marjolijnvanadrichem.files.wordpress.com€¦  · Web viewOp dit niveau wordt dus bepaald wta...

18
27 mei 2013 Opdracht: Leerarrangement 2, thema 1 Cursusjaar: 2012-2013

Transcript of marjolijnvanadrichem.files.wordpress.com€¦  · Web viewOp dit niveau wordt dus bepaald wta...

27 mei 2013

Opdracht: Leerarrangement 2, thema 1Cursusjaar: 2012-2013Datum: 2 juni 2013Student: Marjolijn van Adrichem-van LadesteijnStudentnummer: 0868661

Inhoudsopgave

1. Inleiding 3

1. Het IDI model 42. Het model van Romiszowski 63. Het model van Dick, Carey en Carey 74. Curriculair spinnenwebmodel van Van den Akker 105. 4C-ID model 12

Literatuurlijst 15

Inleiding

Leerarrangement 2 omvat het kerngebied ontwerpen. Om gestructureerd te werk te gaan is gekozen door de student om de thema’s 1 tot en met 5 uit te werken en te plaatsen op het blog.

Thema 1: wat is onderwijskundig ontwerpen

Thema 2: Analysen van het eigen curriculum

Thema 3: Onderwijskundig ontwerpen en visies op leren en instructie

Thema 4: Innovatief, creatief, uitdagen en activerend ontwerpen

Thema 5: Het leerplanontwerp

In dit document wordt thema 1 uitgewerkt. De volgende vijf ontwerpmodellen worden in essentie uitgelegd.

1. Het IDI model2. Het model van Romiszowski3. Het model van Dick, Carey en Carey4. Curriculair spinnenwebmodel van Van den Akker5. 4C-ID model

Vervolgens wordt per ontwerpmodel het leertheoretische principe en de visie die er aan ten grondslag ligt beargumenteerd. Per ontwerpmodel wordt het concept verklaard. En per model worden de overeenkomsten, verschillen, sterktes en zwaktes onderbouwd.

1. IDI model, IDI staat voor Instructional Development Institute.

Essentie van het IDI model

In het IDI model kunnen drie clusters aan activiteiten onderscheiden worden: definieer, ontwikkel, en evaluatieactiviteiten. Het model is cyclisch, d.w.z. dat het meerdere keren kan worden doorlopen totdat de opleidingsdoelen in voldoende mate zijn bereikt. Het doorlopen van een cyclus noemt men in de literatuur iteratie. Een iteratie betekent dus dat men bij het ontwerpen voorziet om de cyclus meerdere keren te doorlopen.

Het leer theoretische principe

Het IDI-model is een schematische en lineaire procedure voor het ontwerpen van onderwijs. In 9 fasen wordt een stappenplan doorlopen voor het oplossen van onderwijskundige vraagstukken die vragen om een verandering van de bestaande situatie ( Valcke blz 361).

Visie

Het 9 stappenmodel, IDI model van Gagne is een voorbeeld van cognitivisme ( Valcke blz 369). De aandacht verschuift bij deze stroming van uiterlijk gedrag naar innerlijk denkproces. Leren is denken. Dat innerlijke denkproces is een proces van informatieverwerking, waarbij cognivisten de mens zien als een computer die informatie opslaat, verwerkt en representeert. Hierdoor leren we de wereld beter begrijpen en daardoor kunnen we beter handelen. (Rondeel. M. 2012)

Sterktes

- microniveau staat voorop bij het ontwerpen van instructie: er wordt een leersequens, of een les ontworpen

- Het IDI model kan gebruikt worden als instap op het thema onderwijskundig ontwerpen

Zwaktes

Volgens Merill, Li en Jones (1991) heeft deze generatiemodellen een aantal tekortkomingen:

- De analyse van de leerinhouden is gericht op kleinere kennisonderdelen en niet op omvangrijke structuren uit een kennisdomein

- Het model helpt maar in beperkte mate om beslissingen te nemen over hoe de kennisverwerving ondersteund kan worden

- Het model helpt niet om een organisatiestructuur uit te werken voor een instructiepakket

- Het model is sterk verankerd in een specifieke theorie. Het is moeilijk om in deze theorieen nieuwe theoretische en/ of empirische inzichten te integreren

- De ontwerpfasen in het model lopen onafhankelijk van elkaar- Het meest esentiele ontbreekt bij dit model: het ontwerpproces houdt geen reflectie in

op het procesverloop bij het ontwerpen. Er worden lessen, lesmomenten ontworpen zonder dat het onderwerp ter discussie komt te staan.

- Er ontbreekt een metaniveau- Er ontbreekt een evaluatie van het ontwerp in de ontwerpcyclus

2. Het model van Romiszowski

Essentie van het Romiszowski model, een systeemmodel

Romiszowski: ziet taakanalyse als belangrijkste deelactiviteit in een ontwerpaanpak. Hij beschrijft een ontwerpaanpak die bestaat uit vier niveaus. Op elk niveau stelt hij specifieke types taakanalyse voor die helpen om een beslissing te nemen over telkens andere componenten van het didactisch handelen.

Het leer theoretische principe

Niveau 1: Het eerste niveau is het projectniveau waarbij de focus ligt op: einddoelen, de algemene lijn van de te onderwerpen instructie en mogelijke beperkingen waarmee men rekening moet houden. Op dit niveau wordt dus bepaald wta uiteindelijk bereikt moet worden, met welke inhouden en waarmee men rekening dient te houden

Niveau 2: Dit is het curriculum- of cursusniveau waarbij men op zoek is naar concreten doelstellingen, naar de opbouw en naar de leerinhouden die relevant zijn voor het totale pakket.

Niveau 3: Het lesplanniveau, waarbij de nadruk ligt op instructional events, de concrete instructiestrategieen die in elke fase van les gebruikt zullen worden

Niveau 4: Het leerstapniveau waarbij een script wordt opgeleverd van de concrete leer- en instructieactiviteit of van de concrete zelfstudiematerialen die de lerende uiteindelijk in handen krijgt. Ook is een lesplan uitgewerkt. Het lesplan is opgebouwd volgens drie

opeenvolgende fasen: 1. Startactiviteiten, 2 instructiestrategieen toepassen en 3 afsluitende actviteiten. Het lesplan vraagt naast per stap het gedrag van de docent te beschrijven, ook het te verwachten gedrag van de lerende, de feedback die men voorziet op dit gedrag en de tijd die men wil besteden aan deze fase.

Visie

De aanpak van Romiszowski is toegepast op sterk verschillende kennisdomeinen en contexten.

Sterktes

Zeer concreet, vlot bruikbaar instrument dat handig is voor beginnende docenten, het instrument geeft houvast. Het resultaat, om per stap in het lesplan het gedrag van de docent, verwachte gedrag van de student, de feedback die men voorziet in dit gedrag en de tijd die men wil besteden aan deze fase, van deze ontwerpacties is een quasilineaire beschrijving van het verloop van een les.

Zwaktes

3. Het model van Dick, Carey en Carey.

Essentie van het DCC ( Dick, Carey & Carey )model

Het DCC model is een ontwerpmodel waarin negen opeenvolgende stappen worden onderscheiden. Bepaalde relaties tussen stappen zijn afhankelijk van de uitkomsten van evaluatie. Evaluatie van het ontwerp is een integraal deel van dit model en leidt tot een eventuele revisie die zelfs kan starten helemaal vooraan in het ontwerpproces

Het leer theoretische principe

1. Formuleer een instructiedoel

2. Voer een analyse uit op het instructiedoel

3. Maak een analyse van de lerenden en de context van de onderwijssituatie

4. Formuleer prestatiedoelstellingen voor de lerenden

5. Ontwikkel een toetsinstrument

6. Ontwikkel een instructiestrategie

7. Ontwikkel en selecteer instructiemateriaal

8. Formatieve evaluatie van het leerplan

9. Summatieve evaluatie van het leerplan

Visie: Het model is beinvloed door het werk van Gagne, conditions of learning, het IDI model, is een voorbeeld van cognitivisme zie visie van IDI, model 1 ( Valcke blz 369) Daarnaast zijn elementen van het behaviorisme en constructivisme in het model te vinden ( Dick Carey en Carey, blz 3 en 4) De auteurs adviseren een open mind visie en geloven dat het model gebruikt wordt door ervaren professionals het in hoofdzaak neutraal is.

Constructivisme wil zeggen: de student bouwt individueel en op eigen wijze kennis op vanuit ervaringen. Nieuwe informatie wordt toegevoegd aan de al aanwezige kennis. (Rondeel blz 14)

Behaviorisme: hierbij overheerst de opvatting dat alles maakbaar, programmeerbaar en planbaar is. Het doel van leren is gedragsverandering. Gedragverandering realiseer je door gewenst gedrag te belonen en ongewenst gedrag te bestraffen. Het leerproces zelf blijft buiten beschouwing en speelt zich af in een black box

Sterktes

Docenten en ontwerpers kunnen het model vertalen naar hun visie op leren, pedagogische uitgangspunten, doelen, studentengroep en leeromgeving. (Dick, Carey & Carey, 2009, p. 3-4)

Het model is een sterk hulpmiddel om succesvol standaard onderwijs te plannen.

Daarnaast is de verbinding tussen elk deel van het model een sterkte. Wanneer een schakel niet goed is uitgedacht kan de volgende schakel niet goed worden doorgelopen

Het DCC model is een empirisch en repliceerbaar proces blz 8 en 9 Carey.

Zwaktes

Hangt af van de beschikbare tijd en geld om het model goed te doorlopen.

4. Curriculair spinnenwebmodel van Van den Akker

Essentie van het spinnenwebmodel van den Akker

Het is nuttig gebleken om het curriculaire spinnenwebmodel van Van den Akker te gebruiken om de interne consistentie te bepalen aan de hand van negen curriculaire elementen bij het beschrijven van de opzet en de uitvoering van de leerwerkarrangementen.

Het Spinnenwebmodel geeft aan dat alle elementen van het een leerwerkarrangement met elkaar in samenhang behoren te zijn. Zodra een van de curriculaire elementen onvoldoende is uitgedacht, leidt dat in de opzet tot een verzwakking van het gehele leerwerkarrangement. Daarbij vormt het Spinnenwebmodel van Van den Akker de rationele of de onderwijsvisie het centrale begrip dat kan worden gezien als de koepel waar de negen curriculaire elementen van afgeleid kunnen worden. Zodra een van de onderliggenliggende curriculaire elementen van de onderwijsvisie op het leerwerkarrangement minder goed is uitgedacht in de planfase of een van de elementen in de praktijk niet voldoende wordt geimplementeerd, neemt de effecticiteit van het leerwerkarrangement als geheel af.

Het leer theoretische principe

Het Curriculair spinnenweb ontwerpmodel heeft geen systematsche benadering waarin wordt aangegeven wanneer en welke stappen moeten worden genomen, zoals bovengenoemde modellen. Wel wordt bij Spinnenwebmodel van Van den Akker aangegeven welke elementen van een leerwerkarrangement met elkaar in samenhang behoren te zijn. En dat de rationele

of de onderwijsvisie als centraal begrip kan worden gezien waar de negen elementen van afgeleid kunnen worden.

Visie

Vanuit het sociaal constructivistisme wordt in dit model leren als een sociaal proces beschouwd. Kennis is het resultaat van interactie tussen personen en ontstaat als mensen bereid zijn kennis te delen, te expliciteren en samen verder te ontwikkelen.

Rondeel, M. 2012 blz 14

Sterkte

Zodra een van de curriculaire elementen onvoldoende is uitgedacht, leidt dat in de opzet tot een verzwakking van het gehele leerwerkarrangement. Daarbij vormt het Spinnenwebmodel van Van den Akker de rationele of de onderwijsvisie het centrale begrip dat kan worden gezien als de koepel waar de negen curriculaire elementen van afgeleid kunnen worden.

Zwakte

Doordat een stappenplan ontbreekt zal een stappenplan moeten worden gemaakt, de tijdslijn zal bewaakt moeten worden.

5. 4C-ID model

Figuur 1.2.1 Blauwdruk van een opleiding of training. (Hoogveld, naar van Merriënboer & de Croock, 2002)

Essentie van het 4C-ID-model

Het 4C-ID model van van Merrienboer (1997) is ontwikkeld als ontwerpmodel voor instructie met betrekking tot complexe vaardigheden. Complexe vaardigheden verwijst naar kennis die opgebouwd is uit veel deelvaardigheden en dit vereist een bewuste verwerking van taken (dus geen routinematige klussen). Het gaat in dit model expliciet over cognitieve vaardigheden.

Het 4C/ID model gaat uit van het aanleren van die complexe vaardigheden. Het is een ontwerpstrategie die met de nodige vrijheid kan worden toegepast. Het onderwijsprogramma is opgebouwd uit een groot aantal verschillende situaties, waarin steeds de combinatie en coördinatie van alle aspecten wordt geoefend. (leertaken). Het curriculum is primair opgebouwd uit een opeenvolging van leersituaties. Afhankelijk van de leerstof zal soms gebruik gemaakt worden van casussen, van pgo’s, of van projecten. Het onderwijsprogramma is niet alleen een teamaangelegenheid, ook samenwerking en afstemming met deelnemers en het werkveld is noodzakelijk. Het curriculum is opgebouwd uit een primaire onderwijsstroom. Het aantal leertaken en de duur ervan varieert, zij worden in nauwe samenwerking met het werkveld vastgesteld. Er is sprake van afnemende

ondersteuning naar de deelnemers, in de loop van de studie komt er meer flexibiliteit en meer zelfsturing van deelnemers. De vakkenstructuur wordt doorbroken, de scheiding tussen kennis/houding en vaardigheden en de scheiding tus-sen theorie en praktijk wordt losgelaten. Intensieve samenwerking tussen verschillende vakdocenten, bpv docenten en het werkveld is noodzakelijk. De kern van de 4C/ID benadering is dat studenten leren door te werken aan betekenisvolle integratieve taken. Het zijn min of meer realistische taken die ontleend zijn aan de beroepspraktijk.

Het leer theoretische principe

1. De leertaken bestaan uit reeksen oefeningen in het uitvoeren van de hele taak van de expert. Deze oefeningen zijn gerangschikt in klassen van opklimmende moeilijkheid. Door herhaald oefenen en door met een serie gemakkelijke taken te beginnen, krijgt de student de expertise in de vingers.

2. De ondersteunende informatie bestaat uit alles wat de student moet weten om de taak te begrijpen en te kunnen uitvoeren: wat is het, hoe zit het in elkaar, hoe werkt het en hoe wordt de taak aangepakt? Het is denkgereedschap en aanpakkennis.

3. Just in time informatie, de procedurele informatie gaat over regels die bij het uitvoeren van de taak toegepast moeten worden; routineaspecten van de taak dus. De niet-expert heeft die regels bij de hand als hij of zij de taken uitvoert.

4. Deeltaakoefening is nodig om routines en deelroutines die heel vaak terugkomen te automatiseren.

Visie

Holisme: De hele-taakbenadering berust op deze grondslag De deelnemer houdt het perspectief op het einddoel namelijk de beheersing van de beroepstaak, taak of competentie in zijn geheel

Constructivisme wil zeggen: de student bouwt individueel en op eigen wijze kennis op vanuit ervaringen. Nieuwe informatie wordt toegevoegd aan de al aanwezige kennis. (Rondeel blz 14)

Sterktes

Het is een hulpmiddel om op een systematische en wetenschappelijk onderbouwde manier een training of onderwijstraject te ontwerpen voor complexe taken.

Het 4C-ID-model helpt om oplossingen te vinden om de belasting van het korte-termijngeheugen tijdens het aanleren van de taak in het begin te reduceren en geleidelijk aan op te voeren

Zwaktes

Achtergrond info:

Hoe werkt het 4C-ID-model?

In het 4C-ID-model , is de 'hele taak' van de expert het uitgangspunt. Een expert kan bijvoorbeeld zijn: een procesoperator, luchtverkeersleider, verpleegkundige, facility manager, kapper, onderhoudstechnicus, leraar, psycholoog, toeristisch dienstverlener, fysiotherapeut, bejaardenverzorgster, iemand die informatie zoekt op het internet, etcetera). De bedoeling van het werken met het 4C-ID-model, is een reeks oefensituaties, ('leertaken') te ontwerpen waardoor de niet-expert ervaring kan opdoen met de aanpak van de situatie. Natuurlijk is de meest eenvoudige situatie waar nog sprake is van de essentie van de expertise het startpunt en wordt het later moeilijker. Het werken met 'de hele taak' is het belangrijkste ontwerpprincipe van het 4C-ID-model.

Het ontwerpen van reeksen van deze leertaken, die opklimmend moeilijker worden, gebeurt in taakklassen. Een van de manieren om taakklassen te ontwerpen is door de moeilijkste en makkelijkste versie van de 'hele taak' als uitersten op een schaal uit te zetten en er tussenfasen naar ingeschatte behoefte in te plaatsen. Dat gaat door de factoren in kaart te brengen die de taak makkelijker of moeilijker maken.

Naar: Janssen & van Merriënboer, 2002

Om goed zicht te krijgen op de complexiteit van taken kan een boomstructuur opgezet worden van de vaardigheden die een rol spelen bij de uitvoering van de taak. Die wordt in het model 'hiërarchische analyse van samenstellende vaardigheden' genoemd. Deze analyse maakt zichtbaar welke vaardigheden voorwaardelijk zijn voor andere (die staan dan verticaal lager in het model) en welke vaardigheden na elkaar of tegelijkertijd nodig zijn om de complexe hele taak uit te kunnen voeren (die staan horizontaal in de hiërarchie).Het ontwerp van de ondersteunende informatie is gebaseerd op een analyse en specificatie van de vakkennis uit het taakgebied (‘denkgereedschap’) en de aanpakkennis die de student nodig heeft om de taak uit te kunnen voeren. Het kan uit geschreven informatie, literatuur, selectie van case studies maar ook uit demonstratie van principes bestaan, compleet met toelichting en het geven van vuistregels voor stappen in de aanpak.

De analyse van routineaspecten bestaat uit de specificatie van het weten wat men doen moet als … Het gaat hierbij dus om de terugkerende aspecten van de vaardigheid, die in regels of procedures te beschrijven zijn: procedurele informatie. Deze informatie is tijdens de uitvoering van de taak, dus just-in-time, aanwezig in de vorm van instructie of bijvoorbeeld werkkaarten. Het kan tenslotte nodig zijn dat belangrijke terugkerende deeltaken als een automatisme beheerst moeten worden, om de aandacht op de uitvoering van de hele taak te kunnen concentreren en niet op herhaald voorkomende deelvaardigheden. Daarom worden ze apart getraind en heet dit: deeltaakoefening. Men kan wel pas beginnen aan automatiseren als de context waarbinnen dat gaat gebeuren, dus de hele taak, duidelijk is.

Aan het eind worden de modellen nog geanalyseerd op overeenkomsten en verschillen

Literatuurlijst

Dick, W., Carey, L., & Carey, J. ( 2009). The systematic design of instruction. London: Pearson Education Ltd.

Rondeel, M. (2012). Het ontwerpboek. Utrecht: Kessels& Smit Publishers

Streumer, J. (2010). De kracht van werkplekleren. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers

Valcke, M. (2010). Onderwijskunde als ontwerpwetenschap, een inleiding voor ontwikkelaars van instructie en voor toekomstige leerkrachten. Gent: Academia Press.