willem

2
De oorspronkelijke bijlage downloaden Veranderende verhoudingen in de spreekkamer. Slotdebat georganiseerd door de Raad voor de Volksgezondheid en zorg. 14 november Idazaal, Den Haag Het debat werd geopend door de voorzitter van de RVZ, de heer Meijerink en geleid door journaliste Eveline Brandt. Het panel bestond uit: De heer Rietmeijer, huisarts/supervisor/caoch UVA De heer Dr. Spaanderman, gynaecoloog UMC Nijmegen Mw. T. Marcus, patiënt, Crohn en colitus ulcera patientenvereniging. Dhr van Bezooijen, ex, huisarts en patiënt Nederlandse Federatie voor Kankerpatiëntenorganisaties. Nadat het panel zich had voorgesteld begon de discussie met de zaal aan de hand van stellingen. Stellingen in de trant van: “De patiëntenorganisaties hebben een opvoedende taak” en “De arts bevordert het algemeen welbevinden van de patiënt” Stellingen die weinig aan het debat bijdroegen. De huisarts in het panel was als supervisor/coach werkzaam bij de opleiding van huisartsen en dan specifiek gericht op de communicatie tussen huisarts en patiënt. Daar had hij heel goede ideeën over die hij aan zijn opleidelingen overbrengt. Het zag er alleen erg idealistisch uit. Het kwam vooral neer op goed luisteren, in de trant van de opvattingen van Carl Rogers. Als daarmee de patiënt zich begrepen voelt komt het wel goed. Natuurlijk zitten er ook z.g. “hufters” in de opleiding tot arts zoals laatst in het nieuws kwam. Die zullen het nooit leren en worden wellicht van de opleidingen geweerd. De zaal was het op bijna alle punten roerend met hem eens. De gynaecoloog werkt in de topzorg. Als de patiënt bij hem komt heeft zij als een hele batterij aan artsen meegemaakt. Hij zit vooral in de reddersrol, dan is goede communicatie nog steeds belangrijk, maar snel, doortastend en deskundig optreden nog veel meer. Dus ook hij maakte weinig problemen mee. Mevr Marcus had wel andere ervaringen, inmiddels goed op de hoogte van haar kwaal wist ze misschien wel meer dan haar huisarts. Dit werd in haar geval door de arts niet op prijs gesteld. De zaal kon dit wel herkennen. De heer van Bezooijen zelf huisarts in ruste, nu patiënt, kon moeilijk zijn oude rol loslaten en profileerde zich als communicatieve arts. Hij had ook zelden problemen in de communicatie met patiënten. Dat zal ook wel zo geweest zijn. Hij memoreerde ook dat hij ruim voldoende patiënten had in tegenstelling tot zijn naaste collega’s Ook hij moest bekennen dat er in het algemeen gesproken problemen zijn in de relatie arts-patiënt maar had daar volgens zijn zeggen weinig eigen ervaring mee. Vanuit de zaal werd nog opgemerkt dat de relatie arts-patiënt niet bezien kan worden zonder de andere stakeholders er bij te betrekken: de verzekeraars die net als het ministerie de grenzen van het budget bewaken. Een opmerking die verder niet werd uitgewerkt. Van het NIVEL was mevr. Van Dulmen aanwezig die met interessante feiten uit haar onderzoek naar voren kwam. O.a. over therapietrouw. Geconstateerd werd dat de therapietrouw toeneemt als de arts de tijd neemt om met de patiënt de eventuele medicatie goed te bespreken.

Transcript of willem

Page 1: willem

De oorspronkelijke bijlage downloadenVeranderende verhoudingen in de spreekkamer.Slotdebat georganiseerd door de Raad voor de Volksgezondheid en zorg.14 november Idazaal, Den Haag

Het debat werd geopend door de voorzitter van de RVZ, de heer Meijerink engeleid door journaliste Eveline Brandt.

Het panel bestond uit:De heer Rietmeijer, huisarts/supervisor/caoch UVADe heer Dr. Spaanderman, gynaecoloog UMC NijmegenMw. T. Marcus, patiënt, Crohn en colitus ulcera patientenvereniging.Dhr van Bezooijen, ex, huisarts en patiënt Nederlandse Federatie voorKankerpatiëntenorganisaties.

Nadat het panel zich had voorgesteld begon de discussie met de zaal aan de handvan stellingen. Stellingen in de trant van: “De patiëntenorganisaties hebben eenopvoedende taak” en “De arts bevordert het algemeen welbevinden van de patiënt”Stellingen die weinig aan het debat bijdroegen.

De huisarts in het panel was als supervisor/coach werkzaam bij de opleiding vanhuisartsen en dan specifiek gericht op de communicatie tussen huisarts enpatiënt. Daar had hij heel goede ideeën over die hij aan zijn opleidelingenoverbrengt. Het zag er alleen erg idealistisch uit. Het kwam vooral neer op goedluisteren, in de trant van de opvattingen van Carl Rogers. Als daarmee depatiënt zich begrepen voelt komt het wel goed. Natuurlijk zitten er ook z.g.“hufters” in de opleiding tot arts zoals laatst in het nieuws kwam. Die zullenhet nooit leren en worden wellicht van de opleidingen geweerd. De zaal was hetop bijna alle punten roerend met hem eens.

De gynaecoloog werkt in de topzorg. Als de patiënt bij hem komt heeft zij alseen hele batterij aan artsen meegemaakt. Hij zit vooral in de reddersrol, dan isgoede communicatie nog steeds belangrijk, maar snel, doortastend en deskundigoptreden nog veel meer. Dus ook hij maakte weinig problemen mee.

Mevr Marcus had wel andere ervaringen, inmiddels goed op de hoogte van haarkwaal wist ze misschien wel meer dan haar huisarts. Dit werd in haar geval doorde arts niet op prijs gesteld. De zaal kon dit wel herkennen.

De heer van Bezooijen zelf huisarts in ruste, nu patiënt, kon moeilijk zijn ouderol loslaten en profileerde zich als communicatieve arts. Hij had ook zeldenproblemen in de communicatie met patiënten. Dat zal ook wel zo geweest zijn. Hijmemoreerde ook dat hij ruim voldoende patiënten had in tegenstelling tot zijnnaaste collega’s Ook hij moest bekennen dat er in het algemeen gesprokenproblemen zijn in de relatie arts-patiënt maar had daar volgens zijn zeggenweinig eigen ervaring mee.

Vanuit de zaal werd nog opgemerkt dat de relatie arts-patiënt niet bezien kanworden zonder de andere stakeholders er bij te betrekken: de verzekeraars dienet als het ministerie de grenzen van het budget bewaken. Een opmerking dieverder niet werd uitgewerkt.Van het NIVEL was mevr. Van Dulmen aanwezig die met interessante feiten uit haaronderzoek naar voren kwam. O.a. over therapietrouw. Geconstateerd werd dat detherapietrouw toeneemt als de arts de tijd neemt om met de patiënt de eventuelemedicatie goed te bespreken.

Page 2: willem

De stellingen en het panel brachten niet wat ze zouden moeten: een verdiepingvan het debat over de relatie arts-patiënt. Tussen de panelleden en de zaal wasveel gelijkgestemdheid zonder debat. Een moeilijke klus voor de gespreksleiding.

Voor een slotdebat in een reeks die mede moet leiden tot advisering aan deminister vond ik dit tot mijn spijt teleurstellend.

Nijmegen 27 november ’08

Willem Leedekerken.

Bijgeleverde informatie.Deze is wel degelijk de moeite waard om kennis van te nemen:

“Vertrouwen in de spreekkamer” van de RVZ. Zie de volgende link:http://www.rvz.net/data/download/Website_publieksversie_Vertrouwen_in_de_spreekkamer.pdf

Daarnaast 3 richtlijnen van het NIVEL en NPCF voor artsen “Praten overmedicijnen bij COPD” en soortelijke over hypertensie en depressie. Van één vandie richtlijnen was ook een patiëntenversie. Tenslotte het KNMG manifest“Medische professionaliteit”http://knmg.artsennet.nl/uri/?uri=AMGATE_6059_100_TICH_R192020953120042Interessante informatie, met name de richtlijnen, daarvan zou een versie voorParkinson de moeite van het ontwikkelen waard zijn. Op de volgende link zijn zete vinden: http://www.npcf.nl/uploads/files/tipsdepressiepatient.pdfVerder was in de pauze de heer Sandig aanwezig als promotor van zijn boekje “Meteen briefje naar de dokter” . Nu is er ook een versie voor de apotheek.