kunst-Zeegrasmatten te

plaatsen die hetzelfde erosiebeschermende effect hebben maar een ander gevolg hebben voor

aangroeimogelijkheden van organismen. Deze matten worden momenteel gebruikt rondom

productieplatforms.54, 112 In hoeverre de matten bij windturbines in de Noordzee bruikbaar zijn is niet

duidelijk.

De epifauna op het harde substraat in de verschillende windparken is gelijk aan die op hard substraat

in de referentiegebieden. Ook de eerste resultaten bij het OWEZ wijzen in deze richting. Opvallend is

wel dat er grote aantallen mosselen voorkomen op de masten terwijl deze op wrakken in de

Noordzee doorgaans afwezig zijn. Het is mogelijk dat de organismen vanuit het harde substraat het

zand gaan koloniseren.

Page 50: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

50

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Over effecten van geluid op epifauna op hard substraat is geen informatie gevonden. Er is geen

onderzoek gedaan in de windparken naar effecten van trillingen van windturbines op epifauna.

3.6.3. Endofauna

De gevonden resultaten voor de zandbeweging in Scroby Sands windpark zijn ook te verwachten in

een windpark op het NCP. De omstandigheden zijn vergelijkbaar, de zandbodem zal hierdoor

beïnvloed worden. Of dit een significant effect heeft op de bodemfauna is niet duidelijk. In het OWEZ

wordt naar de invloed van de bodembeweging op benthos geen onderzoek gedaan.

Voor de endofauna is de conclusie uit bijna alle onderzoeken duidelijk. Er is veel natuurlijke variatie

in een ecosysteem op zand. Hierdoor zijn de eventuele effecten van de windturbines op de

endofauna verwaarloosbaar of niet meetbaar. Het grootste verlies dat optreedt is het verdwijnen

van lokaal habitat op de plaatsen waar de turbines en erosiebescherming aangebracht zijn.

In enkele van deze windparken is echter wel verspreiding van de organismen van het harde

substraat waargenomen naar de zandbodem. Meest duidelijk is dat in Yttre Stengrund en Utgrunden.

Hier zijn complete mosselbanken gevormd op de zandbodem. Vergelijkbare processen zijn ook

waargenomen bij productieplatformen waar mosselbanken ontstonden in de directe omgeving van

de masten van het platform.113

In Horns Rev werd Jassa marmorata ook aangetroffen op de zandbodem tussen de turbines. Voor

Nysted en North Hoyle zijn geen verwijzingen naar verspreiding van hard substraat organismen

gevonden.

In hoeverre de mosselbanken zoals in Yttre Stengrund en Utgrunden werden waargenomen ook

verwacht kunnen worden in windparken op het NCP is niet duidelijk. Mogelijk wordt dit tegengegaan

door natuurlijke predatie door de Gewone zeester zoals dit ook op de masten van Horns Rev gebeurt.

Deze zeester is afwezig in Yttre Stengrund en Utgrunden waardoor de mosselen weinig predatie te

verduren hebben. In de Noordzee is de Gewone zeester rijkelijk vertegenwoordigd waardoor deze

predatie wel plaatsvindt. In hoeverre de Mosselen hierdoor beperkt worden is niet duidelijk. Dr. W.

Lengkeek van Bureau Waardenburg vond het niet aannemelijk dat de Zeesterren mosselbanken

kunnen voorkomen. Elders in de Noordzee komen mosselbanken en Zeesterren namelijk samen

voor.106

Kolonisatie van het zand door hard substraat organismen heeft op termijn mogelijk gevolgen voor de

endofauna. Competitie om ruimte en voedsel zijn mogelijke gevolgen. Op dit moment worden deze

effecten nog niet onderzocht in de windparken op het NCP.

3.6.4. Vis

Er is weinig specifiek onderzoek verricht naar de directe effecten van het geluid van de windturbines

op vis. In de literatuur zijn reviews gevonden die gemeten reacties van vissen op bepaalde

frequenties vergelijken met de (veel bredere) frequenties van windturbines. De resultaten hieruit

komen niet met elkaar overeen. Het enige directe resultaat van gemeten vis in een windpark

gekoppeld aan geluid is de schrikreactie van vissen in Nysted tijdens het opschakelen van de turbine

naar maximale capaciteit. Dit impliceert een negatief effect op de vissen. In hoeverre en of het

werkelijk negatief is, is onduidelijk. In het betreffende rapport werd hier niet diep op ingegaan. Het

ging in dit rapport om een pilot onderzoek. In het rapport is beschreven dat er vervolgonderzoek zou

Page 51: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

51

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

komen in 2006. Dit onderzoek is echter niet uitgevoerd in 2006, in plaats daarvan is door duikers

gekeken welke vissoorten er bij de masten aanwezig waren. Na 2006 is het onderzoek beëindigd.

In het rapport van het hydroacoustische onderzoek in Horns Rev wordt niet exact omschreven hoe

de hoeveelheden vis binnen en buiten het park vergeleken zijn. Er zijn meer metingen verricht

binnen het park en het niet is duidelijk of hiervoor in de vergelijking gecorrigeerd is. Hierdoor lijkt het

er op dat de conclusie niet gerechtvaardigd is.59

In een analyse door Verboom (2005)59 worden de gegevens uit het rapport uit 2005 herberekend

met de aanname dat er geen correctie had plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat de hoeveelheid vis op

>500 meter van het park ongeveer 75% hoger is dan binnen het park. Verdere kritiek van Verboom

richt zich op de rustige weersomstandigheden tijdens de metingen. Hierdoor zou er minder

verstoring plaatsvinden dan wanneer het harder gewaaid had.59

De waarnemingen door duikers in de verschillende gebieden hebben ook als nadeel dat het op dat

moment rustig weer geweest moet zijn. Bij hoge windsnelheden ontstaan er golven wat het duiken

sterk bemoeilijkt (persoonlijke ervaring). Bij lage windsnelheden draaien de turbines ook trager. De

waarnemingen van duikers zijn dus bij traag draaiende windturbines gedaan. Het geluid van turbines

is volgens Verboom evenredig met de derde macht van de draaisnelheid.59 Hierdoor wordt het geluid

relatief veel sterker bij hogere windsnelheden. Het is niet duidelijk of er bij hoge windsnelheden wel

of geen vis voorkomt in een windpark. Bij het Nysted onderzoek zijn de data van aanwezigheid van

vis nabij de turbines gekoppeld aan data over de wind- en draaisnelheid van de turbines. Hier is geen

analyse op gedaan in het rapport. Hieruit zouden gegevens kunnen komen over aanwezigheid van vis

tijdens hoge geluidsproductie van de turbines.

Page 52: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

52

Windparken op zee & gevolgen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

3.7. Conclusie

Algemeen kan gezegd worden dat er nog weinig onderzoek gedaan is naar de effecten van

windparken op vis en benthos. In Europa zijn 22 windparken aanwezig in zee maar aan slechts 6

hiervan is onderzoek gedaan aan invloeden op de fauna. Het onderzoek aan windparken is complex.

Het wordt bemoeilijkt door weersomstandigheden en veiligheidsvoorschriften van

windparkbeheerders. Natuurlijke variatie in mariene ecosystemen is hoog. Hierdoor is het lastig om

relaties aan te tonen tussen windparken en aanwezigheid van vis. Van het beperkte onderzoek zijn

hieronder de conclusies samengevat:

Benthos:

-De korte termijn effecten op endofauna zijn minimaal, er vindt kolonisatie plaats vanuit het harde

substraat maar vooralsnog lijkt dit weinig effect te hebben.

-Over de lange termijn effecten op endofauna is niets bekend, alhoewel er mogelijk competitie kan

ontstaan tussen endofauna en koloniserende hard substraat fauna.

-De epifauna op de masten is op korte termijn vergelijkbaar met die op wrakken en kustbescherming

-Over de epifauna op de masten op lange termijn is niets bekend

Vis:

-Naar vis is bijna geen (succesvol) onderzoek gedaan.

-De effecten op vis zijn niet goed duidelijk. Verschillende onderzoeken geven verschillende

resultaten. Meestal vallen de gevonden verschillende binnen de natuurlijke variatie van het gebied.

Er zijn geen bewijzen voor of tegen de refugiumfunctie voor vis gevonden.

-Door onduidelijk onderzoek in met name Horns Rev is hier nog geen conclusie uit te trekken.

-De effecten van de windturbines op vis in de nabijheid ervan zijn weinig onderzocht. Uit reviews en

een onderzoek in Nysted lijken er afschrikkende effecten te zijn op vis. Hoever deze effecten reiken

en hoe ernstig dit is, is niet bekend. In geval van Nysted ging het over een incident.

-Over de lange termijn effecten op vis is niets bekend

Meer onderzoek is nodig om op korte termijn iets over vis en op lange termijn iets over vis en

benthos te kunnen concluderen.

In Hoofdstuk 5 wordt op basis van het voorgaande een analyse gedaan van de kennis en de

implicaties hiervan voor het aanleggen van windparken op het NCP.

Page 53: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

53

Beleid windparken op zee |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

4. BELEID WINDPARKEN OP ZEE

Het op de Noordzee van toepassing zijnde beleid wordt beïnvloed door geografie, internationale

regelgeving, Nederlandse regelgeving en aanwezig gebruik van de ruimte. In dit hoofdstuk wordt een

overzicht gegeven van de regelingen die op het NCP bestaan en het beleid dat in de loop der jaren

door de Nederlandse overheid is ontwikkeld.

4.1. Zones

De Noordzee wordt omringd door een aantal landen die

hun claim leggen op gebruik en exploitatie van de bronnen

die zich in de Noordzee bevinden (Figuur 22). De Noordzee

is verdeeld in verschillende zones, waarbinnen de

verschillende landen meer of minder rechten hebben,

afhankelijk van de betreffende zone.115

4.1.1. Indeling Nederlands deel Noordzee

Het Nederlandse deel van de Noordzee, het zogeheten

Nederlands Continentaal Plat (NCP) is verdeeld in 3

verschillende zones. Vanaf land bekeken starten we met

de zone tot 1 kilometer uit de kust, waarbinnen de

kustgemeenten en provincies bevoegd gezag zijn.116

Hierbuiten is er de territoriale zee die zich 12 zeemijl (22,2

kilometer) uitstrekt vanaf de kust. Binnen deze 12

mijlszone hebben de gemeenten en provincies geen gezag,

maar de zone valt wel onder de soevereiniteit van

Nederland. De 12 mijlszone valt dus onder het gezag van

de overheid. In de 12 mijlszone gelden wel enkele

beperkingen voor het gezag van de Nederlandse staat. Er

is bijvoorbeeld het recht op onschuldige doorvaart. Dit

houdt in dat schepen van alle staten recht hebben om

door de territoriale zee van Nederland te varen. 117

Nederland claimt verder een Exclusieve Economische Zone

(EEZ).118 Deze EEZ mag volgens internationale afspraken

uitstrekken tot 200 zeemijl uit de kust. Door de verdeling

van de Noordzee tussen de verschillende landen is de

werkelijk geclaimde EEZ kleiner dan 200 zeemijl (Figuur

22). Binnen de EEZ heeft Nederland “soevereine rechten

op exploratie, exploitatie, behoud en beheer van de

levende en niet- levende natuurlijke rijkdommen. Ook geeft

de EEZ Nederland rechtsmacht inzake bouw en gebruik van

kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen en inzake

bescherming en behoud van het zeemilieu.” 11 Voor een

overzicht van de zones op het NCP zie Figuur 23.

Figuur 22: Verdeling continentaal plat Noordzee

114

Figuur 23: relevante bestuurlijke zones NCP

10

A: Exclusieve economische zone

B: territoriale zee / 12 mijlszone

C: 1 km zone

Page 54: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

54

Beleid windparken op zee |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

4.1.2. Ruimte op de Noordzee

Op de Noordzee zijn zeeën van ruimte. Het is echter geen

uitgestrekte vlakte waar oneindig veel plaats is voor

windparken. De totale oppervlakte van het NCP is ruim

57.000 km2.119 Van dit oppervlakte is slechts een deel

beschikbaar om windparken op te bouwen. Op de

Noordzee bevinden zich meerdere gevestigde gebruikers.

De grootste gebieden worden gereserveerd voor

scheepvaart en defensie. Daarnaast zijn er

productieplatforms voor gas- en oliewinning. Een deel van

het NCP is gereserveerd voor de winning van beton en

metselzand.

De Noordzee is een van de drukst bevaren zeeën ter

wereld.120 De belangrijkste vaarroutes liggen net buiten de

12-mijlszone en verder op zee op het Friese Front. Het

totale ruimtebeslag van scheepvaart op het NCP is 3.600

km2.120 Daarnaast zijn er op het NCP ook zogenaamde

clearways gereserveerd. Dit zijn obstakelvrije

scheepvaartroutes, die een verbinding vormen tussen de

internationaal vastgestelde verkeersscheidingsstelsels.120

De gebieden die aangewezen zijn voor scheepvaart inclusief

clearways zijn verboden gebied voor windparken (Figuur 24 A). Voor defensie is een oppervlakte van

4.200 km2 gereserveerd op het NCP (Figuur 24 B).121 In het zuiden van het NCP is ook een gebied

gereserveerd voor winning van beton en metselzand (Figuur 24 C). In defensiegebieden en de

reserveringsgebieden voor beton en metselzand is het aanleggen van windparken niet toegestaan.

Verder zijn er ongeveer 130 productieplatforms in gebruik waaromheen een veiligheidszone geldt

van 500 meter. Ook hier zijn windparken niet toegestaan. Ook rond kabels en leidingen op de

Noordzee geldt een bouwverbod. In gebieden met een bijzondere ecologische waarde uit de Nota

Ruimte is het realiseren van windparken alleen toegestaan als er geen reële alternatieven zijn

(Figuur 24 D).11

Figuur 24:

A: scheepvaartroutes inclusief

aanloop- en ankergebieden

B: Defensierestrictiegebieden

C: Reserveringsgebied beton en

metselzand

D: Nota ruimte gebieden met

bijzondere ecologische waarde

Figuur 25: Uitsluitinggebieden windparken +

gebieden met bijzondere ecologische waarden uit

Nota Ruimte114

Page 55: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

55

Beleid windparken op zee |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Binnen de territoriale zee is het niet toegestaan om windparken te bouwen. Hierop uitgezonderd zijn

de locaties binnen 1 km van de kust bij de IJmond en de Maasvlakte. Alle andere toekomstige parken

zullen in de EEZ gebouwd moeten worden.11

In Figuur 25 is een overzicht gegeven van gebieden waar het bouwen van windparken niet is

toegestaan. Hierbij zijn de gebieden met bijzondere ecologische waarden uit de Nota Ruimte

inbegrepen. Met name in gebieden dicht bij de kust is duidelijk versnippering van de mogelijke

locaties voor windparken. In Figuur 26 wordt een overzicht gegeven van de ingediende initiatieven

voor windenergie. Hierop is de versnippering duidelijk zichtbaar.

Figuur 26: overzicht ingediende initiatieven windparken per 29 oktober 2007

110

Geel: initiatieven windparken, lichtblauw: vrije ruimte voor ontwikkeling windparken, donker: uitsluitinggebied windparken

Page 56: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

56

Beleid windparken op zee |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Buiten de uitsluitinggebieden vindt er op de Noordzee ook scheepvaart plaats die niet aan

vaarrouten gebonden is. Verder is er visserij en wordt er met helikopters gevlogen naar bijvoorbeeld

productieplatforms. Deze activiteiten concurreren met windenergie voor ruimte op het NCP. Bij

plaatsing van windparken wordt een veiligheidsafweging gemaakt en bezwaren vanuit scheepvaart

en luchtvaart kunnen leiden tot afwijzing van vergunningsaanvragen.

4.2. Overheidsbeleid windenergie op zee

Windparkbeleid voor het NCP wordt gevormd door de Nederlandse overheid. Er zijn weinig Europese

voorschriften met betrekking tot windparken. Wel zijn er afspraken gemaakt binnen Europa om het

aandeel hernieuwbare energie te vergroten. Daar is windenergie een onderdeel van. Het toewijzen

en vergunnen van locaties en parken is een zaak van de Europese staten zelf.

Nederland heeft zich verplicht tot het nemen van maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen

(waaronder CO2) te verminderen. Dit is vastgelegd in het Kyoto-protocol dat in werking is getreden

op 16 februari 2005.122 Om de doelstellingen uit het Kyoto-protocol te bereiken stimuleert de

Nederlandse overheid de productie van zogenaamde duurzame energie. Duurzame energie (groene

stroom) is “energie die niet wordt opgewekt door aardolie, aardgas of steenkool te verbranden, maar

door schone, onuitputtelijke bronnen”.123 Hieronder vallen bijvoorbeeld waterkrachtcentrales, zonne-

energie en windturbines.

4.2.1. Doelstellingen overheid

In de Nota Ruimte en het IBN2015 (Integraal beheerplan 2015) heeft de Nederlandse staat als

doelstelling om in 2020 10% van de Nederlandse energiebehoefte uit duurzame bronnen te halen.10,

11 In het werkprogramma Schoon en Zuinig (S&Z) van Kabinet Balkenende III zijn de verwachte

resultaten van het beleid (dit zijn geen doelstellingen) nog iets scherper: 15-17% hernieuwbare

energie in 2020.124 Om dit te bereiken wil de Nederlandse overheid in 2020 7.500 Megawatt (MW)

aan opwekkingsvermogen in de vorm van windturbines hebben staan. Hiervan zal 1.500 MW op land

gerealiseerd worden en 6.000 MW binnen de EEZ.10, 11 Deze doelstellingen zijn beschreven in het

IBN2015 en in het werkprogramma S&Z.10, 124 Specifiek voor windparken op het NCP zal het geheel

concreter worden in het Waterplan en het Ruimtelijk Perspectief Noordzee.125 Beiden zijn

momenteel in de maak bij de overheid en zullen in 2009 door de Tweede Kamer gekeurd worden (§

4.2.3).

Voor de korte termijn heeft het kabinet in S&Z aangegeven dat binnen de huidige kabinetsperiode

een vermogen van 450 MW aan windturbines op zee gecommitteerd moet zijn. Dit houdt in dat de

parken gerealiseerd zijn of in ieder geval het vergunningsproces doorlopen moet zijn.18

4.2.2. Bestaand beleid

Binnen het huidige beleid moet er voor realisatie van een windpark op de EEZ een ruimtelijke

afweging plaatsvinden waarin het nut en de noodzaak van het project aangetoond worden. Hiervoor

dient een stappenplan doorlopen te worden om vast te stellen of de (bouw)activiteit toegestaan kan

worden. Er geldt echter een uitzondering voor de aanleg van windparken omdat deze plaatsvindt om

dwingende redenen van openbaar belang.11 Hierdoor is de bouw van windparken in beginsel

Page 57: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

57

Beleid windparken op zee |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

toegestaan binnen de EEZ, met uitzondering van de volgende gebieden: “de in de mijnbouwregeling

vastgelegde scheepvaartroutes en clearways, aanloop- en ankergebieden, de

defensierestrictiegebieden en de reserveringsgebieden voor de winning van beton- en metselzand.”.11

Vergunning

Om een windpark te mogen bouwen in de Noordzee op het NCP is een vergunning nodig van het Rijk.

In de Nota Ruimte wordt dit als volgt omschreven: “In de EEZ geschiedt vergunningverlening voor

windturbineparken op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) en de op 31 december

2004 in werking getreden Beleidsregels inzake toepassing Wbr op installaties in de exclusieve

economische zone. Binnen de 12-mijlszone zijn windturbineparken, mits dat mogelijk is uit oogpunt

van scheepvaartveiligheid, toegestaan op de locatie Near Shore windpark (bij Egmond) voor de duur

van het daarvoor afgesproken pilot-project en in de gemeentelijk ingedeelde gebieden recht voor de

haven- en industriegebieden van de IJmond en de Maasvlakte nabij de aanlandingspunten op het

hoogspanningsnet te land.” 11 De Nota Ruimte wordt voor de Noordzee verder uitgewerkt in het IBN

2015.10 Hierin worden ook de nog aan te melden beschermde gebieden op het NCP benoemd.

In het huidige stelsel duurt het proces van vergunningsaanvragen lang en brengt het veel

onzekerheden met zich mee.18 Pas nadat de vergunning voor een park verleend is, kan aanspraak

gemaakt worden op subsidie. De vergunningsprocedure werkt op basis van wie het eerst komt, het

eerst maalt.126 In dit systeem komt volgens de huidige plannen van het kabinet echter verandering (§

4.2.3).

Subsidie

In het huidige subsidiesysteem is een Wbr-vergunning voor bouw en exploitatie van een windpark

nodig om in aanmerking te komen voor de subsidieregeling Milieukwaliteit van de

Elektriciteitsproductie (MEP). De verstrekking van de MEP subsidie werkt via een tenderregeling. In

een tenderregeling worden verschillende plannen beoordeeld en het ‘beste plan’ krijgt het recht op

de subsidie.

Partijen die een park willen bouwen moeten dus eerst het hele proces van vergunningaanvraag

doorlopen, inclusief dure m.e.r. procedures. Als dit doorlopen is, is er een kans dat een andere partij

op dat moment een ‘betere’ aanvraag indient voor subsidie. Dan is de gehele procedure voor niets

doorlopen.18 Dit zorgt voor terughoudendheid bij partijen die windenergie ontwikkelen en langdurige

procedures bij het realiseren van een park.

Huidige parken

Inmiddels zijn op het NCP twee windparken gerealiseerd. Het eerste windpark op het NCP was het

Offshore Windpark Egmond aan Zee (OWEZ), voorheen Near Shore Windpark (NSW) geheten. De

bouw van het park werd in 2006 gestart en in januari 2007 is het windpark volledig in bedrijf gegaan.

Het park ligt tussen de 10 en 18 kilometer voor de kust bij Egmond aan Zee.127 Het OWEZ is een park

met 36 turbines van 3 MW die tussen de 600 en 900 meter uit elkaar staan. De totale oppervlakte is

ongeveer 27 km2.127 Het OWEZ is het enige windpark dat binnen de territoriale zee aangelegd is en

zal worden. Het OWEZ is een proefpark waarin onderzoek verricht wordt om kennis en ervaring op te

doen voor toekomstige windparken op het NCP.

Het tweede op het NCP gerealiseerde windpark is Q7 voor de kust van IJmuiden. Dit park is op 4 juni

Page 58: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

58

Beleid windparken op zee |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

2008 officieel geopend. Sinds 21 december 2007 is een deel van de windturbines al in bedrijf. Het

park bestaat uit 60 turbines van 2 MW en ligt 23 kilometer uit de kust (Figuur 27).128

Figuur 27: Locaties OWEZ en Q7-WP

129, 130

Voor het OWEZ is er een Monitoring- en Evaluatieprogramma gestart waarin wordt bijgehouden wat

de effecten van het windpark zijn op vogels, zeezoogdieren, vissen en bodemfauna (§ 3.5).20 Verder

wordt in kaart gebracht wat voor veranderingen er plaatsvinden in stroming, temperatuur, saliniteit

en doorzicht van het water. Hiervoor zijn ook nulmetingen verricht vóór de komst van het windpark

en worden controlemetingen uitgevoerd in referentiegebieden op afstand van de windparken. 20, 100

Aan Q7 zullen ook metingen worden verricht, zoals verplicht in de vergunning, maar deze zijn nog

niet gestart of nog niet openbaar beschikbaar.96

4.2.3. Toekomstig beleid

Het Nederlandse windparkenbeleid bevindt zich in een (her)ontwerpsituatie. Het wordt her-

ontworpen binnen het ruimtelijk perspectief Noordzee. In de afgelopen 10 jaar is gebleken dat het

bestaande beleid niet voldoet om de doelstellingen van de overheid te halen. Hierdoor worden er te

weinig parken gerealiseerd en vertrekken geïnteresseerde partijen naar het buitenland om daar hun

plannen uit te voeren.18, 96, 131 Er is veel minder capaciteit windenergie gerealiseerd dan in het begin

van de planning voorzien werd.

Op dit moment is er een realisatie van 500 MW aan windturbines per jaar gepland. Eind 2008 zal

moeten blijken wat de overheid concreet van plan is om de huidige situatie te keren zodat de

ontwikkeling van windparken op zee niet meer gedwarsboomd wordt door langdurende procedures.

Momenteel (juni 2008) zijn het Waterplan en het Ruimtelijk Perspectief Noordzee (RPN) in de maak.

Deze plannen worden door respectievelijk het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) en het

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) opgesteld. Voor het

Page 59: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

59

Beleid windparken op zee |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

RPN is een plan van aanpak (PvA) beschikbaar. Als gevolg van dit PvA en berichten in de media zijn in

de Tweede Kamer kamervragen gesteld. In een antwoord hierop van de Staatssecretaris van V&W

wordt het RPN toegelicht.132 In deze brief wordt beschreven dat er windwinningsgebieden moeten

worden aangewezen voor windenergie. Binnen deze windwinningsgebieden heeft windenergie

voorrang boven andere vormen van ruimtegebruik. De kavels in deze gebieden worden één voor één

vrijgegeven. Hieraan wordt een subsidie gekoppeld binnen de Stimuleringsregeling Duurzame

Energie (SDE). Marktpartijen kunnen na openstelling voorstellen voor oprichting en exploitatie van

een windpark indienen. De partij die de subsidie toegewezen krijgt kan een Wbr vergunning voor het

betreffende gebied aanvragen.

Vergunning

Tijdens de overgang naar de nieuwe regeling worden geen Wbr vergunningen meer verstrekt. Er

geldt hierin een uitzondering voor voorstellen waarvan voor 1 april 2008 een startnotitie is ingediend

en daarna voor 28 februari 2009 een vergunningsaanvraag inclusief MER wordt ingediend. Deze

uitzondering is nodig om de doelstelling van 450 MW binnen de huidige kabinetsperiode te

realiseren. Voor deze uitzondering heeft het kabinet op dit moment nog geen subsidie beschikbaar

gesteld.133

Subsidie

In het werkprogramma S&Z wordt een nieuwe subsidieregeling voorgesteld. Deze heet de

Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE). Om in aanmerking te komen voor deze subsidie is

geen Wbr vergunning nodig. De overheid stelt periodiek windwinningsgebieden open waarop men

kan inschrijven. Ook hierbij geldt een tenderregeling, dus het ‘beste plan’ krijgt recht op de

subsidie.133 Op dit moment zijn de criteria op basis waarvan het ‘beste plan’ gekozen wordt nog niet

bekend. Pas na toewijzing van de subsidie kan een vergunning aangevraagd worden. Het voordeel

van deze regeling is dat er geen hoge kosten gemaakt hoeven worden voordat duidelijk is of de

subsidie toegewezen wordt. Alleen partijen die de subsidie ontvangen hoeven een MER te schrijven.

De SDE zal ook van de MEP verschillen in dat de subsidie meegroeit (of krimpt) met de marktwerking.

Zijn de kosten hoger dan is de subsidie hoger, omgekeerd is ook het geval. Dit heeft als voordeel dat

een techniek in de loop van de subsidieduur volwassen kan worden en uiteindelijk zonder subsidie

winstgevend kan worden. Hierdoor komen de subsidiegelden beschikbaar voor andere technieken

die nog niet rendabel te exploiteren zijn. 124, 125, 132, 133

De SDE is sinds 1 april 2008 opengesteld voor zonne-energie. In het huidige loopjaar zit er nog geen

budget in voor windenergie. Hoeveel er uiteindelijk in komt te zitten om windenergie te subsidiëren

zal in 2009 blijken.124, 125, 132

Toekomstige parken?

Bij opening van de inschrijving op gebieden voor windparken in 2005 is er een groot aantal

startnotities ingediend. Op 21 april 2008, de datum van de meest recente aanvraag, waren er totaal

77 startnotities ingediend.17 Voor 15 initiatieven is een vergunning aangevraagd, 3 hiervan zijn

afgewezen, een aantal wordt verder behandeld en voor 3 zijn op 18 februari 2008 de

ontwerpbesluiten bekendgemaakt. Hierin stond dat de vergunning niet toegekend werd vanwege

scheepvaartveiligheid.17, 18

Page 60: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

60

Beleid windparken op zee |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Door nieuwe plannen van Kabinet Balkenende III is nu onduidelijk hoe het af zal lopen met de nog

niet ingediende vergunningen. De partijen die voor 1 april een startnotitie ingediend hebben krijgen

tot 28 februari 2009 de tijd om een vergunning aan te vragen. Daarna is de toekomst niet duidelijk.

De nieuwe subsidieregeling voor windenergie en toewijzing van windwingebieden moet nog

uitgewerkt worden en is in alleen in grote lijnen bekendgemaakt. Hoe de overheid de 450 MW in

deze kabinetsperiode wil realiseren is ook nog niet duidelijk.

4.3. Het windparkbeleid van Stichting De Noordzee

SDN heeft onder andere als doel zoveel mogelijk kennis te verzamelen om de effecten van

windparken op het ecosysteem te kunnen voorspellen. SDN beoogt hiermee de beleidsvorming met

betrekking tot windparken op zee te beïnvloeden op een goed onderbouwde manier.

Op dit moment is de boodschap van SDN vooral gebaseerd op het voorzorgsbeginsel: geen

windparken op bepaalde plaatsen omdat we de effecten op het ecosysteem niet goed kennen.

In lijn met het voorzorgsbeginsel wil SDN dat in gebieden met bijzondere ecologische waarden geen

windparken geplaatst worden. SDN wil verder graag dat er meer en beter onderzoek uitgevoerd

wordt in de huidige en toekomstige windparken. In 2005 is binnen SDN een studie uitgevoerd naar

windparken en de ecologische effecten hiervan. Op basis hiervan is, volgens het voorzorgsbeginsel,

een kaart opgesteld waarop SDN gebieden voorstelt waar windparken gerealiseerd kunnen worden

met het kleinste risico op negatieve effecten (§ 5.2.2).

4.3.1. SDN beleid naar de overheid

SDN houdt in haar werk de ontwikkelingen van windparken op de Noordzee in de gaten. Door onder

andere deelname aan de klankbordgroep voor het OWEZ (§ 1.4.3) probeert de stichting invloed uit te

oefenen op het onderzoek. Binnen SDN wordt het overheidsbeleid met betrekking tot de Noordzee

voortdurend geëvalueerd. SDN heeft dit ondergebracht in verschillende afdelingen.

Windparkenbeleid valt binnen SDN onder de afdeling ruimtelijke ordening en mariene ecologie. Hier

wordt sinds de eerste plannen voor windenergie op zee eind jaren ’90 het beleid geëvalueerd. Hierbij

is volgens SDN gebleken dat in het Nederlandse windparkenbeleid niet voldoende rekening met

natuurbescherming gehouden wordt. Natuur is tot op heden geen meegewogen factor geweest in de

bepaling van locaties voor windparken. Dit is in de ogen van SDN een ernstig probleem. Daarnaast is

het systeem van vergunning- en subsidieverlening niet in orde. Het systeem is volgens SDN

ondoorzichtig en onzeker voor potentiële ontwikkelaars van windparken.18

SDN brengt al langer de boodschap naar buiten dat het beleid faalt op bovenstaande punten en dat

andere regelingen gewenst zijn. SDN staat een beleid voor waarbij aanwijzing van voorkeursgebieden

plaatsvindt en de overheid een strategisch m.e.r. uitvoert. Dan zou er volgens een tenderregeling

ingeschreven kunnen worden op de betreffende gebieden. 18

Het doel van een strategisch m.e.r. (strategische milieubeoordeling) is om al tijdens de voorbereiding

de milieueffecten van plannen en programma's in beeld te krijgen.134 Dit heeft als voordeel dat al

tijdens de planfase geanticipeerd kan worden op problemen en dat niet iedere partij die windparken

wil ontwikkelen apart een m.e.r. hoeft uit te voeren.

Page 61: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

61

Beleid windparken op zee |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Door het uitbrengen van informatiefolders en organiseren van symposia over windparken en

ecologische effecten ervan probeert SDN beleidsmakers bij verschillende ministeries te informeren.

SDN zit ook in werkateliers die de overheid organiseert voor de formulering van het RPN. SDN heeft

hierin een kans door invloed uit te oefenen op de bepaling van de ruimtelijke indeling van de

Noordzee in de komende jaren. Hierbij zou onder invloed van SDN meer rekening gehouden kunnen

worden met effecten op de zeenatuur. Een zwakte in het beleid van SDN naar de overheid toe is dat

er weinig concrete onderzoeksgegevens zijn waarmee SDN haar boodschap kan versterken.

4.3.2. SDN beleid richting de maatschappij

SDN wil haar boodschap graag vormen met wetenschappelijke onderbouwing op een

maatschappelijk inpasbare manier. Puur op basis van het voorzorgsbeginsel zou Stichting De

Noordzee tegenstander kunnen zijn van windenergie op zee. SDN is echter niet tegen de komst van

windparken op zee, omdat ingezien wordt dat er een maatschappelijk belang is om de uitstoot van

CO2 te verminderen. Omdat de toename van hernieuwbare energiebronnen in de ogen van SDN een

positieve ontwikkeling is, is SDN vóór plaatsing van windparken in zee. SDN vindt het wel van belang

dat dit stapsgewijs gebeurt met voortdurende evaluatie van de effecten op het ecosysteem. Ook

brengt SDN naar voren dat plaatsing zou moeten gebeuren in gebieden waar de kans op negatieve

effecten het kleinst is (§ 5.2.3).18

SDN heeft interactie met stakeholders door intensieve samenwerking met diverse partijen. SDN

organiseert bijvoorbeeld symposia over windenergie met workshops voor stakeholders zoals

windenergieproducenten, fabrikanten van windturbines, energiebedrijven, onderzoekers van onder

andere Imares, NIOZ en overheden.135, 136 SDN neemt deel aan de klankbordgroep OWEZ en heeft

directe contacten met windparkexploitanten, beleidsmakers en onderzoekers.

Deze maatschappelijke interactie is een sterkte in het beleid van SDN. De manier waarop contact

gezocht wordt met stakeholders in open debat brengt de problemen die SDN ziet in de openheid. Dit

lokt reacties uit van stakeholders. Hierdoor heeft SDN een goed beeld van wat er op

natuurbeschermingsgebied haalbaar is. Deze methode past binnen de strategie van SDN. In haar

doelstellingen staat dat SDN rekening houdt met de maatschappelijke betekenis van activiteiten.24

Page 62: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

62

Beleid windparken op zee |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Page 63: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

63

Locatiekeuze |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

5. LOCATIEKEUZE

Binnen SDN worden afwegingen gemaakt over locaties voor windparken op zee. Op dit moment

heeft SDN een visie over optimale locaties voor windparken waarbij de effecten zo klein mogelijk zijn

(§ 5.2.3.) In dit hoofdstuk worden deze locaties geëvalueerd.

Voor het onderbouwen van een locatiekeuze is het noodzakelijk om de effecten van het sluiten van

gebieden en de effecten van windparken samen te voegen. Hierdoor ontstaat een beeld van de

totaaleffecten van een windpark op vis en bodemfauna.

Helaas is het onderzoek naar de effecten van windturbines alleen voor korte termijn gedaan. Alleen

effecten van windparken binnen de eerste jaren na aanleg zijn onderzocht. Onderzoek naar (lange

termijn) effecten van gesloten gebieden op de schaal van een windpark zijn wel gedaan. Hieruit is

gebleken dat een gesloten gebied een positief effect kan hebben op bodemfauna. Door afwezigheid

van (met name boomkor-) visserij krijgen langlevende en/of kwetsbare bodemsoorten kans zich te

herstellen (Hoofdstuk 2).

Op basis van de huidige gegevens over korte termijn kunnen geen harde uitspraken over effecten op

lange termijn gedaan worden. Over de effecten op korte termijn zijn wel beperkte gegevens bekend.

Met behulp van deze gegevens wordt in § 5.1 een overzicht gegeven van de mogelijke effecten die

een windpark heeft op vis en bodemfauna. De gevonden gegevens uit onderzoek en potentiële

effecten van windparken op vis en bodemfauna worden gebruikt in het advies over voorkeurslocaties

op de Noordzee (§ 5.2).

5.1. Potentiële effecten

5.1.1. Benthos

Uit het onderzoek naar effecten van het windpark op vis en epifauna in Yttre Stengrund en

Utgrunden78 is gebleken dat het mogelijk is dat de mosselen van de palen en op de

erosiebescherming zich verspreiden over de bodem rond de masten. In Horns Rev werden soorten

gevonden die leefden op losgeraakte mosselen in het zand. In Horns Rev ontstonden geen

mosselbanken. Dit werd verklaard door de aanwezigheid van zeesterren die de mosselen beperkten

in hun uitbreiding.

Binnen het OWEZ windpark werden na 1 jaar zeer grote hoeveelheden mosselen aangetroffen op de

masten. De mosselen groeiden tot 10 meter onder het wateroppervlak. De onderzoekers verwachten

dat deze begroeiing zich door zal zetten tot de bodem. De verwachting is dat Zeesterren de verdere

groei van mosselen tot de bodem niet voorkomen.

De mogelijkheid van verspreiding over de bodem is hierbij niet uit te sluiten. Het is niet bekend of

mosselbanken van nature voorkwamen in de Noordzee. Op dit moment zijn zij niet aanwezig.

Mogelijkerwijs waren mosselbanken voor de komst van bodemberoerende visserij in delen van de

Noordzee aanwezig.137 Mogelijk hebben mosselen hard substraat in contact met het wateroppervlak

nodig om zich te kunnen vestigen. Dit kan de reden zijn dat ze momenteel niet voorkomen op

scheepswrakken in de Noordzee.106

Page 64: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

64

Locatiekeuze |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Omdat niet duidelijk is of mosselbanken vóór de bodemvisserij aanwezig waren worden mosselen in

dit rapport aangemerkt als onnatuurlijk voor de Noordzeebodem.

Hard substraat op zich is niet nieuw voor de Noordzee. Voor alles opgevist werd in de 19e en begin

20ste eeuw was 20.000 km2 in de Noordzee bedekt met oesterbanken. Dit waren de Centrale

Oestergronden. Verder waren er de Texelse Stenen en grote grindbanken. Op dit moment zijn

daarvan alleen de grindbanken nog over. 106, 139-141

De van origine aanwezige oesterbanken zijn terug te zien in een kaart van de Noordzee uit 1883

(Figuur 28).138 Daarbij ging het om banken van de Gewone oester (Ostrea edulis), ook wel platte

oester genoemd. Deze is in Nederland echter bijna uitgestorven als gevolg van infecties in de jaren

’60 en later.142 Inmiddels is de Gewone oester vervangen door de Japanse oester. Deze exoot heeft in

Figuur 28: Bodemkaart Noordzee 1883138, 139

Legenda van boven naar beneden: Oesters; Zand fijn en grof; Modder en slib; Klei, witte, blauwe en zwarte;

Stenen en rotsen; Grof veen

Page 65: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

65

Locatiekeuze |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

de afgelopen jaren op veel plaatsen ook de niche van de Mossel ingenomen.143 De Japanse Oester is

in 1964 ingevoerd nadat de kweek van inheemse oesters ingestort was. Tot 1975 was deze oester

alleen in kwekerijen te vinden. Na warme zomers in 1975 heeft deze oester zich kunnen verspreiden

langs de gehele Nederlandse kust.142

Op dit moment werd de Japanse Oester slechts in kleine hoeveelheden aangetroffen op de masten in

het OWEZ. Het is onduidelijk waarom de masten vooral begroeid zijn met mosselen en niet met

Japanse oesters.

Potentieel zijn de Japanse oesters een grotere bedreiging voor het zand-ecosysteem dan mosselen

omdat zij sneller en groter groeien.144 Japanse oesters zijn waarschijnlijk geen onderdeel van de

voedselketen. Vogels eten de Japanse oester niet en er zijn bijna geen natuurlijke vijanden van de

oester in de Noordzee.145 Mogelijk dienen Japanse oesters als larve als voedsel voor andere

organismen106 maar hier is geen gepubliceerd onderzoek naar gevonden in voorliggende studie.146

Mochten de Japanse oesters zich vanuit de masten kunnen vestigen op het zand dan is de kans op

een volledige begroeiing van de windparkbodem aanwezig. Japanse Oesters werden in de

Oosterschelde aangetroffen tot een diepte van 30 meter.147 Toename van mosselen zou nog extra

voedsel kunnen bieden voor bepaalde diersoorten. Bij introductie van de Japanse oester op het

zandbed wordt alleen de natuurlijke soortensamenstelling verstoord en komt er geen natuurlijk of

oorspronkelijk ecosysteem voor terug.

Naast verspreiding van hard substraat organismen naar de bodem die concurreren om ruimte met

bodemorganismen, zijn er nog andere potentiële effecten van windparken op bodemfauna aan te

wijzen. Het is mogelijk dat er competitie voor voedsel plaats gaat vinden tussen organismen op de

masten en in de bodem. Hierdoor kunnen bodemorganismen benadeeld worden in hun ontwikkeling.

Mogelijk kunnen predatoren van bodemfauna zich ook makkelijker handhaven in het hard substraat

ecosysteem dan op alleen zandbodem.

Verder zou het mogelijk zijn dat de zandbodem in het park verandert door stromingsverandering. In

een model van het Q7 windpark gemaakt door van der Veen e.a. (2007) werd voorspeld dat het

zandbed in Q7-WP in de loop van 213 jaar zou veranderen waardoor het 20 cm zou dalen.148 Over de

leeftijd van een windpark (20 jaar) is dit 2 cm (uitgaande van een lineair verloop). Dit effect is

minimaal te noemen. Hoogstwaarschijnlijk heeft de verandering van de morfologie van het zandbed

dus geen merkbare invloed op de soortsamenstelling van de bodemdieren.

5.1.2. Vis

De onderzoeken naar directe effecten van windparken op vis zijn beperkt (§ 3.4.2). Het weinige

onderzoek dat is uitgevoerd geeft geen meetbare effecten weer. De resultaten die wel aanwijzingen

naar effecten geven zijn ofwel incidenteel, of onduidelijk gerapporteerd. Voor vis valt hierdoor

weinig concreets te concluderen.

Potentiële effecten op vis in windparken zijn wel aan te wijzen. Met name het geluid dat de turbines

produceren kan een afschrikkend effect hebben op vissen. Dit is niet specifiek onderzocht, maar er

zijn wel aanwijzingen in het onderzoek in Nysted.91 Hier ‘schrokken’ de vissen tijdens het veranderen

van versnelling door de windturbine. Helaas is binnen dit onderzoek niets gedaan met de data over

aanwezigheid van vissen tijdens verschillende windsnelheden. Dit had interessante informatie

kunnen bieden over dichtheden van vis bij verschillende intensiteitniveaus van onderwatergeluid. In

Page 66: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

66

Locatiekeuze |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

het 2e jaar van hetzelfde onderzoek zijn de metingen nabij de masten niet herhaald. Hierna is het

onderzoek afgesloten.

In het OWEZ wordt momenteel een nieuw onderzoek gestart dat veel duidelijk zou kunnen maken

over de effecten op vis. Kabeljauw zal voorzien worden van zenders en de aanwezigheid van de

Kabeljauwen wordt gemeten tijdens verschillende geluidsintensiteiten van de turbines. Hiermee kan

aangetoond worden of de vissen afgeschrikt worden door het geluid (§ 3.5.2).

Er wordt beweerd dat windparken refugia zijn voor vis. 18-21 Dit is niet te onderbouwen met kennis uit

het wetenschappelijk onderzoek dat is uitgevoerd binnen windparken in Europa.

Een windpark zou potentieel een refugium kunnen zijn, als er geen afschikkend effect is door geluid

uit de windturbines. Dit afschrikkende effect is niet aangetoond, maar ook niet weerlegd. Als het

afschrikkende effect afwezig zou zijn, zou de aanwezigheid van het harde substraat een

aantrekkende kracht op vis kunnen hebben. Maar ook met aanwezigheid van een afschrikkend effect

zou het park een aantrekkend effect op vis kunnen hebben. Wanneer bijvoorbeeld gewenning

optreedt, of de voordelen van extra voedsel rond de masten opwegen tegen het nadeel van geluid.

Dit alles is op dit moment niet bekend. Meer onderzoek is nodig om hier duidelijkheid in te

scheppen.

Vooralsnog is het verstandig om voorzichtig om te springen met uitspraken over effecten van

windparken op vis. Er zijn geen wetenschappelijke bewijzen voor of tegen de refugiumfunctie van

een windpark.

Page 67: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

67

Locatiekeuze |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

5.2. Voorkeurslocaties toekomstige windparken

In dit deel wordt een overzichtskaart beschreven waarop staat aangegeven welke gebieden volgens

SDN de voorkeur hebben voor ontwikkeling van windenergie. Deze kaart is gebaseerd op een studie

uit 2005, geactualiseerd met kennis uit dit rapport en met aanpassing van de door SDN gewenste

beschermde gebieden.

Door het ontbreken van lange termijn gegevens is de kaart bijna hetzelfde als de kaart uit 2005, met

toevoeging van de potentiële beschermde gebieden. Deze kaart is gebaseerd op een verkennend

onderzoek waarin weinig concrete resultaten gevonden werden. Daarom wordt vooral geadviseerd

vanuit het voorzorgsbeginsel. Ook adviezen over afmeting van windparken worden gedaan vanuit

het voorzorgsbeginsel.

In de toekomst zal meer en langduriger onderzoek plaats moeten vinden om een kaart te kunnen

ontwikkelen die gebaseerd is op feitelijke effecten. Er zou een kaart vanuit de overheid opgesteld

kunnen worden op basis van gegevens over de huidige verdeling van benthos en vissoorten op het

NCP. Deze kaart kan dan gebruikt worden bij de aanwijzing van windparken op zee.

5.2.1. Effectstudie windparken 2005

In 2005 is er door SDN een

overzichtskaart gemaakt waarin effecten

op vogels en zeezoogdieren zijn

meegewogen.5 Ook

scheepvaartveiligheid is deels

meegenomen in deze kaart. Destijds is

het effect op bodemdieren en vis niet

meegenomen omdat hiervoor te weinig

gegevens beschikbaar waren. In deze

overzichtskaart zijn verschillende zones

aangegeven. SDN adviseerde hierin om

windenergie op basis van het

voorzorgsbeginsel alleen op bepaalde

(groene) locaties te realiseren. Deze

kaart is gebaseerd op een verkennende,

indicatieve studie door Marx (2005)

(Figuur 29).5, 149

Op dit moment is de hoeveelheid kennis

over effecten op vis en bodemfauna ten

opzichte van 2005 niet veel veranderd.

De onderzoeken waarvan nu resultaten

beschikbaar zijn, zijn slechts voor korte

termijn uitgevoerd (§ 3.4). De

onderzoeken naar vis geven weinig

nieuwe inzichten. Wanneer de

Figuur 29: Geschiktheidskaart windenergie uit 2005149

Page 68: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

68

Locatiekeuze |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

potentiële effecten worden meegewogen voldoet de in 2005 opgestelde kaart ook voor vis en

benthos.

De scheepvaartroutes en ankergebieden (Figuur 24 A) en de defensierestrictiegebieden (Figuur 24 B)

zijn op deze kaart (Figuur 29) niet als uitsluitinggebied meegenomen. Destijds is de kaart

geproduceerd om een toevoeging te geven aan andere kaarten waarop natuur niet vermeld werd.

Inmiddels is er binnen SDN een verandering van inzicht geweest over gewenste beschermde

gebieden op zee. Zowel de scheepvaart, defensie en zandwinningsgebieden als de nieuwe gewenste

beschermde gebieden worden in het advies van dit rapport meegenomen.

5.2.2. Beschermde gebieden op zee

In 2008 heeft SDN een vernieuwde kaart uitgebracht waarop is aangeven welke gebieden volgens

SDN en 6 andere natuur- en milieuorganisaties aangewezen zouden moeten worden als beschermd

gebied.45 Deze gebieden voldoen aan de criteria van Natura 2000 en/of OSPAR om als beschermd

gebied aangewezen te worden. In deze overzichtskaart (Figuur 30) worden meer gebieden genoemd

dan de Nota Ruimte voorstelt. Het gaat hierbij om de gebieden Doggersbank, Friese Front,

Klaverbank (alle drie genoemd in de Nota Ruimte en IBN2015) en Centrale Oestergronden (wel

genoemd in Nota Ruimte maar niet voorgesteld in IBN2015). Daarnaast gaat het om de gebieden

Gasfonteinen, Borkumse Stenen, Bruine Bank, Noordkrompgebied, Zeeuwse banken en binnen de 12

mijlszone de Kustzee. SDN wil graag dat deze gebieden door de Nederlandse overheid aangewezen

worden als beschermd omdat de overheid dit binnen OSPAR en Nature 2000 toegezegd heeft.

Figuur 30: Gewenste beschermde gebieden op zee

45

Page 69: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

69

Locatiekeuze |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

5.2.3. Kanskaart windenergie

De gewenste beschermde gebieden uit § 5.2.2 worden in de toekomst mogelijk aangewezen als

beschermd gebied. Omdat dit binnen SDN gewenst is, worden deze gebieden meegenomen in de

keuze van gebieden voor windenergie. Daarom is de kaart uit 2005 aangepast met extra

uitsluitingsgebieden op de plaatsen waar de gewenste beschermde gebieden zich bevinden. Deze

kaart (Figuur 31) is onlangs binnen SDN aangepast als onderdeel van een beurspresentatie en

website-dossier over windenergie. Omdat de kaart al in gebruik is in deze vorm wordt hier binnen dit

rapport mee verder gewerkt.

Figuur 31: Kanskaart voor windparken

150

In de kaart die SDN momenteel hanteert (Figuur 31) zijn de scheepvaart en

defensierestrictiegebieden niet uitgesloten voor windparken. In deze gebieden is het echter

verboden windparken te realiseren (§ 4.1.2). Verdere verboden gebied is het gebied dat is

gereserveerd voor beton- en metselzandwinning in het zuiden van de EEZ. Hierdoor geeft de kaart

een vertekend beeld van de mogelijkheden met minimale natuureffecten. Op bepaalde locaties zijn

de potentiële effecten weliswaar minimaal, maar is het wettelijk niet toegestaan windparken te

bouwen. In werkelijkheid zijn er minder haalbare locaties in ‘groene’ gebieden dan de kaart

weergeeft.

Page 70: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

70

Locatiekeuze |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

De huidige kaart (Figuur 31) kan aangepast worden waarbij deze gebieden uitgezonderd worden.

Ook rond productieplatforms, leidingen en kabels mag niet gebouwd worden. Deze worden in de

aangepaste kaart echter niet meegenomen. Om leidingen en kabels op de kaart weer te geven zou

de kaart meer detail moeten hebben. Aangezien het een indicatieve kaart betreft met een zeer grove

indeling brengt vergroting van detail geen extra informatieve waarde met zich mee. Er zou zelfs een

foutief idee van gedetailleerdheid kunnen ontstaan bij gebruikers van de kaart. Daarnaast blijkt uit

de overzichtskaart voor initiatieven dat windparken naast leidingen aangelegd kunnen worden zodat

ze buiten de veiligheidszones geplaatst zijn. Hierdoor zijn leidingen en windparken dus

combineerbaar mits er rekening wordt gehouden met afstand tot de leidingen vanaf de

windparkgrens. Door de uitgesloten gebieden over de kaart uit Figuur 31 te leggen ontstaat een kaart

waarbij duidelijk wordt welke gebieden zowel wettelijk als natuurbeschermend de beste keuze zijn

(Figuur 32).

Figuur 32: Kanskaart windenergie met toevoeging van scheepvaart- beton en metselzand en

defensierestrictiegebieden

Beperkingen

Deze kaart is een indicatieve weergave van gebieden en kan niet gebruikt worden om exacte locaties

aan te wijzen. De indeling van de kaart is hiervoor te grof. Dit komt doordat er geen harde gegevens

Page 71: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

71

Locatiekeuze |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

zijn over effecten van windparken. Bovendien is er gebruik gemaakt van gepubliceerde data die niet

erg nauwkeurig zijn. Daarom is het niet zinvol om een kaart met veel detail te maken. Het doel is de

natuur mee te laten wegen bij planning van windparken zodat de locatiekeuze niet alleen door

economische belangen bepaald wordt.

Economische belangen zijn in deze studie niet meegewogen. Het is mogelijk dat economische

belangen dermate zwaar wegen dat planning van parken in groene gebieden niet haalbaar is. In dit

geval wil SDN graag dat er uitgeweken wordt naar alternatieve locaties in de tweede keuze gebieden

(oranje).

De kaart zou echter wel gebruikt kunnen worden om gebieden voor windparken aan te wijzen op

locaties waar het wettelijk mogelijk is en het beste voor de natuur. Deze locaties blijken er op het

NCP voldoende te zijn in verhouding met de ruimte die windparken innemen (§5.2.4).

Wanneer de kanskaart met scheepvaart en defensierestrictiegebieden inbegrepen naast de kaart

voor initiatieven voor windparken (Figuur 26) gelegd wordt valt op dat er slechts enkele initiatieven

in een groene zone liggen. Het gaat hierbij om de initiatieven in het noordoosten van de EEZ, ten

noorden van het grote defensierestrictiegebied.

5.2.4. Afmetingen windparken

De grootte van een windpark zou invloed kunnen hebben

op de effecten die het heeft op vis en bodemfauna. Om de

overheidsdoelstellingen van 6.000 MW te halen is minimaal

een totaaloppervlakte nodig die gelijkstaat aan een vierkant

van 31x31 km, ongeveer 1.000 km2 (Figuur 33).151 In één

groot windpark zou er dus een voor visserij gesloten gebied

van 1.000 km2 ontstaan. Wanneer kleinere windparken

verspreid op het NCP gerealiseerd worden zijn er meerdere

kleinere gesloten gebieden. Hoe groot zou een gebied

moeten zijn om aanwezige positieve effecten van sluiting

optimaal te benutten?

In het onderzoek naar de effecten van boomkorvisserij en

het afwezig zijn daarvan rond een productieplatform, bleek

dat er meer langlevende schelpdieren voorkwamen in het

onbeviste gebied. Hieruit bleek dat positieve effecten van

sluiting voor visserij op het NCP al kunnen ontstaan in een

cirkel van slechts 1.000 m doorsnede (0,8 km2).36 Een

dergelijk gebied zou al kunnen ontstaan rond één

windturbine.

De studie naar de sluiting van gebieden voor visserij (§

2.1.4) stelde dat voor sessiel benthos een gebied van 100 km2 voldoende bescherming zou bieden.

Voor beperkt migrerend benthos werd ±2.500 km2 voorgesteld en voor beperkt migrerende

vissoorten zou ±10.000 km2 voldoende zijn.43

Figuur 33: verhouding oppervlakte windparken

(1.000 km2) ten opzichte van NCP

151

Page 72: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

72

Locatiekeuze |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

2.500 en 10.000 km2 zijn buiten bereik van het potentiële oppervlak van windparken op het NCP.

6.000 MW aan windturbines gebruikt immers maximaal 1.000 km2. Voor sessiel benthos is de invloed

van afsluiting ook volgens deze studie positief, mits er één groot windpark of meerdere kleinere van

minimaal 100 km2 per stuk worden aangelegd.

Deze positieve effecten kunnen teniet gedaan worden als er verspreiding plaatsvindt van hard

substraat organismen naar de bodem die competitie aangaan met de zandfauna.

Voor vispopulaties is geen bewijs gevonden dat gebieden op de schaal van windparken bijdragen aan

het herstel ervan. Het is bovendien nodig om eerst te bepalen of vis wel of niet verjaagd wordt door

windparken.

Om versnelde introductie van exoten op het NCP te voorkomen zouden er zo min mogelijk stepping

stones152 aanwezig moeten zijn. Het stepping stone effect zorgt dat organismen die oorspronkelijk

beperkt werden door een barrière, dankzij eilandjes (stepping stones, stapstenen) in die barrière

toch de oversteek kunnen maken. Bijvoorbeeld hard substraat organismen kunnen via windparken

de Noordzee oversteken waar dit eerst niet mogelijk was of langer duurde.153, 154 Het toevoegen van

meerdere kleine windparken versterkt het mogelijke stepping stone effect meer dan wanneer er één

groot park gebouwd zou worden.

Dit argument is echter niet erg sterk omdat de bodem van het NCP bezaaid ligt met scheepswrakken

die ook hard substraat bieden. Scheepswrakken verschillen wel van windparken omdat zij geen hard

substraat aan het wateroppervlak hebben. Hierdoor zijn er op wrakken bijvoorbeeld geen

mosselbanken te vinden.106 In hoeverre windparken bijdragen aan de introductie of verspreiding van

exoten is niet duidelijk.154

Vanuit het voorzorgsbeginsel beschouwd is de potentiële verspreiding van hard substraat

organismen naar de zandbodem een reden om één groot park aan te leggen. Hierdoor wordt, indien

de bodem bedekt gaat worden met Mosselen of Japanse oesters, slechts een beperkt gebied

beïnvloedt. In hoeverre dit effect werkelijk aanwezig is in windparken op het NCP is niet duidelijk.137

Indien vissen windparken gebruiken als refugium zou het zinvol kunnen zijn om meerdere kleine

windparken op verschillende locaties op het NCP te realiseren. Bijvoorbeeld door de parken op

kraamkamergebieden te bouwen zouden jonge vissen beschermd kunnen worden. Er zou zelfs zoveel

mogelijk ruimte door windparken benut kunnen worden door turbines zover mogelijk uit elkaar te

zetten om zo groot mogelijke voor visserij gesloten gebieden te creëren. Hierbij dient echter ook

rekening gehouden te worden met (tijdelijke) effecten van aanleg van een windpark op het

ecosysteem. Effecten van aanleg van een windpark zijn binnen dit rapport niet behandeld. Bij

effecten van aanleg kan gedacht worden aan geluidsschade aan vissen door heiwerkzaamheden en

vertroebeling van het water waardoor organismen (bijvoorbeeld jonge vis) verstoord kunnen

worden. Wanneer ook hier het voorzorgsbeginsel wordt toegepast, zouden windparken om deze

redenen niet op kraamkamergebieden geplaatst moeten worden. Indien ze toch gebouwd worden op

deze gebieden dan bij voorkeur in perioden waarin de fauna het minst gevoelig is voor verstoringen.

Een windpark zou ook een afschrikkend effect kunnen hebben op vis door geluidsverstoring. In dat

geval kan het beter zijn één groot park aan te leggen om de invloed van het park te beperken tot een

gebied waar dit effect het kleinst is.

Page 73: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

73

Locatiekeuze |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Op basis van de huidige kennis is het niet mogelijk een goed onderbouwd advies te formuleren over

afmetingen van windparken. Op basis van het voorzorgsbeginsel is één groot park waarschijnlijk de

beste oplossing om de mogelijke effecten te beperken tot één gebied. Eén groot windwingebied past

ook bij de wensen van andere bij windenergiebetrokken partijen.50

Het is nodig meer onderzoek te doen naar de effecten van de parken op vis. Ook de mogelijke

verspreiding van hard substraat organismen over de bodem en introductie van exoten moet verder

onderzocht worden. Wanneer daarover meer bekend is kunnen uitspraken over afmetingen van

windparken onderbouwd worden.

5.3. Toekomst

Sinds 2005 is er niet veel veranderd in de kennis over de lange termijn effecten van windparken op

vis en bodemfauna. Deze zijn namelijk nog steeds onbekend. Alleen korte termijn (enkele jaren) is

onderzocht. Het is voor de toekomst belangrijk om naast korte termijn ook lange termijn onderzoek

te plannen. Daarnaast is het noodzakelijk de onderzoeken meer te coördineren om zo onderling goed

vergelijkbare resultaten te produceren.

5.3.1. Huidig onderzoek verlengen

In het OWEZ vindt op dit moment alleen onderzoek plaats wat tot een maximum van 5 jaar na aanleg

uitgevoerd zal worden.20, 103-105 Om in de toekomst een kaart te kunnen produceren waarop lange

termijn effecten meegewogen worden, is het nodig om lange termijn gegevens te gebruiken. Met het

huidige onderzoek in het OWEZ zal het nooit mogelijk worden om lange termijn effecten mee te

wegen in besluiten over windenergie op zee. Het is daarom noodzakelijk om het voorgeschreven

onderzoek te verlengen naar de lange termijn. Het onderzoek naar epifauna op masten zou ook

uitgevoerd moeten worden na bijvoorbeeld 10, 15 en 20 jaar. Hierbij kan dan onderzocht worden of

de bodem rond de turbines ook begroeid raakt met organismen die normaal op hard substraat

voorkomen. Aan de hand hiervan kan kennis opgebouwd worden om projecten op zee in de verre

toekomst op locaties met de minste negatieve effecten te realiseren. Het gaat hierbij niet alleen om

projecten met windenergie. Er zijn energietechnieken die op dit moment in de kinderschoenen staan

maar in de toekomst mogelijkerwijs wel op het NCP uitgevoerd zullen worden. Hierbij kan

bijvoorbeeld gedacht worden aan getijdenenergie en energieopslag op eilanden in zee. Deze

technieken komen regelmatig in het nieuws als mogelijkheden om de Nederlandse energiemix te

verduurzamen. Hierdoor kan een nog sterker effect ontstaan dan van 6.000 MW wind-op-zee alleen.

Het onderzoek dat net gestart is naar aanwezigheid van vis in het OWEZ met behulp van

transponders heeft veel potentie omdat aanwezigheid van vis gekoppeld kan worden aan activiteit

van de windturbines. Ook dit onderzoek is gepland voor korte termijn. Ondanks dit kan dit nieuwe

inzichten bieden in het effect van geluid van windturbines op vis. Dit onderzoek kan mogelijk een

antwoord geven op de vraag of een windpark een refugiumfunctie voor vis heeft.

Ook dit onderzoek zou over een langere termijn gedaan moeten worden. Mocht het op korte termijn

zo zijn dat vissen afgeschrikt worden door de turbines, dan kan het park op lange termijn alsnog een

aantrekkende werking hebben. Mogelijkerwijs treedt er gewenning op bij vissen. Misschien vindt er

Page 74: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

74

Locatiekeuze |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

een trade-off plaats tussen het afschrikkende effect en het toenemen van de biomassa in het park.

Anderzijds kan het zijn dat het windpark gedurende 20 jaar verstorende effecten heeft op de

vispopulatie in de directe omgeving. Niets van dit alles is momenteel zeker. Zonder lange termijn

onderzoek zal dit onzeker blijven.

5.3.2. Nieuw onderzoek coördineren

Op dit moment is er tussen onderzoeken aan windparken in verschillende landen weinig consistentie

te ontdekken. De onderzoeken die in de toekomstig aan te leggen windparken worden uitgevoerd,

zouden volgens een bepaalde standaard uitgevoerd moeten worden. Hierbij kan gedacht worden aan

het stellen van onderzoeksvragen die bij elk nieuw windpark beantwoord worden. Hierdoor ontstaat

er een overzicht van de effecten op verschillende locaties, waarbij de gegevens onderling beter te

vergelijken zijn dan nu mogelijk is. Het zou zinvol kunnen zijn om hier op Europees niveau een

invulling aan te geven. Met name vergelijking met onderzoeken aan toekomstige windparken in de

Duitse, Deense, Noorse en Britse Noordzee zou interessant kunnen zijn voor de Nederlandse situatie.

Hoe dit exact vorm gegeven zou moeten worden en welke onderzoeksvragen en –methoden

gehanteerd zouden moeten worden is in dit rapport niet verder uitgewerkt.

Page 75: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

75

Discussie, conclusie en advies |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

6. DISCUSSIE, CONCLUSIE EN ADVIES

6.1. Discussie resultaten

Algemeen kan gesteld worden dat er weinig bekend is over effecten van windparken op vis en

benthos (§ 3.4). Veel gevonden veranderingen na aanleg van windparken vielen binnen de

natuurlijke variatie van het ecosysteem. Bekende effecten zijn slechts voorspelbaar over korte

termijn. Over effecten op termijn van de levensduur van een windpark (20 jaar) is niets bekend. Er

zijn wel veel effecten mogelijk, zowel op korte als lange termijn. Helaas zijn er op dit moment te

weinig gegevens uit onderzoek om goed te voorspellen of deze potentiële effecten zullen ontstaan in

een windpark op het NCP.

6.1.1. Benthos

Op schaal van een windpark zijn de gemeten effecten op benthos minimaal. Door grote natuurlijke

variatie van mariene ecosystemen zijn gevonden veranderingen in benthos niet toe te wijzen aan

windparken als veroorzaker. Windparken op het NCP worden op zandbodem geplaatst. Door

veranderingen van het substraat (van zacht zand naar hard steen en metaal) verandert lokaal het

zand-ecosysteem naar een rots-ecosysteem. In het OWEZ is dit momenteel het enige gemeten effect

van het harde substraat op het zand-ecosysteem. In windparken in de Oostzee en op het Deens

continentaal plat zijn verspreidingen van het rotsecosysteem naar de zandbodem gevonden. Het is

onduidelijk of dit in windparken op het NCP ook zal gebeuren. Potentieel is dit effect echter

aanwezig. Omdat onduidelijk is of de Noordzeebodem van origine (voor de bodemvisserij bestond)

deels bestond uit mosselbanken, wordt hier uitgegaan van het zand-ecosysteem als natuurlijk en dus

gewenst systeem.

Door sluiting van windparken voor visserij lijkt er een herstellend effect te zijn voor sessiel benthos.

Voor beperkt migrerend benthos worden geen herstellende effecten verwacht binnen de schaal van

de geplande windparken op het NCP. Het sluiten van gebieden voor visserij kan uiteraard geen

kwaad voor de aanwezige bodemfauna, maar de schaal is te klein om een positief effect te

verwachten.

6.1.2. Vis

De gegevens over effecten van windparken op vis zijn zeer beperkt. Vis kan worden aangetrokken

door het rotsecosysteem op de masten en stenen. Anderzijds kunnen trillingen van de turbines een

afschrikkend effect hebben op vis in de omgeving van het park. Beide effecten zijn niet aangetoond

of weerlegd. In de onderzoeken die uitgevoerd zijn in Deense en Engelse windparken zijn geen

significante effecten van het windpark gevonden.

Het is niet waarschijnlijk dat sluiting van windparken voor visserij direct een herstellend effect op

vispopulaties zal hebben. Hiervoor zijn de afmetingen van geplande windparken te klein. Bij afsluiting

van een park voor visserij zal de visserij die er plaatsvond zich verplaatsen naar buiten het park zodat

visserijdruk in de rest van de Noordzee toeneemt. Positieve effecten van afsluiting van visserij op de

visstand worden pas verwacht bij gebieden groter dan 10.000 km2 voor beperkt migrerende

vissoorten. Voor sterk migrerende vissoorten wordt zelfs bij afsluiting van 25% van de Noordzee geen

Page 76: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

76

Discussie, conclusie en advies |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

herstellend effect verwacht.43 Voor vis zal afsluiting van windparken voor visserij naar verwachting

dus geen herstellende effecten hebben op de populatie.

6.2. Discussie onderzoek

Onderzoek aan effecten van windparken is complex. Een marien ecosysteem heeft van nature een

zeer hoge variatie. Aanwezigheid van mobiele organismen wordt bepaald door aan- of afwezigheid

van licht, prooidieren, predatoren, stroming, geluid en door temperatuur, substraattype, doorzicht

van het water, dagnachtritme, seizoenen, getijden, et cetera. Om effecten aan te tonen is het

hierdoor nodig om extreem veel metingen te verrichten waarin al deze factoren geregistreerd zijn.

Als dit niet gebeurt zal een afwijking nooit met voldoende zekerheid toe te wijzen zijn aan

bijvoorbeeld aanwezigheid van windparken.

6.2.1. Buitenlands onderzoek

Het onderzoek naar epifauna op masten en stenen rond turbines lijkt redelijk volledig te zijn. Er zijn

veel metingen gedaan, epifauna is niet of beperkt mobiel en varieert weinig binnen korte tijd.71

Tussen verschillende seizoenen en jaren zijn wel verschillen te verwachten.106 Dit onderzoek is

slechts voor periodes van maximaal 3 jaar uitgevoerd en is dus alleen bruikbaar voor voorspellingen

op korte termijn. Het onderzoek naar bodemfauna in buitenlandse windparken lijkt ook redelijk

compleet uitgevoerd te zijn. Ook hierbij zijn veel metingen verricht. Hierbij zijn de resultaten echter

minder makkelijk te interpreteren vanwege de grotere variatie in zand-ecosystemen.52, 55, 61, 79, 81, 82

Dit heeft tot gevolg dat er geen sterke conclusies uit de onderzoeken kwamen. Algemeen werd

gesteld dat er geen bewezen effect van de windparken op bodemfauna was vastgesteld.

Visonderzoek bleek gevoelig voor de grote variatie in tijd en ruimte die in vispopulaties aanwezig is.66,

87, 91, 94 Hierdoor werd geen effect vastgesteld van windparken op vis (§ 3.4.2). Het grootste probleem

bij visonderzoek is dat dit vooral gebeurt vanaf schepen.50, 57, 59, 66, 70, 75, 76, 87-92 Binnen een windpark is

scheepvaart alleen mogelijk als het rustig weer is.59 Tijdens rustig weer waait het minder hard. Als

het minder hard waait produceren windturbines minder geluid.59, 95 Metingen aan vis zijn hierdoor

vooral gedaan tijdens omstandigheden waarbij er weinig geluid geproduceerd werd door de

turbines. Juist dit turbinegeluid is een potentieel verstorend effect op vis.59 Op basis van de huidige

metingen kan hierover dus niets geconcludeerd worden. Ook het visonderzoek is voor korte termijn

uitgevoerd.

6.2.2. Nederlands onderzoek

Het Nederlandse onderzoek is pas kort geleden gestart.20 Op dit moment zijn er slechts tussentijdse

rapportages beschikbaar gesteld aan Stichting De Noordzee.20, 28, 97-101, 103-105, 127 Het onderzoek naar

epifauna op masten is op dit moment alleen voor korte termijn gepland.103 Hierin is niet duidelijk

wanneer er na september 2008 opnieuw gemeten gaat worden. Voor het bodemonderzoek zijn nog

geen resultaten bekend.101 Ook dit onderzoek is voor korte termijn gepland. Onderzoek naar

verspreiding van vis met behulp van labeling van platvissen heeft vooralsnog weinig opgeleverd. Dit

onderzoek is wel interessant om de vraag te beantwoorden of een windpark een refugium kan zijn

voor bodemvis.104

Een onderzoek waarmee potentieel aangetoond kan worden of een windpark een refugium is voor

Page 77: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

77

Discussie, conclusie en advies |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

vis, is het telemetrie-onderzoek dat start in juni 2008. Hierbij wordt aanwezigheid van vis vastgesteld

in de tijd.105 Door deze gegevens te koppelen aan gegevens over draaisnelheden van de windturbines

zou vastgesteld kunnen worden of vissen tijdens hoge draaisnelheden van de turbines aanwezig zijn

in het park. Dit is tot op heden nog niet duidelijk.

6.3. Discussie afbakening

Binnen dit rapport zijn een aantal zaken buiten beschouwing gelaten (§ 1.5.1). Naast het beperken

tot vis en bodemfauna, waardoor vogels en zeezoogdieren niet meegewogen zijn, zijn er ook

economische factoren die met name op locatiekeuze invloed uitoefenen.

Vooral de afstand tot de kust heeft invloed doordat locaties ver van de kust extra kosten voor een

hoog voltage elektriciteitskabel met zich meebrengen. Dit effect werkt in de hand dat ingediende

initiatieven voor windparken op de Noordzee voornamelijk dicht bij de kust gepland zijn (zie Figuur

26). De locaties dicht bij de kust bevinden zich voornamelijk in gebieden waar SDN liever geen

windparken ziet verschijnen (zie Figuur 32).

Er zijn voorstellen in omloop binnen bedrijven en overheid die oplossingen bieden voor de verhoging

van kosten bij locaties ver van de kust. Zo is er bijvoorbeeld het voorstel van Airtricity (een

windenergieproducent) om een supergrid te realiseren op de Noordzee waarbij windparken

onderling verbonden worden en gezamenlijk aansluiting vinden op het vaste land.155 Een

vergelijkbaar plan is het zogenaamde ‘stopcontact op zee’. Dit is een aansluitpunt voor windparken

dat door de landelijke netbeheerder TenneT gerealiseerd zou moeten worden. Dit stopcontact is

momenteel een veelbesproken onderwerp in de 2e kamer en binnen maatschappelijke- en

milieuorganisaties.131, 133, 151, 156, 157

De mogelijkheden van deze economische oplossingen zijn binnen dit rapport verder niet beschreven

maar verdienen voor de toekomst zeker de aandacht.

Page 78: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

78

Discussie, conclusie en advies |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

6.4. Conclusies

Op basis van de gevonden resultaten kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

� Er is momenteel nog erg weinig bekend over effecten van windparken op zee op vis en

bodemfauna.

� Er ontstaat een rots-ecosysteem op de masten en stenen van de turbines. Het is niet zeker of

dit zich gaat verspreiden naar de zandbodem. Er is meer onderzoek nodig om voorspellingen te

kunnen doen over verspreiding van hard substraat organismen naar het zand rond de turbines.

� De sluiting van een windpark voor visserij heeft waarschijnlijk een positief effect op sessiel

benthos.

� Of windparken een herstellend of aantrekkend effect hebben op vis is niet bekend. Vooralsnog

zijn alleen potentiële effecten aan te wijzen.

� Een windpark kan aantrekkend werken op vis doordat er een kunstrif ontstaat op de masten en

stenen van de turbines. Een windpark kan afstotend werken op vis door trillingen van

windturbines. Mogelijk is een van deze effecten dominant waardoor er netto een aantrekkend

of afstotend effect aanwezig is. Dit kan per vissoort verschillen. Meer onderzoek is nodig om

hier duidelijkheid in te verschaffen.

� De sluiting van windparken voor visserij heeft waarschijnlijk geen herstellend effect op

populaties van migrerende vissoorten. Hiervoor zijn de geplande windparken te klein van

oppervlakte.

� De claim dat een windpark een refugium is voor vis, is niet te onderbouwen met gegevens uit

onderzoeken aan windparken.

Page 79: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

79

Discussie, conclusie en advies |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

6.5. Advies aan Stichting De Noordzee

Stichting De Noordzee heeft als doel onder andere “te bevorderen dat de aantasting van het

natuurlijk milieu van de Noordzee wordt voorkomen”. 24 Windparken hebben de potentie om dit

natuurlijk milieu van de Noordzee aan te tasten. Bij potentiële aantasting hanteert SDN in haar beleid

het voorzorgsbeginsel.

Doordat er zoveel onduidelijk is over de effecten van windparken op zee op vis en bodemfauna dient

SDN het voorzorgsbeginsel ook op haar visie over windparken toe te passen. Dit gebeurt momenteel

ook.

SDN staat ook een beleid voor waarbij rekening gehouden wordt met de maatschappelijke betekenis

van activiteiten op de Noordzee. In de visie van SDN is de aanleg van windparken een activiteit van

maatschappelijk belang. In lijn met haar doelstelling is SDN daarom niet tegen windenergie op zee.

In haar campagne voor betere locatiekeuze van windparken heeft SDN een kaart geproduceerd . Op

deze kaart wordt het NCP verdeeld in gebieden waarbij de potentiële effecten gebruikt worden om

voorkeursgebieden voor windenergie aan te wijzen. Binnen deze voorkeursgebieden zijn de

potentiële effecten het kleinst.

In het licht van de verzamelde gegevens in dit rapport adviseer ik om de huidige vorm van de kaart

aan te houden voor verdeling van effecten op natuur.

In de huidige kaart is echter niet meegenomen op welke locaties ontwikkeling van windenergie

wettelijk is toegestaan. Hierdoor worden bepaalde gebieden op het NCP waarbinnen de potentiële

effecten klein zijn, bij wet uitgesloten voor windenergie. Hierdoor geeft de kaart met kansen voor

windenergie die SDN op dit moment hanteert een vertekend beeld van de mogelijkheden met

minimale potentiële effecten. Daarom adviseer ik om de huidige kaart uit te breiden met een extra

laag, waarbij voortaan de uitsluitingsgebieden ook worden weergegeven. Dit zou in ieder geval

kunnen gebeuren voor de scheepvaart en defensiegebieden. Eventueel kan hier het gebied wat is

aangewezen voor winning van beton- en metselzand aan toegevoegd worden. Dit gebied valt echter

voornamelijk onder 2e keus op de kanskaart voor windenergie. Bovendien is dit gebied op dit

moment niet in gebruik en tonen marktpartijen weinig interesse in exploitatie.18 Toevoeging van dit

gebied is daarom niet strikt noodzakelijk voor een duidelijke boodschap over voorkeursgebieden.

Omdat de huidige kaart niet gebaseerd is op complete gegevens adviseer ik SDN bij de lobby naar de

overheid toe, ook in te zetten op meer onderzoek aan de huidige windparken. Er zou meer

onderzoek gedaan moeten worden op lange termijn zodat de kaart die SDN hanteert uiteindelijk

door de overheid ingevuld kan worden met onderbouwde gegevens.

Op dit moment wordt natuur door de overheid niet of nauwelijks meegewogen bij beslissingen over

ruimtelijke ordening op de Noordzee. Ik adviseer SDN haar huidige standpunt dat er een strategisch

m.e.r. moet komen voor windparken aan te houden. In dit m.e.r. zou de overheid aan de hand van

bekende gegevens over fauna in de Noordzee een natuurkaart kunnen maken waarop potentiële

effecten per gebied worden weergegeven. Deze gegevens zijn momenteel beschikbaar voor de

overheid maar worden niet gebruikt voor dit doel.

Page 80: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

80

Discussie, conclusie en advies |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

SDN wordt door de overheid betrokken bij overleg over het Ruimtelijk perspectief Noordzee. Ik

adviseer SDN om binnen deze overleggen haar standpunten over windenergie duidelijk naar voren te

brengen. Binnen deze overleggen kan SDN beleidsvorming beïnvloeden.

Op dit moment wordt er onderzoek uitgevoerd in OWEZ en Q7. Dit onderzoek is momenteel in een

startfase. Ik adviseer SDN dit onderzoek scherp in de gaten te houden. Na afronding van het

onderzoek zou een aanvulling van mijn project met de dan bekende gegevens extra inzicht kunnen

geven in de totaaleffecten van windparken op vis en bodemfauna. Ik adviseer SDN dan ook na

afronding van het onderzoek een evaluerend rapport op te laten stellen waarin bekeken wordt of er

dan wèl voldoende bekend is. Ook lopende onderzoeken in buitenlandse parken zouden dan

geëvalueerd kunnen worden.

Samenvatting advies Ik adviseer SDN in het kort de volgende zaken:

� Pas de kanskaart voor windenergie aan met inbegrip van wettelijke uitsluitingsgebieden.

���� Lobby voor meer onderzoek naar lange termijn effecten windparken.

���� Lobby voor meer coördinatie van onderzoeken in de verschillende windparken, eventueel

op Europees niveau.

���� Blijf inzetten op een strategisch m.e.r. vanuit de overheid.

���� Zorg voor inbreng van standpunten over windenergie in de werkateliers voor het ruimtelijk

perspectief Noordzee.

���� Evalueer na afronding het onderzoek aan OWEZ en Q7 en aan nieuwe buitenlandse parken.

Page 81: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

81

Bronnen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

BRONNEN

1. Exotische soorten (2008) Ministerie van Landbouw,

Natuur en Voedselkwaliteit.

http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,16409

46&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_document_id=1

43477&p_node_id=1189677&p_mode=BROWSE

Geraadpleegd op 16 juni 2008.

2. IPCC, Climate Change 2007: Synthesis Report (2007)

Intergovernmental Panel On Climate Change.

3. Dossier Klimaatverandering (2008) Ministerie van

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

Milieubeheer.

http://www.vrom.nl/pagina.html?id=4178

Geraadpleegd op 17 maart 2008.

4. Lako P., de Vries H.J.M., Voorraden en prijzen van

fossiele brandstoffen: Schattingen en projecties voor de

21ste eeuw met het oog op klimaatbeleid (1999)

Energieonderzoek Centrum Nederland.

5. Marx S., Frisse Zeewind 2, (2005): Stichting de

Noordzee.

6. European Capacity Map, (2007): European Wind Energy

Association.

7. Global trends in sustainable energy investment 2007

(2007) United Nations Environment Programme and

New Energy Finance Ltd.

8. Delivering Offshore Wind Power in Europe, (2007):

European Wind Energy Association.

9. Horns Rev offshore wind farm: Ground-breaking wind

power plant in the North Sea, (Jaartal onbekend):

Elsam.

10. Ministerraad, IDON, Integraal Beheerplan Noordzee

2015, (2005): Ministeries van Verkeer en Waterstaat,

Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Economische

Zaken en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

Milieubeheer.

11. Ministerraad, Interdepartementaal, Nota Ruimte :

Ruimte voor ontwikkeling, (2004).

12. Productie, invoersaldo en verbruik van elektriciteit in

mln kWh (2008) Centraal Bureau voor de Statistiek.

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM

=SLNL&PA=00377&D1=a&D2=204-205,220-

222&HD=080528-1711&STB=G1,T Geraadpleegd op 28

mei 2008.

13. van Kuik G., Ummels B., Hendriks R., Perspectives of

Wind Energy, (2006): Delft University Wind Energy

Research Institute DUWIND.

14. Brandstofmix in beweging: Op zoek naar een goede

balans (2008) Energieraad.

15. Windenergie op de Noordzee? Ja!, (2007):

Energieonderzoek Centrum Nederland.

16. NIMBY (2008) http://nl.wikipedia.org/wiki/NIMBY

Geraadpleegd op 3 april 2008.

17. Waterstaat MvVe, Actuele status initiatieven

windturbineparken op zee, (2007) 2008: Rijkswaterstaat

Noordzee.

18. van den Akker S., Stichting De Noordzee, persoonlijke

communicatie (2008).

19. van Rijn-Vellekoop L., Waterstaat MvVe, Offshore

windparken Den Haag 1, 2 en 3, IJmuiden, Den Helder

Noord, Den Helder Zuid en Katwijk - Advies voor

richtlijnen voor de milieueffectrapporten, (2005):

Commissie voor de milieueffectrapportage.

20. Monitoring- en Evaluatie Programma Near Shore

Windpark (MEP-NSW) (2001) Ministerie van

Economische Zaken, Ministerie van Volkshuisvesting,

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Ministerie van

Verkeer en Waterstaat, Ministerie van Landbouw,

Natuurbeheer en Visserij.

21. Offshore windpark “Breeveertien II” Milieu Effect

Rapport Samenvatting (2006) Royal Haskoning.

22. Wat doet de Noordzee? (2007) Stichting De Noordzee.

http://www.noordzee.nl/organisatie/ Geraadpleegd op

21 januari 2008.

23. van Steen H.T, Naar een duurzamere visserij in de

Nederlandse kustzone (2007) Stichting De Noordzee &

Rijksuniversiteit Groningen.

24. Statuten Stichting De Noordzee, (2000).

25. van der Veen L., Stichting De Noordzee, persoonlijke

communicatie (2008).

26. Frisse Zeewind 2 (website) Visie op de ontwikkeling van

windturbineparken offshore (2005) Stichting De

Noordzee.

http://www.noordzee.nl/ruimtelijkeordening/frzw/inde

x.htm Geraadpleegd op 12 maart 2008.

27. WE@SEA Windenergie op zee; doel (2008) Stichting

WE@SEA. http://www.we-at-

sea.org/index.php?keuze=w3 Geraadpleegd op 12

maart 2008.

28. Tulp I., Onderzoeksvoorstel: Effecten van windparken

op bodemfauna en vis, (2004): WE@SEA & Nederlands

Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO).

29. Koninkrijksrelaties MvBZe, Mijnbouwwet artikel 43,

(2002).

30. Taal C., Bartelings H., Klok A., van Oostenbrugge J.A.E.,

Visserij in Cijfers 2007 (2007) Landbouw Economisch

Instituut.

31. Factsheet Grijze Garnaal Viswijzer 2007.

32. Boomkorvisserij (2006) Stichting De Noordzee.

http://www.noordzee.nl/visserij/boomkor.html

Geraadpleegd op 23 april 2008.

33. Bergman M. J. N., Hup M., Direct effects of

beamtrawling on macrofauna in a sandy sediment in the

southern North Sea (1992) ICES Journal of Marine

Science, 49 7.

34. Lindeboom H.J., de Groot S.J., Impact II: The effects of

different types of fisheries on the North Sea and Irish

Sea benthic ecosystems (1998) NIOZ & RIVO-DLO.

35. Jennings S., Pinnegar J.K., Polunin N.V.C., Warr K.J.,

Impacts of trawling disturbance on the trophic structure

of benthic invertebrate communities (2001) Marine

ecology progress series, 213 16.

36. Bergman M. J. N., Duineveld G. C. A., Lavaleye M. S. S.,

Long term closure of an area to fisheries at the frisian

front (SE North Sea): effects on the bottom fauna (2005)

Royal Netherlands Institute for Sea Research.

37. Hille Ris Lambers R., Imares IJmuiden, persoonlijke

communicatie (2008).

38. Fisheries: restricted access to Shetland and Plaice Boxes

to be maintained pending further evaluation (2005)

Europese Commissie.

http://ec.europa.eu/fisheries/press_corner/press_relea

ses/archives/com05/com05_46_en.htm Geraadpleegd

op 14 april 2008.

Page 82: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

82

Bronnen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

39. Hugenholtz E., Marine protected areas in the Dutch

North Sea (2007) World Wide Fund for Nature

Netherlands & Faculteit der Aard- en

Levenswetenschappen Vrije Universiteit.

40. Hugenholtz E., The Dutch case, A network of marine

protected areas (2008) WWF Netherlands.

41. Unie E, Gemeenschappelijk Visserijbeleid, (1983).

42. EU, Shetland Fisheries Box safe with MEPs support,

(2006). United Kingdom: European Parliament.

43. Bergman M.J.N., Lindeboom H.J., Peet G., et al.,

Beschermde gebieden Noordzee (1991) Nederlands

Instituut voor Onderzoek der Zee.

44. Alle gebieden met bijzondere ecologische waarden

http://nzl-

www.sentia.nl/Images/Gebieden%20met%20bijzondere

%20ecologische%20waarden_tcm14-2638.pdf

Geraadpleegd op 23 april 2008.

45. Natuurgebieden op zee, (2008): Stichting de Noordzee.

46. auteur-onbekend, Eastern Georges Bank Haddock

(2007) Transboundary Resource Assessment

Committee.

47. Hoskin M.G., Coleman R.C., von Carlshausen E.J.,

(unpublished data) Results of Lobster Research. ‘Lundy

Island No-Take Zone: The first five years’, presented at

the Coastal Futures 2008 Conference in London, (2007).

48. Map of existing and planned windfarms in North-West

Europe (2008) Offshore Windenergy Europe.

http://www.offshorewindenergy.org/windfarms/North-

West_Europe.php Geraadpleegd op 14 april 2008.

49. Byrne B.W., Houlsby G.T., Assessing Novel Foundation

Options for Offshore Wind Turbines (2006) Oxford

University, UK.

50. Anoniem, Mededeling tijdens symposium "Windenergie

met bijklank?" persoonlijke communicatie (2008).

51. Vølund P., Hansen J., Middelgrunden Wind Turbine Co-

operative (2001) Department of Wind Energy, SEAS

DENMARK.

http://www.middelgrunden.dk/MG_UK/project_info/m

g_40mw_offshore.htm Geraadpleegd op 28 april 2008.

52. Birklund B., Surveys of the Benthic Communities in

Nysted Offshore Wind Farm in 2005 and changes in the

communities since 1999 and 2001: Final Report 2006

(2006) DHI water & environment.

53. Sonnemans E., Smallenbroek A., Duikstek Zoetersbout –

Bruinisse (2005)

http://www.lutra.info/Divemasters/Zoetersbout/zoeter

sbout.htm Geraadpleegd op 4 april 2008.

54. Linley E.A.S., Wilding T.A., Black K., et al., Review of the

reef effects of offshore wind farm structures and their

potential for enhancement and mitigation (2008) PML

Applications Ltd and the Scottish Association for Marine

Science to the Department for Business, Enterprise and

Regulatory Reform (BERR).

55. Leonhard S.B., Pedersen J., Benthic Communities at

Horns Rev Before, During and After Construction of

Horns Rev Offshore Wind farm: final report (2006)

Bio/Consult as.

56. Rees J., Larcombe P., Vivian C., Judd A., Scroby Sands

Offshore Wind Farm - Coastal Processes Monitoring.

Final Report (2006) Cefas, Lowestoft.

57. Boston G., Annual FEPA Monitoring Report (2005-6)

North Hoyle Offshore Wind Farm (2007) Project

Management Support Services & Npower Renewables

Limited.

58. Betke K., Measurement of underwater noise emitted by

an offshore wind turbine at Horns Rev (2006) ITAP –

Institut für technische und angewandte Physik GmbH.

59. Verboom W.C., Geluid van windmolens in de Noordzee

en effecten daarvan op vis en zeezoogdieren versie 5

(2005)

60. Kastelein R.A., van der Heul S., Verboom W.C., et al.,

Startle response of captive North Sea fish species to

underwater tones between 0.1 and 64 kHz (2008)

Marine Environmental Research, 65 8.

61. Leonhard S.B., EIA report Benthic communities Horns

Rev 2 Offshore wind farm (2006) Bio/consult as.

62. Leonhard S.B., Pedersen J., Hard Bottom Substrate

Monitoring Horns Rev Offshore Wind Farm Annual

Status Report 2003 (2005) Bio/consult as.

63. Leonhard S.B., Pedersen J., Hard Bottom Substrate

Monitoring Horns Rev Offshore Wind Farm Annual

Status Report 2004 (2005) Bio/consult as.

64. Leonhard S.B., Pedersen J., Horns Rev offshore wind

farm: Introducing hard bottom substrate Sea bottom

and marine biology Data report 2001 (2002) Bio/consult

as.

65. Leonhard S.B., Pedersen J., Horns Rev offshore wind

farm: Introducing hard bottom substrate Sea bottom

and marine biology Status report 2001 (2002)

Bio/consult as.

66. Hoffman E., Astrup J., Larsen F., Munch-Petersen S.,

Effects of marine windfarms on the distribution of fish,

shellfish and marine mammals in the Horns Rev area

(2000) Danish Institute for Fisheries Research,

Department of Marine Fisheries.

67. Leonhard S.B., Horns Rev Offshore Wind Farm

Environmental Impact Assessment of Sea Bottom and

Marine Biology (2000) Bio/consult as.

68. Bech M., Leonhard S.B., Pedersen J., Infauna Monitoring

Horns Rev Offshore Wind Farm Annual Status Report

2003 (2004) Bio/consult as.

69. Bech M., Frederiksen R., Pedersen J., Leonhard S.B.,

Infauna Monitoring Horns Rev Offshore Wind Farm

Annual Status Report 2004 (2005) Bio/consult as.

70. Jensen H., Kristensen P. S., Hoffman E., Sandeels and

clams (Spisula sp.) in the wind turbine park at Horns

Reef (2003) Danish Institute for Fisheries Research,

Depart of Marine Fisheries.

71. Birklund J., Petersen A.H., Development of the Fouling

Community on Turbine Foundations and Scour

Protections in Nysted Offshore Wind Farm, 2003 (2004)

DHI water&environment.

72. Birklund J., Oakley J., Gavilán B., EIA of An Offshore

Wind Farm at Rødsand (2000) DHI Water &

Environment.

73. Birklund B., The Hard Bottom Communities on

Foundations in Nysted Offshore Wind Farm and

Schönheiders Pulle in 2005 and Development of the

Communities in 2003-2005 Final Report (2006) DHI

water & environment.

74. Birklund J., Distribution of benthic communities at the

proposed wind farm at Rødsand and along the cable

connection between the wind farm and Lolland in May

2001 (2001) DHI Water & Environment.

75. Barton B., Annual FEPA Monitoring Report (2004-5)

North Hoyle Offshore Wind Farm (2006) Project

Management Support Services & Npower Renewables

Limited.

Page 83: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

83

Bronnen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

76. Barton B., Annual FEPA Monitoring Report North Hoyle

Offshore Wind Farm (2005) Project Management

Support Services & Npower Renewables Limited.

77. Birch N., North Hoyle offshore wind farm Baseline

monitoring report (2003) North Hoyle.

78. Wilhelmsson D., Malm T., ™hman M. C., The influence

of offshore windpower on demersal fish (2006) ICES

Journal of Marine Science, 63 775-784.

79. Seiderer L. J., Newell R. C., Analysis of the relationship

between sediment composition and benthic community

structure in coastal deposits- Implications for marine

aggregate dredging (1999) ICES Journal of Marine

Science, 56

80. Snelgrove P.V.R., Butman C.A., Animal-sediment

relationships revisited: cause versus effect (1994)

Oceanography and Marine Biology: an annual review,

32

81. Sanders H.L., Benthic Studies in Buzzards Bay. I. Animal-

Sediment Relationships (1958) Limnology and

oceanography, 3 (3)

82. Davis N., van Blaricom G.R., Dayton P.K., Man-Made

Structures on Marine Sediments: Effects on Adjacent

Benthic Communities (1982) Marine Biology, 70

83. Boudewijn T.J., Meijer A.J.M., De kolonisatie door flora

en fauna van betonblokken op het zuidelijk havenhoofd

te IJmuiden (2007) Bureau Waardenburg.

84. Leewis R. , van Moorsel G., Waardenburg H., Shipwrecks

on the Dutch Continental Shelf as Artificial Reefs (2000)

Jensen Cea, Artificial Reefs in European Seas.

85. Leewis R., Hallie F., An Artificial Reef Experiment off the

Dutch Coast (2000) Jensen Cea, Artificial Reefs in

European Seas.

86. FishBase: World Wide Web electronic publication (2008)

http://www.fishbase.org Geraadpleegd op 7 mei 2008.

87. Hvidt C. B., Brünner L., Reier Knudsen F., Hydroacoustic

Monitoring of Fish Communities in Offshore Wind

Farms. Annual Report 2004 Horns Rev Offshore Wind

Farm (2005) Bio/consult as.

88. Jensen H., Kristensen P. S., Hoffman E., Sandeels in the

wind farm area at Horns Reef (2004) Danish Institute for

Fisheries Research.

89. Auteur-onbekend, Status for the project entitled:

Investigations on the artificial reef effect on fish from

marine wind turbine park at Horns Reef (2002)

90. Hvidt C. B., Leonhard S.B., Klaustrup M., Pedersen J.,

Hydroacoustic Monitoring of Fish Communities at

Offshore Wind Farms, Horns Rev Offshore Wind Farm,

Annual Report 2005 (2006) Bio/consult as & Carl Bro as

& SIMRAD AS.

91. Hvidt C. B., Skovgaard Jensen B., Hydroacoustic

Monitoring of Fish Communities at Offshore Wind

Turbine Foundations: Nysted Offshore Wind Farm at

Rødsand Annual Report - 2004 (2005) Bio/consult as,

Carl Bro as, SIMRAD AS.

92. Leonhard S.B., Hvidt C. B., Klaustrup M., Pedersen J.,

Hydroacoustic monitoring of fish communities at

offshore wind turbine foundations; Nysted Offshore

Wind Farm at Rødsand, Annual Report 2005 (2006)

Bio/consult as & Carl Bro as & SIMRAD AS.

93. Kastelein R.A., Verboom W.C., Muijsers M., et al., The

influence of acoustic emissions for underwater data

transmission on the behaviour of harbour porpoises

(Phocoena phocoena) in a floating pen (2005) Marine

Environmental Research, 59

94. Thomsen ., Lüdemann K., Kafemann R., Piper W., Effects

of offshore wind farm noise on marine mammals and

fish (2006) biologisch-landschaftsökologische

arbeitsgemeinschaft).

95. Wahlberg M., Westerberg H., Hearing in fish and their

reactions to sounds from offshore wind farms (2005)

Marine ecology progress series, 288 295-309.

96. Folkert L., Ecofys, persoonlijke communicatie (2008).

97. Grift R.E., Tulp I. , Ybema M.S. , Couperus A.S., Base line

studies North Sea wind farms: Final report pelagic fish

(2004) Imares.

98. Tien N., Tulp I., Grift R, Baseline studies wind farm for

demersal fish (2004) Royal Haskoning Nederland BV.

99. Jarvis S., Allen J., Proctor N., et al., North Sea wind

farms: NSW lot 1 benthic fauna. Final report (2004)

Institute of Estuarine & Coastal Studies.

100. Harte M., Mulder S., van den Wittenboer W., Overall

report Baseline Studies Near Shore Windfarm (NSW)

(2006) SenterNovem.

101. Daan R., Mulder M. , Offshore Wind farm Egmond aan

Zee: Benthos densities (draft) (2008) NIOZ.

102. Bergman M., Duineveld G., van ’t Hof P., INTERIM

REPORT Benthos Recruitment T1 (2008) NIOZ.

103. Waardenburg H.W., Lengkeek W., Bouma S., Monitoring

– and Evaluation Programme Near Shore Windpark

(MEP – NSW) WORKPLAN T1 (2008) (2008) Bureau

Waardenburg.

104. ter Hofstede R., van Keeken O., Ybema S., Hille Ris

Lambers R., Refugium Effects of the MEP-NSW

Windpark on Fish: Progress Report 2007 (draft) (2008)

Imares.

105. Winter E., van Keeken O., Tulp I., et al., MEP-OWEZ fish

telemetry: Draft Progress Report 2007 (2008) Imares.

106. Lengkeek W., Bureau Waardenburg, persoonlijke

communicatie (2008).

107. Faasse M., Nijland R., Rijken R., Tropische pokken -

anemoon (2006)

http://www.anemoon.org/anemoon/anemoon-

forum/algemeen/183094261/ Geraadpleegd op 20 mei

2008.

108. Cryptosula - marine and estuarine invertebrates of The

Netherlands (2008) http://www.cryptosula.nl/

Geraadpleegd op 20 mei 2008.

109. C-Map Electronic Chart System Demo, (1996): C-Map

Inc.

110. Waterstaat MvVe, Overzichtskaart Initiatieven

Windenergie op zee 2 (29-10-2007), (2007):

Rijkswaterstaat.

111. onbekend Auteur, Annual Status Report Nysted

Offshore Wind Farm Environmental Monitoring

Program 2002 (2002) Energie2.

112. Wilson J.C., Offshore wind farms: their impacts, and

potential habitat gains as artificial reefs, in particular for

fish, Marine and Freshwater Biology (2007) MSc. Hull:

University of Hull, pp. 86.

113. Love M.S., Caselle J., Snook L., Fish assemblages on

mussel mounds surrounding seven oil platforms in the

Santa Barbara channel and Santa Maria basin (1999)

Bulletin of marine science, 62 (2)

114. Noordzeeatlas (2008) http://www.noordzeeatlas.nl/

Geraadpleegd op 4 april 2008.

115. Noordzeeloket - algemeen - Juridische grenzen en zones

- Algemeen (2007)

http://www.noordzeeloket.nl/overzicht/grenzen_zones

/algemeen/ Geraadpleegd op 11 maart 2008.

116. Wet regeling provincie- en gemeentegrenzen langs de

Noordzeekust van Den Helder tot en met Sluis en

wijziging van de Financiële-Verhoudingswet 1984,

Page 84: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

84

Bronnen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

(1990): Ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties.

117. Wet grenzen Nederlandse territoriale zee, (1985):

Ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties.

118. Rijkswet instelling exclusieve economische zone, (1999):

Ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties.

119. Beschrijving Noordzee (2005)

http://www.milieuennatuurcompendium.nl/indicatoren

/nl1243-Beschrijving-van-de-Noordzee.html?i=4-32

Geraadpleegd op 28 mei 2008.

120. Noordzeeloket - Scheepvaart - Algemeen (2008)

http://www.noordzeeloket.nl/activiteiten/scheepvaart/

algemeen/ Geraadpleegd op 21 mei 2008.

121. Noordzeeloket - Miliaire activiteiten - Algemeen (2008)

Geraadpleegd op 21 mei 2008.

122. UN, Kyoto protocol to the Unites Nations framework

convention on climate change, (1998).

123. Dossier Duurzame energie (2008) Ministerie van

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

Milieubeheer.

http://www.vrom.nl/pagina.html?id=7560

Geraadpleegd op 11 maart 2008.

124. Ministerie van Volkshuisvesting ROeM, Nieuwe energie

voor het klimaat: Werkprogramma schoon en zuinig,

(2007).

125. Interdepartementaal, Plan van aanpak Ruimtelijk

Perspectief Noordzee, (2008).

126. Hoe staat het met de bouw van windparken op de

Noordzee?, Energiekrant (2007) 2.

127. Offshore Windpark Egmond aan Zee (2007)

Noordzeewind.

http://www.noordzeewind.nl/index.php?url=project_ve

rvolg_51.html Geraadpleegd op 11 maart 2008.

128. Windpark Q7 (2008) Econcern. http://www.q7wind.nl

Geraadpleegd op 11 maart 2008.

129. Langenbach J., Wind Service Holland (2008)

http://home.planet.nl/~windsh/ Geraadpleegd op 21

mei 2008.

130. Google Earth, (2008): Google.

131. van Soest J.P., Gilden N., Sas H., Münchhausen op de

Noordzee. Een essay over Noordzee-energie, kansen en

belangen, (2008): Jan Paul van Soest - Advies voor

Duurzaamheid.

132. Huizinga-Heringa J.C., Brief aan de 2e kamer:

Windenergie op de Noordzee, (2008).

133. Kamer T, Stimulering duurzame energieproductie. Lijst

van vragen en antwoorden 25 februari 2008, (2008) 31

239.

134. Dossier m.e.r. vraag en antwoord (2008) Ministerie van

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

Milieubeheer.

http://www.vrom.nl/pagina.html?id=9640

Geraadpleegd op 3 juni 2008.

135. Marx S., van den Akker S., Blankendaal M., et al.,

Verslag van het symposium: Wind op zee, Natuurlijk!,

Wind op zee, Natuurlijk! Utrecht: Stichting de Noordzee.

136. Programma symposium Windenergie met bijklank,

Windenergie met bijklank (2008). Gemeente Velsen.

137. Dankers N. M. J. A., Leopold M. F., Smit C. J., Vogel- en

habitatrichtlijn in de Noordzee (2003) Alterra.

138. Olsen O.T., Piscatorial Atlas (1883)

139. Lindeboom H.J., De Noordzee in 1883, nu en over 30

jaar, volledig volgebouwd? , Biodiversiteit in de

Noordzee; kansen, knelpunten en actuele

ontwikkelingen (2002): Stichting De Noordzee.

140. Lindeboom H.J., De Noordzee vroeger, nu en straks: op

weg naar duurzaamheid? (2003)

http://www.kennislink.nl/web/show?id=93132

Geraadpleegd op 2 juni 2008.

141. de Vooys C.G.N. , Dapper R., van der Meer J., et al., Het

macrobenthos op het Nederlands continentaal plat in

de Noordzee in de periode 1870-1914 en een poging tot

vergelijking met de situatie in de periode 1970-2000

(2004) Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek

der Zee.

142. Japanse oester - Crassostrea gigas. Niet-inheemse

soorten van het Belgisch deel van de Noordzee en

aanpalende estuarie, VLIZ information Sheets (2008) 2,

pp. 6.

143. ICES, Working Group on Introductions and Transfers of

Marine Organisms (WGITMO) (2006) International

Council for the Exploration of the Sea.

144. Hendriks I., Een ongewenste vreemdeling (2003)

Kennislink i.s.m. Expertise Centrum Biologie (NIBI)

http://www.kennislink.nl/web/show?id=91884

Geraadpleegd op 29 mei 2008.

145. van 't Hoog A., Eidereend stilt honger met exoot (2007)

Bionieuws, 2

146. Dankers N. M. J. A., Dijkman E.M., de Jong M.L., et al.,

De verspreiding en uitbreiding van de Japanse Oester in

de Nederlandse Waddenzee (2004) Alterra

Wageningen.

147. van 't Hoog A., De Japanners gaan nooit meer weg

(2002) Bionieuws, 7

148. van der Veen H. H., Hulscher S. J. M. H., Lapena B. P.,

Seabed morphodynamics due to offshore wind farms

(2007) Dohmen-Janssen CM, Hulscher SJMH, River,

Coastal and Estuarine Morphodynamics: Taylor &

Francis Ltd.

149. Marx S., Wind op zee: Waar wel, Waar niet? (2005)

Stichting De Noordzee & Rijksuniversiteit Groningen.

150. Beursstand windenergie poster voorkeursgebieden,

(2008): Stichting De Noordzee.

151. Zeekracht - Deltaplan voor duurzame energie van de

Noordzee, (2008): Stichting Natuur en Milieu.

152. Kimura M., Weiss G.H., The stepping stone model of

population structure and the decrease of genetic

correlation with distance (1964) Genetics, 49 16.

153. Productie van tweekleppige weekdieren door middel

van hangstructuren in 4 bepaalde zones in de

zeegebieden onder rechtsbevoegdheid van België -

Bijlage 1: Milieu-effectenbeoordeling van het project

ingediend door de AG Haven Oostende (2005)

Beheerseenheid van het Mathematische Model van de

Noordzee - Koninklijk Belgisch Instituut voor

Natuurwetenschappen.

154. Bouw en exploitatie van een windmolenpark op de

Thorntonbank in de Noordzee:

Milieueffectenbeoordeling van het project ingediend

door de n.v. C-Power. (2004) Beheerseenheid van het

Mathematische Model van de Noordzee - Koninklijk

Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

155. Building a more powerful Europe, (2007): Airtricity.

156. Energierapport 2008 (2008) Ministerie van Economische

Zaken.

157. Stimulering duurzame energieproductie - Verslag van

een algemeen overleg - 27 maart 2008, (2008): Tweede

Kamer der Staten-Generaal.

Page 85: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

85

Bijlagen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

BIJLAGEN

Gegevens windparken

Zie ingevoegde uitvouwpagina op volgende zijde.

Bronnen afmetinggegevens

http://files.harc.edu/Documents/EBS/TREIA2005/OffshoreWindEnergyOverview.pdf

http://www.a2sea.com/uploads/Refr_Lillgrund.pdf

http://www.airtricity.com/international/wind_farms/offshore/ireland/operating/arklow_bank/

http://www.all-energy.co.uk/UserFiles/File/240507_vestas.pdf

http://www.bowind.co.uk/index.htm

http://www.bowind.co.uk/pdf/Non_Technical_Summary.pdf

http://www.dongenergy.com/burbo/project/project.htm

http://www.emd.dk/Projects/Projekter/20%20Detailed%20Case%20Studies/Case%20report04%20-

%20Tunoe_Knob_Denmark.pdf

http://www.eon-uk.com/generation/scrobysands.aspx

http://www.hornsrev.dk/index.en.html

http://www.kentishflats.co.uk/page.dsp?area=1375

http://www.liceng.dk/LIC/PDFs/Blyth_lowres.pdf

http://www.liceng.dk/LIC/PDFs/ScrobySands_lowres.pdf

http://www.mumm.ac.be/Common/Windmills/SPE/Bijlage/1%20%20Horns_Rev_brochure.pdf

http://www.noordzeewind.nl/

http://www.npower-renewables.com/northhoyle/index.asp

http://www.nystedwindfarm.com/frames.asp

http://www.offshore-power.net/Files/Dok/2006-

05%20power%20transnational%20supply%20chain%20study%20-%20final%20version%20-

%20appendices.pdf

http://www.offshorewind.co.uk/Downloads/Burbo%20Bank_piling%20noise%20data_Oct%2006%20

.pdf

http://www.power-technology.com/projects/blyth/

http://www.q7wind.nl

http://www.vattenfall.com/www/vf_com/vf_com/Gemeinsame_Inhalte/DOCUMENT/360168vatt/59

65811xou/902656oper/903724wind/P0289268.pdf

Page 86: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

Ge

ge

ve

ns

win

dp

ark

en

Eu

rop

a

Loca

tie

Lan

dT

yp

e f

un

de

rin

g

Aa

nta

l

turb

ine

s

Ca

pa

cite

it

turb

ine

s

(MW

)B

ou

wja

ar

Wa

terd

iep

te

min

(m

)

Wa

terd

iep

te

ma

x (m

)

Afs

tan

d t

ot

lan

d (

km

)

Ho

og

te

turb

ine

s (m

)

Op

pe

rvla

kte

win

dp

ark

(k

m2

)

Die

pte

in

de

bo

de

m (

m)

Do

ors

ne

de

pa

al

(m)

Ro

tor-

dia

me

ter

(m)

On

de

rlin

ge

afs

tan

d m

in

(m)

On

de

rlin

ge

afs

tan

d m

ax

(m)

ark

low

IEm

on

op

ile

73

,62

00

3-

51

47

3,5

??

?1

04

??

Ba

rro

wU

Km

on

op

ile

30

32

00

61

52

07

,57

51

03

2,5

?9

05

00

75

0

Be

atr

ice

UK

3 o

f 4

po

ot

25

20

07

-4

52

21

07

?-

-1

26

??

Bly

th o

ffsh

ore

UK

mo

no

pil

e2

22

00

0-

81

70

??

3,5

66

??

Bo

ckst

ige

n-V

alo

rS

Em

on

op

ile

50

,51

99

8-

63

??

??

??

?

Bu

rbo

Ba

nk

UK

mo

no

pil

e2

53

,62

00

72

85

,28

31

02

55

10

75

30

72

0

Fre

de

rik

sha

vn

DK

cais

son

& m

on

op

ile

42

,32

00

3-

30

,88

0?

??

88

??

Ho

rns

rev

DK

mo

no

pil

e8

02

20

02

6,5

13

,51

47

02

02

54

80

55

0-

Ke

nti

sh F

lats

UK

mo

no

pil

e3

03

20

05

-5

8,5

70

10

30

49

07

00

-

Lill

gru

nd

SE

be

ton

ne

n v

oe

t4

82

,32

00

74

10

10

69

??

-9

3?

?

Mid

de

lgru

nd

en

DK

be

ton

ne

n v

oe

t2

02

20

01

26

2,5

64

??

-7

6?

?

No

rth

Ho

yle

UK

mo

no

pil

e3

02

20

03

71

17

,56

71

0?

48

03

50

80

0

Ny

ste

dD

Kb

eto

nn

en

vo

et

72

2,3

20

03

69

,51

06

02

4-

-8

24

80

85

0

OW

EZ

NL

mo

no

pil

e3

63

20

06

17

23

10

70

27

30

4,6

90

??

Q7

NL

mo

no

pil

e6

02

20

08

19

24

23

59

14

?4

80

55

0-

Ro

en

lan

dD

Kg

est

ort

be

ton

82

,32

00

2-

10

,2?

??

-?

??

Sa

mso

eD

Km

on

op

ile

10

2,3

20

03

11

18

36

3?

??

??

?

Scr

ob

y S

an

ds

UK

mo

no

pil

e3

02

20

04

21

03

68

?3

14

,2?

??

Tu

Kn

ob

DK

be

ton

ne

n v

oe

t1

00

,51

99

50

,84

64

0,5

??

-?

20

04

00

Utg

run

de

nS

Em

on

op

ile

71

,52

00

06

88

65

?1

93

70

,5?

?

Vin

de

by

DK

be

ton

ne

n v

oe

t1

10

,45

19

91

2,5

52

,54

8?

?-

??

?

Ytt

re S

ten

gru

nd

SE

mo

no

pil

e5

22

00

16

85

60

??

??

??

Page 87: Windparken op de Noordzee: Effecten op vis en bodemfauna

87

Bijlagen |Windparken op zee| Joop Coolen |Stichting De Noordzee |juli 2008

Soortenlijst

Wetenschappelijke benaming Nederlandse Benaming

Abra nitida Glanzende dunschaal

Ammodytes marinus Noorse Zandspiering

Ammodytes tobianus Kleine Zandspiering

Amphiura filiformis Slangster

Arctica islandica Noordkromp

Arnoglossus laterna Schurftvis

Asterias rubens Gewone zeester

Balanus crenatus Gekartelde zeepok

Balanus improvisus Zeepok

Callianassa subterranea Burchtkreeft

Callionymus lyra Pitvis

Cancer pagurus Noordzeekrab

Caprella linearis Wandelend geraamte

Cardium echinatum Gedoornde hartschelp

Cerastoderma glaucum kokkelsoort

Corophium insidiosum slijkgarnaalsoort

Crassostrea gigas Japanse oester

Cultellus pellucidus Sabelschede

Dosinia lupinus Dichtgestreepte artemisschelp

Echiichthys vipera Kleine pieterman

Eutrigla gurnardus Grauwe poon

Galeorhinus galeus Ruwe haai

Gammarus sp. Vlokreeftsoorten

Gobiusculus flavescens Grondel

Hydrobia sp. slakkensoorten

Hyperoplus lanceolatus Smelt

Jassa falcata Slijkgarnaal

Jassa marmorata vlokreeftsoort

Limanda limanda Schar

Marenzelleria viridis

Merlangius merlangus Wijting

Metridium senile Zeeanjelier

Microdeutopus gryllotalpa Vlokreeftsoort

Mya arenaria Strandgaper

Mytilus edulis Mossel

Nereis diversicolor Veelkleurige zeeduizendpoot

Phyllodoce groenlandica borstelwormsoort

Pleuronectes platessa Schol

Pomatoceros triqueter Driekantige kokerworm

Pomatoschistus minutus Dikkopje

Proronis sp. Hoefijzerworm

Psetta maxima Tarbot

Pygospio elegans Zandpijp

Sabellaria spinulosa rifbouwende kokerwormsoort

Sagartia elegans Sierlijke slikanemoon

Sagartia troglodytes Slibanemoon

Scophthalmus rhombus Griet

Sertularia cupressina Zeecypres

Solea solea Tong

Thracia convexa Bolle papierschelp

Trisopterus minutus Dwergbolk