MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in...

31
Praktische handleiding voor gemeenten bij de uitvoering van het meetinstrument centrumbeheer Draaiboek MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER

Transcript of MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in...

Page 1: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

Praktische handleiding voor gemeenten bij deuitvoering van het meetinstrument centrumbeheer

DraaiboekMEETINSTRUMENTCENTRUMBEHEER

Page 2: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

ALGEMENE INFO I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 3

Algemene info

Dit draaiboek maakt deel uit van het project ‘Procesbegeleiding bij de toepassing van het meetinstrument centrumbe-heer’, een samenwerkingsinitiatief van de Provincie West-Vlaanderen en het ERSV West-Vlaanderen (namens RESOC Brugge, RESOC Midden-West-Vlaanderen, RESOC Westhoek en RESOC Zuid-West-Vlaanderen), in samenwerking met de deelnemende gemeenten (Beernem, Harelbeke, Hooglede, Izegem, Jabbeke, Koksijde, Kuurne, Lichtervelde, Meule-beke, Nieuwpoort, Oostkamp, Roeselare, Torhout, Wevelgem, Wielsbeke, Wingene en Zwevegem) en Leiedal. Binnen dit project werd het meetinstrument centrumbeheer, onder begeleiding van een procesbegeleider, uitgevoerd in de voormelde 17 West-Vlaamse gemeenten.

Dit draaiboek heeft als doel om te leren uit de ervaringen die in de loop van dit project werden opgedaan en om deze ken-nis ter beschikking te stellen van gemeenten die het meetinstrument (opnieuw) willen toepassen. Het bevat een stappen-plan van hoe de toepassing van het meetinstrument centrumbeheer het best wordt aangepakt, waar tijdens de uitvoering eventueel problemen kunnen opduiken, hoe deze op te lossen en op welke wijze het meetinstrument te verrijken en zo fl exibel mogelijk toe te passen.

Het draaiboek dient samen gebruikt te worden met de WES-uitgave ‘Facetten van West-Vlaanderen’ editie 51 van decem-ber 2003 met de titel ‘Evaluatiemethode voor centrumbeheer’. In deze publicatie, die bij de dienst Economie van de Provin-cie te verkrijgen is, wordt het meetinstrument centrumbeheer, zoals oorspronkelijk door WES uitgewerkt, toegelicht. Ook wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het draaiboek vult deze publicatie aan en focust voornamelijk op de ruimere gemeentelijke aanpak en de praktische tips bij de uitvoering van het meetinstrument. Voor meer informatie kunt u terecht bij de dienst Economie van de Provincie West-Vlaanderen van waaruit dit project mee werd opgevolgd.

Wij zijn ervan overtuigd dat dit draaiboek u zal helpen om het meetinstrument centrumbeheer op een effi ciënte manier uit te voeren. Veel succes!

Contact:

Provincie West-Vlaanderen - Dienst Economie ERSV West-Vlaanderen vzwProvinciehuis Olympia Provinciehuis OlympiaKoning Leopold III-laan 66 Koning Leopold III-laan 668200 Sint-Andries (Brugge) 8200 Sint-Andries (Brugge)E [email protected] E [email protected] www.west-vlaanderen.be/economie W www.ersv.beT 050 40 71 87 T 050 40 34 17

Page 3: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

4 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I INHOUD

Inhoud

Algemene info ..................................................................................................................................................................... 3

Inleiding .............................................................................................................................................................................. 5

Wat is (het meetinstrument) centrumbeheer? ................................................................................................................... 5

Wat leert ons het meetinstrument centrumbeheer? ......................................................................................................... 6

Waarom dit draaiboek? ....................................................................................................................................................... 8

Voor de start ....................................................................................................................................................................... 9

Wat is het doel van de geplande studie? ............................................................................................................................ 9

Wie zal de studie begeleiden / coördineren / uitvoeren? ................................................................................................... 10

Oprichting werkgroep en stuurgroep ................................................................................................................................. 10

Afbakening van het studiegebied ........................................................................................................................................ 11

Invullen van de checklist ter zelfevaluatie van de gemeente ............................................................................................. 13

De gegevens verzamelen .................................................................................................................................................... 15

Gegevens op te vragen bij de gemeentelijke diensten ....................................................................................................... 15

Statistische gegevens ......................................................................................................................................................... 16

Inventarisatie van de handels- en horecazaken in het centrum ........................................................................................ 16

Enquêtering van de handelaars .......................................................................................................................................... 17

Enquêtering van de winkelende bezoekers / inwoners ..................................................................................................... 20

Enquêtering van de vastgoedsector ................................................................................................................................... 23

De enquêtes verwerken ..................................................................................................................................................... 24

Invoeren van de enquêtes ................................................................................................................................................... 24

Enquêtes verwerken ........................................................................................................................................................... 24

Enquêtes interpreteren ....................................................................................................................................................... 25

Het eindrapport .................................................................................................................................................................. 27

Opstellen van het eindrapport ............................................................................................................................................ 27

Terugkoppeling van de resultaten ...................................................................................................................................... 28

Mogelijke acties en opvolging ........................................................................................................................................... 29

Schema procesverloop ....................................................................................................................................................... 30

Colofon ................................................................................................................................................................................ 32

Page 4: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

INLEIDING I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 5

Inleiding

Wat is (het meetinstrument) centrumbeheer?

Steden en gemeenten dienen er steeds voor te zorgen dat de aantrekkingskracht van hun centrum op inwoners, hande-laars, bedrijven en bezoekers behouden blijft of versterkt wordt. Het nastreven van de leefbaarheid van de centra is een delicate oefening die van een hele reeks factoren afhangt zoals winkelaanbod, bereikbaarheid, inrichting van het open-baar domein, veiligheid, promotie, …

Om te vermijden dat een kern van een gemeente er economisch en sociaal op achteruit gaat, is het noodzakelijk dat de gemeente een beleidsvisie en aangepaste maatregelen uitwerkt ter versterking van die kern. Ze dient met andere woor-den haar centrum te ‘managen’. Dit is wat onder centrumbeheer wordt verstaan.

De defi nitie voor centrumbeheer die voor de toepassing van het meetinstrument gehanteerd wordt is ‘een structureel samenwerkingsverband van publieke en private partijen in een binnenstad of in een centrum of kern van een gemeente om de aantrekkingskracht en het economisch functioneren van dit centrum of die kern te versterken’. Daarnaast wordt ook een verbetering van de leefbaarheid van de binnenstad of het centrum van de gemeente als doel vooropgesteld.

De activiteiten of inhoudelijke doelstellingen van centrumbeheer zijn bijgevolg ruim en steunen op twee pijlers, namelijk het versterken van de economische ontwikkeling, enerzijds, en het versterken van de leefbaarheid in de binnenstad of kern van de gemeente, anderzijds. Deze hoofddoelstellingen vertalen zich in een aantal subdoelstellingen (zie onder-staande fi guur).

Figuur 1: Inhoudelijke doelstellingen van centrumbeheer.

Naast bovengenoemde inhoudelijke doelstellingen kent centrumbeheer ook organisatorische of procesgerichte doel-stellingen. Tot de organisatorische doelstellingen behoren het professioneel aanpakken van het beheer van een stad of gemeente, waarbij men een strategie en visie ontwikkelt voor dit centrum, en waarbij men werkt aan gezamenlijke en samenhangende doelstellingen, enerzijds, het bevorderen van de communicatie, het overleg en de samenwerking tussen de diverse actoren in het centrum van de gemeente anderzijds.

Deze organisatorische doelstellingen kunnen in de praktijk van even groot belang zijn als de inhoudelijke doelstellingen van centrumbeheer.Om gemeenten toe te laten hoger vermeld beheer of management van hun centrum te evalueren, werd in opdracht van de Provincie West-Vlaanderen (in kader van het project aanspreekpunt lokale economie) een meetinstrument ontwikkeld waarmee gemeenten de ontwikkeling op het vlak van centrumbeheer en de effectiviteit ervan op regelmatige tijdstippen kunnen meten. Dit wordt het meetinstrument centrumbeheer genoemd.

Economie

Leefbaarheid

Economischeontwikkeling

Voorwaarden-scheppend

• Kleinhandel• Horeca• Toerisme en recreatie• ...

• Wonen• Mobiliteit (bereikbaarheid, parkeren, verheersveiligheid)• Openbare ruimte• ...

Formuleren van prioriteiten en concrete actiesen projecten

Page 5: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

6 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I INLEIDING

Ter beoordeling van de organisatorische of procesgerichte doelstellingen werd een vragenlijst opgesteld die een ge-meente toelaat om een zelfanalyse te maken, de checklist genaamd. Aan de hand van deze checklist kan de gemeente nagaan hoe ver ze reeds staat op het vlak van centrumbeheer: werkt men vanuit een visie met betrekking tot het centrum, is er voldoende communicatie, overleg en samenwerking tussen de verschillende partijen in het centrum, enzovoort.

De inhoudelijke doelstellingen (zie fi guur 1) worden geëvalueerd aan de hand van een lijst van 37 indicatoren1 die be-trekking hebben op de diverse hoofd- en subdoelstellingen van het centrumbeheer. Het gaat dus over indicatoren over enerzijds de economische aspecten van een centrum, en anderzijds de leefbaarheid van een centrum.

Om de indicatoren in te vullen wordt beroep gedaan op verschillende administratieve databanken, worden gegevens verzameld die worden bijgehouden door verschillende gemeentelijke diensten, wordt een inventaris van het aanbod aan handel en horeca opgemaakt en wordt een enquêtering van diverse doelgroepen georganiseerd: handelaars, winkelende bezoekers en/of inwoners, vastgoedsector.

De uitvoering van de studie van het meetinstrument centrumbeheer wordt best begeleid door een stuur- en werkgroep waarin de voornaamste stakeholders worden opgenomen: vertegenwoordigers van de gemeentelijke politiek, de admi-nistratie, handel en horeca, enzovoort. Door deze stakeholders te betrekken in een stuurgroep creëert men een draag-vlak en een klankbord voor de studie. In de werkgroep zitten alle personen die actief meewerken aan de invulling van het meetinstrument en de indicatorenset.

Wat leert ons het meetinstrument centrumbeheer?

Onafhankelijk van de manier waarop de gemeente haar centrum beheert2, laat de invulling van het meetinstrument het lokale bestuur toe om na te gaan hoe het met het economisch functioneren en de leefbaarheid in het centrum van de gemeente is gesteld en hoe het centrum op dit vlak geëvolueerd is in vergelijking met vroegere jaren.

Een volledig ingevulde indicatorenset van het meetinstrument centrumbeheer biedt op zich een vrij accuraat beeld van de actuele toestand van een centrum of kern van een gemeente. De resultaten van de enquêteringen die verbonden zijn aan het meetinstrument bieden een antwoord op de vraag over welke aspecten de handelaars, de winkelende bezoekers en/of de inwoners van het centrum of de kern in kwestie wel en niet tevreden zijn op het tijdstip van de bevraging. Ook krijgen de respondenten de ruimte om zelf eventueel suggesties naar voor te schuiven om bepaalde problemen aan te pakken. Deze kunnen mogelijks inspirerend werken voor de gemeente en haar bestuur.

Nog interessanter worden de resultaten van de toepassing van het meetinstrument centrumbeheer op een gemeente, wanneer ze vergeleken kunnen worden met enerzijds resultaten uit het verleden, en anderzijds de resultaten van andere centra en kernen.

Het meten van evoluties

Het meetinstrument centrumbeheer is van oorsprong zo ontwikkeld dat een gemeente zelf een studie van haar centrum of kern kan uitvoeren, op basis waarvan zij het beheer van dat centrum of van die kern kan vastleggen of aanpassen. Deze eerste toepassing van het meetinstrument, deze eerste meting van haar centrum of kern kan dan als nulmeting dienen en een ijkpunt vormen van latere toepassingen van het meetinstrument centrumbeheer. Nadat het beleid - op basis van de resultaten van de eerste toepassing, de nulmeting - wordt aangepast en geïmplementeerd, kan het immers getoetst worden door na verloop van tijd de studie opnieuw te gaan uitvoeren.

1 De lijst met alle indicatoren is terug te vinden op de cd-rom in bijlage.2 Er zijn diverse vormen van management van het centrum van een stad of gemeente mogelijk: met of zonder centrum-

manager, in de vorm van een organisatie of als regulier overleg, informeel of formeel, breed of smal van opzet, be-leidsgericht of uitvoeringsgericht, enzovoort. Iedere gemeente maakt zelf haar keuze in verband met centrumbeheer. Het opzetten van centrumbeheer vraagt immers om maatwerk. Hoe de structuur eruit ziet is niet zo belangrijk, wel van belang is de manier waarop het overleg gebeurt en hoe de doelstellingen worden bereikt.

Page 6: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

INLEIDING I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 7

Wanneer slechts enkele aspecten van het centrum werden aangepakt of bijgestuurd, kan men ervoor opteren om het meetinstrument slechts gedeeltelijk opnieuw te gaan toepassen en te zien of de uitgevoerde acties het vooropgestelde doel bereikt hebben. Door het meetinstrument opnieuw volledig te gaan toepassen, krijgt men opnieuw een volledig beeld van de situatie in het centrum en kan men nagaan of de beleidsaanpassingen ook neveneffecten hebben gehad, of ze met andere woorden ook andere indicatoren beïnvloed hebben.

Gezien een centrum sowieso onderhevig is aan heel wat invloeden, waar men als gemeente al dan niet vat op heeft, is het zeker aan te raden om iedere drie tot vijf jaar de toepassing van het volledige meetinstrument centrumbeheer opnieuw uit te voeren. Op die manier worden evoluties in kaart gebracht. Enerzijds kunnen deze van nut zijn om te zien of bij het gevoerde beleid voldoende rekening wordt gehouden met alle aspecten van het centrum of de kern. Anderzijds worden de invloeden van nieuwe, exogene evoluties en trends waarop mogelijks kan of moet worden ingespeeld, hierdoor zicht-baar.

Het vergelijken met andere centra of kernen

Het meetinstrument centrumbeheer kan ook als benchmarkingin-strument worden gebruikt. De vergelijking met andere centra van de gemeente of met de centra en kernen van verschillende andere gemeenten biedt de meerwaarde dat de gemeente de resultaten van de toepassing van het meetinstrument centrumbeheer in een perspectief kan plaatsen. Bepaalde resultaten en scores kunnen immers pas correct geïnterpreteerd worden, wanneer men ze kan kaderen en vergelijken met de resultaten uit het verleden of van vergelijkbare andere centra en kernen. Leegstandspercentages, bijvoorbeeld, kunnen pas correct geïnterpreteerd worden, wan-neer ze vergeleken worden met de percentages van vorige jaren of van andere gemeenten.

Dit biedt bovendien het voordeel te leren uit ervaringen van ande-ren. Als blijkt dat andere gemeenten met soortgelijke problemen kampen (op heden of in het verleden), kan men via de uitwisse-ling van beleidsinstrumenten en ervaringen samen zoeken naar mogelijke oplossingen, of succesvolle oplossingen kopiëren van andere gemeenten.

Een wetenschappelijke basis om het beleid op te enten

Meten is weten, maar weten alleen is niet voldoende. Uit de inge-vulde indicatorenset van het meetinstrument centrumbeheer over een centrum of een kern, die in perspectief kan geplaatst worden aan de hand van de vergelijking met het verleden of de vergelijking met andere centra en kernen, kan men leren wat de sterktes en zwaktes zijn van het bestudeerde centrum. Het biedt heel wat kennis over het centrum, die op een wetenschappelijk ver-antwoorde manier verzameld werd. Maar deze kennis, en bij uitbreiding deze studie, blijft grotendeels nutteloos zolang er niets mee gebeurt.

De voornaamste doelstelling van het meetinstrument centrumbeheer is om zo veel mogelijk bruikbare kennis op te leveren waarop de gemeente haar beleid kan stoelen en waaruit acties kunnen worden gedistilleerd. Acties die er voor helpen zorgen dat het centrum of de kern in kwestie aantrekkelijker wordt voor zowel de winkelende bezoekers, als de bewoners, als de lokale handelaars. Hoe de kennis om te zetten in doelgerichte acties is niet opgenomen in het meet-instrument centrumbeheer. Dit komt wel, zij het summier, aan bod in het laatste hoofdstuk van dit draaiboek. Door de stakeholders en de lokale actoren actief te betrekken bij de uitvoering van de studie, kunnen echter van deze personen heel wat insteken en ideeën verwacht worden.

Page 7: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

8 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I INLEIDING

Waarom dit draaiboek ?

De Provincie West-Vlaanderen wou bij de ontwikkeling van het meetinstrument centrumbeheer een instrumentarium uitwerken waarmee de West-Vlaamse gemeenten onmiddellijk zelf aan de slag kunnen gaan. De publicatie van WES ‘Evaluatiemethode voor centrumbeheer’, editie 51 van ‘Facetten van West-Vlaanderen’, zou hierbij dienen als handleiding voor de gemeenten.

Gezien de grootte van het meetinstrument, het vele werk dat er mee gepaard gaat en het feit dat men er niet mee ver-trouwd is of was, werd het meetinstrument oorspronkelijk echter in geen enkele gemeente spontaan toegepast. Toch was er vanuit verschillende gemeenten vraag naar en interesse voor een toepassing van het meetinstrument centrumbeheer op één of enkele van hun kernen. Daarom werd het Project Meetinstrument Centrumbeheer opgericht.

Het Project Meetinstrument Centrumbeheer

Het project ‘toepassing van het meetinstrument centrumbeheer’ had als doel om de West-Vlaamse gemeenten bij te staan bij de uitvoering van de studie. In 17 gemeenten van West-Vlaanderen werd, met de hulp van een procesbegeleider, het meetinstrument centrumbeheer toegepast op telkens één of meerdere van hun centra en kernen.

Een eerste doel van het project was om de studie te laten uitvoeren door een ambtenaar van de gemeente, in de meeste gevallen betrof dit de ambtenaar verantwoordelijk voor lokale economie, met de ondersteuning van een procesbegeleider. Door de gemeente zo veel mogelijk actief te betrekken en de gemeente veel taken zelf te laten uitvoeren, leerde de gemeente in kwestie het meetinstrument te hanteren. Zo kon de gemeente de nodige knowhow opbouwen om in de toekomst zelfstandig de studie te herhalen.

Een tweede doel van het project was om, na afl oop van de individuele studies van de gemeenten waarbij ge-meentelijke rapporten werden opgesteld met de resultaten, de resultaten van deze verschillende gemeenten te vergelijken. Gezien de deelnemende gemeenten allemaal begeleid werden door dezelfde procesbegeleider, werd verkregen dat de resultaten onderling vergelijkbaar zijn. Hierdoor is een benchmarking tussen de deelnemende gemeenten mogelijk gemaakt. Zo kunnen de resultaten van de individuele gemeenten in perspectief geplaatst worden en kan men makkelijker afl eiden welke resultaten positief of negatief zijn in vergelijking met andere gemeenten.

Gezien het meetinstrument centrumbeheer tijdens dit project in 17 verschillende gemeenten en in 30 verschil-lende kernen of centra werd uitgevoerd, werd hierbij heel wat knowhow opgebouwd. Er werden in de loop van de studie (bv. bij het verzamelen van gegevens of bij het enquêteren) vaak verschillende methodes gebruikt in de di-verse gemeenten om tot een zelfde resultaat te komen. Aan iedere methode of techniek waren telkens positieve en negatieve aspecten en consequenties verbonden.

Dit draaiboek heeft als doel om alle ervaringen die in de loop van het project werden opgedaan om te zetten tot en te bundelen in een aantal praktische en nuttige tips voor gemeenten die het meetinstrument centrumbeheer willen toepas-sen. Voor de uitvoering van bepaalde stappen in de studie worden diverse keuzeopties aangeboden en worden kritische succesfactoren naar voor geschoven.

Deze praktische handleiding moet u bijgevolg samen gebruiken met de WES-publicatie ‘Evaluatiemethode voor centrum-beheer’ waarin de meer theoretische en technische aspecten van het meetinstrument centrumbeheer zijn opgenomen. Die publicatie vormt de basis, dit draaiboek is een aanvulling met een stappenplan (zie schema procesverloop achteraan) en keuzeopties voor de concrete uitvoering en bevat tal van praktische tips.

Page 8: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

VOOR DE START I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 9

Voor de start

Wanneer een gemeente beslist heeft om het meetinstrument centrumbeheer toe te passen op één of enkele van haar centra en kernen, is het belangrijk om op voorhand bij enkele zaken stil te staan (zie het schema op het einde).

Om op het einde van de rit uit de studie de kennis te kunnen halen die men nodig heeft, moet eerst goed nagedacht wor-den over wat men als gemeente wil te weten komen. Het al dan niet actief betrekken van verschillende stakeholders bij de uitvoering van de studie zal op zich een effect hebben op enerzijds de uitvoering van de studie zelf, maar ook op wat er met de studie kan gebeu-ren en wat er van zal verwacht worden.

In dat opzicht is het noodzakelijk om vooraf goed na te denken over wat men verlangt van de studie, wie er best belast wordt met de uitvoering er-van en welke actoren men er bij wil betrekken. Daaraan gekoppeld moet het studiegebied duidelijk afgelijnd worden.

Het invullen van de checklist, een lijst met vragen aan de hand waarvan een gemeente kan nagaan hoe ver men reeds staat inzake centrumbeheer in de gemeente, kan hierbij mogelijks helpen. De ingevulde checklist maakt op zich bovendien deel uit van de studie.

Wat is het doel van de geplande studie?

Gezien het invullen van alle 37 indicatoren die deel uitmaken van het meetinstrument centrumbeheer heel wat werk met zich meebrengt, is het belangrijk op voorhand uit te maken wat men precies uit de studie wil halen.

Bij een eerste toepassing van het meetinstrument centrumbeheer is het vrij nuttig om een volledige indicatorenset in te vullen omdat dan de actuele toestand van alle belangrijke aspecten in het centrum in kaart worden gebracht. Op die manier krijgt men een breed beeld van het reilen en zeilen in de kern of het centrum in kwestie, leert men waar het cen-trum sterk in is en waarin het tekort schiet. Bovendien helpt de studie om de mening en de verwachtingen van zowel de winkelende bezoekers als van de handelaars over het centrum te leren kennen.

Een volledig ingevulde indicatorenset, na een toepassing van het meetinstrument centrumbeheer, is daarom een ideale wetenschappelijke basis om bijvoorbeeld een nieuw beleidsplan voor lokale economie op te stoelen of om een bestaand beleids-plan aan te toetsen.

Is het doel van de studie echter om slechts een beperkt aantal aspecten (opnieuw) te bestuderen, dan is het niet altijd nodig om de studie in zijn geheel uit te voeren of te herhalen. Wanneer op basis van een voorgaande studie bepaalde specifi eke maatregelen zijn getroffen door de gemeente en men wil de impact daarvan gaan toetsen, dan kan men een beperktere studie uitvoeren. Kwestie is dan om na te gaan op welke indicatoren deze ingrepen allemaal een directe of indirecte impact konden of moesten hebben en enkel de gegevens voor die indicatoren te verzame-len. Aan te raden is dan ook om niet enkel die indicatoren te gaan meten waarop de beleidsaanpassing een directe impact moest hebben, maar ook die aspecten op-nieuw in kaart te brengen waarop de getroffen acties onrechtstreeks een invloed

konden hebben. Wanneer bijvoorbeeld een parkeerplaats werd heraangelegd, dan kan dit onder meer een impact hebben op de verkeersveiligheid, op de openbare ruimte als op de parkeermogelijkheden.

Voor bepaalde kernen zijn een aantal aspecten, en dus ook de indicatoren ermee verbonden, van iets minder groot be-lang. Het belang van toerisme bijvoorbeeld is in sommige kernen of centra bijna te verwaarlozen. Voor die centra kan men die indicatoren dan ofwel laten vallen, ofwel proberen om te vormen tot indicatoren van aspecten die wel een rol spelen. Bijvoorbeeld kan eerder het recreatief aanbod geaccentueerd worden in plaats van het toeristische aanbod. Indi-cator 26 daarentegen, is bijvoorbeeld enkel van toepassing op heel kleine kernen.

“Denk eerst goed naover wat je met destudie wil bereiken”

“Bij een eerste toepassing is het nuttig om een volledige indicatorensetin te vullen”

Page 9: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

10 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I VOOR DE START

Wie zal de studie begeleiden/coördineren/uitvoeren?

Om de uitvoering van het meetinstrument centrumbeheer zo vlot mogelijk te laten verlopen is het belangrijk dat er binnen de ge-meente één persoon specifi ek belast wordt met de volledige co-ordinatie. Met de mate waarin deze persoon eerder volledig co-ordinerend, dan wel ook uitvoerend, dient te werken, kan fl exibel worden omgegaan. Sowieso is het zeker niet de bedoeling dat deze persoon alle werk zelf moet uitvoeren.

Wie deze coördinator precies wordt is geen onbelangrijke keuze. Best kiest men iemand met de nodige capaciteiten om een studie van aanzienlijke omvang te coördineren, om op een kritische ma-nier om te gaan met het meetinstrument en de resultaten ervan correct te interpreteren, om bepaalde taken op een heldere ma-nier te delegeren, om mensen over de studie te informeren en om vergaderingen in verband met de studie te organiseren en vlot te laten verlopen. Het is ook een voordeel als deze persoon de pro-blematiek van het centrum kent, als hij/zij een deel van de uitvoe-rende taken op zich kan nemen en vertrouwd is met de betrokken stakeholders en met de gemeentelijke diensten.

Vaak is de ambtenaar verantwoordelijk voor lokale economie bin-nen een gemeente de aangewezen persoon om de studie te co-ordineren. In (kleinere) gemeenten waar geen enkele ambtenaar specifi ek werkt rond lokale economie, kan deze taak aan een an-

dere ambtenaar worden toegewezen, of kan, indien deze daartoe bereid is en hiervoor de tijd kan vrijmaken, de schepen die bevoegd is voor lokale economie de taak op zich nemen.

De ambtenaar of schepen lokale economie is immers vertrouwd met de inhoud van de studie en heeft over het algemeen contacten met zowel de andere ambtenaren, het lokale bestuur als met een aantal van de andere stakeholders (handelaars en horeca-uitbaters). Afhankelijk van de ruimte en de tijd die deze persoon voor dit project kan of mag vrijmaken, zal deze persoon veel of minder ondersteuning moeten krijgen. Op wie en waarvoor de coördinator van de studie een beroep kan doen, maakt deel uit van de verdere hoofdstukken van dit draaiboek. Belangrijk is dat alle medewer-kers af en toe eens samenkomen in een werkgroep of een stuurgroep om de stand van zaken van het project te bespreken.

Oprichting werkgroep en stuurgroep

Een eerste opdracht voor de coördinator van de studie is om een eerste werkgroep en een eerste stuurgroep te organise-ren. Het is heel belangrijk om goed na te denken wie men in de werkgroep wil opnemen en wie liever niet.

De taak van een werkgroep bestaat erin om de praktische uitvoering van de studie zo vlot mogelijk te laten gebeuren. In de werkgroep worden daarom die mensen opgenomen die actief zullen meewerken aan het verzamelen en opvragen van alle data en gegevens. Heel concreet kan dit gaan over ambtenaren die bepaalde gegevens binnen hun eigen diensten moeten verzamelen (bv. dienst toerisme, dienst stedenbouw, dienst fi nanciën), over verantwoordelijken van handelsver-enigingen, bereid om actief mee te werken aan de studie of over andere personen die mee willen werken. Eventueel kan ook de bevoegde schepen en/of de gemeentesecretaris deel uitmaken van de werkgroep, om de studie van nabij op te volgen. Indien zij het project slechts van op een afstand willen volgen, worden ze beter opgenomen in de stuurgroep. De werkgroep wordt immers het best niet te groot gemaakt, zodat ze snel, regelmatig en fl exibel kan samenkomen.

De werkgroep komt in principe vrij regelmatig samen. Afhankelijk van de agenda kan deze groep ook groter of kleiner worden op bepaalde bijeenkomsten. Wanneer bijvoorbeeld de gegevens van de dienst stedenbouw worden opgevraagd en behandeld, is het belangrijk dat de bevoegde ambtenaar hierbij aanwezig is. Op een vergadering ter voorbereiding van de enquêtes is zijn aanwezigheid mogelijks minder van belang.

“Om de studievlot te latenverlopen, zorgt het best één persoon voor de volledige coördinatie”

Page 10: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

VOOR DE START I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 11

De stuurgroep heeft als taak of doel om de studie waar nodig te on-dersteunen en (bij) te sturen. De stuurgroep heeft daarbij enerzijds een rol als klankbordgroep die de gang van zaken van de studie kritisch beoordeelt, advies geeft bij eventuele problemen of vraag-stukken en moeilijke knopen van de werkgroep doorhakt. Ander-zijds speelt de stuurgroep een rol om de studie te gaan promoten en kenbaar te maken.

In de stuurgroep wordt daarom best een vrij ruime groep uitgeno-digd, met mensen die geïnteresseerd zijn in de lokale economie en/of belang hebben bij de studie. Mogelijke leden zijn de burge-meester en de schepenen van de gemeente, gemeenteraadsleden, vertegenwoordigers en leden van handels- en horecaverenigingen, vastgoedmakelaars actief in het bestudeerde centrum, gemeente-lijke beambten en politieambtenaren.

Gezien de stuurgroep vrij omvangrijk is, wordt deze best slechts twee à drie keer samengeroepen gedurende de hele uitvoering van het project. Een eerste bijeenkomst van de stuurgroep vindt plaats bij aanvang van de studie, nadat de werkgroep de eerste stappen heeft gezet. Tijdens die vergadering wordt het project aan de stuurgroep voorgesteld, samen met de geplande methodologie en de vooropge-stelde vragenlijsten. Bedoeling is dat de leden van de stuurgroep hun mening geven over dit alles, eventueel aanpassingen voorstellen voor

de vooropgestelde methodo-logie en hun achterban over de studie informeren en oproepen om eraan mee te werken.

De stuurgroep, of een deel ervan, kan eventueel een tweede maal bijeenkomen als in de loop van de studie bepaalde zaken mank lopen. Indien er bijvoorbeeld onvoldoende medewerking blijkt te zijn van de handelaars of wanneer de enquête-ring van de winkelende bezoekers niet zou vlotten. Zaak is dan om zeker die leden van de stuurgroep samen te roepen die een impact kunnen hebben op het verdere verloop van de studie.

Een laatste bijeenkomst van de stuurgroep volgt op het einde van de studie, wanneer de resultaten bekend zijn. Het is immers nuttig dat er een terugkoppeling van de

resultaten gebeurt naar de stuurgroep, vooraleer het defi nitieve eindrapport wordt opgesteld. Bepaalde leden van de stuur-groep kunnen immers bepaalde resultaten beter kaderen of er nuttige commentaar bij geven. Deze feedback kan eventueel meegenomen worden in het eindrapport. Tijdens de voorstelling van de resultaten aan de stuurgroep kan ook reeds een eerste keer nagedacht worden over de interpretatie van bepaalde resultaten en over mogelijke acties.

Afbakening van het studiegebied

Vooraleer de studie echt van start kan gaan, moet men vaststel-len wat bestudeerd moet worden en in dit geval welk gebied het onderwerp zal uitmaken van de studie. Het moet voor iedereen duidelijk zijn wat wel en wat geen onderdeel uitmaakt van de stu-die. Belangrijk is dat het studiegebied in grote mate overeenstemt met wat de gewone burger als het centrum of de economische kern van een gemeente percipieert. Bovendien moet er rekening gehouden worden met het feit dat bepaalde informatie slechts tot op een bepaald niveau wordt verzameld of vrijgegeven.

Hoe groot men het studiegebied wil nemen is een afweging die moet gemaakt worden, afhankelijk van welk gebied en welke functies men precies wil bestuderen. Men kan een centrum in enge zin of in ruime zin interpreteren. Een centrum in enge zin kan zich beperken tot het echte hart van een gemeente, waar de belangrijkste ad-ministratieve en lokale commerciële activiteiten zijn gevestigd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de centrale markt en de (winkel)straten eromheen.

“De stuurgroepheeft als taak om de studie te ondersteunen enbij te sturen”

“Het studiegebied moetzoveel mogelijk aansluiten

bij wat algemeen dooriedereen als het centrum

geconcipieerd wordt”

Page 11: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

12 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I VOOR DE START

Een centrum in ruime zin bevat het centrum in enge zin, maar ook de woongebieden die er rond gevestigd zijn. Het cen-trum in ruime zin is vaak de woonkern van een gemeente of wordt soms omgeven door een ringweg. Het bevat dus ook een belangrijke woonfunctie.

Om het studiegebied af te bakenen zijn er diverse mogelijkheden. Wij geven de voor- en nadelen van drie mogelijke op-ties: het willekeurig vastleggen van een studiegebied, de afbakening aan de hand van statistische sectoren en de afbake-ning aan de hand van bouwblokken.

Op www.west-vlaanderen.be/economie kan, onder de rubriek ‘sociaaleconomische streekontwikkeling’, heel wat infor-matie gevonden worden (topografi sche kaarten, stratenplan, luchtfoto, woonkernen, bouwblokken…) als basis voor de keuze van afbakening3.

Willekeurige afbakening

Wanneer het studiegebied afgebakend wordt, is het belangrijk dat het zo goed als mogelijk overeenstemt met wat de meeste mensen als het centrum of de kern van de gemeente beschouwen. In bepaalde gemeenten ligt dit redelijk vast, is deze perceptie bij de meeste mensen min of meer dezelfde. Binnen de werkgroep kan dan, aan de hand van een straten-plan, een bepaald gebied uitgetekend worden dat hiermee overeenstemt. Bedoeling is om een tabel te verkrijgen waarin de straten die deel uitmaken van het studiegebied staan opgelijst, en waarin voor iedere straat aangeduid staat welke straatnummers tot het studiegebied horen.

Het vastleggen van de grenzen van bepaalde straten, zeker aan de rand van het centrum, is niet altijd even makkelijk. Soms kan ervoor gekozen worden om de grens te leggen op de hoek van twee straten, soms moet men een straat vanaf een bepaald punt afkappen. Kwestie is van telkens na te gaan wat dan het laatste straatnummer was aan de even (pare zijde) en aan de oneven kant (onpare zijde) van de straat.

Voordeel van deze manier van werken, is dat men er aanvankelijk zeer fl exibel mee kan omgaan. Je kan zelf kiezen wat er wel of niet bij hoort. Op die manier kan men het studiegebied exact overeen laten stemmen met wat de meeste mensen als het centrum beschouwen. Dit biedt grote voordelen bij het enquêteren, gezien veel vragen in zowel de enquête van de handelaars, als in die van de bewoners of winkelende bezoekers, betrekking hebben op het centrum van de gemeente. Als het effectieve studiegebied nagenoeg het zelfde is als wat algemeen als het centrum beschouwd wordt, is weinig of geen extra uitleg nodig.

Een belangrijk nadeel van zelf, op een willekeurige manier, het studiegebied te gaan afbakenen, is dat er niet automatisch statistieken over kunnen opgevraagd worden. Bij het meetinstrument centrumbeheer horen een aantal statistieken die op een zeer laag niveau te verkrijgen zijn. Statistieken over inwonersaantallen, de leeftijdsstructuur en het gemiddeld inkomen binnen een bepaald gebied worden verzameld, en zijn dus te verkrijgen, tot op het niveau van een bouwblok of tot op het niveau van statistische sectoren. Daarom is het aan te raden om het studiegebied samen te laten vallen met één of meerdere statistische sectoren of met één of meerdere bouwblokken.

Afbakening met statistische sectoren

Iedere gemeente werd in 1981 door het ADSEI (voormalig NIS) opgedeeld in een aantal statistische sectoren. Bepaalde gebieden binnen een gemeente die een soortgelijke functie of een gelijkaardig uitzicht hadden, werden telkens als één statistische sector beschouwd. Deze opdeling komt sterk overeen met wat in bepaalde gemeenten als een bepaalde wijk wordt beschouwd. Meestal wordt het centrum als een statistische sector beschouwd, is een bepaalde woonwijk een andere aparte sector en is een landelijk gebied weer een andere sector. Omdat gemeenten ook evolueren werd en wordt de indeling van deze statistische sectoren regelmatig herbekeken door het ADSEI/NIS. Dit gebeurde al eens in 1991, en voor het laatst in 2001. Gegevens van voor en van na 2001 op het niveau van de statistische sectoren kunnen hierdoor van mekaar afwijken.

Bepaalde gegevens, waaronder de bevolkingsgegevens, de leeftijdstructuur en het gemiddeld inkomen, die nodig zijn voor het meetinstrument centrumbeheer, worden door het ADSEI verzameld en vrijgegeven tot op het niveau van deze statistische sectoren.

3 Contact dienst Economie/GIS, Provincie West-Vlaanderen: E [email protected], T 050 40 33 50.

Page 12: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

VOOR DE START I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 13

Zeer vaak stemt de statistische sector ‘centrum’ zeer nauw overeen met de algemene perceptie van welk gebied het centrum uitmaakt. In die gevallen kan men ervoor opteren om het studiegebied te laten samenvallen met de statistische sector in kwestie. Indien dit nodig wordt geacht, kunnen ook meerdere statistische sectoren samen als het studiegebied beschouwd worden.

De belangrijkste voordelen hierbij zijn dat er bepaalde statistische gegevens tot op dat niveau beschikbaar zijn en dat er reeds lijsten bestaan die precies uitmaken welke straten van en tot op welk nummer tot de statistische sector in kwestie behoren. Deze lijsten kunnen opgevraagd worden bij de dienst Economie van de Provincie4.

Het belangrijkste nadeel is dat, wanneer het centrum zoals het algemeen beschouwd wordt niet zou overeenstemmen met één of meerdere statistische sectoren, men ertoe genoopt is om een iets ruimer of iets beperkter studiegebied te kiezen dan gewenst.

Afbakening met bouwblokken

Een ander niveau waarop bepaalde statistische informatie beschikbaar is, is het niveau van de bouwblokken. Bouwblok-ken zijn de kleinste entiteiten waarvan statistische informatie mag worden vrijgegeven. Een bouwblok bevat alle wonin-gen die begrensd worden door vier (of minder / meer) straten (of ander openbaar ‘domein’ als spoorwegen, waterwegen, park, …). Men zou dus een aantal bouwblokken kunnen uitkiezen die allemaal samen het studiegebied uitmaken. Hier-voor zijn specifi eke kaarten beschikbaar5.

Voordeel is onder meer dat, binnen de Provincie, statistische informatie beschikbaar is tot op dat niveau. Het is ook iets fl exibeler dan als gewerkt wordt met statistische sectoren die een stuk grotere entiteiten zijn.

Nadeel is onder meer dat men de som moet maken van een aanzienlijk aantal bouwblokken (wat met de moderne GIS en ICT-mogelijkheden echter een te verwaarlozen probleem is). Ander nadeel is dat, ook hier, telkens een volledige bouwblok dient opgenomen te worden. In sommige gevallen, zeker aan de rand van het centrum, maakt soms maar één straat van een bouwblok of een deel ervan deel uit van het centrum. Dan moet telkens de keuze gemaakt worden of de volledige bouwblok in het studiegebied wordt opgenomen, dan wel of men die bouwblok geen deel laat uitmaken van het studiegebied. Een laatste moeilijkheid bij het werken met bouwblokken is dat alle bouwblokken moeten benoemd wor-den. Hiervoor zijn echter specifi eke kaarten beschikbaar via GIS.

De beste methode

Welke methode de beste is, verschilt van gemeente tot gemeente. Het makkelijkst is om eerst willekeurig het gebied te gaan afbakenen en dan te gaan zien hoe de gegevens hiervoor makkelijkst verzameld kunnen worden. Wanneer één of meerdere statistische sectoren zeer nauw aansluiten bij wat als centrum beschouwd wordt, is het wellicht het makke-lijkst en het meest logisch om met statistische sectoren te werken. Indien dit niet het geval is, kan bekeken worden welke bouwblokken allemaal wel of niet tot het studiegebied behoren.

Telkens moet men er op trachten toe te zien dat het gebied waarvan de statistische gegevens worden gebruikt zo goed mogelijk aansluit bij het studiegebied. Als dit toch voor een stuk zou afwijken, wordt dit het best duidelijk vermeld in het eindrapport, zodat men zich daar bij een herhaling van de studie goed bewust van is. Het is voor de vergelijkbaarheid en voor het in kaart brengen van evoluties immers van groot belang dat op twee aparte tijdstippen het zelfde wordt gemeten.

Invullen van de checklist ter zelfevaluatie van de gemeente

Aan de hand van een checklist, worden de organisatorische doelstellingen van centrumbeheer geëvalueerd. Het invullen van de checklist kan gezien worden als een eerste stap in de concrete studie, maar deze kan ook gebruikt worden als een voorbereidende stap, waaruit de doelstellingen van de studie uit kunnen worden afgeleid. Deze kunnen op hun beurt bepaalde mensen overtuigen van het nut of de noodzaak van de studie.

4 Provincie West-Vlaanderen, dienst Economie/GIS: E [email protected], T 050 40 33 50.5 Meer info op www.west-vlaanderen.be/economie (sociaaleconomische streekontwikkeling - subregionale ondersteu-

ning).

Page 13: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

14 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I VOOR DE START

De checklist is in feite een vragenlijst die bestemd is voor het bestuur van een gemeente. Hij biedt het bestuur de moge-lijkheid om het bestaande beleid op het vlak van lokale economie en op het vlak van centrumbeheer aan de hand van een aantal vragen zelf kritisch te evalueren. In de cd-rom in bijlage kunt u deze checklist terugvinden.

In grote lijnen wordt er onder meer gepolst naar het bestaan van een langetermijnvisie en/of een beleidsplan voor het centrum. Ver-der wordt nagegaan hoe de communicatie en de samenwerking verloopt tussen de gemeente en de lokale handelaars. Tenslotte wordt gepolst welke zaken goed en niet goed lopen in het centrum en welke acties er nodig zijn om de aantrekkelijkheid van het cen-trum te handhaven of te verhogen. Deze zaken worden in de loop van de studie deels getoetst aan de mening van de handelaars en de winkelende bezoekers.

Wanneer deze checklist voor aanvang van de studie wordt inge-vuld, kan deze voor een stuk een antwoord bieden op de vraag wat het doel is van de studie en wat er bijgevolg van verwacht wordt. Wanneer het bestuur van mening is dat er een aantal specifi eke aspecten fout lopen of dat er een aantal specifi eke acties moeten

gebeuren, dan is het zeker van nut om dit mee te nemen tijdens de voorbereiding van de studie. Zo kan er eventueel voor gezorgd worden dat er extra, of meer specifi eke informatie, wordt verzameld over die aspecten of in verband met die acties. Dit kan ook enkele keuzes in de studie beïnvloeden. Bijvoorbeeld de grootte van het studiegebied of wie geënquê-teerd wordt: de bewoners of de winkelende bezoekers?

Er zijn dus heel wat redenen om de checklist reeds helemaal bij de start te gebruiken. Toch wordt deze best nog eens volledig opnieuw ingevuld eens het studiegebied defi nitief werd vastgelegd. Zo vertrekt men bij het invullen ervan vanuit het juiste referentiekader. De eerste keer dat de checklist wordt ingevuld, kan dan louter gezien worden als een middel om het nut van het onderzoek aan te tonen en om een duidelijker kader te kunnen schetsen van waar men met de studie naar toe wil of kan. De tweede invulling kan dan meer als informatief beschouwd worden. Deze tweede versie wordt dan ook opgenomen en geanalyseerd in het eindrapport.

De checklist vormt in principe de visie van het gemeentebestuur op hoever men in de gemeente reeds staat inzake cen-trumbeheer en wat volgens hen goed en fout loopt in het centrum van de gemeente. Gezien het om de mening gaat van het volledige gemeentebestuur, wordt deze vragenlijst best collectief ingevuld door het college van burgemeester en schepenen. Een alternatief is dat de bevoegde schepen de lijst eerst individueel invult, en zijn antwoorden nadien terug-koppelt naar het college.

“De checklist is een vragenlijst bestemdvoor het lokale bestuur - hij bevat vragen om zichzelf kritisch te evalueren”

Page 14: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

DE GEGEVENS VERZAMELEN I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 15

De gegevens verzamelen

Om de zevenendertig indicatoren van het meetinstrument cen-trumbeheer in te vullen, moeten heel wat gegevens verzameld worden. Welke gegevens, waar en tot op welk niveau verzameld kunnen worden, staat duidelijk opgenomen en beschreven in de WES-publicatie ‘Evaluatiemethode voor centrumbeheer’6. De bedoe-ling van dit hoofdstuk is om nog enkele praktische tips hierover aan te reiken.

De gegevensverzameling gebeurt vanuit de werkgroep onder de begeleiding van de coördinator. Het is dus zeker nuttig om de per-sonen die de gegevens concreet zullen verzamelen of opvragen in de werkgroep op te nemen. Zo is het voor hen duidelijk wat het studiegebied is, waarvoor de gegevens dienen en hoe ze het best worden voorgesteld.

Gegevens op te vragen bij de gemeentelijke diensten

Voor elf verschillende indicatoren zijn de gegevens beschikbaar bij de gemeentelijke diensten of bij de politie. Om deze gegevens makkelijker op te vragen zijn op de cd-rom in bijlage een aantal sjablonen terug te vinden waarin alle gegevens kunnen worden ingevuld. Het is echter belangrijk dat de ambtenaren die de gegevens moeten opzoeken en verzamelen

goed weten waarvoor deze dienen en wat het studiegebied is. Daarom is het interessant om deze ambtenaren uit te nodigen op (één van de) werkgroepvergaderingen.

De gegevens voor de indicatoren 7, 23 en 24 worden normaal gezien bijgehouden door de dienst stedenbouw van de gemeen-te. Het gaat meer bepaald over het aantal afgeleverde socio-economische vergunningen, het aantal afgeleverde bouwver-gunningen voor nieuwbouw en voor renovatie en over het aantal leegstaande woningen. Telkens dient men gegevens op te vra-gen op het niveau van de volledige gemeente en op het niveau van het centrum. Zo kunnen beide gegevens vergeleken worden en kan men zien of het centrum beter of slechter scoort dan de rest van de gemeente. Het aantal aangevraagde en toegekende vergunningen wordt normaal gezien nauwgezet bijgehouden

door de dienst stedenbouw. Voor het aantal leegstaande woningen te kennen, hebben een aantal gemeente een leeg-standsdatabank. Ook de Studiedienst van de Vlaamse Regering houdt gegevens bij over woningkwaliteit.

Voor de indicatoren 12 tot en met 17 kan men beroep doen op de dienst voor toerisme van de gemeente of de dienst die bevoegd is voor toerisme en recreatie. Het gaat om gegevens over het logiesaanbod in de gemeente en in het centrum van de gemeente en de mate waarin dit ingevuld geraakt.

Verder gaat het over het aantal bezoekers van attracties, evenementen, bioscopen, musea, … in het centrum. Hier kan men, indien men dit wenselijk acht, vrij ver in gaan door bijvoorbeeld quasi alle evenementen, braderieën of activiteiten op te nemen.

Bij de dienst voor toerisme moeten ook de gegevens worden opgevraagd over het aantal bezoekers aan de balie (voor de dienst voor toerisme), het aantal informatievragen (aan de balie, maar ook via telefoon of e-mail) en over het aantal verkochte kaarten voor wandel- en fi etsroutes die door het centrum passeren.

6 Op de cd-rom in bijlage vindt u bovendien een tabel met een beknopt overzicht van waar de verschillende gegevens kunnen opgevraagd worden.

“De gegevens-verzameling gebeurt door de werkgroep,

onder begeleiding van de coördinator”

“Om gegevens vande gemeentelijkediensten op een vlotte manier op te vragen,zijn sjablonen opgenomenin de bijlage”

Page 15: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

16 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I DE GEGEVENS VERZAMELEN

Voor gemeenten waar het toerisme minder van belang is of waar dergelijke gegevens niet worden bijgehouden, kan er in functie van de studie eventueel een schatting worden gemaakt van het gemiddeld aantal aanvragen en bezoekers. Ook kan dit eventueel gedurende een aantal periodes bijgehouden worden, zodat een schatting maken accurater wordt.

Gegevens over het aantal verkeersslachtoffers (indicator 33) worden best bij de politie opgevraagd. Iedere politiezone heeft een dienst statistiek die dergelijke zaken zeer nauwgezet bijhoudt. Het is kwestie van duidelijk over te maken aan de politieambtenaar wat precies het studiegebied en dus het centrum is. Dit kan eventueel gebeuren door iemand van de politie in de stuurgroep op te nemen. Ook de politie heeft een specifi eke kijk op het centrum en kan mogelijks voor een interessante insteek zorgen bij de organisatie van de studie of bij de interpretatie van de gegevens.

De laatste indicator van het meetinstrument centrumbeheer, indicator 37, betreft de investeringen die een gemeente maakt inzake bestaande of nieuwe publieke ruimte. Deze gegevens worden in principe opgenomen in de jaarlijkse be-groting van de gemeenten. In de meeste gemeenten is een ambtenaar van de dienst fi nanciën of de ontvanger bijgevolg de uitgelezen persoon om deze gegevens bij op te vragen. Ook hier is het terug interessant om te weten hoeveel van alle investeringen in openbare ruimte naar het centrum vloeiden en is het dus interessant om zowel gegevens voor de hele gemeente als voor het centrum op te vragen.

Statistische gegevens

De indicatoren 1, 2, 9, 19, 20, 21 en 22 dienen ingevuld te worden met verschillende statistische gegevens. Een aantal van die gegevens zijn enkel beschikbaar op het niveau van de volledige gemeente, voor andere statistieken zijn gegevens beschikbaar tot op het niveau van de statistische sector en tot op het niveau van het bouwblok.

Gegevens over het aantal jobs in detailhandel en horeca en over de totale tewerkstelling, die het onderwerp uitmaken van indicatoren 1 en 2, zijn enkel beschikbaar op gemeentelijk niveau. Een extra onderscheid kan gemaakt worden tussen loontrekkende en zelfstandige tewerkstelling. Ook de omzetcijfers van de handel en horeca, nodig voor indicator 9, zijn enkel op gemeentelijk niveau beschikbaar.

De statistieken waarmee de indicatoren 19 tot en met 22 worden ingevuld zijn dan weer wel beschikbaar tot op het niveau van de statistische sectoren en de bouwblokken. Het gaat om gegevens over het aantal inwoners, de leeftijdsstructuur en het gemiddeld inkomen. Hierbij is het interessant om de gegevens van het centrum te vergelijken met de gegevens voor de volledige gemeente.

Al deze statistische gegevens kunt u opvragen bij de dienst Economie van de Provincie West-Vlaanderen7. Het is een kwestie van de gegevens bij deze diensten op te vragen en duidelijk aan te geven uit welke statistische sectoren of uit welke bouwblokken het studiegebied bestaat.

Inventarisatie van de handels- en horecazaken in het centrum

Naast de klassieke cijfergegevens vormt een inventarisatie van alle handels- en horecazaken, en eventueel ook de vrije beroepen, die in het centrum gelegen zijn een tweede belangrijke bron van informatie voor het meetinstrument centrum-beheer.

Bedoeling is om te weten te komen hoeveel handels- en horecazaken (en vrije beroepen) in het studiegebied gevestigd zijn, waar ze gelegen zijn en om welke soort zaak het gaat. Daarnaast wordt ook opgenomen hoeveel handelspanden leeg staan en hoe groot de winkelverkoopvloeroppervlakte van iedere zaak is.

7 Provincie West-Vlaanderen, dienst Economie: E [email protected] of T 050 40 73 51.

Page 16: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

DE GEGEVENS VERZAMELEN I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 17

Het opstellen van dergelijke inventaris kan heel wat tijd vergen. Bedoeling is immers om alle actieve handelszaken en horecazaken (en vrije beroepen) en alle leegstaande handelspanden die in het studiegebied gelegen zijn te detecteren en op te nemen in één lijst. Voor iedere zaak of pand moet de naam, het adres, de branche, de eventuele leegstand en eventueel het aantal vierkante meter winkelverkoopvloeroppervlakte8 in de lijst worden opgenomen9.

Het makkelijkst is om al deze gegevens in Excel of in Access in te voeren zodat de gegevens achteraf eenvoudig en snel kunnen verwerkt en gebruikt worden. Belangrijk is dat alle straten op dezelfde manier geschreven worden, zodat die makkelijker kun-nen gegroepeerd worden. Ook is het nuttig om het aantal bran-ches niet al te specifi ek te maken of om met twee kolommen te werken waarbij in de ene kolom de algemene branche wordt opgenomen en in de andere kolom de specifi eke branche10. Zo kunnen een slagerij en een bakkerij als specifi eke branche wor-den genoteerd, maar samen worden ondergebracht in de alge-mene groep van de verkoop van voedingsmiddelen.

Om het inventariseren wat makkelijker en sneller te laten ver-lopen zijn er meestal een aantal mogelijkheden voor handen. Veel gemeenten hebben zelf reeds een lijst uit het verleden die dan gewoon nog moet geüpdatet worden. Ook de lokale handelsverenigingen hebben vaak lijsten van hun leden of van alle lokale handelaars waarop verder gewerkt kan worden. Het is dan kwestie om visueel te controleren of alles in de lijst (nog) klopt, om de ontbrekende informatie van de zaken die op de lijst staan verder in te vullen, maar ook om te kijken welke zaken en handelspanden er nog ontbreken op de lijst.Gemeenten die beschikken over een gegeorefereerde en actuele bedrijvendatabank11 kunnen rechtstreeks de betrokken bedrijven detecteren via selectie van de desbetreffende straten (en bijhorende huisnummers) of, via GIS, de selectie geo-grafi sch bepalen aan de hand van de gekozen bouwblokken of statistische sectoren.

Enquêtering van de handelaars

Een derde gegevensbron voor het invullen van het meetinstrument centrumbeheer zijn de enquêtes. Bij de uitvoering van het meetinstrument centrumbeheer worden de bewoners of de winkelende bezoekers van een gemeente of een centrum bevraagd, de handelaars die gevestigd zijn in het centrum en eventueel de vastgoedmakelaars die actief zijn in het centrum. Telkens zijn er vragenlijsten beschikbaar, die terug te vinden zijn op de cd-rom in bijlage, waarin alle nood-zakelijke vragen zijn opgenomen. Uiteraard is men vrij om enkele vragen aan te passen of om enkele extra vragen aan de vragenlijst toe te voegen.Vooraleer men met de bevraging van de handelaars kan van start gaan, moeten een aantal keuzes gemaakt worden. Er moet bekeken worden wie van de handelaars en horeca-uitbaters wel en niet bevraagd zal worden, er moet nagegaan worden of het nuttig is om de vragenlijst aan te passen, hoe de enquêtering praktisch zal worden uitgevoerd en door wie. Dit wordt best uitgewerkt door de werkgroep en ter goedkeuring voorgelegd aan de stuurgroep alvorens met de bevra-ging van start te gaan.

8 De meeste gemeenten die deelnamen aan het project namen het aantal m² winkelverkoopvloeroppervlakte niet op. Dit was immers te omslachtig en vergde te veel tijd en werk. Als alternatief werd in sommige gemeenten bij de enquête van de handelaars een vraag opgenomen waarbij de handelaars gevraagd werd om de netto- en de bruto-oppervlakte van hun zaak op te geven (netto-oppervlakte is de ruimte waar de klanten toegang tot hebben, bruto-oppervlakte omvat naast de netto-oppervlakte ook het magazijn, de burelen en andere ruimte die niet toegankelijk zijn voor de klanten).

9 Op de cd-rom in bijlage vindt u een voorbeeld van format om een inventaris op te stellen.10 Op de cd-rom in bijlage vindt u een lijst met de belangrijkste categorieën.11 Gemeenten die interesse hebben om, ter voorbereiding van de toepassing van het meetinstrument centrumbeheer, in

te stappen in het project ‘digitale economische kaart’ (waarvan de gegeorefereerde en actuele databank een onder-deel vormt) kunnen hiervoor contact opnemen met de dienst Economie van de Provincie (referentie digitale economi-sche kaart) - E [email protected], T 050 40 33 50.

“Bij het inventariseren kan vertrokken worden

van reeds bestaande lijsten, die vervolgens

worden gecontroleerd en geüpdatet”

Page 17: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

18 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I DE GEGEVENS VERZAMELEN

Wie wordt geënquêteerd?

De belangrijkste bedoeling is om de mening over een aantal aspecten in het centrum te leren kennen van de handelaars en horeca-uitbaters die in het centrum gevestigd zijn. Hiervoor kan men zich het best baseren op de inventaris die voor de studie werd opgemaakt (cfr. supra).

Men heeft evenwel ook de keuze en de mogelijkheid om naast de handelaars en de horeca-uitbaters die actief zijn in het centrum, eveneens die mensen te bevragen die in het centrum gevestigd zijn en een vrij beroep uitoefenen. Ook zij heb-ben vaak belang bij een aantrekkelijk centrum, ondervinden soms gelijkaardige problemen en hebben een eigen visie op het centrum. Aan de andere kant dragen zij over het algemeen iets minder bij tot het straatbeeld, zijn zij minder georga-niseerd en hebben velen onder hen minder belang bij een aantrekkelijk centrum.

Wanneer het aantal handelaars en horeca-uitbaters bijzonder hoog ligt en het praktisch moeilijk wordt of te veel energie en tijd zou vergen om ze allen te bevragen, kan men ervoor opteren om slechts een selectie van hen te bevragen. Het is dan wel belangrijk dat die selectie volledig at random gebeurt, zodat iedere zaak een even grote kans heeft om bevraagd te worden. Als het aantal handelaars en horeca-uitbaters eerder beperkt is, krijgen ze het best allemaal de kans om een enquête in te vullen.

Moeten de vragenlijsten worden aangepast?

De vragenlijst voor de handelaars, zoals deze is terug te vinden op de cd-rom in bijlage, is een basisvragenlijst die, wan-neer deze correct wordt ingevuld, op zich volstaat om de nodige indicatoren van het meetinstrument centrumbeheer te kunnen invullen. Afhankelijk van de kern en de gemeente in kwestie kunnen een aantal vragen worden aangepast, zonder de inhoud ervan te wijzigen.

Deze enquêtering, in het kader van de studie, biedt de gemeente echter ook een uitgelezen kans om enkele andere zaken te bevragen bij de lokale handelaars en horeca-uitbaters. In het kader van de studie kan bijvoorbeeld nagegaan worden hoe groot de winkelverkoopvloeroppervlakte van de zaak is (cfr. indicator 6) of kunnen een aantal aspecten die men be-langrijk acht meer in detail bevraagd worden.

Uiteraard kunnen ook een aantal zaken bevraagd worden die niet in ver-band staan met de studie zelf. Wel moet men erop letten dat de vragen-lijst niet al te lang wordt, met als gevolg dat de respondenten ontmoedigd geraken om de enquête in te vullen. Bovendien moet men ervoor zorgen dat er geen compromitterende, gevoelige of suggestieve vragen worden opgenomen die de enquête, en zelfs bij uitbreiding de hele studie, een negatieve of een gekleurde weerklank kunnen geven.

Hoe zal worden geënquêteerd en door wie?

Hoe de handelaars zullen bevraagd worden en door wie, zijn twee vragen die met mekaar in verband staan. Gezien het belang dat handelaarvereni-gingen hebben bij een studie over centrumbeheer, zijn zij vaak bereid om actief mee te werken aan het project. Een van de taken die deze vereni-gingen dan op zich kunnen nemen is om mee te helpen met de enquête van de handelaars en horeca-uitbaters. Dit kan ook gebeuren door mensen van de gemeente, door vrijwilligers of door mensen die hiervoor betaald worden, zoals bijvoorbeeld jobstudenten of interim-krachten.

Telkens moet er op worden toegezien dat het wel degelijk gaat om een studie in opdracht van de gemeente. Zeker wan-neer bepaalde handelaarsorganisaties meewerken aan de afname van de enquêtes moet vermeden worden dat de indruk ontstaat dat de bevraging door hen georganiseerd wordt en dus voor hun doeleinden gebruikt zal worden of dat de me-dewerkers van deze verenigingen de antwoorden van de respondenten zouden sturen.

Iedereen die de vragenlijst invult moet dit zo vrij mogelijk doen, zonder op voorhand beïnvloed te worden door wie dan ook, en met de absolute garantie dat zijn/haar antwoorden op een volstrekt anonieme manier worden verwerkt en dat zijn/haar antwoorden niet kunnen leiden tot enige individuele repercussie.

Hieronder volgen een aantal methodes die gehanteerd kunnen worden bij het enquêteren van de handelaars. Deze die-nen louter ter inspiratie en kunnen zeker verder aangepast worden naargelang de middelen (zowel fi nancieel als qua tijdsbesteding) van de gemeente in kwestie. Eerst worden een aantal mogelijkheden voorgesteld waarbij de enquête op papier wordt verdeeld en terug verzameld. Voordeel hiervan is dat het voor iedereen even toegankelijk is. Nadeel is dat

“Iedereen die een vragenlijst invult,

moet dit zo vrijmogelijk kunnen

doen. Zonder beïnvloeding en

volledig anoniem”

Page 18: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

DE GEGEVENS VERZAMELEN I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 19

alle enquêtes achteraf nog dienen ingevoerd te worden om ze te kunnen verwerken. Daarom wordt ook beschreven hoe de enquête onmiddellijk digitaal kan afgenomen worden.

- Papieren enquête

Een eerste manier om de handelaars te bevragen, en die tijdens het project zijn succes heeft bewezen, is dat iemand de handelaars persoonlijk een vragenlijst bezorgt alsook een brief van de gemeente met enige uitleg over de en-quête en de studie, hierbij een kort woordje uitleg voorziet (zonder de persoon in kwestie te beïnvloeden of te sturen) en een moment afspreekt waarop de ingevulde vragenlijst terug wordt opgehaald. Deze methode is vrij effi ciënt in-dien het aantal personen die per enquêteur moeten be-zocht worden niet te groot is. Uiteraard kunnen de taken hier verdeeld worden en kunnen diverse medewerkers elk een deel van de doelgroep bezoeken. De respons bij deze methode is vrij groot en men dient niet onnodig vaak aan te dringen wanneer iemand niet van plan is om een enquête in te vullen. Men kan immers telkens aanduiden wie al een enquête heeft ingevuld, wie dit nog zal doen en wie dit niet wil doen.

Een andere manier is om de vragenlijsten naar alle handelaars op te sturen en in de begeleidende brief te vermelden naar waar de enquête anoniem kan worden teruggestuurd, eventueel onder portvrije enveloppe. Dit is een stuk minder tijdrovend, maar levert een veel lagere respons op gezien velen onder de gegeven omstandigheden de inspanning niet willen doen om de enquête in te vullen en terug te sturen. Ook heeft men geen controle over wie wel en niet geantwoord heeft, wat het moeilijk maakt om een tweede oproep aan de juiste personen te richten.

Een combinatie van beide is ook een mogelijkheid, waarbij de enquêtes worden opgestuurd met de melding wanneer ze (ongeveer) door iemand zullen worden opgehaald. Zo wordt vermeden dat er op een aantal plaatsen twee keer moet worden langsgegaan, al zal dit zeker nog noodzakelijk blijken voor een aantal handelaars. Bovendien heeft men controle over wie al wel en nog niet heeft deelgenomen aan de enquête.

- Digitale mogelijkheid

Naast de voorgaande mogelijkheden, waarbij de papieren enquêtes worden overhandigd aan de handelaars en terug wor-den ingezameld, is er ook een mogelijkheid om de handelaars via internet de vragenlijst te laten invullen. Voor het project Meetinstrument Centrumbeheer liet het ERSV West-Vlaanderen een eenvoudige enquêtetool ontwikkelen waardoor de enquêtes digitaal kunnen worden ingevoerd of ingevuld12. Via een hyperlink komt men dan op een webpagina terecht waar de enquête, zoals deze op papier staat, terug te vinden is en op een gebruiksvriendelijke manier kan ingevuld worden13.

Dit biedt de mogelijkheid aan enerzijds de handelaars om een enquête digitaal in te vullen en anderzijds aan de gemeente om papieren versies van de enquêtes snel en makkelijk te kunnen invoeren. Uiteindelijk moeten alle antwoorden immers digitaal ingevoerd worden, zodat alles kan verwerkt worden. Door de handelaars meteen alles zelf digitaal te laten invul-len, wordt heel wat werk en tijd voor de gemeente bespaard.

Evenwel is het niet aan te raden om de enquêtes enkel digitaal te laten invullen. Heel wat mensen verkiezen nog altijd pa-pier en staan huiverachtig ten opzichte van ICT. Het is belangrijk dat ook die mensen kunnen deelnemen aan de enquête, wil men enige vorm van vertekening vermijden.

12 Wil men gebruik maken van deze enquêtetool en de begeleiding hierbij door het ERSV West-Vlaanderen, dan kan dit, mits een beperkte vergoeding. Contactpersoon is Tom Van Welden of Annemie Gheysen (E [email protected] of T 050 40 34 17).

13 Er bestaan ook soortgelijke alternatieven waarvan gebruik kan worden gemaakt om de enquêtes te digitaliseren.

Page 19: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

20 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I DE GEGEVENS VERZAMELEN

Om dit praktisch te verwezenlijken zijn er diverse mogelijkheden, wat hier volgt is één mogelijkheid. Indien de e-mail-adressen van de volledige doelgroep bekend zijn, kan een mail verstuurd worden met een link naar de vragenlijst en de vraag om deze in te vullen. Om bij te houden wie wel of niet bereikt werd langs deze weg, dient men de vraag te stellen om te antwoorden op de mail, of ze de enquête digitaal hebben ingevuld / zullen invullen, of ze een papieren versie van de enquête wensen te ontvangen of dat ze niet wensen deel te nemen aan de enquête. De personen die de mail niet beantwoordden, kan men dan eerst een herinneringsmail sturen. Blijft ook deze onbeantwoord, dan zal men ze op een andere manier moe-ten trachten te bereiken (cfr. supra). Heeft men niet van iedereen het e-mailadres, dan kan een deel zoals hier beschreven benaderd worden en een ander deel op een andere manier (bv. brief sturen met uitleg en link naar digitale vragenlijst).

Media-aandacht

Een aspect die zowel de respons van de handelaars als de respons van de winkelende bezoekers verhoogt, is media-aandacht. Wanneer de me-dia enige aandacht schenkt aan de studie en aan het feit dat er een en-quête loopt in de gemeente, zijn dikwijls heel wat meer mensen geneigd om een enquête in te vullen.

Onbekend is onbemind. Wanneer de handelaars of de inwoners of de winkelende bezoekers reeds ergens gehoord heb-ben over de bevraging of er iets over gelezen hebben in de kranten, is hun nieuwsgierigheid voor een stuk gewekt en vinden ze het invullen van een enquête al snel belangrijker dan wanneer deze hen onbekend is.

Enquêtering van de winkelende bezoekers/inwoners

Net zoals voor de enquêtering van de handelaars moeten, ook voor de enquêtering van de winkelende bezoekers, dezelf-de vraagstukken worden opgelost vooraleer van start kan worden gegaan. Eveneens moet de vraag beantwoord worden wie men wil bevragen, wanneer dit best gebeurt, of de vragenlijsten moeten worden aangepast en hoe en door wie de enquêtering zal verlopen.

Uiteindelijk moeten een voldoende hoog aantal mensen een enquête invullen. Eens er meer dan honderd respondenten zijn, worden de grote lijnen duidelijk en wordt de invloed van zogenaamde outliners, personen met een antwoord die sterk afwijkt van het gangbare gemiddelde, grotendeels teniet gedaan. Hoe meer respondenten, hoe representatiever de enquête uiteraard.

Wie wordt geënquêteerd?

Een eerste belangrijke vraag is of het beter is om de bewoners van de gemeente te enquêteren, dan wel de winkelende bezoekers in het centrum. Deze keuze heeft een grote invloed op de vragen die kunnen gesteld worden en op de methode van enquêteren. Tijdens het project meetinstrument centrumbeheer opteerde slechts één gemeente ervoor om de be-woners te enquêteren, alle andere gemeenten deden een bevraging van de winkelende bezoekers in het centrum of de bestudeerde kern.

Gezien de enquête als doel heeft om te weten te komen wat zij die van het centrum gebruik maken ervan vinden, waar-voor ze wel of niet naar het centrum komen en in welke mate, lijkt het meer evident om de winkelende bezoekers te bevragen. Het gaat dan immers om mensen die naar het centrum of de kern komen en deze dus kennen. Het feit dat het niet enkel om bewoners van de gemeente gaat, biedt het voordeel dat hierbij ook als het ware de mening van een buiten-staander bekend wordt en dat voor een stukje de invloedsfeer van het centrum bekend wordt. Het belangrijkste nadeel van het bevragen van de winkelende bezoekers is dat men de mening niet leert kennen van de mensen uit de gemeente die niet naar het centrum komen en waarom ze dat niet doen.

Voor kernen of centra waarvan men het gevoel heeft dat een belangrijk deel van de bevolking niet naar het centrum van de eigen gemeente gaat om te winkelen en men wil te weten komen waarom dat is (of wanneer ze wel zouden komen), is het interessant om specifi ek de inwoners te bevragen.

“Media-aandachtvergroot de

bekendheid van de enquêtering en zorgt

voor een grotererespons”

Page 20: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

DE GEGEVENS VERZAMELEN I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 21

Moet de vragenlijst worden aangepast?

De basisvragenlijst voor de winkelende bezoekers of de inwoners is terug te vinden op de cd-rom in bijlage. Evenals bij de handelaars, kan ook deze aangepast worden of uitgebreid worden met een aantal extra vragen.

De vraagstelling zal in sommige gevallen moeten aangepast worden naargelang men de bewoners, dan wel de winke-lende bezoekers bevraagt. Een aantal vragen zijn immers specifi ek gericht op de winkelende bezoekers, maar kunnen mits een kleine aanpassing ook op de bewoners toegepast worden.

Indien ervoor gekozen wordt om enkele extra vragen op te nemen, gelden hierbij dezelfde voorwaarden als bij de hande-laars. De vragen moeten zo neutraal mogelijk gesteld worden, mogen niet suggestief zijn en niet over gevoelige materie gaan waardoor mensen de enquête niet langer zouden willen invullen of waardoor de studie in een negatief daglicht zou komen te staan.

Interessant is bijvoorbeeld om in functie van indicator 18, de waardering van het toeristisch-recreatief centrum door de bezoekers, een aantal vragen op te nemen in de vragenlijst. Toerisme en recreatie zijn aspecten die vrij verschillend zijn in de diverse gemeenten, daarom is het best om hieromtrent enkele vragen op maat van de gemeente in de vragenlijst op te nemen.

Ook over andere zaken die in verband staan met het centrum kunnen extra vragen opgenomen worden. Wel dient er op worden toegezien dat de vragenlijst, die op zich al vrij omvangrijk is, niet al te lang wordt waardoor respondenten zouden afgeschrikt worden of vroegtijdig de enquête zouden stoppen.

Hoe zal worden geënquêteerd en door wie?

Voor het enquêteren van de winkelende bezoekers of de bewoners zijn er verschillende mogelijkheden. Uiteraard is hier de keuze en de bepaling van de doelgroep een belangrijke factor. De bewoners kunnen en moeten uiteraard op een an-dere manier bevraagd worden dan de winkelende bezoekers.

Door wie de enquêtes worden afgenomen, is een keuze van de gemeente. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door, of in sa-menwerking met, personeel van de gemeente, door vrijwilligers, door mensen aangesteld door de gemeente of door de handelaars. De uiteindelijke keuze heeft te maken met de bereidheid tot medewerking, de fi nanciële middelen van de gemeente, de tijd die bepaalde mensen kunnen vrijmaken en de manier van enquêteren.

- Bevraging van de inwoners

Voor de bevraging van de bewoners zijn er een aantal mogelijke me-thodieken. Belangrijk is dat er telkens wordt nagestreefd dat iedereen binnen de doelgroep een even grote kans maakt om bevraagd te wor-den. Wanneer de doelgroep bijvoorbeeld alle inwoners van een (deel)gemeente betreft, kan men zich baseren op de kieslijsten van een ge-meente waaruit ‘at random’ een aantal personen wordt gehaald. De ver-antwoordelijke voor de (meeste) aankopen van het gezin waarin deze persoon leeft, wordt dan bevraagd14.

Eens de selectie correct gebeurd is, kan men deze mensen per post een enquête opsturen met een begeleidende brief van de gemeente. Om de enquêtes terug te krijgen kan een omhaling gebeuren, kan een (voorge-frankeerde) enveloppe voorzien worden, kunnen een aantal afgiftepunten voorzien worden of kan men de respondenten vragen om zelf in te staan voor het terugsturen van de enquête. De eerste suggesties leveren meestal een grotere res-pons op dan de laatste.

“Iedereen binnende doelgroep moet

dezelfde kans krijgenom bevraagd te

worden”

14 Wanneer men zich baseert op kieslijsten, sluit men automatisch alle niet-kiesgerechtigden uit(vnl. personen jonger dan 18). Bovendien is het de bedoeling om gezinnen te bevragen en dan binnen de gezinnen de verantwoordelijke voor de (meeste) aankopen. Wanneer twee personen uit hetzelfde gezin geselecteerd worden, is het best om deze slechts eenmaal te bevragen en bijkomend een ander gezin te selecteren.

Page 21: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

22 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I DE GEGEVENS VERZAMELEN

Een andere mogelijkheid is om enquêteurs op pad te sturen naar de geselecteerde personen. Deze kunnen dan eventueel samen met de respondenten de vragenlijsten afl open en invullen. Ook kunnen ze de enquête afgeven, er een woordje uitleg bij geven en ze op een afgesproken tijdstip terug gaan afhalen. Nog een mogelijkheid is dat ze de enquête afgeven, polsen naar de bereidheid tot medewerking en indien deze positief is een voorgefrankeerde enveloppe mee afgeven.

- Bevraging van de winkelende bezoekers

Ook bij de winkelende bezoekers is het belangrijk dat iedereen van de doelgroep, in casu iedereen die van het centrum gebruik maakt om inkopen te doen, ongeveer dezelfde kans heeft om bevraagd te worden. Dit is echter een stuk moeilijker te garanderen dan bij de handelaars en de bewoners waarbij random een aantal elementen uit een lijst met de volledige doelgroep kunnen gekozen worden.

Één mogelijkheid om de winkelende bezoekers te enquêteren is door enquêtes te laten uitdelen door de handelaars en horeca-uitbaters die in het centrum gevestigd zijn. Indien deze daartoe bereid zijn, kan dit heel wat werk, tijd en geld besparen voor de gemeente, maar dan moet dit goed worden aangepakt.

Belangrijk is dat de klanten de nodige uitleg krijgen over het pro-ject wanneer ze de enquête ontvangen. Hiervoor wordt al een klein beetje uitleg verschaft door de handelaar die de enquête afgeeft, maar wordt er ook best een begeleidende brief voorzien. In deze brief, die uitgaat vanuit de gemeente, wordt best beknopt uitleg voorzien over het project, het belang van de enquête en over waar ze de ingevulde enquête kunnen afgeven.

Tevens moet er bij deze methode op gelet worden dat de enquêtes in verschillende soorten winkels worden uitgedeeld. Zowel in winkels voor dagelijkse goederen, alsook in zaken waar men periodieke of uitzonderlijke goederen verkoopt, als in horecazaken. Deze zaken liggen ook best verspreid over het centrum. Zo wordt ervoor gezorgd dat de verschillende soorten klanten bereikt worden. Nog beter is het uiteraard wanneer alle handelszaken enquêtes zouden uitdelen aan hun klanten.

Een tweede manier om winkelende bezoekers te bereiken is door enquêteurs op pad te sturen. Wie deze enquêteurs zijn (vrijwilliger, jobstudent, ambtenaar, PWA, …), speelt niet zo een grote rol, zo lang ze zelf niet selectief zijn in het soort mensen ze wel en niet aanspreken en zo lang ze geen respondenten afschrikken.

Opnieuw is het de bedoeling dat deze personen zich op verschillende plaatsen in het centrum opstellen op verschillende dagen en tijdstippen. Er moet zeker ook eens in het weekend geënquêteerd worden, gezien er vaak een andere publiek in de winkelstraten te vinden is.

De enquêteur kan de mogelijkheid gelaten worden om ofwel samen met de respondent ter plaatse de enquête in te vullen ofwel enquêtes uit te delen aan mensen die zich bereid tonen om deze in te vullen en terug te sturen of ergens te deponeren.

De ervaringen uit het project leerden dat het werken met enquêteurs tot de beste en de meeste resultaten leidt. Een jobstudent kan, afhankelijk van het weer, de periode van het jaar en het tijdstip van enquêteren, in twee à drie weken tijd instaan voor de bevraging van meer dan honderd respondenten en voor de invoer van deze enquêtes. Het invoeren is op zich immers ook nog een belangrijk deel van het werk.

- Digitale mogelijkheid

Ook bij de bewoners en de winkelende bezoekers kan men de enquêtes digitaal laten invullen. Hoe meer enquêtes recht-streeks worden ingevoerd via internet, hoe minder werk voor de gemeente bij het invoeren van de enquêtes.

Wanneer men de bewoners wil bevragen, kan men via de pers, via de gemeentelijke website of via e-mail de internetlink bekend maken waarop de enquête ingevuld kan worden. Op deze link is dan de volledige enquête digitaal terug te vinden15.

15 Wil men gebruik maken van deze enquêtetool en de begeleiding hierbij door het ERSV West-Vlaanderen, dan kan dit, mits een beperkte vergoeding. Contact: E [email protected] of T 050 40 34 17.

Page 22: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

DE GEGEVENS VERZAMELEN I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 23

Wil men enkel de winkelende bezoekers bevragen, dan kan men deze link bovenaan de papieren vragenlijst plaatsen, waardoor de respon-denten de keuze hebben om digitaal of op papier een enquête in te vullen. Ook kan reeds bij afgifte de vraag gesteld worden en dan kan eventueel enkel de link meegedeeld worden.

Deze manier van werken werd in een aantal gemeenten gehanteerd tijdens het project meetinstrument centrumbeheer. Dit leverde telkens goede resultaten op.

Ook hier geldt echter opnieuw dat men niet enkel via het internet mag werken, omdat dit het risico oplevert dat bepaalde personen worden uitgesloten. Telkens moet men de keuze hebben om ook een enquête op papier in te vullen. Uiteraard kan de respondent aangespoord wor-den om, wanneer ze die mogelijkheid hebben, de digitale weg te kiezen, wat werk en tijd bespaart voor de gemeente.

Enquêtering van de vastgoedsector

Enkele belangrijke indicatoren voor het meten van de aantrekkelijkheid van een centrum of van een gemeente, zijn de evoluties van de verkoopprijzen van handelspanden, woonhuizen en appartementen. Deze prijsevoluties vormen het on-derwerp van de indicatoren 8 en 25. Wanneer de gemiddelde prijzen sneller stijgen dan gemiddeld, kan dit een indicatie zijn dat het centrum of de gemeente aantrekkelijker is dan voordien, gezien mensen bereid zijn om er meer geld voor te betalen.

Een handig instrument om de evolutie van de verkoopprijzen van zowel handelspanden, als van woonhuizen en apparte-menten in kaart te brengen, zijn de diensten van Stadim16. Tegen een kleine vergoeding (ongeveer 7 euro) kan men een-malig toegang krijgen tot hun database via hun website. Daar kan men op gemeentelijk niveau zien hoeveel vastgoed er jaarlijks verkocht werd, van welke gemiddelde oppervlakte en tegen welke prijs. Om de evoluties op gemeentelijk niveau te leren kennen, is dit bijzonder interessant.

Spijtig is evenwel dat er niet ingezoomd kan worden tot op het niveau van het studiegebied. Ook WES stelde dit hiaat vast en stelde voor om een vragenlijst17 door de lokale vastgoedsector te laten invullen waarin zij opnamen hoeveel vastgoed er tegen welke prijs in het centrum verkocht werd gedurende de laatste jaren.

Deze vragenlijsten kwamen echter zelden terug tijdens het project, werden onvolledig ingevuld of bevatten te weinig informatie gezien de vastgoedsector meer en meer spelers kent en er dus telkens beperkte informatie verzameld kon worden. De ervaring uit het project is bijgevolg dat dit systeem niet werkt.

Een alternatief dat af en toe werd voorgesteld vanuit de gemeenten, was om via de registratie18 soortgelijke informatie op te vragen, maar dit is uiteindelijk nergens gebeurd. Telkens werd dus enkel de informatie van Stadim gehanteerd, die op zich al een duidelijk beeld geeft van de evolutie van de vastgoedprijzen in de volledige gemeente.

“Telkens moet de respondent de

mogelijkheid krijgenom, of digitaal te antwoorden of op

papier”

16 De website van Stadim: www.stadim.be 17 Deze vragenlijst is terug te vinden op de cd-rom in bijlage. 18 De registratie is een onderdeel van de FOD Financiën, Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen.

Page 23: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

24 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I DE ENQUÊTES VERWERKEN

De enquêtes verwerken

De statistieken en gegevens die opgevraagd worden, hoeven amper nog verwerkt te worden. Wanneer ze duidelijk worden ingevoerd in de sjablonen is het eventueel enkel nog kwestie van de procentuele evoluties in kaart te brengen.

Bij de enquêtes ligt dit enigszins anders. Deze moeten eerst nog ingevoerd worden, zodat ze digitaal kunnen verwerkt worden. Vervolgens moeten ze nog omgezet worden in bruikbare en makkelijk te interpreteren informatie.

Invoeren van de enquêtes

Door de enquêtes digitaal in te voeren, kunnen de resultaten digitaal verwerkt worden. Bedoeling is om alle antwoorden om te zetten naar een databasebestand of een Excel-blad. In deze database staat iedere lijn dan voor alle antwoorden van één respondent en is ieder vakje het antwoord of een deel van het antwoord op een welbepaalde vraag.

Vraag 1 (V1) Vraag 2 (V2) Vraag 3 (V3) ...

Respondent 1 (R1) Antwoord R1V1 Antwoord R1V2 Antwoord R1V3

Respondent 2 (R2) Antwoord R2V1 Antwoord R2V2 Antwoord R2V3

...

Belangrijk is dat ieder mogelijk antwoord apart geregistreerd wordt. Zo kan men van iedere antwoordmogelijkheid mak-kelijk berekenen hoeveel respondenten wat geantwoord hebben. Indien op een bepaalde vraag slechts één antwoord mag of kan gegeven worden, dan is slechts één vakje nodig om dit antwoord te registreren. Stel dat er op een vraag multiple response mogelijk is, dat men verschillende antwoorden kan aanvinken, dan moet iedere antwoordmogelijkheid apart geregistreerd worden. Zo vermijdt men dat er in één vakje verschillende antwoorden komen te staan. Deze cellen kunnen immers niet verder verwerkt worden zonder ze eerst op te splitsen.

Wanneer iemand bijvoorbeeld, op de vraag wat er beter moet in het centrum, antwoordt dat er minder verkeersdrukte moet zijn en dat er meer parking moet zijn, dan moeten deze antwoorden apart geregistreerd worden. Anders komt er in één antwoordcel ‘minder verkeersdrukte, meer parking’ te staan. Wanneer dit verder moet geanalyseerd worden, is dit bijzonder moeilijk. Daarom wordt er best voor iedere aangeboden antwoordmogelijkheid een apart vakje voorzien en wordt de hoofdvraag als het ware opgesplitst in een reeks deelvragen. Indien de respondent een antwoordmogelijkheid

aangevinkt heeft, krijgt dit een score ‘één’, liet de respondent de ant-woordmogelijkheid onberoerd, krijgt dit vakje een score ‘nul’. Zo is de verwerking achteraf een stuk makkelijker.

Om de enquêtes makkelijker te kunnen invoeren, liet het ERSV West-Vlaanderen een internettool ontwikkelen, zoals hoger vermeld. Deze tool biedt het voordeel dat de enquêtes op een gebruiksvriendelijke manier kunnen worden ingevoerd en dat er een kleinere kans is op fouten. Wat op papier te zien is, is immers ook op het scherm te zien. De antwoorden hoeven enkel nog op de juiste plaats ingetypt of aange-vinkt te worden.

Uiteraard kan men er ook voor opteren om gewoon rechtstreeks alles in een Excel-bestand in te voeren. Daarbij moet er dus op gelet worden dat er per cel slechts één antwoord kan geregistreerd worden. Dat maakt de verwerking een stuk makkelijker.

Enquêtes verwerken

Eens alles in een databestand is ingevoerd kan dit alles makkelijker verwerkt worden. Voor de verdere verwerking is het aangeraden om te werken met SPSS of een ander statistisch programma. Indien dit niet voor handen is, kan ook in Excel zeer veel gebeuren, al is dit iets omslachtiger en minder vlot.

“Iedere antwoord-mogelijkheid wordtbest apartgeregistreerd”

Page 24: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

DE ENQUÊTES VERWERKEN I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 25

Stel dat de gemeente niet de mogelijkheden heeft om de verwerking zelf uit te voeren, kan hiervoor contact worden op-genomen met de dienst Economie van de Provincie West-Vlaanderen19.

Bedoeling is uiteindelijk dat de resultaten van de enquêtes worden verwerkt en ingepast in de tabellen van de Excel-be-standen ‘Basis verwerking handelaars’ en ‘Basis verwerking winkelende bezoekers’ die terug te vinden zijn op de cd-rom in bijlage. Vanuit deze tabellen kunnen dan duidelijk te interpreteren tabellen en grafi eken gevormd worden.

Enkele tips bij de verwerking van de enquêtes

Aan een aantal aspecten worden scores toegekend door de respondenten. Er is bijvoorbeeld een score van 1 tot 4 mo-gelijk wanneer gemeten wordt hoe belangrijk men een bepaald aspect vindt. Hierbij staat 1 voor ‘onbelangrijk’ en 4 voor ‘zeer belangrijk’. Voor de effectieve waardering wordt gewerkt met een score van 1 tot 5, waarbij 1 staat voor ‘zeer zwak’ en 5 voor ‘zeer goed’.

Om de uiteindelijke gemiddelde score voor een bepaald aspect te verkrijgen worden de scores van alle respondenten samengeteld en gedeeld door het aantal respondenten dat een antwoord formuleerde op de vraag in kwestie.

Wanneer blijkt dat iedereen ongeveer hetzelfde antwoordt, en er slechts sporadisch iemand afwijkend antwoordt, dan zal deze gemiddelde score grotendeels overeenstemmen met de gangbare waardering en appreciatie van de doelgroep op dit aspect (in de veronderstelling dat de respondenten een representatief deel uitmaken van de doelgroep).

Wanneer men echter vaststelt dat de antwoorden vrij sterk van mekaar verschillen (en men als het ware of heel positief of heel negatief is over een bepaald aspect, wat leidt tot een gemiddelde score), dan is het interessant om deze resulta-ten nog eens verder te verwerken en een aantal factoren te wijzigen. Dit kan gaan over persoonlijke factoren (bv. man of vrouw) of over omgevingsfactoren (bv. de plaats of de dag waarop geënquêteerd werd). Zo kan men nagaan wanneer men positief of negatief is over het aspect in kwestie. Een klassiek voorbeeld hiervan is het vinden van parking, gemeten op een marktdag of op een gewone dag.

Om dit te detecteren kan het gemiddelde met de modus (meest voorkomende antwoord) en de mediaan (middelste waarde) vergeleken worden. Indien deze veel van mekaar verschillen, wijst dit op mogelijke polaire respons die best verder geanalyseerd wordt.

Voor de verwerking van de open vragen, is het enerzijds nuttig om soortgelijke antwoorden onder een zelfde noemer te catalogeren. Antwoorden als ‘meer groen’ en ‘meer bebloeming’ bijvoorbeeld, kunnen onder dezelfde noemer ge-plaatst worden. Zo wordt het duidelijk welke zaken veel of weinig aangehaald worden door de respondenten. Anderzijds is het ook interessant om bepaalde antwoorden zo specifi ek mogelijk te houden, zodat men kan leren van de specifi eke nuances die sommige respondenten leggen. Deze zaken hoeven niet in het rapport zelf opgenomen te worden, tenzij eventueel in bijlage. Wel is het interessant om deze als ambtenaar of bestuurlijk verantwoordelijke eens door te nemen als inspiratiebron.

Enquêtes interpreteren

Met de resultaten van enquêtes moet men altijd bedachtzaam en voorzichtig omspringen. Het is noodzakelijk dat men, wanneer de verwerkte resultaten van een enquête worden geïnterpreteerd, men weet hoe deze enquêtes zijn afgenomen en hoe deze verwerkt wer-den. Daarom wordt er best een melding gemaakt van de gehanteerde methodologie.

Bij de interpretatie moet soms verder gekeken worden dan de gemid-delde resultaten die in het rapport worden opgenomen. Zoals reeds hoger vermeld, kan een gemiddelde score ergens liggen tussen twee vaak voorkomende antwoorden. Bij dergelijke polaire antwoordpatronen, waarbij een groep positief en een groep negatief antwoordde, zal het resultaat uiteraard ergens tussenin liggen. Desgevallend levert dit geen juist beeld van de eigenlijke situatie.

19 Contactgegevens van de dienst Economie van de Provincie: E [email protected] of T 050 40 73 51.

“Bij de interpretatiemoet men zich

bewust zijn op welkemanier de resultaten

verkregen werden”

Page 25: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

26 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I DE ENQUÊTES VERWERKEN

Men moet zich er bij het interpreteren van de resultaten ook goed van bewust zijn dat resultaten sterk beïnvloed kunnen worden door specifi eke, vaak tijdelijke, situaties. Stel bijvoorbeeld dat er enquêtes worden afgenomen op een moment dat er veel werkzaamheden zijn aan de wegen in of rond het centrum, dan zal dit uiteraard een impact hebben op de resultaten.

Ook moet er rekening mee gehouden worden dat, zeker voor wat de antwoorden van de handelaars betreft, respondenten in functie van het eigen belang antwoorden. Zeker voor de aspecten die een directe impact kunnen hebben op het succes van een zaak, zoals parkeermogelijkheden in het centrum, moet er rekening mee gehouden worden dat de handelaars niet meteen het hele centrum in rekenschap nemen, maar eerder de directe omgeving rond hun zaak.

Niettemin kunnen de resultaten van de enquêtes bijzonder leerrijk zijn voor een bestuur. Wanneer er voldoende respon-denten deelnamen aan de enquête, geven de resultaten een vrij goed beeld van de algemene houding en waardering van de handelaars en de bewoners of winkelende bezoekers ten aanzien van het centrum in kwestie. Rekening houdend met de opmerkingen die hierboven vermeld werden, leveren de enquêtes uiterst interessante informatie op.

Page 26: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

HET EINDRAPPORT I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 27

Het eindrapport

Opstellen van het eindrapport

Eens alle gegevens opgevraagd zijn en samen met de verwerkte enquêteresultaten in de juiste vorm gegoten zijn, kun-nen ze opgenomen worden in het eindrapport. Bedoeling van het eindrapport is dat het als werkdocument gehanteerd wordt. Het bevat een duidelijke beschrijving van het studiegebied en een evaluatie van de procesgerichte doelstellingen van centrumbeheer. Daarna worden de resultaten voor alle indicatoren opgenomen en voorzien van een korte uitleg. Tenslotte worden de belangrijkste en meest opvallende resultaten samengebracht in de synthese. In de bijlage worden extra, meer gedetailleerde gegevens weergegeven, wordt de methodologie beschreven en worden de vragenlijsten en de inventaris opgenomen.

Weergave van het studiegebied

Gezien het essentieel is om te weten welk gebied precies het studiegebied van het onderzoek uitmaakte, wordt dit het best vooraan in het eindrapport opgenomen.

Afhankelijk van hoe het studiegebied werd afgebakend kan vermeld worden welke statistische sectoren er werden opge-nomen, of welke straten de grens vormen van het studiegebied.

Dit wordt het best geïllustreerd aan de hand van een kaartje, waarop minstens de straten die de grens uitmaken van het studiegebied duidelijk herkenbaar zijn.

Bij voorkeur, en in functie van herhaaltoepassingen, kan er verwezen worden naar een bijlage waarin een lijst wordt op-genomen met de straten die wel of geen deel uitmaken van het studiegebied.

Evaluatie van de organisatorische, procesgerichte doelstellingen

De evaluatie van de organisatorische en procesgerichte doelstellingen bevat voornamelijk een analyse en een samenvat-ting van de ingevulde checklist. Dit is een vrij kort stukje in het rapport, waarin de visie van het bestuur over het centrum staat beschreven, waarin staat in welke mate het bestuur reeds bezig is met centrumbeheer en wat volgens de gemeente

de prioritaire acties voor het centrum zijn.

Een onderdeel hiervan betreft de visie van de gemeente op de communicatie tussen de gemeente en de handelaars. Interessant is om hierbij de vergelij-king te maken met de resultaten van de enquête van de handelaars over dit aspect. Zo kan nagegaan worden of de handelaars en de gemeente hierover op dezelfde lijn zitten.

Weergave van de indicatoren

De hoofdmoot van het eindrapport betreft de weergave van de ingevulde in-dicatoren. Iedere indicator wordt hierbij apart vermeld en kort besproken. Er dient telkens vermeld te worden wat de indicator precies voorstelt, wat de indicator zegt over het centrum en hoe en waar de gegevens verkregen werden20.

Het aantal tabellen en grafi eken wordt het best zo veel mogelijk tot de essen-tie beperkt. Indien er meer specifi eke informatie over een bepaalde indicator beschikbaar is, dan wordt deze bij voorkeur in de bijlage opgenomen. Uiter-aard dient hiernaar verwezen te worden.

“Het eindrapportis een werkdocument”

20 Op de cd-rom in bijlage vindt u een sjabloon voor een eindrapport, waarin alle indicatoren kunnen worden ingevuld.

Page 27: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

28 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I HET EINDRAPPORT

De resultaten op zich zeggen heel veel, maar niet alles. Daarom worden deze het best voorzien van de nodige commen-taar en achtergrond. Dergelijke kwalitatieve informatie kan verzameld worden, wanneer de resultaten besproken worden op een bijeenkomst van de stuurgroep.

Synthese

Nadat alle indicatoren werden voorgesteld wordt aangeraden om nog een synthese op te stellen met aandacht voor de belangrijkste en meest opvallende resultaten. Hierbij mag zowel aandacht geschonken worden aan de zaken die positief zijn, als aan zaken die negatief zijn.

De synthese wordt het best niet te uitgebreid gemaakt, maar moet toch voldoende informatie bieden over de resultaten van de studie voor iemand die de tijd niet heeft om het hele rapport door te nemen. Deze synthese kan ook schematisch worden voorgesteld aan de hand van een sterkte-zwakte-analyse.

Sterkte Zwakte

Kleinhandel • Sterkte 1• Sterkte 2• ...

• Zwakte 1• Zwakte 2• ...

Horeca

Toerisme en recreatie

Wonen

Mobiliteit

Openbare Ruimte

Aan de synthese kunnen ook een aantal mogelijke actiepunten gekoppeld worden. Vooraleer deze op te nemen, worden de resultaten van de studie liefst eerst teruggekoppeld naar de stuurgroep, die op basis van de resultaten deze actiepun-ten naar voor kunnen schuiven.

Terugkoppeling van de resultaten

Vooraleer het eindrapport als defi nitief werkdocument kan worden be-schouwd, wordt dit best eerst nog teruggekoppeld naar de stuurgroep. De leden van de stuurgroep krijgen zo de kans om extra feedback te geven bij bepaalde resultaten. Ook kunnen ze wijzen op eventuele fouten die moge-lijks in het rapport geslopen zijn of extra interpretaties geven bij de resulta-ten van bepaalde indicatoren.

Tijdens deze terugkoppeling naar de stuurgroep, waarbij de resultaten worden besproken, kunnen eventueel al een aantal werkpunten naar voor worden geschoven die mee in het rapport kunnen worden opgenomen. Vervolgens is het een taak van de gemeente om deze werkpunten, eventueel in samenspraak en samenwerking met de leden van de stuurgroep, om te zetten in concrete acties.

“Het vergelijkenvan de visie van de gemeente met dievan de handelaars

kan bijzonderverrijkend zijn”

Page 28: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

MOGELIJKE ACTIES EN OPVOLGING I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I 29

Mogelijke acties en opvolging

De toepassing van het meetinstrument centrumbeheer op een centrum of kern van een gemeente heeft heel wat voeten in de aarde en vergt heel wat tijd en energie. Het meest tastbare resultaat van het project is uiteindelijk het eindrapport. Het is zaak van de gemeente om ervoor te zorgen dat dit eindrapport als werkdocument gehanteerd wordt en dat er acties volgen.

Welke acties dit dan moeten worden, is uiteraard afhankelijk van de gemeente in kwestie en van de resultaten van de stu-die. Dit kan gaan van het herbekijken van de parkeersituatie, over het versterken van de communicatie met de handelaars tot het herinrichten van bepaalde straten of het aantrekken van specifi eke zaken.

Doordat de belangrijkste actoren en stakeholders in de stuurgroep worden opgenomen, kan vanuit die stuurgroep al een belangrijke insteek verwacht worden. Uiteraard blijft het de beslissing van het bestuur welke acties er wel of niet op touw worden gezet en waar de prioriteiten gelegd worden.

Nadat de acties werden uitgevoerd, of terwijl deze worden uitgevoerd, dienen deze geëvalueerd te worden en desgeval-lend bijgestuurd. Na een aantal jaren kan er dan voor geopteerd worden om de studie opnieuw uit te voeren en om te zien of de acties effectief geweest zijn.

Bovendien verandert alles voortdurend. Regelmatig komen nieuwe trends overgewaaid, verandert het koopgedrag van de mensen, krijgen de straten een ander beeld en hebben de mensen gewijzigde behoeften. Ook de economie kent hoogtes en laagtes die op hun beurt een impact hebben op de economische realiteit van een centrum. Om zich zo goed mogelijk te kunnen aanpassen aan deze veranderende realiteit, is het belangrijk regelmatig opnieuw te gaan meten. Daarom is het aan te raden om iedere 3 à 5 jaar de studie volledig of gedeeltelijk opnieuw te gaan uitvoeren. Zo kan men de kennis over het centrum zo goed mogelijk up-to-date houden.

Page 29: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

30 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I PROCESVERLOOP

Procesverloop

Page 30: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het
Page 31: MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER - pomwvl.be€¦ · wordt er voor alle indicatoren duidelijk in beschreven wat ze precies inhouden en waar en hoe de informatie te verkrijgen is. Het

Colofon

Opdrachtgevers

Deputatie van de Provincie West-Vlaanderen Paul Breyne, provinciegouverneur Jan Durnez, Patrick Van Gheluwe, Dirk De fauw, Marleen Titeca-Decraene, Gunter Pertry, Bart Naeyaert, gedeputeerden Hilaire Ost, provinciegriffi er

ERSV West-Vlaanderen vzw Marleen Titeca-Decraene, voorzitter

Redactie

Liederik Cordonni, ERSV West-Vlaanderen vzwAnnelies Demeyere, dienst Economie Provincie West-VlaanderenStephanie Maes, dienst Economie Provincie West-VlaanderenBrigitte De Proost, dienst Economie Provincie West-Vlaanderen

Cartoons

Ben Seys, www.benseys.com

Vormgeving en realisatie

Provincie West-Vlaanderen, Grafi sche Dienst

Depotnummer

D/2009/0248/03

Informatie en contactadres

Provincie West-Vlaanderen, Dienst Economie ERSV West-Vlaanderen vzwProvinciehuis Olympia Provinciehuis OlympiaKoning Leopold III-laan 66 Koning Leopold III-laan 668200 Sint-Andries (Brugge) 8200 Sint-Andries (Brugge)E [email protected] E [email protected] www.west-vlaanderen.be/economie W www.ersv.beT 050 40 71 87 T 050 40 34 17

32 I DRAAIBOEK MEETINSTRUMENT CENTRUMBEHEER I COLOFON