welstandsnota Borger-Odoorn - deel 1WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 3 HOOFDSTUK 1 Voorwoord 04 2...
Transcript of welstandsnota Borger-Odoorn - deel 1WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 3 HOOFDSTUK 1 Voorwoord 04 2...
WE
LS
TA
ND
SN
OT
A
Welstandsnota Borger-Odoorn
Tot en met de eerste wijziging
12 maart 2009
projectnummer: 030.00.01.07.10.00
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 3
HOOFDSTUK
1 Voorwoord 04
2 Beleidsregels 05
3 Inleiding 06
3.1 Welstandsbeleid 06
3.2 Geschiedenis welstandstoezicht in Drenthe 06
3.3 Leeswijzer 07
4 Ruimtelijk beleid 08
4.1 Het uitvoeren van een ruimtelijk beleid 08
4.2 Het ruimtelijk beleid in de gemeente Borger-Odoorn 08
4.3 Cultuurhistorie en monumentenbeleid 09
4.4 De relatie met gemeentelijke ruimtelijke plannen 09
5 Samenstelling van de Welstandscommissie 10
5.1 Samenstelling Welstandscommissie 10
5.2 De ondersteuning van de Welstandscommissie 10
6 De Welstandscommissie 11
6.1 De behandeling van de plannen 11
6.2 De informatievoorziening van de Welstandscommissie 11
6.3 De openbaarheid van de vergaderingen 11
6.4 Vooroverleg en principebeoordelingen 12
6.4.1 Vooroverleg 12
6.4.2 Principebeoordelingen 12
7 Advisering en besluitvorming 13
7.1 De taak van de Welstandscommissie 13
7.2 Extra taken voor de Welstandscommissie 13
7.3 De adviezen van de Welstandscommissie 13
7.4 De besluitvorming door het College van Burge-
meester en Wethouders 13
7.5 Mogelijkheden om van het welstandsadvies
af te wijken 14
7.6 Het indienen van bezwaar tegen beslissingen 14
8 Handhaving en evaluatie 15
8.1 De evaluatie van het welstandstoezicht 15
8.2 De handhaving van het welstandsbeleid 15
9 Welstandscriteria 16
9.1 Algemene welstandscriteria 16
9.1.1 Aandachtspunten voor redelijke eisen van welstand 16
9.2 Belangrijke aspecten bij de welstandsbeoordeling 17
9.3 Welstandsniveaus 17
9.4 Gebiedsgerichte welstandscriteria 17
9.4.1 Ontwikkelingsschets 18
9.4.2 Gebiedsindeling 20
9.4.3 Toelichting 20
9.5 Beschrijving per gebied 21
9.6 Objectgerichte criteria 53
9.7 Loketcriteria 65
INHOUDSOPGAVE
10 Bijlagen 102
1 Begrippenlijst 103
2 Monumentenlijst 111
3 Hunebedlijst 112
4 Rietdakenlijst 113
5 Welstandskaarten
- Overzichtkaart
- Detailkaarten Valthe,
Drouwen,
Odoorn,
Nieuw-Buinen,
Exloo,
Buinen en
Borger
4 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HOOFDSTUK
Bij bouwplannen wordt beoordeeld of zij aan “redelijke
eisen van welstand” kunnen voldoen.
De oordelen van een welstandscommissie zijn vaak
onderwerp van gesprek. Daarbij is er veel onduidelijk. De
burger blijft met heel wat vragen zitten. Wat zijn die eisen
dan precies? Gelden die overal? Wat is redelijk? Wie heeft
al die eisen bedacht? Hoe komen ze daaraan?
De rijksoverheid vond het wenselijk dat er meer
duidelijkheid over welstand voor de burgers zou komen.
Daarom werd besloten dat gemeenten hun beleid op dit
terrein in een nota moesten vastleggen.
Ook het gemeentebestuur van Borger-Odoorn vindt het
wenselijk dat een burger met een bouwplan al in het
beginstadium meer duidelijkheid over welstand krijgt.
Verder vinden we het belangrijk dat het welstandsbeleid
op een goede en duidelijke manier wordt vastgelegd.
Daarom hebben wij besloten de welstandsnota die nu
voor u ligt op te stellen. In deze nota is niet alleen het
beleid vastgelegd, ook staan er de criteria in die bij de
toetsing van plannen worden gebruikt. De burger die iets
wil gaan bouwen kan dan al vooraf antwoord krijgen op
veel vragen.
VOORWOORD1U kunt de nota lezen als naslagwerk, als beleidsstuk of als
beschouwing over de gebouwde omgeving. Hoe de nota
ook wordt gelezen, ons uitgangspunt is dat dit stuk voor alle
betrokkenen bij het bouwen een toegevoegde waarde
heeft.
Heeft u opmerkingen en ervaringen die voor ons van
belang kunnen zijn, dan horen we die graag van u.
J.J. Bruintjes, wethouder Bouwen en Wonen
BIJ DE HERZIENING 2008
Sinds 1 juni 2004 is er in de gemeente Borger-Odoorn
gewerkt met de welstandsnota. Het vaststellen van een
eigen gemeentelijk welstandsbeleid heeft de
verantwoordelijkheid voor welstand dichter bij de
burger gebracht dan ooit.
Het eigen welstandsbeleid houdt ook in dat de
gemeente een verantwoordelijkheid heeft gekregen
voor het actueel houden van de welstandsnota.
De gemeente Borger-Odoorn heeft daarom de nu voor
u liggende herziening 2008 laten vervaardigen.
In de herziene welstandsnota zijn de zaken gewijzigd
die na drie en een half jaar werken met de nota aan het
licht zijn gekomen. Belangrijkste wijzigingen betreffen
het toevoegen van ontwikkelingsgebieden en nieuwe
landgoederen en het opstellen van objectcriteria voor
reclame en boerderijen.
Met deze wijzigingen bezit de gemeente Borger-
Odoorn ook voor de komende periode over een
consistent welstandsbeleid!
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 5
HOOFDSTUK
De raad van de gemeente Borger-Odoorn,
gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en
Wethouders d.d. ;
Gelet op artikel 9.1, lid 2 van de gemeentelijke
Bouwverordening en gelet op artikel 12a, lid 1 van de -per 1
januari 2003 gewijzigde- Woningwet.
Vast te stellen de welstandsnota Borger-Odoorn
b e s l u i t :
Vastgesteld in de openbare vergadering van xx-xx-2008.
De raad voornoemd,
de raadsgriffier, de voorzitter,
L.F. van Ameijden Zandstra T. Slagman-Bootsma
2 BELEIDSREGELS
6 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HOOFDSTUK
3.1 Welstandsbeleid
Een bouwwerk is zelden een zaak van een individuele
burger alleen. Een bouwwerk maakt immers deel uit van de
publieke ruimte; een voorbijganger wordt er mee
geconfronteerd of hij/zij wil of niet. Een aantrekkelijk
gebouwde omgeving is dan ook een publiek belang en dus
tevens een van de belangen die de gemeente behartigt.
De doelstelling van het welstandsbeleid is het veilig stellen
van een basiskwaliteit van de gebouwde omgeving. Daar
waar dit gewenst en mogelijk is, zal een verbetering van de
kwaliteit van de gebouwde omgeving het doel zijn.
Deze nota beschrijft de ruimtelijke, architectonische en
cultuurhistorische kwaliteiten die de gemeente aan de
verschillende gebieden toekent, of die in de toekomst in
een bepaald gebied zijn gewenst. Vanuit deze kwaliteiten
zijn criteria ontwikkeld en is bepaald welk welstandsniveau
in de verschillende gebieden wordt gevoerd. Aan de hand
daarvan kunnen bouwplannen worden beoordeeld. De nota
biedt het inhoudelijk kader voor het overleg met de
betrokkenen en de uiteindelijke advisering.
Het woord beoordelingscriteria zou de indruk kunnen
wekken dat de architectonische kwaliteit van een bouwplan
en zijn invloed op de ruimtelijke kwaliteit nauwkeurig kan
worden gemeten. Zoiets is uiteraard niet het geval. De criteria
geven de beoordelende commissie wel een instrument in
handen om over bouwplannen te kunnen adviseren in
termen van ”redelijke eisen van welstand”.
Het gemeentelijk welstandsbeleid in deze nota heeft daarom
een belangrijke communicatiefunctie. De gemeenteraad laat
met deze nota alle belanghebbenden zo concreet mogelijk
zien wat in een bepaalde situatie onder zulke “redelijke
eisen” wordt verstaan. Volgens de -per 1 januari 2003
gewijzigde- Woningwet is een toetsing van bouwwerken
aan redelijke eisen van welstand nog slechts mogelijk
indien die eisen zijn geconcretiseerd in een door de
gemeenteraad vastgestelde welstandsnota.
De -per 1 januari 2003 gewijzigde- Woningwet kent een
nieuwe categorie-indeling in bouwwerken. De
oorspronkelijke driedeling in vergunningplichtige,
meldingplichtige en vergunningsvrije bouwwerken is
vervangen door een tweedeling van vergunningplichtige en
vergunningsvrije bouwwerken.
Het is aan te bevelen om voor alle bouwactiviteiten de
welstandsnota te raadplegen. Door de verruiming van de
categorie vergunningsvrije bouwactiviteiten kunnen er zaken
worden gerealiseerd die in strijd zijn met de criteria van
deze nota. In dergelijke gevallen kan het gemeentebestuur
van de zogeheten excessenregeling gebruik maken. Het
goed lezen van de bepalingen in deze nota kan dan ook
veel tijd en geld besparen.
Mede door de voortdurende veranderingen in de
gebouwde omgeving is een welstandsnota een dynamisch
stuk. De wettelijk voorgeschreven jaarlijkse verslaglegging
van deWelstandscommissie kan aanleiding zijn tot
wijzigingen in de nota.
3.2 Geschiedenis welstandstoezicht in Drenthe
De geschiedenis van het welstandstoezicht in Drenthe
begon in december 1926 toen Provinciale Staten het
oprichten van een zogeheten Schoonheidscommissie
bepleitten. In september 1929 konden Gedeputeerde
Staten meedelen dat de “Provinciale Drentse
Adviescommissie tot wering van inbreuk op de schoonheid
van stad en land” officieel was ingesteld. Tot ver in de jaren
zestig deed deze provinciale commissie haar werk.
Toen door de Woningwet 1962 de verantwoordelijkheid
voor de welstandstoetsing bij de gemeenten werd gelegd,
trok de provincie zijn consequenties. Samen met de Drentse
gemeenten besloot men een centrale
beoordelingscommissie in het leven te roepen die een
bundeling van krachten mogelijk maakte en deskundigheid
in de beoordeling van plannen in hoge mate verzekerde.
Het verslag van de besprekingen in 1965 meldde: “Daar
welstand niet alleen ter sprake komt bij de totstandkoming
en het gebruik van het individuele bouwwerk doch ook bij
het stedenbouwkundig plan, is het scheppen van een
nauwere band tussen organen en instellingen die op dit
terrein werkzaam zijn, een gebiedende eis. Door zo goed
mogelijke coördinatie kan men dan tot een optimale
doeltreffendheid komen”.
De samenwerking van een groot aantal Drentse gemeenten
en de provincie leidde uiteindelijk in 1971 tot de
oprichting van de Stichting Het Drents Welstandstoezicht
die voor de overgrote meerderheid van de Drentse
gemeenten ging werken. In januari 2002 fuseerde de
INLEIDING3
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 7
HOOFDSTUK
stichting met een aantal andere Drentse instellingen die
zich voor het Drentse culturele erfgoed inzetten, tot de
organisatie Het Drents Plateau.
3.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 4 begint met een beschrijving van het ruimtelijk
beleid van de gemeente. In hoofdstuk 5 volgt de
samenstelling van de Welstandscommissie. In hoofdstuk 6
komt de werkwijze van de commissie aan de orde waarna in
hoofdstuk 7 de besluitvorming wordt behandeld. In
hoofdstuk 8 “Handhaving en evaluatie” komen verschillende
onderwerpen aan de orde zoals handhaving en evaluatie
van het welstandstoezicht. In hoofdstuk 9 worden de
welstandscriteria behandeld. Allereerst komen de algemene
welstandscriteria aan bod die bij elke welstandsbeoordeling
gelden. Daarna volgen verderop in het hoofdstuk de
gebiedsgerichte welstandscriteria die worden gehanteerd
om te beoordelen hoe het bouwwerk zich in zijn omgeving
voegt. In de gemeente is namelijk een aantal gebieden
onderscheiden met eigen specifieke welstandscriteria.
Achterin de nota staan in de “Loketcriteria” de
welstandscriteria die bij veel voorkomende kleine
bouwplannen gelden. Het gaat dan om zaken als aan- en
uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, dakkapellen,
kozijnwijzigingen, erfafscheidingen en reclames.
Bouwplannen die niet aan deze criteria voldoen, worden
aan de Welstandscommissie voorgelegd.
Andere bijlagen zijn onder meer een kaart met de
welstandsgebieden, een begrippenlijst en de
monumentenlijst (bijlage2), de hunebedlijst (bijlage 3 en de
riedakenlijst (bijlage 4).
8 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HOOFDSTUK
4.1 Het uitvoeren van een ruimtelijk beleid
De welstandstoetsing vormt een onderdeel van het
ruimtelijk beleid van de gemeente.
Het bestaande beleid is vastgelegd in verschillende plannen.
Genoemd worden onder andere bestemmingsplannen en
beeldkwaliteitsplannen. Het opstellen van deze
welstandsnota is dan ook begonnen met een inventarisatie
van het bestaande beleid en een analyse van de
consequenties die dit heeft voor het welstandsbeleid.
4.2 Het ruimtelijk beleid in de gemeente Borger-Odoorn
De gemeente Borger-Odoorn wordt gekenmerkt door een
grote ruimtelijke diversiteit. Het voert in het kader van deze
paragraaf te ver om in te gaan op deze ruimtelijke kenmerken
en het daarop van toepassing zijnde ruimtelijke beleid.
Gemakshalve wordt verwezen naar hoofdstuk 9.4.1. waarin
een beknopte ruimtelijke analyse van de gemeente is
opgenomen.
De ontwikkelingsmogelijkheden van de gemeente Borger-
Odoorn zijn op hoofdlijnen beschreven in het Provinciaal
omgevingsplan van de provincie Drenthe (POP II).
Het POP is niet direct gerelateerd aan de inhoud van een
welstandsnota. Wel vormt het behoud c.q. het ontwikkelen
van ruimtelijke kwaliteit een onderwerp waar de provincie
zich door ondersteuning voor inzet.
Het ruimtelijk beleid van de gemeente Borger-Odoorn en
het welstandsbeleid zijn onlosmakelijk met elkaar
verbonden. De Welstandscommissie adviseert in opdracht
van de gemeenteraad aan het dagelijks bestuur van de
gemeente. Het doel van die adviezen is het realiseren van
het gemeentelijk ruimtelijk beleid.
Met andere woorden: het gemeentelijk beleid is het
belangrijkste toetsingskader bij de welstandsbeoordeling.
De Welstandscommissie toetst het particulier belang, dat
door de ontwerper in opdracht van zijn opdrachtgever is
vormgegeven, aan het door de gemeenteraad vastgestelde
beleid.
Het gemeentelijk ruimtelijk beleid is vastgelegd in
verschillende documenten. Naast bestemmingsplannen kan
daarbij ook worden gedacht aan beleidsnota’s,
structuurschetsen/-visies en beeldkwaliteitsplannen.
Het bestemmingsplan vormt de juridische basis voor de
welstandstoets. Naast beide bestemmingsplannen voor het
buitengebied zijn er per dorpskern één of meerdere
bestemmingsplannen van kracht. De kleinere dorpen,
gehuchten, zijn veelal opgenomen in een bestemmingsplan
Buitengebied. Door actualisatie van deze
bestemmingsplannen in de komende jaren worden
veranderingen (gebruik, bebouwing, beleid) opgenomen. In
de bestemmingsplannen komen specifiek voor een locatie
het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden aan de orde.
Afhankelijk van het type bestemmingsplan kan dit globaal
zijn of meer gedetailleerd. De gebiedsgerichte criteria in
deze welstandsnota hebben het ter plaatse geldende
bestemmingsplan als basis. Het is dus niet zo dat hetgeen in
een bestemmingsplan wordt uitgesloten middels de
welstandsnota wel kan worden gerealiseerd. Omdat het
bestemmingsplan een ruimtelijk plan is, ontbreken
richtinggevende uitspraken over de architectonische
invulling. Vooral bij de meer globale bestemmingsplannen
is dit als een leemte ervaren. Dit werd tot nu toe opgelost
door het werken met beeldkwaliteitsplannen. Met name
voor de recente uitbreidingsplannen zijn in Borger-Odoorn
beeldkwaliteitsplannen vastgesteld. Het toevoegen van een
beeldkwaliteitsplan aan een bestemmingsplan heeft als
voordeel dat aan de zeer globale invulling van een gebied
door het bestemmingsplan meer richtlijnen worden
gegeven. Zo wordt een schakel tussen het ruimtelijk plan en
de architectonische invulling bereikt. De
beeldkwaliteitsplannen vormen als het ware een voorloper
van de gebiedsgerichte criteria. Ze vormen dan ook een
onderdeel van de welstandsnota. Op de welstandskaart
behorende bij de welstandsnota is aangegeven voor welke
gebieden een beeldkwaliteitsplan geldt.
Ondersteunend aan de bestemmingsplannen zijn er enkele
beleidsnota’s die aangeven wat de gemeente, meestal op
één facet van het ruimtelijke beleid, wil bereiken. Het betreft
veelal een antwoord op maatschappelijke ontwikkelingen
waarin het bestemmingsplan niet voorziet. Zo is er onder
meer een “Paardennota” die het vestigingsbeleid voor
maneges en dergelijke in beeld brengt en een “Beleidsnota
landgoederen” die de mogelijkheden voor het vestigen van
landgoederen binnen de gemeente aangeeft. Ook wordt er
een beleidsplan “groen” opgesteld. Een dergelijk plan geeft
inzicht in hoe de gemeente in de toekomst met het groen
in de openbare ruimte wil omgaan en geeft in die zin ook
sturing aan ruimtelijke kwaliteit.
Ook is het denkbaar dat zich incidentele ontwikkelingen
aandienen waar noch het bestemmingsplan noch
beleidsnota’s een kader voor geven. Voor dergelijke
ontwikkelingen vormt de welstandsnota geen
toetsingskader. De eigenschappen waar dergelijke
veranderingen aan moeten voldoen, zullen als onderdeel
RUIMTELIJK BELEID4
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 9
HOOFDSTUK
van de stedenbouwkundige voorbereiding worden
opgesteld. Afhankelijk van de omvang van de ontwikkeling
kan dit bestaan uit structuurschetsen, bestemmingsplannen
en beeldkwaliteitsplannen, maar soms ook uit een
beleidsnotitie. Deze vastgestelde planne vormen dan het
kader voor de welstandstoets. Bij evaluatie van de
welstandsnota zullen dergelijke ontwikkelingen een
onderdeel gaan vormen van de welstandsnota.
4.3 Cultuurhistorie en monumentenbeleid
De cultuurhistorische waardering van een gebied en het
monumentenbeleid van de gemeente zijn belangrijke
bronnen voor gebiedsgerichte welstandscriteria.
Overigens blijft voor wijzigingen aan beschermde
gebouwen en bouwen in beschermde gebieden
(beschermde stads- en dorpsgezichten) een advies van de
Monumentencommissie verplicht.
4.4 De relatie met gemeentelijke ruimtelijke plannen
Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (2008) zegt
onder andere dat het bestemmingsplan de functie en het
ruimtebeslag van bouwwerken regelt voorzover dat nodig is
voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat wat
door een bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, niet
door welstandscriteria kan worden tegengehouden.
- De architectonische vormgeving van bouwwerken
wordt in beginsel in deze nota geregeld.
- Als een bestemmingsplan ruimte biedt voor
verschillende stedenbouwkundige oplossingen, kan het
welstandsadvies ook betrekking hebben op de
stedenbouwkundige inpassing van het bouwplan.
10 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HOOFDSTUK
SAMENSTELLING VAN DE WELSTANDSCOMMISSIE55.1 Samenstelling Welstandscommissie
De -per 1 januari 2003 gewijzigde- Woningwet maakte de
gemeentelijke welstandsnota tot een voorwaarde voor het
uitvoeren van welstandstoezicht. De Welstandscommissie
dient haar welstandsbeoordeling uitsluitend te baseren op
de criteria uit deze nota. De gemeente heeft het instellen en
instandhouden van de Welstandscommissie met
inachtneming van de wettelijke regelingen opgedragen aan
Het Drents Plateau.
De Welstandscommissie adviseert aan het College van
Burgemeester en Wethouders over de aan haar voorgelegde
bouwplannen en maakt jaarlijks een verslag van haar
werkzaamheden.
De leden van de commissie worden op voordracht van het
College van Burgemeester en Wethouders door de
gemeenteraad benoemd. Het Drents Plateau bereidt de
werving en selectie van voorzitter en deskundige leden van
de Welstandscommissie voor, faciliteert het wervings- en
selectieproces en doet een voordracht aan het College van
Burgemeester en Wethouders. De Woningwet biedt de
gemeenten de mogelijkheid om ook een “burgerlid” (ofwel
een “niet-deskundige”) in de commissie te benoemen, in
Borger-Odoorn wordt er voor gekozen dit achterwege te
laten.
De commissie bestaat minimaal uit een voorzitter, twee
externe deskundigen en een secretaris-deskundige in de
persoon van een rayonarchitect van Het Drents Plateau.
De voorzitter is onafhankelijk als bedoeld in artikel 8, lid 6
van de -per 1 januari 2003 gewijzigde- Woningwet. Hij
wordt benoemd op grond van bestuurlijke kwaliteiten en
affiniteit met welstandsadvisering. Bij afwezigheid van de
voorzitter van de Welstandscommissie treedt een door de
voorzitter aangewezen commissielid als vervanger op.
De gemeente hecht sterk aan de onafhankelijkheid van de
commissie. Om dat te bereiken, mogen de externe
deskundigen geen binding (wonen en/of werken) met het
grondgebied van de gemeente Borger-Odoorn hebben. De
plaatselijke kennis die noodzakelijk wordt geacht voor een
goede beoordeling van de plannen zal worden verzorgd
door de secretaris-deskundigen.
De secretaris-deskundigen worden als leden van de
Welstandscommissie ook benoemd door de
gemeentebesturen van hun rayon en als plaatsvervangende
leden door de overige gemeenten.
Benoemingen in de Welstandscommissie gelden voor een
periode van maximaal drie jaar, met een mogelijkheid tot
herbenoeming voor nog eens drie jaar. Het lidmaatschap
van de commissie kan op verzoek van het betreffende
commissielid of het gemeentebestuur ook voortijdig
worden beëindigd.
Omwille van de continuïteit van de welstandsadvisering
worden leden van de Welstandscommissie benoemd en
herbenoemd in een alternerend systeem.
5.2 De ondersteuning van de Welstandscommissie
Ter ondersteuning van de Welstandscommissie heeft de
gemeente via Het Drents Plateau de beschikking over
rayonarchitecten (architect-adviseur) die voor de gemeenten
van hun rayonsecretaris van de Welstandscommissie zijn.
Ze bereiden de vergaderingen van de commissie voor en
zorgen voor de informatie die nodig is om de commissie
haar taak naar behoren te laten vervullen. Verder brengen ze,
in de vorm van het welstandsadvies, schriftelijk verslag uit
aan het College van Burgemeester en Wethouders van de
beoordeling door de Welstandscommissie. De
rayonarchitecten onderhouden het contact met de
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 11
HOOFDSTUK
DE WELSTANDSCOMMISSIE6gemeentelijke diensten, nemen adviesaanvragen in
ontvangst en verzamelen relevante informatie.
6.1 De behandeling van de plannen
Afhankelijk van de omvang en het publieke belang van een
bouwwerk zijn er vier verschillende procedures om de
plannen te behandelen:
- Voor veel voorkomende kleine bouwplannen (licht-
vergunningplichtige bouwwerken) geven de
zogenaamde sneltoetscriteria/loketcriteria eenduidige
aanwijzingen over vormgeving en plaatsing waaronder
het plan voldoet aan redelijke eisen van welstand. De
uitvoering van deze toets is door het gemeentebestuur
aan enkele ambtenaren van bouw- en woningtoezicht
opgedragen.
- De Welstandscommissie kan één of meer van haar
deskundige leden mandateren tot het uitbrengen van
welstandsadviezen voor bouwplannen. Dat zijn in ieder
geval de rayonarchitecten van Het Drents Plateau. Ze zijn
door de commissie individueel gemandateerd om
vooroverleg te voeren en namens de commissie over
bouwplannen, waarover zij de instemming door de
commissie als bekend mogen veronderstellen, positief te
adviseren.
- Twee of meer rayonarchitecten vormen samen de
bureaucommissie die de plannen voor de
Welstandscommissie selecteert en namens de
commissie over kleine en middelgrote bouwplannen
adviseert.
Tot deze plannen behoren nieuwbouw en verbouw van
(eengezins)woningen, bedrijfspanden en andere utilitaire
bouwwerken en reclame-uitingen. Voorwaarde is verder
consensus over het uit te brengen advies.
- Alle andere bouwplannen, waaronder bouwplannen van
grotere omvang en van publiek belang, alsmede
bouwplannen met nieuwe architectonische
ontwikkelingen en trends worden in de volledige
commissie behandeld.
Op verzoek van de gemeente kunnen overigens ook
bouwplannen die normaal gesproken individueel of door
een subcommissie zouden worden beoordeeld aan de
volledige commissie worden voorgelegd.
6.2 De informatievoorziening van de
Welstandscommissie
Om tot een beoordeling van een bouwplan te komen, heeft
de Welstandscommissie in elk geval de volgende informatie
nodig:
- plattegronden;
- gevelaanzichten;
- doorsneden;
- tekeningen van de bestaande toestand (verbouwings-
plannen);
- situatietekening met de inrichting van het terrein,
inclusief aansluitende terreinen;
- geveltekeningen of foto’s die de relatie met de
belendende bebouwing duidelijk maken;
- lijst toe te passen materialen;
- kleurlijst;
- bemonstering van essentiële gevelmaterialen.
Bij grote projecten kan de Welstandscommissie tevens om
een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving
vragen. Op deze manier kunnen schaal en massa van het
bouwwerk beter worden beoordeeld. Indien nodig kan ook
een bezichtiging van de bouwlocatie en zijn omgeving deel
uitmaken van de planbeoordeling.
6.3 De openbaarheid van de vergaderingen
De vergaderingen van de Welstandscommissie zijn
openbaar. Het publiek heeft de mogelijkheid om de
beraadslagingen en de mondelinge besluitvorming bij te
wonen.
Alle plannen die aan de commissie worden voorgelegd,
worden in het openbaar behandeld. Vooroverleg over
bouwplannen hoeft conform de Woningwet niet openbaar
te zijn.
Bij de openbaarheid van de vergaderingen van de
Welstandcommissie gelden de volgende spelregels:
- de vergaderdata worden aan het begin van het
kalenderjaar gepubliceerd;
- extra vergaderingen worden uiterlijk 14 dagen van
tevoren aangekondigd;
- de aanvragers om bouwvergunning worden door de
gemeente geïnformeerd over datum en plaats van de
vergadering waarin hun plan wordt behandeld;
- de agenda wordt steeds voor het begin van de
vergadering uitgereikt;
12 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HOOFDSTUK
- de indiener van een bouwplan en de ontwerper kunnen
op eigen verzoek een toelichting op hun plan komen
geven;
- de commissie kan zelf de ontwerper of andere
deskundigen uitnodigen om nader in te gaan op
bepaalde vragen die van belang zijn voor de
beoordeling;
- in verband met de planning van de vergadering kan een
bouwplan met toelichting niet eerder dan 14 dagen na
een verzoek om toelichting op de agenda worden
geplaatst.
Kleinere plannen die niet in de volledige
Welstandscommissie worden behandeld, kunnen op
verzoek worden bijgewoond. De afspraak met de
betreffende plantoetser (bevoegd ambtenaar, gemandateerd
lid Welstandcommissie/rayonarchitect, bureaucommissie)
wordt via de gemeente gemaakt.
6.4 Vooroverleg en principebeoordelingen
Zodra er duidelijkheid bestaat over de planologische
aanvaardbaarheid van een bouwplan, biedt de gemeente,
indien noodzakelijk, de indiener van het plan en de
ontwerper aan om vooroverleg te plegen met de betrokken
rayonarchitect.
Doel van het vooroverleg en de principebeoordeling is in
een vroeg stadium van de planontwikkeling aan de aanvrager
zoveel mogelijk zekerheid te bieden voor een positieve
beoordeling van het definitieve plan. In het vooroverleg
kunnen ook suggesties worden gegeven voor verbeteringen
van het bouwplan in het algemeen en met betrekking tot de
welstandscriteria in het bijzonder.
6.4.1 Vooroverleg
In het vooroverleg kunnen de indiener en de ontwerper
zich laten informeren over hoe de welstandscriteria in het
concrete bouwplan gaan worden geïnterpreteerd.
Het resultaat van het vooroverleg wordt in elk geval door een
aantekening op het bouwplan vastgelegd. Ook is het
mogelijk om dit te laten vergezellen van een schriftelijk pre-
advies.
6.4.2 Principebeoordelingen
Om tot een principebeoordeling te komen, is het in de
eerste plaats belangrijk dat het aangeleverde materiaal een
goed beeld geeft van de bedoelingen van het bouwplan en
de ontwerpvisie.
Als de principe-aanvraag een bouwplan is verbonden
dienen hiervan een situatietekening van de nieuwe situatie,
plattegronden, gevelaanzichten bestaand en nieuw en
enkele foto’s van de situatie te worden aangeleverd. De
tekeningen mogen uit schetsen bestaan mits dit op schaal is
gebeurd.
Het hiervoor genoemde pakket betreft het minimum. Indien
de aanvrager ook beoordeling wil over kleur, materiaal en
detaillering dan zal dit ook bij de aanvraag aangeleverd
moeten worden.
In een principebeoordeling moet de Welstandscommissie
steeds aangeven in welk stadium van de planontwikkeling
men heeft geadviseerd, omdat de beoordeling betrekking
heeft op de beschikbare informatie op dat moment. Een
definitieve beoordeling op basis van de welstandscriteria is
pas mogelijk bij indiening van het bouwplan dat voldoet aan
de eisen voor aanvraag van een bouwvergunning zoals
aangegeven in de lijst met noodzakelijk informatiemateriaal
in paragraaf 6.2. Overigens biedt een principebeoordeling
de mogelijkheid om meer richtinggevend dan beoordelend
te adviseren.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 13
HOOFDSTUK
ADVISERING EN BESLUITVORMING77.1 De taak van de Welstandscommissie
De Welstandscommissie heeft tot taak de gemeente te
adviseren of de plannen die zijn ingediend, voldoen aan de
criteria in de welstandsnota. Zo’n advies is verplicht voor alle
zogeheten vergunningplichtige plannen, tenzij in deze nota
bepaalde gebieden of bouwwerken als welstandsvrij
worden aangemerkt. Er zijn welstandsvrije bouwwerken
aangewezen, Dit zijn de tijdelijke bouwwerken, de
kunstobjecten en de herinneringsmonumenten (zie 9.6). Er
zijn geen welstandsvrije gebieden aangewezen. Binnen de
vergunningplichtige bouwwerken wordt onderscheid
gemaakt in regulier-vergunningplichtige en licht-
vergunningplichtige bouwwerken. De opsomming van de
vergunningsvrije en licht-vergunningplichtige bouwwerken
is in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB)
opgenomen. Ook zijn in de AMvB zogeheten loketcriteria
opgenomen. Licht-vergunningplichtige plannen die aan de
loketcriteria voldoen, worden niet aan de Welstandscommissie
voorgelegd, maar worden beoordeeld door een ambtenaar
die daartoe is gemandateerd. Plannen die niet voldoen aan
de loketcriteria of waarover twijfel bestaat, worden ter
beoordeling aan de Welstandscommissie voorgelegd.
7.2 Extra taken voor de Welstandscommissie
De gemeente kan besluiten om bepaalde taken tijdelijk of
permanent aan de Welstandscommissie op te dragen. Het
gaat hier om al dan niet projectgebonden taken die boven
de wettelijke taak van welstandsadvisering uitgaan of die
gebruikmaken van de ervaring en deskundigheid van
commissieleden bij de ontwikkeling van een integraal
ruimtelijk kwaliteitsbeleid.
7.3 De adviezen van de Welstandscommissie
De Welstandscommissie adviseert aan het College van
Burgemeester en Wethouders of het uiterlijk en de plaatsing
van een bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de
omgeving (of de daar te verwachten ontwikkeling) voldoet
aan redelijke eisen van welstand. De commissie beoordeelt
dit aan de hand van de criteria van deze welstandsnota. Het
welstandsadvies kan in principe slechts als uitkomst hebben
dat het plan aan de eisen voldoet of juist niet voldoet. Indien
op basis van de tekeningen niet in redelijkheid kan worden
geconcludeerd dat het bouwwerk zal voldoen aan de
welstandscriteria, zal negatief worden geadviseerd.
- Plan voldoet. De Welstandscommissie is akkoord met
het plan en geeft dit in elk geval aan met een
ondertekend “voldoet-stempel” op de tekening. Bij
voorkeur geschiedt het door een schriftelijk advies
waarin de conclusie in duidelijke taal wordt gemotiveerd.
- Plan voldoet niet. De Welstandscommissie geeft een
schriftelijke motivering van het negatieve advies. Deze
motivering bevat een korte omschrijving van het
ingediende plan, een verwijzing naar de
welstandscriteria en een samenvatting van de
beoordeling van het plan op die punten. Tevens wordt
inzage in de stemverhoudingen en de motivatie van de
afzonderlijke leden verwacht.
Het welstandsadvies dient in begrijpelijke taal geformuleerd
te worden.
Voor alle duidelijkheid: de bevoegdheid van de commissie
beperkt zich tot het beoordelen van een plan. De commissie
is niet bevoegd zelf oplossingen aan te dragen. Verder is het
welstandsadvies uitsluitend gericht op zaken die betrekking
hebben op het welstandstoezicht als zodanig.
Voor het overige zijn de volgende regels van procedurele
aard van belang:
- Het welstandsadvies wordt door of namens het College
van Burgemeester en Wethouders gevoegd bij de
aanvraag om bouwvergunning en is vanaf dat moment
openbaar.
- Indiener van een plan en ontwerper kunnen de
gemeente vragen om een toelichting op een advies door
de Welstandscommissie. Een opdracht tot
heroverweging van het welstandsadvies kan alleen door
de gemeente worden gegeven. Het resultaat van de
heroverweging dient schriftelijk te worden gemotiveerd.
- Op verzoek van het College van Burgemeester en
Wethouders moet de Welstandscommissie ook een
door middel van een akkoordstempel gegeven positief
advies achteraf schriftelijk kunnen motiveren.
- Voor het overige zijn voor het indienen van bezwaren
tegen beslissingen van het College van Burgemeester en
Wethouders de hiervoor geldende procedures van
toepassing.
7.4 De besluitvorming door het College van
Burgemeester en Wethouders
De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het verlenen van
een bouwvergunning ligt bij het College van Burgemeester
en Wethouders. Het college heeft een eigen
verantwoordelijkheid inzake het welstandsadvies.
14 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HOOFDSTUK
7.5 Mogelijkheden om van het welstandsadvies af te
wijken
Als het College van Burgemeester en Wethouders van een
welstandsadvies afwijkt, wordt dit in de beslissing op de
aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd.
- Wanneer het college van plan is van het advies van de
eigen Welstandscommissie af te wijken, kan men
besluiten een second opinion te vragen aan een andere
Welstandscommissie.
- Naast het afwijken van een advies op welstandsgronden,
heeft het College van Burgemeester en Wethouders
wettelijk de mogelijkheid een bouwvergunning te
verlenen als daarvoor naar hun oordeel zwaarwegende
redenen zijn (hardheidsclausule).
- Het College van Burgemeester en Wethouders kan
-eventueel op advies van de Welstandscommissie- ook
afwijken van de welstandscriteria zelf. Zo is het
bijvoorbeeld mogelijk dat een plan als zodanig niet
voldoet aan de welstandscriteria, maar wél aan redelijke
eisen van welstand. Op deze manier kunnen plannen
van uitzonderlijke kwaliteit of bijzondere projecten
ondanks hun strijdigheid met de ter plaatse geldende
criteria toch worden gerealiseerd. Ook deze afwijkingen
moeten uiteraard in de beslissing worden gemotiveerd.
7.6 Het indienen van bezwaar tegen beslissingen
Tegen elke beslissing op de aanvraag van de
bouwvergunning kunnen belanghebbenden bezwaar
aantekenen. Het College van Burgemeester en Wethouders
geeft in de beslissing steeds aan dat deze mogelijkheid
bestaat, en hoe belanghebbenden hun bezwaren kunnen
indienen.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 15
HOOFDSTUK
HANDHAVING EN EVALUATIE88.1 De evaluatie van het welstandstoezicht
De werking van de welstandsnota wordt jaarlijks in de
gemeenteraad geëvalueerd. Dit aan de hand van het
jaarverslag van de Welstandscommissie en een rapportage
van het College van Burgemeester en Wethouders over de
manier waarop er uitvoering is gegeven aan het
welstandstoezicht. Deze wettelijk verplichte evaluatie kan
aanleiding geven tot aanpassingen van het welstandsbeleid.
8.2 De handhaving van het welstandsbeleid
De handhaving van het welstandsbeleid wordt geregeld in
de Woningwet en in de gemeentelijke Bouwverordening.
Indien het oprichten van vergunningsvrije bouwwerken en
het uitvoeren van vergunningsvrije verbouwingen tot
excessen leidt, kan de gemeente hier op basis van haar
excessenregeling tegen op treden. Onder excessen worden
verstaan buitensporigheden in het uiterlijk die ook voor niet-
deskundigen duidelijk zijn.
Naast de algemene welstandscriteria die altijd van
toepassing zijn, worden in hoofdstuk 9 ook de
gebiedsgerichte criteria omschreven. De toetsing aan deze
criteria moet uitsluitsel kunnen geven of het bouwplan aan
de gewenste beeldkwaliteit in het betreffende gebied
voldoet.
16 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HOOFDSTUK
WELSTANDSCRITERIA99.1 Algemene welstandscriteria
De algemene welstandscriteria richten zich op de zeggings-
kracht en het vakmanschap van het architectonisch
ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteits-
principes.
De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten
grondslag aan elke planbeoordeling, omdat ze het uitgangs-
punt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en
objectgerichte welstandscriteria. In de praktijk zullen die
uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de
planbeoordeling. In situaties waarin de gebiedsgerichte en
de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan
het nodig zijn terug te grijpen op de algemene
welstandscriteria.
9.1.1 Aandachtspunten voor redelijke eisen van welstand
Door het formuleren van een checklist beschikken
opdrachtgever, architect, gemeente, leden van de
Welstandscommissie en alle andere geïnteresseerden over
dezelfde informatie met betrekking tot de betekenis van
redelijke eisen van welstand.
De volgende zes aandachtspunten voor het ontwerpen van
gebouwen vormen een algemeen beoordelingskader om in
eerste instantie na te gaan of een bouwplan aan redelijke
eisen van welstand voldoet.
- Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van
welstand mag worden verwacht dat de verschijnings-
vorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze
waarop het gemaakt is. Daarnaast heeft de vormgeving
van het bouwwerk haar eigen samenhang en logica.
De verschi jn ingsvorm is meer dan de recht -
s t reekse optelsom van gebruik en construct ie .
Echter indien de verschi jn ingsvorm in tegenspraak
is met het gebruik en de construct ie , dan ver l iest
z i j daarmee aan begr i jpel i jkheid en integr i te i t .
- Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van
welstand mag worden verwacht dat het een positieve
bijdrage levert aan de kwaliteit van de (stedelijke en
landschappelijke) omgeving. De eisen op dit punt
worden hoger naarmate de openbare betekenis van het
bouwwerk of van de omgeving groter is.
Het gebouw is een part icul ier object in een
openbare context . Het bestaansrecht van het
gebouw l igt n iet a l leen in het e igen funct ioneren ,
maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in
z i jn omgeving . Van een goed ontworpen gebouw
mag worden verwacht dat het z i jn omgeving niet
ontkent , maar dat het een posi t ieve bi jdrage levert
aan de omgeving en de verwachte ontwikkel ing
daarvan .
- Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van
welstand mag worden verwacht dat eventuele
verwijzingen en associaties naar culturele uitingen en
architectuurstijlen zorgvuldig worden gebruikt en
uitgewerkt, zodat er bruikbare ontwerpconcepten en
vormen ontstaan.
Een bouwwerk wordt verwarrend of saa i a ls de
regels van de archi tectonische vormgeving niet
bewust worden gehanteerd . Een ontwerp kan
worden geïnspi reerd door een bepaalde
t i jdsper iode . Di t i s iets anders dan het imiteren van
st i j len , vormen en deta i l ler ingen ui t het ver leden .
Associat ieve betekenissen z i jn van groot belang
om een omgeving te “begr i jpen” a ls beeld van de
t i jd waar in z i j i s ontstaan , a ls verhaal van de
geschiedenis , a ls representant van een st i j l .
Daarom is het zo belangr i jk om ook bi j n ieuwe
bouwplannen zorgvuldig met s t i j lvormen om te
gaan , z i j vormen immers de geschiedenis van de
toekomst .
- Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van
welstand mag worden verwacht dat er structuur is
aangebracht in het beeld zonder dat de aantrekkings-
kracht door simpelheid gaat verloren.
Een heldere s t ructuur biedt houvast voor de
waarneming en is bepalend voor het beeld dat
men vasthoudt van een gebouw. Symmetr ie , r i tme ,
herkenbare maat reeksen en mater ia len maken het
voor de gemiddelde waarnemer mogel i jk de grote
hoeveelheid v isuele in format ie die de gebouwde
omgeving geef t , te reduceren tot een bevat te l i jk
beeld . Het s t reven naar helderheid mag echter
niet ontaarden in s impelheid .
- Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van
welstand mag worden verwacht dat het een samen-
hangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat
beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en
vlakverdelingen.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 17
HOOFDSTUK
De kracht van een composi t ie i s groter naarmate
de maatverhoudingen een s terkere samenhang en
hiërarchie ver tonen . Mits bewust toegepast ,
kunnen ook spanning en contrast daar in hun
werk ing hebben .
- Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van
welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur en
kleur het karakter van het bouwwerk ondersteunen en ze
de ruimtelijke samenhang met de omgeving (of de daar
te verwachten ontwikkeling) duidelijk maken.
Als mater ia len en k leuren te veel los s taan van het
ontwerp en daar in geen ondersteunende funct ie
hebben , maar s lechts worden gekozen op grond
van decorat ieve werk ing , wordt de betekenis ervan
toeval l ig en kan het a fbreuk doen aan de zeggings-
kracht van het bouwwerk . Di t i s b i jvoorbeeld het
geval wanneer het gebruik van mater ia len en
kleuren geen ondersteuning geef t aan de
archi tectonische vormgeving of wanneer het
gebruik van mater ia len en k leuren een ju is te
interpretat ie van de aard en de ontstaansper iode
van het bouwwerk in de weg staat .
9.2 Belangrijke aspecten bij de welstandsbeoordeling
Het stelsel van algemene welstandscriteria wordt afgeleid uit
de voor de welstandsbeoordeling van een bouwplan
belangrijke aandachtspunten. Een bouwplan voldoet aan de
algemene welstandscriteria als de antwoorden op de
verschillende vragen overtuigend duidelijk maken dat er met
de aandachtspunten rekening is gehouden.
De ligging van het bouwwerk
- Hoe worden de specifieke terreinomstandigheden benut?
- Hoe geeft het ontwerp een antwoord op de karakteristiek
van de bestaande omgeving of de te verwachten
ontwikkeling ervan (denk bijvoorbeeld aan straatwand,
hoeksituaties, openbare ruimte, landschap)?
De massa van het bouwwerk
- Zijn hoofdvorm, materialisatie en geveluitwerkingen een
passend antwoord op de bestaande omgeving of te
verwachten ontwikkeling ervan?
- Wordt met deze invulling van de massa voldaan aan de
planologische visie voor het gebied (ontwikkelingsvisies,
stedenbouwkundige plannen, beeldkwaliteitsplannen)?
De detaillering van het bouwwerk
- Is er sprake van samenhang tussen hoofdvorm en
interne structuur van het bouwplan?
- Hoe zijn de verschillende onderdelen van het plan op
elkaar afgestemd?
- Is er een ontwerplogica te herkennen in de relatie van
de samenstellende delen (gevels, gevelopeningen, daken
en alle hiermee samenhangende vormgevende details)?
Het toegepaste materiaal
- Is het materiaal- en kleurgebruik in overeenstemming met
het karakter van het ontwerp en het karakter van de
omgeving?
9.3 Welstandsniveaus
De gebiedsbeschrijving en de waardering van het gebied
bepalen het “niveau” van de welstandszorg. De welstands-
criteria hangen hier nauw mee samen. De welstandscriteria
moeten een inbreuk op de waardering van het gebied
voorkomen. Positiever geformuleerd, moeten ze het
instandhouden van de bestaande waarden bevorderen.
De indeling in welstandsniveaus geeft de intentie van de
gemeente weer met betrekking tot behoud of versterken van
de ruimtelijke kwaliteit in de te onderscheiden gebieden:
- Om karakteristieke kenmerken te kunnen beschermen
en versterken, kan een gebied als bijzonder
welstandsgebied worden aangemerkt.
- Gebieden die niet als bijzonder welstandsgebied zijn
aangemerkt, behoren tot het niveau regulier
welstandsgebied.
- Van welstandszorg uitgesloten gebieden worden in
deze indeling aangeduid met welstandsvrij gebied.
9.4 Gebiedsgerichte welstandscriteria
Voor het maken van een gebiedsindeling die als onder-
grond voor een doeltreffend welstandsbeleid kan fungeren,
is het van belang te komen tot een typering van de land-
schappelijke gegevenheden met de aanwezige structuur-
lijnen en de hiermee in verband staande concentraties van
bebouwing. In de gemeente Borger-Odoorn is er een direct
verband tussen de historisch gegroeide ruimtelijke structuur,
de ontginnings- en landbouwwijze en het landschap. Een
ander aspect is de leeftijd van de bebouwing, omdat hieraan
veel kenmerkende eigenschappen zijn te herkennen. Een
18 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HOOFDSTUK
derde aspect is het te verwachten aantal initiatieven, de
ontwikkeling van gebieden en de impact ervan op de
omgeving.Op basis van de ontwikkeling, de
ontginningsgeschiedenis en de overeenkomstige
ruimtelijke karakteristieken van de gebieden is een
gebiedsindeling gemaakt die resulteert in 14
welstandsgebieden.
9.4.1 Ontwikkelingsschets
Om de huidige structuur van de kernen en de bebouwing
te kunnen “lezen en begrijpen” is het van belang stil te
staan bij de landschappelijke en cultuurhistorische
onderlegger. De gemeente Borger-Odoorn ligt aan de rand
van Het Drents Plateau. Het westelijke gedeelte van de
gemeente maakte deel uit van het esdorpenlandschap,
terwijl het oostelijke gedeelte deel uitmaakt van het
veenontginningslandschap. De zandgronden van Het
Drents Plateau hebben een zeer lange bewonings-
geschiedenis die teruggaat tot ver voor Christus. Beide
gebieden hebben een eigen ontstaansgeschiedenis en
ruimtelijke ontwikkeling.
EsdorpenDe esdorpen zijn in hun huidige vorm ontstaan in de
vroege Middeleeuwen. Eeuwenlang waren het typisch
agrarische gemeenschappen gelegen op hoge zandplateaus
en omringd door ontoegankelijke veenmoerassen. De
dorpen en het omringende landschap zijn in nauwe
samenhang met de organisatievorm van de landbouw
ontstaan. De dorpen lagen langs de rand van de essen in de
nabijheid van de beekdalen. De bebouwing in de esdorpen
bestond uit boerderijen van het Drentse type gegroepeerd
rond een brink; een open, met bomen beplante ruimte die
was bestemd voor gemeenschappelijk gebruik en
verschillende functies had. De boerderijen hadden een
rechthoekige plattegrond met een deel stallen en een deel
woonhuis opgebouwd uit de voorhande zijnde materialen;
hout, leem en riet en in latere tijden; baksteen en dakpannen.
De stallen lagen georiënteerd op de brink om de dieren
makkelijk naar het land te brengen. Aan de beekdalzijde was
de brink over het algemeen niet bebouwd. Kenmerkend
voor esdorpen waren verder de groenlanden rondom de
beekdalen, de goorns en de heidevelden rondom de
dorpen.
De essen kregen door het eeuwenlang opbrengen van
plaggenmest een bolle ligging en waren verdeeld in een
heleboel percelen, omdat elke boer verspreid over de essen
een aantal akkers bezat. Na 1800 nam de bevolking toe en
werd er begonnen met het ontginnen van de woeste
hoogveencomplexen om over nieuwe landbouwgronden te
kunnen beschikken. Om deze gronden vruchtbaar te
houden, nam het aantal schapen en heidevelden toe ten
koste van de nog aanwezige bossen. In de dorpen werden
voor nieuwbouw de reeds bestaande huispercelen en de
brinken opgedeeld waardoor de ordeloze en willekeurige
plaatsing van de boerderijen in de kernen werd versterkt.
Dit landschap was tot aan het begin van de vorige eeuw
bepalend voor het Drents zandgebied. Vanaf 1900 werd
door de komst van de kunstmest de escultuur definitief
verlaten als landbouwsysteem. De schapen werden
overbodig waardoor nieuwe stukken woeste grond in
cultuur werden gebracht en veel van de jonge ontginningen
werden bebost. De uitbreidingen van de esdorpen
verplaatsten zich langzaam van bebouwing in de historische
kern naar bebouwing langs de uitvalswegen aansluitend op
de bestaande structuur. De gebouwen hadden een simpele
hoofdvorm en waren overwegend vrijstaand. Naast
woningen ontstonden er winkeltjes en bedrijfjes. De
bebouwing werd dichter op elkaar gebouwd, maar bleef
eenvoudig en sober van opzet waarbij de decoratie de
indicatie van welstand aangaf.
Door de toename van de bevolking vanaf begin het begin
van de jaren vijftig van de vorige eeuw ontstond er een
tekort aan woningen. De vraag naar woningen kon niet meer
in de oude kern en langs de uitvalswegen worden
gerealiseerd waardoor de uitbreidingen op de voormalige
essen en groenlanden buiten de oude kern werden
geplaatst. Hierbij verloor de bebouwing het verband met het
landschap.
De bouwstijlen van deze uitbreidingen vertoont een sterke
tijdverwantschap, elke periode is duidelijk herkenbaar. De
eerste uitbreidingswijken vertonen qua bebouwingsbeeld
nog een zekere eenheid terwijl de uitbreidingen van de
jaren negentig zich kenmerken door een verscheidenheid
aan vorm, materiaalgebruik en kleurstelling.
9
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 19
HOOFDSTUK
Drentse randveenontginningPas in de dertiende eeuw kwamen de eerste boeren vanaf
de Hondsrug en vestigden zich aan de rand van het
veengebied. Op de zandruggen legden ze bouwland aan. In
de loop van de tijd begon men wegens gebrek aan
bouwland met het ontginnen van veen aan de rand van het
veengebied. Het ging hierbij om individuele en weinig
systematische vervening. De nederzettingen aan de rand van
de veenont-ginningen werden gekenmerkt door een
onregelmatig patroon met aan weerszijden bebouwing. De
boerderijen werden gevestigd op natuurlijke hoogten en de
nederzettingen hadden een opstrekkend karakter doordat
men grond ging afgraven achter de plaats waar men zich
had gevestigd.
Grootschalige veenontginningAan het einde van de zeventiende eeuw kwam de meer
systematische vervening op gang. Deze vervening begon in
het noordelijke gedeelte van het veencomplex. Allereerst
werden vanuit het Stadskanaal hoofddiepen gegraven die
moesten zorgen voor ontwatering van het veen. Op enkele
plaatsen werd er op 220 m uit elkaar een Noorder- en een
Zuiderdiep, een tweekanaalsysteem, gegraven, het
zogenaamde dubbellint. Vanuit de diepen werden er op
ongeveer 180 m van elkaar wijken (zijkanaaltjes) gegraven.
Tussen de wijken lagen twee aan twee de Noorder- en
Zuiderdwarsplaatsen met daarop de boerderijen. Bij de
dubbellinten werd de ruimte tussen het Noorder- en het
Zuiderdiep, de vooraffe bebouwd. Hier ontstonden
veenkoloniale nederzettingen. De bebouwing in deze
nederzettingen is zeer karakteristiek en is te typeren als
lintbebouwing bestaande uit traditionele kleine
(arbeiders)woningen met hier en daar een bedrijfje. De
statige boerderijen aan de landzijde zijn van het Groningse
type: hoog dak, droogzolders en krimpen; de schuurdeuren
voorin en opzij en het woongedeelte voor. De
(arbeiders)woningen zijn een verkleinde uitgave van de
boerderijen en vaak uitgevoerd in een rode baksteen.
De dubbellinten hebben een asymmetrische opbouw met
de boerderijen aan de landzijde en de dorpsbebouwing aan
de andere kant van het diep. De enkellinten zijn in
tegenstelling met de dubbellinten meer symmetrisch van
opbouw met de dorpsbebouwing langs de wegzijde en de
boerderijen aan de diepzijde. Beide linten worden
gekenmerkt door de open plekken tussen de boerderijen
met fraaie vergezichten.
Na de Tweede Wereldoorlog vond er een verdichting van
de linten plaats. Latere uitbreidingswijken vonden plaats in
de oksel van het hoofddiep en een dwarsdiep en werden
opgezet als wijkjes met een eigen karakter. De bebouwing is
vaak sober en eenvoudig van vorm. De veengebieden zijn
inmiddels volledig in cultuur genomen en vrijwel alle turf is
verdwenen. De diepen hebben hun transportfunctie
verloren en een groot aantal ervan is gedempt. Ze zijn
vervangen door wegen en fietspaden, maar zijn nog sterk
herkenbaar in het bebouwingspatroon.
OntginningsdorpenDit zijn de jongste dorpen in de gemeente. Ze zijn
voornamelijk ten westen van de Hondsrug ontstaan na de
ontginning van de Eeser- en Odoornervenen. Dit
veengebied, dat in omvang op geen enkele wijze te
vergelijken was met de venen ten oosten van de Hondsrug,
werd ontgonnen nadat vanuit Smilde het Oranjekanaal
richting Emmen was aangelegd. Ook ten oosten van de
Hondsrug liggen in het dal van de Hunze enkele relatief
jonge ontginningsdorpen. Het dorp Zandberg, dat ook
onder deze categorie is ondergebracht, kent een geheel
eigen ontstaansgeschiedenis.
OdoornerveenOdoornerveen is ontstaan rond 1855 met het graven van
het Oranjekanaal. Het veen in Odoornerveen was relatief
snel afgegraven. In 1895 namen de eerste boeren de plaats
in van de veenarbeiders. Aan weerszijden van het kanaal
werden arbeiderswoningen en boerderijen gebouwd. De
bebouwing in het dorpslint kent een gevarieerd beeld door
de verschillen in leeftijd, functie en bouwstijl van de
gebouwen. De gebouwen staan op een ruime afstand van
elkaar waardoor er overal een ruim zicht naar het open veld is.
KlijndijkHet nederzettingspatroon van Klijndijk wijkt af van de andere
zanddorpen op de Hondsrug. Het is een jonge kern, met een
recente ontwikkelingsgeschiedenis. De naam van het dorp
dankt men aan een van de exploitanten van de veenontgin-
ning rond 1850 in Zuidoost-Drenthe; de heer Klijn.
De bebouwing van Klijndijk is ontstaan uit verspreide
lintbebouwing aan de Hoofdweg en de Melkweg. Deze
wegen vormen de hoofdstructuur van het dorp. Aan de
Hoofdweg is de grootschalige bebouwing gesitueerd. Aan
de Melkweg zijn kleinere bedrijven gelegen. De
20 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HOOFDSTUK
9
hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige hoofdvorm en
laten weinig variatie in bouwstijl zien. Door de royale opzet
van de bebouwing zijn er doorkijken naar het open
landschap. In de naoorlogse jaren is het gebied tussen de
Hoofdweg en de Melkweg ten noorden van de kruising
verder bebouwd.
BuitengebiedenDe buitengebieden omvatten de gebieden buiten de kernen.
9.4.2 Gebiedsindeling
De oude kernen van de esdorpen Borger, Bronneger,
Buinen, Drouwen, Ees, Exloo, Odoorn, Valthe en Westdorp
zijn vanwege de grote mate van overeenkomst in ontstaans-
geschiedenis en karakteristiek van de bebouwing
ondergebracht in één welstandsgebied.
Ook de niet-planmatige uitbreidingen in de esdorpen
vormen één welstandsgebied. In deze delen van de
gemeente zijn verschillende panden die op de
monumentenlijst of op de rietdakenlijst voorkomen.
Eenzelfde keuze voor indeling is gemaakt voor de
veenontginningsdorpen 1e Exloërmond, 2e Exloërmond,
Exloërkijl, Kavelingen, Valthermond, Nieuw Buinen en
Drouwenermond welke door eenzelfde ontstaans-
geschiedenis één gebied vormen.
Het historische verbindingslint over de Hondsrug vormt
door de eigen ontwikkeling een apart welstandsgebied.
Ditzelfde geldt voor de weg langs de rand van de Hondsrug
en de randveenweg. Deze gebieden hebben een eigen
ontwikkeling en lintbebouwing.
Voor het wegdorp Klijndijk en het ontginningsdorp
Odoornerveen is er de keuze gemaakt ze in aparte
welstandsgebieden op te nemen.
De overige gebieden zijn; de planmatig ontworpen
woongebieden, bedrijventerreinen, recreatieterreinen,
landgoederen, verspreide bebouwing in het buitengebied,
bijzondere gebouwen in een groene omgeving en groen-
en sportgebieden.
In de nota worden verder de ontwikkelingsgebieden van de
gemeente Borger-Odoorn afzonderlijk opgenomen. In de
gemeente zijn verschillende gebieden aanwezig welke in de
toekomst zullen worden ontwikkeld. In de planologische
procedure kunnen per locatie de stedenbouwkundige
randvoorwaarden worden vastgesteld waar de
bouwaanvraag op wordt getoetst.
Deze stedenbouwkundige randvoorwaarden worden
vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan, structuurschets of
bestemmingsplan. Deze documenten worden door de raad
vastgesteld.
9.4.3 Toelichting
Bij de beschrijvingen per gebied wordt eerst een korte
weergave gegeven van de algemene kenmerken en de
historie van het gebied. Daarna wordt ingegaan op
architectonische kenmerken die voor het beeld bepalend
zijn. Een welstandsgebied onderscheid zich hierdoor van
andere gebieden. Er wordt ingegaan op de volgende
aspecten:
- Ruimte: hier wordt de ruimtelijke verhouding tussen
bebouwing en zijn context beschreven.
- Plaatsing: de positie die de bebouwingselementen op
de kavel ten opzichte van elkaar innemen. Hier komen
onderdelen als rooilijn en overheersende nokrichting
aan de orde.
- Hoofvorm/aanzichten/opmaak: de architectonische
kenmerken van de bebouwing in het betreffende
welstandsgebied worden hier beschreven. Het gaat
hierbij om de vorm van de bebouwing, de
architectonische kenmerken van de gevels, het kleur- en
materiaalgebruik van gevels en daken en de rol van het
detail in het beeld.
Op basis van de gebiedsbeschrijving wordt het gebied op
ruimtelijke en architectonische aspecten gewaardeerd. Het
gaat hierbij om inhoudelijke waardering wat inhoudt dat ook
eventuele negatieve elementen of invloeden kunnen
worden gesignaleerd.
Op basis van de waardering en de beschrijvingen wordt het
welstandsbeleid geformuleerd.
De welstandscriteria waaraan de bouwplannen worden
getoetst, zijn een resultante van de gebiedsbeschrijving, de
waardering en het geformuleerde welstandsbeleid. Voor
deze criteria is eenzelfde indeling gebruikt als voor de
beschrijving van de bebouwing.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 21
HOOFDSTUK
99.5 Beschrijving per gebied
01 De historische kern van de esdorpen;
02 Niet planmatige uitbreidingen in de esdorpen
03 Historisch verbindingslint over de Hondsrug
04 De weg langs de rand van de Hondsrug
05 De randveenweg
06 De veenkoloniale lintbebouwing
07 Klijndijk
08 Odoornerveen
09 Planmatig ontworpen woongebieden
10 Bedrijventerreinen
11 Recreatieparken
12 Bijzondere bebouwing in een groene omgeving; de Paasbergen
13 Groen- en sportgebieden
14 Verspreide bebouwing in het buitengebied
15 Nieuwe landgoederen
16 Ontwikkelingsgebieden
22 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
G E B I E D
ALGEMEENDe esdorpen en de escultuur hebben een lange
ontwikkelingsgeschiedenis. De ruimtelijke organisatie van
deze landbouwcultuur met de boerderijen, de essen, de heide,
beekdalen en bebossing is vandaag de dag nog steeds
herkenbaar. De structuur van de dorpen is verschillend; soms
een boederijenreeks langs een weg op de rand van de es,
zoals Bronneger en Westdorp of een groepering van de
boerderijen rond de samenkomst van een aantal wegen.
Kenmerkend zijn de brinken met hun zware beplantingen en
de informeel gesitueerde boerderijen. De vorm van de brink
wisselt.. In de loop van de tijd zijn in de meeste dorpen grote
delen van de brink bebouwd. In veel dorpen is door de
verdichting en bebouwing langs de wegen aan de es de
ruimtelijke relatie met de es geheel of gedeeltelijk verdwenen.
Maar in bijvoorbeeld Valthe, waar de uitbreiding buiten de
oude kern plaatsvond, is de oorspronkelijke situatie goed intact.
Het karakteristieke beeld van deze historische kernen wordt
bepaald door de vrije setting van de deels monumentale
boerderijen, de zware beplantingen, de open erven en de
doorkijken naar groene, open ruimtes. Eveneens kenmerkend
is de menging van functies . Eventueel aanwezige
centrumfuncties liggen verspreid en gemengd met woningen
en agrarische bedrijven. De panden die op de
monumentenlijst en de rietdakenlijst staan of als karakteristiek
zijn aangeduid in het bestemmingsplan, zijn bepalend in het
dorpsbeeld.
De bebouwing is vrijstaand, informeel gesitueerd en
individueel herkenbaar en heeft een gevarieerde nokrichting.
Latere bebouwing bestaat vooral uit woonhuizen met een
vastere rooil i jn . De hoofdgebouwen hebben een
enkelvoudige bouwmassa, bestaande uit één bouwlaag met
forse kap. De gevels in een roodbruine tot beige bruine steen
zijn verticaal geleed en eenvoudig gedetailleerd. De
dakbedekking bestaat vaak uit riet, soms in combinatie met
pannen. De bijgebouwen zijn op informele wijze op het erf
gesitueerd en nemen ten opzichte van het hoofdgebouw
een bescheiden positie in. Ze hebben een enkelvoudige
bouwmassa. De gevels zijn van baksteen, donker geverfd hout
(zwart) of een combinatie hiervan. De daken zijn met riet of
met pannen afgedekt.
BELEID, ONTWIKKELING EN WAARDERING
Het beleid is gericht op behoud en herstel van de ruimtelijke,
de functionele en de cultuurhistorische waardevolle
karakteristiek van de dorpen. Circa 15 panden zijn geplaatst
op de monumentenlijst, circa 90 panden komen voor op de
rietendakenlijst. In de meeste bestemmingsplannen zijn
panden aangeduid als “karakteristiek”. Dit betekent dat de
huidige omvang van het pand dient te blijven gehandhaafd.
Nieuwe ontwikkelingen zullen zich beperken tot vervanging
en uitbreiding. De waardering voor deze kernen is hoog;
vanwege de fraaie settings van brinken met zware bomen, de
karakteristieke boerderijen met open erven en de doorkijken
naar het omringende landschap.
WELSTANDSREGIEM
Voor de historische kernen van de esdorpen geldt een
bijzonder welstandsregiem wat is gericht op het handhaven
van de ruimtelijke structuur met haar karakteristieke bebouwing.
1 DE HISTORISCHE KERN IN DE ESDORPEN
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 23
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Bij vervanging en uitbreiding is in principe de huidige
voorgevellijn en de nokrichting bepalend. Indien hiervan
wordt afgeweken, zal het ruimtelijk karakter met informeel
gesitueerde bebouwing en gevarieerde nokrichtingen ook
in de vernieuwde situatie het beeld blijven bepalen
- Voor de inbestemde karakteristieke gebouwen, de
monumenten en panden op de rietendakenlijst is de
huidige plaatsing, omvang, oriëntatie en nokrichting
maatgevend bij vervanging en uitbreiding
- Bij vervanging en uitbreiding van gebouwen wordt de
open straatwand gerespecteerd
Massa en vorm
- De gebouwen zijn individueel herkenbaar
- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige
bouwmassa.
- Een forse kap domineert het beeld (van de hoofd- en
bijgebouwen). De kapvorm beperkt zich tot het zadeldak,
het schilddak en de mansardekap. De kap kan zijn
uitgevoerd met een wolfseind
Detaillering
- Sobere, maar zorgvuldige detaillering waarin plaats is voor
beeldondersteunende accenten
- Bij uitbreiding sluit de detaillering aan bij het bestaande,
bijvoorbeeld het zware kozijnhout
- De gevels hebben een gesloten opbouw. De openingen
hebben een verticale geleding. Horizontale accenten
worden aangebracht door gootlijsten en erkers.
- Grote vlakken opbouwen uit kleine elementen
Materiaal- en kleurgebruik
- Gevels van baksteen in een bruinrode of bruinbeige
kleurstelling
- Geveldelen en/of houtgevels van bijgebouwen in
bruinzwart tot zwarte kleur
- Bij aanpassing en uitbreiding bij de als “karakteristiek”
aangeduide panden en de panden van de rietdakenlist
geen plaatmaterialen en geen kunststof en aluminium
kozijnen toepassen
- Dakbedekking van pannen, antracietkleurig of riet, of
combinaties hiervan. Bij de als “karakteristiek” aangeduide
panden, de monumenten en de panden van de
rietdakenlijst, zijn de pannen gebakken, kleine gedeeltes
en randen van het dakvlak kunnen uitgevoerd zijn met
glanzende pannen.
Boerderijen
- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de
objectcriteria
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
24 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
bijgebouwen zijn meestal achter het hoofdgebouw
gesitueerd.
Bijzondere bebouwing, zoals een school of een grote villa
zijn soms royaal gesitueerd en teruggerooid ten opzicht van
de overige bebouwing. Ze onderscheiden zich tevens met
een uitgesprokener vormgeving.
ALGEMEEN
De eerste uitbreiding van de esdorpen vond plaats langs de
uitvalswegen van de esdorpen, aansluitend op de ruimtelijke
structuur van de dorpen. Door de ligging is deze bebouwing
vaak beeldbepalend voor een dorp. Het zijn voornamelijk
woonhuizen gebouwd in de jaren dertig en vijftig, maar ook
kleine boerderijen van begin 1900.
De bebouwing is overwegend vrijstaand en individueel
herkenbaar. Ze is in een vaste voorgevelrooilijn gebouwd. De
gebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa , bestaande
uit één laag met kap. De hoofdrichting is overwegend
evenwijdig aan de zijdelingse perceelgrens. De gevels zijn
gemetseld met een rode of donkere steen. De dakbedekking
bestaat voornamelijk uit donkere pannen of riet. Toegevoegde
elementen zoals erkers en dakkapellen zijn ondergeschikt
aan de hoofdvorm. Met deze toegevoegde elementen worden
vaak de accenten in de gevelopbouw gemaakt. De detaillering
is overwegend eenvoudig, echter een aantal woonhuizen kent
een verfijndere vormgeving met veel aandacht voor detail. De
G E B I E D
NIET PLANMATIGE UITBREIDINGEN IN DE ESDORPEN2
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 25
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING
Het beleid is gericht op behoud en herstel van de ruimtelijke,
de functionele en de cultuurhistorische waardevolle
karakteristiek. Er is waardering voor het gevarieerde en dorpse
karakter van de bebouwing.
WELSTANDSREGIEM
Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem,
waarbij het respecteren van de bestaande ruimtelijke structuur
een uitgangspunt is. Bij incidenteel wijzigen van de ruimtelijke
structuur en haar bebouwing is gevarieerdheid en hoge
kwaliteit een voorwaarde.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Het dominerende straatwandprofiel wordt bij uitbreiding
en vervanging gerespecteerd
- De hoofdgebouwen zijn op de weg georiënteerd
- Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig
aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en
uitbreiding handhaven
Massa en vorm
- De gebouwen zijn individueel herkenbaar
- De hoofdgebouwen hebben, met uitzondering van de
bijzondere teruggerooide gebouwen, een enkelvoudige
bouwmassa.
- De kap van het hoofdgebouw is beelddominant
- Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan
- Bij de winkelbebouwing is er een samenhang tussen de
begane grond en de verdieping
Detaillering
- De detaillering is passend bij de bouwstijl van het gebouw
- Gevelaccenten zijn een onderdeel van het geheel
- Bij winkelgebouwen kunnen de gevelaccenten
beeldbepalend van karakter zijn
Materiaal- en kleurgebruik
- De gevels zijn uitgevoerd in een rood- of bruinkleurige
steen
- De daken zijn uitgevoerd met pannen of riet
- Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen
uitvoeren in een gedekte kleurstelling
Boerderijen
- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de
objectcriteria
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
26 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ALGEMEEN
De huidige N34 was van oudsher een van de belangrijke
verbindingsroutes over de Hondsrug. Tussen Ees en Odoorn
loopt de N34 nog over het oorspronkelijke tracé, elders is
westwaarts een nieuw tracé aangelegd. De lintbebouwing langs
de weg concentreert zich in de kernen van de aanliggende
dorpen Drouwen, Borger, Ees, Odoorn en Klijndijk. Na 1900
verschijnt er buiten de dorpen vooral in het zuidelijke deel
van de gemeente verspreide bebouwing langs de weg. De
bebouwing heeft een gemengd karakter; woonhuizen,
boerderijen en dienstverlenende bedrijvigheid.
De afstand van de bebouwing tot de weg varieert, evenals de
onderlinge afstand tussen de bebouwing. De bebouwing is
op de weg georiënteerd, de nokrichting van de bebouwing is
over het algemeen haaks op de weg, parallel aan de zijdelingse
perceelsgrens. De bebouwing is vrijstaand en overwegend
één laag met een kap. De kap domineert het beeld. De gevels
zijn gemetseld met een bruine of rode steen, de daken zijn
afgedekt met pannen. De bijgebouwen zijn overwegend
achter het hoofdgebouw geplaatst.
3 HISTORISCH VERBINDINGSLINT OVER DE HONDSRUGG E B I E D
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 27
-BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING
Het beleid is gericht op het behoud en herstel van de
ruimtelijke en functionele karakteristiek. Er is waardering voor
het landelijke karakter van het lint. De ontwikkelingen zullen
zich beperken tot het uitbreiden of vervangen van de
bestaande bebouwing.
WELSTANDSREGIEM
Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem
waarbij het respecteren van de bestaande lintbebouwing het
uitgangspunt is. Bij het incidenteel wijzigen van de bebouwing
zijn de ruimte tussen de bebouwing en de gevarieerdheid
belangrijke voorwaarden.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Oriëntatie van de hoofdgebouwen op de weg
- Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig
aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en
uitbreiding handhaven
- Bijgebouwen zijn overwegend achter het hoofdgebouw
gesitueerd
Massa en vorm
- De gebouwen zijn individueel herkenbaar
- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige
bouwmassa.
- De kap is beelddominant
- Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan
Detaillering
- Eenvoudige, sobere detaillering
Materiaal- en kleurgebruik
- Gevels van metselwerk in een rode of bruine kleur- Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen
uitvoeren in een gedekte kleurstelling
- De daken zijn uitgevoerd in een rode of donkere niet
spiegelende pan of met riet
Boerderijen
- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de
objectcriteria
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
28 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ALGEMEEN
De voormalige spoorlijn langs de rand van de Hondsrug is
bepalend geweest voor de aanleg en de route van deze weg.
De Weerdingerweg, de Valtherweg, de Buinerweg en de
Bronnegerstraat lopen nagenoeg parallel met het
spoorwegtracé. De lintbebouwing langs de weg is na 1900
gebouwd. De weg is bijzonder fraai gesitueerd, langs de rand
van de Hondsrug ,de essen en het Hunzedal. De weg biedt
een wijds uitzicht over het beekdal en de veenkoloniën. De
waarneming van de landschaps- en hoogteverschillen is door
de ligging van de weg op de glooing uitstekend.
De bebouwing aan de westzijde van de weg ligt vaak hoger.
De lintbebouwing heeft een kleinschalig karakter; vrijstaande
burgermanswoningen in de buurt van de kernen en kleine
veldontginningsboerderi jen buiten de kernen. Het
bebouwingsbeeld is gevarieerd. De onderlinge afstand tussen
de gebouwen varieert. De gevels zijn van metselwerk in rode
of bruine kleur. De daken zijn afgedekt met zwarte of rode
pannen. De detaillering is eenvoudig en doelmatig.
G E B I E D
4 DE WEG LANGS DE RAND VAN DE HONDSRUG
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 29
BELEID, ONTWIKKELING EN WAARDERING
Het beleid is gericht op het behoud van de zichtbaarheid van
de markante hoogteverschillen. Het open karakter van de
oostflank van de Hondsrug dient met het oog hierop
behouden te blijven. Er is veel waardering voor deze
bijzondere landschappelijke kenmerken van de oostflank. De
bebouwing neemt in dit landschap een zeer bescheiden
positie in. In het buitengebied is nieuwe bedrijfsvestiging
uitgesloten. Voor vervanging en uitbreiding is een goede
landschappelijke inpassing het uitgangspunt.
WELSTANDSREGIEM
Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem
waarbij het respecteren van de huidige ruimtelijke structuur
het uitgangspunt is. Het regiem is gericht op het handhaven
van de bebouwingskarakteristiek.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- De bebouwing is op de weg georiënteerd
- De bestaande situering is uitgangspunt bij vervanging
- Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig
aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en
uitbreiding handhaven
- Bijgebouwen zijn achter het hoofdgebouw gesitueerd
Massa en vorm
- De bestaande schaalgrootte is uitgangspunt bij vervanging
en uitbreiding
- De bebouwing is individueel herkenbaar
- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige
bouwmassa.
- De kap is beelddominant voor het hoofdgebouw en
bijgebouwen
- Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan
Detaillering
- Een ingetogen, eenvoudige detaillering
- Bij uitbreiding sluit de detaillering aan bij het bestaande
Materiaal- en kleurgebruik
- Gevels van metselwerk in een rode of bruine kleur
- Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen
uitvoeren in een gedekte kleurstelling
- De daken zijn uitgevoerd in een niet spiegelend materiaal
in een rode of donkere kleur
Boerderijen
- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de
objectcriteria
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
30 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
G E B I E D
ALGEMEEN
Wegens gebrek aan bouwland begon men met
veenontginningen aan de rand van het veengebied; de
zogenaamde randveenontginningen. Het ging hierbij om
individuele en in het algemeen weinig systematische
vervening.. Exloërveen, Boermastreek, Drouwenerveen en
Buinerveen zi jn ontstaan als gevolg van de
randveenontginningen.
De boerderijen werden op natuurlijke hoogtes gevestigd.
Hierdoor is in vergelijking met de latere grootschalige
verveningen, een onregelmatig verkavelingpatroon ontstaan.
Kenmerkend is het opstrekkend karakter van de kavels.
Het lint heeft een uitgesproken landelijk karakter, de afstand
van de gebouwen tot de weg kent een zekere mate van variatie.
De onderlinge afstand tussen de gebouwen varieert sterk. In
de bebouwde kommen, bij de aansluitingen op de diepen is
sprake van verdichting van het lint.
De bebouwing is vrijstaand. De bebouwing is op de weg
georiënteerd en over het algemeen staat de nokrichting haaks
op de weg (of parallel aan de zijdelingse perceelsgrens). Bij
nieuwere invullingen uit de jaren zestig is de kap soms parallel
met de weg. De vorm van de boerderijen is nagenoeg identiek,
ze zijn verwant met het zogenaamde. Oldambster krimptype;
een hoog voorhuis, met een voorgevel met drie grote ramen
en daarboven drie kleine ramen, een simpele goot met
daarboven een wolfseind, de voordeur is aan de zijkant en
de schuurdeuren overwegend aan de achterzijde.
De gebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. Het
merendeel van de bebouwing bestaat uit een laag met kap.
De kap is beelddominant. De gevels zijn gemetseld met een
rode of bruine steen, de kap is vaak afgedekt met een donkere
pan. De bijgebouwen zijn overwegend vrijstaand en achter
het hoofdgebouw geplaatst.
De bebouwing kent een ingetogen detaillering met een
verticale geleding in de voorgevel.
DE RANDVEENWEG5
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 31
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING
Het beleid is gericht op het behoud en herstel van de
ruimtelijke en functionele structuur. Er is waardering voor het
landelijke karakter van het lint en het herkenbare beeld door
het steeds terugkerende boerderijtype. De ontwikkelingen
zullen zich beperken tot het uitbreiden of vervangen van de
bestaande bebouwing.
WELSTANDSREGIEM
Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem
waarbij het respecteren van de huidige karakteristieke, de
ruimtelijke structuur en de bebouwing het uitgangspunt is.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Oriëntatie van de woningen en voorhuizen op de weg
- Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig
aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en
uitbreiding handhaven
- Bijgebouwen zijn bij voorkeur achter het hoofdgebouw
gesitueerd
Massa en vorm
- De gebouwen zijn individueel herkenbaar
- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige
bouwmassa.
- Kap is beelddominant voor het hoofdgebouw.
- Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan.
Detaillering
- Eenvoudige, ingetogen detaillering
- De gevels hebben een verticale geleding
Materiaal- en kleurgebruik
- Gemetselde rode of bruine gevels
- Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen
uitvoeren in een gedekte kleurstelling
- De daken zijn uitgevoerd in een donker niet spiegelend
materiaal of riet
Boerderijen
- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de
objectcriteria
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
32 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
G E B I E D
ALGEMEEN
De dorpen Valthermond, 2e Exloërmond, 1e Exloërmond,
Nieuw-Buinen, Buinerveen en Drouwenermond zijn ontstaan
langs de kanalen die zijn gegraven voor de grootschalige
ontginning van het Drentse veengebied.
Kenmerkend voor de ruimtelijke structuur zijn de dubbele
diepen, waarlangs zich de dubbele lintbebouwing heeft
ontwikkeld.. In de ruimte tussen de twee diepen (de vooraffe
van circa 220 m breed) ligt de dorpsbebouwing. Aan de
overzijde van het diep, de landzijde, liggen op onderlinge
regelmatige afstand de boerderi jen met de
landarbeidershuisjes. Ondanks de demping van veel van de
diepen is deze heldere ruimtelijk opzet met dit asymmetrische
profiel beeldbepalend. Bij de dubbellinten is er een hiërarchie
ontstaan tussen de twee diepen. Een van de twee is vaak de
hoofdverkeersweg geworden. De bebouwing van het dorp
Zandberg op een zandhoogte in het veenkoloniaal gebied
valt ook onder deze gebiedsbeschrijving.
In het enkellint en de dwarslinten staat de dorpsbebouwing
voornamelijk langs de wegzijde en de boerderijen aan de
overzijde van het diep; deze verdeling is minder consequent
aanwezig dan in het dubbellint.. De ruimtelijke kenmerken
van de dorpsbebouwing en de boerderijen zijn in de enkel-
en dubbellinten en de dwarsverbindingen door dezelfde
ontstaansgeschiedenis nagenoeg identiek.
Verdichtingen in de lintbebouwing zijn te vinden bij de
dwarsverbindingen tussen de lintdorpen. In de loop der tijd
zijn de linten aan de dorpszijde verdicht en zijn veel van de
oude woningen vervangen. Des te ouder de woonbebouwing
is, des te dichter staan de huizen op de weg. De recentere
bebouwing is verder teruggeplaatst.
De kenmerkende functiemenging is aan de dorpszijde nog
steeds aanwezig. Door de grote diepte van de kavels zijn er
verspreid over het lint veel bedrijven te vinden.
Aan de landzijde is weinig nieuwe bebouwing toegevoegd,
hier en daar zijn moderne schuren of een tweede
bedrijfswoning bij de boerderijen geplaatst. Het zicht op het
open land is nog ruimschoots aanwezig.
Functieveranderingen zijn tot nu toe vrij soepel in het lint
opgenomen. De boerderijen en de huizen staan over het
algemeen met de nok loodrecht op het diep en de weg, een
uitzondering hierop zijn de landarbeiderswoningen aan de
landzijde.
De hoofdgebouwen van de woonhuizen hebben een
enkelvoudige bouwmassa. Het merendeel van de bebouwing
bestaat uit één laag met een kap, opgetrokken uit rode of bruine
baksteen en afgedekt met donkere pannen. De bijgebouwen
zijn veelal vrijstaand en achter op het erf geplaatst
De boerderijen zijn door hun monumentale omvang en vaak
fraaie vormgeving belangrijke beelddragers.
BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING
Het beleid is gericht op behoud van de ruimtelijke en
functionele karakteristiek van de dorpen.
Circa acht gebouwen hebben een monumentale status. In
een aantal bestemmingsplannen hebben panden een
aanduiding “karakteristiek pand”. Dit betekent dat de uitwendige
hoofdvorm van het gebouw in principe dient te worden
gehandhaafd. Dit zijn vaak de beeldbepalende agrarische
hoofdgebouwen en incidenteel een beeldbepalend
woonhuis.
6 VEENKOLONIALE LINTBEBOUWING
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 33
Langs de diepen is op een enkele plaats nog een
nieuwbouwlocatie voorhanden. De heldere ruimtelijke en
functionele hoofdstructuur van de dubbellinten is bijzonder.
Met uitzondering van de monumentale voorhuizen van de
boerderijen is de bebouwing architectonisch niet bijzonder.
De bebouwing ondersteunt de ruimtelijke hoofdstructuur
door de grote schaalverschillen tussen de dorpsbebouwing
en de boerderijen en de aan deze types gerelateerde vormtaal.
De bestemmingsplannen bieden het juridische kader voor
het behoud van deze ruimtelijke structuur. In het dorp
Zandberg is de rooms-katholieke kerk op de monumentenlijst
geplaatst.
WELSTANDSREGIEM
Het welstandsregiem in deze gebieden is regulier. Het is
gericht op het handhaven van de kenmerkende ruimtelijke
structuur en de gevarieerde bebouwing.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- De huidige voorgevelrooilijnen zijn uitgangspunt bij
vervanging of uitbreiding
- Woon- en voorhuizen zijn op de weg georiënteerd
- Een bestaande nokrichting bij vervanging en uitbreiding
handhaven
- Bijgebouwen zijn bij voorkeur achter het hoofdgebouw
gesitueerd
- Grootschalige bedrijfsbebouwing zoals loodsen aan de
dorpszijde achter de achtergevelrooilijnen van de
woningen situeren
Massa en vorm
- De bebouwing is individueel herkenbaar
- De bebouwing heeft met uitzondering van de agrarische
hoofdgebouwen een enkelvoudige bouwmassa.
- De kap is beelddominant voor hoofd- en bijgebouw
- Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan
Detaillering
- Eenvoudige detaillering
- Aandacht voor de rijke detaillering op de voorhuizen
van de boerderijen die vaak passend in één bouwstijl
zijn uitgevoerd
- Bij uitbreiding sluit de detaillering aan op het bestaande
Materiaal- en kleurgebruik
- In de bebouwingslinten aan de dorpszijde en de
woningen aan de landzijde een rode of bruine gevelsteen
en een donkere niet spiegelende dakpan toepassen
- Bij aanpassingen en verbouwingen materiaal- en
kleurkeuze passend bij de leeftijd en de bouwstijl van de
gebouwen
- Nieuwe bedrijfsbebouwing zoals schuren en loodsen in
een gedekte kleur
- Bij aanpassingen en verbouwingen aan monumenten en
de als karakteristiek bestemde panden geen plaatmateriaal
en geen kunststof en aluminium kozijnen toepassen
Boerderijen
- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de
objectcriteria
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
34 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ALGEMEEN
De ontwikkeling van Klijndijk wijkt af van de andere
zanddorpen op de Hondsrug. Het is een jonge kern, Klijndijk
is ontstaan uit verspreide lintbebouwing aan de Hoofdweg
en de Melkweg. Deze twee wegen vormen de ruimtelijke
hoofdstructuur van Klijndijk. De wegen hebben beide een
verkeersfunctie. Ze worden begeleid door brede groene
bermen met monumentale bomen. In de naoorlogse jaren is
het gebied tussen de wegen ten noorden van de kruising
verder bebouwd. Aan de Hoofdweg is de grootschalige
bebouwing gesitueerd; enkele bedrijven en een
schoolgebouw met gymzaal. Met uitzondering van de gymzaal
staan deze grote volumes op enige afstand van de Hoofdweg.
Door de aard van hun functie, een restaurant en een
showroom hebben ze een open karakter.
Aan de Melkweg zijn kleinere bedrijven gelegen, ook de
woonbebouwing langs deze weg heeft een kleinere schaal
en maat.. Door de royale afstand tussen de bebouwing zijn er
veel doorkijken naar het open landschap.
De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa.
Het merendeel van de bebouwing bestaat uit één laag met
kap, opgetrokken uit een rode of bruine baksteen en veelal
afgedekt met een donkere pan. De nokrichting is zowel haaks
als parallel met de weg. De bijgebouwen zijn oa omdat er
forse achtererven zijn, achter de woning geplaatst.
De grootschalige bebouwing aan de Hoofdweg is sterk
beeldbepalend. Langs de Melkweg wordt het beeld bepaald
door de vrijstaande woningbouw.
G E B I E D
KLIJNDIJK7
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 35
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- De bestaande voorgevelrooilijn wordt bij uitbreiding en
vervanging gerespecteerd
- De hoofdgebouwen zijn op de (hoofd)weg georiënteerd
- Bijgebouwen zijn bij op ruime afstand achter de
achtergevellijn van het hoofdgebouw gesitueerd.
- Grote bedrijfsbebouwing is teruggerooid ten opzicht van
de kleinschaliger bebouwing
Massa en vorm
- De gebouwen zijn individueel herkenbaar
- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige
bouwmassa.
- De kap van het hoofdgebouw domineert het beeld
- Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan
- De grote bedrij fsbebouwing kent een gelede
gevelopbouw met een open gevel langs de Hoofdweg
BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING
Het beleid is gericht op het behoud en herstel van de
ruimtelijke structuur en opbouw van het dorp.
Er is waardering voor het dorpse karakter en de brede groene
bermen met de monumentale bomen.
WELSTANDSREGIEM
Voor de dorpskern van Kli jndijk geldt een regulier
welstandsregiem wat is gericht op het handhaven van de
karakteristieke ruimtelijke structuur en bebouwing.
Detaillering
- De detaillering is passend bij de bouwstijl van het gebouw,
dit betekent overwegend een ingetogen detaillering
Materiaal- en kleurgebruik
- De gevels van de woonhuizen zijn uitgevoerd in baksteen,
in een rode of bruine kleur
- De daken van de hoofdgebouwen zijn afgedekt met niet
spiegelende pannen in een terughoudende kleur
- De bedrijfsgebouwen hebben een gedekte kleurstelling
Boerderijen
- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de
objectcriteria
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
36 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ALGEMEEN
Odoornerveen is een Drentse veenkolonie ontstaan rond
1855 met het graven van het Oranjekanaal. Aan weerszijden
van het kanaal zijn over een grote lengte afwisselend
arbeiderswoningen en boerderijen gebouwd. Door de ruime
afstand tussen de gebouwen is er overal ruim zicht naar het
open veld. Ter plaatse van de Torenwijk is sprake van enige
verdichting.
De lintbebouwing kent door de verschillen in functie, leeftijd
en bouwstijl een gevarieerd beeld. De voorgevelrooilijn van
de bebouwing varieert. De bebouwing is vrijstaand, met een
éénlaagse bouwhoogte met forse kap. De gebouwen hebben
een enkelvoudige bouwmassa.
De nokrichting van de kap is haaks op het kanaal. De kapvorm
is veelal een zadeldak met of zonder wolfseind. De gevels zijn
opgetrokken in een rode tot bruine baksteen, de daken zijn
afgedekt met een grijze tot donkergrijze dakpan.
De bijgebouwen zijn veelal achter de achtergevelrooilijn
geplaatst.
G E B I E D
ODOORNERVEEN8
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 37
BELEID, ONTWIKKELING EN WAARDERING
Het beleid is gericht op het behoud en herstel van de
ruimtelijke en functionele karakteristiek van het dorp. Nieuwe
woonbebouwing is tot nu toe op passende wijze in het
bestaande lint geplaatst.
Het lint heeft een uitgesproken landelijk karakter. Er is
waardering voor de bescheiden, rustige plaats die de
bebouwing inneemt in dit landschap. Dit rustige
bebouwingsbeeld komt vooral door de onderlinge
overeenkomsten van de bouwmassa’s en een homogeen
kleur- en materiaalgebruik.
WELSTANDSREGIEM
Voor deze lintbebouwing geldt een regulier welstandsregiem,
waarbij het huidige rustige bebouwingsbeeld de leidraad is.
Aanvullend beleid
Voor de uitbreiding van Odoornerveen is een regieplan
opgesteld; de bebouwingsrichtlijnen die hierin worden
genoemd voor het lint zijn integraal opgenomen in de
welstandscriteria.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Binnen de variatiebreedte van de huidige
voorgevelrooilijnen vindt de vervanging en uitbreiding
plaatst
- De gebouwen zijn op de weg en het kanaal georiënteerd
- Bijgebouwen zijn bij voorkeur achter de achtergevellijn
van het gebouw geplaatst
- De nokrichting van de bebouwing staat haaks op de weg
Massa en vorm
- De gebouwen zijn individueel herkenbaar en bij voorkeur
vrijstaand
- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige
bouwmassa.
- De kap domineert het beeld; de kapvorm is een zadeldak,
al dan niet uitgevoerd met een wolfseind
Detaillering
- De detaillering is passend bij de bouwstijl en de functie
van het gebouw
Materiaal- en kleurgebruik
- De gevels van de gebouwen zijn opgetrokken in baksteen,
in een rode of bruine kleur
- De daken van de woonhuizen zijn afgedekt met niet
spiegelende pannen in een grijze kleur tot antracietkleur
- Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen
uitvoeren in een gedekte kleurstelling
Boerderijen
- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de
objectcriteria
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
38 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ALGEMEEN
In tal van dorpen kan de vraag naar woningen niet meer worden
gerealiseerd aan de oude ruimtelijk (infra)structuur. Er worden
nieuwe wijken en buurten ontworpen. Deze bebouwing
onderscheidt zich van de voorgaande periodes, omdat het
causale verband tussen de ruimtelijke structuur, de
landbouwwijze en het landschap niet meer aanwezig is. Bij de
uitbreiding tussen de diepen in de veenkoloniale dubbellinten
sluit de verkavelingswijze aan bij de hoofdopzet van de
dubbellinten. De wijken onderscheiden zich vooral door de
periode waarin ze zijn gebouwd en hebben onderling veel
overeenkomsten. De eerste jaren vijftig en zestig
uitbreidingswijken kenmerken zich door een eenvoudige en
ruime opzet. Het betreft rijtjeswoningen of twee-onder-een-
kapwoningen. De woningen hebben een openbare zijde aan
de straat, met de voorgevel en voordeur en een private achterzijde
met de achtertuin. De huizen kennen een eenvoudig, sobere
vormgeving. De nokrichting is overwegend evenwijdig aan de
straat.
In de woonerfbuurten uit de jaren zeventig, begin jaren tachtig
zijn de woningen rondom een hof of straatje gegroepeerd; het
onderscheid tussen een openbare voorzijde en een informele
achterzijde is over het algemeen niet meer aanwezig. In de
meeste dorpen blijven de woningen echter met een voorzijde
op de straat georiënteerd. De (in)formele kenmerken uit deze
periode zijn overal goed herkenbaar door de korte rechtstanden
van de wegen en een verspringende rooilijn. In de wijken uit
deze periode is gevarieerder gebouwd; huur- en koopwoningen,
vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen en
rijtjeswoningen. De meest recente woonwijken kennen een
meer zakelijke en formelere opzet. In deze wijken zijn veel kavels
voor de particuliere opdrachtgevers. Voor sommige van deze
wijken zijn regieplannen gemaakt, waarin een aantal
beeldaspecten is vastgelegd. In Borger en Exloo zijn
woonwagenkampen gelegen welke ook onder dit
welstandsgebied vallen. De woonwagenkampen hebben een
informeler karakter en bestaan meestal uit eenvoudige
bebouwing van één laag met plat dak.
Ruimte
De straatprofielen in de wijken zijn over het algemeen ruim te
noemen. In de jaren zestig en zeventig is er sprake van
wandvormende bebouwing. In de jaren tachtig en negentig
wordt door de bouw van veel vrijstaande bebouwing het beeld
afwisselender. In de woonerfwijken is er sprake van een besloten
sfeer.
Plaatsing
De bebouwing is in rooilijnen langs de straat of hof geplaatst. In
de jaren tachtig komt er meer variatie in de rooilijn.
Hoofdvorm
De bebouwing kent een eenheid per project. In de jaren zestig
en zeventig is er veel in twee bouwlagen met kap gebouwd, in
de jaren negentig is één bouwlaag met kap de meest
voorkomende vorm. De vrijstaande woningen worden rond
2000 groter; aan de hoofdvorm worden zijvleugels ontworpen
en er wordt meer tweelaags gebouwd.
De woningen zijn gebouwd van steenachtige materialen. De
kleurstelling verandert van rood, bruin en geel in de jaren voor
1990 tot een meer lichtere kleurstelling in de jaren negentig. Na
2000 is er weer een trend naar donkere stenen te zien.
.
BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING
Het beleid is gericht op het behoud van het bestaande
woonmilieu; door het respecteren van de ruime opzet van de
G E B I E D
PLANMATIG ONTWORPEN WOONGEBIEDEN9
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 39
wijken, de schaal en karakteristieken per project. Het incidenteel
wijzigen van woningen is over het algemeen geen probleem. In
bepaalde gebieden zal het planmatig wijzigen van de woningen
het beleid kunnen zijn. Veel voorkomende bouwaanvragen
zullen lichtvergunningplichtig zijn en kunnen worden getoetst
op de zogenaamde sneltoetscriteria.
WELSTANDSREGIEM
Voor deze wijken geldt een regulier welstandsbeleid waarbij de
ruimtelijke structuren per periode en huidige bebouwing de
leidraad is.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Bestaande rooilijnen respecteren
- Oriëntatie op de straat of hof
Massa en vorm
- Bestaande geledingen van hoofd- en bijgebouw
respecteren
- Wijziging bij rijtjeswoning of dubbele woning dient te
passen in het bouwblok
- Per rij of bouwblok het hanteren van een vergelijkbaar
type dakopbouw of dakkapel
- Bijgebouwen grenzend aan de openbare weg of groen in
de stijl van het hoofdgebouw
- Aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt aan de bestaande
hoofdmassa
Detaillering, materiaal- en kleurgebruik
- Materialisering, kleurgebruik en detaillering afstemmen op
het bouwblok
- Bij woningen die zichtbaar zijn vanuit het buitengebied
zijn hoogglanzende/ spiegelende dakbedekkingen niet
toegestaan.
Aanvullende criteria regieplangebieden
- Bij vervanging of wijziging moet in stijl, nokrichting en
kleurgebruik worden aangesloten bij de omliggende
bebouwing. Voor de woningen die de overgang naar het
buitengebied vormen, wordt extra aandacht gevraagd voor
kleurgebruik en detaillering
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
40 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ALGEMEEN
De bedrijventerreinen de Noorderkijl (2e Exloërmond) de
Drentse poort, de Industrieweg (Nieuw-Buinen), Nuisveen
(Borger), zandwinlocatie Ellertshaar en Diermedisch centrum
Klijndijk zijn planmatig aangelegd en kennen een ander
karakter dan bedrijven die zijn gesitueerd aan reeds bestaande
infrastructuur.
De bebouwing staat op ruime percelen op enige afstand van
de weg. De bebouwing bestaat uit bedrijfshallen en
bijbehorende kantoren. Op de Noorderkijl, Nuisveen,
zandwinlocatie Ellertshaar en het Diermedisch centrum is
op een deel van het terrein de combinatie van wonen en
werken mogelijk.
De hoofdvorm is eenvoudig, de daken zijn plat of met een
flauwe kap. Het volume van de bebouwing is relatief groot en
heeft een functionalistische uitstraling. De hallen zijn vaak
bekleed met plaatmateriaal, de detaillering is doelmatig.
BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING
G E B I E D
BEDRIJVENTERREINEN10
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 41
In termen van architectuur en stedenbouw zijn aan deze
bedrijventerreinen geen waarden toe te kennen. Wijzigingen
en aanpassingen conform de ruimte in het bestemmingsplan
zijn geen enkel probleem.
WELSTANDSREGIEM
Voor de bedrijventerreinen geldt een regulier
welstandsregiem waarbij de zichtlocaties aan de randen extra
aandacht verdienen.
Aanvullend beleid
Voor het bedrijventerrein Diermedisch centrum Klijndijk is
een regieplan vastgesteld. Aangezien dit nog een te
ontwikkelen gebied betreft, blijft het regieplan van toepassing.
In het bestemmingsplan bedrijvenpark Nieuw-Buinen is de
strook langs de S5 aangeduid als “aandachtsgebied
beeldvorming gebouwen”. In de welstandscriteria wordt
zoveel mogelijk aangesloten bij dit bestemmingsplan.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Oriëntatie op de openbare weg
- Gebouwen op een zichtlocatie hebben een
architectonische meerwaarde
- In het bedrijvenpark Nieuw-Buinen heeft de bebouwing
in de strook “aandachtsgebied beeldvorming gebouwen”
een representatief voorkomen, een etalagewerking. De
bebouwing functioneert als herkenningspunt, hetgeen in
de architectuur en onderlinge situering wordt benadrukt
- De opslag op het buitenterrein wordt afgeschermd door
middel van de gebouwen of groen
Massa en vorm
- Hallen en loodsen hebben een eenvoudige hoofdvorm
- In het bedrijvenpark Nieuw-Buinen heeft de bebouwing
in de strook “aandachtsgebied beeldvorming gebouwen”
een grotere hoogte dan de bebouwing in de directe
omgeving
Detaillering, materiaal- en kleurgebruik
- Een gedekte kleurstelling (aardekleuren) aan de aan het
landschap grenzende randen van het bedrijventerrein
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
42 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ALGEMEEN
Op het zandgebied in de gemeente zijn veel recreatieterreinen
en bungalowparken. De terreinen die soms een grote omvang
kennen, zijn onopvallend aanwezig; ze zijn opgenomen in
een bosachtige omgeving en afgeschermd door bos en
beplanting.
Nabij de toegang tot deze terreinen bevindt zich veelal een
centrum- of entreegebouw van een grotere schaal.
De huisjes staan vaak in een losse setting en informeel tussen
de bomen gegroepeerd. De huisjes zijn overwegend vrijstaand
of twee-onder-een-kap. De onderlinge afstand van de huisjes
varieert.
De huisjes hebben een enkelvoudige bouwmassa bestaande
uit één bouwlaag met plat of afgeschuind dak. Er is weinig
plastciteit in de bouwvolumes en de onderlinge verschillen
in omvang zijn gering.
Er is sprake van een traditionele bouwstijl, met metselwerk en
donker hout in een sobere detaillering.
G E B I E D
RECREATIETERREINEN11
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 43
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING
Er is waardering voor de groene setting van de parken en de
informele wijze waarop de huisjes hierin zijn geplaatst. Een
aantal terreinen zal in de toekomst wellicht uitbreiden.
WELSTANDSREGIEM
Voor de recreatieterreinen en parken geldt een regulier
welstandsregiem waarbij de woningen aan de randen extra
aandacht verdienen.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Het bestaande groene beeld wordt gerespecteerd
Massa en vorm
- Herkenbare en eenduidige bouwvolumes
Materiaal- en kleurgebruik
- De kleurstelling voor de gebouwen aan de randen en het
centrumgebouw is gedekt
- Waar een cluster herkenbaar is, moeten de woningen
onderling in kleur harmoniëren
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
44 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ALGEMEEN
Het woonzorgcentrum de Paasbergen is het enige gebied in
de gemeente waar meerdere grote bouwvolumes in een
parkachtige setting zijn gegroepeerd. In andere voorkomende
gevallen betreft het vaak één bijzonder gebouw, die ruim is
gesitueerd op een royale afstand tot de weg. De
gebiedsbeschrijving van de omliggende bebouwing is hier
nog steeds van toepassing.
De ruimtelijke kwaliteit van de Paasbergen, die door een
gefaseerde nieuwbouw tot stand is gekomen, wordt deels
bepaald door haar ligging tussen de Hoofdstraat en een
bosgebied.
Er is sprake van een open bebouwingsstructuur, met veel
open ruimtes en zicht op de Hoofdstraat en het bos. De
ruimtes tussen de gebouwen hebben een semi-openbaar
karakter.
Een duideli jke rooil i jn is niet aanwezig. Door de
positionering ten opzichte van elkaar, de situering aan de
semi-openbare buitenruimtes, is er een onderling verband,
een relatie tussen de bouwvolumes.
De omvang van de bouwmassa’s is divers, zowel wat betreft
de hoogte als het bebouwd oppervlak. De meeste gebouwen
zijn als individueel gebouw herkenbaar; de seriematigheid
van het programma is niet direct te herkennen. De gevels,
veelal van baksteen in uiteenlopende kleuren variëren
eveneens sterk in hun opbouw. Van een ornamentering is
niet echt sprake.
G E B I E D
12 BIJZONDERE GEBOUWEN IN EEN GROENE OMGEVING
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 45
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING
Het beleid zal erop zijn gericht de huidige ruimtelijke en
functionele status te handhaven en waar nodig te versterken.
Er is waardering voor de vele open parkachtige ruimtes en
de zorgvuldig ontworpen gebouwen.
WELSTANDSREGIEM
Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem,
waarbij het respecteren van de open parkachtige structuur
een uitgangspunt is.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Eventuele nieuwe bebouwing is niet rooilijngebonden.
De positie dient zorgvuldig te worden bepaald in relatie
tot de bestaande bebouwingsvolumes
- Bij (vervangende) nieuwbouw blijft de open ruimtelijke
structuur behouden
- De gebouwen oriënteren zich op de omliggende
openbare en open ruimtes. Veelal zal dit een veelzijdige
oriëntatie betekenen
- Bijgebouwen en aan- en uitbouwen die de open ruimtelijk
structuur dichtzetten, dienen te worden vermeden
Massa en vorm
- Herkenbare en eenduidige bouwvolumes
- De hoofdvorm verhoudt zich in schaal tot de omringende
bouwvolumes
- Een kap en platte afdekking zijn mogelijk.
- Geen voorkeur voor een verticale of horizontale geleding
Detaillering, materiaal- en kleurgebruik
- Baksteen in diverse kleuren als basismateriaal voor de
gevels
- Bij kappen de toepassing van een donkere niet glimmende
dakbedekking
- Bij het ontwerp passende zorgvuldige detaillering
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
46 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
G E B I E D
13ALGEMEEN
In en rondom een aantal dorpen zijn sportterreinen, ijsbanen,
begraafplaatsen en groengebiedjes aangelegd.
Eventuele bebouwing heeft in deze groengebieden een
directe relatie met de functie van het groengebied; een
sportkantine, een uitvaartgebouwtje et cetera. Over het
algemeen gaat het om kleine objecten die opgaan in een
groene setting.
GROEN- EN SPORTGEBIEDEN
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 47
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Plaatsing van het gebouw is gerelateerd aan de functie van
het terrein
Massa en vorm
- Eenvoudige hoofdvorm
Detaillering, materiaal- en kleurgebruik
- Eenvoudige gevelopbouw
- Materiaalgebruik in relatie tot functie van het gebouw
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING
Het beleid is gericht op het handhaven van de bestaande
kwaliteiten; het groene, onbebouwde karakter van de
betreffende gebieden is beeldbepalend. De bebouwing heeft
een ondergeschikte rol.
WELSTANDSREGIEM
Voor de groen- en sportgebieden geldt een regulier
welstandsregiem waarbij de setting in het groen het
uitgangspunt is.
48 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ALGEMEEN
Dit betreft hoofdzakelijk de verspreide bebouwing in het
ontginningslandschap van de voormalige heidevelden, zoals
Ellertshaar, Eesergroen en Eeserveen. Deze gebieden zijn als
laatste in cultuur gebracht.
De verspreide bebouwing in het zandgebied die op de
welstandskaart niet is ondergebracht bij de dorpen of de
weglinten valt eveneens onder deze gebiedsbeschrijving. Dit
betreft de verspreide bebouwing van Bronnegerveen en
verspreide lintbebouwing tussen de kernen van de esdorpen.
In het veenkoloniale gebied waar de bebouwing is geordend
langs de linten komt geen verspreide bebouwing voor.
De verspreide bebouwing is redelijk divers, maar bestaat
voornamelijk uit kleine (voormalige) boerderijen.
G E B I E D
14 VERSPREIDE BEBOUWING
De bebouwing is vrijstaand, met een eenlaagse bouwhoogte
met kap. De gebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa.
De nokrichting is in de meeste situaties haaks op de weg. De
kapvorm is veelal een zadeldak met of zonder een wolfseind.
De woongevels van de boerderijen oriënteren zich op de
weg. De gevels zijn opgetrokken in een rode of bruine
baksteen, de daken hebben een gedekte kleurstelling, veelal
pannen.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 49
BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING
Het beleid is gericht op behoud en herstel (in de beekdalen)
van landschappelijke en natuurlijke waarden in de gebieden.
In het veldontginningsgebied is de grondgebonden
landbouw de hoofdfunctie . Vestiging van nieuwe
grondgebonden bedrijven is onder voorwaarden mogelijk.
In de beekdalen is een nieuwe vestiging van agrarische
bedrijven niet toegestaan. (De vestiging van woningen en
niet agrarische bedrijven is in geen van deze gebieden
toegestaan). In Bronnegerveen richt zich het herstel van de
landschappelijk waarden met name op de versterking van het
onderscheid tussen de zandopduiking en de aangrenzende
beekdalen. Er is waardering voor het landelijke karakter van
het gebied en de bescheiden plaats die de bebouwing in dit
landschap inneemt.
WELSTANDSREGIEM
Voor de verspreide bebouwing geldt een regulier
welstandsregiem waarbij het respecteren van de
landschappelijke en natuurlijke waarden een uitgangspunt is.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Oriëntatie van de woningen en voorhuizen op de weg
- Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig
aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en
uitbreiding handhaven
- Bijgebouwen zijn bij voorkeur achter het hoofdgebouw
gesitueerd
Massa en vorm
- De gebouwen zijn individueel herkenbaar
- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige
bouwmassa.
- De kap is beelddominant voor het hoofdgebouw en de
bijgebouwen
- Toepassing van een piramidekap is niet toegestaan
Detaillering
- Eenvoudige ingetogen detaillering
Materiaal- en kleurgebruik
- Gevels van metselwerk in een rode of bruine kleur
- Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen
uitvoeren in een gedekte kleurstelling
- Herkenbaar verschil tussen woon- en bedrijfsgedeelte
boerderijen handhaven ( bijvoorbeeld kleurverschillen
in het dak)
- De daken uitvoeren in een gedekte kleurstelling en een
niet spiegelend materiaal
- In het veengebied is een rietafdekking niet toegestaan
Boerderijen
- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de
objectcriteria
Reclame
- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn
te vinden onder de objectcriteria
50 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
G E B I E D
15 NIEUWE LANDGOEDEREN
ALGEMEEN
De landgoederen uit het verleden hebben bijna zonder
uitzondering de eigenschap dat zowel (een groot deel van)
de landerijen als de bebouwing zich onderscheidt van het
omliggende landschap en de landelijke bouwkunst die daarin
een vanzelfsprekende plaats inneemt. Voor zowel de
landgoedtuin als het huis werden veelal hoog gekwalificeerde
ontwerpers ingehuurd. Dit heeft er mede toe geleid dat deze
landgoederen niet alleen door de omvang, maar zeker ook
wat betreft de (landschaps) architectuur een bijzondere plaats
in ons cultuurhistorisch erfgoed innemen. Soms is een
landgoedcomplex als een enclave met een totaal afwijkende
structuur ten opzichte van de omgeving te beschouwen, soms
is er sprake van een aansluiting of verbondenheid met de
context, maar bijna altijd voelt men zich er in een bijzondere
omgeving.
Zoals een historisch landgoed iets zegt over de tijd waarin
ze is gerealiseerd zo zou een nieuw landgoed ook een
uitdrukking kunnen zijn van de huidige maatschappelijke
verhoudingen door architectuur en door er bijvoorbeeld
bijzondere (neven)functies aan toe te kennen waardoor het
zowel ruimtelijk als ook functioneel onderdeel is van een
groter geheel. Het zijn vooral deze kwaliteiten, die een
meerwaarde kunnen genereren voor een bepaald gebied,
die uitgangspunt zouden moeten zijn bij het ontwerpen
van nieuwe landgoederen.
LANDSCHAP
Bij het ontwikkelen van een idee voor een landgoed
dienen de bestaande en/of oorspronkelijke kernkwaliteiten
van het landschap in beeld gebracht te worden. Elk
ontwerp (zowel het contrast- als het harmoniemodel) dient
op een prikkelende wijze op deze kernkwaliteiten te
reageren met als uitgangspunt deze te versterken.
RELATIE TUSSEN BEBOUWD EN ONBEBOUWD
Er dient een sterke interactie te zijn tussen de bebouwing
op een nieuw landgoed en de aanleg van het omliggende
groengebied. Hoewel dat wel één van de mogelijkheden is
betekent dit niet op voorhand een maximale ruimtelijke
verweving tussen gebouw en omgeving.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 51
BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING
In het Beleidsplan Nieuwe Landgoederen Borger –
Odoorn heeft de gemeente het beleid beschreven ten
aanzien van de vestiging van nieuwe landgoederen. Ook
zijn hierin de voorkeursgebieden aangewezen waar aan het
vestigen van nieuwe landgoederen in principe wordt
meegewerkt.
WELSTANDSREGIEM
Voor de nieuwe landgoederen geldt een bijzonder
welstandsregiem. Dit omdat een nieuw landgoed vraagt om
een zorgvuldige benadering zodat er nieuwe monumenten
voor de nabije toekomst kunnen worden gerealiseerd.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Het landschappelijk ontwerp bepaalt de positie van
het woonhuis. Afstemming tussen de
positie van het gebouw en de omgeving zorgt voor een
sterke twee-eenheid.
Massa en vorm
- De architectuur dient zich te onderscheiden van die in
de omgeving.
- Een nieuw landgoed neemt in ruimtelijke zin een
bijzondere positie in. Dit betekent een /
bovengemiddelde architectonische kwaliteit als
onderdeel van een totaalvisie*. De architectuur moet
als een representant van deze tijd in gelijkwaardigheid
kunnen bestaan naast de hoogwaardige kwaliteit van
de historische landgoederen. Op het landgoed staat
een landhuis met allure en uitstraling.
- Nieuwe bebouwing moet in massa en vorm de
ruimtelijke kenmerken van het betreffende
landgoed waarop gebouwd wordt ondersteunen.
Detaillering
- De motieven en de kwaliteit voor de materialisatie en
van de detaillering dienen vanuit een totaalvisie*
overtuigend te zijn.
Materiaal en detaillering
- Materiaal- en kleurgebruik spelen een voorname
rol in de relatie tussen het gebouw en de
omgeving.
De omgeving van het gebouw
- De directe omgeving van het gebouw (tuin,
terrassen,et cetera.) bemiddelt tussen het
gebouw en het landgoed. Dit kan door een
optimale ruimtelijke verweving, maar ook
door duidelijke begrenzingen.
* De totaalvisie behoort gebaseerd te zijn op een
cultuurhistorische analyse van de locatie waaruit een
concept is ontwikkeld. Vanuit dit concept worden landhuis
en landgoed in onderlinge samenhang ontworpen.
52 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
G E B I E D
16 ONTWIKKELINGSGEBIEDEN
- Nieuw-Buinen/ Buinerveen, woonlocatie
Hoofdkade
- Odoorn, Langhieten II
- Odoornerveen, Uitbreiding
- Valthermond, Plaats 62
Thans bekende ontwikkelingsgebieden waarvoor t.z.t. een
BKP wordt opgesteld zijn:
- Borger-Centrum
- Borger, locatie gemeentewerf
- Borger, Multifunctionele accommodatie
- Drouwenermond, uitbreiding
- Exloo, locatie gemeentewerf
- Nieuw-Buinen, Multifunctionele accommodatie
- Nieuw-Buinen/ Drouwenermond Woongebied
Drentse Horn
- Valthermond, Centrumontwikkeling
- Valthermond, Multifunctionele accomodatie
BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING
Het beleid op het gebied van welstand zal zijn gericht op
een bepaalde kwaliteit die recht doet aan de plek waar de
ontwikkeling plaatsvindt. De gemeente zal voor grotere
ontwikkelingen altijd een beelkwaliteitsplan eisen.
WELSTANDSREGIEM
Voor ontwikkelingsgebieden wordt per locatie door de
gemeenteraad bepaald wat het gewenste regiem wordt.
ALGEMEEN
De ontwikkelingsgebieden in de gemeente Borger-Odoorn
zijn nieuwe uitleggebieden, maar ook gebieden die binnen
de bebouwde kom liggen en in aanmerking komen voor
een andere invulling.
Voor alle ontwikkelingsgebieden geldt dat de planvorming
zal moeten worden voorzien van een beeldkwaliteitsplan of
een welstandsparagraaf. Deze zullen in ieder geval rekening
moeten houden met de omgeving en de daarvoor
geldende welstandscriteria.
Tijdens de ontwikkelperiode van een gebied zal het
beeldkwaliteitsplan (BKP) of de beeldkwaliteitsparagraaf van
de ruimtelijke onderbouwing worden gebruikt als
toetsingskader voor de welstandscommissie. Nadat de
laatste bebouwing is gerealiseerd kan worden overgegaan
op de beheersituatie en kan worden besloten het
beeldkwaliteitsplan in te trekken en het plangebied onder
te brengen bij een gebiedsbeschrijving in de
welstandsnota.
Gebieden waarop een beeldkwaliteitsplan van toepassing
is:
- Borger, Voormalig LHNO-terrein
- Borger, Daalkampen II
- Borger, Avontuurlijk Toeristisch Centrum
- Borger, Aan de Strengen
- Buinen, Lijnstukken 3
- Drouwen, Tiekamp 3
- Tweede Exloërmond, 2e fase uitbreiding
- Nieuw-Buinen, Nieuw-Veenlanden
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 53
9.6 Objectgerichte criteria1 Boerderijen
2 Reclame
3 Civieltechnische kunstwerken
4 Kunstobjecten en herinneringsmonumenten
5 Tijdelijke gebouwen
WELSTANDSCRITERIA - OBJECTGERICHTE CRITERIAHOOFDSTUK
9
54 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
BOERDERIJENO B J E C T
1ALGEMEEN
In de gemeente Borger-Odoorn komt een veelheid aan
typen boerderijen voor dit vanwege de ligging op zowel
zand als veen. Vanwege het gemeenschappelijke aspect van
een boerderij in haar functie is voor alle boerderijen in de
gemeente gekozen voor objectgerichte welstandscriteria
die hierop van toepassing zullen zijn. Alle boerderijen
dienen te voldoen aan de nu volgende criteria.
LIGGING IN HET LANDSCHAP
Erven en boerderijcomplexen bepalen en beïnvloeden het
aanzicht van het landschap in sterke mate. Afhankelijk van
de locatie/landschap varieert de plaatsing van redelijk
regelmatig (Veenkoloniaal) tot zeer onregelmatig
(esdorpenlandschap). In beide gevallen is de ligging in
gelijke mate bepalend voor de herkenbaarheid van het
(Drentse) landschap.
INRICHTING ERVEN
Op de erven van boerderijen is van oudsher sprake van
een hoge mate van samenhang tussen de daarop
aanwezige bebouwing. Het erf is van oorsprong ingedeeld
in het voor- en het achtererf. Deze indeling is zowel in de
gebouwen als in de erfinrichting goed te herkennen in de
grootte van de ramen, de plaats van de schoorsteen en
soms in de dakbedekking. Op het voorerf zijn de sier-
moes- en bloementuin gelegen. Het achtererf was en is de
werk- en opslagplaats waar de landschappelijke beplanting
domineert. Fruitbomen komen verspreid over het gehele
erf voor.
Als handleiding voor de inrichting van erven volgen hier
nog enkele niet door welstand af te dwingen adviezen; Bij
de inrichting van de boerenerven is de voormalige
tweedeling tussen tuin op het voorerf en erf- en opslag op
het achtererf aanbevolen. Fruitbomen en hagen,
gescheiden moestuin en bloementuin zijn sfeerbepalend
en historisch juist. Het gebruik van gebiedsvreemde
coniferenbeplanting betonklinkers en standaard
schuttingen is niet toegestaan.
PLAATS BEBOUWING OP HET ERF
Door de onregelmatigheid van het landschap en de erven
die deze onregelmatigheid volgen is over de plaatsing van
het hoofdcomplex geen eenduidige uitspraak te doen.
Over het algemeen speelt functionaliteit in de plaatsing
een zeer voorname rol; vaak zijn de bedrijfsgebouwen van
een boerderij op het landschap gericht of dicht bij de weg.
De bebouwing staat altijd vrij op het erf, op enige afstand
van de straat. In hoofdlijn bestaat de opbouw van de
boerderij uit een woonhuis en een bedrijfsdeel. Het
bedrijfsdeel staat achter de lijn die de scheiding tussen
woon- en bedrijfsdeel vormt; een bijgebouw overschrijdt
nooit deze lijn (doorschietend bijgebouw’). Daarnaast blijft
bebouwing altijd binnen de vaak met bomen gemarkeerde
erfgrens. Deze erfgrens is echter aan het veranderen. Door
veranderingen in de bedrijfsvoering zijn boeren
genoodzaakt tot het toevoegen van nieuwe
bedrijfsgebouwen: stallen, schuren en andere
opslagfuncties. Bij het toevoegen van gebouwen aan een
erf gaat het bij beide karakteristieken dikwijls fout. In de
plaatsing van nieuwe bedrijfsgebouwen staat functionaliteit
voorop wat dikwijls afwijkingen te zien geeft van de
hoofdrichting ten opzichte van de oude boerderij en het
erf. Of nieuwe bedrijfsgebouwen komen met hun gevel
voor de voorgevelrooilijn te staan of hebben een
dusdanige lengte dat ze door de beplanting rond het erf
steken. Het ‘erf’ kan de veranderingen niet meer ‘opvangen’.
De plaatsing van nieuwe bouwwerken binnen het erf
voldoet vaak niet aan het beeld van eenheid.
ORGANISATIE NIEUWE BEDRIJFSBEBOUWING OP ERF
Het is van belang dat er zorg wordt besteed aan de
zorgvuldige inpassing van nieuwe gebouwen op een erf.
Het plaatsen van een nieuw bijgebouw op het achtererf
verdient de voorkeur opdat de onderlinge afstanden tussen
de bedrijfsgebouwen niet te groot worden. Het nieuwe
gebouw zal een eenvoudige rechthoekige hoofdvorm
dienen te krijgen met een goed kapopbouw. Een sobere
gevelgeleding en zorgvuldig gekozen materialen en kleuren
dienen ervoor te zorgen dat het nieuwe gebouw niet
dominant wordt in het beeld. Er dient tevens aandacht te
worden geschonken aan de landschappelijke inpassing, de
erfbeplanting en de erfinrichting.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 55
STALLEN
De bouw van grotere stallen is meestal niet goed mogelijk
op het bestaande erf. Het is daarom van belang dat deze op
een verlengd (achter)erf worden geplaatst in het verlengde
van het hoofdgebouw of achter de achtergevellijn. Er dient
zorg te worden besteed aan de kapvorm. Een
asymmetrische kap met het lange dakvlak naar het
landschap is een goede oplossing. Bij de keuze van kleuren
en materialen zijn donkere aardkleuren en niet glimmende
materialen belangrijk. Kozijnen zijn als witte accenten in de
gevels toegestaan.
WONEN IN BOERDERIJEN
Doordat meer en meer boerderijen de agrarische functie
verliezen wordt de woonfunctie vaak vergroot. De verbouw
tot woonboerderij gaat vaak gepaard met een interne
verbouwing die een weerslag heeft op de buitenkant. Het is
belangrijk dat de historische boerderij volledig wordt
gerespecteerd. De hoofdvorm dient te worden
gehandhaafd. Het exterieur mag slechts op ingetogen wijze
worden gewijzigd. Dit houdt in dat de (baander) deuren
waneer ze worden vervangen door glas niet worden
voorzien van een roedenverdeling. Dit geldt tevens voor de
vervanging van bestaande kozijnen in het voormalige
bedrijfsdeel.
In het woongedeelte zal de streekeigen roedeverdeling die
past bij het type boerderij dient wederom te worden
toegepast bij vervanging van kozijnen. Bij het invoegen van
een woonfunctie onder de kap (in het bedrijfsgedeelte) is
terughoudendheid met dakramen vereist. Het typische
- Nieuwe bijgebouwen zijn ondergeschikt of gelijk
aan de nokhoogte van het hoofdgebouw
- Bij toevoegingen aan een bestaand erf dienen
kapvorm- en kaphelling aan te sluiten bij de
kapvorm op het erf
- Bij gebruik van asymmetrische kap is de lage
gootlijn naar het landschap gekeerd.
Detaillering
- Gesloten gevelopbouw met verticale geleding
- Bij verbouw aan het hoofdgebouw toepassen van
een eenvoudige fijnschalige detaillering die aansluit
bij de bestaande of historisch passende detaillering
- Bijgebouwen zijn sober gedetailleerd
- Reclame uitingen aan de gevel niet toegestaan
Materiaal en kleurgebruik
- Metselwerk aan het hoofdgebouw sluit aan op
bestaande metselwerk
- Houten geveldelen in donkere aardtinten
- Dakbedekking blijft het verschil tussen woon- en
bedrijfsdeel accentueren
- Bijgebouwen in donkere aardtinten
- Hoogglanzende pannen niet toegestaan
grote gesloten (riet)dak wordt vaak door een veelheid aan
dakramen en dakkapellen verstoord. Stelregel is dat het
bedrijfsdeel van de boerderij zoveel mogelijk als zodanig
herkenbaar blijft.
HERBOUW, VERBOUW VAN BOERDERIJEN
Door de tijd is de kwaliteit van de boerderijen soms
zodanig dat tot (gedeeltelijke) herbouw wordt overgegaan.
Bij vervanging staan nieuwe bouwmethoden op
gespannen voet met de ambachtelijke traditionele
bouwstijl. Nieuwe bakstenen, te brede voegen, verkeerde
maatvoering van kozijnhout en roeden laten de oude sfeer
verdwijnen. Zorg voor een goed ontwerp en een goede
materiaalkeuze is daarom vereist.
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- Voorgevelrooilijnen worden niet overschreden
- Bijgebouwen steken nooit voorbij de lijn die het
bedrijfsdeel van het woondeel scheidt
- Nokrichting van nieuwe bedrijfsgebouwen is in lijn
met het hoofdgebouw
Massa en vorm
- Bestaande grondvorm handhaven, aanbouw van
een zijbeuk is niet toegestaan
- Bestaande massa handhaven
- Nieuwe bijgebouwen kennen een eenvoudige
rechthoekige grondvorm
56 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
RECLAMEO B J E C T
2ALGEMEEN
Objectomschrijving
Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een
product of een dienst. Reclames vragen vanuit hun
doelstelling aandacht en vormen hiermee een belangrijk
en beeldbepalend element van de openbare ruimte.
BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING
In gebieden met commerciële functies zijn reclames op
zijn plaats en kunnen ze de visuele aantrekkingskracht van
de omgeving verhogen, hoewel daar een kritische grens
aan verbonden is. Evenals bij een gebouw speelt ook bij
een reclame de relatie met de (stedenbouwkundige) situatie
waarin deze wordt geplaatst alsmede het karakter van die
situatie een belangrijke rol. Een reclame is geslaagd
wanneer deze een volledig geïntegreerd onderdeel van het
totale architectonische concept uitmaakt. Blijft de zorg voor
een goede inpassing van een reclame in zijn omgeving
achterwege dan wordt de reclame ervaren als een
verstoring van de visuele kwaliteit van de omgeving en kan
zelfs agressief overkomen. In gebieden waar geen sprake is
van commerciële functies zijn reclame-uitingen ongewenst.
AMBITIE VOOR WELSTAND
Het plaatsen van een reclame-uiting kan een ingrijpende
veranderingen aan een bouwwerk zijn die het straatbeeld
makkelijk kan aantasten. Bij het beoordelen van
vergunningaanvragen reclame-uitingen, is het zinvol
onderscheid te maken tussen de verschillende
gebiedstypen.
Een woonwijk vraagt een andere benadering dan een
winkelgebied, een beschermd stadsgezicht, maar ook het
buitengebied, kan aangetast worden bij plaatsing van
reclametekens die op een bedrijventerrein gebruikelijk
zijn. In deze objectcriteria is daarom onderscheid gemaakt
in de volgende gebiedstypen.
1 woongebieden
2 winkelgebieden (aanduiding op welstandskaart)
3 bedrijventerreinen
4 groen- en sportgebieden
5 buitengebied
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 57
RECLAME-UITINGEN IN WOONGEBIEDEN
In de gebieden die hoofdzakelijk zijn ingericht voor
woondoeleinden (gebied 1 tot en met 9) passen geen
reclametekens. Er ontbreekt immers een relatie tussen het
woonmilieu en reclame-uitingen. Een uitzondering hierop
vormen woningen met een praktijkruimte voor het
uitoefenen van een vrij beroep, zoals een arts, architect of
verzekeringsadviseur. In dergelijke gevallen is een
bescheiden aanduiding aanvaardbaar.
Aaantal
- Eén reclame-uiting per woning met praktijkruimte,
dus ook niet één uiting aan de gevel en één uiting
in de tuin.
Plaatsing
- Bevestiging tegen gevel t.p.v. de bedrijfstoegang of
Bij aanwezigheid van voortuinen, plaatsing in de
tuin nabij de bedrijfstoegang mits Het toepassen
van lichtbakken is dan niet toelaatbaar, beperkte
aanlichting wel.
Maatvoering
- Maximale oppervlakte 0.50 m2.
- Afmeting in één richting is nooit meer dan 1,00
meter.
Vormgeving
- Kleuren dienen terughoudend gekozen te worden.
Dus geen contrasterende en felle fluorescerende
kleuren
- Bij plaatsing in de tuin zorgvuldig (als tuinmeubel)
vormgegeven, geïntegreerd in het tuinontwerp.
- Alleen naam en aard van het bedrijf met eventueel
openingstijden, en/of een vignet (in
woongebieden met woonbestemming geen
merkreclames!).
Overige
Voor bedrijfsbebouwing met een positieve bestemming in
een woonomgeving gelden de volgende uitgangspunten:
- Alleen aanduidingen die betrekking hebben op
naam en aard van het bedrijf zijn toelaatbaar. Het
voeren van grotere merkreclameobjecten dient
beperkt te blijven tot maximaal twee
reclameuitingen. In andere gevallen zal al snel door
een te veel aan reclames een onrustig totaalbeeld
ontstaan.
- Tot 10 meter en vervolgens voor elke 10 meter
gevelbreedte aan straatzijde is 1 m2 reclame
mogelijk.
- Per gebouw dient in principe niet meer dan 1
reclame-uiting gelijktijdig zichtbaar te zijn.
Uitzondering hierop kan gemaakt worden voor
gebouwen die gevels aan meer dan één straat
hebben. Het aantal tekens blijft dan 1 per naar de
straat gekeerde gevel.
- De reclame-uitingen aan de gevel dienen te
worden aangebracht op begane grond niveau, in
ieder geval onder de verdiepingsramen.
- Het integreren van vrijstaande bescheiden
reclametekens in de voortuin is denkbaar mits
plaats, omgeving en kleur worden afgestemd op de
omgeving. Het toepassen van lichtbakken is dan niet
toelaatbaar, beperkte aanlichting wel.
- De maximale hoogte van een dergelijk element is
sterk afhankelijk van de situatie, doch mag de 2.25 m
niet overschrijden.
58 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
RECLAME-UITINGEN IN WINKELGEBIEDEN
In gebieden met een uitgesproken winkelkarakter (te
vinden in gebied 1, 2 en 6) zijn de mogelijkheden tot
reclamevoering ruimer dan in woongebieden. Algemeen
kan gesteld worden dat de reclames op winkelniveau, d.w.z.
het begane grond niveau geplaatst dienen te worden, zodat
er een directe en logische relatie tussen het reclameteken
en de functie ontstaat en de overlast voor eventuele
bovenwoningen beperkt wordt.
Aantal
- Maximaal twee reclame-uitingen per gevel bij
maximaal twee gevels.
- Reclame(vlaggen) en banieren, maximaal één per
gevel.
Plaatsing
- Geen reclame aangebracht op bouwlagen met een
woonbestemming of bouwlagen met een
bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie, tenzij
in de woning een praktijkruimte voor het
uitoefenen van een vrij beroep zit.
- Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de
openbare ruimte of het open landschap ernstig
belemmeren.
- Niet hoger aangebracht dan de benedenkant van
de raamdorpels van de eerste verdieping. (let op
verkeer: hoogte minimaal 2.40 m boven het trottoir
en tenminste 4.20 m boven de rijweg).
- Bij luifels de reclame-uitingen alleen op of onder
de luifel plaatsen afgestemd op de grote van de
luifel.
Maatvoering van reclames loodrecht op de gevel
- Ten hoogste 100 cm (inclusief bevestiging) buiten
het gevelvlak stekend.
- Niet groter dan 1.00 m2.
Maatvoering van gevelreclames evenwijdig aan de
gevel
- Niet breder dan 70% van de gevelbreedte.
Hoogte maximaal 0,75 m.
Vormgeving
- In voorgevel reclame-uiting als zelfstandig element
vormgeven, waarbij de maatvoering en
detailleringen zijn afgestemd op en harmoniëren
met de oorspronkelijke gevel.
- In voorgevel samenhang en ritmiek van de
straatwand niet verstoren.
- Reclame integreren in de architectuur en beperken
tot het hoogst noodzakelijke.
- Geen mechanisch bewegende delen.
- Geen lichtcouranten of lichtreclame met
veranderlijk of knipperend licht.
- Geen daglichtreflecterende reclame.
- Niet uitgevoerd in felle kleuren.
- Indien er sprake is van meerdere reclame-uitingen
op een gevel dan dienen deze in een eenduidige
vormgeving uitgevoerd te worden.
- Hoewel het toepassen van losse letters en het
aanlichten van reclameteksten de voorkeur heeft,
zijn lichtbakken toegelaten mits voor de
achtergrond een donkere, terughoudende kleur
wordt gebruikt met lichte belettering
Overige
- Geen reclame voor diensten of producten die niet
in het pand plaatsvinden respectievelijk worden
verkocht.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 59
RECLAME-UITINGEN OP BEDRIJVENTERREINEN
Gezien de grotere schaal van de gebouwen en het utilitaire
karakter, is een grotere hoeveelheid reclame denkbaar.
Uitgangspunt blijft dat de reclame op een logische plaats
tegen het gebouw aangebracht dient te worden,
bijvoorbeeld bij de entree, en afgestemd dient te zijn op
de massa c.q. gevelopzet. Indien plaatsing tegen een gevel
niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij glasvliesgevels, dient de
reclametekst boven of in de buurt van de entree
aangebracht te worden. Een gezamenlijke presentatie bij de
entree van het bedrijventerrein of routeborden zijn
denkbaar eventueel in combinatie met een plattegrond en
routebeschrijving. Een zorgvuldige vormgeving is dan
essentieel. Per terrein zal één uniform kader moeten
worden ontwikkeld en vormgegeven. Alleen
naamsaanduidingen van het bedrijf en branche, c.q.
beroepsaanduiding
toelaten.
Aantal
- Maximaal twee reclameuitingen per gevel op
maximaal twee gevels
- Maximaal één reclame-uiting per erf in de vorm van
een zuil
Plaatsing
- Bij de entree van het erf of op een parkeerplaats.
- Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de
openbare ruimte of het open landschap ernstig
belemmeren.
- Geen reclame op het dak
Maatvoering
- Gevelreclames evenwijdig aan de gevel, niet breder
dan 70% van de gevelbreedte, de hoogte in
verhouding met de gevelhoogte maximaal 1m hoog
- gevelreclames loodrecht op de gevel maximaal
1x1x0,25 m
- Reclamezuilen niet hoger dan 6.00 m en niet hoger
dan de bouwhoogte van het op het betreffende erf
gesitueerde hoofdgebouw.
Vormgeving
- Reclametoepassingen dienen ondergeschikt te zijn
aan- en mee ontworpen te worden met de
bebouwing
- Vrijstaande reclame-uiting als zelfstandig element
vormgeven, waarbij de maatvoering en de
plaatsbepaling zijn afgestemd op en harmoniëren
met het hoofdgebouw.
- Geen mechanisch bewegende delen.
- Geen lichtcouranten of lichtreclame met
veranderlijk of met tussenpozen verschijnend licht.
- Geen daglichtreflecterende reclame.
- Hoewel het toepassen van losse letters en het
aanlichten van reclameteksten de voorkeur heeft,
zijn lichtbakken toegelaten mits voor de
achtergrond een donkere, terughoudende kleur
wordt gebruikt met lichte belettering
Overige
- Geen reclame voor diensten of producten die niet
in het pand plaatsvinden respectievelijk worden
verkocht.
60 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
RECLAME-UITINGEN GROEN EN SPORTGEBIEDEN
Sportterreinen zijn meestal in een “groene” omgeving
gesitueerd. Het aanbrengen van reclames niet gericht op
het complex zelf is slecht passend en niet aanvaardbaar.
Naamsreclame voor de sportvereniging zelf is i.v.m. de
bereikbaarheid wel mogelijk Het verdient aanbeveling één
uniform systeem te ontwikkelen.
Aantal
- Maximaal twee reclame-uitingen per clubgebouw
Plaatsing
- Aan clubgebouwen aan de gevel, op scoreborden
en rond sportvelden naar binnen gericht.
Maatvoering
- Aan clubgebouwen maximaal 1m2, op
scoreborden ondergeschikt aan het bord als
geheel, rond sportvelden de bovenkant maximaal
1,20 boven maaiveld
Vormgeving
- Aanduidingen qua maat, vormgeving en
kleurstelling zijn afgestemd op het karakter van de
omgeving.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 61
RECLAME-UITINGEN IN HET BUITENGEBIED
Reclameborden, aankondigingen en verwijzingsborden
horen niet thuis in het buitengebied. Ze passen slecht bij
het karakter van de omgeving en vormen een visuele
vervuiling. Zeker nu het recreatieve karakter van het
buitengebied meer aandacht krijgt, is het van belang het
karakterverschil tussen de bebouwingskernen en het
buitengebied te bewaren c.q. te versterken.
Gebieden die een bijzondere landschappelijke kwalificatie
in het bestemmingsplan of streekplan toegekend hebben
gekregen zijn in principe niet geschikt om enige vorm van
reclame toe te laten. Ter bescherming van het
landschapsschoon en ter behoud van het specifieke
karakter van deze gebieden is een zeer terughoudend
beleid noodzakelijk.
Agrarische bestemming, en bedrijfsbestemmingen in het
buitengebied
Op een onbebouwd perceel:
- Geen reclame toegestaan.
Op een bebouwd perceel:
Aantal:
- Eén naamsaanduiding aan een gevel van
bedrijfsbebouwing per perceel/bedrijf
- Eén vrijstaande reclame-uiting per positief bestemd
bedrijf
Plaatsing
- Op de gevel en/of in de nabijheid van de toegang
- De reclame-uiting dient niet geheel of gedeeltelijk
boven de dakgoot uit te komen en mag niet op het
dak worden geplaatst
Maatvoering
- Aan het gebouw maximaal 3% van het
geveloppervlak met een maximum van 2.5 m2
(maximaal 1 m2 aangelicht).
- Vrijstaand maximaal 0.50 m2 en geen grotere
afmeting in één richting dan 1,50 meter.
Vormgeving
- De vormgeving, kleurstelling en plaatsing dienen in
harmonie met de omgeving te zijn, geen felle
kleurwisselingen en schreeuwende
kleurcombinaties..
- Tweezijdig aanduiding mogelijk bij vrijstaande
reclame-uiting
- Geen lichtreclame of aanlichting.
Overig
- De naamsaanduiding op een logische wijze
plaatsen; dat wil zeggen op een gevel grenzend aan
het erf bij de toegang van het bedrijf en integreren
met de gevelopzet.
- Geen reclame voor diensten of producten die niet
in het pand plaatsvinden respectievelijk worden
verkocht.
62 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
WELSTANDSCRITERIA
Ligging
- De situering wordt bepaald door de functie van het
civieltechnische kunstwerk
Massa en vorm
- De vormgeving is gerelateerd aan de functie van het
kunstwerk
- De vormgeving is gerelateerd aan de omgeving waarin
het kunstwerk wordt aangelegd
Detaillering
- De detaillering is passend bij de vormgeving van het
kunstwerk
Materiaal- en kleurgebruik
- Het materiaalgebruik van de hoofddraagconstructie wordt
bepaald door constructief-functionele aspecten, het
overige materiaalgebruik en het kleurgebruik is gerelateerd
aan de functie en de omgeving van het kunstwerk
O B J E C T
3Voor civieltechnische kunstwerken, zoals bruggen en tunnels,
is een bouwvergunning vereist en wordt een welstandsadvies
gevraagd.
De ruimtelijke vormgeving van de civieltechnische
kunstwerken wordt voor een groot deel bepaald door de
functie van het kunstwerk (bijvoorbeeld de verkeersklasse van
een brug) en de constructieve mogelijkheden. De laatste jaren
is er een tendens om de betekenis en de plek van het
civieltechnische kunstwerk nadrukkelijker in de vormgeving
te betrekken.
Nieuwe infrastructurele kunstwerken zijn op korte termijn te
verwachten bij de reconstructie van de kruising N34 en N374
bij Borger. Voorts bieden nieuwe uitbreidingen waar meer
oppervlaktewater wordt aangelegd de mogelijkheid voor meer
civieltechnische kunstwerken. In het veenkoloniale gebied
waren altijd vele bruggen. Door demping van de diepen zijn
deze verdwenen; de meeste bruggen waren stalen
draaibruggen.
BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING
Bij het beleid dat is gericht op behoud en herstel van de
ruimtelijke en functionele kwaliteiten zal de vormgeving van
het civieltechnische kunstwerk bij dienen te dragen aan de
“leesbaarheid” van de ruimtelijke structuur.
WELSTANDSREGIEM
Voor deze kunstwerken geldt een regulier welstandsregiem.
CIVIELTECHNISCHE KUNSTWERKEN
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 63
O B J E C T
Voor kunstobjecten en herinneringsmonumenten in de
openbare ruimte is de gangbare praktijk dat deze worden
begeleid door een commissie waar ook deskundigen op het
gebied van kunst en ruimtelijke vormgeving zitting hebben.
In een enkel geval wordt een kunstobject of
herinneringsmonument als geschenk aan de gemeenschap
aangeboden.
In deze beide gevallen is het niet zinvol hier alsnog een
welstandsadvies voor in te winnen.
WELSTANDSREGIEM
Kunstobjecten en herinneringsmonumenten in de openbare
ruimte zijn welstandsvrij.
KUNSTOBJECTEN EN HERINNERINGSMONUMENTEN4O B J E C T
64 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
In deze categorie vallen de gebouwen van tijdelijke aard. Deze
dienen vaak als noodvoorziening voor een kortere periode
en worden op den duur verwijderd of vervangen door vaste
bouwwerken. Deze vaste bebouwing moet voldoen aan de
gestelde criteria.
De bebouwing bestaat over het algemeen uit één of twee
lagen met een plat dak. De hoofdvorm is eenvoudig en
functionalistisch.
Het inwinnen van een welstandsadvies is gezien de tijdelijk
aard niet zinvol.
WELSTANDSREGIEM
Tijdelijke gebouwen zijn welstandsvrij.
TIJDELIJKE GEBOUWENO B J E C T
5
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 65
Burgerlijk Wetboek gelden echter wel. Als u gaat (ver)bouwen
moet u er zelf voor zorgen dat u aan deze regels voldoet.
Monumenten
Bouwt u in, op, aan of bij een monument dat door het Rijk, de
provincie of de gemeente is aangewezen of in een door het
Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht, dan mag
dat nooit bouwvergunningsvrij. Voor bouwvergunningsvrije
bouwwerken is dan altijd toch een bouwvergunning nodig.
Bestemmingsplan
In het bestemmingsplan legt de gemeente regels vast voor de
ruimtelijke ordening. Deze plannen zijn bindend voor u als
burger. Daar staat precies in welke bestemming de grond heeft,
bijvoorbeeld woningbouw, industrie, winkels, recreatie of kan-
toren. Die verschillende bestemmingen staan op een kaart
aangegeven. Het plan geeft ook bouw- en gebruiksvoorschriften
die bij de verschillende bestemmingen horen. Uw bouwplan
moet in principe altijd passen binnen het bestemmingsplan
van uw gemeente. Wanneer u iets (ver)bouwt dat
bouwvergunningsvrij is, gelden echter alleen de voorschrif-
ten uit het bestemmingsplan met betrekking tot het gebruik.
Wanneer u het gebouwde na uitvoering van de bouwplannen
wilt gaan gebruiken voor een doel dat op grond van het be-
stemmingsplan niet is toegestaan, moet u hier, ook al betreft
het een in principe bouwvergunningsvrij bouwwerk, vrijstel-
ling van het bestemmingsplan voor aanvragen.
Welstand
De gemeente zelf mag een licht-bouwvergunningplichtig
bouwplan aan ”redelijke eisen van welstand” toetsen of het
bouwplan voorleggen aan de Welstandscommissie of stads-
bouwmeester. Bij een regulier-bouwvergunningplichtig bouw-
werk is het advies van de Welstandscommissie of de stads-
bouwmeester verplicht. Bij de toets aan de welstandseisen
wordt gekeken of de plaatsing, de vorm en het materiaal- en
kleurgebruik van het bouwwerk binnen de directe omgeving
past. Om u als burger vooraf zoveel mogelijk duidelijkheid te
geven, moet de gemeente in een welstandsnota zo concreet
mogelijke welstandseisen aangeven. Bij een aantal bouwwer-
ken (aan-/uitbouwen, bijgebouwen/overkappingen, kozijn- en
gevelwijzigingen, dakkapellen en erfafscheidingen) moeten de
welstandseisen zo gedetailleerd en duidelijk zijn, dat er geen
enkel misverstand over kan bestaan hoe er moet worden ge-
bouwd om aan de welstandseisen te voldoen. Die verplichte
gedetailleerde eisen worden “loketcriteria” genoemd. Iedere
gemeente moet haar welstandsnota en loketcriteria uiterlijk
1 juli 2004 hebben vastgesteld.
Tot die tijd hoeft de welstandsbeoordeling nog niet op een
welstandsnota te zijn gebaseerd. Bouwvergunningsvrije bouw-
werken worden niet preventief getoetst aan redelijke eisen
van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zoge-
noemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouw-
sels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke
eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich
genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan
verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks
het feit dat het bouwsel bouwvergunningsvrij is.
Bouwbesluit: hoe te bouwen
Bij het bouwen of verbouwen moet altijd worden voldaan aan
het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit staan minimumeisen op
technisch gebied die voor heel Nederland gelden. Ze staan
garant voor uw veiligheid en gezondheid en houden reke-
9.7 Loketcriteria
De gemeente stelt voor licht-bouwvergunningplichtige
bouwwerken zulke gedetailleerde eisen op, dat er geen
misverstand over kan bestaan hoe er moet worden gebouwd
om aan de welstandseisen te voldoen. Voor de volgende
bouwwerken zijn gedetailleerde eisen opgesteld:
- bij een woning of woongebouw op de grond staande
aan- of uitbouwen van ten hoogste één bouwlaag, met
een maximale hoogte van 5 m;
- bij een woning of woongebouw op de grond staande
bijgebouwen en overkappingen bestaande uit één
bouwlaag, met een maximale hoogte van 5 m en een
bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m2;
- het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of
gevelpaneel van een woning of woongebouw of bij een
woning of woongebouw behorend bijgebouw;
- dakkapellen op een gebouw (zowel op woningen als
niet-woningen);
- erf- en perceelsafscheidingen.
De plannen voor deze bouwwerken kunnen (aan het loket)
door een gemandateerde ambtenaar worden afgedaan indien
ze aan alle gestelde eisen voldoen.
Wat is bouwvergunningsvrij bouwen?
Als uw bouwplan voldoet aan de voorwaarden voor
bouwvergunningsvrij bouwen, mag u zonder bouwvergunning
bouwen. De regels in het bestemmingsplan, de gemeentelijke
Bouwverordening en in principe ook de gemeentelijke
welstandseisen zijn in dat geval niet van toepassing. De regels
met betrekking tot onder meer veiligheid en gezondheid uit
het Bouwbesluit en het burenrecht zoals vastgelegd in het
66 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ning met het milieu en het gebruikscomfort. Of er nu volgens
een reguliere bouwvergunning, een lichte bouwvergunning
of bouwvergunningsvrij wordt gebouwd: het bouwwerk moet
altijd voldoen aan het Bouwbesluit. Daarvoor draagt iedereen
zélf de verantwoordelijkheid.
Verplicht rekening houden met buren
Behalve de regels rondom het bouwen, heeft iedereen ook te
maken met het zogeheten burenrecht dat in het Burgerlijk
Wetboek is geregeld. Daarmee is feitelijk niets anders vastge-
legd dan de gebruikelijke omgangsvormen. Ze geven (wette-
lijk) houvast als er onenigheid met de buren ontstaat. Het be-
langrijkste advies is om eerst met de buren te overleggen, ze in
te lichten over de voorgenomen bouwplannen. In veel geval-
len wordt er een compromis gesloten, wellicht na een kleine
aanpassing van het plan.
Wat betekent een bouwvergunning?
Bij een aanvraag voor een lichte bouwvergunning wordt de
volgende procedure doorlopen:
Stap 1 Het bouwplan wordt ingediend bij de gemeente op
een standaard formulier volgens standaard indienings-
vereisten. Het formulier is te verkrijgen bij de gemeente en van
het internet te halen (www.vrom.nl\woningwet). In de bijlage
bij het aanvraagformulier staat welke stukken moeten worden
ingeleverd.
Stap 2 Blijkt dat er nog stukken ontbreken na indiening van
het plan, dan moet de gemeente dat binnen vier weken mel-
den. De gemeente zal aangeven binnen welke termijn de ont-
brekende stukken alsnog kunnen worden aangeleverd (de maxi-
male termijn hiervoor is eveneens vier weken). Als er binnen
vier weken na indiening van de aanvraag op dat punt niets is
vernomen van de gemeente, dan kan ervan worden uitgegaan
dat de aanvraag compleet is.
Stap 3 De gemeente beoordeelt het plan met name op zijn
ruimtelijke kwaliteit volgens de voorschriften van het bestem-
mingsplan en de stedenbouwkundige voorschriften van de
Bouwverordening en de welstandsvoorschriften. Het plan
wordt voorts op constructieve veiligheid getoetst volgens de
technische minimumeisen uit het Bouwbesluit.
Stap 4 De gemeente geeft binnen zes weken uitsluitsel of er
wel of niet een lichte bouwvergunning wordt afgegeven.
Voor de reguliere bouwvergunningsprocedure gelden uitge-breidere toetspunten en een langere beslistermijn van twaalfweken (deze termijn is daarbij eenmalig met zes weken teverlengen).
Vraag het de gemeente
Naast een bouwvergunning kunnen bij het (ver)bouwen ook
andere vergunningen nodig zijn. Zo is er misschien geen bouw-
vergunning nodig, maar bijvoorbeeld wél een milieu-
vergunning, een uitritvergunning, een sloopvergunning of kap-
vergunning. Het is daarom verstandig bij ieder bouwplan con-
tact op te nemen met de gemeente.
Loketcriteria1 Aan- en uitbouwen2 Bijgebouwen3 Overkapppingen4 Kozijn- en gevelwijzigingen5 Dakkapellen6 Dakramen7 Lage bouwwerken algemeen8 Erf- en perceelsafscheidingen9 Zonnepanelen en -collectoren10 (Schotel)antennes11 Zonweringen, (rol)luiken en rolhekken12 Reclame
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 67
Wat is een aan- en uitbouw?
Een aan- en uitbouw is een bouwwerk dat u tegen uw
bestaande woning aanbouwt en dat direct in verbinding
staat met het woonhuis. Dit kan een garage of een berging
zijn, maar ook een uitbouw van uw woonkamer in de vorm
van een serre of een uitbouw aan de keuken.
Er wordt in de regelgeving ook over “bijgebouwen”
gesproken. Dit kan ook een garage of berging zijn, maar dan
kan deze alleen worden bereikt via een aparte
toegangsdeur (dus niet rechtstreeks vanuit de woning).
Excessenregeling
Als een aan- en uitbouw vergunningsvrij mag worden
gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan
redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is
echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want
men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn
met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de
gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De
eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel
aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-
vergunningsvrij is.
Toetsing
Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan
maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet
altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de
Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan
mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst
en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna
genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze
welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie
waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de
criteria, dan wordt het plan alsnog aan de
Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling
tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de
algemene welstandscriteria.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door
het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen
beschermde monumenten.
Standaardplan
Een aan- en uitbouw voldoet in ieder geval aan redelijke
eisen van welstand als het eerder als zodanig door de
Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek
plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare
situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over
standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- en uitbouw
op het achtererf in ieder geval aan redelijke eisen van
welstand als aan de criteria op de volgende pagina wordt
voldaan.
AAN- EN UITBOUWEN ALGEMEENC R I T E R I A
1
68 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
WILT U EEN AAN- OF UITBOUW BOUWEN?
ja
Strekt de aan-/uitbouw tot vergroting van het woongenot?
Staat de aan-/uitbouw op de grond?
nee
ja
ja
Telt de aan-/uitbouw één bouwlaag?
Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw?
Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan of bij een Rijksmonument, een provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan een niet voor permanente bewoning bestemde woning, een tijdelijk bouwwerk of een woonwagen?
Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan een oorspronkelijke achtergevel? Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan een zijgevel?
Is de zijgevel naar de weg of het openbaar groen gekeerd?
Is de afstand tussen de aan-/uitbouw en het erf van de buren meer dan 1 m?
Heeft het bouwen van de aan-/uitbouw tot gevolg dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% is bebouwd?
Is de diepte van de aan-/uitbouw minder dan 2,5 m?
Wordt de aan bouw gebouwd binnen de breedte van de oorspronkelijke gevel (en steekt dus niet uit)?
Is de aan-/uitbouw lager dan 4 m?
Is de hoogte van de aan-/uitbouw minder dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw waaraan wordt gebouwd?
Is de aan-/uitbouw lager dan de woning of woongebouw waaraan wordt gebouwd?
Is de afstand tot de weg of het openbaar groen meer dan 1 m?
Is de afstand tot het voorerf meer dan 1 m? Is de hoogte minder dan 5 m?
ja
ja
nee
nee
ja
nee
ja
nee
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
VergunningsvrijEr is geen vergunning
nodig.
Licht-VergunningsplichtigEr kan een vergunning aan-
gevraagd worden bij ‘het loket’.
Regulier-Vergunningsplichtig
Er is goedkeuring van dewelstandscommissie nodig.
ja
nee
nee
nee
nee
nee
ja
ja
nee
ja
nee
ja
nee
nee
nee
nee
nee
nee
nee
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 69
AAN- OF UITBOUW OP HET ACHTERERF OF ZIJERF
Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- of uitbouw
op het achtererf of zijerf in ieder geval aan redelijke eisen
van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.
- Gelijk aan of lager dan de oorspronkelijke goothoogte,
hoofdgebouw met een maximum van 3 m. hoog
- Maximaal 3 m diep, haaks op de oorspronkelijke gevel,
uitgezonderd de achtergevel waar een maximum van 5
m. geldt
- Rechthoekig of L-vormig van vorm
- Indien op zijerf gericht aan de openbare kant, 2 m diep
haaks op de oorspronkelijke gevel
- Materialisering en kleurstelling conform woning
- Gevel geleding conform bestaande gevels
- Plat dak of een van de woning afgeleide kapvorm
(dakhelling)
- Geen secundaire aan- uitbouw (bijvoorbeeld een
uitbouw aan een uitbouw of bijgebouw)
70 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
BIJGEBOUWEN OF OVERKAPPINGEN ALGEMEEN
Wat is een bijgebouw?
Er wordt onderscheid gemaakt tussen aan- en uitbouwen
en bijgebouwen. Aan- en uitbouwen zijn aan de woning
vastgebouwd en staan direct in verbinding met het
woonhuis, zoals een serre, een bijkeuken of soms een
garage. Heeft zo’n garage of ander bouwwerk echter geen
directe verbinding met het woonhuis, dan wordt
gesproken over bijgebouwen. Een overkapping is een
grondgebonden element van één bouwlaag. De
overkapping staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw
aan en is meestal bedoeld als carport.
Excessenregeling
Als een bijgebouw of overkapping vergunningsvrij mag
worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst
aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen
is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld,
want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd
zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de
gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De
eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel
aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-
vergunningsvrij is.
Toetsing
Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan
maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet
altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de
Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan
mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst
en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna
genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze
welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie
waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de
criteria, dan wordt het plan alsnog aan de
Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling
tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de
algemene welstandscriteria.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door
het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen
beschermde monumenten.
Standaardplan
Een bijgebouw of overkapping voldoet in ieder geval aan
redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig
door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een
identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een
vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat).
Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de
gemeente.
C R I T E R I A
2
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 71
WILT U EEN BIJGEBOUW OF EEN OVERKAPPING BOUWEN?
Staat het bijgebouw op de grond?
ja
VergunningsvrijLicht-
vergunningplichtigRegulier-
vergunningplichtig
nee
Telt het bijgebouw ten hoogste één bouwlaag?
ja
Wordt het bijgebouw gebouwd bij een bestaande woning of woongebouw?
ja
Strekt het bijgebouw tot vergroting van het woongenot?
ja
nee
nee
nee
Wordt het bijgebouw gebouwd bij een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
nee
ja
Wordt het bijgebouw gebouwd aan een niet voor permanente bewoning bestemde woning, een tijdelijk bouwwerk of een woonwagen?
nee
ja
Wordt het bijgebouw gebouwd op een achtererf?
ja
nee Wordt het bijgebouw gebouwd op een zijerf?
ja
nee
Is dat zijerf naar de weg of het openbaar groen gekeerd?
nee
ja
Is de oppervlakte van het bijgebouw meer dan 10 m?
nee
Is de afstand tussen het bijgebouw en het erf van de buren meer dan 1 m?
ja
nee
Heeft het bouwen van het bijgebouw tot gevolg dat het erf voor meer dan 50% is bebouwd?
nee
ja
Is het totaal aan bouwvergunningsvrij gebouwde bijgebouwen en overkappingen minder dan 30 m?
ja
nee
Is het bijgebouw lager dan 3 m?
ja
nee
Is de afstand tot de weg of het openbaar groen meer dan 1 m?
ja
nee
Is de afstand tot het voorerf meer dan 1 m?
ja
nee Is de hoogte minder dan 5 m?
ja
nee
Is de oppervlakte minder dan 50 m?
ja
nee
ja
72 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
BIJGEBOUW OF OVERKAPPING OP HET ACHTERERF OF ZIJERFAls er geen standaardplan is, voldoet een bijgebouw op het
achtererf of het zijerf in ieder geval aan redelijke eisen van
welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.
- Plaatsing minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn
- Maximaal 50% van het zij- of achtererf bebouwd
- 1 m uit de erfgrens
- Plat dak of van hoofdvorm afgeleide vorm
- Dakhelling 30-50°
- In steen of hout conform kleuren woning
- Dakbedekking pannen, golfplaat of gelijkwaardig in
donkere kleur- Duidelijk rechthoekig zonder opvallende details- Geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld aan reeds
bestaande aan- of uitbouw of bijgebouw)
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 73
KOZIJN- EN GEVELWIJZIGINGEN ALGEMEEN
Wat is een kozijn- en gevelwijziging?
Van een kozijn- en gevelwijziging is sprake wanneer een
kozijn, venster, raam, deur of gevelpaneel wordt verplaatst of
er iets aan de vorm, de afmeting, de indeling of het
materiaal wordt veranderd.
Excessenregeling
Als een kozijn- en gevelwijziging vergunningsvrij mag
worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst
aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen
is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld,
want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd
zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de
gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De
eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel
aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-
vergunningsvrij is.
Toetsing
Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan
maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet altijd
ter beoordeling worden voorgelegd aan de
Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan mag
door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en
(eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna
genoemde welstandseisen.
Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er
sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat
over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan
alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de
beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte
en de algemene welstandscriteria.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door
het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen
beschermde monumenten.
Standaardplan
Een kozijn- en gevelwijziging voldoet in ieder geval aan
redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig
door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een
identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een
vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat).
Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de
gemeente.
C R I T E R I A
3
74 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
WILT U EEN KOZIJN, KOZIJNINVULLING, LUIK OF GEVELPANEEL VERANDEREN?
VergunningsvrijLicht-
VergunningsplichtigRegulier-
Vergunningsplichtig
Wordt de verandering aangebracht in een bestaande woning of een bestaand woongebouw of een daarbij behorend bijgebouw?
Bevindt het te veranderen kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel zich in of aan een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
ja
nee
Leidt de verandering tot een wijziging van de bestaande gevelopening?
nee
nee
ja
ja
Wordt de verandering aangebracht in de achtergevel?
ja
nee Wordt de verandering aangebracht in een zijgevel?
ja
nee
Is die gevel gericht naar de weg of het openbaar groen?
nee
ja
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 75
KOZIJN- EN GEVELWIJZIGINGENAls er geen standaardplan is, voldoet een kozijn- en gevel-
wijziging in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als
aan onderstaande criteria wordt voldaan.
- Maximale grootte van 3 m2
- Maximaal twee gevelelementen per gevel veranderen
- De gevelwijzigingen moeten harmoniëren met de
oorspronkelijke gevel
- Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op de oor-
spronkelijke gevel
76 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
DAKKAPELLEN ALGEMEEN
Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er
sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat
over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan
alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de
beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte
en de algemene welstandscriteria.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door
het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen
beschermde monumenten.
Standaardplan
Een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van
welstand als het eerder als zodanig door de
Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek
plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare
situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over
standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
Wat is een dakkapel?
Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap,
bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbare
woonoppervlak te vergroten.
Excessenregeling
Als een dakkapel vergunningsvrij mag worden gebouwd,
dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen
van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een
zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan
bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met
redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de
gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De
eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel
aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-
vergunningsvrij is.
Toetsing
Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan
maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet
altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de
Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan
mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst
en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna
genoemde welstandseisen.
C R I T E R I A
4
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 77
WILT U EEN DAKKAPEL PLAATSEN?
Wordt de dakkapel gebouwd op een bestaand gebouw?
VergunningsvrijLicht-
VergunningsplichtigRegulier-
Vergunningsplichtig
nee
ja
Wordt de dakkapel gebouwd op een Rijksmonument, een provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
nee
Wordt de dakkapel gebouwd op een niet voor permanent bewoning bestemde woning, een tijdelijk bouwwerk of een woonwagen?
nee
Wordt de dakkapel gebouwd op een achterdakvlak?
ja
ja
ja
Wordt de dakkapel gebouwd op een zijdakvlak? neenee
ja
Is dat zijdakvlak naar de weg of het openbaar groen gekeerd? ja
nee
Is de afstand van de dakkapel tot de voorgevel meer dan 1 m? nee
ja
Is de dakkapel voorzien van een plat dak? nee
ja
Zijn de zijwanden van de dakkapel ondoorzichtig? nee
ja
Is de hoogte van de dakkapel minder dan 1,5 m? nee
ja
Ligt de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m boven de dakvoet? nee
ja
Ligt de onderzijde van de dakkapel minder dan 1 m boven de dakvoet? nee
ja
Ligt de bovenzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m onder de daknok? nee
ja
Liggen de zijkanten van de dakkapel meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak? nee
ja
78 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
DAKKAPEL OP VOOR-, ZIJ- EN ACHTERDAKVLAKAls er geen standaardplan is, voldoet een dakkapel op het
voor-, zij-, en achterdakvlak in ieder geval aan redelijke eisen
van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.
- Per woning niet meer dan één dakkapel per dakvlak
- Maximale breedte 3 m
- Maximale hoogte 1,2 m
- Rondom minimaal 1 m dakpannen overblijvend,
uitgezonderd boven en zijkanten waar 0,5 m. voldoende
is
- Plaatsing op maximaal 1 m uit onderzijde dakvlak
- Zijwanden gesloten, plat afgedekt of met aangesleept dak,
zijwanden verticaal en gesloten
- Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het
hoofdgebouw
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 79
DAKRAMEN ALGEMEEN
Wat is een dakraam?
Een dakraam is een raam, aangebracht in het dakvlak,
waarbij de hoofdvorm van het dakvlak behouden blijft en
rondom dakpannen aanwezig zijn of andere dakbedekking.
Excessenregeling
Als een dakraam vergunningsvrij mag worden gebouwd, dan
wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van
welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een
zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan
bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met
redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de
gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De
eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel
aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-
vergunningsvrij is.
Toetsing
Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan
maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet
altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de
Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan
mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst
en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna
genoemde welstandseisen.
Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er
sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat
over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan
alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de
beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte
en de algemene welstandscriteria.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door
het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen
beschermde monumenten.
Standaardplan
Een dakraam voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van
welstand als het eerder als zodanig door de
Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek
plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare
situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over
standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
C R I T E R I A
5
80 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
WILT U EEN DAKRAAM PLAATSEN?
Wordt het dakraam geplaatst in een bestaand gebouw?
ja
Vergunningsvrij
Licht-Vergunningsplichtig
Regulier-Vergunningsplichtig
nee
Is het gebouw waarin het dakraam wordt geplaatst een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het gebouw in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
nee
ja
Ligt de onderzijde van het dakraam meer dan 0,5 m boven de dakvoet?
ja
Ligt de bovenzijde van het dakraam meer dan 0,5 m onder de daknok?
ja
Liggen de zijkanten van het dakraam meer dan 0,5 m van de zijkant van het dakvlak?
ja
nee
nee
nee
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 81
DAKRAAM IN VOOR-, ACHTER- OF ZIJDAKVLAKAls er geen standaardplan is, voldoet een dakraam in het
voordakvlak, het achterdakvlak of het zijdakvlak in ieder
geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande
criteria wordt voldaan.
Maatvoering:
- Niet meer dan drie dakramen per dakvlak
- Bij meerdere dakramen in een doorgaand dakvlak
regelmatige rangschikking op horizontale lijn met een
minimale tussenruimte van 1 m
- Breedte: niet meer dan 1 m
- Hoogte: verticaal gemeten niet meer dan 1 m
- Afstand van dakraam tot zijkanten van het dakvlak of hart
bouwmuur: niet minder dan 1 m
- Afstand van dakraam tot noklijn: niet minder dan
0,5 m
- Afstand van dakraam tot goot: niet minder dan 0,5 m
- Afstand tot de hoekkepers en kilkepers (in geval van
piramide- of schilddak): niet minder dan 1 m
Vorm:
- Rechthoekig
- Verzonken in het dakvlak
Materiaal en kleur:
- Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het
hoofdgebouw
Overige:
- Het dakraam voldoet aan de eventuele aanvullende
criteria voor dakramen in het gebiedsgerichte
beoordelingskader
82 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
LAGE BOUWWERKEN ALGEMEEN
Wat is een laag bouwwerk?
Een laag bouwwerk is een losstaand bouwwerk op het erf
met een beperkt oppervlak en een beperkte hoogte.
Excessenregeling
Als een laag bouwwerk vergunningsvrij mag worden
gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan
redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is
echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want
men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn
met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de
gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De
eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel
aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-
vergunningsvrij is.
Toetsing
Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan
maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet
altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de
Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan
mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst
en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna
genoemde welstandseisen.
Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er
sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat
over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan
alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de
beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte
en de algemene welstandscriteria.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door
het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen
beschermde monumenten.
Standaardplan
Een laag bouwwerk voldoet in ieder geval aan redelijke
eisen van welstand als het eerder als zodanig door de
Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek
plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare
situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over
standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
C R I T E R I A
6
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 83
WILT U EEN KLEIN, LOSSTAAND BOUWWERK OP UW ERF BOUWEN?(BIJVOORBEELD EEN PLANTENKASJE OF EEN HONDENHOK)
Wordt het bouwwerk op een erf gebouwd (op de grond, bij een bestaand gebouw)?
ja
VergunningsvrijLicht-
VergunningsplichtigRegulier-
Vergunningsplichtig
nee
Is het gebouw waarbij het bouwwerk wordt geplaatst een Rijksmonument, een provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
nee
Is de hoogte van het bouwwerk minder dan 1 m?
ja
Is de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 2 m2?
ja
Heeft het bouwen van het bouwwerk tot gevolg dat de erven voor meer dan 50% zijn bebouwd?
nee
Is de hoogte van het bouwwerk minder dan 3 m?
ja
Is de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 5 m2?
ja
ja
nee
nee
nee
nee
ja
84 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Wat is een erf- of perceelsafscheiding
Een erf- of perceelsafscheiding kan een tuinmuur of
schutting zijn van beton of hout, maar ook een
vlechtscherm of een andere kant-en-klare erfafscheiding
zijn bouwwerken die bouwvergunningplichtig kunnen zijn.
Echter in veel gevallen zal de erfafscheiding
bouwvergunningsvrij mogen worden geplaatst.
Excessenregeling
Als een erf- en perceelsafscheiding vergunningsvrij mag
worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst
aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen
is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld,
want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd
zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de
gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De
eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel
aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-
vergunningsvrij is.
Toetsing
Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan
maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet
altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de
Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan
mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst
en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna
genoemde welstandseisen.
ERF- EN PERCEELSAFSCHEIDINGEN ALGEMEEN
Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er
sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat
over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan
alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de
beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte
en de algemene welstandscriteria.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door
het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen
beschermde monumenten.
Standaardplan
Een erf- en perceelsafscheiding voldoet in ieder geval aan
redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig
door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een
identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een
vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat).
Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de
gemeente.
C R I T E R I A
7
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 85
WILT U EEN ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDING PLAATSEN?
Wordt de erf- of perceelafscheiding geplaatst bij een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
nee
VergunningsvrijLicht-
Vergunningsplichtig
ja
Wordt Is de hoogte van de erf- of perceelafscheiding minder dan 1 m? nee Is de hoogte van de erf- of perceelafscheiding minder dan 2 m?
ja
Staat op het perceel reeds een gebouw?
ja
Wordt de erf- of perceelafscheiding meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn gebouwd?
ja
Wordt de erf- of perceelafscheiding meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen gebouwd?
ja
nee
nee
nee
nee
ja
86 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDING OP ACHTER- OF ZIJERFErfafscheiding op het achtererf of zijerf, meer dan
3 m terugliggend vanaf de voorgevellijn.
Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding op
het achtererf of zijerf in ieder geval aan redelijke eisen van
welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.
Maatvoering:
- Meer dan 1 m terugliggend vanaf de voorgevellijn
- Hoogte maximaal 2 m
Materiaal en kleur:
- materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende
erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of
uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en
niet snel verwerend materiaal
- Geen toepassing van beton, kunststof of staal. Kleur
afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in
donkere kleurtinten. Geen opvallend kleurgebruik
Overige:
- De erfafscheiding voldoet aan de eventuele
aanvullende criteria voor erfafscheidingen in het
gebiedsgerichte beoordelingskader
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 87
Erfafscheiding op het voorerf of zijerf, minder dan
3 m terugliggend vanaf de voorgevellijn.
Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding op
het voorerf of zijerf, minder dan 1 m terugliggend van de
voorgevellijn in ieder geval aan redelijke eisen van
welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.
Maatvoering:
- Indien hoger dan 1 m dient dit te worden gemotiveerd
Materiaal en kleur:
- Materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende
erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of
uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en
niet snel verwerend materiaal
- Geen toepassing van beton, kunststof, staal, rietmatten of
vlechtschermen
- Kleur afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in
donkere kleurtinten. Geen opvallend kleurgebruik
Overige:
- De erfafscheiding voldoet aan de eventuele
aanvullende criteria voor erfafscheidingen in het
gebiedsgerichte beoordelingskader
ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDING OP VOOR- OF ZIJERF
88 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ZONNEPANELEN EN -COLLECTOREN ALGEMEEN
Wat is een zonnepaneel en wat is een zonnecollector?
Met een zonnepaneel wordt warmte opgewekt, die via een
warmwateropslag meestal wordt gebruikt voor het
verwarmen van water voor huishoudelijk gebruik. Met een
zonnepaneel wordt elektriciteit opgewekt uit daglicht voor
de elektriciteitsvoorziening van een bouwwerk. De
genoemde voorwaarden gelden voor zowel zonnepanelen
als zonnecollectoren.
Excessenregeling
Als een zonnepaneel en een zonnecollector
vergunningsvrij mogen worden gebouwd, dan worden deze
niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand.
Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde
“excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken
die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van
welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich
genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan
verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks
het feit dat het bouwsel bouw-vergunningsvrij is.
Toetsing
Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan
maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet
altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de
Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan
mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst
en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna
genoemde welstandseisen.
Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er
sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat
over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan
alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de
beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte
en de algemene welstandscriteria.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door
het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen
beschermde monumenten.
Standaardplan
Een zonnepaneel en een zonnecollector voldoen in ieder
geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als
zodanig door de Welstandscommissie is goedgekeurd
voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een
vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat).
Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de
gemeente.
C R I T E R I A
8
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 89
WILT U EEN ZONNEPANEEL OF EEN ZONNECOLLECTOR PLAATSEN?
Dient de collector of het paneel voor de voorziening in de warmte- of elektriciteitsbehoefte van het bouwwerk waarop het geplaatst wordt?
ja
VergunningsvrijRegulier-
Vergunningsplichtig
nee
Is het bouwwerk waaraan/op de collector of het paneel wordt gebouw een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
nee
ja
Dient de collector of het paneel voor de voorzieningen in de warmte- of elektriciteitsbehoefte van een bouwwerk op hetzelfde perceel?
nee
Vormt de collector of het paneel een geheel met de installatie voor het opslaan van warm water of het omzetten van elektriciteit?
ja
Wordt de collector of het paneel op een hellend dak geplaatst?
ja
Is de installatie in het bouwwerk geplaatst?nee
ja
ja
Ligt de collector of het paneel binnen het vlak van het dak?
ja
Wordt de collector of het paneel op een plat dak geplaatst?nee
nee
Is de afstand van de collector of het paneel tot de dakranden groter dan of gelijk aan de hoogte van de collector of het paneel?
ja
Wordt de hellingshoek van de collector of het paneel gelijk aan de hellingshoek van het dakvlak?
nee
Licht-Vergunningsplichtig
nee
nee
Wordt de hellingshoek van de collector of het paneel ten hoogste 35 graden?
nee
nee
nee
Wordt de collector of het paneel in of direct op het dakvlak geplaatst?
ja
jaja
ja
90 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Als er geen standaardplan is, voldoet een zonnepaneel- of
collector in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan
de onderstaande criteria wordt voldaan.
Maatvoering:
- Op schuine daken; geheel binnen het dakvlak gelegen en
een gelijke hellingshoek als het dakvlak
- Op platte daken; geheel gelegen binnen een hoek van 15
graden vanaf de dakrand
Vorm:
- Paneel of collector is integraal opgenomen in het
ontwerp van het bouwwerk
- Paneel of collector vormt een geheel met de
installatie voor het opslaan van water of voor de
opwekking van elektriciteit, zo niet dan is de
installatie in het bouwwerk geplaatst
Materiaal en kleur:
- De kleur is overeenkomstig met het achterliggende
dakvlak of anders zwart, antraciet of donkergrijs.
Overig:
- Bij meerdere panelen of collectoren dient er een
regelmatige rangschikking op horizontale of
verticale lijn te zijn
ZONNEPANEEL- OF COLLECTOR
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 91
(SCHOTEL)ANTENNES ALGEMEEN
Wat is een (schotel)antenne?
In de regelgeving rondom het vergunningsvrij plaatsen van
antennes wordt onderscheidt gemaakt tussen een aantal
soorten antennes:
- Antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie.
Dit betreft de zogenaamde GSM-antennes.
- C2000 antennes. Dit zijn antennes ten behoeve van de
communicatie tussen hulpdiensten.
- Overige antennes. Onder deze categorie vallen schotel-
antennes en andere antennes voor de ontvangst van
radio of TV-signalen en sprietantennes, zoals bijvoor-
beeld voor 27MC zendinstallaties (“bakkies”).
Deze laatste categorie wordt bedoeld met
(schotel)antennes.
Excessenregeling
Als een (schotel)antenne vergunningsvrij mag worden
gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan
redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is
echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want
men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn
met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de
gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De
eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel
aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-
vergunningsvrij is.
Toetsing
Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan
maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet
altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de
Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan
mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst
en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna
genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze
welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie
waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de
criteria, dan wordt het plan alsnog aan de
Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling
tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de
algemene welstandscriteria.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door
het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen
beschermde monumenten.
Standaardplan
Een (schotel)antenne voldoet in ieder geval aan redelijke
eisen van welstand als het eerder als zodanig door de
Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek
plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare
situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over
standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.
C R I T E R I A
9
92 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
WILT U EEN (SCHOTEL)ANTENNE PLAATSEN?
Is het bouwwerk waarop, -aan of –bij de antenne wordt geplaatst een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
nee
VergunningsvrijRegulier-
Vergunningsplichtig
ja
Licht-Vergunningsplichtig
Is de (schotel)antenne achter het voorerf geplaatst (dus ook niet aan de voorgevel)?
ja
nee
Wilt u een schotelantenne plaatsen?
ja
nee
Is de doorsnede van de schotelantenne minder dan 2 m?
ja
Wordt de antenne aan een gevel bevestigd?
ja
nee
Is de hoogte van de schotelantenne (inclusief de drager/mast)minder dan 3 m? (te meten vanaf de voet)
ja
Is de hoogte van de antenne (inclusief de drager/mast) minder dan 5 m te meten vanaf het snijpunt met het dak?
Is de hoogte van de antenne (inclusief de drager/mast) minder dan 5 m? (te meten vanaf de voet)
Is de hoogte van de antenne(inclusief de drager/mast) minder dan 40 m?
nee nee
jaja
ja
nee
nee
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 93
(SCHOTEL)ANTENNESAls er geen standaardplan is, voldoet een (schotel)antenne
in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan de
onderstaande criteria wordt voldaan.
- Plaatsing achter de voorgevelrooilijn
- Maximale diameter 2 m inclusief voet maximaal 3 m
hoog
- Kleur donker of indien lichte achtergrond licht
- maximaal één per woning
- hoogte vanaf maaiveld maximaal 12 m
94 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ZONWERINGEN, (ROL)LUIKEN EN ROLHEKKEN ALGEMEEN
Wat is een zonwering, (rol)luik of rolhek?
Zonweringen zijn voorzieningen om gebouwen tegen
zonlicht en warmte te beschermen. (Rol)luiken en
rolhekken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen
tegen inbraak en vandalisme te beschermen.
Excessenregeling
Als een zonwering, (rol)luik of rolhek vergunningsvrij mag
worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst
aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen
is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld,
want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd
zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de
gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De
eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel
aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-
vergunningsvrij is.
Toetsing
Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan
maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet
altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de
Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan
mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst
en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna
genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze
welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie
waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de
criteria, dan wordt het plan alsnog aan de
Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling
tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de
algemene welstandscriteria.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door
het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen
beschermde monumenten.
Standaardplan
Een zonwering, (rol)luik of rolhek voldoet in ieder geval aan
redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig
door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een
identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een
vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat).
Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de
gemeente.
C R I T E R I A
10
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 95
Wordt de zonwering geplaatst aan een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
nee
VergunningsvrijLicht-
Vergunningsplichtig
ja
Wilt u de zonwering plaatsen aan een woning of een woongebouw?
ja
nee
WILT U EEN ZONWERING PLAATSEN?
Wordt het rolhek of het (rol)luik geplaatst aan of in een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
nee
VergunningsvrijLicht-
Vergunningsplichtig
ja
Wordt het rolhek of (rol)luik geplaatst bij een woning of een woongebouw?
ja
nee Wordt het rolhek of (rol)luik aan de binnenzijde van het gebouw geplaatst?
ja
nee
Bestaat het rolhek of (rol)luik voor tenminste 90% uit glasheldere doorkijkopeningen?
ja
nee
Het betreft hier geen rolhek in een erfafscheiding!
WILT U EEN ROLHEK OF (ROL)LUIK PLAATSEN?
96 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
ZONWERINGEN, (ROL)LUIKEN EN ROLHEKKEN
Als er geen standaardplan is, voldoet een zonwering,
(rol)luik of rolhek in ieder geval aan redelijke eisen van
welstand als aan de onderstaande criteria wordt voldaan.
- Overeenkomstig eerdere installaties aan de gevel
- Passend binnen de gevelopening
- Kleur aangepast aan die van de woning
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 97
Wat is reclame?
Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een
product of een dienst.
Voor het plaatsen van een op de grond staande reclamezuil
is een lichte bouwvergunning vereist. Voor de overige
reclame-uitingen moet een vergunning worden
aangevraagd in het kader van de gemeentelijke APV. Een
welstandsbeoordeling maakt deel uit van deze
vergunningprocedure.
De hierna genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor
een reclame-uiting waarvoor een vergunning wordt
aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria, dan kan
een gemandateerde ambtenaar het positieve
welstandsoordeel geven.
RECLAME ALGEMEEN
Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake
van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de
toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan
aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de
beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte
en de algemene welstandscriteria. Van zo’n bijzondere
situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de
provincie of de gemeente aangewezen beschermde
monumenten.
WILT U EEN RECLAMEZUIL PLAATSEN?
Staat de reclamezuil op de grond?
ja
Regulier-Vergunningsplichtig
nee
Licht-Vergunningsplichtig
C R I T E R I A
11
98 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
RECLAME-UITINGEN OP HET VOORERFEen reclame-uiting los van de gevel voldoet ieder geval aan
redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria
wordt voldaan.
- Plaatsing bij de entree of op een parkeerplaats
- Eén naamsbord per pand
- Maximaal 1 m² en niet in één richting een grotere afme-
ting dan 1 m
- Niet verlicht
- Loodrecht op of vlak met de gevel aangebracht
- Niet aangebracht op bouwlagen met woonbestemming
- Een naar de weg of openbare ruimte gekeerde zijde maxi-
maal 1,5 m hoog
- Geen mechanisch bewegende delen
- Geen reclame voor diensten of producten die niet in het
pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 99
Wordt het bouwwerk op een erf gebouwd (op de grond, bij een bestaand gebouw)?
ja
APV-vergunningLicht-
VergunningsplichtigRegulier-
Vergunningsplichtig
nee
Is het gebouw waarbij het bouwwerk wordt geplaatst een Rijksmonument, een provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?
nee
Is de hoogte van het bouwwerk minder dan 1 m?
ja
Is de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 2 m2?
ja
Heeft het bouwen van het bouwwerk tot gevolg dat de erven voor meer dan 50% zijn bebouwd?
nee
Is de hoogte van het bouwwerk minder dan 3 m?
ja
Is de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 5 m2?
ja
ja
nee
nee
nee
nee
ja
WILT U EEN LOSSTAANDE RECLAME-UITING PLAATSEN?
100 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Een reclame-uiting aan de gevel voldoet ieder geval aan
redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria
wordt voldaan.
- Loodrecht op de gevel, met een maximale oppervlakte
van 0,75 m² en een maximale uitsteek van 1 m (inclusief
constructie). Indien de openbare ruimte breder is dan
5 m is de maximale oppervlakte 1 m²- Geen reclame aangebracht op bouwlagen met een woon-
bestemming
- In de voorgevel reclame-uiting als zelfstandig element vorm-
geven waarbij de maatvoering en detailleringen zijn afge-
stemd op en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel
- Geen mechanisch bewegende delen
- Loodrecht op of vlak met de gevel aangebracht
- Een naar de weg of openbare ruimte gekeerde zijde maxi-
maal 1,5 m hoog
- Geen verlichting
- Maximaal één reclame-uiting per gevel
- Geen reclame voor diensten of producten die niet in het
plan plaatsvinden respectievelijk worden verkocht
RECLAME-UITINGEN AAN DE VOORGEVEL
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 101
Bijlage 1 Begrippenlijst
Bijlage 2 Monumentenlijst
Bijlage 3 Hunebeddenlijst
Bijlage 4 Rietdakenlijst
Bijlage 4 Welstandskaarten
- overzichtskaart
- detailkaarten van Valthe, Drouwen, Odoorn,
Nieuw-Buinen, Exloo, Buinen, Borger.
HOOFDSTUK
10 BIJLAGEN
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 103
BEGRIPPENLIJSTB I J L A G E
1A Aanbouwen
Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag
aan een gevel van een gebouw.
Aangekapt
Met kap bevestigd aan dakvlak.
Aardtinten
Rode/bruine tinten.
Achtergevellijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van
een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
Achterkant
De achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de
achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het
zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw
voorzover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg
of het openbaar groen.
Afdak
Hellend dak, hangend of op stijlen aangebracht tegen een
gebouw of een muur, om als gedeeltelijke beschutting te
dienen.
Afstemmen
In overeenstemming brengen met.
Antennedrager
Antennemast of andere constructie bedoelt voor de
bevestiging van een antenne.
Antenne-installatie
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de
bedrading en de al dan niet in een
techniekkast opgenomen apparatuur, met de
daarbijbehorende bevestigingsconstructie.
Asymmetrische kap
Zadeldak met twee ongelijke dakvlakken.
Authentiek
Overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel,
eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.
B Band
Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal,
meestal natuursteen, kunststeen of
baksteen.
Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
Beschot
Houten bekleding van een muur, inwendig als een
lambrisering, meestal niet tot de volle hoogte.
Bedrijfsbebouwing
Gebouwen en hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben
meestal een utilitair karakter.
Behouden
Handhaven, bewaren, in stand houden.
Belendende
Naastgelegen, (direct) grenzend aan.
Bijgebouwen
Een gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel
gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt
aan en vrijstaand van dat (hoofd)gebouw.
Blinde wand, muur of gevel
Gevel of muur zonder raam, deur of andere opening.
Boeiboord
Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal
uitgevoerd in hout of plaatmateriaal.
Boerderij
Gebouw/gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk)
agrarische functie en het daarbijbehorende woonhuis.
Borstwering
Lage dichte muur tot borsthoogte.
Bouwblok
Een geheel van geschakelde bebouwing.
104 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen of het vergroten van een
bouwwerk.
Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke
of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of
balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder.
Bouwvergunning
Vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de
Woningwet.
Bouwperceel
Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop krachtens het
plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegestaan.
Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal
of ander materiaal welke hetzij direct of indirect met de
grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in
of op de grond.
Bovenbouw
Bovenste, uit een oogpunt van gebruik meestal belangrijkste
gedeelte van een gebouw, meestal in tegenstelling tot de
onderbouw, het dragende gedeelte, fundament.
Bungalow
Meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de
begane grond zijn gesitueerd.
C Carport
Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of grenzend
aan een woning.
Civiel technisch kunstwerk
Bouwwerken die worden gemaakt ten behoeve van de
infrastructuur.
Classicisme
Stroming in de bouwkunst, bouwstijl.
Conformeren
Zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen aan,
afstemmen op.
Context
Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke
kenmerken.
Contrasteren
Een tegenstelling vormen.
D Dak
Overdekking van een gebouw of onderdeel ervan,
bestaande uit één of meer hellende vlakken
(schilden) of uit een horizontaal vlak.
Dakafdekking
Vlak of hellend dak van een gebouw, waarop dakbedekking
is aangebracht.
Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Dakkapel
Ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral
bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar
woonoppervlak te vergroten.
Daknok
Hoogste punt van een schuin dak. Horizontale snijlijn van
twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak.
Dakopbouw
Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van
de nok of dakrand van het dak, die het silhouet van het
oorspronkelijke dak verandert.
Dakraam
Raam in een dak.
Daktrim
Afwerking bovenzijde dakrand ten behoeve van
waterkering.
Dakvlak
Een vlak van het dak/kap.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 105
Dakvoet
Laagste punt van een schuin dak. Het snijpunt van de daklijn
en de onderliggende gevellijn.
Damwandprofiel
Metalen beplatingmateriaal met een damwandprofilering.
Detail
Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwdelen
zoals gevel en dak of gevel en raam.
Detaillering
Uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q.
aansluitingen.
Diversiteit
Verscheidenheid, afwisseling, variatie.
Drager en invulling
De drager is de constructie van een gebouw, waaraan de
invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en
wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren
vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en
invulling werd gebruikt om de woning in een groot
gebouw of een rij huizen te onderscheiden).
E Enkelvoudige bouwmassa
Gebouw dat bestaat uit een vierkante of rechthoekige
plattegrond en waarvan de bouwmassa hierop is
gebasseerd.
Ensemble
Architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch
geheel.
Erf
Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat
direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht
is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en,
voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de
bestemming deze inrichting niet verbied.
Voorerf
Gedeelte van het erf dat aan de voorzijde van het gebouw
is gelegen. .
Achtererf
Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw
is gelegen. .
Zijerf
Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is
gelegen.
Eerste verdieping
Tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een
souterrain of kelder niet daaronder begrepen.
106 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Erker
Kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan de gevel
van een gebouw, op de begane grond meestal uitgevoerd
in metselwerk, hout en glas.
F Flat
Groot gebouw met meerdere verdiepingen/woonlagen.
De appartementen in de flat zijn meestal gelijkvloers en
worden op hun beurt flat/flatjes genoemd.
G Galerij
Gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang
verschaft tot de afzonderlijke woningen.
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt.
Gepotdekseld
Horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende gevelbeplating
(oorspronkelijk houten planken).
Gevel
Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en
binnen.
(Gevel)geleding
Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale,
horizontale of figuratieve indeling van
de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk,
verspringingen of andere gevelkenmerken
en -detailleringen.
Gevelmakelaar
Decoratieve bekroning van een geveltop.
Goot
Waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak.
Goothoogte
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de
druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van
dakkapellen niet meegerekend.
Gootklos
Zie klossen.
Gootlijn
Veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan
de gevel vormen.
H Hoekaanbouw
Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag
aan de hoek van een gebouw.
Hoek- en kilkeper
Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.
Hoofdgebouw
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn
constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming
als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
I Industriebebouwing
Bebouwing met een industriële bestemming.
Installatie
Set van beeld- en/of geluidsapparatuur, het aanbrengen van
technische toestellen (montage) en/of deze toestellen zelf.
K Kap
Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat
de dakbedekking draagt.
Kavel
Grondstuk, kadastrale eenheid.
Keper
Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.
Kern
Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel centrum van
een dorp of stad.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 107
Klossen
Uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter
ondersteuning van uitstekende onderdelen van een
gebouw zoals dakgoten.
Koofbord
Gebogen vlak dat de overgang vormt van een vlakke
zoldering of vlak plafond naar de muur.
Kop
In het algemeen gebruikt om de smalle kant van een
rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een
gebouw.
L Lak
Afwerklaag van schilderwerk.
Landschappelijke waarde
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door
het waarneembare deel van het
aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge
samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende)
natuur.
Latei
Draagbalk boven gevelopening.
Lessenaarsdak
Dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak.
Lichtkoepel
Raamconstructie meestal in een plat dak, in de vorm van
een koepel.
Lijst
Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning
van de bovenzijde van een gevel. Kroonlijst, gootlijst.
Lineair
Rechtlijnig, langgerekt.
Lint(bebouwing)
Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs
een weg- of waterverbinding.
Luifel
Afdak buiten tegen de muur van een gebouw aangebracht
en verder niet ondersteund, meestal boven een deur,
raampartij of gehele pui.
M Maaiveld
Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de
grens tussen grond en lucht, de gemiddelde hoogte van
het terrein, grenzend aan de gevels, op het tijdstip van de
aanvraag om bouwvergunning.
Mansardekap
Een dak met aan twee zijden onder een stompe hoek
geknikt of gebroken dakvlak.
Markies
Opvouwbaar zonnescherm.
Massa
Zichtbaar volume van bebouwing.
Metselverband
Het zichtbare patroon van metselwerk.
Middenstijl
Verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.
Monument
Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van
de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip
van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
Muurdam
Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur.
108 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
N Natuurlijke waarde
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door
geologische, geomorfologische,
bodemkundige en biologische elementen, zowel
afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
Negge
Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en
het kozijn.
O Ondergeschikt
Voert niet de boventoon.
Onderbouw
Het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking
op de begane grond van een huis met meerdere
verdiepingen.
Ontsluiting
De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein.
Oorspronkelijk
Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek.
Oorspronkelijke gevel
Gevel van een gebouw zoals deze nieuw is gebouwd.
Openbaar groen
Met het openbaar groen wordt bedoeld hetgeen
daaronder in het normale spraakgebruik wordt
verstaan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het
gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek
toegankelijk zijn. Een weiland, bos of water kan in dit
verband niet worden aangemerkt als openbaar groen.
Orthogonaal
Rechthoekig.
Oriëntatie
De hoofdrichting van een gebouw.
Overstek
Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder
gelegen deel.
P Paneel
Rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting.
Penant
Gemetselde steunpilaar van het fundament van een
gebouw, metselwerk in een gevel langs openingen.
Piramidekap
Een kapvorm waarbij dakvlakken vanaf de vier gevels van
het pand samenkomen in een punt.
Plaatmateriaal
Materiaal van kunststof, staal, hout meestal ten behoeve van
gevelbekleding.
Plint
Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de
onderzijde van een gebouw.
Profiel
Omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoorbeeld kozijn)
of een doorsnede daarvan.
Profilering
Aangebrachte vorm en maatvoering van profiel.
Portiek
Gemeenschappelijk trappenhuis en/of een
terugspringende ruimte voor de straat- of toegangsdeur.
R Raamdorpel
Horizontal stenen element onder de onderdorpel van een
houten kozijn, dat ervoor zorgt dat water onder het kozijn
buiten het muurvlak wordt afgevoerd.
Raamhout
Hout waaruit ramen worden vervaardigd of omlijsting
waarbinnen het paneel van een deur of beschot wordt
ingesloten. Ook wel draaiende of schuivende delen van
kozijn/post.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 109
Referentiekader
Het geheel van waarden en normen binnen een bepaalde
groep waarnaar kan worden verwezen.
Renovatie
Vernieuwing.
Respecteren
Met eerbied behandelen, eerbiedigen, waarderen.
Rijenwoningen
Geschakelde eengezinswoningen in een rij.
Ritmiek
Regelmatige herhaling.
Rollaag
Een in verband gemetselde laag van op hun kant of kop
gemetselde stenen. Horizontale of gebogen rij stenen of
betonbalk boven een gevelopening of aan de bovenzijde
van een gemetselde wand.
Rooilijn
Lijn die in het bestemmingsplan of Bouwverordening
aangeeft waarbinnen mag worden gebouwd.
S Schilddak
Dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de
smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.
Slagenlandschap
Een landschap met langgerekte ontginningslinten met
haaks daarop een stelsel van smalle kavels gescheiden door
afwateringssloten.
Situering
Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving.
Speklaag
Lichte natuurstenen band als afwisseling in baksteenmetsel-
werk, doorgaans van Brabantse arduin, later ook van
zandsteen.
Stijl
Architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of
van een bepaalde stroming.
T Tactiel
Met de tastzin verbonden.
Tent-, punt- of piramidedak
Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één
punt bijeenkomen.
Textuur
De waarneembare structuur van een materiaal (bij
metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het
voegwerk).
Tympaan
Driehoekig of segmentvormige bekroning van een
(klassiek) gebouw of van een onderdeel daarvan.
U Uitbouw
Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks
vanuit het gebouw toegankelijk is.
V Verdieping
Bouwlaag.
Volant
Strook stof als afronding en versiering van zonnescherm of
markies.
Voorgevellijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van
een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.
110 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Voorgevelrooilijn
Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan dan
wel de gemeentelijke Bouwverordening.
Voorkant
De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde
van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de
zijkant van een gebouw voorzover die zijde (zijdelings) is
gekeerd naar de weg of het openbaar groen.
W Weg
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de
Wegenverkeerswet 1994.
Windveer
Plank bevestigd langs de kanten van een met riet of pannen
gedekt dak ter afdekking van de
voorrand. Worden soms aan de bovenzijde over elkaar
gekeept.
Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de
huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
Wolfsdak/wolfseinden
Meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op
de kop een afgeknot dakschild heeft (wolfseind).
Z Zadeldak
Een dak dat aan twee zijden schuin is met een symmetrisch
profiel.
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 111
B I J L A G E
2 MONUMENTENLIJST
Borger
Oude begraafplaats
Hunebedstraat 2
Hoofdstraat 19
Hoofdstraat 34 (kerk)
Hoofdstraat 34 (toren)
Exloërmond
Zuiderdiep 190
Zuiderdiep 192
Zuiderdiep 385
Exloo
Schoolstraat 1
Zuiderhoofdstraat 6
Zuiderhoofdstraat 8
Hoofdstraat 29-31
Nieuw Buinen
Kerklaan 1
Zuiderdiep 140
Noorderdiep 115
Odoorn
Eendenkuil 1-3
Hoofdstraat 27
Valtherweg 1
Valtherweg
Borgerderweg 40
Valthe
Schoolstraat 20
Valthermond
Zuiderdiep 279
Noorderdiep 57
Kavelingen 33
Westdorp
Borgerderstraat 1
Zandberg
Kerklaan 23
112 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
HUNEBEDDENLIJSTB I J L A G E
3Borger
Hunebedstraat
Bronneger
Zuideresch
Zuideresch Popdilweg
Buinen
Buinerstraat
Drouwen
Drouwenerveld
Marel esch
Odoorn
Bodenpad, Exloërbos
Valtherbos
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 113
B I J L A G E
4 RIETDAKENLIJST
Borger
Hoofdstraat 8
Koesteeg 6
Koesteeg 8
De Gang 6
Brinkstraat 8
Kleine Brinkstraat 6
Kleine Brinkstraat 8
Ambachtstraat 8
Ambachtstraat 13
Ambachtstraat 17
Hunebedstraat 2 (jeugdherberg)
Hunebedstraat 2 (schaapskooi)
Hunebedstraat 3
Hunebedstraat 4
Hunebedstraat 9
Hunebedstraat 10
Hunebedstraat 12
Hunebedstraat 15
Lemmerstraat 1
Bronneger
Dorpsstraat 5
Dorpsstraat 9
Dorpsstraat 12
Dorpsstraat 14
Dorpsstraat 15
Buinen
Hoofdstraat 36
Hoofdstraat 51
Hoofdstraat 53
Hoofdstraat 57
Hoofdstraat 84
Drouwen
Alinghoek 2
Alinghoek 9
Torenweg 7
Hammeersweg 9
Hammeersweg 11
Hammeersweg 13
Hoofdstraat 11
Hoofdstraat 12
Hoofdstraat 17
Hoofdstraat 23
Schoolstraat 10
Ees
Borgerderstraat 2
Dorpsstraat 4
Dorpsstraat 7
Dorpsstraat 11
Dorpsstraat 15
Dorpsstraat 16
Dorpsstraat 17
Dorpsstraat 18
Dorpsstraat 19
Exloo
Hoofdstraat 23
Hoofdstraat 25
Hoofdstraat 29/31
Hoofdstraat 33
Hoofdstraat 55/57
Schoolstraat 1
Fabrieksstraat 3
Zuiderhoofdstraat 3
Zuiderhoofdstraat 6
Zuiderhoofdstraat 5
Zuiderhoofdstraat 20
Zuiderhoofdstraat 22
Polweg 1
Klijndijk
Hoofdweg 20
Odoorn
Steegje 2
Eendenkuil 1/3
Dilweg 19
Dilweg 6
Dilweg 7
Torenweg 1
Torenweg 14
Torenweg 16
Torenweg 18
Valthe
Schoolstraat 3
Schoolstraat 8
Schoolstraat 20
Kampweg 1
Kampweg 2
Kampweg 3
114 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN
Schaapskuilweg 2
Hoofdstraat 2
Odoornerweg 1
Odoornerweg 2
Westdorp
Borgerderstraat 1 (woonhuis)
Borgerderstraat 1 (bijgebouw)
Borgerderstraat 2
Brink 3
Brink 7
Brink 9
Brink 12
WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 115
BügelHajema Adviseurs bv
Bureau voor Ruimtelijke
Ordening en Milieu bnSP
Vaart nz 48-50
Postbus 274
9400 AG Assen
Telefoon (0592) 31 62 06
Telefax (0592) 31 40 35
www.bugelhajema.nl
E-mail: [email protected]
Vestigingen te Assen
Leeuwarden en Amersfoort
Colofon
Opdrachtgever:Gemeente Borger-Odoorn,contactpersoon J. Hermes
Teksten:Hoofdstuk 1-9.4 en bijlagen:Gemeente Borger-Odoorn,J. Hermes.Hoofdstuk 9.4-9.7:BügelHajema Adviseurs,Sjoukje de Jong.Hoofdstuk 9.7: VROM,Gemeente Borger-Odoorn enBügelHajema
Tekeningen en foto’s;Tonny Warners, Sjoukje deJong, BügelHajema Adviseurs
Projectleiding:De heer Allard Wiersma,BügelHajema Adviseurs
Projectnummer:030.00.01.07.10.00
datum: 25-09-2008