Web viewHet grondig nalezen van deze handige ‘tips and tricks’ zal ... Je kan dit in...

67
EXAMENBOEKJE 1 ste Bachelor 2016-2017

Transcript of Web viewHet grondig nalezen van deze handige ‘tips and tricks’ zal ... Je kan dit in...

EXAMENBOEKJE1ste Bachelor2016-2017

Inhoudstafel

Inhoud1 Studietips.........................................................................................................................................1

1.1 Inleiding........................................................................................................................................1

1.2 Plannen.........................................................................................................................................1

1.3 Hoe verwerk je grote hoeveelheden leerstof?.............................................................................2

1.3.1 Studeren volgens een plan...................................................................................................2

1.3.2 Actief- creatief studeren.......................................................................................................3

1.3.3 Fase 1: Oriëntatie.................................................................................................................3

1.3.4 Fase 2: Grondig doornemen.................................................................................................4

1.4 Structureren.................................................................................................................................4

1.5 Memoriseren................................................................................................................................5

1.5.1 Fase 3: Herhalen...................................................................................................................6

1.6 Tips voor elke examenvorm..........................................................................................................6

1.6.1 Multiple Choice examen.......................................................................................................6

1.6.2 Examen met oefeningen.......................................................................................................7

1.6.3 Schriftelijk examen gesloten boek........................................................................................7

1.6.4 Schriftelijk examen open boek..............................................................................................7

1.6.5 Mondeling examen...............................................................................................................8

1.7 Examentips...................................................................................................................................9

1.7.1 Algemene tips.......................................................................................................................9

1.7.2 Tips voor tijdens het examen................................................................................................9

2 Inleiding tot de algemene economie.............................................................................................10

3 Wiskunde met (bedrijfs)economische toepassingen (BK-EB)........................................................16

4 Wiskunde met (bedrijfs)economische toepassingen (HI-HIB)........................................................18

5 Wiskundige methoden en technieken...........................................................................................19

6 Accountancy..................................................................................................................................21

7 Inleiding tot de sociologie..............................................................................................................25

8 Statistiek met (bedrijfs)economische toepassingen 1...................................................................26

9 Recht en onderneming..................................................................................................................28

10 Statistiek I......................................................................................................................................30

11 Inleiding tot het recht....................................................................................................................32

12 Inleiding tot de sociologie..............................................................................................................33

13 Digitale Informatiesystemen..........................................................................................................35

14 Informatiesystemen.......................................................................................................................36

15 Zakelijk en economisch Frans I......................................................................................................37

16 Zakelijk en economisch Spaans I....................................................................................................41

17 Slotwoord......................................................................................................................................46

1 Studietips Onderstaande studietips en –methoden werden opgesteld door StudAnt vzw. Het grondig nalezen van deze handige ‘tips and tricks’ zal jullie al een heel eind vooruit helpen.

1.1 InleidingEen geslaagd leerproces is voor veel studenten een zoektocht van een aantal jaar. Een zoektocht die reeds start in het middelbaar en doorloopt tijdens de eerste jaren op de universiteit of hogeschool. Om tot een geslaagd leerproces moet er tijdens het studeren rekening gehouden worden met een aantal belangrijke voorwaarden, namelijk:

Het is belangrijk dat je als student openstaat voor nieuwe ervaringen. Om nieuwe kennis te kunnen opdoen is het noodzakelijk dat er reeds voorkennis aanwezig is. Dit

maakt het eenvoudiger om zaken in een bepaalde context te plaatsen waardoor je nieuwe zaken sneller zal begrijpen. Indien je bepaalde basiskennis mist, kan het interessant zijn om deze op voorhand even te herhalen. (Zeker van toepassing voor studenten die een totaal andere richting studeren in het hoger onderwijs dan in het secundair onderwijs)

Herhalen is een belangrijke fase bij studeren die heel vaak vergeten wordt door studenten in het secundair onderwijs. Doch is het een ontzettend belangrijke fase om je kennis in je lange termijn geheugen te kunnen steken.

Tijdens het studeren is het belangrijk dat je de nodige kennis grondig verwerft. Als student is het belangrijk dat je je eigen kijk op de wereld durft te veranderen. Op die manier

ga je ook anders kijken naar nieuw geleerde kennis. Je eigen kijk op de wereld zal je alleen maar kunnen verwerken door het geleerde ook te

demonstreren en in je leven te gebruiken.

1.2 PlannenPlannen, het is niet evident. Hoe begin je daar nu aan? Het is vooraleerst belangrijk dat je nooit deadlines uit het oog verliest. Dat lijkt misschien logisch, maar veel studenten zitten vaak op het einde in de problemen. Ze zitten dan vaak heel de nacht nog achter de computer. Komt dit je bekend voor? Probeer dan zeker deze tips uit!

Begin er op tijd aan! Dit is zeker aan de universiteit en de hogeschool geen overbodige luxe. Natuurlijk wil je nog even naar dat feestje en die cantus, maar je gaat jezelf ongelofelijk dankbaar zijn als je die ene vervelende taak al hebt afgewerkt! Zodra je te horen krijgt dat je een taak hebt, schrijf je die best meteen in je agenda. Dit brengt ons bij de volgende tip.

Hou een agenda bij!Dit is onmisbaar als student. Je kan een papieren agenda bijhouden, maar ook je smartphone, tablet of computer kan als agenda dienen als je daar vaker mee bezig bent. Het lijkt een beetje een evidente tip, iedereen gebruikt toch een agenda? Veel studenten beginnen inderdaad met veel goede bedoelingen een agenda, nochtans verliezen ontzettend veel studenten die al snel uit het oog. Dingen worden van dag tot dag gepland en dat ene belangrijke evenement kan je toch ook op Facebook terugvinden? Het is echter belangrijk dat je ook een overzicht bijhoudt van je

~ 1 ~

taken in plaats van steeds Blackboard te raadplegen. Om een volledig overzicht te houden, kan je ook een blad aan je bureau tapen, met daarop de volledige maand. Hierop kan je ook bijhouden wanneer je je taken moet indienen.

Hoe simpeler, hoe beter!Het blijft het gemakkelijkste om al je agenda’s bij elkaar te houden. Dit kan je gemakkelijk doen op een Macbook of via google agenda. Voor elke agenda (privé, school, taken, werk, …) kies je een andere kleur! Zo hou je het overzicht en kan je gemakkelijk de agenda’s aanvinken die je wil bekijken.

ExamenplanningEr op tijd aan beginnen, begint dus duidelijk al doorheen het jaar met juist alles in te plannen, maar ook met vakken bijhouden en samenvattingen maken (hiervoor later meer). Examenplanning is dan weer een stap verder. Je begint hier best mee zodra je je examenrooster krijgt. Werk van achter naar voren! Vul eerst je examens in, plan hierna voor elk examen twee herhalingsdagen in (indien er maar één dag is, dan slechts eentje). Deze dagen kunnen in tijden van nood als paniekdagen dienen om het toch af te krijgen. Daarna plan je de lege dagen binnen je examenreeks in met studiedagen van het volgende vak. Indien je veel tijd hebt, wissel dan af met een volgend vak. Daarna begin je bij het begin van ‘den blok’, zijnde min of meer de kerstvakantie. (Zorg dat je tegen deze moment alle samenvattingen al klaar hebt/ gekocht/ geleend hebt!) Vul nu eerst de belangrijkste/ grootse/ eerste examens in. Een tip kan zijn om 2 vakken af te wisselen tot ze beide klaar zijn. Dit werkt het beste voor humane wetenschappen (geschiedenis, taal – en letterkunde, wijsbegeerte, …). Voor rechten en analytische vakken die op elkaar lijken (wiskunde en statistiek bv.) is het interessanter om het vak volledig af te werken. Belangrijk is echter dat je de hoeveelheid niet uit het oog verliest! Plan niet zomaar een vak in, maar zoek uit hoeveel pagina’s je kan leren op één dag en welke hoofdstukken je gedaan moet hebben op een bepaald aantal dagen. Zo kan je er zeker van zijn dat je niet hoofdstuk 1 en 2 fantastisch goed kent en de laatste hoofdstukken veel minder.

Gebruik voor dit alles kleurtjes! Bv.: rood voor examens, groen voor herhalingsdagen en oranje voor studiedagen.

Je kan dit in Excel doen en afprinten of mee in je agendaprogramma verwerken (en eventueel van daaruit afprinten).

1.3 Hoe verwerk je grote hoeveelheden leerstof?

1.3.1 Studeren volgens een planDe meeste onder jullie zijn nog niet zolang geleden afgestudeerd van het middelbaar onderwijs. Het voordeel daar was dat je continu begeleid werd door leerkrachten. Zo gaven deze je op regelmatige basis testen waardoor je verplicht werd de leerstof continu te leren en bij te houden. Daarnaast was de leerstof nooit enorm groot en kon je vaak de dag voor het examen nog starten met studeren.

Beide factoren zorgen vaak voor grote problemen bij studenten die de overgang maken van het secundair naar het hoger onderwijs. Van de ene op de andere dag krijg je cursussen voorgeschoteld van honderden pagina’s. Daarbij komen dan nog eens notities, slides, en samenvattingen waardoor je het overzicht al snel kwijt bent. Er is ook niet langer iemand die je elke dag verplicht tot studeren. Vanaf nu is het aan jou om te bepalen wanneer, hoelang en vooral hoe je gaat studeren.

~ 2 ~

Je zal met andere woorden een studiemethode moeten zoeken die meer aangepast is aan het hoger onderwijs. Met deze brochure willen we jullie alvast een aantal handige studietips aanreiken en uitleggen welke zaken belangrijk zijn voor een goede studiemethode. Belangrijk is dat je steeds zoekt naar jou eigen studiemethode! Elke student studeert namelijk anders, vaak in een andere omgeving en verwerkt leerstof op zijn eigen manier.

Studeren volgens een plan is al een eerste stap in de goede richting van het zoeken naar een goede studiemethode.

1.3.2 Actief- creatief studerenDe actief- creatieve studiemethode is een manier van studeren waarbij je gerichter, geconcentreerder en gemotiveerder gaat studeren. Deze manier van studeren houdt

Bijvoorbeeld ook rekening met de voorwaarden vermeld in de inleiding die belangrijk zijn om tot een geslaagd leerproces te komen.

Bij gebruik van de actief-creatief studiemethode zal je drie fasen dienen te doorlopen. Deze fasen vormen een stappenplan, wat wil zeggen dat je start bij fase 1 en eindigt bij fase 3. Bij nieuwe informatie of te verwerven kennis begin je weer bij het begin

1.3.3 Fase 1: OriëntatieDeze fase vormt de essentie van een geslaagd leerproces. Jammer genoeg wordt deze door studenten vaak overgeslagen. Deze fase is belangrijk omdat je hierdoor een overzicht krijgt cursus, de inhoud van de cursus en ook de opbouw ervan. Het doel is om enerzijds de hoofdzaken van de cursus te zoeken en anderzijds in te schatten hoeveel tijd je zal nodig hebben om heel de cursus grondig door te nemen.

Volgende zaken zijn belangrijk in deze fase.

Start met het bekijken van de inhoudstafel. Probeer vervolgens een mindmap te maken van de inhoudstafel. Dit zal zorgen dat je een

beter overzicht over de cursus krijgt en zorgt voor duidelijkheid. De mindmap kan je tijdens het verdere studeerproces nog steeds aanvullen of aanpassen indien nodig.

Nadat je dit gedaan hebt, kan je de cursus al skimmend lezen. Vaak krijg je zo een goed beeld van de belangrijke zaken (Zaken die groter verwoord zijn, in het vet staan, in kaders zijn gezet,…).

o Skimmend lezen houdt in dat je eerst de inhoudstafel leest. Start nadien met het bekijken van de opbouw een hoofdstuk, probeer de kern eruit te halen en vervolgens de hoofdzaken van het hoofdstuk te noteren.

~ 3 ~

1.3.4 Fase 2: Grondig doornemenDeze volgt op fase 1. Er wordt dus vanuit gegaan dat je reeds een overzicht van de cursus hebt en ook de hoofdzaken er reeds hebt uitgehaald. In deze fase is het de bedoeling dat je de leerstof begrijpt, structureert (Zie hieronder), analyseert, integreert en memoriseert (Zie hieronder).

Volgende zaken zijn belangrijk of handig in deze fase:

- lezen - onderlijnen - begrippenlijst maken- verwerken van je nota’s in je samenvatting of cursus- samenvattingen maken - schema’s maken- voorbeelden zoeken- verbanden zoeken met andere leerstof of met andere cursussen- mindmaps maken

1.4 StructurerenStructureren is een belangrijk deel van studeren, maar hoe pak je dat nu eigenlijk aan? Gebruik je je eigen samenvattingen of die van anderen? Beide opties hebben voor – en nadelen:

Zelf samenvatten:o POSITIEF = Je houdt het vak ineens bij

Je begrijpt de leerstof door er intensief mee bezig te zijno NEGATIEF = Het is ontzettend veel werk

Samenvattingen van anderen:o POSITIEF = Je hebt meer tijd om effectief te studeren

Iemand steekt structuur in het vak voor jouo NEGATIEF = Er is gevaar dat je het niet snapt of niet vastneemt tot twee dagen voor

de examens.

Mogelijke oplossing: Je kan de belangrijkste/ moeilijkste vakken zelf samenvatten doorheen het jaar en naar de examens toe kan je op zoek gaan naar samenvattingen van medestudenten. Er zijn een aantal kenmerken die op een goede samenvatting wijzen:

Titels en ondertitels duidelijk gestructureerd aangebracht (kleurtjes, onderlijnd, …)

Gebruik van puntjes Er zitten verwijzingen naar andere delen van de cursus in Gebruik van voetnoten Duidelijke uitleg mét voorbeelden

Zo een geleende samenvatting kan heel goed zijn, maar je moet sowieso voor de blok begint, de samenvatting al eens bekijken, mét je boek (en eventueel PowerPoints) ernaast! Op die manier kan je je de samenvatting eigen maken door te fluoresceren, onderlijnen, maar nog belangrijker door ze aan te vullen en te schrappen! Op die manier ben je intensief met de leerstof bezig, zonder alles te moeten uitschrijven/ uittypen. Een samenvatting van iemand anders gaat natuurlijk veel minder effectief zijn als je ze gebruikt

~ 4 ~

twee dagen voor het examen zonder ooit het boek te hebben opengeslagen. Ze is wel nuttig (samen met je eigen samenvattingen) om tijdens de examens alles af te krijgen. Rond de examens nog cursussen van 500 pagina’s doorlezen én leren, dat gaat niet meer.

Waar kan je die samenvattingen nu krijgen?

Neem zeker eens een kijkje op www.weduc.be en klik daar door op ‘forum’. Hier kan je tal van samenvattingen en examenvragen terugvinden.

Vooral de Facebook groepen zijn een handige plek om te zoeken, van elke richting en zelfs specifiek per bachelor jaar zijn er wel Facebook groepen en eenmaal als je er één gevonden hebt, kom je snel terecht op de andere groepen van jouw richting.

In de Quickprinter liggen tot slot nog samenvattingen te koop, die sowieso kwaliteitsvol zijn.

1.5 MemoriserenJe moet de leerstof nu gaan ‘memoriseren’, dat is allemaal goed en wel, maar hoe begin je daar nu aan? Er zijn zeer veel en uiteenlopende studiemethodes, hieronder twee voorbeelden die bij heel veel vakken al nuttig zijn.

De watervalmethode:o Vooral nuttig voor woordenschato Zet je niet achter je blad met het idee ‘nu ga ik dat vanbuiten blokken’, maar dek meteen

af en begin met jezelf af te vragen.o Dit herhaal je drie maal (de volledige pagina)o Vanaf nu begin je bij elke fout die je maakt terug bovenaan tot je de hele pagina foutloos

kano Wissel eventueel een keer af en begin onderaan

Dit neemt misschien wat meer tijd in beslag, maar je kent het niet alleen tien keer beter, je onthoudt het ook veel langer én traint je langetermijngeheugen ermee! Hoe vaker je dit dus toepast, hoe gemakkelijker en sneller het zal gaan.

Deze methode werkt ook heel goed voor alle vakken die je gewoon vanbuiten moet blokken, je past dan hetzelfde principe toe, maar met gehele pagina’s. Na elke vijf pagina’s stop je de herhaling en begin je met de volgende vijf pagina’s.

Je hebt ook natuurlijk eerder praktijkgerichte vakken, het allerbelangrijkste dat je hierbij kunt doen is zeer cliché: oefenen, oefenen, oefenen! Vakken zoals grammatica, wiskunde, statistiek, economie, … leer je het beste door oefeningen te maken en te zorgen dat je de theorie erachter snapt. Maak ook zoveel mogelijk oefenexamens!!

~ 5 ~

1.5.1 Fase 3: HerhalenIn deze fase ga je alle leerstof nog eens globaal doornemen. Op die manier ga je nagaan of je alles begrijpt. Dit doe je best ook door jezelf te controleren, bijvoorbeeld door het maken van een aantal voorbeeldexamenvragen of proefexamens. En dan het belangrijkste in deze fase is het continu herhalen. Je zal leerstof moeten onthouden en dit kan alleen door je deze regelmatig te herhalen.

Volgende zaken zijn belangrijk in deze fase:

- herhalen doe je meerdere maleno Dit doe je niet enkel tijdens het jaar maar ook tijdens de examens en blokperiode. Tijdens

de blokperiode kan het bijvoorbeeld handig zijn om een vak volledig te leren en nadien, als je reeds een ander vak aan het studeren bent, die ’s avonds even te herhalen en door te lezen. Zo blijft het beter hangen in je geheugen en zal je tijdens het studeren zaken beter kunnen plaatsen.

- vertrek vanuit de inhoudstafel of gemaakte mindmap- stel jezelf vragen- maak de voorbeeldexamenvragen die voorhanden zijn- probeer samen te studeren met medestudenten, vrienden of vriendinnen. Samen studeren werkt

stimulerend, geeft motivatie, kan hulp bieden, andere perspectieve en inzichten meebrengen.

1.6 Tips voor elke examenvorm

1.6.1 Multiple Choice examenBij de voorbereiding van een multiple choice examen is het belangrijk niet alleen zaken te kunnen herkennen maar ook tot in detail te kennen. Het verschil tussen de verschillende antwoorden zit vaak in details. Probeer voor een multiple choice examen dus zo actief mogelijk te studeren waarin je de nadruk legt op structuur, inzicht, details en begrippen uit de cursus.

Het gekozen verbetersysteem van een multiple choice examen is afhankelijk van de professor. Zorg er dus voor dat je je op voorhand goed informeert over een eventuele giscorrectie. Houdt er rekening mee dat de professor zelf de giscorrectie in de hand heeft en dus niet op elk examen dezelfde giscorrectie aanwezig zal zijn.

Bij een giscorrectie kan je gokken best vermijden. Probeer bij dergelijke examen steeds in rondes te werken:

- Start met het antwoorden van de vragen waar je zeker van bent. (Bij oefeningen kan je deze het best oplossen alsof het een open vraag is. Je lost de oefening eerst zelf volledig op alvorens naar de oplossingen te kijken. Nadien kijk je of jou oplossing er tussen staat. Zo vermijd je twijfels.)

- Afhankelijk van hoeveel antwoorden je reeds zeker wist, kan je dan eliminatiestrategie toepassen. Indien je antwoordmogelijkheden hebt kunnen uitsluiten en nog maar twijfelt tussen twee mogelijkheden, kun je ervoor kiezen om te gokken voor je voorkeursoplossing.

- Alvorens je begint te ‘gokken’ op antwoorden, kan het handig zijn om toch eens aan kansberekening te doen. Tel even na hoeveel antwoorden je al zeker wist, over hoeveel je twijfelde en kijk of het nog nodig is om de andere vragen te beantwoorden. Ben je zeker van je stuk dat je reeds voldoende vragen correct hebt kunnen oplossen, kan je er het best voor kiezen om de resterende vragen op te laten.

~ 6 ~

1.6.2 Examen met oefeningenHet merendeel van de examens bestaat uit openvragen met daarin theorie en praktijkvragen. Zorg ervoor dat je tijdens de voorbereiding voldoende oefeningen maakt. Je start het best met de oefeningen vanuit de werkcolleges nog eens te herbekijken en opnieuw te maken. Van zodra dit gelukt is, kan je ook de oefeningen die niet in de werkcolleges gemaakt zijn oplossen. Beschik je niet over de oplossingen, kan je deze steeds doorsturen naar de assistent-professor die deze zal verbeteren. (Tip: bekijk de oefeningen niet alleen, maar maak ze ook echt volledig zelf opnieuw! Dit zorgt ervoor dat je meer op de details zal letten)

Vraag steeds op voorhand aan de professor of je een formularium mag gebruiken en welk rekenmachine is toegelaten (een grafisch rekenmachine of eenvoudig rekenmachine).

Op het examen kan je de oefeningen best eerst even in het klad maken. Ga er steeds vanuit dat de professor niets weet en noteer elke tussenstap met de nodige formules erbij! Zorg voor een duidelijke structuur in het antwoord, bijvoorbeeld: gegeven, gevraagd, bewerkingen, oplossing. Neem steeds ook de tijd om het antwoord even te controleren als dit mogelijk is.

Zelfs indien je niet heel de oefeningen weet, zorg ervoor dat je steeds de formules opschrijft. Dit zorgt ervoor dat je vaak toch nog een deel van de punten zal krijgen. Zonder formules of tussenstappen is de professor genoodzaakt een nul te geven bij een fout antwoord.

1.6.3 Schriftelijk examen gesloten boekBij een gesloten boek examen is het belangrijk dat je inzicht in de cursus verwerft. Hiermee bedoelen we niet dat je die hele cursus van buiten moet leren, je moet kunnen laten zien dat je inzicht hebt in de geleerde materie door verbanden te kunnen leggen. Het studeren met een inhoudstafel of mindmap kan hierbij een handig hulpmiddel zijn. Dit zorgt ervoor dat je in een oogopslag elk stuk van de cursus kan plaatsen in het groter geheel.

Op het examen kan het handig zijn om steeds eerst even een aantal kernwoorden op een klad blad te schrijven. Zo weet je meteen wat er zeker in je antwoord moet staan en kan je dit voldoende structureren. Gebruik op het examen steeds volzinnen. Voor de professor is het belangrijk dat je de materie beheerst en niet vanbuiten hebt geleerd. Indien je voorbeelden gebruikt op een examen, gebruik dan liefst eigen voorbeelden en niet degene uit het boek. Indien je niet direct zelf voorbeelden vindt, gebruik dan deze uit de les in plaats van uit het boek. Dit toont aan de prof dat je een aandachtige student in de les was.

1.6.4 Schriftelijk examen open boekBij een open boek examen is het belangrijk om te weten welk cursusmateriaal je mag gebruiken op het examen. Vraag goed na wat is toegelaten en of je eventuele examenvragen van voorgaande jaren of proefexamens mee mag nemen.

Een open boek examen wil echter niet zeggen dat je niet hoeft te studeren. Je dient gewoon anders te studeren. Zorg ervoor dat je duidelijk weet hoe de cursus in elkaar zit. Maak bijvoorbeeld zelf uitgebreidere inhoudstafels of woordenlijsten. Onderlijn, fluoresceer de cursus zodat je niet steeds de hele pagina dient door te lezen. Plak indien toegestaan post-it notes zodat je snel kan bladeren in het boek.

~ 7 ~

Tip: een woordenlijst maken is vaak een werk dat veel tijd vraagt, zeker als je deze goed wil hebben met voldoende woorden. Spreek bijvoorbeeld af met studenten die je kent en vertrouwt om elk een hoofdstuk te doen en alles nadien samen te voegen.

Probeer bij het antwoorden steeds je eigen woorden neer te schrijven en niet letterlijk de cursus neer te schrijven. De professor kent immers zijn eigen cursus maar wil weten of jij deze ook kan interpreteren en kaderen in het groter geheel. Om het examen echt vlot te kunnen beantwoorden, dien je de cursus eigenlijk van binnen en van buiten te kennen. Niet leren is dus zeker geen optie voor dergelijk examen!

1.6.5 Mondeling examenKom goed voorbereid naar een mondeling examen. Niemand vindt het leuk om met een mond vol tanden te staan bij de professor. Zorg er ook voor dat je steeds de gepaste kledij draagt.

Het is belangrijk om op voorhand te weten hoe het examen er zal uitzien en hoe het verloopt. Ga je in grote groep binnen of allemaal individueel. Krijg je tijd om je voor te bereiden en zo ja, hoeveel tijd krijg je dan. Als je voorbereidingstijd krijgt, besteed deze nuttig. Probeer niet je volledig antwoord te formuleren, daar heb je de tijd niet voor! Schrijf in een aantal kernwoorden neer wat je zeker wil zeggen tijdens het mondeling. Zo kan je het gesprek wat structureren en zal je de stress beter onder controle kunnen houden. Maak bijvoorbeeld een schema of tabel om iets duidelijker uit te leggen aan de prof.

Strategie is een belangrijk onderdeel van een mondeling examen. Start steeds met het onderwerp te kaderen in de cursus. Op die manier laat je zien dat je een geheel overzicht hebt van de te kennen examenstof. Een handige tip: laat bewust een klein deel van het antwoord achterwege. Dit zal ervoor zorgen dat de professor via een bijvraag toch zal kijken of je dit wist. Zo kan je de bijvragen een beetje sturen in de richting die je zelf wil.

Bijvragen zijn niet slecht! De professor kan dit doen om echt te kijken hoe grondig je de cursus kent. Dit maakt dan vaak het verschil tussen een 14 of een 16. Een andere reden kan zijn dat je een fout gemaakt hebt en de professor je zo de kans wil geven om dit toch even te corrigeren.

Het kan ook gebeuren dat je helemaal geen antwoord hebt op de vraag, dan kan je altijd vragen of hij de vraag zelf wat meer wil verduidelijken. Indien je ook dan nog geen antwoord kan geven kan vragen achter een andere vraag. Sommige professoren zullen dit doen met een deel puntenaftrek terwijl andere professoren dit zullen weigeren.

Probeer je zoveel mogelijk te focussen op je vragen en niet op de uitdrukking van de docent. Vaak geeft deze bewust een verkeerde indruk waardoor je al snel begint te twijfelen. De professor wil testen of je zeker bent van je antwoord, straal dit uit en zeg niet: ik denk dat het wel eens dit kan zijn, ik vermoed dat het zo is, ik ben niet zeker maar zou het dit kunnen zijn,… In plaats daarvan zeg je: Verdergaand op de cursus is dit het juiste antwoord en wel om deze redenen….

~ 8 ~

1.7 ExamentipsNaast een lijstje van examentips die hier volgt, is het natuurlijk vanzelfsprekend dat op tijd beginnen en een volledige beheersing van de cursus je al een groot stuk op weg zullen helpen bij het maken van je examen. Een student die heel de cursus heeft doorgenomen en weet dat hij/zij er alles tot toe heeft gedaan om te kunnen slagen, is automatisch rustiger op het examen dan een student die dit niet doet.

1.7.1 Algemene tips- KOM OP TIJD! Bij mondelinge examens kan je zelfs best vroeger komen omdat de prof op zijn

tijdschema kan voorliggen of omdat er enkele medestudenten niet zijn komen opdagen.- Slaap dus ook voldoende de dag voor je examen!- Eet gezond en drink voldoende water! Neem ook tijd voor een voedzaam ontbijt de dag van je

examen. - Heb je een zeer slecht examenrooster dan kan je vaak onderling bij mondelinge examens wisselen.

Meld dit echter wel altijd aan de prof en wacht op zijn/haar toestemming!- Controleer vaak het examenrooster opnieuw, zowel datums als lokalen van het examen kunnen

veranderen!- Als je niet de persoon bent die veel les volgt, zorg er dan zeker voor dat je het eerste en laatste

college volgt. Tijdens deze lessen geven de professoren vaak informatie over het examen. Wat er verwacht wordt dat je kent, welke examenvorm er gebruikt wordt. Hoe het examen er zal uitzien. Wat je moet meebrengen naar het examen. Soms zal de professor ook eventuele voorbeeldexamenvragen prijs geven.

- Probeer in de blok en tijdens de examenperiode een goede afwisseling van ontspanning ne studeren te vinden. Sporten is hierbij zeer aangeraden als ontspanning!

1.7.2 Tips voor tijdens het examen- Maak steeds gebruik van de beschikbare tijd. - Het examen start je best steeds met het doornemen van de vragen. Probeer eerst inzicht te krijgen

in het examen voor je eraan begint. Zo heb je meteen een idee voor welke vragen je veel of weinig tijd nodig hebt. Kijk hoeveel vragen er zijn en of er vragen op de achterkant staan. Let er op: vergeet niet ook wat tijd vrij te houden in je berekening voor je antwoorden na te lezen.

- Start steeds met de vragen waar je zeker op kan antwoorden! - Als er vragen zijn waarop je niet meteen kan, panikeer dan niet. Lees eerst de andere vragen door

en tracht deze te beantwoorden. Dit zal je misschien helpen om tot een beter inzicht te komen in de vraag die je niet begrijpt. Soms zit een deel van een antwoord onrechtstreeks vervat in een andere vraag.

- Indien je merkt dat je niet genoeg tijd hebt, sla dan beter een vraag over en concentreer je op het volledig invullen van de andere vragen. Dit zal vaak efficiënter zijn dan alle antwoorden snel en onvolledig beginnen op te schrijven.

- Probeer indien mogelijk eerst in het klad te werken. Dit zal ervoor zorgen dat je finaal werk beter gestructureerd is.

- Indien je twijfelt over je antwoord kies je best voor je eerste keuze. Vaak is dit de juiste keuze. Indien je toch te hard twijfelt, kan je de vraag beter open laten (enkel van toepassing bij meerkeuze examens).

- Een examen kan soms lang duren en heel vermoeiend zijn. Zorg er dus voor dat je steeds een flesje water bij hebt.

~ 9 ~

2 Inleiding tot de algemene economie

Professoren: Jan BouckaertWordt enkel in het eerste semester gegeven6 studiepuntenVerplicht voor heel de faculteit TEW muv Sociaal-Economische Wetenschappen die de keuze hebben tussen dit opleidingsonderdeel of economie in de faculteit FSW.

InhoudInleiding tot de algemene economie is een hoofdvak. Ook al heb je economie gekregen in het middelbaar, mispak je niet aan de hoeveelheid. De moeilijkheidsgraad ligt een stuk hoger; maak er zeker voldoende tijd voor. Niet slagen betekent dat je sowieso micro-economie niet mag opnemen volgend jaar. Als je het jaar erop wel in eerste zit slaagt voor algemene economie, kan je aanvragen of je alsnog macro-economie mag opnemen in het tweede semester.

ExamenHet examen bestaat uit 40 multiple choice vragen zoals op de proefexamens. Deze kunnen gaan over zowel theorie als oefeningen. De helft van de vragen zal over het micro-gedeelte gaan, de andere helft over het macro-gedeelte. De helft van de vragen gaat over theorie, de andere helft zijn oefeningen. Let op: er is een gokfactor! Er mag geen materiaal meegebracht worden naar het examen.

Tips Het kan helpen om een samenvatting bij dit vak te gebruiken (of er zelf één te maken). Zorg dat je begrijpt wat je leert, er zijn veuantel meerkeuzevragen waar inzicht is vereist. Formules en grafieken zijn heel belangrijk, sla deze dus niet over. Maak zeker de online-oefeningen. Deze zijn een ideaal om te kijken of je de leerstof onder knie

hebt.

VoorbeeldvragenOp Blackboard verschijnen er proefexamens, deze zullen ook besproken worden tijdens de werkcolleges. De oplossingen van onderstaande voorbeeldvragen kan je terugvinden op het Weduc-forum bij het vak Algemene Economie.

Wat verstaan we onder “gammavoordelen” of “diversificatievoordelen”? A. De gemiddelde kost per eenheid van een goed daalt naarmate je meer van dat goed produceert. B. Een bedrijf dat zijn goed produceert in meerdere fabrieken kan zijn productie efficiënter organiseren en heeft dus lagere kosten. C. Het is goedkoper meerdere producten binnen één bedrijf te produceren dan in verschillende bedrijven. x D. Grote bedrijven kunnen de voordelen van teamwork beter benutten dan kleine bedrijven.

Een goed wordt “inferieur” genoemd: A. Wanneer de prijs ervan toeneemt, er minder van gekocht wordt. B. Wanneer de prijs ervan afneemt, er meer van gekocht wordt. C. Wanneer het inkomen van de consument toeneemt, er minder van gekocht wordt. x

~ 10 ~

D. Wanneer het inkomen van de consument afneemt, er minder van gekocht wordt.

~ 11 ~

Wat zijn voorbeelden van zuiver publieke goederen? A. Militaire bescherming, brandweer, radio B. Dijken, zwembaden, vuurtorens C. Defensie, schoon milieu, weginstallatie x D. Tunnels, straatverlichting, zware bezette weg

Welke van de volgende uitspraken ivm indifferentiecurven is FOUT? A. Een beweging langs de indifferentiecurve van boven naar beneden gaat gepaard met een vlakkere helling. B. Het dalend verloop van de indifferentiecurve volgt uit de hypothese van niet-verzadiging. C. Wanneer de consument langsheen de indifferentiecurve het ene goed substitueert door het andere goed wijzigt het totale nutsniveau. x D. Indifferentiecurven zijn convex tov de oorsprong.

Welke bewering verwijst naar de “waardeparadox”? A. De prijzen van de goederen staan niet altijd in verhouding met het totale nut dat die goederen ons opleveren. x B. Het is onmogelijk de voorkeur van de consument te verklaren of objectief te onderzoeken waarom preferenties van consument tot consument verschillen. C. Sommige consumenten evalueren het nut van een goed aan de hand van zijn prijs, en gaan daarin zelfs zo ver dat zij meer kopen naarmate de prijs toeneemt D. Geen van de vorige

Bij perfect substitueerbare goederen zijn indifferentiecurven… A. Convex B. Concaaf C. Lineair x D. Rechte hoeken

Een consument maximaliseert zijn nut. In een punt op de budgetcurve links van het evenwicht geldt: A. ORV > SRV B. MSG21 > SRV C. MSG21 < p1/p2 D. SRV > p1/p2 x

Het nut van een consument kan weergegeven worden door de volgende nutsfunctie: U = 3.(x1 + 2)2.(x2 + 1)3. Indien deze consument 4 eenheden van beide goederen consumeert, dan is de MSG van goed 2 door goed 1: A. 5/9 x B. 9/5 C. 4/5 D. 5/4

~ 12 ~

De preferenties van een consument voor de goederen x1 (p1 = €3) en x2 (p2 = €4) worden beschreven door volgende nutsfunctie U= 3(x1-4)x2

2. Wat is het maximale nutsniveau dat de consument met een budget van €66 kan bereiken? A. 1458 x B. 1644 C. 1820 D. 1936

Het marginaal product van een goed is: A. Het nut dat iemand van de consumptie van één eenheid van dat goed ervaart. B. De wijziging in het totaal nut ten gevolge van een zeer kleine toename van de consumptie van het goed x C. De wijziging in het totaal nut ten gevolge van een zeer kleine prijswijziging van het goed D. Geen van de vorige

De nutsfunctie van een consument is: U = 8.(x1 + 20).(x1 + 20)2. Het inkomen bedraagt 1200 euro. De prijzen van goed 1 en goed 2 zijn respectievelijk €40 en €50. Wat is dan JUIST? A. In het optimum zullen er 10 eenheden van goed 1 geconsumeerd worden. B. Wanneer het inkomen toeneemt tot 2400 euro dan zal in het optimum x2 = 20. C. In het optimum is de consument bereid om 2 eenheden van goed 2 af te staan voor 1 extra eenheid van goed 1. D. Wanneer de prijzen van beide goederen verdubbelen, zal de evenwichstconsumptie hetzelfde blijven indien het inkomen ook verdubbelt. x

De preferenties van een consument worden gegeven door de nutsfunctie U = x1.x2. Hij beschikt over een inkomen van 400 euro en maximaliseert zijn nut bij prijzen p1 = 10 euro en p2 = 20 euro. In het optimum bedraagt het marginaal nut van x1 en x2 dan respectievelijk: A. 10 en 10 B. 10 en 20 x C. 20 en 10 D. 20 en 20

De inkomenselasticiteit van een bepaald goed bedraagt -0.54. Wat betekent dit? A. Het betreft een luxegoed. B. Dit goed is een noodzakelijk goed. C. Het is een inferieur goed. x D. Het gaat hierover een Giffen-goed.

Wanneer de prijs van een Giffen-goed daalt, dan zal, ceteris paribus, A. Het inkomenseffect in dezelfde richting werken als het substitutie-effect zodat de gevraagde hoeveelheid van het goed zal toenemen. B. Het inkomenseffect in dezelfde richting werken als het substitutie-effect zodat de gevraagde hoeveelheid van het goed zal afnemen. C. Het inkomenseffect de gevraagde hoeveelheid van het goed doen afnemen en zal het in absolute waarde groter zijn dan het substitutie-effect. x D. Het inkomenseffect de gevraagde hoeveelheid van het goed doen afnemen en zal het in absolute waarde kleiner zijn dan het substitutie-effect.

~ 13 ~

Een punt boven de productiemogelijkhedencurve is A. Inefficiënt B. Niet bereikbaar met de huidige hoeveelheid productiefactoren xC. Een opportuniteitskost gelijk aan nul D. Niet interessant

Wat is een FOUTE manier om het bruto binnenlands product van een land te berekenen? (Ga eenvoudigheidshalve uit van een gesloten economie) A. De sommatie van de toegevoegde waarden in alle bedrijven van het land. B. De sommatie van de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in het land. x C. De sommatie van alle gecreëerde inkomens in het land. D. De sommatie van alle bestedingen in het land.

Wat is GEEN reden voor het opwaarts verloop van de aggregatieve aanbodcurve in de korte termijn? A. Nominale prijsrigiditeit. B. Nominale loonrigiditeit. C. Verwarring tussen een algemene en een relatieve prijswijziging D. Wijziging van het reële vermogen bij prijswijziging. x

Beschouw de geldmarkt. Het geldaanbod is exogeen. De geldvraag bestaat enerzijds uit de transactievraag naar geld en anderzijds uit de speculatieve vraag naar geld. Wat is dan het effect van een stijging van het nationaal inkomen op de curve van de geldvraag en het geldaanbod? A. De curve van de geldvraag verschuift naar links; het geldaanbod blijft ongewijzigd. B. De curve van de geldvraag verschuift naar rechts; het geldaanbod blijft ongewijzigd. x C. De curve van de geldvraag en het geldaanbod verschuiven beide naar links. D. De curve van de geldvraag en het geldaanbod verschuiven beide naar rechts.

Basisgeld bestaat uit: A. Alle uitgegeven munten en bankbiljetten (inclusief deposito’s van de banken bij de centrale bank). x B. Chartaal geld, giraal geld en quasi-geld (inclusief deposito’s van de banken bij de centrale bank). C. Zichtdeposito’s en termijndeposito’s (inclusief deposito’s van de banken bij de centrale bank). D. Alle bankbiljetten in handen van het publiek en het giraal geld (inclusief deposito’s van de banken bij de centrale bank).

In een economie bedraagt de hoeveelheid basisgeld 1 500 mld euro. De chartale geldvoorkeur van het publiek bedraagt 20% en de banken houden een reservecoëfficiënt van 10% aan. Welke van de onderstaande uitspraken is JUIST? A. De geldbasismultiplicator is gelijk aan 10. B. De hoeveelheid chartaal geld en giraal geld bedragen respectievelijk 1000 mld euro en 5000 mld euro. x C. De geldhoeveelheid bestaat voor 1/5 uit chartaal geld. D. De bankreserves zijn gelijk aan 2000 mld euro.

~ 14 ~

Gegeven is de consumptiefunctie C = 10 + 3/5Y. Stel dat Y = 100. Welke van de onderstaande uitspraken is dan JUIST? A. De gemiddelde consumptiequote bedraagt 3/5. B. Het autonome sparen bedraagt 10. C. De marginale spaarquote bedraagt 2/5. x D. Geen van bovenstaande uitspraken is correct.

Welke van de volgende uitspraken is JUIST? A. Als de Gini-coëfficiënt 1 bedraagt, heeft iedereen hetzelfde inkomen. B. Hoe groter de Gini-coëfficiënt, hoe armer de bevolking. C. Hoe kleiner de Gini-coëfficiënt, hoe gelijkmatiger het inkomen verdeeld is. x D. Alle bovenstaande uitspraken zijn fout.

Onderbesteding (bestedingstekort) verwijst naar een situatie waarbij: A. Ye < Y* x B. Y < Ye C. Y* daalt D. Ye daalt

Ga uit van het Solow groeimodel. In dit model neemt de kapitaalvoorraad toe wanneer: A. S > I B. I > 0 C. S > δK D. δK > I x

Wat stelt de endogene groeitheorie in verband met het marginaal product van kapitaal en de aard van de schaalopbrengsten van de productie? A. Constant marginaal product van kapitaal en constante schaalopbrengsten. B. Stijgend marginaal product van kapitaal constante schaalopbrengsten. x C. Constant marginaal product van kapitaal en toenemende schaalopbrengsten. D. Stijgend marginaal product van kapitaal en toenemende schaalopbrengsten.

Ga uit van en open economie met overheid waarbij de consumptiefunctie evenals de invoerfunctie lineair worden verondersteld. De nettobelastingen en overheidsbestedingen zijn autonoom, evenals de investeringen. Welke van de volgende uitdrukkingen geeft dan de multiplicator voor de overheidsbestedingen weer? (C)

~ 15 ~

Ga uit van het macro-economisch langetermijnevenwicht. Welke uitspraak is JUIST? A. Een positieve vraagschok leidt tot een permanente stijging van het algemeen prijspeil en een permanente outputexpansie. B. Een positieve aanbodschok leidt tot een permanente daling van het algemeen prijspeil en een permanente outputexpansie. x C. Een negatieve vraagschok leidt tot een permanente daling van het algemeen prijspeil en een permanente outputvermindering. D. Een negatieve aanbodschok leidt tot een permanente stijging van het algemeen prijspeil en een tijdelijke outputvermindering.

Wat wordt meegerekend in het bni van België? A. De winst van Belgische bedrijven gerepatrieerd uit het buitenland. x B. Het loon van Franse grensarbeiders in België. C. De rente op buitenlands kapitaal dat belegd werd in België. D. Geen van de voorgaande mogelijkheden.

Het bruto binnenlands product is gelijk aan het netto binnenlands product vermeerderd met: A. De voorraadinvesteringen B. De uitbreidingsinvesteringen. C. De netto investeringen D. De vervangingsinvesteringen x

Welke uitspraak is juist ivm groeiboekhouding? A. Groeiboekhouding legt de klemtoon op technologische vooruitgang als verklaring voor de economische groei van een land. B. Groeiboekhouding beklemtoont de geografische concentratie van de industrialisering van een welbepaald gebied als groeipoolstrategie van een land. C. Groeiboekhouding registreert de gegevens over de groei van het bbp, het nationaal inkomen en de bestedingen in nationale rekeningen. D. Groeiboekhouding splitst de productietoename in een land uit volgens de bijdragen van de verschillende productiefactoren. x

~ 16 ~

3 Wiskunde met (bedrijfs)economische toepassingen (BK-EB)

Professor: Ann De SchepperWordt zowel in het eerste als het tweede semester gegeven6 studiepuntenVerplicht voor bedrijfskunde en economisch beleid.

InhoudIn het eerste semester bekijkt men het functieverloop van één en meer veranderlijken waarbij men dus afgeleiden gebruikt. In het tweede semester ligt de focus op integralen en reeksen.Niet slagen voor dit hoofdvak betekent dat je meerdere vakken van 2de bachelor niet zal kunnen opnemen waaronder ook micro- en macro-economie.

ExamenEr is een deelexamen voor 10 punten in januari en een deelexamen voor 10 punten in juni. Het is gesloten boek zonder formularium of rekenmachine. Er zijn ook geen deeloverdrachten naar 2de zittijd. In september leg je dus beide deelexamens in één examen af. Zowel in eerste zit als tweede zit zal er 50% theorie en 50% oefeningen gevraagd worden.

Tips Gebruik geen samenvatting, leer de theorie vanuit je boek. Iedere definitie, eigenschap, stelling,

methode of regel kan gevraagd worden. Hermaak de oefeningen zelf thuis. De extra oefeningen die zich bij de opgaven voor het

werkcollege bevinden zijn ook zeker een aanrader! Je mag deze altijd laten verbeteren door de assistenten.

Let op voor de formulering van de vraag op het examen: “illustreer” duidt er op dat je een voorbeeld moet geven, terwijl je bij “toon aan” een bewijs moet geven.

Vermeld telkens de berekeningen bij de oefeningen, hiervoor krijg je ook al punten.

VoorbeeldvragenOp Blackboard zijn er voorbeeldexamens te vinden, gebruik deze als proefexamen om te testen of je de leerstof beheerst. Hieronder nog enkele vragen van het examen uit 2009-2010:

Los op met logaritmisch afleiden: f(x)= (ln(x))^3x²-5

Bepaal de asymptoten van: x+1 / √x²-2x+3

Bepaal de stationaire punten van: f(x,y,z)= ye^x -8x - y²+z³+27z Geef voor elk punt aan of het om een minimum, maximum of zadelpunt gaat.

Theorie: 1. a) Geef de definitie van bgsin, bgcos, bgtan. Geef voor elk van deze functies het domein en het bereik. b) Geef de definitie van de functies uit a) voor de hoofdwaarden. Geef voor elk van deze functies domein en bereik.

~ 17 ~

c) Wat is het belangrijkste verschil tussen a) en b) ?

2.a) Geef de definitie voor de gemiddelde waarde van de economische functie f.b) Geef de definitie voor de marginale waarde van de economische functie f.c) Wat is het verband tussen gemiddelde en marginale waarde van de economische functie?Toon aan.

3.a) Geef de definitie voor homogene functies.b) Wat kan je zeggen over de partiële afgeleiden van een homogene functie?c) Geef de identiteit van Euler.d) Geef een voorbeeld van een homogene functie.e) Toon aan dat b) en c) van toepassing zijn op deze functie.

~ 18 ~

4 Wiskunde met (bedrijfs)economische toepassingen (HI-HIB)

Professor: Martine Van WouweWordt zowel in het eerste als tweede semester gegeven6 studiepuntenVerplicht voor HI en HIB

InhoudNa een korte algemene inleiding, wordt er aandacht besteed aan volgende onderwerpen: verzamelingen en hun structuren, analyse (zowel met één veranderlijke als meer veranderlijken; onderzoek van functies; afgeleiden; extremenonderzoek), integraalrekening en reeksen. De leerstof loopt dus min of meer gelijk met deze van bedrijfskunde. Er worden echter andere accenten gelegd en het is vaak ook theoretischer.Niet slagen voor dit hoofdvak betekent dat je meerdere vakken van 2de bachelor niet zal kunnen opnemen waaronder ook micro-en macro-economie.

ExamenEr is een deelexamen voor 10 punten in januari en een deelexamen voor 10 punten in juni. Het is gesloten boek zonder formularium of rekenmachine. Er zijn ook geen deeloverdrachten naar 2de zittijd. In september leg je dus beide deelexamens in één examen af. Je krijgt pas het tweede deel van het examen (de theorievragen) als de oefeningen zijn ingeleverd.Zowel in eerste zit als tweede zit zal er 60% theorie en 40% oefeningen gevraagd worden.

Tips Zie tips bij de wiskunde van bedrijfskunde, let wel op: theorie telt bij deze wiskunde harder door!

Studeer de theorie dus zeker schriftelijk zodat je merkt of je nog iets vergeet. De extra oefeningen en oefeningen niet gemaakt tijdens de werkcolleges moeten ook allemaal

gekend zijn. Verklaar zeker al je tussenstappen met wat je hebt gezien in de theorie; als je bv. gebruik maakt

van een eigenschap, schrijf deze er dan bij! Herlees zeker het theoretische gedeelte, verlies geen punten doordat je kleine foutjes in je notaties

hebt laten staan.

Voorbeeldvragen

- Definitie van een euclidische vectorruimte.

- Ga na dat: limx→−∞ (1

2ln (e2− 1

x))√

x ²− x

= 1

√e1e ²

- Zoek alle complexe oplossingen van de vergelijking:(x−ı+1)6 – 2.5 = ln ¿¿)

- Je hebt een brug met 2 stukken halfrechte: de eerste door (1,1) en (2,2); de tweede door (2,2) en (3,4). De stroming op een bepaalde plaats (x,y) in zee is gelijk aan S(x,y) = x²+2y²-x²y. Bepaal dan (met Langrange) de plaats onder de brug en in de zee, waar de stroming het minst sterk is (daar wil je al zeker de eerste pyloon plaatsen voor de brug).

- De rand van een diamant kan je beschrijven met de vergelijking 2x²+y² = 3. De helderheid van de diamant wanneer het punt (x,y) naar voren wordt geplaatst, wordt weergegeven door H(x,y) =

~ 19 ~

2x²y. Met welk punt zou jij de diamant naar voren plaatsen om een optimale helderheid te krijgen (Met Lagrange)?

~ 20 ~

5 Wiskundige methoden en technieken

Professor: Ida RutsWordt zowel in het eerste als het tweede semester gegeven6 studiepuntenVerplicht voor SEW

InhoudEr zijn 3 grote topics in dit opleidingsonderdeel: de analyse, integraalrekening en matrixalgebra. Het hoofdstuk analyse behandelt zowel functies van één als meerdere veranderlijken. Er wordt uitgebreid ingegaan op het bepalen van zowel vrije als gebonden extremen.Het hoofdstuk integraalrekening handelt over onbepaalde en bepaalde integralen, ook numerieke benaderingsmethoden worden behandeld.In het hoofdstuk matrixalgebra wordt er aandacht aan matrixcalculus besteed en het diagonaliseren van matrices, dit hoofdstuk levert een voorbereiding op latere cursussen econometrie.

Voor examens, tips en voorbeeldvragen verwijzen we naar blackboard. Hieronder enkele voorbeelden:

1. Geef de definitie van een eenwaardige functie. Geef een voorbeeld van een eenwaardige en van een tweewaardige functie.

2. Geef domein en beeld van de functies y = cos(x), y = tan(x), y = bgsin(x), y = Bgsin(x), y = Bgtan(x), y = ex , y = −ex en y = ln(x). Geef ook telkens een schets van de grafiek.

3. Beschouw een Cobb-Douglas productiefunctie P(A) = γAα met γ > 0 en 0 < α < 1. Geef een uitdrukking voor de gemiddelde en marginale productie. Geef ook een schets.

4. Wanneer bereikt een functie f van een variabele een limietwaarde L in het punt a? Geef de definitie

5. Verklaar het begrip indifferentiecurve.

6.

. (a) Laat f een functie zijn van een variabele. Geef de definitie van de afgeleide in een punt. Geef ook de meetkundige betekenis.

. (b)  Laat f een functie zijn van twee variabelen. Geef de definitie van de partiële afgeleiden in een punt. Geef ook de meetkundige betekenis.

. (c)  Laat f een functie zijn van zes variabelen. Geef de definitie van de partiële afgeleide naar x3 in een punt.

. (d)  Laat f een functie zijn van n variabelen x1, x2, . . . , xn. Geef de definitie van de partiële afgeleide van f naar xi in een punt (met i een willekeurig natuurlijk getal tussen 1 en n).

~ 21 ~

7. Formuleer de stelling van Young voor een functie van twee variabelen waarvoor de beide gemengde parti ̈ele afgeleiden continu zijn in een gebied G ⊂ R2.

Hoe bereken je de vergelijking van het raakvlak in een punt aan de grafiek van een oppervlak• als het voorschrift expliciet gegeven is? • als het voorschrift impliciet gegeven is?

Laat f een functie zijn van ́e ́en variabele. Geef de definitie van de differentiaal in een punt. Geef ook de meetkundige betekenis.

Laat f een functie zijn van twee variabelen. Geef de definitie van de totale differentiaal in een punt.

Laat f een functie zijn van zes variabelen. Geef de definitie van de totale differentiaal in een punt. (d) Laat f een functie zijn van n variabelen. Geef de definitie van de totale differentiaal in een punt.

~ 22 ~

6 Accountancy

Professor: Nadine LybaertWordt zowel in het eerste als tweede semester gegeven6 studiepuntenVerplicht voor heel de faculteit TEW muv sociaal-economische wetenschappen die de keuze hebben om dit te doen uit een lijst van meerdere opleidingsonderdelen.

InhoudMen begint vanaf nul bij dit vak, maar er wordt wel een serieus tempo aangehouden. Op het einde van het opleidingsonderdeel is de student in staat de techniek van het dubbel boekhouden toe te passen en een enkelvoudige jaarrekening op te stellen binnen het kader van de Belgische wetgeving. Houd de leerstof goed bij, want enkel door veel te oefenen, krijg je de techniek onder de knie. Niet slagen voor dit vak betekent dat je sowieso Financiële Rapportering en Analyse niet mag opnemen.

ExamenHet examen in januari staat op 8 van de 20 punten, dit in juni zal dus op 12 punten staan. 25% zal ongeveer theorie zijn, 75% oefeningen. In juni ligt de focus nog meer op de oefeningen dan op de theorie. Wat betreft de verplichte taken die je krijgt door het jaar: indien je op deze taken geen 25% haalt, start je met -2 op het examen. Indien je herexamen hebt van accountancy, zal je beide delen opnieuw moeten doen in één examen. Let ook op de gokfactor bij de theorievragen en je tijd!

Tips Zoals vermeld bij “Inhoud”, is het zeer belangrijk om veel te oefenen. Maak alle werkcolleges

opnieuw, maak ook de UFOO bestanden die te vinden zijn op Blackboard en oefen zéker de verplichte opdrachten nog eens (deze zijn qua niveau ongeveer gelijk aan het niveau van het examen).

Belangrijk is ook om dit vak vanaf het begin goed bij te houden De verplichte taken maak je best alleen en niet in groep. Het is namelijk een goede test om te zien

of je de leerstof onder de knie hebt. Het examen leg je af op een computer. Het is daarom misschien nuttig om tijdens het leren de

oefeningen op de pc te maken.

Voorbeeldvragen

Enkele voorbeelden van theorievragen van voorgaande jaren:

Leg het verschil uit tussen debet-en kredietkaart. Is oprichtingskosten activeren toegelaten door IAS/IFRS? X heeft 100000 euro op zijn rekening staan, kan je nu concluderen dat er op korte termijn geen

cashproblemen zullen zijn, argumenteer… Mag deco-home de eeuwigdurende licentie herwaarderen indien blijkt dat de verkoopcijfers van

het behangpapier verdubbelen na het verschijnen van reclame in de weekkrant? 2 rekeningoefeningen: schrijf degressief + progressief af volgens de jaarnummer 2 redenen waarom uitgiftepremies niet in de balans worden opgenomen Voorraden verschil IAS/IFRS geef een verschil tussen de Belgische voorraadwaardering en de

IAS/IFRS wetgeving. Orderekeningen uitleggen

~ 23 ~

Is er een verschil in de boekhoudkundige behandeling van de herstructureringskosten tussen de Belgische en de IAS/IFRS regelgeving?

Vertegenwoordigt de goodwill toekomstige inkomsten van de ondernemingen die nog niet gewaardeerd zijn op de balans, maar die al wel bestaan in de vorm van kennis, klanten, merken, personeel? (+2 principes van Goodwill)

Verplichte opdracht 3 van 2010-2011 (oplossingen te vinden op het Weduc forum)

Inleiding:

DE SPEELVOGEL is een onderneming die spelletjes ontwikkelt, produceert en verkoopt. Zij past de

techniek van de retournering toe. Een boekjaar loopt steeds van 1 januari tot en met 31 december.

Vraag 1:

Firma De Speelvogel schaft op 01/04/2007 een bestelwagen aan ter waarde van € 20.000,00 via financiële

leasing bij de Firma Lease-Plus (Contract/54 – 01/04/2007). Het leasingcontract heeft een looptijd van 3

jaar en hanteert een interestvoet van 6,5% per jaar. Er wordt jaarlijks postnumerando een annuïteit van €

7.551,51 aangerekend, de eerste keer op 31/03/2008 (RU/234 – 31/03/2008). Er wordt abstractie gemaakt

van de BTW. De leasingtabel is gegeven:

Financiële leasing - aflossingstabel bij oef 1Datum Lening Interest Aflossing Annuiteit

4/1/2007 20,000.003/31/2008 13,748.49 1,300.00 6,251.51 7,551.513/31/2009 7,090.62 893.65 6,657.86 7,551.513/31/2010 0.00 460.89 7,090.62 7,551.51Totalen 2,654.54 20,000.00 22,654.54

De bestelwaarde wordt degressief afgeschreven volgens de som van de jaarnummers over de lengte van

het leasingcontract.

Gevraagd:

1A. Vul in tab-blad 1A de journaalpost(en) in die De Speelvogel in haar boekhouding opneemt op

31/03/2008 voor vraag 1.

1B. Vul in tab-blad 1B de journaalpost(en) in die De Speelvogel in haar boekhouding opneemt op

31/12/2008 voor vraag 1.

~ 24 ~

1C. Vul in tab-blad 1C het effect van het leasingcontract uit vraag 1 op de resultatenrekening en de

balans in op datum van 31/12/2008, 31/12/2009 en 31/12/2010. Houd hierbij geen rekening met

belastingen. Het resultaat van ieder boekjaar wordt steeds volledig overgedragen naar het

volgende boekjaar.

Vraag 2:

De Speelvogel koopt op 01/01/2006 een licentie aan ter waarde van € 12.000,00 (excl. 21% BTW) om het

computerspel “Het magische medaillon” op CD-Rom te branden (AF/189 – 01/01/2006). Deze licentie

wordt lineair afgeschreven over een periode van 5 jaar. Op 30/04/2007 wordt wegens slechte

verkoopcijfers de boekwaarde van de licentie, zoals berekend door de boekhouder op deze datum (INV/23

– 30/04/2007), verminderd in waarde met € 4.000,00 (INV/24 – 30/04/2007). Op 31/01/2009 beslist De

Speelvogel om de licentie te verkopen en te investeren in andere elektronische spelletjes. Firma De Rode

Olifant biedt nog € 3.000,00 (excl. 21% BTW) voor de licentie (VF/45 – 31/01/2009). De boekhouder van

De Speelvogel inventariseert de boekwaarde (INV/02 – 31/01/2009) en boekt de verkoopfactuur VF/45 in.

Gevraagd:

2A. Vul in tab-blad 2A de journaalpost(en) in die De Speelvogel opneemt in haar boekhouding op

30/04/2007 voor de gegevens uit vraag 2.

2B. Vul in tab-blad 2B de toelichting bij de jaarrekening van De Speelvogel op 31/12/2008 in voor

deze licentie uit vraag 2.

2C. Vul in tab-blad 2C de journaalpost(en) in die De Speelvogel opneemt in haar boekhouding op

31/01/2009 voor de gegevens uit vraag 2.

Vraag 3:

De werknemers van de Speelvogel timmeren zelf een speelhoek in de winkelruimte in elkaar. Dit kost hun

10 maanden en € 50.000,00 aan eigen ingezette middelen: de werken starten op 01/07/2008 en eindigen op

30/04/2009. De kosten die hiervoor ingeboekt worden in 2008 bedragen € 20.000,00 en in 2009 is dit €

30.000,00 (deze kosten werden voor u reeds op de passende kostenrekeningen ingeboekt). Om de uitgaven

te dekken wordt op 01/09/2008 een lening aangegaan bij LBK Bank voor € 40.000,00, integraal terug te

betalen op eindvervaldag op 31/12/2011 (Contract/LKB/2 - 01/09/2008). LBK rekent jaarlijks achteraf

een interest aan van 5%. De eerste rentebetaling vindt plaats op 31/08/2009 (RU/299 - 31/08/2009), de

volgende rentebetaling gebeurt op 31/08/2010 (RU/277 - 31/08/2010). De Speelvogel beslist om alle

gemaakte kosten voor de speelhoek te spreiden over 5 jaar. De resultatenrekening wordt hiertoe ontlast op ~ 25 ~

31/12/2008 (IF/13 - 31/12/2008)* + (DIV/56 - 31/12/2008)* en nogmaals bij afwerking van de speelhoek

op 30/04/2009 (IF/8 - 30/04/2009)* + (DIV/67 - 30/04/2009)*.

*IF: bewijsstuk m.b.t. de intern gegenereerde kosten

*DIV: bewijsstuk m.b.t. de niet-intern gegenereerde kosten

Gevraagd:

3A. Vul in tab-blad 3A de journaalpost(en) in die De Speelvogel opneemt in haar boekhouding op

31/12/2008 voor de gegevens uit vraag 3.

3B. Vul in tab-blad 3B de journaalpost(en) in die De Speelvogel opneemt in haar boekhouding op

31/12/2009 voor de gegevens uit vraag 3.

~ 26 ~

7 Inleiding tot de sociologie

Professor: Erik HenderickxWordt gegeven in het eerste semester3 studiepuntenVerplicht voor heel de faculteit TEW muv sociaal-economische wetenschappen. (SEW volgt inleiding tot de sociologie in de faculteit FSW, gegeven door Walter Weyns.)

Inhoud De eerstejaarsstudent bachelor wordt vertrouwd gemaakt met de belangrijkste sociologische vragen, de onderzoekstradities, de sociologische concepten en de actuele thema’s van het wetenschappelijk onderzoek. Daarbij wordt gesteund, zowel op klassieke als op hedendaagse sociologen: hun sociologische concepten, hun ‘sociologische verbeelding’, hun analyses en hun centrale sociologische vragen. Actuele items zullen voortdurend opgenomen worden tijdens de onderwijsmomenten.  

ExamenDe student krijgt twee open vragen (33%) en 30 meerkeuzevragen (66%). Let bij de open vragen erop dat je volledig, maar concreet bent. Eigen voorbeelden geven is zeer belangrijk! Let bij de meerkeuzevragen op de gokfactor!

Tips Begrippen zijn heel belangrijk, neem eventueel het glossarium eens door. Eigen voorbeelden bedenken is zeer belangrijk bij de open vragen, denk hier reeds over na tijdens

het studeren. De slides vanuit de les aanvullen met het boek, kan een goede manier van studeren zijn. Om op de meerkeuzevragen te oefenen, kan je de zelftesten maken die te vinden zijn op

Blackboard.

VoorbeeldvragenMeerkeuzevragen zelftesten

Voorbeelden van essayvragen: Sociaal handelen uitleggen + de 4 soorten weergeven Het Mattheus-effect beschrijven. Het concept cultuur verklaren De humane wetenschappen (psychologie, sociologie, economie…) uitleggen aan de hand van een

eigen voorbeeld. Er zijn verschillende wijzen waarop men in de sociologie naar cultuur kijkt: Hoe bekijken

volgende paradigma’s: het (structuur)functionalisme en symbolisch interactionisme, cultuur? Leg de ijzeren wet van Michels uit en geef er een eigen voorbeeld van.

~ 27 ~

8 Statistiek met (bedrijfs)economische toepassingen 1

Professor: Peter GoosWordt in het eerste semester gegeven 3 studiepuntenVerplicht voor HI en HIB in het eerste semester, bedrijfskunde en economisch beleid krijgen dit in het tweede semester. SEW heeft de keuze uit dit opleidingsonderdeel in het eerste semester of uit Statistiek I gedoceerd door Peter Thijssen

InhoudIn deze cursus bekijkt men statistiek en kansrekenen. Men verzamelt en vat data samen, de analyse en interpretatie ervan zal voor Statistiek II zijn.

Examen Het examen zal op 18 punten staan, 2 punten waren al te verdienen met de taak ivm JMP. Het is een mix van oefeningen en theorie. Deze theorie kan gevraagd worden in de vorm van bewijzen (open vragen dus) of meerkeuzevragen. Vergeet geen eenvoudig grafisch rekenmachine mee te nemen!

Tips Hermaak alle werkcolleges en eventueel ook enkele oefeningen uit het studiepakket op

Blackboard. Probeer ook het boekje “Kansen en verwachtingen” eens te bekijken, er komt sowieso één bewijs

uit dit boekje terug op het examen. Bekijk ook de slides want hier kan informatie instaan die zich niet in de cursus bevindt.

VoorbeeldvragenOp het forum van Weduc (www.weduc.be en dan doorklikken op ‘forum’) kan je bij Statistiek een bestand terugvinden met 3 voorbeeld examens. Hieronder enkele voorbeelden:

Leidt de algemene formule af voor de kwantielen en de interkwartielbreedte bij een normaal verdeelde functie.

Geg : X Y Z zijn lognormaal verdeeld met parameters mu1, mu2 mu3 en sigma1 sigma2 en sigma 3 , wat is de verdeling van X/YZ, en bewijs waarom.

Klokcurve is van (4 namen); juiste antwoord aanduiden

Cummulatieve verdelingsfunctie aanduiden (4 curves gegeven)

Geometrische verdeling van de levensduur van m espressomachines is ook geometrisch verdeeld met

Geometrische verdeling is geheugenloos (bewijzen)

Boxplot tekenen (alles aanduiden)

~ 28 ~

Y= -ln(X)/3 X is een uniforme verdeling, alfa =1 , bèta = 3Geef de verdeling van y. En staaf je antwoord wiskundig

Exponentiële verdeling is geheugenloos : bewijs

V= Normaal verdeeld met parameter mu en sigma^2 bereken de kwantielen en interquantielbreedte, leidt de algemene formule af en pas toe op mu = 5 en sigma^2 = 2

~ 29 ~

9 Recht en onderneming

Professor: Hendrik VanheesWordt in het eerste semester gegeven6 studiepuntenVerplicht voor heel de faculteit TEW muv sociaal-economische wetenschappen die de keuze hebben om dit te doen uit een lijst van meerdere opleidingsonderdelen.

InhoudHet eerste deel van de cursus omvat een algemene inleiding tot het recht. Vervolgens wordt aandacht besteed aan belangrijke topics uit het handels- en economisch recht (basisregels uit het handelsrecht, het vennootschapsrecht, faillissementsrecht…)

ExamenHet examen bestaat uit meerkeuzevragen, let op voor de gokfactor!

TipsGebruik best een samenvatting voor het deel van “Handels- en economisch recht in hoofdlijnen” en focus op de aangehaalde punten in de les. Notities zijn dus belangrijk. Het hele boek doornemen is veel te tijdrovend. Zorg ervoor dat je wetboek goed is bewerkt met markeerstift en/of post-its zodat je alles snel terugvindt.

VoorbeeldvragenHier enkele vragen die twee jaar geleden tijdens de les besproken werden.

Kan men als niet-handelaar een factuur als bewijsmiddel gebruiken tegen de handelaar die deze factuur uitschreef? A. Neen, enkel bewijsmiddel tussen handelaren B. Ja, is mogelijk x C. Ja, mogelijk enkel indien de handelaar zijn factuur aanvaard heeft

Wat is de sanctie als een VOF eenhoofdig wordt? A. VOF wordt automatisch een BVBA B. Ontbonden rechtswege x C. VOF kan worden nietig verklaard

De statuten van VOF werden gepubliceerd in het Belgisch staatsblad als "3 zaakvoerders", hoe wordt er dan concreet bestuurd? A. College B. Unanimiteit C. Individueel x 0Wat zijn bestuursfouten van een NV? A. Inbreuk vormen op statuten van vennootschappen of wetboek van vennootschappen B0. handelingen die een zorgvuldig bestuurder niet zou stellen in dezelfde omstandigheden x C. 0het betreft handelingen die kennelijk onredelijk zijn

~ 30 ~

~ 31 ~

Controle op AV?A. NeenB. Ja, door controle-orgaanC. Ja, door rechter die formele aspecten kan toetsen (marginale toets) x

Vonnis van een faillissement uitvoerbaar bij voorraad?A. zelf bij beroep, toch meteen zal worden uitgevoerd xB. bij een waarborgC. vonnis geschorst bij beroep

~ 32 ~

10 Statistiek I

Professor: Peter ThijssenWordt gegeven in het eerste en tweede semester6 studiepuntenKeuze-onderdeel voor SEW (statistiek aan de faculteit FSW)

Voorbeeldexamen 2007

~ 33 ~

~ 34 ~

11 Inleiding tot het recht

Professor:Ria JanvierWordt in het eerste semester gegeven3 studiepuntenKeuze-onderdeel van SEW

Herexamen 2011-20121. Wat is recht?

2. A. Bespreek buitencontractueele aansprakelijkheid B. Geef kort alle aspecten van buitencontractueele aansprakelijkheid bij EIGEN fout.

3. "Tim en Jan zijn net afgestudeerd in PSW en willen een onderneming oprichten. Ze hebben samen 10.000 euro en kunnen van de bank 17.000 euro lenen. Tim heeft net een auto gekocht en wilt niet dat deze niet verliezen bij schulden. Jan wilt graag hoofd van de onderneming zijn. Ze willen ook graag naar de beurs." (dit is een herschreven versie, alle elementen zitten erin maar op het examen waren ze er subtieler in verwerkt) Welke vennootschapvorm raad je Tim & Jan aan? Beargumenteer!

4. Juist of fout, beargumenteer: A. Een koper moet een al wonende huurder NIET eerbiedigingen? B. De samenlevingsvorm van een vader en dochter is NIET wettelijk samenwonen.

Bron: www.socioeconomica.be

~ 35 ~

12 Inleiding tot de sociologie

Professor: Walter WeynsWordt gegeven in het eerste semester6 studiepuntenKeuze-onderdeel van SEW

ExamenHet examen bestaat uit 6 open vragen op 90 punten en 4 begrippen op 10 punten.

Tips Formuleer altijd je antwoord met datgene je hebt gezien. Zorg ervoor dat je goed verbanden kan leggen doorheen de cursus Wees volledig bij het beantwoorden van een vraag, en breng structuur aan d.m.v. een inleiding,

midden en slot. Begin steeds met het verklaren van eventuele kernbegrippen die vermeld staan in de vraag, om vervolgens de vraag te situeren in de cursus.

Voor meer tips verwijzen we je naar inleiding tot de sociologie voor de rest van de faculteit TEW.

Enkele voorbeeldvragen

1) Bespreek misdaden en straffen in de pre-industriële periode en vergelijk met de huidige situatie?2) Schets Weber's ideaalmodel van bureaucratie, waarom is het typisch modern te noemen?3) Leg uit: "School reproduceert machteloosheid"4) Geef de verschillende functies van onderwijs (en die actoren)5) Geef de verschillende vormen van religie en hun onderlinge verhoudingen6) Gevangenissen en ziekenhuizen zijn verwant, leg uit. 7) Waarom zet Chodorow Freud op zijn kop? 8) Bespreek de biologische en psychologische verklaringen voor deviantie, waarom zijn deze ontoereikend?9) Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen biologische evolutie, en culturele evolutie? leg aan de hand hiervan de notie coëvolutie uit.10) Schets een sociologisch beeld van een pastorale maatschappij11) Wat is impression management + geef een voorbeeld12) Toon aan dat de natuurwetenschappen een invloed hebben gehad op de sociologie13) Leg uit: "individualiteitsbesef komt samen met sociaal besef"14) Verschil tussen primaire en secundaire socialisatie15) Verschil tussen macht van de chefs in de jager-verzamerlaarmaatschappij en de koningen in de traditionele staten16) Welke verschillende stratificatiesystemen bestaan er en wat is het verschil tussen het klassesysteem en de andere systemen17) Agrarische maatschappij18) Leg uit dat de mens biologisch bepaald is om cultuur te hebben19) Etnomethodologie van Garfinkel20) Vergelijk de verschillende sociologische verklaringen van deviantie.

~ 36 ~

21) Sociale rollen zijn een middel om het probleem van de dubbele contingentie op te lossen. Leg uit. 22) Gender moet je aanleren. Leg deze boutade uit en nuanceer.23) Waarom is er volgens de functionalistische benaderingen in zowat alle m'pijen sociale stratificatie?24) Analyseer zondebokmechanisme tot in detail25) Bespreek de stelling dat voor- en achterplan scherper wordt gesteld van premoderne naar moderne maatschappij. 26) Analyseer sociologisch het verschijnsel van ras.(tip: leg uit waar racisme zijn oorsprong vindt) 27) "Onderwijs reproduceert de culturele en sociale verhoudingen" Bespreek de stelling a.d.h.v. een klassiek onderzoek ( dat behandelt is in de cursus)28) Waarom ontstond sociologie als wetenschap zo laat? 29) persoonlijkheid volgens Freud en Mead 30) Wat bedoelt men met dramaturgische benadering??31) Welk belang heeft bracketing voor het sociaal interactieproces? 32) Hoe komt normbesef tot stand of zoiets bij kinderen volgens Mead? 33) Verschil tussen 2 soorten benadering om deviant gedrag te onderzoeken. Rational choice theorie en anomietheorie?34) Waarin verschilt de labelingtheorie van de Rational Choice theorie. Leg uit adh van bv jeugdbendes35) Waarom is de rol van het kind een relatief recent begrip – Ariès36) Waarom is het aantal echtscheidingen sinds de jaren '60 gestegen. 37) Wat wordt er bedoeld met het feit dat huwelijken nu op basis van emoties gebeuren. 38) Wat bedoelt Durkheim met 'Als we een god aanbidden, vereren we eigenlijk onze maatschappij.'39) Godsdiensttheorieën van Feuerbach en Marx uitleggen en waarin ze in elkaar overeenstemmen en waarin ze verschillen. 40) Sociobiologie: hoe proberen zij geslachtsverschillen te verklaren. 41) Natiestaat, dubbele contingentie, unfocused interaction, ideologie.42) Invloed natuurwetenschappen op sociologie43) Panotische instelling typisch modern44) Is cultuurrelativisme een goede remedie voor etnocentrisme? Verklaar45) Leg uit: play/game/generalized other46) Leg het sociologisch verband uit tussen koning en landbouw

~ 37 ~

13 Digitale Informatiesystemen

Professor: Herwig Mannaert, Herbert Peremans en Els VanhoofVerplicht voor HI en HIBWordt gegeven in het eerste semester en het tweede semester6 studiepunten

InhoudIn het eerste deel wordt een begrippenkader uitgewerkt met betrekking tot informatiesystemen, de soorten informatiesystemen, en de rol van informatiesystemen in (innovatieve) organisaties.  In het tweede deel worden de bouwblokken voor de ontwikkeling van informatiesystemen inzichtelijk gemaakt.

ExamenHet examen bestaat zowel uit een deel meerkeuzevragen, open vragen en enkele kleine oefeningen op SQL.

Tips Het vak bestaat in het eerste semester uit een vrij korte syllabus, het zelf samenvatten of

zelfstandig verwerken kan een goede studiemethode zijn. Kijk bij het studeren zeker naar de slides, zo merk je waar de prof het meeste belang aan hecht en

zal je mogelijke vragen kunnen voorspellen. Leer zeker goed al de begrippen en ken elke afkorting voor het meerkeuzegedeelte. Voor de oefeningen kan je ze best allemaal eens hermaken zodat je hier inzicht in verwerft.

Volgende website kan je hierbij helpen: https://www.khanacademy.org/computing/computer-programming/sql

VoorbeeldvragenVoor oude examenvragen moet je zeker eens een kijkje nemen op ons forum.

~ 38 ~

14 Informatiesystemen

Professor: Els VanhoofVerplicht voor TEW, keuzevak voor SEWWordt gegeven in het eerste semester 3 studiepunten

InhoudIn het eerste deel wordt een begrippenkader uitgewerkt met betrekking tot informatiesystemen, de soorten informatiesystemen, en de rol van informatiesystemen in (innovatieve) organisaties.  In het tweede deel worden de bouwblokken voor de ontwikkeling van informatiesystemen inzichtelijk gemaakt.

ExamenHet examen bestaat zowel uit een deel meerkeuzevragen, open vragen en enkele kleine oefeningen op SQL.

Tips Het vak bestaat in het eerste semester uit een vrij korte syllabus, het zelf samenvatten of

zelfstandig verwerken kan een goede studiemethode zijn. Kijk bij het studeren zeker naar de slides, zo merk je waar de prof het meeste belang aan hecht en

zal je mogelijke vragen kunnen voorspellen. Leer zeker goed al de begrippen en ken elke afkorting voor het meerkeuzegedeelte. Voor de oefeningen kan je ze best allemaal eens hermaken zodat je hier inzicht in verwerft.

Volgende website kan je hierbij helpen: https://www.khanacademy.org/computing/computer-programming/sql

VoorbeeldvragenVoor oude examenvragen moet je zeker eens een kijkje nemen op ons forum.

~ 39 ~

15 Zakelijk en economisch Frans I

Professor: Els TobbackWordt gegeven in het eerste en tweede semester3 studiepuntenKeuze van vereiste taalonderdelen voor heel de faculteit TEWWordt zowel mondeling als schriftelijk ondervraagd

Vereiste lectuur:Syllabus van dit vakLexique Didactique

Facultatief te gebruiken:Comme Convenu (+ verbetering)La France au Quotidien

Voorbeeldvragen: enkele audio-évaluationtesten die vroeger werden gebruikt om grammaire en vocabulaire te oefenen

~ 40 ~

~ 41 ~

~ 42 ~

µµµµµ

~ 43 ~

~ 44 ~

16 Zakelijk en economisch Spaans I

Professor: Lieve VangehuchtenWordt in het eerste en tweede semester gegeven3 studiepuntenKeuze van vereiste taalonderdelen voor heel de faculteit TEWWordt zowel mondeling als schriftelijk ondervraagd

Voorbeeldexamen

~ 45 ~

~ 46 ~

~ 47 ~

~ 48 ~

~ 49 ~

17 Slotwoord

De examenperiode is doorbijten, maar onthoud dat er drie maanden vakantie op je staan te wachten als je ze goed doorkomt!

Weduc wenst alle studenten nog heel veel succes bij de komende examens!

Kijk ook nog eens op ons forum, je vindt er samenvattingen, extra examenvragen, oplossingen van werkcolleges enz. www.weduc.be en dan doorklikken op ‘forum’.

Dit boekje werd mede mogelijk gemaakt door onderstaande partners. Graag zouden we StudAnt bedanken voor hun studietips en het mee nakijken van een aantal vakken.

Weduc vzw kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fouten in de geleverde informatie. Tips, suggesties, verbeteringen enzovoort zijn steeds welkom!

~ 50 ~