welstandsnota Borger-Odoorn - deel 1WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 3 HOOFDSTUK 1 Voorwoord 04 2...

115
WELSTANDSNOTA Welstandsnota Borger-Odoorn Tot en met de eerste wijziging 12 maart 2009 projectnummer: 030.00.01.07.10.00

Transcript of welstandsnota Borger-Odoorn - deel 1WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 3 HOOFDSTUK 1 Voorwoord 04 2...

WE

LS

TA

ND

SN

OT

A

Welstandsnota Borger-Odoorn

Tot en met de eerste wijziging

12 maart 2009

projectnummer: 030.00.01.07.10.00

2 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

HOOFDSTUK

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 3

HOOFDSTUK

1 Voorwoord 04

2 Beleidsregels 05

3 Inleiding 06

3.1 Welstandsbeleid 06

3.2 Geschiedenis welstandstoezicht in Drenthe 06

3.3 Leeswijzer 07

4 Ruimtelijk beleid 08

4.1 Het uitvoeren van een ruimtelijk beleid 08

4.2 Het ruimtelijk beleid in de gemeente Borger-Odoorn 08

4.3 Cultuurhistorie en monumentenbeleid 09

4.4 De relatie met gemeentelijke ruimtelijke plannen 09

5 Samenstelling van de Welstandscommissie 10

5.1 Samenstelling Welstandscommissie 10

5.2 De ondersteuning van de Welstandscommissie 10

6 De Welstandscommissie 11

6.1 De behandeling van de plannen 11

6.2 De informatievoorziening van de Welstandscommissie 11

6.3 De openbaarheid van de vergaderingen 11

6.4 Vooroverleg en principebeoordelingen 12

6.4.1 Vooroverleg 12

6.4.2 Principebeoordelingen 12

7 Advisering en besluitvorming 13

7.1 De taak van de Welstandscommissie 13

7.2 Extra taken voor de Welstandscommissie 13

7.3 De adviezen van de Welstandscommissie 13

7.4 De besluitvorming door het College van Burge-

meester en Wethouders 13

7.5 Mogelijkheden om van het welstandsadvies

af te wijken 14

7.6 Het indienen van bezwaar tegen beslissingen 14

8 Handhaving en evaluatie 15

8.1 De evaluatie van het welstandstoezicht 15

8.2 De handhaving van het welstandsbeleid 15

9 Welstandscriteria 16

9.1 Algemene welstandscriteria 16

9.1.1 Aandachtspunten voor redelijke eisen van welstand 16

9.2 Belangrijke aspecten bij de welstandsbeoordeling 17

9.3 Welstandsniveaus 17

9.4 Gebiedsgerichte welstandscriteria 17

9.4.1 Ontwikkelingsschets 18

9.4.2 Gebiedsindeling 20

9.4.3 Toelichting 20

9.5 Beschrijving per gebied 21

9.6 Objectgerichte criteria 53

9.7 Loketcriteria 65

INHOUDSOPGAVE

10 Bijlagen 102

1 Begrippenlijst 103

2 Monumentenlijst 111

3 Hunebedlijst 112

4 Rietdakenlijst 113

5 Welstandskaarten

- Overzichtkaart

- Detailkaarten Valthe,

Drouwen,

Odoorn,

Nieuw-Buinen,

Exloo,

Buinen en

Borger

4 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

HOOFDSTUK

Bij bouwplannen wordt beoordeeld of zij aan “redelijke

eisen van welstand” kunnen voldoen.

De oordelen van een welstandscommissie zijn vaak

onderwerp van gesprek. Daarbij is er veel onduidelijk. De

burger blijft met heel wat vragen zitten. Wat zijn die eisen

dan precies? Gelden die overal? Wat is redelijk? Wie heeft

al die eisen bedacht? Hoe komen ze daaraan?

De rijksoverheid vond het wenselijk dat er meer

duidelijkheid over welstand voor de burgers zou komen.

Daarom werd besloten dat gemeenten hun beleid op dit

terrein in een nota moesten vastleggen.

Ook het gemeentebestuur van Borger-Odoorn vindt het

wenselijk dat een burger met een bouwplan al in het

beginstadium meer duidelijkheid over welstand krijgt.

Verder vinden we het belangrijk dat het welstandsbeleid

op een goede en duidelijke manier wordt vastgelegd.

Daarom hebben wij besloten de welstandsnota die nu

voor u ligt op te stellen. In deze nota is niet alleen het

beleid vastgelegd, ook staan er de criteria in die bij de

toetsing van plannen worden gebruikt. De burger die iets

wil gaan bouwen kan dan al vooraf antwoord krijgen op

veel vragen.

VOORWOORD1U kunt de nota lezen als naslagwerk, als beleidsstuk of als

beschouwing over de gebouwde omgeving. Hoe de nota

ook wordt gelezen, ons uitgangspunt is dat dit stuk voor alle

betrokkenen bij het bouwen een toegevoegde waarde

heeft.

Heeft u opmerkingen en ervaringen die voor ons van

belang kunnen zijn, dan horen we die graag van u.

J.J. Bruintjes, wethouder Bouwen en Wonen

BIJ DE HERZIENING 2008

Sinds 1 juni 2004 is er in de gemeente Borger-Odoorn

gewerkt met de welstandsnota. Het vaststellen van een

eigen gemeentelijk welstandsbeleid heeft de

verantwoordelijkheid voor welstand dichter bij de

burger gebracht dan ooit.

Het eigen welstandsbeleid houdt ook in dat de

gemeente een verantwoordelijkheid heeft gekregen

voor het actueel houden van de welstandsnota.

De gemeente Borger-Odoorn heeft daarom de nu voor

u liggende herziening 2008 laten vervaardigen.

In de herziene welstandsnota zijn de zaken gewijzigd

die na drie en een half jaar werken met de nota aan het

licht zijn gekomen. Belangrijkste wijzigingen betreffen

het toevoegen van ontwikkelingsgebieden en nieuwe

landgoederen en het opstellen van objectcriteria voor

reclame en boerderijen.

Met deze wijzigingen bezit de gemeente Borger-

Odoorn ook voor de komende periode over een

consistent welstandsbeleid!

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 5

HOOFDSTUK

De raad van de gemeente Borger-Odoorn,

gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en

Wethouders d.d. ;

Gelet op artikel 9.1, lid 2 van de gemeentelijke

Bouwverordening en gelet op artikel 12a, lid 1 van de -per 1

januari 2003 gewijzigde- Woningwet.

Vast te stellen de welstandsnota Borger-Odoorn

b e s l u i t :

Vastgesteld in de openbare vergadering van xx-xx-2008.

De raad voornoemd,

de raadsgriffier, de voorzitter,

L.F. van Ameijden Zandstra T. Slagman-Bootsma

2 BELEIDSREGELS

6 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

HOOFDSTUK

3.1 Welstandsbeleid

Een bouwwerk is zelden een zaak van een individuele

burger alleen. Een bouwwerk maakt immers deel uit van de

publieke ruimte; een voorbijganger wordt er mee

geconfronteerd of hij/zij wil of niet. Een aantrekkelijk

gebouwde omgeving is dan ook een publiek belang en dus

tevens een van de belangen die de gemeente behartigt.

De doelstelling van het welstandsbeleid is het veilig stellen

van een basiskwaliteit van de gebouwde omgeving. Daar

waar dit gewenst en mogelijk is, zal een verbetering van de

kwaliteit van de gebouwde omgeving het doel zijn.

Deze nota beschrijft de ruimtelijke, architectonische en

cultuurhistorische kwaliteiten die de gemeente aan de

verschillende gebieden toekent, of die in de toekomst in

een bepaald gebied zijn gewenst. Vanuit deze kwaliteiten

zijn criteria ontwikkeld en is bepaald welk welstandsniveau

in de verschillende gebieden wordt gevoerd. Aan de hand

daarvan kunnen bouwplannen worden beoordeeld. De nota

biedt het inhoudelijk kader voor het overleg met de

betrokkenen en de uiteindelijke advisering.

Het woord beoordelingscriteria zou de indruk kunnen

wekken dat de architectonische kwaliteit van een bouwplan

en zijn invloed op de ruimtelijke kwaliteit nauwkeurig kan

worden gemeten. Zoiets is uiteraard niet het geval. De criteria

geven de beoordelende commissie wel een instrument in

handen om over bouwplannen te kunnen adviseren in

termen van ”redelijke eisen van welstand”.

Het gemeentelijk welstandsbeleid in deze nota heeft daarom

een belangrijke communicatiefunctie. De gemeenteraad laat

met deze nota alle belanghebbenden zo concreet mogelijk

zien wat in een bepaalde situatie onder zulke “redelijke

eisen” wordt verstaan. Volgens de -per 1 januari 2003

gewijzigde- Woningwet is een toetsing van bouwwerken

aan redelijke eisen van welstand nog slechts mogelijk

indien die eisen zijn geconcretiseerd in een door de

gemeenteraad vastgestelde welstandsnota.

De -per 1 januari 2003 gewijzigde- Woningwet kent een

nieuwe categorie-indeling in bouwwerken. De

oorspronkelijke driedeling in vergunningplichtige,

meldingplichtige en vergunningsvrije bouwwerken is

vervangen door een tweedeling van vergunningplichtige en

vergunningsvrije bouwwerken.

Het is aan te bevelen om voor alle bouwactiviteiten de

welstandsnota te raadplegen. Door de verruiming van de

categorie vergunningsvrije bouwactiviteiten kunnen er zaken

worden gerealiseerd die in strijd zijn met de criteria van

deze nota. In dergelijke gevallen kan het gemeentebestuur

van de zogeheten excessenregeling gebruik maken. Het

goed lezen van de bepalingen in deze nota kan dan ook

veel tijd en geld besparen.

Mede door de voortdurende veranderingen in de

gebouwde omgeving is een welstandsnota een dynamisch

stuk. De wettelijk voorgeschreven jaarlijkse verslaglegging

van deWelstandscommissie kan aanleiding zijn tot

wijzigingen in de nota.

3.2 Geschiedenis welstandstoezicht in Drenthe

De geschiedenis van het welstandstoezicht in Drenthe

begon in december 1926 toen Provinciale Staten het

oprichten van een zogeheten Schoonheidscommissie

bepleitten. In september 1929 konden Gedeputeerde

Staten meedelen dat de “Provinciale Drentse

Adviescommissie tot wering van inbreuk op de schoonheid

van stad en land” officieel was ingesteld. Tot ver in de jaren

zestig deed deze provinciale commissie haar werk.

Toen door de Woningwet 1962 de verantwoordelijkheid

voor de welstandstoetsing bij de gemeenten werd gelegd,

trok de provincie zijn consequenties. Samen met de Drentse

gemeenten besloot men een centrale

beoordelingscommissie in het leven te roepen die een

bundeling van krachten mogelijk maakte en deskundigheid

in de beoordeling van plannen in hoge mate verzekerde.

Het verslag van de besprekingen in 1965 meldde: “Daar

welstand niet alleen ter sprake komt bij de totstandkoming

en het gebruik van het individuele bouwwerk doch ook bij

het stedenbouwkundig plan, is het scheppen van een

nauwere band tussen organen en instellingen die op dit

terrein werkzaam zijn, een gebiedende eis. Door zo goed

mogelijke coördinatie kan men dan tot een optimale

doeltreffendheid komen”.

De samenwerking van een groot aantal Drentse gemeenten

en de provincie leidde uiteindelijk in 1971 tot de

oprichting van de Stichting Het Drents Welstandstoezicht

die voor de overgrote meerderheid van de Drentse

gemeenten ging werken. In januari 2002 fuseerde de

INLEIDING3

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 7

HOOFDSTUK

stichting met een aantal andere Drentse instellingen die

zich voor het Drentse culturele erfgoed inzetten, tot de

organisatie Het Drents Plateau.

3.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 4 begint met een beschrijving van het ruimtelijk

beleid van de gemeente. In hoofdstuk 5 volgt de

samenstelling van de Welstandscommissie. In hoofdstuk 6

komt de werkwijze van de commissie aan de orde waarna in

hoofdstuk 7 de besluitvorming wordt behandeld. In

hoofdstuk 8 “Handhaving en evaluatie” komen verschillende

onderwerpen aan de orde zoals handhaving en evaluatie

van het welstandstoezicht. In hoofdstuk 9 worden de

welstandscriteria behandeld. Allereerst komen de algemene

welstandscriteria aan bod die bij elke welstandsbeoordeling

gelden. Daarna volgen verderop in het hoofdstuk de

gebiedsgerichte welstandscriteria die worden gehanteerd

om te beoordelen hoe het bouwwerk zich in zijn omgeving

voegt. In de gemeente is namelijk een aantal gebieden

onderscheiden met eigen specifieke welstandscriteria.

Achterin de nota staan in de “Loketcriteria” de

welstandscriteria die bij veel voorkomende kleine

bouwplannen gelden. Het gaat dan om zaken als aan- en

uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, dakkapellen,

kozijnwijzigingen, erfafscheidingen en reclames.

Bouwplannen die niet aan deze criteria voldoen, worden

aan de Welstandscommissie voorgelegd.

Andere bijlagen zijn onder meer een kaart met de

welstandsgebieden, een begrippenlijst en de

monumentenlijst (bijlage2), de hunebedlijst (bijlage 3 en de

riedakenlijst (bijlage 4).

8 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

HOOFDSTUK

4.1 Het uitvoeren van een ruimtelijk beleid

De welstandstoetsing vormt een onderdeel van het

ruimtelijk beleid van de gemeente.

Het bestaande beleid is vastgelegd in verschillende plannen.

Genoemd worden onder andere bestemmingsplannen en

beeldkwaliteitsplannen. Het opstellen van deze

welstandsnota is dan ook begonnen met een inventarisatie

van het bestaande beleid en een analyse van de

consequenties die dit heeft voor het welstandsbeleid.

4.2 Het ruimtelijk beleid in de gemeente Borger-Odoorn

De gemeente Borger-Odoorn wordt gekenmerkt door een

grote ruimtelijke diversiteit. Het voert in het kader van deze

paragraaf te ver om in te gaan op deze ruimtelijke kenmerken

en het daarop van toepassing zijnde ruimtelijke beleid.

Gemakshalve wordt verwezen naar hoofdstuk 9.4.1. waarin

een beknopte ruimtelijke analyse van de gemeente is

opgenomen.

De ontwikkelingsmogelijkheden van de gemeente Borger-

Odoorn zijn op hoofdlijnen beschreven in het Provinciaal

omgevingsplan van de provincie Drenthe (POP II).

Het POP is niet direct gerelateerd aan de inhoud van een

welstandsnota. Wel vormt het behoud c.q. het ontwikkelen

van ruimtelijke kwaliteit een onderwerp waar de provincie

zich door ondersteuning voor inzet.

Het ruimtelijk beleid van de gemeente Borger-Odoorn en

het welstandsbeleid zijn onlosmakelijk met elkaar

verbonden. De Welstandscommissie adviseert in opdracht

van de gemeenteraad aan het dagelijks bestuur van de

gemeente. Het doel van die adviezen is het realiseren van

het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

Met andere woorden: het gemeentelijk beleid is het

belangrijkste toetsingskader bij de welstandsbeoordeling.

De Welstandscommissie toetst het particulier belang, dat

door de ontwerper in opdracht van zijn opdrachtgever is

vormgegeven, aan het door de gemeenteraad vastgestelde

beleid.

Het gemeentelijk ruimtelijk beleid is vastgelegd in

verschillende documenten. Naast bestemmingsplannen kan

daarbij ook worden gedacht aan beleidsnota’s,

structuurschetsen/-visies en beeldkwaliteitsplannen.

Het bestemmingsplan vormt de juridische basis voor de

welstandstoets. Naast beide bestemmingsplannen voor het

buitengebied zijn er per dorpskern één of meerdere

bestemmingsplannen van kracht. De kleinere dorpen,

gehuchten, zijn veelal opgenomen in een bestemmingsplan

Buitengebied. Door actualisatie van deze

bestemmingsplannen in de komende jaren worden

veranderingen (gebruik, bebouwing, beleid) opgenomen. In

de bestemmingsplannen komen specifiek voor een locatie

het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden aan de orde.

Afhankelijk van het type bestemmingsplan kan dit globaal

zijn of meer gedetailleerd. De gebiedsgerichte criteria in

deze welstandsnota hebben het ter plaatse geldende

bestemmingsplan als basis. Het is dus niet zo dat hetgeen in

een bestemmingsplan wordt uitgesloten middels de

welstandsnota wel kan worden gerealiseerd. Omdat het

bestemmingsplan een ruimtelijk plan is, ontbreken

richtinggevende uitspraken over de architectonische

invulling. Vooral bij de meer globale bestemmingsplannen

is dit als een leemte ervaren. Dit werd tot nu toe opgelost

door het werken met beeldkwaliteitsplannen. Met name

voor de recente uitbreidingsplannen zijn in Borger-Odoorn

beeldkwaliteitsplannen vastgesteld. Het toevoegen van een

beeldkwaliteitsplan aan een bestemmingsplan heeft als

voordeel dat aan de zeer globale invulling van een gebied

door het bestemmingsplan meer richtlijnen worden

gegeven. Zo wordt een schakel tussen het ruimtelijk plan en

de architectonische invulling bereikt. De

beeldkwaliteitsplannen vormen als het ware een voorloper

van de gebiedsgerichte criteria. Ze vormen dan ook een

onderdeel van de welstandsnota. Op de welstandskaart

behorende bij de welstandsnota is aangegeven voor welke

gebieden een beeldkwaliteitsplan geldt.

Ondersteunend aan de bestemmingsplannen zijn er enkele

beleidsnota’s die aangeven wat de gemeente, meestal op

één facet van het ruimtelijke beleid, wil bereiken. Het betreft

veelal een antwoord op maatschappelijke ontwikkelingen

waarin het bestemmingsplan niet voorziet. Zo is er onder

meer een “Paardennota” die het vestigingsbeleid voor

maneges en dergelijke in beeld brengt en een “Beleidsnota

landgoederen” die de mogelijkheden voor het vestigen van

landgoederen binnen de gemeente aangeeft. Ook wordt er

een beleidsplan “groen” opgesteld. Een dergelijk plan geeft

inzicht in hoe de gemeente in de toekomst met het groen

in de openbare ruimte wil omgaan en geeft in die zin ook

sturing aan ruimtelijke kwaliteit.

Ook is het denkbaar dat zich incidentele ontwikkelingen

aandienen waar noch het bestemmingsplan noch

beleidsnota’s een kader voor geven. Voor dergelijke

ontwikkelingen vormt de welstandsnota geen

toetsingskader. De eigenschappen waar dergelijke

veranderingen aan moeten voldoen, zullen als onderdeel

RUIMTELIJK BELEID4

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 9

HOOFDSTUK

van de stedenbouwkundige voorbereiding worden

opgesteld. Afhankelijk van de omvang van de ontwikkeling

kan dit bestaan uit structuurschetsen, bestemmingsplannen

en beeldkwaliteitsplannen, maar soms ook uit een

beleidsnotitie. Deze vastgestelde planne vormen dan het

kader voor de welstandstoets. Bij evaluatie van de

welstandsnota zullen dergelijke ontwikkelingen een

onderdeel gaan vormen van de welstandsnota.

4.3 Cultuurhistorie en monumentenbeleid

De cultuurhistorische waardering van een gebied en het

monumentenbeleid van de gemeente zijn belangrijke

bronnen voor gebiedsgerichte welstandscriteria.

Overigens blijft voor wijzigingen aan beschermde

gebouwen en bouwen in beschermde gebieden

(beschermde stads- en dorpsgezichten) een advies van de

Monumentencommissie verplicht.

4.4 De relatie met gemeentelijke ruimtelijke plannen

Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (2008) zegt

onder andere dat het bestemmingsplan de functie en het

ruimtebeslag van bouwwerken regelt voorzover dat nodig is

voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat wat

door een bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, niet

door welstandscriteria kan worden tegengehouden.

- De architectonische vormgeving van bouwwerken

wordt in beginsel in deze nota geregeld.

- Als een bestemmingsplan ruimte biedt voor

verschillende stedenbouwkundige oplossingen, kan het

welstandsadvies ook betrekking hebben op de

stedenbouwkundige inpassing van het bouwplan.

10 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

HOOFDSTUK

SAMENSTELLING VAN DE WELSTANDSCOMMISSIE55.1 Samenstelling Welstandscommissie

De -per 1 januari 2003 gewijzigde- Woningwet maakte de

gemeentelijke welstandsnota tot een voorwaarde voor het

uitvoeren van welstandstoezicht. De Welstandscommissie

dient haar welstandsbeoordeling uitsluitend te baseren op

de criteria uit deze nota. De gemeente heeft het instellen en

instandhouden van de Welstandscommissie met

inachtneming van de wettelijke regelingen opgedragen aan

Het Drents Plateau.

De Welstandscommissie adviseert aan het College van

Burgemeester en Wethouders over de aan haar voorgelegde

bouwplannen en maakt jaarlijks een verslag van haar

werkzaamheden.

De leden van de commissie worden op voordracht van het

College van Burgemeester en Wethouders door de

gemeenteraad benoemd. Het Drents Plateau bereidt de

werving en selectie van voorzitter en deskundige leden van

de Welstandscommissie voor, faciliteert het wervings- en

selectieproces en doet een voordracht aan het College van

Burgemeester en Wethouders. De Woningwet biedt de

gemeenten de mogelijkheid om ook een “burgerlid” (ofwel

een “niet-deskundige”) in de commissie te benoemen, in

Borger-Odoorn wordt er voor gekozen dit achterwege te

laten.

De commissie bestaat minimaal uit een voorzitter, twee

externe deskundigen en een secretaris-deskundige in de

persoon van een rayonarchitect van Het Drents Plateau.

De voorzitter is onafhankelijk als bedoeld in artikel 8, lid 6

van de -per 1 januari 2003 gewijzigde- Woningwet. Hij

wordt benoemd op grond van bestuurlijke kwaliteiten en

affiniteit met welstandsadvisering. Bij afwezigheid van de

voorzitter van de Welstandscommissie treedt een door de

voorzitter aangewezen commissielid als vervanger op.

De gemeente hecht sterk aan de onafhankelijkheid van de

commissie. Om dat te bereiken, mogen de externe

deskundigen geen binding (wonen en/of werken) met het

grondgebied van de gemeente Borger-Odoorn hebben. De

plaatselijke kennis die noodzakelijk wordt geacht voor een

goede beoordeling van de plannen zal worden verzorgd

door de secretaris-deskundigen.

De secretaris-deskundigen worden als leden van de

Welstandscommissie ook benoemd door de

gemeentebesturen van hun rayon en als plaatsvervangende

leden door de overige gemeenten.

Benoemingen in de Welstandscommissie gelden voor een

periode van maximaal drie jaar, met een mogelijkheid tot

herbenoeming voor nog eens drie jaar. Het lidmaatschap

van de commissie kan op verzoek van het betreffende

commissielid of het gemeentebestuur ook voortijdig

worden beëindigd.

Omwille van de continuïteit van de welstandsadvisering

worden leden van de Welstandscommissie benoemd en

herbenoemd in een alternerend systeem.

5.2 De ondersteuning van de Welstandscommissie

Ter ondersteuning van de Welstandscommissie heeft de

gemeente via Het Drents Plateau de beschikking over

rayonarchitecten (architect-adviseur) die voor de gemeenten

van hun rayonsecretaris van de Welstandscommissie zijn.

Ze bereiden de vergaderingen van de commissie voor en

zorgen voor de informatie die nodig is om de commissie

haar taak naar behoren te laten vervullen. Verder brengen ze,

in de vorm van het welstandsadvies, schriftelijk verslag uit

aan het College van Burgemeester en Wethouders van de

beoordeling door de Welstandscommissie. De

rayonarchitecten onderhouden het contact met de

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 11

HOOFDSTUK

DE WELSTANDSCOMMISSIE6gemeentelijke diensten, nemen adviesaanvragen in

ontvangst en verzamelen relevante informatie.

6.1 De behandeling van de plannen

Afhankelijk van de omvang en het publieke belang van een

bouwwerk zijn er vier verschillende procedures om de

plannen te behandelen:

- Voor veel voorkomende kleine bouwplannen (licht-

vergunningplichtige bouwwerken) geven de

zogenaamde sneltoetscriteria/loketcriteria eenduidige

aanwijzingen over vormgeving en plaatsing waaronder

het plan voldoet aan redelijke eisen van welstand. De

uitvoering van deze toets is door het gemeentebestuur

aan enkele ambtenaren van bouw- en woningtoezicht

opgedragen.

- De Welstandscommissie kan één of meer van haar

deskundige leden mandateren tot het uitbrengen van

welstandsadviezen voor bouwplannen. Dat zijn in ieder

geval de rayonarchitecten van Het Drents Plateau. Ze zijn

door de commissie individueel gemandateerd om

vooroverleg te voeren en namens de commissie over

bouwplannen, waarover zij de instemming door de

commissie als bekend mogen veronderstellen, positief te

adviseren.

- Twee of meer rayonarchitecten vormen samen de

bureaucommissie die de plannen voor de

Welstandscommissie selecteert en namens de

commissie over kleine en middelgrote bouwplannen

adviseert.

Tot deze plannen behoren nieuwbouw en verbouw van

(eengezins)woningen, bedrijfspanden en andere utilitaire

bouwwerken en reclame-uitingen. Voorwaarde is verder

consensus over het uit te brengen advies.

- Alle andere bouwplannen, waaronder bouwplannen van

grotere omvang en van publiek belang, alsmede

bouwplannen met nieuwe architectonische

ontwikkelingen en trends worden in de volledige

commissie behandeld.

Op verzoek van de gemeente kunnen overigens ook

bouwplannen die normaal gesproken individueel of door

een subcommissie zouden worden beoordeeld aan de

volledige commissie worden voorgelegd.

6.2 De informatievoorziening van de

Welstandscommissie

Om tot een beoordeling van een bouwplan te komen, heeft

de Welstandscommissie in elk geval de volgende informatie

nodig:

- plattegronden;

- gevelaanzichten;

- doorsneden;

- tekeningen van de bestaande toestand (verbouwings-

plannen);

- situatietekening met de inrichting van het terrein,

inclusief aansluitende terreinen;

- geveltekeningen of foto’s die de relatie met de

belendende bebouwing duidelijk maken;

- lijst toe te passen materialen;

- kleurlijst;

- bemonstering van essentiële gevelmaterialen.

Bij grote projecten kan de Welstandscommissie tevens om

een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving

vragen. Op deze manier kunnen schaal en massa van het

bouwwerk beter worden beoordeeld. Indien nodig kan ook

een bezichtiging van de bouwlocatie en zijn omgeving deel

uitmaken van de planbeoordeling.

6.3 De openbaarheid van de vergaderingen

De vergaderingen van de Welstandscommissie zijn

openbaar. Het publiek heeft de mogelijkheid om de

beraadslagingen en de mondelinge besluitvorming bij te

wonen.

Alle plannen die aan de commissie worden voorgelegd,

worden in het openbaar behandeld. Vooroverleg over

bouwplannen hoeft conform de Woningwet niet openbaar

te zijn.

Bij de openbaarheid van de vergaderingen van de

Welstandcommissie gelden de volgende spelregels:

- de vergaderdata worden aan het begin van het

kalenderjaar gepubliceerd;

- extra vergaderingen worden uiterlijk 14 dagen van

tevoren aangekondigd;

- de aanvragers om bouwvergunning worden door de

gemeente geïnformeerd over datum en plaats van de

vergadering waarin hun plan wordt behandeld;

- de agenda wordt steeds voor het begin van de

vergadering uitgereikt;

12 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

HOOFDSTUK

- de indiener van een bouwplan en de ontwerper kunnen

op eigen verzoek een toelichting op hun plan komen

geven;

- de commissie kan zelf de ontwerper of andere

deskundigen uitnodigen om nader in te gaan op

bepaalde vragen die van belang zijn voor de

beoordeling;

- in verband met de planning van de vergadering kan een

bouwplan met toelichting niet eerder dan 14 dagen na

een verzoek om toelichting op de agenda worden

geplaatst.

Kleinere plannen die niet in de volledige

Welstandscommissie worden behandeld, kunnen op

verzoek worden bijgewoond. De afspraak met de

betreffende plantoetser (bevoegd ambtenaar, gemandateerd

lid Welstandcommissie/rayonarchitect, bureaucommissie)

wordt via de gemeente gemaakt.

6.4 Vooroverleg en principebeoordelingen

Zodra er duidelijkheid bestaat over de planologische

aanvaardbaarheid van een bouwplan, biedt de gemeente,

indien noodzakelijk, de indiener van het plan en de

ontwerper aan om vooroverleg te plegen met de betrokken

rayonarchitect.

Doel van het vooroverleg en de principebeoordeling is in

een vroeg stadium van de planontwikkeling aan de aanvrager

zoveel mogelijk zekerheid te bieden voor een positieve

beoordeling van het definitieve plan. In het vooroverleg

kunnen ook suggesties worden gegeven voor verbeteringen

van het bouwplan in het algemeen en met betrekking tot de

welstandscriteria in het bijzonder.

6.4.1 Vooroverleg

In het vooroverleg kunnen de indiener en de ontwerper

zich laten informeren over hoe de welstandscriteria in het

concrete bouwplan gaan worden geïnterpreteerd.

Het resultaat van het vooroverleg wordt in elk geval door een

aantekening op het bouwplan vastgelegd. Ook is het

mogelijk om dit te laten vergezellen van een schriftelijk pre-

advies.

6.4.2 Principebeoordelingen

Om tot een principebeoordeling te komen, is het in de

eerste plaats belangrijk dat het aangeleverde materiaal een

goed beeld geeft van de bedoelingen van het bouwplan en

de ontwerpvisie.

Als de principe-aanvraag een bouwplan is verbonden

dienen hiervan een situatietekening van de nieuwe situatie,

plattegronden, gevelaanzichten bestaand en nieuw en

enkele foto’s van de situatie te worden aangeleverd. De

tekeningen mogen uit schetsen bestaan mits dit op schaal is

gebeurd.

Het hiervoor genoemde pakket betreft het minimum. Indien

de aanvrager ook beoordeling wil over kleur, materiaal en

detaillering dan zal dit ook bij de aanvraag aangeleverd

moeten worden.

In een principebeoordeling moet de Welstandscommissie

steeds aangeven in welk stadium van de planontwikkeling

men heeft geadviseerd, omdat de beoordeling betrekking

heeft op de beschikbare informatie op dat moment. Een

definitieve beoordeling op basis van de welstandscriteria is

pas mogelijk bij indiening van het bouwplan dat voldoet aan

de eisen voor aanvraag van een bouwvergunning zoals

aangegeven in de lijst met noodzakelijk informatiemateriaal

in paragraaf 6.2. Overigens biedt een principebeoordeling

de mogelijkheid om meer richtinggevend dan beoordelend

te adviseren.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 13

HOOFDSTUK

ADVISERING EN BESLUITVORMING77.1 De taak van de Welstandscommissie

De Welstandscommissie heeft tot taak de gemeente te

adviseren of de plannen die zijn ingediend, voldoen aan de

criteria in de welstandsnota. Zo’n advies is verplicht voor alle

zogeheten vergunningplichtige plannen, tenzij in deze nota

bepaalde gebieden of bouwwerken als welstandsvrij

worden aangemerkt. Er zijn welstandsvrije bouwwerken

aangewezen, Dit zijn de tijdelijke bouwwerken, de

kunstobjecten en de herinneringsmonumenten (zie 9.6). Er

zijn geen welstandsvrije gebieden aangewezen. Binnen de

vergunningplichtige bouwwerken wordt onderscheid

gemaakt in regulier-vergunningplichtige en licht-

vergunningplichtige bouwwerken. De opsomming van de

vergunningsvrije en licht-vergunningplichtige bouwwerken

is in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB)

opgenomen. Ook zijn in de AMvB zogeheten loketcriteria

opgenomen. Licht-vergunningplichtige plannen die aan de

loketcriteria voldoen, worden niet aan de Welstandscommissie

voorgelegd, maar worden beoordeeld door een ambtenaar

die daartoe is gemandateerd. Plannen die niet voldoen aan

de loketcriteria of waarover twijfel bestaat, worden ter

beoordeling aan de Welstandscommissie voorgelegd.

7.2 Extra taken voor de Welstandscommissie

De gemeente kan besluiten om bepaalde taken tijdelijk of

permanent aan de Welstandscommissie op te dragen. Het

gaat hier om al dan niet projectgebonden taken die boven

de wettelijke taak van welstandsadvisering uitgaan of die

gebruikmaken van de ervaring en deskundigheid van

commissieleden bij de ontwikkeling van een integraal

ruimtelijk kwaliteitsbeleid.

7.3 De adviezen van de Welstandscommissie

De Welstandscommissie adviseert aan het College van

Burgemeester en Wethouders of het uiterlijk en de plaatsing

van een bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de

omgeving (of de daar te verwachten ontwikkeling) voldoet

aan redelijke eisen van welstand. De commissie beoordeelt

dit aan de hand van de criteria van deze welstandsnota. Het

welstandsadvies kan in principe slechts als uitkomst hebben

dat het plan aan de eisen voldoet of juist niet voldoet. Indien

op basis van de tekeningen niet in redelijkheid kan worden

geconcludeerd dat het bouwwerk zal voldoen aan de

welstandscriteria, zal negatief worden geadviseerd.

- Plan voldoet. De Welstandscommissie is akkoord met

het plan en geeft dit in elk geval aan met een

ondertekend “voldoet-stempel” op de tekening. Bij

voorkeur geschiedt het door een schriftelijk advies

waarin de conclusie in duidelijke taal wordt gemotiveerd.

- Plan voldoet niet. De Welstandscommissie geeft een

schriftelijke motivering van het negatieve advies. Deze

motivering bevat een korte omschrijving van het

ingediende plan, een verwijzing naar de

welstandscriteria en een samenvatting van de

beoordeling van het plan op die punten. Tevens wordt

inzage in de stemverhoudingen en de motivatie van de

afzonderlijke leden verwacht.

Het welstandsadvies dient in begrijpelijke taal geformuleerd

te worden.

Voor alle duidelijkheid: de bevoegdheid van de commissie

beperkt zich tot het beoordelen van een plan. De commissie

is niet bevoegd zelf oplossingen aan te dragen. Verder is het

welstandsadvies uitsluitend gericht op zaken die betrekking

hebben op het welstandstoezicht als zodanig.

Voor het overige zijn de volgende regels van procedurele

aard van belang:

- Het welstandsadvies wordt door of namens het College

van Burgemeester en Wethouders gevoegd bij de

aanvraag om bouwvergunning en is vanaf dat moment

openbaar.

- Indiener van een plan en ontwerper kunnen de

gemeente vragen om een toelichting op een advies door

de Welstandscommissie. Een opdracht tot

heroverweging van het welstandsadvies kan alleen door

de gemeente worden gegeven. Het resultaat van de

heroverweging dient schriftelijk te worden gemotiveerd.

- Op verzoek van het College van Burgemeester en

Wethouders moet de Welstandscommissie ook een

door middel van een akkoordstempel gegeven positief

advies achteraf schriftelijk kunnen motiveren.

- Voor het overige zijn voor het indienen van bezwaren

tegen beslissingen van het College van Burgemeester en

Wethouders de hiervoor geldende procedures van

toepassing.

7.4 De besluitvorming door het College van

Burgemeester en Wethouders

De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het verlenen van

een bouwvergunning ligt bij het College van Burgemeester

en Wethouders. Het college heeft een eigen

verantwoordelijkheid inzake het welstandsadvies.

14 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

HOOFDSTUK

7.5 Mogelijkheden om van het welstandsadvies af te

wijken

Als het College van Burgemeester en Wethouders van een

welstandsadvies afwijkt, wordt dit in de beslissing op de

aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd.

- Wanneer het college van plan is van het advies van de

eigen Welstandscommissie af te wijken, kan men

besluiten een second opinion te vragen aan een andere

Welstandscommissie.

- Naast het afwijken van een advies op welstandsgronden,

heeft het College van Burgemeester en Wethouders

wettelijk de mogelijkheid een bouwvergunning te

verlenen als daarvoor naar hun oordeel zwaarwegende

redenen zijn (hardheidsclausule).

- Het College van Burgemeester en Wethouders kan

-eventueel op advies van de Welstandscommissie- ook

afwijken van de welstandscriteria zelf. Zo is het

bijvoorbeeld mogelijk dat een plan als zodanig niet

voldoet aan de welstandscriteria, maar wél aan redelijke

eisen van welstand. Op deze manier kunnen plannen

van uitzonderlijke kwaliteit of bijzondere projecten

ondanks hun strijdigheid met de ter plaatse geldende

criteria toch worden gerealiseerd. Ook deze afwijkingen

moeten uiteraard in de beslissing worden gemotiveerd.

7.6 Het indienen van bezwaar tegen beslissingen

Tegen elke beslissing op de aanvraag van de

bouwvergunning kunnen belanghebbenden bezwaar

aantekenen. Het College van Burgemeester en Wethouders

geeft in de beslissing steeds aan dat deze mogelijkheid

bestaat, en hoe belanghebbenden hun bezwaren kunnen

indienen.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 15

HOOFDSTUK

HANDHAVING EN EVALUATIE88.1 De evaluatie van het welstandstoezicht

De werking van de welstandsnota wordt jaarlijks in de

gemeenteraad geëvalueerd. Dit aan de hand van het

jaarverslag van de Welstandscommissie en een rapportage

van het College van Burgemeester en Wethouders over de

manier waarop er uitvoering is gegeven aan het

welstandstoezicht. Deze wettelijk verplichte evaluatie kan

aanleiding geven tot aanpassingen van het welstandsbeleid.

8.2 De handhaving van het welstandsbeleid

De handhaving van het welstandsbeleid wordt geregeld in

de Woningwet en in de gemeentelijke Bouwverordening.

Indien het oprichten van vergunningsvrije bouwwerken en

het uitvoeren van vergunningsvrije verbouwingen tot

excessen leidt, kan de gemeente hier op basis van haar

excessenregeling tegen op treden. Onder excessen worden

verstaan buitensporigheden in het uiterlijk die ook voor niet-

deskundigen duidelijk zijn.

Naast de algemene welstandscriteria die altijd van

toepassing zijn, worden in hoofdstuk 9 ook de

gebiedsgerichte criteria omschreven. De toetsing aan deze

criteria moet uitsluitsel kunnen geven of het bouwplan aan

de gewenste beeldkwaliteit in het betreffende gebied

voldoet.

16 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

HOOFDSTUK

WELSTANDSCRITERIA99.1 Algemene welstandscriteria

De algemene welstandscriteria richten zich op de zeggings-

kracht en het vakmanschap van het architectonisch

ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteits-

principes.

De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten

grondslag aan elke planbeoordeling, omdat ze het uitgangs-

punt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en

objectgerichte welstandscriteria. In de praktijk zullen die

uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de

planbeoordeling. In situaties waarin de gebiedsgerichte en

de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan

het nodig zijn terug te grijpen op de algemene

welstandscriteria.

9.1.1 Aandachtspunten voor redelijke eisen van welstand

Door het formuleren van een checklist beschikken

opdrachtgever, architect, gemeente, leden van de

Welstandscommissie en alle andere geïnteresseerden over

dezelfde informatie met betrekking tot de betekenis van

redelijke eisen van welstand.

De volgende zes aandachtspunten voor het ontwerpen van

gebouwen vormen een algemeen beoordelingskader om in

eerste instantie na te gaan of een bouwplan aan redelijke

eisen van welstand voldoet.

- Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van

welstand mag worden verwacht dat de verschijnings-

vorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze

waarop het gemaakt is. Daarnaast heeft de vormgeving

van het bouwwerk haar eigen samenhang en logica.

De verschi jn ingsvorm is meer dan de recht -

s t reekse optelsom van gebruik en construct ie .

Echter indien de verschi jn ingsvorm in tegenspraak

is met het gebruik en de construct ie , dan ver l iest

z i j daarmee aan begr i jpel i jkheid en integr i te i t .

- Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van

welstand mag worden verwacht dat het een positieve

bijdrage levert aan de kwaliteit van de (stedelijke en

landschappelijke) omgeving. De eisen op dit punt

worden hoger naarmate de openbare betekenis van het

bouwwerk of van de omgeving groter is.

Het gebouw is een part icul ier object in een

openbare context . Het bestaansrecht van het

gebouw l igt n iet a l leen in het e igen funct ioneren ,

maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in

z i jn omgeving . Van een goed ontworpen gebouw

mag worden verwacht dat het z i jn omgeving niet

ontkent , maar dat het een posi t ieve bi jdrage levert

aan de omgeving en de verwachte ontwikkel ing

daarvan .

- Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van

welstand mag worden verwacht dat eventuele

verwijzingen en associaties naar culturele uitingen en

architectuurstijlen zorgvuldig worden gebruikt en

uitgewerkt, zodat er bruikbare ontwerpconcepten en

vormen ontstaan.

Een bouwwerk wordt verwarrend of saa i a ls de

regels van de archi tectonische vormgeving niet

bewust worden gehanteerd . Een ontwerp kan

worden geïnspi reerd door een bepaalde

t i jdsper iode . Di t i s iets anders dan het imiteren van

st i j len , vormen en deta i l ler ingen ui t het ver leden .

Associat ieve betekenissen z i jn van groot belang

om een omgeving te “begr i jpen” a ls beeld van de

t i jd waar in z i j i s ontstaan , a ls verhaal van de

geschiedenis , a ls representant van een st i j l .

Daarom is het zo belangr i jk om ook bi j n ieuwe

bouwplannen zorgvuldig met s t i j lvormen om te

gaan , z i j vormen immers de geschiedenis van de

toekomst .

- Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van

welstand mag worden verwacht dat er structuur is

aangebracht in het beeld zonder dat de aantrekkings-

kracht door simpelheid gaat verloren.

Een heldere s t ructuur biedt houvast voor de

waarneming en is bepalend voor het beeld dat

men vasthoudt van een gebouw. Symmetr ie , r i tme ,

herkenbare maat reeksen en mater ia len maken het

voor de gemiddelde waarnemer mogel i jk de grote

hoeveelheid v isuele in format ie die de gebouwde

omgeving geef t , te reduceren tot een bevat te l i jk

beeld . Het s t reven naar helderheid mag echter

niet ontaarden in s impelheid .

- Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van

welstand mag worden verwacht dat het een samen-

hangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat

beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en

vlakverdelingen.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 17

HOOFDSTUK

De kracht van een composi t ie i s groter naarmate

de maatverhoudingen een s terkere samenhang en

hiërarchie ver tonen . Mits bewust toegepast ,

kunnen ook spanning en contrast daar in hun

werk ing hebben .

- Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van

welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur en

kleur het karakter van het bouwwerk ondersteunen en ze

de ruimtelijke samenhang met de omgeving (of de daar

te verwachten ontwikkeling) duidelijk maken.

Als mater ia len en k leuren te veel los s taan van het

ontwerp en daar in geen ondersteunende funct ie

hebben , maar s lechts worden gekozen op grond

van decorat ieve werk ing , wordt de betekenis ervan

toeval l ig en kan het a fbreuk doen aan de zeggings-

kracht van het bouwwerk . Di t i s b i jvoorbeeld het

geval wanneer het gebruik van mater ia len en

kleuren geen ondersteuning geef t aan de

archi tectonische vormgeving of wanneer het

gebruik van mater ia len en k leuren een ju is te

interpretat ie van de aard en de ontstaansper iode

van het bouwwerk in de weg staat .

9.2 Belangrijke aspecten bij de welstandsbeoordeling

Het stelsel van algemene welstandscriteria wordt afgeleid uit

de voor de welstandsbeoordeling van een bouwplan

belangrijke aandachtspunten. Een bouwplan voldoet aan de

algemene welstandscriteria als de antwoorden op de

verschillende vragen overtuigend duidelijk maken dat er met

de aandachtspunten rekening is gehouden.

De ligging van het bouwwerk

- Hoe worden de specifieke terreinomstandigheden benut?

- Hoe geeft het ontwerp een antwoord op de karakteristiek

van de bestaande omgeving of de te verwachten

ontwikkeling ervan (denk bijvoorbeeld aan straatwand,

hoeksituaties, openbare ruimte, landschap)?

De massa van het bouwwerk

- Zijn hoofdvorm, materialisatie en geveluitwerkingen een

passend antwoord op de bestaande omgeving of te

verwachten ontwikkeling ervan?

- Wordt met deze invulling van de massa voldaan aan de

planologische visie voor het gebied (ontwikkelingsvisies,

stedenbouwkundige plannen, beeldkwaliteitsplannen)?

De detaillering van het bouwwerk

- Is er sprake van samenhang tussen hoofdvorm en

interne structuur van het bouwplan?

- Hoe zijn de verschillende onderdelen van het plan op

elkaar afgestemd?

- Is er een ontwerplogica te herkennen in de relatie van

de samenstellende delen (gevels, gevelopeningen, daken

en alle hiermee samenhangende vormgevende details)?

Het toegepaste materiaal

- Is het materiaal- en kleurgebruik in overeenstemming met

het karakter van het ontwerp en het karakter van de

omgeving?

9.3 Welstandsniveaus

De gebiedsbeschrijving en de waardering van het gebied

bepalen het “niveau” van de welstandszorg. De welstands-

criteria hangen hier nauw mee samen. De welstandscriteria

moeten een inbreuk op de waardering van het gebied

voorkomen. Positiever geformuleerd, moeten ze het

instandhouden van de bestaande waarden bevorderen.

De indeling in welstandsniveaus geeft de intentie van de

gemeente weer met betrekking tot behoud of versterken van

de ruimtelijke kwaliteit in de te onderscheiden gebieden:

- Om karakteristieke kenmerken te kunnen beschermen

en versterken, kan een gebied als bijzonder

welstandsgebied worden aangemerkt.

- Gebieden die niet als bijzonder welstandsgebied zijn

aangemerkt, behoren tot het niveau regulier

welstandsgebied.

- Van welstandszorg uitgesloten gebieden worden in

deze indeling aangeduid met welstandsvrij gebied.

9.4 Gebiedsgerichte welstandscriteria

Voor het maken van een gebiedsindeling die als onder-

grond voor een doeltreffend welstandsbeleid kan fungeren,

is het van belang te komen tot een typering van de land-

schappelijke gegevenheden met de aanwezige structuur-

lijnen en de hiermee in verband staande concentraties van

bebouwing. In de gemeente Borger-Odoorn is er een direct

verband tussen de historisch gegroeide ruimtelijke structuur,

de ontginnings- en landbouwwijze en het landschap. Een

ander aspect is de leeftijd van de bebouwing, omdat hieraan

veel kenmerkende eigenschappen zijn te herkennen. Een

18 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

HOOFDSTUK

derde aspect is het te verwachten aantal initiatieven, de

ontwikkeling van gebieden en de impact ervan op de

omgeving.Op basis van de ontwikkeling, de

ontginningsgeschiedenis en de overeenkomstige

ruimtelijke karakteristieken van de gebieden is een

gebiedsindeling gemaakt die resulteert in 14

welstandsgebieden.

9.4.1 Ontwikkelingsschets

Om de huidige structuur van de kernen en de bebouwing

te kunnen “lezen en begrijpen” is het van belang stil te

staan bij de landschappelijke en cultuurhistorische

onderlegger. De gemeente Borger-Odoorn ligt aan de rand

van Het Drents Plateau. Het westelijke gedeelte van de

gemeente maakte deel uit van het esdorpenlandschap,

terwijl het oostelijke gedeelte deel uitmaakt van het

veenontginningslandschap. De zandgronden van Het

Drents Plateau hebben een zeer lange bewonings-

geschiedenis die teruggaat tot ver voor Christus. Beide

gebieden hebben een eigen ontstaansgeschiedenis en

ruimtelijke ontwikkeling.

EsdorpenDe esdorpen zijn in hun huidige vorm ontstaan in de

vroege Middeleeuwen. Eeuwenlang waren het typisch

agrarische gemeenschappen gelegen op hoge zandplateaus

en omringd door ontoegankelijke veenmoerassen. De

dorpen en het omringende landschap zijn in nauwe

samenhang met de organisatievorm van de landbouw

ontstaan. De dorpen lagen langs de rand van de essen in de

nabijheid van de beekdalen. De bebouwing in de esdorpen

bestond uit boerderijen van het Drentse type gegroepeerd

rond een brink; een open, met bomen beplante ruimte die

was bestemd voor gemeenschappelijk gebruik en

verschillende functies had. De boerderijen hadden een

rechthoekige plattegrond met een deel stallen en een deel

woonhuis opgebouwd uit de voorhande zijnde materialen;

hout, leem en riet en in latere tijden; baksteen en dakpannen.

De stallen lagen georiënteerd op de brink om de dieren

makkelijk naar het land te brengen. Aan de beekdalzijde was

de brink over het algemeen niet bebouwd. Kenmerkend

voor esdorpen waren verder de groenlanden rondom de

beekdalen, de goorns en de heidevelden rondom de

dorpen.

De essen kregen door het eeuwenlang opbrengen van

plaggenmest een bolle ligging en waren verdeeld in een

heleboel percelen, omdat elke boer verspreid over de essen

een aantal akkers bezat. Na 1800 nam de bevolking toe en

werd er begonnen met het ontginnen van de woeste

hoogveencomplexen om over nieuwe landbouwgronden te

kunnen beschikken. Om deze gronden vruchtbaar te

houden, nam het aantal schapen en heidevelden toe ten

koste van de nog aanwezige bossen. In de dorpen werden

voor nieuwbouw de reeds bestaande huispercelen en de

brinken opgedeeld waardoor de ordeloze en willekeurige

plaatsing van de boerderijen in de kernen werd versterkt.

Dit landschap was tot aan het begin van de vorige eeuw

bepalend voor het Drents zandgebied. Vanaf 1900 werd

door de komst van de kunstmest de escultuur definitief

verlaten als landbouwsysteem. De schapen werden

overbodig waardoor nieuwe stukken woeste grond in

cultuur werden gebracht en veel van de jonge ontginningen

werden bebost. De uitbreidingen van de esdorpen

verplaatsten zich langzaam van bebouwing in de historische

kern naar bebouwing langs de uitvalswegen aansluitend op

de bestaande structuur. De gebouwen hadden een simpele

hoofdvorm en waren overwegend vrijstaand. Naast

woningen ontstonden er winkeltjes en bedrijfjes. De

bebouwing werd dichter op elkaar gebouwd, maar bleef

eenvoudig en sober van opzet waarbij de decoratie de

indicatie van welstand aangaf.

Door de toename van de bevolking vanaf begin het begin

van de jaren vijftig van de vorige eeuw ontstond er een

tekort aan woningen. De vraag naar woningen kon niet meer

in de oude kern en langs de uitvalswegen worden

gerealiseerd waardoor de uitbreidingen op de voormalige

essen en groenlanden buiten de oude kern werden

geplaatst. Hierbij verloor de bebouwing het verband met het

landschap.

De bouwstijlen van deze uitbreidingen vertoont een sterke

tijdverwantschap, elke periode is duidelijk herkenbaar. De

eerste uitbreidingswijken vertonen qua bebouwingsbeeld

nog een zekere eenheid terwijl de uitbreidingen van de

jaren negentig zich kenmerken door een verscheidenheid

aan vorm, materiaalgebruik en kleurstelling.

9

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 19

HOOFDSTUK

Drentse randveenontginningPas in de dertiende eeuw kwamen de eerste boeren vanaf

de Hondsrug en vestigden zich aan de rand van het

veengebied. Op de zandruggen legden ze bouwland aan. In

de loop van de tijd begon men wegens gebrek aan

bouwland met het ontginnen van veen aan de rand van het

veengebied. Het ging hierbij om individuele en weinig

systematische vervening. De nederzettingen aan de rand van

de veenont-ginningen werden gekenmerkt door een

onregelmatig patroon met aan weerszijden bebouwing. De

boerderijen werden gevestigd op natuurlijke hoogten en de

nederzettingen hadden een opstrekkend karakter doordat

men grond ging afgraven achter de plaats waar men zich

had gevestigd.

Grootschalige veenontginningAan het einde van de zeventiende eeuw kwam de meer

systematische vervening op gang. Deze vervening begon in

het noordelijke gedeelte van het veencomplex. Allereerst

werden vanuit het Stadskanaal hoofddiepen gegraven die

moesten zorgen voor ontwatering van het veen. Op enkele

plaatsen werd er op 220 m uit elkaar een Noorder- en een

Zuiderdiep, een tweekanaalsysteem, gegraven, het

zogenaamde dubbellint. Vanuit de diepen werden er op

ongeveer 180 m van elkaar wijken (zijkanaaltjes) gegraven.

Tussen de wijken lagen twee aan twee de Noorder- en

Zuiderdwarsplaatsen met daarop de boerderijen. Bij de

dubbellinten werd de ruimte tussen het Noorder- en het

Zuiderdiep, de vooraffe bebouwd. Hier ontstonden

veenkoloniale nederzettingen. De bebouwing in deze

nederzettingen is zeer karakteristiek en is te typeren als

lintbebouwing bestaande uit traditionele kleine

(arbeiders)woningen met hier en daar een bedrijfje. De

statige boerderijen aan de landzijde zijn van het Groningse

type: hoog dak, droogzolders en krimpen; de schuurdeuren

voorin en opzij en het woongedeelte voor. De

(arbeiders)woningen zijn een verkleinde uitgave van de

boerderijen en vaak uitgevoerd in een rode baksteen.

De dubbellinten hebben een asymmetrische opbouw met

de boerderijen aan de landzijde en de dorpsbebouwing aan

de andere kant van het diep. De enkellinten zijn in

tegenstelling met de dubbellinten meer symmetrisch van

opbouw met de dorpsbebouwing langs de wegzijde en de

boerderijen aan de diepzijde. Beide linten worden

gekenmerkt door de open plekken tussen de boerderijen

met fraaie vergezichten.

Na de Tweede Wereldoorlog vond er een verdichting van

de linten plaats. Latere uitbreidingswijken vonden plaats in

de oksel van het hoofddiep en een dwarsdiep en werden

opgezet als wijkjes met een eigen karakter. De bebouwing is

vaak sober en eenvoudig van vorm. De veengebieden zijn

inmiddels volledig in cultuur genomen en vrijwel alle turf is

verdwenen. De diepen hebben hun transportfunctie

verloren en een groot aantal ervan is gedempt. Ze zijn

vervangen door wegen en fietspaden, maar zijn nog sterk

herkenbaar in het bebouwingspatroon.

OntginningsdorpenDit zijn de jongste dorpen in de gemeente. Ze zijn

voornamelijk ten westen van de Hondsrug ontstaan na de

ontginning van de Eeser- en Odoornervenen. Dit

veengebied, dat in omvang op geen enkele wijze te

vergelijken was met de venen ten oosten van de Hondsrug,

werd ontgonnen nadat vanuit Smilde het Oranjekanaal

richting Emmen was aangelegd. Ook ten oosten van de

Hondsrug liggen in het dal van de Hunze enkele relatief

jonge ontginningsdorpen. Het dorp Zandberg, dat ook

onder deze categorie is ondergebracht, kent een geheel

eigen ontstaansgeschiedenis.

OdoornerveenOdoornerveen is ontstaan rond 1855 met het graven van

het Oranjekanaal. Het veen in Odoornerveen was relatief

snel afgegraven. In 1895 namen de eerste boeren de plaats

in van de veenarbeiders. Aan weerszijden van het kanaal

werden arbeiderswoningen en boerderijen gebouwd. De

bebouwing in het dorpslint kent een gevarieerd beeld door

de verschillen in leeftijd, functie en bouwstijl van de

gebouwen. De gebouwen staan op een ruime afstand van

elkaar waardoor er overal een ruim zicht naar het open veld is.

KlijndijkHet nederzettingspatroon van Klijndijk wijkt af van de andere

zanddorpen op de Hondsrug. Het is een jonge kern, met een

recente ontwikkelingsgeschiedenis. De naam van het dorp

dankt men aan een van de exploitanten van de veenontgin-

ning rond 1850 in Zuidoost-Drenthe; de heer Klijn.

De bebouwing van Klijndijk is ontstaan uit verspreide

lintbebouwing aan de Hoofdweg en de Melkweg. Deze

wegen vormen de hoofdstructuur van het dorp. Aan de

Hoofdweg is de grootschalige bebouwing gesitueerd. Aan

de Melkweg zijn kleinere bedrijven gelegen. De

20 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

HOOFDSTUK

9

hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige hoofdvorm en

laten weinig variatie in bouwstijl zien. Door de royale opzet

van de bebouwing zijn er doorkijken naar het open

landschap. In de naoorlogse jaren is het gebied tussen de

Hoofdweg en de Melkweg ten noorden van de kruising

verder bebouwd.

BuitengebiedenDe buitengebieden omvatten de gebieden buiten de kernen.

9.4.2 Gebiedsindeling

De oude kernen van de esdorpen Borger, Bronneger,

Buinen, Drouwen, Ees, Exloo, Odoorn, Valthe en Westdorp

zijn vanwege de grote mate van overeenkomst in ontstaans-

geschiedenis en karakteristiek van de bebouwing

ondergebracht in één welstandsgebied.

Ook de niet-planmatige uitbreidingen in de esdorpen

vormen één welstandsgebied. In deze delen van de

gemeente zijn verschillende panden die op de

monumentenlijst of op de rietdakenlijst voorkomen.

Eenzelfde keuze voor indeling is gemaakt voor de

veenontginningsdorpen 1e Exloërmond, 2e Exloërmond,

Exloërkijl, Kavelingen, Valthermond, Nieuw Buinen en

Drouwenermond welke door eenzelfde ontstaans-

geschiedenis één gebied vormen.

Het historische verbindingslint over de Hondsrug vormt

door de eigen ontwikkeling een apart welstandsgebied.

Ditzelfde geldt voor de weg langs de rand van de Hondsrug

en de randveenweg. Deze gebieden hebben een eigen

ontwikkeling en lintbebouwing.

Voor het wegdorp Klijndijk en het ontginningsdorp

Odoornerveen is er de keuze gemaakt ze in aparte

welstandsgebieden op te nemen.

De overige gebieden zijn; de planmatig ontworpen

woongebieden, bedrijventerreinen, recreatieterreinen,

landgoederen, verspreide bebouwing in het buitengebied,

bijzondere gebouwen in een groene omgeving en groen-

en sportgebieden.

In de nota worden verder de ontwikkelingsgebieden van de

gemeente Borger-Odoorn afzonderlijk opgenomen. In de

gemeente zijn verschillende gebieden aanwezig welke in de

toekomst zullen worden ontwikkeld. In de planologische

procedure kunnen per locatie de stedenbouwkundige

randvoorwaarden worden vastgesteld waar de

bouwaanvraag op wordt getoetst.

Deze stedenbouwkundige randvoorwaarden worden

vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan, structuurschets of

bestemmingsplan. Deze documenten worden door de raad

vastgesteld.

9.4.3 Toelichting

Bij de beschrijvingen per gebied wordt eerst een korte

weergave gegeven van de algemene kenmerken en de

historie van het gebied. Daarna wordt ingegaan op

architectonische kenmerken die voor het beeld bepalend

zijn. Een welstandsgebied onderscheid zich hierdoor van

andere gebieden. Er wordt ingegaan op de volgende

aspecten:

- Ruimte: hier wordt de ruimtelijke verhouding tussen

bebouwing en zijn context beschreven.

- Plaatsing: de positie die de bebouwingselementen op

de kavel ten opzichte van elkaar innemen. Hier komen

onderdelen als rooilijn en overheersende nokrichting

aan de orde.

- Hoofvorm/aanzichten/opmaak: de architectonische

kenmerken van de bebouwing in het betreffende

welstandsgebied worden hier beschreven. Het gaat

hierbij om de vorm van de bebouwing, de

architectonische kenmerken van de gevels, het kleur- en

materiaalgebruik van gevels en daken en de rol van het

detail in het beeld.

Op basis van de gebiedsbeschrijving wordt het gebied op

ruimtelijke en architectonische aspecten gewaardeerd. Het

gaat hierbij om inhoudelijke waardering wat inhoudt dat ook

eventuele negatieve elementen of invloeden kunnen

worden gesignaleerd.

Op basis van de waardering en de beschrijvingen wordt het

welstandsbeleid geformuleerd.

De welstandscriteria waaraan de bouwplannen worden

getoetst, zijn een resultante van de gebiedsbeschrijving, de

waardering en het geformuleerde welstandsbeleid. Voor

deze criteria is eenzelfde indeling gebruikt als voor de

beschrijving van de bebouwing.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 21

HOOFDSTUK

99.5 Beschrijving per gebied

01 De historische kern van de esdorpen;

02 Niet planmatige uitbreidingen in de esdorpen

03 Historisch verbindingslint over de Hondsrug

04 De weg langs de rand van de Hondsrug

05 De randveenweg

06 De veenkoloniale lintbebouwing

07 Klijndijk

08 Odoornerveen

09 Planmatig ontworpen woongebieden

10 Bedrijventerreinen

11 Recreatieparken

12 Bijzondere bebouwing in een groene omgeving; de Paasbergen

13 Groen- en sportgebieden

14 Verspreide bebouwing in het buitengebied

15 Nieuwe landgoederen

16 Ontwikkelingsgebieden

22 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

G E B I E D

ALGEMEENDe esdorpen en de escultuur hebben een lange

ontwikkelingsgeschiedenis. De ruimtelijke organisatie van

deze landbouwcultuur met de boerderijen, de essen, de heide,

beekdalen en bebossing is vandaag de dag nog steeds

herkenbaar. De structuur van de dorpen is verschillend; soms

een boederijenreeks langs een weg op de rand van de es,

zoals Bronneger en Westdorp of een groepering van de

boerderijen rond de samenkomst van een aantal wegen.

Kenmerkend zijn de brinken met hun zware beplantingen en

de informeel gesitueerde boerderijen. De vorm van de brink

wisselt.. In de loop van de tijd zijn in de meeste dorpen grote

delen van de brink bebouwd. In veel dorpen is door de

verdichting en bebouwing langs de wegen aan de es de

ruimtelijke relatie met de es geheel of gedeeltelijk verdwenen.

Maar in bijvoorbeeld Valthe, waar de uitbreiding buiten de

oude kern plaatsvond, is de oorspronkelijke situatie goed intact.

Het karakteristieke beeld van deze historische kernen wordt

bepaald door de vrije setting van de deels monumentale

boerderijen, de zware beplantingen, de open erven en de

doorkijken naar groene, open ruimtes. Eveneens kenmerkend

is de menging van functies . Eventueel aanwezige

centrumfuncties liggen verspreid en gemengd met woningen

en agrarische bedrijven. De panden die op de

monumentenlijst en de rietdakenlijst staan of als karakteristiek

zijn aangeduid in het bestemmingsplan, zijn bepalend in het

dorpsbeeld.

De bebouwing is vrijstaand, informeel gesitueerd en

individueel herkenbaar en heeft een gevarieerde nokrichting.

Latere bebouwing bestaat vooral uit woonhuizen met een

vastere rooil i jn . De hoofdgebouwen hebben een

enkelvoudige bouwmassa, bestaande uit één bouwlaag met

forse kap. De gevels in een roodbruine tot beige bruine steen

zijn verticaal geleed en eenvoudig gedetailleerd. De

dakbedekking bestaat vaak uit riet, soms in combinatie met

pannen. De bijgebouwen zijn op informele wijze op het erf

gesitueerd en nemen ten opzichte van het hoofdgebouw

een bescheiden positie in. Ze hebben een enkelvoudige

bouwmassa. De gevels zijn van baksteen, donker geverfd hout

(zwart) of een combinatie hiervan. De daken zijn met riet of

met pannen afgedekt.

BELEID, ONTWIKKELING EN WAARDERING

Het beleid is gericht op behoud en herstel van de ruimtelijke,

de functionele en de cultuurhistorische waardevolle

karakteristiek van de dorpen. Circa 15 panden zijn geplaatst

op de monumentenlijst, circa 90 panden komen voor op de

rietendakenlijst. In de meeste bestemmingsplannen zijn

panden aangeduid als “karakteristiek”. Dit betekent dat de

huidige omvang van het pand dient te blijven gehandhaafd.

Nieuwe ontwikkelingen zullen zich beperken tot vervanging

en uitbreiding. De waardering voor deze kernen is hoog;

vanwege de fraaie settings van brinken met zware bomen, de

karakteristieke boerderijen met open erven en de doorkijken

naar het omringende landschap.

WELSTANDSREGIEM

Voor de historische kernen van de esdorpen geldt een

bijzonder welstandsregiem wat is gericht op het handhaven

van de ruimtelijke structuur met haar karakteristieke bebouwing.

1 DE HISTORISCHE KERN IN DE ESDORPEN

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 23

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Bij vervanging en uitbreiding is in principe de huidige

voorgevellijn en de nokrichting bepalend. Indien hiervan

wordt afgeweken, zal het ruimtelijk karakter met informeel

gesitueerde bebouwing en gevarieerde nokrichtingen ook

in de vernieuwde situatie het beeld blijven bepalen

- Voor de inbestemde karakteristieke gebouwen, de

monumenten en panden op de rietendakenlijst is de

huidige plaatsing, omvang, oriëntatie en nokrichting

maatgevend bij vervanging en uitbreiding

- Bij vervanging en uitbreiding van gebouwen wordt de

open straatwand gerespecteerd

Massa en vorm

- De gebouwen zijn individueel herkenbaar

- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige

bouwmassa.

- Een forse kap domineert het beeld (van de hoofd- en

bijgebouwen). De kapvorm beperkt zich tot het zadeldak,

het schilddak en de mansardekap. De kap kan zijn

uitgevoerd met een wolfseind

Detaillering

- Sobere, maar zorgvuldige detaillering waarin plaats is voor

beeldondersteunende accenten

- Bij uitbreiding sluit de detaillering aan bij het bestaande,

bijvoorbeeld het zware kozijnhout

- De gevels hebben een gesloten opbouw. De openingen

hebben een verticale geleding. Horizontale accenten

worden aangebracht door gootlijsten en erkers.

- Grote vlakken opbouwen uit kleine elementen

Materiaal- en kleurgebruik

- Gevels van baksteen in een bruinrode of bruinbeige

kleurstelling

- Geveldelen en/of houtgevels van bijgebouwen in

bruinzwart tot zwarte kleur

- Bij aanpassing en uitbreiding bij de als “karakteristiek”

aangeduide panden en de panden van de rietdakenlist

geen plaatmaterialen en geen kunststof en aluminium

kozijnen toepassen

- Dakbedekking van pannen, antracietkleurig of riet, of

combinaties hiervan. Bij de als “karakteristiek” aangeduide

panden, de monumenten en de panden van de

rietdakenlijst, zijn de pannen gebakken, kleine gedeeltes

en randen van het dakvlak kunnen uitgevoerd zijn met

glanzende pannen.

Boerderijen

- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de

objectcriteria

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

24 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

bijgebouwen zijn meestal achter het hoofdgebouw

gesitueerd.

Bijzondere bebouwing, zoals een school of een grote villa

zijn soms royaal gesitueerd en teruggerooid ten opzicht van

de overige bebouwing. Ze onderscheiden zich tevens met

een uitgesprokener vormgeving.

ALGEMEEN

De eerste uitbreiding van de esdorpen vond plaats langs de

uitvalswegen van de esdorpen, aansluitend op de ruimtelijke

structuur van de dorpen. Door de ligging is deze bebouwing

vaak beeldbepalend voor een dorp. Het zijn voornamelijk

woonhuizen gebouwd in de jaren dertig en vijftig, maar ook

kleine boerderijen van begin 1900.

De bebouwing is overwegend vrijstaand en individueel

herkenbaar. Ze is in een vaste voorgevelrooilijn gebouwd. De

gebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa , bestaande

uit één laag met kap. De hoofdrichting is overwegend

evenwijdig aan de zijdelingse perceelgrens. De gevels zijn

gemetseld met een rode of donkere steen. De dakbedekking

bestaat voornamelijk uit donkere pannen of riet. Toegevoegde

elementen zoals erkers en dakkapellen zijn ondergeschikt

aan de hoofdvorm. Met deze toegevoegde elementen worden

vaak de accenten in de gevelopbouw gemaakt. De detaillering

is overwegend eenvoudig, echter een aantal woonhuizen kent

een verfijndere vormgeving met veel aandacht voor detail. De

G E B I E D

NIET PLANMATIGE UITBREIDINGEN IN DE ESDORPEN2

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 25

BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING

Het beleid is gericht op behoud en herstel van de ruimtelijke,

de functionele en de cultuurhistorische waardevolle

karakteristiek. Er is waardering voor het gevarieerde en dorpse

karakter van de bebouwing.

WELSTANDSREGIEM

Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem,

waarbij het respecteren van de bestaande ruimtelijke structuur

een uitgangspunt is. Bij incidenteel wijzigen van de ruimtelijke

structuur en haar bebouwing is gevarieerdheid en hoge

kwaliteit een voorwaarde.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Het dominerende straatwandprofiel wordt bij uitbreiding

en vervanging gerespecteerd

- De hoofdgebouwen zijn op de weg georiënteerd

- Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig

aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en

uitbreiding handhaven

Massa en vorm

- De gebouwen zijn individueel herkenbaar

- De hoofdgebouwen hebben, met uitzondering van de

bijzondere teruggerooide gebouwen, een enkelvoudige

bouwmassa.

- De kap van het hoofdgebouw is beelddominant

- Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan

- Bij de winkelbebouwing is er een samenhang tussen de

begane grond en de verdieping

Detaillering

- De detaillering is passend bij de bouwstijl van het gebouw

- Gevelaccenten zijn een onderdeel van het geheel

- Bij winkelgebouwen kunnen de gevelaccenten

beeldbepalend van karakter zijn

Materiaal- en kleurgebruik

- De gevels zijn uitgevoerd in een rood- of bruinkleurige

steen

- De daken zijn uitgevoerd met pannen of riet

- Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen

uitvoeren in een gedekte kleurstelling

Boerderijen

- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de

objectcriteria

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

26 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ALGEMEEN

De huidige N34 was van oudsher een van de belangrijke

verbindingsroutes over de Hondsrug. Tussen Ees en Odoorn

loopt de N34 nog over het oorspronkelijke tracé, elders is

westwaarts een nieuw tracé aangelegd. De lintbebouwing langs

de weg concentreert zich in de kernen van de aanliggende

dorpen Drouwen, Borger, Ees, Odoorn en Klijndijk. Na 1900

verschijnt er buiten de dorpen vooral in het zuidelijke deel

van de gemeente verspreide bebouwing langs de weg. De

bebouwing heeft een gemengd karakter; woonhuizen,

boerderijen en dienstverlenende bedrijvigheid.

De afstand van de bebouwing tot de weg varieert, evenals de

onderlinge afstand tussen de bebouwing. De bebouwing is

op de weg georiënteerd, de nokrichting van de bebouwing is

over het algemeen haaks op de weg, parallel aan de zijdelingse

perceelsgrens. De bebouwing is vrijstaand en overwegend

één laag met een kap. De kap domineert het beeld. De gevels

zijn gemetseld met een bruine of rode steen, de daken zijn

afgedekt met pannen. De bijgebouwen zijn overwegend

achter het hoofdgebouw geplaatst.

3 HISTORISCH VERBINDINGSLINT OVER DE HONDSRUGG E B I E D

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 27

-BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING

Het beleid is gericht op het behoud en herstel van de

ruimtelijke en functionele karakteristiek. Er is waardering voor

het landelijke karakter van het lint. De ontwikkelingen zullen

zich beperken tot het uitbreiden of vervangen van de

bestaande bebouwing.

WELSTANDSREGIEM

Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem

waarbij het respecteren van de bestaande lintbebouwing het

uitgangspunt is. Bij het incidenteel wijzigen van de bebouwing

zijn de ruimte tussen de bebouwing en de gevarieerdheid

belangrijke voorwaarden.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Oriëntatie van de hoofdgebouwen op de weg

- Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig

aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en

uitbreiding handhaven

- Bijgebouwen zijn overwegend achter het hoofdgebouw

gesitueerd

Massa en vorm

- De gebouwen zijn individueel herkenbaar

- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige

bouwmassa.

- De kap is beelddominant

- Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan

Detaillering

- Eenvoudige, sobere detaillering

Materiaal- en kleurgebruik

- Gevels van metselwerk in een rode of bruine kleur- Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen

uitvoeren in een gedekte kleurstelling

- De daken zijn uitgevoerd in een rode of donkere niet

spiegelende pan of met riet

Boerderijen

- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de

objectcriteria

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

28 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ALGEMEEN

De voormalige spoorlijn langs de rand van de Hondsrug is

bepalend geweest voor de aanleg en de route van deze weg.

De Weerdingerweg, de Valtherweg, de Buinerweg en de

Bronnegerstraat lopen nagenoeg parallel met het

spoorwegtracé. De lintbebouwing langs de weg is na 1900

gebouwd. De weg is bijzonder fraai gesitueerd, langs de rand

van de Hondsrug ,de essen en het Hunzedal. De weg biedt

een wijds uitzicht over het beekdal en de veenkoloniën. De

waarneming van de landschaps- en hoogteverschillen is door

de ligging van de weg op de glooing uitstekend.

De bebouwing aan de westzijde van de weg ligt vaak hoger.

De lintbebouwing heeft een kleinschalig karakter; vrijstaande

burgermanswoningen in de buurt van de kernen en kleine

veldontginningsboerderi jen buiten de kernen. Het

bebouwingsbeeld is gevarieerd. De onderlinge afstand tussen

de gebouwen varieert. De gevels zijn van metselwerk in rode

of bruine kleur. De daken zijn afgedekt met zwarte of rode

pannen. De detaillering is eenvoudig en doelmatig.

G E B I E D

4 DE WEG LANGS DE RAND VAN DE HONDSRUG

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 29

BELEID, ONTWIKKELING EN WAARDERING

Het beleid is gericht op het behoud van de zichtbaarheid van

de markante hoogteverschillen. Het open karakter van de

oostflank van de Hondsrug dient met het oog hierop

behouden te blijven. Er is veel waardering voor deze

bijzondere landschappelijke kenmerken van de oostflank. De

bebouwing neemt in dit landschap een zeer bescheiden

positie in. In het buitengebied is nieuwe bedrijfsvestiging

uitgesloten. Voor vervanging en uitbreiding is een goede

landschappelijke inpassing het uitgangspunt.

WELSTANDSREGIEM

Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem

waarbij het respecteren van de huidige ruimtelijke structuur

het uitgangspunt is. Het regiem is gericht op het handhaven

van de bebouwingskarakteristiek.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- De bebouwing is op de weg georiënteerd

- De bestaande situering is uitgangspunt bij vervanging

- Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig

aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en

uitbreiding handhaven

- Bijgebouwen zijn achter het hoofdgebouw gesitueerd

Massa en vorm

- De bestaande schaalgrootte is uitgangspunt bij vervanging

en uitbreiding

- De bebouwing is individueel herkenbaar

- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige

bouwmassa.

- De kap is beelddominant voor het hoofdgebouw en

bijgebouwen

- Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan

Detaillering

- Een ingetogen, eenvoudige detaillering

- Bij uitbreiding sluit de detaillering aan bij het bestaande

Materiaal- en kleurgebruik

- Gevels van metselwerk in een rode of bruine kleur

- Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen

uitvoeren in een gedekte kleurstelling

- De daken zijn uitgevoerd in een niet spiegelend materiaal

in een rode of donkere kleur

Boerderijen

- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de

objectcriteria

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

30 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

G E B I E D

ALGEMEEN

Wegens gebrek aan bouwland begon men met

veenontginningen aan de rand van het veengebied; de

zogenaamde randveenontginningen. Het ging hierbij om

individuele en in het algemeen weinig systematische

vervening.. Exloërveen, Boermastreek, Drouwenerveen en

Buinerveen zi jn ontstaan als gevolg van de

randveenontginningen.

De boerderijen werden op natuurlijke hoogtes gevestigd.

Hierdoor is in vergelijking met de latere grootschalige

verveningen, een onregelmatig verkavelingpatroon ontstaan.

Kenmerkend is het opstrekkend karakter van de kavels.

Het lint heeft een uitgesproken landelijk karakter, de afstand

van de gebouwen tot de weg kent een zekere mate van variatie.

De onderlinge afstand tussen de gebouwen varieert sterk. In

de bebouwde kommen, bij de aansluitingen op de diepen is

sprake van verdichting van het lint.

De bebouwing is vrijstaand. De bebouwing is op de weg

georiënteerd en over het algemeen staat de nokrichting haaks

op de weg (of parallel aan de zijdelingse perceelsgrens). Bij

nieuwere invullingen uit de jaren zestig is de kap soms parallel

met de weg. De vorm van de boerderijen is nagenoeg identiek,

ze zijn verwant met het zogenaamde. Oldambster krimptype;

een hoog voorhuis, met een voorgevel met drie grote ramen

en daarboven drie kleine ramen, een simpele goot met

daarboven een wolfseind, de voordeur is aan de zijkant en

de schuurdeuren overwegend aan de achterzijde.

De gebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa. Het

merendeel van de bebouwing bestaat uit een laag met kap.

De kap is beelddominant. De gevels zijn gemetseld met een

rode of bruine steen, de kap is vaak afgedekt met een donkere

pan. De bijgebouwen zijn overwegend vrijstaand en achter

het hoofdgebouw geplaatst.

De bebouwing kent een ingetogen detaillering met een

verticale geleding in de voorgevel.

DE RANDVEENWEG5

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 31

BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING

Het beleid is gericht op het behoud en herstel van de

ruimtelijke en functionele structuur. Er is waardering voor het

landelijke karakter van het lint en het herkenbare beeld door

het steeds terugkerende boerderijtype. De ontwikkelingen

zullen zich beperken tot het uitbreiden of vervangen van de

bestaande bebouwing.

WELSTANDSREGIEM

Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem

waarbij het respecteren van de huidige karakteristieke, de

ruimtelijke structuur en de bebouwing het uitgangspunt is.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Oriëntatie van de woningen en voorhuizen op de weg

- Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig

aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en

uitbreiding handhaven

- Bijgebouwen zijn bij voorkeur achter het hoofdgebouw

gesitueerd

Massa en vorm

- De gebouwen zijn individueel herkenbaar

- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige

bouwmassa.

- Kap is beelddominant voor het hoofdgebouw.

- Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan.

Detaillering

- Eenvoudige, ingetogen detaillering

- De gevels hebben een verticale geleding

Materiaal- en kleurgebruik

- Gemetselde rode of bruine gevels

- Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen

uitvoeren in een gedekte kleurstelling

- De daken zijn uitgevoerd in een donker niet spiegelend

materiaal of riet

Boerderijen

- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de

objectcriteria

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

32 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

G E B I E D

ALGEMEEN

De dorpen Valthermond, 2e Exloërmond, 1e Exloërmond,

Nieuw-Buinen, Buinerveen en Drouwenermond zijn ontstaan

langs de kanalen die zijn gegraven voor de grootschalige

ontginning van het Drentse veengebied.

Kenmerkend voor de ruimtelijke structuur zijn de dubbele

diepen, waarlangs zich de dubbele lintbebouwing heeft

ontwikkeld.. In de ruimte tussen de twee diepen (de vooraffe

van circa 220 m breed) ligt de dorpsbebouwing. Aan de

overzijde van het diep, de landzijde, liggen op onderlinge

regelmatige afstand de boerderi jen met de

landarbeidershuisjes. Ondanks de demping van veel van de

diepen is deze heldere ruimtelijk opzet met dit asymmetrische

profiel beeldbepalend. Bij de dubbellinten is er een hiërarchie

ontstaan tussen de twee diepen. Een van de twee is vaak de

hoofdverkeersweg geworden. De bebouwing van het dorp

Zandberg op een zandhoogte in het veenkoloniaal gebied

valt ook onder deze gebiedsbeschrijving.

In het enkellint en de dwarslinten staat de dorpsbebouwing

voornamelijk langs de wegzijde en de boerderijen aan de

overzijde van het diep; deze verdeling is minder consequent

aanwezig dan in het dubbellint.. De ruimtelijke kenmerken

van de dorpsbebouwing en de boerderijen zijn in de enkel-

en dubbellinten en de dwarsverbindingen door dezelfde

ontstaansgeschiedenis nagenoeg identiek.

Verdichtingen in de lintbebouwing zijn te vinden bij de

dwarsverbindingen tussen de lintdorpen. In de loop der tijd

zijn de linten aan de dorpszijde verdicht en zijn veel van de

oude woningen vervangen. Des te ouder de woonbebouwing

is, des te dichter staan de huizen op de weg. De recentere

bebouwing is verder teruggeplaatst.

De kenmerkende functiemenging is aan de dorpszijde nog

steeds aanwezig. Door de grote diepte van de kavels zijn er

verspreid over het lint veel bedrijven te vinden.

Aan de landzijde is weinig nieuwe bebouwing toegevoegd,

hier en daar zijn moderne schuren of een tweede

bedrijfswoning bij de boerderijen geplaatst. Het zicht op het

open land is nog ruimschoots aanwezig.

Functieveranderingen zijn tot nu toe vrij soepel in het lint

opgenomen. De boerderijen en de huizen staan over het

algemeen met de nok loodrecht op het diep en de weg, een

uitzondering hierop zijn de landarbeiderswoningen aan de

landzijde.

De hoofdgebouwen van de woonhuizen hebben een

enkelvoudige bouwmassa. Het merendeel van de bebouwing

bestaat uit één laag met een kap, opgetrokken uit rode of bruine

baksteen en afgedekt met donkere pannen. De bijgebouwen

zijn veelal vrijstaand en achter op het erf geplaatst

De boerderijen zijn door hun monumentale omvang en vaak

fraaie vormgeving belangrijke beelddragers.

BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING

Het beleid is gericht op behoud van de ruimtelijke en

functionele karakteristiek van de dorpen.

Circa acht gebouwen hebben een monumentale status. In

een aantal bestemmingsplannen hebben panden een

aanduiding “karakteristiek pand”. Dit betekent dat de uitwendige

hoofdvorm van het gebouw in principe dient te worden

gehandhaafd. Dit zijn vaak de beeldbepalende agrarische

hoofdgebouwen en incidenteel een beeldbepalend

woonhuis.

6 VEENKOLONIALE LINTBEBOUWING

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 33

Langs de diepen is op een enkele plaats nog een

nieuwbouwlocatie voorhanden. De heldere ruimtelijke en

functionele hoofdstructuur van de dubbellinten is bijzonder.

Met uitzondering van de monumentale voorhuizen van de

boerderijen is de bebouwing architectonisch niet bijzonder.

De bebouwing ondersteunt de ruimtelijke hoofdstructuur

door de grote schaalverschillen tussen de dorpsbebouwing

en de boerderijen en de aan deze types gerelateerde vormtaal.

De bestemmingsplannen bieden het juridische kader voor

het behoud van deze ruimtelijke structuur. In het dorp

Zandberg is de rooms-katholieke kerk op de monumentenlijst

geplaatst.

WELSTANDSREGIEM

Het welstandsregiem in deze gebieden is regulier. Het is

gericht op het handhaven van de kenmerkende ruimtelijke

structuur en de gevarieerde bebouwing.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- De huidige voorgevelrooilijnen zijn uitgangspunt bij

vervanging of uitbreiding

- Woon- en voorhuizen zijn op de weg georiënteerd

- Een bestaande nokrichting bij vervanging en uitbreiding

handhaven

- Bijgebouwen zijn bij voorkeur achter het hoofdgebouw

gesitueerd

- Grootschalige bedrijfsbebouwing zoals loodsen aan de

dorpszijde achter de achtergevelrooilijnen van de

woningen situeren

Massa en vorm

- De bebouwing is individueel herkenbaar

- De bebouwing heeft met uitzondering van de agrarische

hoofdgebouwen een enkelvoudige bouwmassa.

- De kap is beelddominant voor hoofd- en bijgebouw

- Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan

Detaillering

- Eenvoudige detaillering

- Aandacht voor de rijke detaillering op de voorhuizen

van de boerderijen die vaak passend in één bouwstijl

zijn uitgevoerd

- Bij uitbreiding sluit de detaillering aan op het bestaande

Materiaal- en kleurgebruik

- In de bebouwingslinten aan de dorpszijde en de

woningen aan de landzijde een rode of bruine gevelsteen

en een donkere niet spiegelende dakpan toepassen

- Bij aanpassingen en verbouwingen materiaal- en

kleurkeuze passend bij de leeftijd en de bouwstijl van de

gebouwen

- Nieuwe bedrijfsbebouwing zoals schuren en loodsen in

een gedekte kleur

- Bij aanpassingen en verbouwingen aan monumenten en

de als karakteristiek bestemde panden geen plaatmateriaal

en geen kunststof en aluminium kozijnen toepassen

Boerderijen

- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de

objectcriteria

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

34 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ALGEMEEN

De ontwikkeling van Klijndijk wijkt af van de andere

zanddorpen op de Hondsrug. Het is een jonge kern, Klijndijk

is ontstaan uit verspreide lintbebouwing aan de Hoofdweg

en de Melkweg. Deze twee wegen vormen de ruimtelijke

hoofdstructuur van Klijndijk. De wegen hebben beide een

verkeersfunctie. Ze worden begeleid door brede groene

bermen met monumentale bomen. In de naoorlogse jaren is

het gebied tussen de wegen ten noorden van de kruising

verder bebouwd. Aan de Hoofdweg is de grootschalige

bebouwing gesitueerd; enkele bedrijven en een

schoolgebouw met gymzaal. Met uitzondering van de gymzaal

staan deze grote volumes op enige afstand van de Hoofdweg.

Door de aard van hun functie, een restaurant en een

showroom hebben ze een open karakter.

Aan de Melkweg zijn kleinere bedrijven gelegen, ook de

woonbebouwing langs deze weg heeft een kleinere schaal

en maat.. Door de royale afstand tussen de bebouwing zijn er

veel doorkijken naar het open landschap.

De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa.

Het merendeel van de bebouwing bestaat uit één laag met

kap, opgetrokken uit een rode of bruine baksteen en veelal

afgedekt met een donkere pan. De nokrichting is zowel haaks

als parallel met de weg. De bijgebouwen zijn oa omdat er

forse achtererven zijn, achter de woning geplaatst.

De grootschalige bebouwing aan de Hoofdweg is sterk

beeldbepalend. Langs de Melkweg wordt het beeld bepaald

door de vrijstaande woningbouw.

G E B I E D

KLIJNDIJK7

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 35

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- De bestaande voorgevelrooilijn wordt bij uitbreiding en

vervanging gerespecteerd

- De hoofdgebouwen zijn op de (hoofd)weg georiënteerd

- Bijgebouwen zijn bij op ruime afstand achter de

achtergevellijn van het hoofdgebouw gesitueerd.

- Grote bedrijfsbebouwing is teruggerooid ten opzicht van

de kleinschaliger bebouwing

Massa en vorm

- De gebouwen zijn individueel herkenbaar

- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige

bouwmassa.

- De kap van het hoofdgebouw domineert het beeld

- Toepassen van een piramidekap is niet toegestaan

- De grote bedrij fsbebouwing kent een gelede

gevelopbouw met een open gevel langs de Hoofdweg

BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING

Het beleid is gericht op het behoud en herstel van de

ruimtelijke structuur en opbouw van het dorp.

Er is waardering voor het dorpse karakter en de brede groene

bermen met de monumentale bomen.

WELSTANDSREGIEM

Voor de dorpskern van Kli jndijk geldt een regulier

welstandsregiem wat is gericht op het handhaven van de

karakteristieke ruimtelijke structuur en bebouwing.

Detaillering

- De detaillering is passend bij de bouwstijl van het gebouw,

dit betekent overwegend een ingetogen detaillering

Materiaal- en kleurgebruik

- De gevels van de woonhuizen zijn uitgevoerd in baksteen,

in een rode of bruine kleur

- De daken van de hoofdgebouwen zijn afgedekt met niet

spiegelende pannen in een terughoudende kleur

- De bedrijfsgebouwen hebben een gedekte kleurstelling

Boerderijen

- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de

objectcriteria

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

36 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ALGEMEEN

Odoornerveen is een Drentse veenkolonie ontstaan rond

1855 met het graven van het Oranjekanaal. Aan weerszijden

van het kanaal zijn over een grote lengte afwisselend

arbeiderswoningen en boerderijen gebouwd. Door de ruime

afstand tussen de gebouwen is er overal ruim zicht naar het

open veld. Ter plaatse van de Torenwijk is sprake van enige

verdichting.

De lintbebouwing kent door de verschillen in functie, leeftijd

en bouwstijl een gevarieerd beeld. De voorgevelrooilijn van

de bebouwing varieert. De bebouwing is vrijstaand, met een

éénlaagse bouwhoogte met forse kap. De gebouwen hebben

een enkelvoudige bouwmassa.

De nokrichting van de kap is haaks op het kanaal. De kapvorm

is veelal een zadeldak met of zonder wolfseind. De gevels zijn

opgetrokken in een rode tot bruine baksteen, de daken zijn

afgedekt met een grijze tot donkergrijze dakpan.

De bijgebouwen zijn veelal achter de achtergevelrooilijn

geplaatst.

G E B I E D

ODOORNERVEEN8

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 37

BELEID, ONTWIKKELING EN WAARDERING

Het beleid is gericht op het behoud en herstel van de

ruimtelijke en functionele karakteristiek van het dorp. Nieuwe

woonbebouwing is tot nu toe op passende wijze in het

bestaande lint geplaatst.

Het lint heeft een uitgesproken landelijk karakter. Er is

waardering voor de bescheiden, rustige plaats die de

bebouwing inneemt in dit landschap. Dit rustige

bebouwingsbeeld komt vooral door de onderlinge

overeenkomsten van de bouwmassa’s en een homogeen

kleur- en materiaalgebruik.

WELSTANDSREGIEM

Voor deze lintbebouwing geldt een regulier welstandsregiem,

waarbij het huidige rustige bebouwingsbeeld de leidraad is.

Aanvullend beleid

Voor de uitbreiding van Odoornerveen is een regieplan

opgesteld; de bebouwingsrichtlijnen die hierin worden

genoemd voor het lint zijn integraal opgenomen in de

welstandscriteria.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Binnen de variatiebreedte van de huidige

voorgevelrooilijnen vindt de vervanging en uitbreiding

plaatst

- De gebouwen zijn op de weg en het kanaal georiënteerd

- Bijgebouwen zijn bij voorkeur achter de achtergevellijn

van het gebouw geplaatst

- De nokrichting van de bebouwing staat haaks op de weg

Massa en vorm

- De gebouwen zijn individueel herkenbaar en bij voorkeur

vrijstaand

- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige

bouwmassa.

- De kap domineert het beeld; de kapvorm is een zadeldak,

al dan niet uitgevoerd met een wolfseind

Detaillering

- De detaillering is passend bij de bouwstijl en de functie

van het gebouw

Materiaal- en kleurgebruik

- De gevels van de gebouwen zijn opgetrokken in baksteen,

in een rode of bruine kleur

- De daken van de woonhuizen zijn afgedekt met niet

spiegelende pannen in een grijze kleur tot antracietkleur

- Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen

uitvoeren in een gedekte kleurstelling

Boerderijen

- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de

objectcriteria

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

38 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ALGEMEEN

In tal van dorpen kan de vraag naar woningen niet meer worden

gerealiseerd aan de oude ruimtelijk (infra)structuur. Er worden

nieuwe wijken en buurten ontworpen. Deze bebouwing

onderscheidt zich van de voorgaande periodes, omdat het

causale verband tussen de ruimtelijke structuur, de

landbouwwijze en het landschap niet meer aanwezig is. Bij de

uitbreiding tussen de diepen in de veenkoloniale dubbellinten

sluit de verkavelingswijze aan bij de hoofdopzet van de

dubbellinten. De wijken onderscheiden zich vooral door de

periode waarin ze zijn gebouwd en hebben onderling veel

overeenkomsten. De eerste jaren vijftig en zestig

uitbreidingswijken kenmerken zich door een eenvoudige en

ruime opzet. Het betreft rijtjeswoningen of twee-onder-een-

kapwoningen. De woningen hebben een openbare zijde aan

de straat, met de voorgevel en voordeur en een private achterzijde

met de achtertuin. De huizen kennen een eenvoudig, sobere

vormgeving. De nokrichting is overwegend evenwijdig aan de

straat.

In de woonerfbuurten uit de jaren zeventig, begin jaren tachtig

zijn de woningen rondom een hof of straatje gegroepeerd; het

onderscheid tussen een openbare voorzijde en een informele

achterzijde is over het algemeen niet meer aanwezig. In de

meeste dorpen blijven de woningen echter met een voorzijde

op de straat georiënteerd. De (in)formele kenmerken uit deze

periode zijn overal goed herkenbaar door de korte rechtstanden

van de wegen en een verspringende rooilijn. In de wijken uit

deze periode is gevarieerder gebouwd; huur- en koopwoningen,

vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen en

rijtjeswoningen. De meest recente woonwijken kennen een

meer zakelijke en formelere opzet. In deze wijken zijn veel kavels

voor de particuliere opdrachtgevers. Voor sommige van deze

wijken zijn regieplannen gemaakt, waarin een aantal

beeldaspecten is vastgelegd. In Borger en Exloo zijn

woonwagenkampen gelegen welke ook onder dit

welstandsgebied vallen. De woonwagenkampen hebben een

informeler karakter en bestaan meestal uit eenvoudige

bebouwing van één laag met plat dak.

Ruimte

De straatprofielen in de wijken zijn over het algemeen ruim te

noemen. In de jaren zestig en zeventig is er sprake van

wandvormende bebouwing. In de jaren tachtig en negentig

wordt door de bouw van veel vrijstaande bebouwing het beeld

afwisselender. In de woonerfwijken is er sprake van een besloten

sfeer.

Plaatsing

De bebouwing is in rooilijnen langs de straat of hof geplaatst. In

de jaren tachtig komt er meer variatie in de rooilijn.

Hoofdvorm

De bebouwing kent een eenheid per project. In de jaren zestig

en zeventig is er veel in twee bouwlagen met kap gebouwd, in

de jaren negentig is één bouwlaag met kap de meest

voorkomende vorm. De vrijstaande woningen worden rond

2000 groter; aan de hoofdvorm worden zijvleugels ontworpen

en er wordt meer tweelaags gebouwd.

De woningen zijn gebouwd van steenachtige materialen. De

kleurstelling verandert van rood, bruin en geel in de jaren voor

1990 tot een meer lichtere kleurstelling in de jaren negentig. Na

2000 is er weer een trend naar donkere stenen te zien.

.

BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING

Het beleid is gericht op het behoud van het bestaande

woonmilieu; door het respecteren van de ruime opzet van de

G E B I E D

PLANMATIG ONTWORPEN WOONGEBIEDEN9

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 39

wijken, de schaal en karakteristieken per project. Het incidenteel

wijzigen van woningen is over het algemeen geen probleem. In

bepaalde gebieden zal het planmatig wijzigen van de woningen

het beleid kunnen zijn. Veel voorkomende bouwaanvragen

zullen lichtvergunningplichtig zijn en kunnen worden getoetst

op de zogenaamde sneltoetscriteria.

WELSTANDSREGIEM

Voor deze wijken geldt een regulier welstandsbeleid waarbij de

ruimtelijke structuren per periode en huidige bebouwing de

leidraad is.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Bestaande rooilijnen respecteren

- Oriëntatie op de straat of hof

Massa en vorm

- Bestaande geledingen van hoofd- en bijgebouw

respecteren

- Wijziging bij rijtjeswoning of dubbele woning dient te

passen in het bouwblok

- Per rij of bouwblok het hanteren van een vergelijkbaar

type dakopbouw of dakkapel

- Bijgebouwen grenzend aan de openbare weg of groen in

de stijl van het hoofdgebouw

- Aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt aan de bestaande

hoofdmassa

Detaillering, materiaal- en kleurgebruik

- Materialisering, kleurgebruik en detaillering afstemmen op

het bouwblok

- Bij woningen die zichtbaar zijn vanuit het buitengebied

zijn hoogglanzende/ spiegelende dakbedekkingen niet

toegestaan.

Aanvullende criteria regieplangebieden

- Bij vervanging of wijziging moet in stijl, nokrichting en

kleurgebruik worden aangesloten bij de omliggende

bebouwing. Voor de woningen die de overgang naar het

buitengebied vormen, wordt extra aandacht gevraagd voor

kleurgebruik en detaillering

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

40 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ALGEMEEN

De bedrijventerreinen de Noorderkijl (2e Exloërmond) de

Drentse poort, de Industrieweg (Nieuw-Buinen), Nuisveen

(Borger), zandwinlocatie Ellertshaar en Diermedisch centrum

Klijndijk zijn planmatig aangelegd en kennen een ander

karakter dan bedrijven die zijn gesitueerd aan reeds bestaande

infrastructuur.

De bebouwing staat op ruime percelen op enige afstand van

de weg. De bebouwing bestaat uit bedrijfshallen en

bijbehorende kantoren. Op de Noorderkijl, Nuisveen,

zandwinlocatie Ellertshaar en het Diermedisch centrum is

op een deel van het terrein de combinatie van wonen en

werken mogelijk.

De hoofdvorm is eenvoudig, de daken zijn plat of met een

flauwe kap. Het volume van de bebouwing is relatief groot en

heeft een functionalistische uitstraling. De hallen zijn vaak

bekleed met plaatmateriaal, de detaillering is doelmatig.

BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING

G E B I E D

BEDRIJVENTERREINEN10

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 41

In termen van architectuur en stedenbouw zijn aan deze

bedrijventerreinen geen waarden toe te kennen. Wijzigingen

en aanpassingen conform de ruimte in het bestemmingsplan

zijn geen enkel probleem.

WELSTANDSREGIEM

Voor de bedrijventerreinen geldt een regulier

welstandsregiem waarbij de zichtlocaties aan de randen extra

aandacht verdienen.

Aanvullend beleid

Voor het bedrijventerrein Diermedisch centrum Klijndijk is

een regieplan vastgesteld. Aangezien dit nog een te

ontwikkelen gebied betreft, blijft het regieplan van toepassing.

In het bestemmingsplan bedrijvenpark Nieuw-Buinen is de

strook langs de S5 aangeduid als “aandachtsgebied

beeldvorming gebouwen”. In de welstandscriteria wordt

zoveel mogelijk aangesloten bij dit bestemmingsplan.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Oriëntatie op de openbare weg

- Gebouwen op een zichtlocatie hebben een

architectonische meerwaarde

- In het bedrijvenpark Nieuw-Buinen heeft de bebouwing

in de strook “aandachtsgebied beeldvorming gebouwen”

een representatief voorkomen, een etalagewerking. De

bebouwing functioneert als herkenningspunt, hetgeen in

de architectuur en onderlinge situering wordt benadrukt

- De opslag op het buitenterrein wordt afgeschermd door

middel van de gebouwen of groen

Massa en vorm

- Hallen en loodsen hebben een eenvoudige hoofdvorm

- In het bedrijvenpark Nieuw-Buinen heeft de bebouwing

in de strook “aandachtsgebied beeldvorming gebouwen”

een grotere hoogte dan de bebouwing in de directe

omgeving

Detaillering, materiaal- en kleurgebruik

- Een gedekte kleurstelling (aardekleuren) aan de aan het

landschap grenzende randen van het bedrijventerrein

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

42 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ALGEMEEN

Op het zandgebied in de gemeente zijn veel recreatieterreinen

en bungalowparken. De terreinen die soms een grote omvang

kennen, zijn onopvallend aanwezig; ze zijn opgenomen in

een bosachtige omgeving en afgeschermd door bos en

beplanting.

Nabij de toegang tot deze terreinen bevindt zich veelal een

centrum- of entreegebouw van een grotere schaal.

De huisjes staan vaak in een losse setting en informeel tussen

de bomen gegroepeerd. De huisjes zijn overwegend vrijstaand

of twee-onder-een-kap. De onderlinge afstand van de huisjes

varieert.

De huisjes hebben een enkelvoudige bouwmassa bestaande

uit één bouwlaag met plat of afgeschuind dak. Er is weinig

plastciteit in de bouwvolumes en de onderlinge verschillen

in omvang zijn gering.

Er is sprake van een traditionele bouwstijl, met metselwerk en

donker hout in een sobere detaillering.

G E B I E D

RECREATIETERREINEN11

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 43

BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING

Er is waardering voor de groene setting van de parken en de

informele wijze waarop de huisjes hierin zijn geplaatst. Een

aantal terreinen zal in de toekomst wellicht uitbreiden.

WELSTANDSREGIEM

Voor de recreatieterreinen en parken geldt een regulier

welstandsregiem waarbij de woningen aan de randen extra

aandacht verdienen.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Het bestaande groene beeld wordt gerespecteerd

Massa en vorm

- Herkenbare en eenduidige bouwvolumes

Materiaal- en kleurgebruik

- De kleurstelling voor de gebouwen aan de randen en het

centrumgebouw is gedekt

- Waar een cluster herkenbaar is, moeten de woningen

onderling in kleur harmoniëren

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

44 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ALGEMEEN

Het woonzorgcentrum de Paasbergen is het enige gebied in

de gemeente waar meerdere grote bouwvolumes in een

parkachtige setting zijn gegroepeerd. In andere voorkomende

gevallen betreft het vaak één bijzonder gebouw, die ruim is

gesitueerd op een royale afstand tot de weg. De

gebiedsbeschrijving van de omliggende bebouwing is hier

nog steeds van toepassing.

De ruimtelijke kwaliteit van de Paasbergen, die door een

gefaseerde nieuwbouw tot stand is gekomen, wordt deels

bepaald door haar ligging tussen de Hoofdstraat en een

bosgebied.

Er is sprake van een open bebouwingsstructuur, met veel

open ruimtes en zicht op de Hoofdstraat en het bos. De

ruimtes tussen de gebouwen hebben een semi-openbaar

karakter.

Een duideli jke rooil i jn is niet aanwezig. Door de

positionering ten opzichte van elkaar, de situering aan de

semi-openbare buitenruimtes, is er een onderling verband,

een relatie tussen de bouwvolumes.

De omvang van de bouwmassa’s is divers, zowel wat betreft

de hoogte als het bebouwd oppervlak. De meeste gebouwen

zijn als individueel gebouw herkenbaar; de seriematigheid

van het programma is niet direct te herkennen. De gevels,

veelal van baksteen in uiteenlopende kleuren variëren

eveneens sterk in hun opbouw. Van een ornamentering is

niet echt sprake.

G E B I E D

12 BIJZONDERE GEBOUWEN IN EEN GROENE OMGEVING

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 45

BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING

Het beleid zal erop zijn gericht de huidige ruimtelijke en

functionele status te handhaven en waar nodig te versterken.

Er is waardering voor de vele open parkachtige ruimtes en

de zorgvuldig ontworpen gebouwen.

WELSTANDSREGIEM

Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsregiem,

waarbij het respecteren van de open parkachtige structuur

een uitgangspunt is.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Eventuele nieuwe bebouwing is niet rooilijngebonden.

De positie dient zorgvuldig te worden bepaald in relatie

tot de bestaande bebouwingsvolumes

- Bij (vervangende) nieuwbouw blijft de open ruimtelijke

structuur behouden

- De gebouwen oriënteren zich op de omliggende

openbare en open ruimtes. Veelal zal dit een veelzijdige

oriëntatie betekenen

- Bijgebouwen en aan- en uitbouwen die de open ruimtelijk

structuur dichtzetten, dienen te worden vermeden

Massa en vorm

- Herkenbare en eenduidige bouwvolumes

- De hoofdvorm verhoudt zich in schaal tot de omringende

bouwvolumes

- Een kap en platte afdekking zijn mogelijk.

- Geen voorkeur voor een verticale of horizontale geleding

Detaillering, materiaal- en kleurgebruik

- Baksteen in diverse kleuren als basismateriaal voor de

gevels

- Bij kappen de toepassing van een donkere niet glimmende

dakbedekking

- Bij het ontwerp passende zorgvuldige detaillering

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

46 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

G E B I E D

13ALGEMEEN

In en rondom een aantal dorpen zijn sportterreinen, ijsbanen,

begraafplaatsen en groengebiedjes aangelegd.

Eventuele bebouwing heeft in deze groengebieden een

directe relatie met de functie van het groengebied; een

sportkantine, een uitvaartgebouwtje et cetera. Over het

algemeen gaat het om kleine objecten die opgaan in een

groene setting.

GROEN- EN SPORTGEBIEDEN

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 47

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Plaatsing van het gebouw is gerelateerd aan de functie van

het terrein

Massa en vorm

- Eenvoudige hoofdvorm

Detaillering, materiaal- en kleurgebruik

- Eenvoudige gevelopbouw

- Materiaalgebruik in relatie tot functie van het gebouw

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING

Het beleid is gericht op het handhaven van de bestaande

kwaliteiten; het groene, onbebouwde karakter van de

betreffende gebieden is beeldbepalend. De bebouwing heeft

een ondergeschikte rol.

WELSTANDSREGIEM

Voor de groen- en sportgebieden geldt een regulier

welstandsregiem waarbij de setting in het groen het

uitgangspunt is.

48 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ALGEMEEN

Dit betreft hoofdzakelijk de verspreide bebouwing in het

ontginningslandschap van de voormalige heidevelden, zoals

Ellertshaar, Eesergroen en Eeserveen. Deze gebieden zijn als

laatste in cultuur gebracht.

De verspreide bebouwing in het zandgebied die op de

welstandskaart niet is ondergebracht bij de dorpen of de

weglinten valt eveneens onder deze gebiedsbeschrijving. Dit

betreft de verspreide bebouwing van Bronnegerveen en

verspreide lintbebouwing tussen de kernen van de esdorpen.

In het veenkoloniale gebied waar de bebouwing is geordend

langs de linten komt geen verspreide bebouwing voor.

De verspreide bebouwing is redelijk divers, maar bestaat

voornamelijk uit kleine (voormalige) boerderijen.

G E B I E D

14 VERSPREIDE BEBOUWING

De bebouwing is vrijstaand, met een eenlaagse bouwhoogte

met kap. De gebouwen hebben een enkelvoudige bouwmassa.

De nokrichting is in de meeste situaties haaks op de weg. De

kapvorm is veelal een zadeldak met of zonder een wolfseind.

De woongevels van de boerderijen oriënteren zich op de

weg. De gevels zijn opgetrokken in een rode of bruine

baksteen, de daken hebben een gedekte kleurstelling, veelal

pannen.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 49

BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING

Het beleid is gericht op behoud en herstel (in de beekdalen)

van landschappelijke en natuurlijke waarden in de gebieden.

In het veldontginningsgebied is de grondgebonden

landbouw de hoofdfunctie . Vestiging van nieuwe

grondgebonden bedrijven is onder voorwaarden mogelijk.

In de beekdalen is een nieuwe vestiging van agrarische

bedrijven niet toegestaan. (De vestiging van woningen en

niet agrarische bedrijven is in geen van deze gebieden

toegestaan). In Bronnegerveen richt zich het herstel van de

landschappelijk waarden met name op de versterking van het

onderscheid tussen de zandopduiking en de aangrenzende

beekdalen. Er is waardering voor het landelijke karakter van

het gebied en de bescheiden plaats die de bebouwing in dit

landschap inneemt.

WELSTANDSREGIEM

Voor de verspreide bebouwing geldt een regulier

welstandsregiem waarbij het respecteren van de

landschappelijke en natuurlijke waarden een uitgangspunt is.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Oriëntatie van de woningen en voorhuizen op de weg

- Een bestaande nokrichting haaks op de weg of evenwijdig

aan de zijdelingse perceelsgrens bij vervanging en

uitbreiding handhaven

- Bijgebouwen zijn bij voorkeur achter het hoofdgebouw

gesitueerd

Massa en vorm

- De gebouwen zijn individueel herkenbaar

- De hoofdgebouwen hebben een enkelvoudige

bouwmassa.

- De kap is beelddominant voor het hoofdgebouw en de

bijgebouwen

- Toepassing van een piramidekap is niet toegestaan

Detaillering

- Eenvoudige ingetogen detaillering

Materiaal- en kleurgebruik

- Gevels van metselwerk in een rode of bruine kleur

- Grote vlakken op het hoofdgebouw en bijgebouwen

uitvoeren in een gedekte kleurstelling

- Herkenbaar verschil tussen woon- en bedrijfsgedeelte

boerderijen handhaven ( bijvoorbeeld kleurverschillen

in het dak)

- De daken uitvoeren in een gedekte kleurstelling en een

niet spiegelend materiaal

- In het veengebied is een rietafdekking niet toegestaan

Boerderijen

- Criteria voor boerderijen zijn te vinden onder de

objectcriteria

Reclame

- Criteria voor vergunningplichtige reclameobjecten zijn

te vinden onder de objectcriteria

50 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

G E B I E D

15 NIEUWE LANDGOEDEREN

ALGEMEEN

De landgoederen uit het verleden hebben bijna zonder

uitzondering de eigenschap dat zowel (een groot deel van)

de landerijen als de bebouwing zich onderscheidt van het

omliggende landschap en de landelijke bouwkunst die daarin

een vanzelfsprekende plaats inneemt. Voor zowel de

landgoedtuin als het huis werden veelal hoog gekwalificeerde

ontwerpers ingehuurd. Dit heeft er mede toe geleid dat deze

landgoederen niet alleen door de omvang, maar zeker ook

wat betreft de (landschaps) architectuur een bijzondere plaats

in ons cultuurhistorisch erfgoed innemen. Soms is een

landgoedcomplex als een enclave met een totaal afwijkende

structuur ten opzichte van de omgeving te beschouwen, soms

is er sprake van een aansluiting of verbondenheid met de

context, maar bijna altijd voelt men zich er in een bijzondere

omgeving.

Zoals een historisch landgoed iets zegt over de tijd waarin

ze is gerealiseerd zo zou een nieuw landgoed ook een

uitdrukking kunnen zijn van de huidige maatschappelijke

verhoudingen door architectuur en door er bijvoorbeeld

bijzondere (neven)functies aan toe te kennen waardoor het

zowel ruimtelijk als ook functioneel onderdeel is van een

groter geheel. Het zijn vooral deze kwaliteiten, die een

meerwaarde kunnen genereren voor een bepaald gebied,

die uitgangspunt zouden moeten zijn bij het ontwerpen

van nieuwe landgoederen.

LANDSCHAP

Bij het ontwikkelen van een idee voor een landgoed

dienen de bestaande en/of oorspronkelijke kernkwaliteiten

van het landschap in beeld gebracht te worden. Elk

ontwerp (zowel het contrast- als het harmoniemodel) dient

op een prikkelende wijze op deze kernkwaliteiten te

reageren met als uitgangspunt deze te versterken.

RELATIE TUSSEN BEBOUWD EN ONBEBOUWD

Er dient een sterke interactie te zijn tussen de bebouwing

op een nieuw landgoed en de aanleg van het omliggende

groengebied. Hoewel dat wel één van de mogelijkheden is

betekent dit niet op voorhand een maximale ruimtelijke

verweving tussen gebouw en omgeving.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 51

BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING

In het Beleidsplan Nieuwe Landgoederen Borger –

Odoorn heeft de gemeente het beleid beschreven ten

aanzien van de vestiging van nieuwe landgoederen. Ook

zijn hierin de voorkeursgebieden aangewezen waar aan het

vestigen van nieuwe landgoederen in principe wordt

meegewerkt.

WELSTANDSREGIEM

Voor de nieuwe landgoederen geldt een bijzonder

welstandsregiem. Dit omdat een nieuw landgoed vraagt om

een zorgvuldige benadering zodat er nieuwe monumenten

voor de nabije toekomst kunnen worden gerealiseerd.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Het landschappelijk ontwerp bepaalt de positie van

het woonhuis. Afstemming tussen de

positie van het gebouw en de omgeving zorgt voor een

sterke twee-eenheid.

Massa en vorm

- De architectuur dient zich te onderscheiden van die in

de omgeving.

- Een nieuw landgoed neemt in ruimtelijke zin een

bijzondere positie in. Dit betekent een /

bovengemiddelde architectonische kwaliteit als

onderdeel van een totaalvisie*. De architectuur moet

als een representant van deze tijd in gelijkwaardigheid

kunnen bestaan naast de hoogwaardige kwaliteit van

de historische landgoederen. Op het landgoed staat

een landhuis met allure en uitstraling.

- Nieuwe bebouwing moet in massa en vorm de

ruimtelijke kenmerken van het betreffende

landgoed waarop gebouwd wordt ondersteunen.

Detaillering

- De motieven en de kwaliteit voor de materialisatie en

van de detaillering dienen vanuit een totaalvisie*

overtuigend te zijn.

Materiaal en detaillering

- Materiaal- en kleurgebruik spelen een voorname

rol in de relatie tussen het gebouw en de

omgeving.

De omgeving van het gebouw

- De directe omgeving van het gebouw (tuin,

terrassen,et cetera.) bemiddelt tussen het

gebouw en het landgoed. Dit kan door een

optimale ruimtelijke verweving, maar ook

door duidelijke begrenzingen.

* De totaalvisie behoort gebaseerd te zijn op een

cultuurhistorische analyse van de locatie waaruit een

concept is ontwikkeld. Vanuit dit concept worden landhuis

en landgoed in onderlinge samenhang ontworpen.

52 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

G E B I E D

16 ONTWIKKELINGSGEBIEDEN

- Nieuw-Buinen/ Buinerveen, woonlocatie

Hoofdkade

- Odoorn, Langhieten II

- Odoornerveen, Uitbreiding

- Valthermond, Plaats 62

Thans bekende ontwikkelingsgebieden waarvoor t.z.t. een

BKP wordt opgesteld zijn:

- Borger-Centrum

- Borger, locatie gemeentewerf

- Borger, Multifunctionele accommodatie

- Drouwenermond, uitbreiding

- Exloo, locatie gemeentewerf

- Nieuw-Buinen, Multifunctionele accommodatie

- Nieuw-Buinen/ Drouwenermond Woongebied

Drentse Horn

- Valthermond, Centrumontwikkeling

- Valthermond, Multifunctionele accomodatie

BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING

Het beleid op het gebied van welstand zal zijn gericht op

een bepaalde kwaliteit die recht doet aan de plek waar de

ontwikkeling plaatsvindt. De gemeente zal voor grotere

ontwikkelingen altijd een beelkwaliteitsplan eisen.

WELSTANDSREGIEM

Voor ontwikkelingsgebieden wordt per locatie door de

gemeenteraad bepaald wat het gewenste regiem wordt.

ALGEMEEN

De ontwikkelingsgebieden in de gemeente Borger-Odoorn

zijn nieuwe uitleggebieden, maar ook gebieden die binnen

de bebouwde kom liggen en in aanmerking komen voor

een andere invulling.

Voor alle ontwikkelingsgebieden geldt dat de planvorming

zal moeten worden voorzien van een beeldkwaliteitsplan of

een welstandsparagraaf. Deze zullen in ieder geval rekening

moeten houden met de omgeving en de daarvoor

geldende welstandscriteria.

Tijdens de ontwikkelperiode van een gebied zal het

beeldkwaliteitsplan (BKP) of de beeldkwaliteitsparagraaf van

de ruimtelijke onderbouwing worden gebruikt als

toetsingskader voor de welstandscommissie. Nadat de

laatste bebouwing is gerealiseerd kan worden overgegaan

op de beheersituatie en kan worden besloten het

beeldkwaliteitsplan in te trekken en het plangebied onder

te brengen bij een gebiedsbeschrijving in de

welstandsnota.

Gebieden waarop een beeldkwaliteitsplan van toepassing

is:

- Borger, Voormalig LHNO-terrein

- Borger, Daalkampen II

- Borger, Avontuurlijk Toeristisch Centrum

- Borger, Aan de Strengen

- Buinen, Lijnstukken 3

- Drouwen, Tiekamp 3

- Tweede Exloërmond, 2e fase uitbreiding

- Nieuw-Buinen, Nieuw-Veenlanden

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 53

9.6 Objectgerichte criteria1 Boerderijen

2 Reclame

3 Civieltechnische kunstwerken

4 Kunstobjecten en herinneringsmonumenten

5 Tijdelijke gebouwen

WELSTANDSCRITERIA - OBJECTGERICHTE CRITERIAHOOFDSTUK

9

54 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

BOERDERIJENO B J E C T

1ALGEMEEN

In de gemeente Borger-Odoorn komt een veelheid aan

typen boerderijen voor dit vanwege de ligging op zowel

zand als veen. Vanwege het gemeenschappelijke aspect van

een boerderij in haar functie is voor alle boerderijen in de

gemeente gekozen voor objectgerichte welstandscriteria

die hierop van toepassing zullen zijn. Alle boerderijen

dienen te voldoen aan de nu volgende criteria.

LIGGING IN HET LANDSCHAP

Erven en boerderijcomplexen bepalen en beïnvloeden het

aanzicht van het landschap in sterke mate. Afhankelijk van

de locatie/landschap varieert de plaatsing van redelijk

regelmatig (Veenkoloniaal) tot zeer onregelmatig

(esdorpenlandschap). In beide gevallen is de ligging in

gelijke mate bepalend voor de herkenbaarheid van het

(Drentse) landschap.

INRICHTING ERVEN

Op de erven van boerderijen is van oudsher sprake van

een hoge mate van samenhang tussen de daarop

aanwezige bebouwing. Het erf is van oorsprong ingedeeld

in het voor- en het achtererf. Deze indeling is zowel in de

gebouwen als in de erfinrichting goed te herkennen in de

grootte van de ramen, de plaats van de schoorsteen en

soms in de dakbedekking. Op het voorerf zijn de sier-

moes- en bloementuin gelegen. Het achtererf was en is de

werk- en opslagplaats waar de landschappelijke beplanting

domineert. Fruitbomen komen verspreid over het gehele

erf voor.

Als handleiding voor de inrichting van erven volgen hier

nog enkele niet door welstand af te dwingen adviezen; Bij

de inrichting van de boerenerven is de voormalige

tweedeling tussen tuin op het voorerf en erf- en opslag op

het achtererf aanbevolen. Fruitbomen en hagen,

gescheiden moestuin en bloementuin zijn sfeerbepalend

en historisch juist. Het gebruik van gebiedsvreemde

coniferenbeplanting betonklinkers en standaard

schuttingen is niet toegestaan.

PLAATS BEBOUWING OP HET ERF

Door de onregelmatigheid van het landschap en de erven

die deze onregelmatigheid volgen is over de plaatsing van

het hoofdcomplex geen eenduidige uitspraak te doen.

Over het algemeen speelt functionaliteit in de plaatsing

een zeer voorname rol; vaak zijn de bedrijfsgebouwen van

een boerderij op het landschap gericht of dicht bij de weg.

De bebouwing staat altijd vrij op het erf, op enige afstand

van de straat. In hoofdlijn bestaat de opbouw van de

boerderij uit een woonhuis en een bedrijfsdeel. Het

bedrijfsdeel staat achter de lijn die de scheiding tussen

woon- en bedrijfsdeel vormt; een bijgebouw overschrijdt

nooit deze lijn (doorschietend bijgebouw’). Daarnaast blijft

bebouwing altijd binnen de vaak met bomen gemarkeerde

erfgrens. Deze erfgrens is echter aan het veranderen. Door

veranderingen in de bedrijfsvoering zijn boeren

genoodzaakt tot het toevoegen van nieuwe

bedrijfsgebouwen: stallen, schuren en andere

opslagfuncties. Bij het toevoegen van gebouwen aan een

erf gaat het bij beide karakteristieken dikwijls fout. In de

plaatsing van nieuwe bedrijfsgebouwen staat functionaliteit

voorop wat dikwijls afwijkingen te zien geeft van de

hoofdrichting ten opzichte van de oude boerderij en het

erf. Of nieuwe bedrijfsgebouwen komen met hun gevel

voor de voorgevelrooilijn te staan of hebben een

dusdanige lengte dat ze door de beplanting rond het erf

steken. Het ‘erf’ kan de veranderingen niet meer ‘opvangen’.

De plaatsing van nieuwe bouwwerken binnen het erf

voldoet vaak niet aan het beeld van eenheid.

ORGANISATIE NIEUWE BEDRIJFSBEBOUWING OP ERF

Het is van belang dat er zorg wordt besteed aan de

zorgvuldige inpassing van nieuwe gebouwen op een erf.

Het plaatsen van een nieuw bijgebouw op het achtererf

verdient de voorkeur opdat de onderlinge afstanden tussen

de bedrijfsgebouwen niet te groot worden. Het nieuwe

gebouw zal een eenvoudige rechthoekige hoofdvorm

dienen te krijgen met een goed kapopbouw. Een sobere

gevelgeleding en zorgvuldig gekozen materialen en kleuren

dienen ervoor te zorgen dat het nieuwe gebouw niet

dominant wordt in het beeld. Er dient tevens aandacht te

worden geschonken aan de landschappelijke inpassing, de

erfbeplanting en de erfinrichting.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 55

STALLEN

De bouw van grotere stallen is meestal niet goed mogelijk

op het bestaande erf. Het is daarom van belang dat deze op

een verlengd (achter)erf worden geplaatst in het verlengde

van het hoofdgebouw of achter de achtergevellijn. Er dient

zorg te worden besteed aan de kapvorm. Een

asymmetrische kap met het lange dakvlak naar het

landschap is een goede oplossing. Bij de keuze van kleuren

en materialen zijn donkere aardkleuren en niet glimmende

materialen belangrijk. Kozijnen zijn als witte accenten in de

gevels toegestaan.

WONEN IN BOERDERIJEN

Doordat meer en meer boerderijen de agrarische functie

verliezen wordt de woonfunctie vaak vergroot. De verbouw

tot woonboerderij gaat vaak gepaard met een interne

verbouwing die een weerslag heeft op de buitenkant. Het is

belangrijk dat de historische boerderij volledig wordt

gerespecteerd. De hoofdvorm dient te worden

gehandhaafd. Het exterieur mag slechts op ingetogen wijze

worden gewijzigd. Dit houdt in dat de (baander) deuren

waneer ze worden vervangen door glas niet worden

voorzien van een roedenverdeling. Dit geldt tevens voor de

vervanging van bestaande kozijnen in het voormalige

bedrijfsdeel.

In het woongedeelte zal de streekeigen roedeverdeling die

past bij het type boerderij dient wederom te worden

toegepast bij vervanging van kozijnen. Bij het invoegen van

een woonfunctie onder de kap (in het bedrijfsgedeelte) is

terughoudendheid met dakramen vereist. Het typische

- Nieuwe bijgebouwen zijn ondergeschikt of gelijk

aan de nokhoogte van het hoofdgebouw

- Bij toevoegingen aan een bestaand erf dienen

kapvorm- en kaphelling aan te sluiten bij de

kapvorm op het erf

- Bij gebruik van asymmetrische kap is de lage

gootlijn naar het landschap gekeerd.

Detaillering

- Gesloten gevelopbouw met verticale geleding

- Bij verbouw aan het hoofdgebouw toepassen van

een eenvoudige fijnschalige detaillering die aansluit

bij de bestaande of historisch passende detaillering

- Bijgebouwen zijn sober gedetailleerd

- Reclame uitingen aan de gevel niet toegestaan

Materiaal en kleurgebruik

- Metselwerk aan het hoofdgebouw sluit aan op

bestaande metselwerk

- Houten geveldelen in donkere aardtinten

- Dakbedekking blijft het verschil tussen woon- en

bedrijfsdeel accentueren

- Bijgebouwen in donkere aardtinten

- Hoogglanzende pannen niet toegestaan

grote gesloten (riet)dak wordt vaak door een veelheid aan

dakramen en dakkapellen verstoord. Stelregel is dat het

bedrijfsdeel van de boerderij zoveel mogelijk als zodanig

herkenbaar blijft.

HERBOUW, VERBOUW VAN BOERDERIJEN

Door de tijd is de kwaliteit van de boerderijen soms

zodanig dat tot (gedeeltelijke) herbouw wordt overgegaan.

Bij vervanging staan nieuwe bouwmethoden op

gespannen voet met de ambachtelijke traditionele

bouwstijl. Nieuwe bakstenen, te brede voegen, verkeerde

maatvoering van kozijnhout en roeden laten de oude sfeer

verdwijnen. Zorg voor een goed ontwerp en een goede

materiaalkeuze is daarom vereist.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- Voorgevelrooilijnen worden niet overschreden

- Bijgebouwen steken nooit voorbij de lijn die het

bedrijfsdeel van het woondeel scheidt

- Nokrichting van nieuwe bedrijfsgebouwen is in lijn

met het hoofdgebouw

Massa en vorm

- Bestaande grondvorm handhaven, aanbouw van

een zijbeuk is niet toegestaan

- Bestaande massa handhaven

- Nieuwe bijgebouwen kennen een eenvoudige

rechthoekige grondvorm

56 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

RECLAMEO B J E C T

2ALGEMEEN

Objectomschrijving

Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een

product of een dienst. Reclames vragen vanuit hun

doelstelling aandacht en vormen hiermee een belangrijk

en beeldbepalend element van de openbare ruimte.

BELEID, WAARDEBEPALING EN ONTWIKKELING

In gebieden met commerciële functies zijn reclames op

zijn plaats en kunnen ze de visuele aantrekkingskracht van

de omgeving verhogen, hoewel daar een kritische grens

aan verbonden is. Evenals bij een gebouw speelt ook bij

een reclame de relatie met de (stedenbouwkundige) situatie

waarin deze wordt geplaatst alsmede het karakter van die

situatie een belangrijke rol. Een reclame is geslaagd

wanneer deze een volledig geïntegreerd onderdeel van het

totale architectonische concept uitmaakt. Blijft de zorg voor

een goede inpassing van een reclame in zijn omgeving

achterwege dan wordt de reclame ervaren als een

verstoring van de visuele kwaliteit van de omgeving en kan

zelfs agressief overkomen. In gebieden waar geen sprake is

van commerciële functies zijn reclame-uitingen ongewenst.

AMBITIE VOOR WELSTAND

Het plaatsen van een reclame-uiting kan een ingrijpende

veranderingen aan een bouwwerk zijn die het straatbeeld

makkelijk kan aantasten. Bij het beoordelen van

vergunningaanvragen reclame-uitingen, is het zinvol

onderscheid te maken tussen de verschillende

gebiedstypen.

Een woonwijk vraagt een andere benadering dan een

winkelgebied, een beschermd stadsgezicht, maar ook het

buitengebied, kan aangetast worden bij plaatsing van

reclametekens die op een bedrijventerrein gebruikelijk

zijn. In deze objectcriteria is daarom onderscheid gemaakt

in de volgende gebiedstypen.

1 woongebieden

2 winkelgebieden (aanduiding op welstandskaart)

3 bedrijventerreinen

4 groen- en sportgebieden

5 buitengebied

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 57

RECLAME-UITINGEN IN WOONGEBIEDEN

In de gebieden die hoofdzakelijk zijn ingericht voor

woondoeleinden (gebied 1 tot en met 9) passen geen

reclametekens. Er ontbreekt immers een relatie tussen het

woonmilieu en reclame-uitingen. Een uitzondering hierop

vormen woningen met een praktijkruimte voor het

uitoefenen van een vrij beroep, zoals een arts, architect of

verzekeringsadviseur. In dergelijke gevallen is een

bescheiden aanduiding aanvaardbaar.

Aaantal

- Eén reclame-uiting per woning met praktijkruimte,

dus ook niet één uiting aan de gevel en één uiting

in de tuin.

Plaatsing

- Bevestiging tegen gevel t.p.v. de bedrijfstoegang of

Bij aanwezigheid van voortuinen, plaatsing in de

tuin nabij de bedrijfstoegang mits Het toepassen

van lichtbakken is dan niet toelaatbaar, beperkte

aanlichting wel.

Maatvoering

- Maximale oppervlakte 0.50 m2.

- Afmeting in één richting is nooit meer dan 1,00

meter.

Vormgeving

- Kleuren dienen terughoudend gekozen te worden.

Dus geen contrasterende en felle fluorescerende

kleuren

- Bij plaatsing in de tuin zorgvuldig (als tuinmeubel)

vormgegeven, geïntegreerd in het tuinontwerp.

- Alleen naam en aard van het bedrijf met eventueel

openingstijden, en/of een vignet (in

woongebieden met woonbestemming geen

merkreclames!).

Overige

Voor bedrijfsbebouwing met een positieve bestemming in

een woonomgeving gelden de volgende uitgangspunten:

- Alleen aanduidingen die betrekking hebben op

naam en aard van het bedrijf zijn toelaatbaar. Het

voeren van grotere merkreclameobjecten dient

beperkt te blijven tot maximaal twee

reclameuitingen. In andere gevallen zal al snel door

een te veel aan reclames een onrustig totaalbeeld

ontstaan.

- Tot 10 meter en vervolgens voor elke 10 meter

gevelbreedte aan straatzijde is 1 m2 reclame

mogelijk.

- Per gebouw dient in principe niet meer dan 1

reclame-uiting gelijktijdig zichtbaar te zijn.

Uitzondering hierop kan gemaakt worden voor

gebouwen die gevels aan meer dan één straat

hebben. Het aantal tekens blijft dan 1 per naar de

straat gekeerde gevel.

- De reclame-uitingen aan de gevel dienen te

worden aangebracht op begane grond niveau, in

ieder geval onder de verdiepingsramen.

- Het integreren van vrijstaande bescheiden

reclametekens in de voortuin is denkbaar mits

plaats, omgeving en kleur worden afgestemd op de

omgeving. Het toepassen van lichtbakken is dan niet

toelaatbaar, beperkte aanlichting wel.

- De maximale hoogte van een dergelijk element is

sterk afhankelijk van de situatie, doch mag de 2.25 m

niet overschrijden.

58 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

RECLAME-UITINGEN IN WINKELGEBIEDEN

In gebieden met een uitgesproken winkelkarakter (te

vinden in gebied 1, 2 en 6) zijn de mogelijkheden tot

reclamevoering ruimer dan in woongebieden. Algemeen

kan gesteld worden dat de reclames op winkelniveau, d.w.z.

het begane grond niveau geplaatst dienen te worden, zodat

er een directe en logische relatie tussen het reclameteken

en de functie ontstaat en de overlast voor eventuele

bovenwoningen beperkt wordt.

Aantal

- Maximaal twee reclame-uitingen per gevel bij

maximaal twee gevels.

- Reclame(vlaggen) en banieren, maximaal één per

gevel.

Plaatsing

- Geen reclame aangebracht op bouwlagen met een

woonbestemming of bouwlagen met een

bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie, tenzij

in de woning een praktijkruimte voor het

uitoefenen van een vrij beroep zit.

- Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de

openbare ruimte of het open landschap ernstig

belemmeren.

- Niet hoger aangebracht dan de benedenkant van

de raamdorpels van de eerste verdieping. (let op

verkeer: hoogte minimaal 2.40 m boven het trottoir

en tenminste 4.20 m boven de rijweg).

- Bij luifels de reclame-uitingen alleen op of onder

de luifel plaatsen afgestemd op de grote van de

luifel.

Maatvoering van reclames loodrecht op de gevel

- Ten hoogste 100 cm (inclusief bevestiging) buiten

het gevelvlak stekend.

- Niet groter dan 1.00 m2.

Maatvoering van gevelreclames evenwijdig aan de

gevel

- Niet breder dan 70% van de gevelbreedte.

Hoogte maximaal 0,75 m.

Vormgeving

- In voorgevel reclame-uiting als zelfstandig element

vormgeven, waarbij de maatvoering en

detailleringen zijn afgestemd op en harmoniëren

met de oorspronkelijke gevel.

- In voorgevel samenhang en ritmiek van de

straatwand niet verstoren.

- Reclame integreren in de architectuur en beperken

tot het hoogst noodzakelijke.

- Geen mechanisch bewegende delen.

- Geen lichtcouranten of lichtreclame met

veranderlijk of knipperend licht.

- Geen daglichtreflecterende reclame.

- Niet uitgevoerd in felle kleuren.

- Indien er sprake is van meerdere reclame-uitingen

op een gevel dan dienen deze in een eenduidige

vormgeving uitgevoerd te worden.

- Hoewel het toepassen van losse letters en het

aanlichten van reclameteksten de voorkeur heeft,

zijn lichtbakken toegelaten mits voor de

achtergrond een donkere, terughoudende kleur

wordt gebruikt met lichte belettering

Overige

- Geen reclame voor diensten of producten die niet

in het pand plaatsvinden respectievelijk worden

verkocht.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 59

RECLAME-UITINGEN OP BEDRIJVENTERREINEN

Gezien de grotere schaal van de gebouwen en het utilitaire

karakter, is een grotere hoeveelheid reclame denkbaar.

Uitgangspunt blijft dat de reclame op een logische plaats

tegen het gebouw aangebracht dient te worden,

bijvoorbeeld bij de entree, en afgestemd dient te zijn op

de massa c.q. gevelopzet. Indien plaatsing tegen een gevel

niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij glasvliesgevels, dient de

reclametekst boven of in de buurt van de entree

aangebracht te worden. Een gezamenlijke presentatie bij de

entree van het bedrijventerrein of routeborden zijn

denkbaar eventueel in combinatie met een plattegrond en

routebeschrijving. Een zorgvuldige vormgeving is dan

essentieel. Per terrein zal één uniform kader moeten

worden ontwikkeld en vormgegeven. Alleen

naamsaanduidingen van het bedrijf en branche, c.q.

beroepsaanduiding

toelaten.

Aantal

- Maximaal twee reclameuitingen per gevel op

maximaal twee gevels

- Maximaal één reclame-uiting per erf in de vorm van

een zuil

Plaatsing

- Bij de entree van het erf of op een parkeerplaats.

- Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de

openbare ruimte of het open landschap ernstig

belemmeren.

- Geen reclame op het dak

Maatvoering

- Gevelreclames evenwijdig aan de gevel, niet breder

dan 70% van de gevelbreedte, de hoogte in

verhouding met de gevelhoogte maximaal 1m hoog

- gevelreclames loodrecht op de gevel maximaal

1x1x0,25 m

- Reclamezuilen niet hoger dan 6.00 m en niet hoger

dan de bouwhoogte van het op het betreffende erf

gesitueerde hoofdgebouw.

Vormgeving

- Reclametoepassingen dienen ondergeschikt te zijn

aan- en mee ontworpen te worden met de

bebouwing

- Vrijstaande reclame-uiting als zelfstandig element

vormgeven, waarbij de maatvoering en de

plaatsbepaling zijn afgestemd op en harmoniëren

met het hoofdgebouw.

- Geen mechanisch bewegende delen.

- Geen lichtcouranten of lichtreclame met

veranderlijk of met tussenpozen verschijnend licht.

- Geen daglichtreflecterende reclame.

- Hoewel het toepassen van losse letters en het

aanlichten van reclameteksten de voorkeur heeft,

zijn lichtbakken toegelaten mits voor de

achtergrond een donkere, terughoudende kleur

wordt gebruikt met lichte belettering

Overige

- Geen reclame voor diensten of producten die niet

in het pand plaatsvinden respectievelijk worden

verkocht.

60 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

RECLAME-UITINGEN GROEN EN SPORTGEBIEDEN

Sportterreinen zijn meestal in een “groene” omgeving

gesitueerd. Het aanbrengen van reclames niet gericht op

het complex zelf is slecht passend en niet aanvaardbaar.

Naamsreclame voor de sportvereniging zelf is i.v.m. de

bereikbaarheid wel mogelijk Het verdient aanbeveling één

uniform systeem te ontwikkelen.

Aantal

- Maximaal twee reclame-uitingen per clubgebouw

Plaatsing

- Aan clubgebouwen aan de gevel, op scoreborden

en rond sportvelden naar binnen gericht.

Maatvoering

- Aan clubgebouwen maximaal 1m2, op

scoreborden ondergeschikt aan het bord als

geheel, rond sportvelden de bovenkant maximaal

1,20 boven maaiveld

Vormgeving

- Aanduidingen qua maat, vormgeving en

kleurstelling zijn afgestemd op het karakter van de

omgeving.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 61

RECLAME-UITINGEN IN HET BUITENGEBIED

Reclameborden, aankondigingen en verwijzingsborden

horen niet thuis in het buitengebied. Ze passen slecht bij

het karakter van de omgeving en vormen een visuele

vervuiling. Zeker nu het recreatieve karakter van het

buitengebied meer aandacht krijgt, is het van belang het

karakterverschil tussen de bebouwingskernen en het

buitengebied te bewaren c.q. te versterken.

Gebieden die een bijzondere landschappelijke kwalificatie

in het bestemmingsplan of streekplan toegekend hebben

gekregen zijn in principe niet geschikt om enige vorm van

reclame toe te laten. Ter bescherming van het

landschapsschoon en ter behoud van het specifieke

karakter van deze gebieden is een zeer terughoudend

beleid noodzakelijk.

Agrarische bestemming, en bedrijfsbestemmingen in het

buitengebied

Op een onbebouwd perceel:

- Geen reclame toegestaan.

Op een bebouwd perceel:

Aantal:

- Eén naamsaanduiding aan een gevel van

bedrijfsbebouwing per perceel/bedrijf

- Eén vrijstaande reclame-uiting per positief bestemd

bedrijf

Plaatsing

- Op de gevel en/of in de nabijheid van de toegang

- De reclame-uiting dient niet geheel of gedeeltelijk

boven de dakgoot uit te komen en mag niet op het

dak worden geplaatst

Maatvoering

- Aan het gebouw maximaal 3% van het

geveloppervlak met een maximum van 2.5 m2

(maximaal 1 m2 aangelicht).

- Vrijstaand maximaal 0.50 m2 en geen grotere

afmeting in één richting dan 1,50 meter.

Vormgeving

- De vormgeving, kleurstelling en plaatsing dienen in

harmonie met de omgeving te zijn, geen felle

kleurwisselingen en schreeuwende

kleurcombinaties..

- Tweezijdig aanduiding mogelijk bij vrijstaande

reclame-uiting

- Geen lichtreclame of aanlichting.

Overig

- De naamsaanduiding op een logische wijze

plaatsen; dat wil zeggen op een gevel grenzend aan

het erf bij de toegang van het bedrijf en integreren

met de gevelopzet.

- Geen reclame voor diensten of producten die niet

in het pand plaatsvinden respectievelijk worden

verkocht.

62 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

- De situering wordt bepaald door de functie van het

civieltechnische kunstwerk

Massa en vorm

- De vormgeving is gerelateerd aan de functie van het

kunstwerk

- De vormgeving is gerelateerd aan de omgeving waarin

het kunstwerk wordt aangelegd

Detaillering

- De detaillering is passend bij de vormgeving van het

kunstwerk

Materiaal- en kleurgebruik

- Het materiaalgebruik van de hoofddraagconstructie wordt

bepaald door constructief-functionele aspecten, het

overige materiaalgebruik en het kleurgebruik is gerelateerd

aan de functie en de omgeving van het kunstwerk

O B J E C T

3Voor civieltechnische kunstwerken, zoals bruggen en tunnels,

is een bouwvergunning vereist en wordt een welstandsadvies

gevraagd.

De ruimtelijke vormgeving van de civieltechnische

kunstwerken wordt voor een groot deel bepaald door de

functie van het kunstwerk (bijvoorbeeld de verkeersklasse van

een brug) en de constructieve mogelijkheden. De laatste jaren

is er een tendens om de betekenis en de plek van het

civieltechnische kunstwerk nadrukkelijker in de vormgeving

te betrekken.

Nieuwe infrastructurele kunstwerken zijn op korte termijn te

verwachten bij de reconstructie van de kruising N34 en N374

bij Borger. Voorts bieden nieuwe uitbreidingen waar meer

oppervlaktewater wordt aangelegd de mogelijkheid voor meer

civieltechnische kunstwerken. In het veenkoloniale gebied

waren altijd vele bruggen. Door demping van de diepen zijn

deze verdwenen; de meeste bruggen waren stalen

draaibruggen.

BELEID, WAARDERING EN ONTWIKKELING

Bij het beleid dat is gericht op behoud en herstel van de

ruimtelijke en functionele kwaliteiten zal de vormgeving van

het civieltechnische kunstwerk bij dienen te dragen aan de

“leesbaarheid” van de ruimtelijke structuur.

WELSTANDSREGIEM

Voor deze kunstwerken geldt een regulier welstandsregiem.

CIVIELTECHNISCHE KUNSTWERKEN

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 63

O B J E C T

Voor kunstobjecten en herinneringsmonumenten in de

openbare ruimte is de gangbare praktijk dat deze worden

begeleid door een commissie waar ook deskundigen op het

gebied van kunst en ruimtelijke vormgeving zitting hebben.

In een enkel geval wordt een kunstobject of

herinneringsmonument als geschenk aan de gemeenschap

aangeboden.

In deze beide gevallen is het niet zinvol hier alsnog een

welstandsadvies voor in te winnen.

WELSTANDSREGIEM

Kunstobjecten en herinneringsmonumenten in de openbare

ruimte zijn welstandsvrij.

KUNSTOBJECTEN EN HERINNERINGSMONUMENTEN4O B J E C T

64 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

In deze categorie vallen de gebouwen van tijdelijke aard. Deze

dienen vaak als noodvoorziening voor een kortere periode

en worden op den duur verwijderd of vervangen door vaste

bouwwerken. Deze vaste bebouwing moet voldoen aan de

gestelde criteria.

De bebouwing bestaat over het algemeen uit één of twee

lagen met een plat dak. De hoofdvorm is eenvoudig en

functionalistisch.

Het inwinnen van een welstandsadvies is gezien de tijdelijk

aard niet zinvol.

WELSTANDSREGIEM

Tijdelijke gebouwen zijn welstandsvrij.

TIJDELIJKE GEBOUWENO B J E C T

5

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 65

Burgerlijk Wetboek gelden echter wel. Als u gaat (ver)bouwen

moet u er zelf voor zorgen dat u aan deze regels voldoet.

Monumenten

Bouwt u in, op, aan of bij een monument dat door het Rijk, de

provincie of de gemeente is aangewezen of in een door het

Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht, dan mag

dat nooit bouwvergunningsvrij. Voor bouwvergunningsvrije

bouwwerken is dan altijd toch een bouwvergunning nodig.

Bestemmingsplan

In het bestemmingsplan legt de gemeente regels vast voor de

ruimtelijke ordening. Deze plannen zijn bindend voor u als

burger. Daar staat precies in welke bestemming de grond heeft,

bijvoorbeeld woningbouw, industrie, winkels, recreatie of kan-

toren. Die verschillende bestemmingen staan op een kaart

aangegeven. Het plan geeft ook bouw- en gebruiksvoorschriften

die bij de verschillende bestemmingen horen. Uw bouwplan

moet in principe altijd passen binnen het bestemmingsplan

van uw gemeente. Wanneer u iets (ver)bouwt dat

bouwvergunningsvrij is, gelden echter alleen de voorschrif-

ten uit het bestemmingsplan met betrekking tot het gebruik.

Wanneer u het gebouwde na uitvoering van de bouwplannen

wilt gaan gebruiken voor een doel dat op grond van het be-

stemmingsplan niet is toegestaan, moet u hier, ook al betreft

het een in principe bouwvergunningsvrij bouwwerk, vrijstel-

ling van het bestemmingsplan voor aanvragen.

Welstand

De gemeente zelf mag een licht-bouwvergunningplichtig

bouwplan aan ”redelijke eisen van welstand” toetsen of het

bouwplan voorleggen aan de Welstandscommissie of stads-

bouwmeester. Bij een regulier-bouwvergunningplichtig bouw-

werk is het advies van de Welstandscommissie of de stads-

bouwmeester verplicht. Bij de toets aan de welstandseisen

wordt gekeken of de plaatsing, de vorm en het materiaal- en

kleurgebruik van het bouwwerk binnen de directe omgeving

past. Om u als burger vooraf zoveel mogelijk duidelijkheid te

geven, moet de gemeente in een welstandsnota zo concreet

mogelijke welstandseisen aangeven. Bij een aantal bouwwer-

ken (aan-/uitbouwen, bijgebouwen/overkappingen, kozijn- en

gevelwijzigingen, dakkapellen en erfafscheidingen) moeten de

welstandseisen zo gedetailleerd en duidelijk zijn, dat er geen

enkel misverstand over kan bestaan hoe er moet worden ge-

bouwd om aan de welstandseisen te voldoen. Die verplichte

gedetailleerde eisen worden “loketcriteria” genoemd. Iedere

gemeente moet haar welstandsnota en loketcriteria uiterlijk

1 juli 2004 hebben vastgesteld.

Tot die tijd hoeft de welstandsbeoordeling nog niet op een

welstandsnota te zijn gebaseerd. Bouwvergunningsvrije bouw-

werken worden niet preventief getoetst aan redelijke eisen

van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een zoge-

noemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan bouw-

sels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke

eisen van welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich

genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan

verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks

het feit dat het bouwsel bouwvergunningsvrij is.

Bouwbesluit: hoe te bouwen

Bij het bouwen of verbouwen moet altijd worden voldaan aan

het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit staan minimumeisen op

technisch gebied die voor heel Nederland gelden. Ze staan

garant voor uw veiligheid en gezondheid en houden reke-

9.7 Loketcriteria

De gemeente stelt voor licht-bouwvergunningplichtige

bouwwerken zulke gedetailleerde eisen op, dat er geen

misverstand over kan bestaan hoe er moet worden gebouwd

om aan de welstandseisen te voldoen. Voor de volgende

bouwwerken zijn gedetailleerde eisen opgesteld:

- bij een woning of woongebouw op de grond staande

aan- of uitbouwen van ten hoogste één bouwlaag, met

een maximale hoogte van 5 m;

- bij een woning of woongebouw op de grond staande

bijgebouwen en overkappingen bestaande uit één

bouwlaag, met een maximale hoogte van 5 m en een

bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m2;

- het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of

gevelpaneel van een woning of woongebouw of bij een

woning of woongebouw behorend bijgebouw;

- dakkapellen op een gebouw (zowel op woningen als

niet-woningen);

- erf- en perceelsafscheidingen.

De plannen voor deze bouwwerken kunnen (aan het loket)

door een gemandateerde ambtenaar worden afgedaan indien

ze aan alle gestelde eisen voldoen.

Wat is bouwvergunningsvrij bouwen?

Als uw bouwplan voldoet aan de voorwaarden voor

bouwvergunningsvrij bouwen, mag u zonder bouwvergunning

bouwen. De regels in het bestemmingsplan, de gemeentelijke

Bouwverordening en in principe ook de gemeentelijke

welstandseisen zijn in dat geval niet van toepassing. De regels

met betrekking tot onder meer veiligheid en gezondheid uit

het Bouwbesluit en het burenrecht zoals vastgelegd in het

66 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ning met het milieu en het gebruikscomfort. Of er nu volgens

een reguliere bouwvergunning, een lichte bouwvergunning

of bouwvergunningsvrij wordt gebouwd: het bouwwerk moet

altijd voldoen aan het Bouwbesluit. Daarvoor draagt iedereen

zélf de verantwoordelijkheid.

Verplicht rekening houden met buren

Behalve de regels rondom het bouwen, heeft iedereen ook te

maken met het zogeheten burenrecht dat in het Burgerlijk

Wetboek is geregeld. Daarmee is feitelijk niets anders vastge-

legd dan de gebruikelijke omgangsvormen. Ze geven (wette-

lijk) houvast als er onenigheid met de buren ontstaat. Het be-

langrijkste advies is om eerst met de buren te overleggen, ze in

te lichten over de voorgenomen bouwplannen. In veel geval-

len wordt er een compromis gesloten, wellicht na een kleine

aanpassing van het plan.

Wat betekent een bouwvergunning?

Bij een aanvraag voor een lichte bouwvergunning wordt de

volgende procedure doorlopen:

Stap 1 Het bouwplan wordt ingediend bij de gemeente op

een standaard formulier volgens standaard indienings-

vereisten. Het formulier is te verkrijgen bij de gemeente en van

het internet te halen (www.vrom.nl\woningwet). In de bijlage

bij het aanvraagformulier staat welke stukken moeten worden

ingeleverd.

Stap 2 Blijkt dat er nog stukken ontbreken na indiening van

het plan, dan moet de gemeente dat binnen vier weken mel-

den. De gemeente zal aangeven binnen welke termijn de ont-

brekende stukken alsnog kunnen worden aangeleverd (de maxi-

male termijn hiervoor is eveneens vier weken). Als er binnen

vier weken na indiening van de aanvraag op dat punt niets is

vernomen van de gemeente, dan kan ervan worden uitgegaan

dat de aanvraag compleet is.

Stap 3 De gemeente beoordeelt het plan met name op zijn

ruimtelijke kwaliteit volgens de voorschriften van het bestem-

mingsplan en de stedenbouwkundige voorschriften van de

Bouwverordening en de welstandsvoorschriften. Het plan

wordt voorts op constructieve veiligheid getoetst volgens de

technische minimumeisen uit het Bouwbesluit.

Stap 4 De gemeente geeft binnen zes weken uitsluitsel of er

wel of niet een lichte bouwvergunning wordt afgegeven.

Voor de reguliere bouwvergunningsprocedure gelden uitge-breidere toetspunten en een langere beslistermijn van twaalfweken (deze termijn is daarbij eenmalig met zes weken teverlengen).

Vraag het de gemeente

Naast een bouwvergunning kunnen bij het (ver)bouwen ook

andere vergunningen nodig zijn. Zo is er misschien geen bouw-

vergunning nodig, maar bijvoorbeeld wél een milieu-

vergunning, een uitritvergunning, een sloopvergunning of kap-

vergunning. Het is daarom verstandig bij ieder bouwplan con-

tact op te nemen met de gemeente.

Loketcriteria1 Aan- en uitbouwen2 Bijgebouwen3 Overkapppingen4 Kozijn- en gevelwijzigingen5 Dakkapellen6 Dakramen7 Lage bouwwerken algemeen8 Erf- en perceelsafscheidingen9 Zonnepanelen en -collectoren10 (Schotel)antennes11 Zonweringen, (rol)luiken en rolhekken12 Reclame

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 67

Wat is een aan- en uitbouw?

Een aan- en uitbouw is een bouwwerk dat u tegen uw

bestaande woning aanbouwt en dat direct in verbinding

staat met het woonhuis. Dit kan een garage of een berging

zijn, maar ook een uitbouw van uw woonkamer in de vorm

van een serre of een uitbouw aan de keuken.

Er wordt in de regelgeving ook over “bijgebouwen”

gesproken. Dit kan ook een garage of berging zijn, maar dan

kan deze alleen worden bereikt via een aparte

toegangsdeur (dus niet rechtstreeks vanuit de woning).

Excessenregeling

Als een aan- en uitbouw vergunningsvrij mag worden

gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan

redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is

echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want

men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn

met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de

gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De

eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel

aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-

vergunningsvrij is.

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan

maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet

altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de

Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan

mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst

en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna

genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze

welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie

waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de

criteria, dan wordt het plan alsnog aan de

Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling

tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de

algemene welstandscriteria.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door

het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen

beschermde monumenten.

Standaardplan

Een aan- en uitbouw voldoet in ieder geval aan redelijke

eisen van welstand als het eerder als zodanig door de

Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek

plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare

situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over

standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- en uitbouw

op het achtererf in ieder geval aan redelijke eisen van

welstand als aan de criteria op de volgende pagina wordt

voldaan.

AAN- EN UITBOUWEN ALGEMEENC R I T E R I A

1

68 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

WILT U EEN AAN- OF UITBOUW BOUWEN?

ja

Strekt de aan-/uitbouw tot vergroting van het woongenot?

Staat de aan-/uitbouw op de grond?

nee

ja

ja

Telt de aan-/uitbouw één bouwlaag?

Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw?

Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan of bij een Rijksmonument, een provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?

Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan een niet voor permanente bewoning bestemde woning, een tijdelijk bouwwerk of een woonwagen?

Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan een oorspronkelijke achtergevel? Wordt de aan-/uitbouw gebouwd aan een zijgevel?

Is de zijgevel naar de weg of het openbaar groen gekeerd?

Is de afstand tussen de aan-/uitbouw en het erf van de buren meer dan 1 m?

Heeft het bouwen van de aan-/uitbouw tot gevolg dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% is bebouwd?

Is de diepte van de aan-/uitbouw minder dan 2,5 m?

Wordt de aan bouw gebouwd binnen de breedte van de oorspronkelijke gevel (en steekt dus niet uit)?

Is de aan-/uitbouw lager dan 4 m?

Is de hoogte van de aan-/uitbouw minder dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw waaraan wordt gebouwd?

Is de aan-/uitbouw lager dan de woning of woongebouw waaraan wordt gebouwd?

Is de afstand tot de weg of het openbaar groen meer dan 1 m?

Is de afstand tot het voorerf meer dan 1 m? Is de hoogte minder dan 5 m?

ja

ja

nee

nee

ja

nee

ja

nee

ja

ja

ja

ja

ja

ja

ja

VergunningsvrijEr is geen vergunning

nodig.

Licht-VergunningsplichtigEr kan een vergunning aan-

gevraagd worden bij ‘het loket’.

Regulier-Vergunningsplichtig

Er is goedkeuring van dewelstandscommissie nodig.

ja

nee

nee

nee

nee

nee

ja

ja

nee

ja

nee

ja

nee

nee

nee

nee

nee

nee

nee

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 69

AAN- OF UITBOUW OP HET ACHTERERF OF ZIJERF

Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- of uitbouw

op het achtererf of zijerf in ieder geval aan redelijke eisen

van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

- Gelijk aan of lager dan de oorspronkelijke goothoogte,

hoofdgebouw met een maximum van 3 m. hoog

- Maximaal 3 m diep, haaks op de oorspronkelijke gevel,

uitgezonderd de achtergevel waar een maximum van 5

m. geldt

- Rechthoekig of L-vormig van vorm

- Indien op zijerf gericht aan de openbare kant, 2 m diep

haaks op de oorspronkelijke gevel

- Materialisering en kleurstelling conform woning

- Gevel geleding conform bestaande gevels

- Plat dak of een van de woning afgeleide kapvorm

(dakhelling)

- Geen secundaire aan- uitbouw (bijvoorbeeld een

uitbouw aan een uitbouw of bijgebouw)

70 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

BIJGEBOUWEN OF OVERKAPPINGEN ALGEMEEN

Wat is een bijgebouw?

Er wordt onderscheid gemaakt tussen aan- en uitbouwen

en bijgebouwen. Aan- en uitbouwen zijn aan de woning

vastgebouwd en staan direct in verbinding met het

woonhuis, zoals een serre, een bijkeuken of soms een

garage. Heeft zo’n garage of ander bouwwerk echter geen

directe verbinding met het woonhuis, dan wordt

gesproken over bijgebouwen. Een overkapping is een

grondgebonden element van één bouwlaag. De

overkapping staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw

aan en is meestal bedoeld als carport.

Excessenregeling

Als een bijgebouw of overkapping vergunningsvrij mag

worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst

aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen

is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld,

want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd

zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de

gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De

eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel

aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-

vergunningsvrij is.

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan

maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet

altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de

Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan

mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst

en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna

genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze

welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie

waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de

criteria, dan wordt het plan alsnog aan de

Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling

tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de

algemene welstandscriteria.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door

het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen

beschermde monumenten.

Standaardplan

Een bijgebouw of overkapping voldoet in ieder geval aan

redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig

door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een

identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een

vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat).

Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de

gemeente.

C R I T E R I A

2

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 71

WILT U EEN BIJGEBOUW OF EEN OVERKAPPING BOUWEN?

Staat het bijgebouw op de grond?

ja

VergunningsvrijLicht-

vergunningplichtigRegulier-

vergunningplichtig

nee

Telt het bijgebouw ten hoogste één bouwlaag?

ja

Wordt het bijgebouw gebouwd bij een bestaande woning of woongebouw?

ja

Strekt het bijgebouw tot vergroting van het woongenot?

ja

nee

nee

nee

Wordt het bijgebouw gebouwd bij een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?

nee

ja

Wordt het bijgebouw gebouwd aan een niet voor permanente bewoning bestemde woning, een tijdelijk bouwwerk of een woonwagen?

nee

ja

Wordt het bijgebouw gebouwd op een achtererf?

ja

nee Wordt het bijgebouw gebouwd op een zijerf?

ja

nee

Is dat zijerf naar de weg of het openbaar groen gekeerd?

nee

ja

Is de oppervlakte van het bijgebouw meer dan 10 m?

nee

Is de afstand tussen het bijgebouw en het erf van de buren meer dan 1 m?

ja

nee

Heeft het bouwen van het bijgebouw tot gevolg dat het erf voor meer dan 50% is bebouwd?

nee

ja

Is het totaal aan bouwvergunningsvrij gebouwde bijgebouwen en overkappingen minder dan 30 m?

ja

nee

Is het bijgebouw lager dan 3 m?

ja

nee

Is de afstand tot de weg of het openbaar groen meer dan 1 m?

ja

nee

Is de afstand tot het voorerf meer dan 1 m?

ja

nee Is de hoogte minder dan 5 m?

ja

nee

Is de oppervlakte minder dan 50 m?

ja

nee

ja

72 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

BIJGEBOUW OF OVERKAPPING OP HET ACHTERERF OF ZIJERFAls er geen standaardplan is, voldoet een bijgebouw op het

achtererf of het zijerf in ieder geval aan redelijke eisen van

welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

- Plaatsing minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn

- Maximaal 50% van het zij- of achtererf bebouwd

- 1 m uit de erfgrens

- Plat dak of van hoofdvorm afgeleide vorm

- Dakhelling 30-50°

- In steen of hout conform kleuren woning

- Dakbedekking pannen, golfplaat of gelijkwaardig in

donkere kleur- Duidelijk rechthoekig zonder opvallende details- Geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld aan reeds

bestaande aan- of uitbouw of bijgebouw)

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 73

KOZIJN- EN GEVELWIJZIGINGEN ALGEMEEN

Wat is een kozijn- en gevelwijziging?

Van een kozijn- en gevelwijziging is sprake wanneer een

kozijn, venster, raam, deur of gevelpaneel wordt verplaatst of

er iets aan de vorm, de afmeting, de indeling of het

materiaal wordt veranderd.

Excessenregeling

Als een kozijn- en gevelwijziging vergunningsvrij mag

worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst

aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen

is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld,

want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd

zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de

gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De

eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel

aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-

vergunningsvrij is.

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan

maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet altijd

ter beoordeling worden voorgelegd aan de

Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan mag

door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst en

(eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna

genoemde welstandseisen.

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er

sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat

over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan

alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de

beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte

en de algemene welstandscriteria.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door

het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen

beschermde monumenten.

Standaardplan

Een kozijn- en gevelwijziging voldoet in ieder geval aan

redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig

door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een

identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een

vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat).

Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de

gemeente.

C R I T E R I A

3

74 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

WILT U EEN KOZIJN, KOZIJNINVULLING, LUIK OF GEVELPANEEL VERANDEREN?

VergunningsvrijLicht-

VergunningsplichtigRegulier-

Vergunningsplichtig

Wordt de verandering aangebracht in een bestaande woning of een bestaand woongebouw of een daarbij behorend bijgebouw?

Bevindt het te veranderen kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel zich in of aan een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?

ja

nee

Leidt de verandering tot een wijziging van de bestaande gevelopening?

nee

nee

ja

ja

Wordt de verandering aangebracht in de achtergevel?

ja

nee Wordt de verandering aangebracht in een zijgevel?

ja

nee

Is die gevel gericht naar de weg of het openbaar groen?

nee

ja

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 75

KOZIJN- EN GEVELWIJZIGINGENAls er geen standaardplan is, voldoet een kozijn- en gevel-

wijziging in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als

aan onderstaande criteria wordt voldaan.

- Maximale grootte van 3 m2

- Maximaal twee gevelelementen per gevel veranderen

- De gevelwijzigingen moeten harmoniëren met de

oorspronkelijke gevel

- Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op de oor-

spronkelijke gevel

76 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

DAKKAPELLEN ALGEMEEN

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er

sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat

over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan

alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de

beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte

en de algemene welstandscriteria.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door

het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen

beschermde monumenten.

Standaardplan

Een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van

welstand als het eerder als zodanig door de

Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek

plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare

situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over

standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

Wat is een dakkapel?

Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap,

bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbare

woonoppervlak te vergroten.

Excessenregeling

Als een dakkapel vergunningsvrij mag worden gebouwd,

dan wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen

van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een

zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan

bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met

redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de

gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De

eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel

aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-

vergunningsvrij is.

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan

maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet

altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de

Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan

mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst

en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna

genoemde welstandseisen.

C R I T E R I A

4

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 77

WILT U EEN DAKKAPEL PLAATSEN?

Wordt de dakkapel gebouwd op een bestaand gebouw?

VergunningsvrijLicht-

VergunningsplichtigRegulier-

Vergunningsplichtig

nee

ja

Wordt de dakkapel gebouwd op een Rijksmonument, een provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?

nee

Wordt de dakkapel gebouwd op een niet voor permanent bewoning bestemde woning, een tijdelijk bouwwerk of een woonwagen?

nee

Wordt de dakkapel gebouwd op een achterdakvlak?

ja

ja

ja

Wordt de dakkapel gebouwd op een zijdakvlak? neenee

ja

Is dat zijdakvlak naar de weg of het openbaar groen gekeerd? ja

nee

Is de afstand van de dakkapel tot de voorgevel meer dan 1 m? nee

ja

Is de dakkapel voorzien van een plat dak? nee

ja

Zijn de zijwanden van de dakkapel ondoorzichtig? nee

ja

Is de hoogte van de dakkapel minder dan 1,5 m? nee

ja

Ligt de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m boven de dakvoet? nee

ja

Ligt de onderzijde van de dakkapel minder dan 1 m boven de dakvoet? nee

ja

Ligt de bovenzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m onder de daknok? nee

ja

Liggen de zijkanten van de dakkapel meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak? nee

ja

78 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

DAKKAPEL OP VOOR-, ZIJ- EN ACHTERDAKVLAKAls er geen standaardplan is, voldoet een dakkapel op het

voor-, zij-, en achterdakvlak in ieder geval aan redelijke eisen

van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

- Per woning niet meer dan één dakkapel per dakvlak

- Maximale breedte 3 m

- Maximale hoogte 1,2 m

- Rondom minimaal 1 m dakpannen overblijvend,

uitgezonderd boven en zijkanten waar 0,5 m. voldoende

is

- Plaatsing op maximaal 1 m uit onderzijde dakvlak

- Zijwanden gesloten, plat afgedekt of met aangesleept dak,

zijwanden verticaal en gesloten

- Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het

hoofdgebouw

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 79

DAKRAMEN ALGEMEEN

Wat is een dakraam?

Een dakraam is een raam, aangebracht in het dakvlak,

waarbij de hoofdvorm van het dakvlak behouden blijft en

rondom dakpannen aanwezig zijn of andere dakbedekking.

Excessenregeling

Als een dakraam vergunningsvrij mag worden gebouwd, dan

wordt deze niet preventief getoetst aan redelijke eisen van

welstand. Voor uitzonderingsgevallen is echter een

zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want men kan

bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn met

redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de

gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De

eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel

aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-

vergunningsvrij is.

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan

maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet

altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de

Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan

mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst

en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna

genoemde welstandseisen.

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er

sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat

over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan

alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de

beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte

en de algemene welstandscriteria.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door

het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen

beschermde monumenten.

Standaardplan

Een dakraam voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van

welstand als het eerder als zodanig door de

Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek

plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare

situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over

standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

C R I T E R I A

5

80 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

WILT U EEN DAKRAAM PLAATSEN?

Wordt het dakraam geplaatst in een bestaand gebouw?

ja

Vergunningsvrij

Licht-Vergunningsplichtig

Regulier-Vergunningsplichtig

nee

Is het gebouw waarin het dakraam wordt geplaatst een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het gebouw in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?

nee

ja

Ligt de onderzijde van het dakraam meer dan 0,5 m boven de dakvoet?

ja

Ligt de bovenzijde van het dakraam meer dan 0,5 m onder de daknok?

ja

Liggen de zijkanten van het dakraam meer dan 0,5 m van de zijkant van het dakvlak?

ja

nee

nee

nee

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 81

DAKRAAM IN VOOR-, ACHTER- OF ZIJDAKVLAKAls er geen standaardplan is, voldoet een dakraam in het

voordakvlak, het achterdakvlak of het zijdakvlak in ieder

geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande

criteria wordt voldaan.

Maatvoering:

- Niet meer dan drie dakramen per dakvlak

- Bij meerdere dakramen in een doorgaand dakvlak

regelmatige rangschikking op horizontale lijn met een

minimale tussenruimte van 1 m

- Breedte: niet meer dan 1 m

- Hoogte: verticaal gemeten niet meer dan 1 m

- Afstand van dakraam tot zijkanten van het dakvlak of hart

bouwmuur: niet minder dan 1 m

- Afstand van dakraam tot noklijn: niet minder dan

0,5 m

- Afstand van dakraam tot goot: niet minder dan 0,5 m

- Afstand tot de hoekkepers en kilkepers (in geval van

piramide- of schilddak): niet minder dan 1 m

Vorm:

- Rechthoekig

- Verzonken in het dakvlak

Materiaal en kleur:

- Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het

hoofdgebouw

Overige:

- Het dakraam voldoet aan de eventuele aanvullende

criteria voor dakramen in het gebiedsgerichte

beoordelingskader

82 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

LAGE BOUWWERKEN ALGEMEEN

Wat is een laag bouwwerk?

Een laag bouwwerk is een losstaand bouwwerk op het erf

met een beperkt oppervlak en een beperkte hoogte.

Excessenregeling

Als een laag bouwwerk vergunningsvrij mag worden

gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan

redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is

echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want

men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn

met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de

gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De

eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel

aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-

vergunningsvrij is.

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan

maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet

altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de

Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan

mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst

en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna

genoemde welstandseisen.

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er

sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat

over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan

alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de

beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte

en de algemene welstandscriteria.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door

het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen

beschermde monumenten.

Standaardplan

Een laag bouwwerk voldoet in ieder geval aan redelijke

eisen van welstand als het eerder als zodanig door de

Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek

plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare

situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over

standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

C R I T E R I A

6

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 83

WILT U EEN KLEIN, LOSSTAAND BOUWWERK OP UW ERF BOUWEN?(BIJVOORBEELD EEN PLANTENKASJE OF EEN HONDENHOK)

Wordt het bouwwerk op een erf gebouwd (op de grond, bij een bestaand gebouw)?

ja

VergunningsvrijLicht-

VergunningsplichtigRegulier-

Vergunningsplichtig

nee

Is het gebouw waarbij het bouwwerk wordt geplaatst een Rijksmonument, een provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?

nee

Is de hoogte van het bouwwerk minder dan 1 m?

ja

Is de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 2 m2?

ja

Heeft het bouwen van het bouwwerk tot gevolg dat de erven voor meer dan 50% zijn bebouwd?

nee

Is de hoogte van het bouwwerk minder dan 3 m?

ja

Is de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 5 m2?

ja

ja

nee

nee

nee

nee

ja

84 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

Wat is een erf- of perceelsafscheiding

Een erf- of perceelsafscheiding kan een tuinmuur of

schutting zijn van beton of hout, maar ook een

vlechtscherm of een andere kant-en-klare erfafscheiding

zijn bouwwerken die bouwvergunningplichtig kunnen zijn.

Echter in veel gevallen zal de erfafscheiding

bouwvergunningsvrij mogen worden geplaatst.

Excessenregeling

Als een erf- en perceelsafscheiding vergunningsvrij mag

worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst

aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen

is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld,

want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd

zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de

gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De

eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel

aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-

vergunningsvrij is.

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan

maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet

altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de

Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan

mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst

en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna

genoemde welstandseisen.

ERF- EN PERCEELSAFSCHEIDINGEN ALGEMEEN

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er

sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat

over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan

alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de

beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte

en de algemene welstandscriteria.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door

het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen

beschermde monumenten.

Standaardplan

Een erf- en perceelsafscheiding voldoet in ieder geval aan

redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig

door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een

identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een

vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat).

Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de

gemeente.

C R I T E R I A

7

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 85

WILT U EEN ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDING PLAATSEN?

Wordt de erf- of perceelafscheiding geplaatst bij een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?

nee

VergunningsvrijLicht-

Vergunningsplichtig

ja

Wordt Is de hoogte van de erf- of perceelafscheiding minder dan 1 m? nee Is de hoogte van de erf- of perceelafscheiding minder dan 2 m?

ja

Staat op het perceel reeds een gebouw?

ja

Wordt de erf- of perceelafscheiding meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn gebouwd?

ja

Wordt de erf- of perceelafscheiding meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen gebouwd?

ja

nee

nee

nee

nee

ja

86 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDING OP ACHTER- OF ZIJERFErfafscheiding op het achtererf of zijerf, meer dan

3 m terugliggend vanaf de voorgevellijn.

Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding op

het achtererf of zijerf in ieder geval aan redelijke eisen van

welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering:

- Meer dan 1 m terugliggend vanaf de voorgevellijn

- Hoogte maximaal 2 m

Materiaal en kleur:

- materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende

erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of

uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en

niet snel verwerend materiaal

- Geen toepassing van beton, kunststof of staal. Kleur

afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in

donkere kleurtinten. Geen opvallend kleurgebruik

Overige:

- De erfafscheiding voldoet aan de eventuele

aanvullende criteria voor erfafscheidingen in het

gebiedsgerichte beoordelingskader

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 87

Erfafscheiding op het voorerf of zijerf, minder dan

3 m terugliggend vanaf de voorgevellijn.

Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding op

het voorerf of zijerf, minder dan 1 m terugliggend van de

voorgevellijn in ieder geval aan redelijke eisen van

welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering:

- Indien hoger dan 1 m dient dit te worden gemotiveerd

Materiaal en kleur:

- Materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende

erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of

uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en

niet snel verwerend materiaal

- Geen toepassing van beton, kunststof, staal, rietmatten of

vlechtschermen

- Kleur afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in

donkere kleurtinten. Geen opvallend kleurgebruik

Overige:

- De erfafscheiding voldoet aan de eventuele

aanvullende criteria voor erfafscheidingen in het

gebiedsgerichte beoordelingskader

ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDING OP VOOR- OF ZIJERF

88 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ZONNEPANELEN EN -COLLECTOREN ALGEMEEN

Wat is een zonnepaneel en wat is een zonnecollector?

Met een zonnepaneel wordt warmte opgewekt, die via een

warmwateropslag meestal wordt gebruikt voor het

verwarmen van water voor huishoudelijk gebruik. Met een

zonnepaneel wordt elektriciteit opgewekt uit daglicht voor

de elektriciteitsvoorziening van een bouwwerk. De

genoemde voorwaarden gelden voor zowel zonnepanelen

als zonnecollectoren.

Excessenregeling

Als een zonnepaneel en een zonnecollector

vergunningsvrij mogen worden gebouwd, dan worden deze

niet preventief getoetst aan redelijke eisen van welstand.

Voor uitzonderingsgevallen is echter een zogenoemde

“excessenregeling” ingesteld, want men kan bouwsels maken

die “in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van

welstand”. En wel zodanig dat de gemeente zich

genoodzaakt voelt om in te grijpen. De eigenaar wordt dan

verzocht het uiterlijk van het bouwsel aan te passen, ondanks

het feit dat het bouwsel bouw-vergunningsvrij is.

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan

maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet

altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de

Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan

mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst

en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna

genoemde welstandseisen.

Voldoet het plan niet aan deze welstandseisen, of is er

sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat

over de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het plan

alsnog aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de

beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte

en de algemene welstandscriteria.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door

het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen

beschermde monumenten.

Standaardplan

Een zonnepaneel en een zonnecollector voldoen in ieder

geval aan redelijke eisen van welstand als het eerder als

zodanig door de Welstandscommissie is goedgekeurd

voor een identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een

vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat).

Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de

gemeente.

C R I T E R I A

8

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 89

WILT U EEN ZONNEPANEEL OF EEN ZONNECOLLECTOR PLAATSEN?

Dient de collector of het paneel voor de voorziening in de warmte- of elektriciteitsbehoefte van het bouwwerk waarop het geplaatst wordt?

ja

VergunningsvrijRegulier-

Vergunningsplichtig

nee

Is het bouwwerk waaraan/op de collector of het paneel wordt gebouw een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?

nee

ja

Dient de collector of het paneel voor de voorzieningen in de warmte- of elektriciteitsbehoefte van een bouwwerk op hetzelfde perceel?

nee

Vormt de collector of het paneel een geheel met de installatie voor het opslaan van warm water of het omzetten van elektriciteit?

ja

Wordt de collector of het paneel op een hellend dak geplaatst?

ja

Is de installatie in het bouwwerk geplaatst?nee

ja

ja

Ligt de collector of het paneel binnen het vlak van het dak?

ja

Wordt de collector of het paneel op een plat dak geplaatst?nee

nee

Is de afstand van de collector of het paneel tot de dakranden groter dan of gelijk aan de hoogte van de collector of het paneel?

ja

Wordt de hellingshoek van de collector of het paneel gelijk aan de hellingshoek van het dakvlak?

nee

Licht-Vergunningsplichtig

nee

nee

Wordt de hellingshoek van de collector of het paneel ten hoogste 35 graden?

nee

nee

nee

Wordt de collector of het paneel in of direct op het dakvlak geplaatst?

ja

jaja

ja

90 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

Als er geen standaardplan is, voldoet een zonnepaneel- of

collector in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan

de onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering:

- Op schuine daken; geheel binnen het dakvlak gelegen en

een gelijke hellingshoek als het dakvlak

- Op platte daken; geheel gelegen binnen een hoek van 15

graden vanaf de dakrand

Vorm:

- Paneel of collector is integraal opgenomen in het

ontwerp van het bouwwerk

- Paneel of collector vormt een geheel met de

installatie voor het opslaan van water of voor de

opwekking van elektriciteit, zo niet dan is de

installatie in het bouwwerk geplaatst

Materiaal en kleur:

- De kleur is overeenkomstig met het achterliggende

dakvlak of anders zwart, antraciet of donkergrijs.

Overig:

- Bij meerdere panelen of collectoren dient er een

regelmatige rangschikking op horizontale of

verticale lijn te zijn

ZONNEPANEEL- OF COLLECTOR

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 91

(SCHOTEL)ANTENNES ALGEMEEN

Wat is een (schotel)antenne?

In de regelgeving rondom het vergunningsvrij plaatsen van

antennes wordt onderscheidt gemaakt tussen een aantal

soorten antennes:

- Antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie.

Dit betreft de zogenaamde GSM-antennes.

- C2000 antennes. Dit zijn antennes ten behoeve van de

communicatie tussen hulpdiensten.

- Overige antennes. Onder deze categorie vallen schotel-

antennes en andere antennes voor de ontvangst van

radio of TV-signalen en sprietantennes, zoals bijvoor-

beeld voor 27MC zendinstallaties (“bakkies”).

Deze laatste categorie wordt bedoeld met

(schotel)antennes.

Excessenregeling

Als een (schotel)antenne vergunningsvrij mag worden

gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst aan

redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen is

echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld, want

men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd zijn

met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de

gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De

eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel

aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-

vergunningsvrij is.

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan

maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet

altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de

Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan

mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst

en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna

genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze

welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie

waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de

criteria, dan wordt het plan alsnog aan de

Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling

tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de

algemene welstandscriteria.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door

het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen

beschermde monumenten.

Standaardplan

Een (schotel)antenne voldoet in ieder geval aan redelijke

eisen van welstand als het eerder als zodanig door de

Welstandscommissie is goedgekeurd voor een identiek

plan voor hetzelfde bouwblok of in een vergelijkbare

situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat). Informatie over

standaardplannen is verkrijgbaar bij de gemeente.

C R I T E R I A

9

92 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

WILT U EEN (SCHOTEL)ANTENNE PLAATSEN?

Is het bouwwerk waarop, -aan of –bij de antenne wordt geplaatst een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?

nee

VergunningsvrijRegulier-

Vergunningsplichtig

ja

Licht-Vergunningsplichtig

Is de (schotel)antenne achter het voorerf geplaatst (dus ook niet aan de voorgevel)?

ja

nee

Wilt u een schotelantenne plaatsen?

ja

nee

Is de doorsnede van de schotelantenne minder dan 2 m?

ja

Wordt de antenne aan een gevel bevestigd?

ja

nee

Is de hoogte van de schotelantenne (inclusief de drager/mast)minder dan 3 m? (te meten vanaf de voet)

ja

Is de hoogte van de antenne (inclusief de drager/mast) minder dan 5 m te meten vanaf het snijpunt met het dak?

Is de hoogte van de antenne (inclusief de drager/mast) minder dan 5 m? (te meten vanaf de voet)

Is de hoogte van de antenne(inclusief de drager/mast) minder dan 40 m?

nee nee

jaja

ja

nee

nee

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 93

(SCHOTEL)ANTENNESAls er geen standaardplan is, voldoet een (schotel)antenne

in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan de

onderstaande criteria wordt voldaan.

- Plaatsing achter de voorgevelrooilijn

- Maximale diameter 2 m inclusief voet maximaal 3 m

hoog

- Kleur donker of indien lichte achtergrond licht

- maximaal één per woning

- hoogte vanaf maaiveld maximaal 12 m

94 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ZONWERINGEN, (ROL)LUIKEN EN ROLHEKKEN ALGEMEEN

Wat is een zonwering, (rol)luik of rolhek?

Zonweringen zijn voorzieningen om gebouwen tegen

zonlicht en warmte te beschermen. (Rol)luiken en

rolhekken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen

tegen inbraak en vandalisme te beschermen.

Excessenregeling

Als een zonwering, (rol)luik of rolhek vergunningsvrij mag

worden gebouwd, dan wordt deze niet preventief getoetst

aan redelijke eisen van welstand. Voor uitzonderingsgevallen

is echter een zogenoemde “excessenregeling” ingesteld,

want men kan bouwsels maken die “in ernstige mate in strijd

zijn met redelijke eisen van welstand”. En wel zodanig dat de

gemeente zich genoodzaakt voelt om in te grijpen. De

eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk van het bouwsel

aan te passen, ondanks het feit dat het bouwsel bouw-

vergunningsvrij is.

Toetsing

Bij alle plannen is ten eerste het bestemmingsplan

maatgevend. Een regulier-vergunningplichtig plan moet

altijd ter beoordeling worden voorgelegd aan de

Welstandscommissie. Een licht-vergunningplichtig plan

mag door een gemandateerde ambtenaar worden getoetst

en (eventueel) worden goedgekeurd op basis van de hierna

genoemde welstandseisen. Voldoet het plan niet aan deze

welstandseisen, of is er sprake van een bijzondere situatie

waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van de

criteria, dan wordt het plan alsnog aan de

Welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling

tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte en de

algemene welstandscriteria.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij door

het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen

beschermde monumenten.

Standaardplan

Een zonwering, (rol)luik of rolhek voldoet in ieder geval aan

redelijke eisen van welstand als het eerder als zodanig

door de Welstandscommissie is goedgekeurd voor een

identiek plan voor hetzelfde bouwblok of in een

vergelijkbare situatie (bijvoorbeeld in dezelfde straat).

Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de

gemeente.

C R I T E R I A

10

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 95

Wordt de zonwering geplaatst aan een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?

nee

VergunningsvrijLicht-

Vergunningsplichtig

ja

Wilt u de zonwering plaatsen aan een woning of een woongebouw?

ja

nee

WILT U EEN ZONWERING PLAATSEN?

Wordt het rolhek of het (rol)luik geplaatst aan of in een Rijksmonument, provinciaal of gemeentelijk monument of in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?

nee

VergunningsvrijLicht-

Vergunningsplichtig

ja

Wordt het rolhek of (rol)luik geplaatst bij een woning of een woongebouw?

ja

nee Wordt het rolhek of (rol)luik aan de binnenzijde van het gebouw geplaatst?

ja

nee

Bestaat het rolhek of (rol)luik voor tenminste 90% uit glasheldere doorkijkopeningen?

ja

nee

Het betreft hier geen rolhek in een erfafscheiding!

WILT U EEN ROLHEK OF (ROL)LUIK PLAATSEN?

96 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

ZONWERINGEN, (ROL)LUIKEN EN ROLHEKKEN

Als er geen standaardplan is, voldoet een zonwering,

(rol)luik of rolhek in ieder geval aan redelijke eisen van

welstand als aan de onderstaande criteria wordt voldaan.

- Overeenkomstig eerdere installaties aan de gevel

- Passend binnen de gevelopening

- Kleur aangepast aan die van de woning

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 97

Wat is reclame?

Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een

product of een dienst.

Voor het plaatsen van een op de grond staande reclamezuil

is een lichte bouwvergunning vereist. Voor de overige

reclame-uitingen moet een vergunning worden

aangevraagd in het kader van de gemeentelijke APV. Een

welstandsbeoordeling maakt deel uit van deze

vergunningprocedure.

De hierna genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor

een reclame-uiting waarvoor een vergunning wordt

aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria, dan kan

een gemandateerde ambtenaar het positieve

welstandsoordeel geven.

RECLAME ALGEMEEN

Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake

van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat over de

toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan

aan de Welstandscommissie voorgelegd, die bij de

beoordeling tevens gebruikmaakt van de gebiedsgerichte

en de algemene welstandscriteria. Van zo’n bijzondere

situatie is in ieder geval sprake bij door het Rijk, de

provincie of de gemeente aangewezen beschermde

monumenten.

WILT U EEN RECLAMEZUIL PLAATSEN?

Staat de reclamezuil op de grond?

ja

Regulier-Vergunningsplichtig

nee

Licht-Vergunningsplichtig

C R I T E R I A

11

98 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

RECLAME-UITINGEN OP HET VOORERFEen reclame-uiting los van de gevel voldoet ieder geval aan

redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria

wordt voldaan.

- Plaatsing bij de entree of op een parkeerplaats

- Eén naamsbord per pand

- Maximaal 1 m² en niet in één richting een grotere afme-

ting dan 1 m

- Niet verlicht

- Loodrecht op of vlak met de gevel aangebracht

- Niet aangebracht op bouwlagen met woonbestemming

- Een naar de weg of openbare ruimte gekeerde zijde maxi-

maal 1,5 m hoog

- Geen mechanisch bewegende delen

- Geen reclame voor diensten of producten die niet in het

pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 99

Wordt het bouwwerk op een erf gebouwd (op de grond, bij een bestaand gebouw)?

ja

APV-vergunningLicht-

VergunningsplichtigRegulier-

Vergunningsplichtig

nee

Is het gebouw waarbij het bouwwerk wordt geplaatst een Rijksmonument, een provinciaal of gemeentelijk monument of ligt het in een Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht?

nee

Is de hoogte van het bouwwerk minder dan 1 m?

ja

Is de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 2 m2?

ja

Heeft het bouwen van het bouwwerk tot gevolg dat de erven voor meer dan 50% zijn bebouwd?

nee

Is de hoogte van het bouwwerk minder dan 3 m?

ja

Is de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 5 m2?

ja

ja

nee

nee

nee

nee

ja

WILT U EEN LOSSTAANDE RECLAME-UITING PLAATSEN?

100 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

Een reclame-uiting aan de gevel voldoet ieder geval aan

redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria

wordt voldaan.

- Loodrecht op de gevel, met een maximale oppervlakte

van 0,75 m² en een maximale uitsteek van 1 m (inclusief

constructie). Indien de openbare ruimte breder is dan

5 m is de maximale oppervlakte 1 m²- Geen reclame aangebracht op bouwlagen met een woon-

bestemming

- In de voorgevel reclame-uiting als zelfstandig element vorm-

geven waarbij de maatvoering en detailleringen zijn afge-

stemd op en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel

- Geen mechanisch bewegende delen

- Loodrecht op of vlak met de gevel aangebracht

- Een naar de weg of openbare ruimte gekeerde zijde maxi-

maal 1,5 m hoog

- Geen verlichting

- Maximaal één reclame-uiting per gevel

- Geen reclame voor diensten of producten die niet in het

plan plaatsvinden respectievelijk worden verkocht

RECLAME-UITINGEN AAN DE VOORGEVEL

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 101

Bijlage 1 Begrippenlijst

Bijlage 2 Monumentenlijst

Bijlage 3 Hunebeddenlijst

Bijlage 4 Rietdakenlijst

Bijlage 4 Welstandskaarten

- overzichtskaart

- detailkaarten van Valthe, Drouwen, Odoorn,

Nieuw-Buinen, Exloo, Buinen, Borger.

HOOFDSTUK

10 BIJLAGEN

102 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 103

BEGRIPPENLIJSTB I J L A G E

1A Aanbouwen

Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag

aan een gevel van een gebouw.

Aangekapt

Met kap bevestigd aan dakvlak.

Aardtinten

Rode/bruine tinten.

Achtergevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van

een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Achterkant

De achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de

achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het

zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw

voorzover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg

of het openbaar groen.

Afdak

Hellend dak, hangend of op stijlen aangebracht tegen een

gebouw of een muur, om als gedeeltelijke beschutting te

dienen.

Afstemmen

In overeenstemming brengen met.

Antennedrager

Antennemast of andere constructie bedoelt voor de

bevestiging van een antenne.

Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de

bedrading en de al dan niet in een

techniekkast opgenomen apparatuur, met de

daarbijbehorende bevestigingsconstructie.

Asymmetrische kap

Zadeldak met twee ongelijke dakvlakken.

Authentiek

Overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel,

eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.

B Band

Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal,

meestal natuursteen, kunststeen of

baksteen.

Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen

gebouwen zijnde.

Beschot

Houten bekleding van een muur, inwendig als een

lambrisering, meestal niet tot de volle hoogte.

Bedrijfsbebouwing

Gebouwen en hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben

meestal een utilitair karakter.

Behouden

Handhaven, bewaren, in stand houden.

Belendende

Naastgelegen, (direct) grenzend aan.

Bijgebouwen

Een gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel

gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt

aan en vrijstaand van dat (hoofd)gebouw.

Blinde wand, muur of gevel

Gevel of muur zonder raam, deur of andere opening.

Boeiboord

Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal

uitgevoerd in hout of plaatmateriaal.

Boerderij

Gebouw/gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk)

agrarische functie en het daarbijbehorende woonhuis.

Borstwering

Lage dichte muur tot borsthoogte.

Bouwblok

Een geheel van geschakelde bebouwing.

104 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,

vernieuwen of veranderen of het vergroten van een

bouwwerk.

Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke

of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of

balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane

grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder.

Bouwvergunning

Vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de

Woningwet.

Bouwperceel

Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop krachtens het

plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is

toegestaan.

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal

of ander materiaal welke hetzij direct of indirect met de

grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in

of op de grond.

Bovenbouw

Bovenste, uit een oogpunt van gebruik meestal belangrijkste

gedeelte van een gebouw, meestal in tegenstelling tot de

onderbouw, het dragende gedeelte, fundament.

Bungalow

Meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de

begane grond zijn gesitueerd.

C Carport

Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of grenzend

aan een woning.

Civiel technisch kunstwerk

Bouwwerken die worden gemaakt ten behoeve van de

infrastructuur.

Classicisme

Stroming in de bouwkunst, bouwstijl.

Conformeren

Zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen aan,

afstemmen op.

Context

Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke

kenmerken.

Contrasteren

Een tegenstelling vormen.

D Dak

Overdekking van een gebouw of onderdeel ervan,

bestaande uit één of meer hellende vlakken

(schilden) of uit een horizontaal vlak.

Dakafdekking

Vlak of hellend dak van een gebouw, waarop dakbedekking

is aangebracht.

Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Dakkapel

Ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral

bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar

woonoppervlak te vergroten.

Daknok

Hoogste punt van een schuin dak. Horizontale snijlijn van

twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak.

Dakopbouw

Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van

de nok of dakrand van het dak, die het silhouet van het

oorspronkelijke dak verandert.

Dakraam

Raam in een dak.

Daktrim

Afwerking bovenzijde dakrand ten behoeve van

waterkering.

Dakvlak

Een vlak van het dak/kap.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 105

Dakvoet

Laagste punt van een schuin dak. Het snijpunt van de daklijn

en de onderliggende gevellijn.

Damwandprofiel

Metalen beplatingmateriaal met een damwandprofilering.

Detail

Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwdelen

zoals gevel en dak of gevel en raam.

Detaillering

Uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q.

aansluitingen.

Diversiteit

Verscheidenheid, afwisseling, variatie.

Drager en invulling

De drager is de constructie van een gebouw, waaraan de

invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en

wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren

vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en

invulling werd gebruikt om de woning in een groot

gebouw of een rij huizen te onderscheiden).

E Enkelvoudige bouwmassa

Gebouw dat bestaat uit een vierkante of rechthoekige

plattegrond en waarvan de bouwmassa hierop is

gebasseerd.

Ensemble

Architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch

geheel.

Erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat

direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht

is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en,

voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de

bestemming deze inrichting niet verbied.

Voorerf

Gedeelte van het erf dat aan de voorzijde van het gebouw

is gelegen. .

Achtererf

Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw

is gelegen. .

Zijerf

Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is

gelegen.

Eerste verdieping

Tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een

souterrain of kelder niet daaronder begrepen.

106 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

Erker

Kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan de gevel

van een gebouw, op de begane grond meestal uitgevoerd

in metselwerk, hout en glas.

F Flat

Groot gebouw met meerdere verdiepingen/woonlagen.

De appartementen in de flat zijn meestal gelijkvloers en

worden op hun beurt flat/flatjes genoemd.

G Galerij

Gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang

verschaft tot de afzonderlijke woningen.

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,

overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten

ruimte vormt.

Gepotdekseld

Horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende gevelbeplating

(oorspronkelijk houten planken).

Gevel

Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en

binnen.

(Gevel)geleding

Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale,

horizontale of figuratieve indeling van

de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk,

verspringingen of andere gevelkenmerken

en -detailleringen.

Gevelmakelaar

Decoratieve bekroning van een geveltop.

Goot

Waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak.

Goothoogte

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de

druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen

constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van

dakkapellen niet meegerekend.

Gootklos

Zie klossen.

Gootlijn

Veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan

de gevel vormen.

H Hoekaanbouw

Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag

aan de hoek van een gebouw.

Hoek- en kilkeper

Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.

Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn

constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming

als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

I Industriebebouwing

Bebouwing met een industriële bestemming.

Installatie

Set van beeld- en/of geluidsapparatuur, het aanbrengen van

technische toestellen (montage) en/of deze toestellen zelf.

K Kap

Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat

de dakbedekking draagt.

Kavel

Grondstuk, kadastrale eenheid.

Keper

Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.

Kern

Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel centrum van

een dorp of stad.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 107

Klossen

Uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter

ondersteuning van uitstekende onderdelen van een

gebouw zoals dakgoten.

Koofbord

Gebogen vlak dat de overgang vormt van een vlakke

zoldering of vlak plafond naar de muur.

Kop

In het algemeen gebruikt om de smalle kant van een

rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een

gebouw.

L Lak

Afwerklaag van schilderwerk.

Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door

het waarneembare deel van het

aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge

samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende)

natuur.

Latei

Draagbalk boven gevelopening.

Lessenaarsdak

Dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak.

Lichtkoepel

Raamconstructie meestal in een plat dak, in de vorm van

een koepel.

Lijst

Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning

van de bovenzijde van een gevel. Kroonlijst, gootlijst.

Lineair

Rechtlijnig, langgerekt.

Lint(bebouwing)

Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs

een weg- of waterverbinding.

Luifel

Afdak buiten tegen de muur van een gebouw aangebracht

en verder niet ondersteund, meestal boven een deur,

raampartij of gehele pui.

M Maaiveld

Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de

grens tussen grond en lucht, de gemiddelde hoogte van

het terrein, grenzend aan de gevels, op het tijdstip van de

aanvraag om bouwvergunning.

Mansardekap

Een dak met aan twee zijden onder een stompe hoek

geknikt of gebroken dakvlak.

Markies

Opvouwbaar zonnescherm.

Massa

Zichtbaar volume van bebouwing.

Metselverband

Het zichtbare patroon van metselwerk.

Middenstijl

Verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.

Monument

Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van

de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip

van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Muurdam

Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur.

108 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

N Natuurlijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door

geologische, geomorfologische,

bodemkundige en biologische elementen, zowel

afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

Negge

Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en

het kozijn.

O Ondergeschikt

Voert niet de boventoon.

Onderbouw

Het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking

op de begane grond van een huis met meerdere

verdiepingen.

Ontsluiting

De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein.

Oorspronkelijk

Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek.

Oorspronkelijke gevel

Gevel van een gebouw zoals deze nieuw is gebouwd.

Openbaar groen

Met het openbaar groen wordt bedoeld hetgeen

daaronder in het normale spraakgebruik wordt

verstaan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het

gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek

toegankelijk zijn. Een weiland, bos of water kan in dit

verband niet worden aangemerkt als openbaar groen.

Orthogonaal

Rechthoekig.

Oriëntatie

De hoofdrichting van een gebouw.

Overstek

Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder

gelegen deel.

P Paneel

Rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting.

Penant

Gemetselde steunpilaar van het fundament van een

gebouw, metselwerk in een gevel langs openingen.

Piramidekap

Een kapvorm waarbij dakvlakken vanaf de vier gevels van

het pand samenkomen in een punt.

Plaatmateriaal

Materiaal van kunststof, staal, hout meestal ten behoeve van

gevelbekleding.

Plint

Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de

onderzijde van een gebouw.

Profiel

Omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoorbeeld kozijn)

of een doorsnede daarvan.

Profilering

Aangebrachte vorm en maatvoering van profiel.

Portiek

Gemeenschappelijk trappenhuis en/of een

terugspringende ruimte voor de straat- of toegangsdeur.

R Raamdorpel

Horizontal stenen element onder de onderdorpel van een

houten kozijn, dat ervoor zorgt dat water onder het kozijn

buiten het muurvlak wordt afgevoerd.

Raamhout

Hout waaruit ramen worden vervaardigd of omlijsting

waarbinnen het paneel van een deur of beschot wordt

ingesloten. Ook wel draaiende of schuivende delen van

kozijn/post.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 109

Referentiekader

Het geheel van waarden en normen binnen een bepaalde

groep waarnaar kan worden verwezen.

Renovatie

Vernieuwing.

Respecteren

Met eerbied behandelen, eerbiedigen, waarderen.

Rijenwoningen

Geschakelde eengezinswoningen in een rij.

Ritmiek

Regelmatige herhaling.

Rollaag

Een in verband gemetselde laag van op hun kant of kop

gemetselde stenen. Horizontale of gebogen rij stenen of

betonbalk boven een gevelopening of aan de bovenzijde

van een gemetselde wand.

Rooilijn

Lijn die in het bestemmingsplan of Bouwverordening

aangeeft waarbinnen mag worden gebouwd.

S Schilddak

Dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de

smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.

Slagenlandschap

Een landschap met langgerekte ontginningslinten met

haaks daarop een stelsel van smalle kavels gescheiden door

afwateringssloten.

Situering

Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving.

Speklaag

Lichte natuurstenen band als afwisseling in baksteenmetsel-

werk, doorgaans van Brabantse arduin, later ook van

zandsteen.

Stijl

Architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of

van een bepaalde stroming.

T Tactiel

Met de tastzin verbonden.

Tent-, punt- of piramidedak

Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één

punt bijeenkomen.

Textuur

De waarneembare structuur van een materiaal (bij

metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het

voegwerk).

Tympaan

Driehoekig of segmentvormige bekroning van een

(klassiek) gebouw of van een onderdeel daarvan.

U Uitbouw

Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks

vanuit het gebouw toegankelijk is.

V Verdieping

Bouwlaag.

Volant

Strook stof als afronding en versiering van zonnescherm of

markies.

Voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van

een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

110 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

Voorgevelrooilijn

Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan dan

wel de gemeentelijke Bouwverordening.

Voorkant

De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde

van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de

zijkant van een gebouw voorzover die zijde (zijdelings) is

gekeerd naar de weg of het openbaar groen.

W Weg

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de

Wegenverkeerswet 1994.

Windveer

Plank bevestigd langs de kanten van een met riet of pannen

gedekt dak ter afdekking van de

voorrand. Worden soms aan de bovenzijde over elkaar

gekeept.

Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de

huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Wolfsdak/wolfseinden

Meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op

de kop een afgeknot dakschild heeft (wolfseind).

Z Zadeldak

Een dak dat aan twee zijden schuin is met een symmetrisch

profiel.

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 111

B I J L A G E

2 MONUMENTENLIJST

Borger

Oude begraafplaats

Hunebedstraat 2

Hoofdstraat 19

Hoofdstraat 34 (kerk)

Hoofdstraat 34 (toren)

Exloërmond

Zuiderdiep 190

Zuiderdiep 192

Zuiderdiep 385

Exloo

Schoolstraat 1

Zuiderhoofdstraat 6

Zuiderhoofdstraat 8

Hoofdstraat 29-31

Nieuw Buinen

Kerklaan 1

Zuiderdiep 140

Noorderdiep 115

Odoorn

Eendenkuil 1-3

Hoofdstraat 27

Valtherweg 1

Valtherweg

Borgerderweg 40

Valthe

Schoolstraat 20

Valthermond

Zuiderdiep 279

Noorderdiep 57

Kavelingen 33

Westdorp

Borgerderstraat 1

Zandberg

Kerklaan 23

112 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

HUNEBEDDENLIJSTB I J L A G E

3Borger

Hunebedstraat

Bronneger

Zuideresch

Zuideresch Popdilweg

Buinen

Buinerstraat

Drouwen

Drouwenerveld

Marel esch

Odoorn

Bodenpad, Exloërbos

Valtherbos

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 113

B I J L A G E

4 RIETDAKENLIJST

Borger

Hoofdstraat 8

Koesteeg 6

Koesteeg 8

De Gang 6

Brinkstraat 8

Kleine Brinkstraat 6

Kleine Brinkstraat 8

Ambachtstraat 8

Ambachtstraat 13

Ambachtstraat 17

Hunebedstraat 2 (jeugdherberg)

Hunebedstraat 2 (schaapskooi)

Hunebedstraat 3

Hunebedstraat 4

Hunebedstraat 9

Hunebedstraat 10

Hunebedstraat 12

Hunebedstraat 15

Lemmerstraat 1

Bronneger

Dorpsstraat 5

Dorpsstraat 9

Dorpsstraat 12

Dorpsstraat 14

Dorpsstraat 15

Buinen

Hoofdstraat 36

Hoofdstraat 51

Hoofdstraat 53

Hoofdstraat 57

Hoofdstraat 84

Drouwen

Alinghoek 2

Alinghoek 9

Torenweg 7

Hammeersweg 9

Hammeersweg 11

Hammeersweg 13

Hoofdstraat 11

Hoofdstraat 12

Hoofdstraat 17

Hoofdstraat 23

Schoolstraat 10

Ees

Borgerderstraat 2

Dorpsstraat 4

Dorpsstraat 7

Dorpsstraat 11

Dorpsstraat 15

Dorpsstraat 16

Dorpsstraat 17

Dorpsstraat 18

Dorpsstraat 19

Exloo

Hoofdstraat 23

Hoofdstraat 25

Hoofdstraat 29/31

Hoofdstraat 33

Hoofdstraat 55/57

Schoolstraat 1

Fabrieksstraat 3

Zuiderhoofdstraat 3

Zuiderhoofdstraat 6

Zuiderhoofdstraat 5

Zuiderhoofdstraat 20

Zuiderhoofdstraat 22

Polweg 1

Klijndijk

Hoofdweg 20

Odoorn

Steegje 2

Eendenkuil 1/3

Dilweg 19

Dilweg 6

Dilweg 7

Torenweg 1

Torenweg 14

Torenweg 16

Torenweg 18

Valthe

Schoolstraat 3

Schoolstraat 8

Schoolstraat 20

Kampweg 1

Kampweg 2

Kampweg 3

114 WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN

Schaapskuilweg 2

Hoofdstraat 2

Odoornerweg 1

Odoornerweg 2

Westdorp

Borgerderstraat 1 (woonhuis)

Borgerderstraat 1 (bijgebouw)

Borgerderstraat 2

Brink 3

Brink 7

Brink 9

Brink 12

WELSTANDSNOTA BORGER-ODOORN 115

BügelHajema Adviseurs bv

Bureau voor Ruimtelijke

Ordening en Milieu bnSP

Vaart nz 48-50

Postbus 274

9400 AG Assen

Telefoon (0592) 31 62 06

Telefax (0592) 31 40 35

www.bugelhajema.nl

E-mail: [email protected]

Vestigingen te Assen

Leeuwarden en Amersfoort

Colofon

Opdrachtgever:Gemeente Borger-Odoorn,contactpersoon J. Hermes

Teksten:Hoofdstuk 1-9.4 en bijlagen:Gemeente Borger-Odoorn,J. Hermes.Hoofdstuk 9.4-9.7:BügelHajema Adviseurs,Sjoukje de Jong.Hoofdstuk 9.7: VROM,Gemeente Borger-Odoorn enBügelHajema

Tekeningen en foto’s;Tonny Warners, Sjoukje deJong, BügelHajema Adviseurs

Projectleiding:De heer Allard Wiersma,BügelHajema Adviseurs

Projectnummer:030.00.01.07.10.00

datum: 25-09-2008