steinverstijnen.weebly.com  · Web viewALGEMENE ECONOMIE (MICRO) Participanten en...

53
ALGEMENE ECONOMIE (MICRO) Participanten en omgevingsfactoren >> Participanten: betrokken bij of directe invloed op bedrijfsvoering. Omgevingsfactoren: Ondernemingsklimaat of maatschappelijke context. Bedrijfskolom: 1. Integratie: Als een voorafgaande of opvolgende geleding in de bedrijfskolom wordt opgenomen heb je integratie. Je schakelt een onderdeel uit. Door direct te leveren aan de detailhandel schakelt de fabrikant de groothandel uit. 2. Differentiatie: Het afstoten van taken naar een voorafgaande of volgende geleding in de bedrijfskolom. Het slachten van vee en het inblikken van vlees zijn twee productieprocessen die elk zeer specifieke kennis vereisen. Dit kan een reden zijn voor een bedrijf om zich juist te beperken tot zijn kernactiviteit.Verdelen van kernactiviteiten. 3. Parallellisatie: Niet alleen in de lengte, maar ook in de breedte kan de bedrijfskolom van vorm veranderen. Wanneer de vleesconservenfabriek zijn productassortiment vergroot door het inblikken van groente, wordt de bedrijfskolom breder. Dit heet parallellisatie. Bedrijfskolom verbreden. 4. Specialisatie: Een bedrijf kan ook een goede reden hebben om zijn assortiment juist te beperken. Vooral in de detailhandel vinden we veel voorbeelden. Gespecialiseerde detaillisten bieden een smal assortiment en zoeken hun kracht in de diepte van het assortiment. Productiefactoren: Kapitaal, Arbeid, Natuur, Ondernemerschap. Marktvormen: Monopolie, Oligopolie, Monopolistische concurrentie, Volkomen concurrentie. Prijselasticiteit van de vraag: % verandering vraag (gevolg) % verandering prijs (oorzaak) Inkomenselasticiteit: % verandering vraag % verandering inkomen Kruiselingse prijselasticiteit: % verandering vraag goed A % verandering prijs goed B

Transcript of steinverstijnen.weebly.com  · Web viewALGEMENE ECONOMIE (MICRO) Participanten en...

ALGEMENE ECONOMIE (MICRO)

Participanten en omgevingsfactoren >>

Participanten: betrokken bij of directe invloed op bedrijfsvoering.Omgevingsfactoren: Ondernemingsklimaat of maatschappelijke context.

Bedrijfskolom: 1. Integratie: Als een voorafgaande of opvolgende geleding in de bedrijfskolom wordt opgenomen heb je integratie. Je schakelt een onderdeel uit. Door direct te leveren aan de detailhandel schakelt de fabrikant de groothandel uit.2. Differentiatie: Het afstoten van taken naar een voorafgaande of volgende geleding in de bedrijfskolom. Het slachten van vee en het inblikken van vlees zijn twee productieprocessen die elk zeer specifieke kennis vereisen. Dit kan een reden zijn voor een bedrijf om zich juist te beperken tot zijn kernactiviteit.Verdelen van kernactiviteiten.3. Parallellisatie: Niet alleen in de lengte, maar ook in de breedte kan de bedrijfskolom van vorm veranderen. Wanneer de vleesconservenfabriek zijn productassortiment vergroot door het inblikken van groente, wordt de bedrijfskolom breder. Dit heet parallellisatie. Bedrijfskolom verbreden. 4. Specialisatie: Een bedrijf kan ook een goede reden hebben om zijn assortiment juist te beperken. Vooral in de detailhandel vinden we veel voorbeelden. Gespecialiseerde detaillisten bieden een smal assortiment en zoeken hun kracht in de diepte van het assortiment.

Productiefactoren:Kapitaal, Arbeid, Natuur, Ondernemerschap.

Marktvormen: Monopolie, Oligopolie, Monopolistische concurrentie, Volkomen concurrentie.

Prijselasticiteit van de vraag:% verandering vraag (gevolg)% verandering prijs (oorzaak)

Inkomenselasticiteit:% verandering vraag % verandering inkomen 

Kruiselingse prijselasticiteit:% verandering vraag goed A % verandering prijs goed B

Variabele kosten: Deze kosten nemen toe naarmate de productie wordt uitgebreid.Vaste kosten: Deze kosten blijven gelijk wanneer de productie wordt uitgebreid.

TO = TKTO= ……..X en TK= …….X+……….

Complementaire goederen: Complementaire goederen zijn in de economie goederen die elkaar aanvullen. Naarmate meer dvd's worden verkocht, zullen dvd-spelers ook populairder worden - en omgekeerd. Is altijd negatief.Substitutiegoederen: Een goed dat vanuit het oogpunt van de afnemer gedeeltelijk of volledig als vervanger voor een ander product kan dienen. Wanneer een bepaald goed in prijs stijgt heeft de mens de natuurlijke reactie om op zoek te gaan naar gelijkwaardige alternatieven. Is altijd positief.

Bron: Onderneming en omgeving - Schönendorff, R.

BEDRIJFSECONOMIE

VERSLIES EN WINST REKENING:Andere benamingen :- resultatenrekening- exploitatierekening*  Is PERIODE overzicht- Bevat de mutaties op het eigen vermogen- Bevat kosten en opbrengstenGeeft het “resultaat”  weer (= saldo van opbrengsten en kosten)Resultaat kan positief zijn (winst) en negatief (verlies).

LIQUIDITEITSOVERZICHT:

- Is PERIODE overzicht- Bevat de mutaties op de liquide middelen (kas/bank)- Bevat ontvangsten en uitgaven- Geeft de verandering van de Kas/Bank weer(= saldo van ontvangsten en uitgaven)- Verandering kan positief zijn (toename kas/bank) en negatief (afname kas/bank).

GROOTBOEKREKENING:Als er in een periode héél véél boekingen plaatsvinden, moet je als bedrijf heel nauwkeurig administreren. Dan wordt er meestal gebruik gemaakt van grootboekrekeningenEen ‘grootboekrekening’ is een verzamelplaats voor alle boekingen die met een bepaald onderwerp te maken hebben.Elke post op de balans krijgt een eigen grootboek.Voorbeeld: kasboek, voorraad-boek, crediteuren-boek, personeelskosten-boek (=EV), omzet-boek (= EV) etc.

Kolommenbalans

Bron: De Eenmanszaak deel 1 - Huib Stoffels

COMMUNICATIE

Imago: Hoe zien anderen jou?Identiteit: Hoe zie jij jezelf?Corporate Imago: Het beeld dat publieksgroepen hebben van een organisatie.Corporate identiteit: Waar staat de organisatie voor? Wat straalt de organisatie uit?Persoonlijkheid: Hetgeen de organisatie karakteriseert, dat komt tot uiting in kernwaardes.Gedrag: Dagelijks handelen van medewerkers, omgaan met klanten en omstanders.Communicatie: Berichtgeving middels folders, brochures, advertenties en internetpagina’s. Symboliek: Het visuele beeld van de organisatie, bijvoorbeeld huisstijl, logo mascotte.

Huisstijl: Visuele identiteit van een organisatie.Vergroting herkenbaarheidBindend element tussen alle uitingenVisuele vertaling van de identiteitKwaliteitsonderstrepingInterne functie

Voordelen huisstijl:

verduidelijking identiteitvergroting eenheid/uniformiteitkostenbesparingverkoopbevordering

Identiteitsstructuren:Monolitische identiteit: Hanteren één visuele stijl en één merknaam. Zij stralen een consistent beeld uit doordat zij hun bedrijfsnaam en logo consequent gebruiken. De herkenbaarheid van de organisatie is dus groot. Voorbeelden zijn Shell, Nuon en Sony.

Endorsed identiteit: Hier hebben de dochterondernemingen geheel een eigen stijl, maar de moederorganisatie blijft herkenbaar op de achtergrond. Zoals Unilever, Unilever heeft veel geïnvesteerd in haar corporate merk, duurzaam imago.  

Branded identiteit: De dochterondernemingen hebben een eigen stijl. Brand betekent merk, dus het merk heeft een geheel eigen identiteit. De moederorganisatie is voor buitenstaanders niet meer herkanbaar omdat die niet als geheel centraal staat. Dit heeft als voordeel dat het negatieve imago van merk A niet overwaait naar merk B.

Inter-persoonlijke communicatieInvloed massamedia:1 One step flow theorie:Er is maar één stap, de zender stuurt iets naar de ontvanger, en de ontvanger neemt dit direct aan.2 Two step flow theorie:In deze theorie kwam de nuance van een tussenstop in de communicatie. Een opinileider kan het publiek beïnvloeden door zijn autoriteit op een bepaald gebied.3 Agendasettingstheorie:De macht wordt bij het medium gelegd. De media bepaald zelf de inhoud en bepaald dus over welke onderwerpen in de maatschappij wordt gepraat en gedacht.4 Uses-and-gratifications theorie:Het idee is dat het publiek media gebruikt om in haar eigen behoeften te voorzien. Je kunt zelf bepalen welke media je gebruikt.5 The medium is the message theorie:6 Selectieve perceptie theorie: Selectie waarneming, De theorie gaat er van uit dat ontvangers waarnemen wat ze willen waarnemen, en zich kunnen afsluiten voor boodschappen die ze niet willen waarnemen.

Communicatieplan:

1 Probleem2 Analyse3 Communicatiedoelgroepen  4 Communicatiedoelstellingen5 Boodschap6 Communicatiestrategie7 Communicatiemiddelen8 Tijdsplanning9 Budget10 Evaluatie

Externe analyse >>Doelgroepsegmentatie 1: Geografisch: Waar is doelgroep gelokaliseerd?Demografisch: Leeftijd, geslacht, woonsituatie, gezinssamenstelling.

Doelgroepsegmentatie 2:Socio-economisch: inkomen, beroep, opleiding, sociale klasse.Psychografisch (lifestyle): Houding, interesse en opinie van een persoon.

Doelgroepsegmentatie 3:Gebruik/verbruik: product wel of niet in bezit, wel of geen betrokkenheid bij product of bedrijf.Merkbekendheid/waardering: merk wel/niet bekend, merk wel/niet geliefd.

Ondernemingsdoelstelling: Voor 01-01-2014 een rendement op geïnvesteerd vermogen behalen van 10%

Marketingdoelstelling: Voor 01-01-2014 het marktaandeel vergroten van 20% naar 25%Communicatiedoelstelling:Voor 01-01-2014 de spontane naamsbekendheid bij de doelgroep vergroten van 60% naar 80%Communicatiedoelstelling richt zich altijd op:Kennis, houding, gedrag.

Kennis -> iets weten- kennis merk, naamsbekendheid

Houding -> iets vinden- imago, betrokkenheid

Gedrag -> iets doen- actie SMART!! Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden

Bron: MarCom - Veghel, B. van

MANAGEMENT

7S model van organisatiebureau McKinsey:Met dit 7S model kun je organisaties doorlichten: hoe zijn de diverse onderwerpen voor een organisatie ingevuld? Hangt de invulling op een logische wijze samen? Zo niet dan moeten er aanpassingen volgen. Alles hangt samen, alles beïnvloedt elkaar. Verandert er iets in een gebied dan moet er meestal ook in de andere gebieden iets veranderen. 

- Een harde S: is tastbaar/zichtbaar, is te beschrijven of in een schema te zetten.- Een zachte S: laat de menselijke kant van de organisatie zien.

Strategie: Een plan waarin staat aangegeven wat een organisatie precies wil doen in de komende 1 tot 3 jaar1. Eerst komt het topmanagement tot een visie 2. Dan volgen de missie en de (organisatie-) principes 3. Vervolgens de organisatiedoelstellingen 4. En dan de strategie 

Visie: Hoe ziet de wereld er over 15, 10, 5 jaar of misschien wel over 3 of 2 jaar uit? Dus is het belangrijk om ‘’zicht’’ te hebben op wat er om je heen gebeurd.

Missie: 1.Wat willen we zijn?2.Wat is onze business?3.Wie is onze klant?4.Hoe bieden wij onze klant onderscheidende en duurzame toegevoegde waarde?

DESTEP:-DEMOGRAFISCH bv vergroening of vergrijzing-ECONOMISCH bv crisis of investeringsklimaat-SOCIAAL-CULTUREEL bv intrede van social media-TECHNOLOGISCH bv smartphones, cloud, …-ECOLOGISCH (MILIEU) bv windmolens, zonnepanelen-POLITIEK bv wetgeving, subsidies

Theorie van Ansoff:Marktpenetratie: Bestaande producten op bestaande markten.Productontwikkeling: Nieuwe producten op bestaande markten.

Marktontwikkeling: Bestaande producten op nieuwe markten.Diversificatie: Nieuwe producten op nieuwe markten.

Partijen en Omgevingsfactoren >>

Omgevingsfactoren:Omgevingsfactoren zijn factoren in de omgeving van een organisatie die de organisatie beïnvloeden maar waar organisaties zelf geen invloed op kunnen uitoefenen, het overkomt organisaties.

Partijen:Partijen zijn stakeholders in de omgeving vanorganisaties, waarmee  interactiesplaatsvinden: De partijen oefenen invloed uit op de organisatie én de organisatie kan óók invloed uitoefenenop de partijen. Organiseren van activiteiten (organisatiestructuur):1. Bepalen organieke structuur (organogram)- arbeidsverdeling (bv taken, functies, afdelingen)- coördinatie (afstemming van werkzaamheden, bv planning, rooster, project, commissie)

2. Én een personele structuur (mensen in een organisatie)–Hiërarchie (door wie worden opdrachten gegeven?)–Bevoegdheden (wie mag bepaalde beslissingen nemen?)–Personele bezetting (welke medewerker in welke functie?)–Communicatie (wie informeert wie en op welke manier?)

Er zijn 2 hoofdvormen van horizontaal organiseren (afdelingsvorming):1. Interne (horizontale) differentiatie:Arbeidsindeling naar gelijksoortigheid van werkzaamheden → fasen van een bewerkingsprocesBv: meubels: zagen, freezen, verven, stofferen, monteren.De (bewerkings-)fasen worden ondergebracht in afdelingen, iedere afdeling levert een bijdrage aan het totale product > dit zijn vaak meerdere, verschillende producten.De (F)unctionele indeling

2. Interne (horizontale) specialisatieArbeidsverdeling gegroepeerd op basis van het eindresultaat dat de organisatorische eenheid moet opleveren.Naar Product, Geografische plaats of MarktsegmentDe (P)roduct-, (G)eografische- of (M)arktsegment-indeling

(F)unctionele indeling

Bron: Organiseren & managen - Doelen, Aldert | Weber, Andre

RECHT

Klassieke grondrechtenVereisen terughoudendheid van de staatBescherming van de burgerVerticale en horizontale werkingRechtsbescherming

Sociale grondrechtenVereisen optreden van de staatOntwikkeling van de burgerAlleen verticale werkingOpdracht aan regering

Jurisprudentie: Rechterlijke uitspraken Let op: Rechterlijke uitspraak is bedoeld voor specifieke case, uitspraak niet zonder meer toepasbaar op andere case, wet niet altijd duidelijk: rechter legt de wet in zijn uitspraken uit en wet geeft niet altijd een antwoord: rechter moet toch uitspraken doen. Trias Politica:Wetgevende macht (art. 81 GW)Bestuurlijke macht (art. 42 GW)Rechtsprekende macht (art. 121 GW)

‘wet’: door regering en SG ‘besluit’: door regering‘verordening’: door lagere overheid (prov./gem.) of waterschap

Wetten in materiele zin: Alle wetten ongeacht wie ze gemaakt heeft

Wetten in formele zin: Alleen die wetten die gemaakt zijn door regering en SG

Voorrang van wetgeving:

1. Verdragen/EG-recht2. Grondwet3. Wetten in formele zin4. AMvB’s  (Algemene Maatregel van Bestuur) Wordt gemaakt door de regering.5. Ministeriele regelingen6. Verordeningen van provincie7. Verordeningen van gemeente/waterschap

Ontslag

Mag niet altijd zo maar!Uitwerktijd (opzegtermijn)Direct ontslag nemen: voorwaarden!Staande voet werknemer ontslaan: voorwaarden!Normaal ontslag (zonder faillissement oid): goedkeuring CWIProeftijd uitgezonderd3 tijdelijke contracten: vast (36 mnd).

Rechterlijke macht in Nederland:19 rechtbanken, 5 gerechtshoven, 1 HR

Specifiek voor drie belangrijke rechtsgebiedenBurgerlijke rechter: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) Strafrechter: Wetboek van Strafvordering (Sv)Bestuursrechter: Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Rechters moeten rekening houden met:Eerlijke behandeling (Art. 6 EVRM)Terechtzitting openbaar (Art. 6 EVRM en Art. 121 GW)Uitspraak openbaar (Art. 6 EVRM en Art. 121 GW)Rechter onafhankelijk en onpartijdig (Art. 6 EVRM)Uitspraak gemotiveerd (Art. 6 EVRM)Hoor en wederhoor (Art. 19 Rv)Redelijke termijn (Art. 6 EVRM)Beroepsrechters (Art.1d Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren)

Rechters:1. Rechtbank: ‘Lagere’ rechter, ook wel ‘eerste aanleg’ genoemd.De rechtbank heeft verschillende kamers (straf-, familie-, handel-, bestuurs-, enz).De kantongerechten maken onderdeel uit van de rechtbanken2. Gerechtshof: In ‘hoger beroep’ tegen uitspraak lagere rechter.Het gerechtshof heeft aparte kamers.3. Hoge Raad:Hoogste rechtscollege. ‘Beroep in cassatie’ (Art. 78 v. Wet RO).Absolute competentie: Welke rechter?Relatieve competentie:ABSOLUTE COMPETENTIE:Eerste aanleg >                             Rechtbank, inclusief kantongerecht                                                            (Art 42 v. Wet RO (uitz. Art. 93    Rv en Art. 382 Sv e.v.)). Hoger beroep >                            Gerechtshof (Art. 60 Wet RO)Cassatie >                                        Hoge Raad (Art. 78 v.  Wet RO)

RELATIEVE COMPETENTIE:Burgerlijk recht >                         Woonplaats gedaagde (verdachte) (Art. 99 Rv) /(Art. 262 Rv))Strafrecht >                                     Plaats waar het delict is gepleegd (Art. 2 Sv)Bestuursrecht >                            Centrale overheid: woonplaats belanghebbende,                                                              Lagere overheid: waar de zetel van het bestuursorgaan is                                                                           (Art. 8:7 lid 1 Awb)Wet in materiële zin:algemeen verbindend voorschrift

Wet in formele zin: een wet ‘gemaakt in Den Haag’door Staten-Generaal en regering gezamenlijkvolgens procedure van art. 81 GW

Bron: Nederlands recht begrepen - Janssen, Lydia

Blok P2MARKETINGAnsoff-matrix

 

Auteur: Philip Kotler

Boek: Marketing de essentie

Vakgebied: Marketing

Beschrijving: Het ansoff model laat zien welke vier soorten markten een organisatie kan betreden.

Relevant/te gebruiken voor: Als een bedrijf wil vernieuwen. 

BCG-matrix

Auteur: Edger Gubbels en Ed van Sluijs

Boek: Marketing de essentie

Vakgebied: Marketing en HRM

Beschrijving: De BCG-matrix laat zien hoe producten het van een organisatie doen. Zijn het nieuwe producten dan is het vaak een question mark, dan weet men nog niet of het product zal aanslaan. Als het een rising star is dan hoort wordt het al vaak verkocht en kan het een cash cow worden. Als de consument het product niet wilt wordt het een dog. Cash Cows kunnen na lange tijd ook dogs worden door bijvoorbeeld veroudering.

Relevant/te gebruiken voor: Om te weten hoeveel inkomsten producten genereren.

Abell diagram Auteur: Philip KotlerBoek: Marketing de essentie

Vakgebied: Marketing

Beschrijving: Door het Abell-diagram zie je beter in welke business je zit en waar de mogelijkheden liggen.

Relevant/te gebruiken voor: Het Abell-diagram is een handig hulpmiddel bij het vaststellen voor de missie. 

Vijfkrachtenmodel Porter

Auteur: Philip Kotler

Boek: Marketing de essentie

Vakgebied: Marketing

Beschrijving: Door dit model nauwkeurig in te vullen krijg je een handig overzicht van de analyse van de concurrentie.

Relevant/te gebruiken voor: Analyseren van de concurrentie

Generieke concurrentiestrategieën Porter

Beschrijving: In dit model Auteur: Philip Kotler

Boek: Marketing de essentie

Vakgebied: Marketing

staan vier concurrentiestrategieën.

Relevant/te gebruiken voor: Het bepalen van de juiste strategie.

HRM Frombrun

Auteur: Schoenmakers, I. en Koopmans, F

Boek: Operationeel personeelsmanagement

Vakgebied: HRM

Beschrijving: Het in-door-uitstroom proces van een bedrijf (personeel) met hetpersoneelsmanagement (missie en strategie) en de arbeidsmarkt.

Relevant/te gebruiken voor: Het omschrijven van bovenstaand proces. Het concreet maken voor een bedrijf.

Blok P4INNOVATIEBusiness Model Canvas (BMC) 

Auteur:Alexander Osterwalder en Yves Pigneur 

Boek: Business model generatie

Vakgebied:Innovatie

Beschrijving: Het canvasmodel bestaat uit 9 bouwstenen. als je deze invult heb je een goed beeld van de interne en externe kant.

Relevantie/te gebruiken voor: Het model is handig om het bedrijf in kaart te brengen. Als je gaat innoveren is het makkelijk om te weten hoe het bedrijf eruit ziet en wat er gaat veranderen door je idee.  

Kennisportefolio H1

Marketingcommunicatie doelen

De doelen van marketingcommunicatie worden uit dit figuur afgeleid en kunnen op drie verschillende niveaus worden ingedeeld. 1. KennisBekendheid van en kennis over organisatie of merk (positionering), onderwerp of probleem.

2. HoudingT.o.v. organisatie of merk, interesse, tevredenheid (na aankoop).

3. GedragGedragsintentie t.a.v. organisatie, merk of probleem. 

Marketingcommunicatieplan

Een marketingcommunicatieplan bestaat uit zes stappen. De eerste stap is de analyse fase. Hierin wordt de markt, de concurrent, de consument en de middelen beschreven. Tijdens de definitie fase wordt de doelgroep gesegmenteerd, de doelstellingen beschreven en de boodschap geformuleerd. 

Na de doelgroep en de doelstellingen moet de strategie worden bepaald. Tijdens deze fase wordt dus het "hoe" bepaald, budget en tijd spelen hierbij een grote rol. Dit zijn de randvoorwaarden. Daarnaast moet een bedrijf zich positioneren en een propositie naar voren laten komen. 

Tijdens de conceptfase wordt de propositie vertaald naar een creatief concept, er wordt een communicatie ontwerp gemaakt. Het doel hiervan is de propositie zo aansprekend mogelijk overbrengen bij de doelgroep. 

Tijdens de implementatie fase wordt een activiteitenplanning gemaakt, bureauselectie en begroting opgesteld. Ook wordt er gekeken naar de mogelijke verwachte opbrengsten naar aanleiding van het marketingcommunicatie plan. De laatste fase is evalueren en dit wordt gedaan op gebied van product, proces of resultaat.

Strategische media- en middelen keuze

Om het marketingcommunicatie plan zo goed mogelijk over te brengen op de consumenten, moeten de juiste mediums en middelen worden gekozen. De keuze hangt af van:

· Doelstellingen

· Doelgroep

· Kenmerken product/positionering

· Propositie

· Fase productlevenscyclus

· Beschikbaar budget en tijd

Marketing Stimulus-respons model

Marketeers proberen inzicht te krijgen in het denken en doen van consumenten, hier zijn modellen en theorieën voor ontwikkeld. Het stimulus respons model is er een van en het werkt als volgt: 

De consument krijgt prikkels (stimulus) door het bedrijf zelf of andere prikkels.  Vervolgens bekijken ze de kenmerken van de koper en het besluitvormingsproces. Daarna wordt de reactie van de koper bekeken. 

Kennisportefolio H2

Algemene Economie

SGR Model

· Marijs en Hulleman

· Algemene economie

· SGR staat voor structuur, gedrag en resultaten. Met het SGR model kun je de markt overzichtelijk in kaart brengen. Daarnaast kun je de dynamiek in de markt aangeven. Het wordt duidelijk waar een bedrijf staat en waar ze naartoe gaan. Bij de S wordt er gekeken naar de omstandigheden. Is er veel of weinig vraag, zijn de prijzen wel of niet doorzichtig enzovoort. Bij de G wordt er gekeken naar het gedrag van een bedrijf. Gaan ze de concurrent aftroeven of gaan ze meer service bieden. De R van resultaat laat zien wat er mee wordt verdiend.

· Te gebruiken bij het in kaart brengen van de markt en dynamiek in de markt aangeven.

Administratieve organisatie

Starreveld

· Paur, Mittelmeijer, Stratum, Leeftink, Korstjens en Paape

· Administratieve organisatie

· De typologie van Starreveld verdeeld verschillende bedrijven. Zo kunnen we handelsbedrijven (contant en op rekening), productiebedrijven (massa, serie, stuk), diensverleners (goederen eigendom, goederen derden, vaste leidingen, informatie, ruimte met reservering, ruimte zonder reservering en overige) , financiële instellingen (banken, verzekeraars), overheid en privaatrechtelijke ondernemingen. Het zelfde type bedrijf kent dezelfde processen, soorten risico’s en type maatregelen.

· Te gebruiken bij het indelen van bedrijven in de typologie van Starreveld.

De gereedschapkist

· Paur, Mittelmeijer, Stratum, Leeftink, Korstjens en Paape

· Administratieve organisatie

· In de administratieve organisatie kan er gebruik worden gemaakt van een gereedschapskist.In de gereedschapskist zitten verschillen maatregelen voor risico’s. De onderdelen zijn: functiescheiding, automatisering, kaderen en normen, richtlijnen/procedures, verbandcontrole, steekproefcontroles en oogtoezicht. Bij functiescheiding worden beschikken, bewaren, uitvoeren, registreren en controleren van elkaar gescheiden om bijvoorbeeld fraude te voorkomen. Bij automatisering worden verschillende systemen vastgelegd, waardoor er veel controle kan plaatsvinden. Kaders en normen laat zien hoe de situatie nu is en hoe die zou moeten zijn. Richtlijnen/procedures zijn regels hoe je je moet gedragen, langs welke weg. Verbandcontroles wordt er een berekening gedaan waardoor er gecontroleerd kan worden of inkoop verkoop debiteuren en crediteuren etc. allemaal kloppen. Bij steekproefcontroles worden sommige mensen of brieven of andere zaken eruit gepakt en

gecontroleerd. Oogtoezicht vindt plaats door bijvoorbeeld camera’s of door winkelpersoneel.

· Te gebruiken bij het vinden van een geschikte maatregel.

Management Logistiek

KOOP concept

· Visser en van Goor

· Management

· KOOP staat voor klantorderontkoppelpunt. Dit houdt in dat er ergens in het

totstandkomingproces het product wordt overgedragen aan de klant. Er zijn 5 mogelijke KOOPs. KOOP 1 zit bij de schakel decentrale distributie. Dit houdt in dat er op het einde bekend is waar het product naartoe gaat. In de winkel is een product op voorraad en deze wordt overgedragen op de klant. KOOP 2 is bij de schakel centrale distributie. De prognose wordt kleiner, je hoeft niet meer helemaal in te schatten hoeveel je van iets nodig hebt, waardoor de levertijd langer wordt. Denk aan BOL.com. Op internet wordt een product besteld wat 2 dagen levertijd heeft. Bol hoeft hier alleen prognose te doen voor Nederland en niet specifiek meer voor een stad zoals bijvoorbeeld Den Bosch. KOOP 3 houdt in dat men op het moment van assemblage weet wie het product koopt. Halffabricaten liggen hier al klaar en hoeven alleen nog in elkaar gezet te worden. Bij KOOP 4 moet er gewacht worden tot er een order binnenkomt. De grondstoffen liggen al klaar, zodat na de order het product verwerkt kan worden. KOOP 5 ligt bij de inkoop grondstof. Je doet als bedrijf niets en wacht tot dat er een klant komt die een product wil kopen. Op dat moment ga je het product pas maken en de grondstoffen inkopen. Hoe specifieker het product hoe hoger op de KOOP.

· Te gebruiken voor het bepalen van de KOOP voor een onderneming.

Management Inkoop

Kraljic matrix

· Karljic

· Management

· Uit de matrix kan een strategie worden gehaald die nodig is voor een product. De Kraljic matrix heeft 4 mogelijke typen producten: hefboom producten, strategische producten,routine producten en knelpunt producten. Er worden telkens twee vragen gesteld: zijn er veel of weinig toeleveranciers? Is dus het risico groot of klein? en welke invloed heeft de inkoop op de winst. Bij knelpunt producten heb je groot toeleveringsrisico en kleine invloed op de winst. Je geeft aan deze producten niet veel uit maar hebt ze wel nodig. Strategische producten hebben groot toeleveringsrisico en grote invloed op de winst. Er is vaak maar 1 leverancier van deze grondstof en je geeft er veel geld aan uit. Hefboomproducten hebben klein toeleveringsrisico en grote invloed op de winst. Denk hierbij aan autobanden, je kunt in dit deel van de matrix en goed onderhandelen. Tot slot de routine producten. Zij hebben klein toeleveringsrisico en kleine invloed op de winst. Je kan deze producten overal krijgen en je geeft er niet veel aan uit.

· Te gebruiken om te kijken welk soort producten je bij de leverancier koopt en wat je macht dan is bij de leverancier.

Kennisportfolio H3

Recht

Onrechtmatige daad: Art. 6:162 BW

1. Nalaten

2. Toerekenbaarheid

3. Schade

4. Causaal verband > er moet een verband zijn

5. Relativiteit

 Bij een onrechtmatige daad ligt er een overeenkomst ten grondslag De onrechtmatigheid ontplooit zich door:

· Inbreuk op een recht van een ander

· Doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht

· Doen of nalaten in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid

 Doen of nalaten in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheidKelderluikcriteria:

· Mate van waarschijnlijkheid dat het slachtoffer het gevaar niet tijdig onderkent

· Kans op een ongeval

· Ernst van de mogelijke gevolgen

· Bezwaarlijkheid van te nemen

· Veiligheidsmaatregelen

 Aansprakelijkheid voor ondergeschiktenArt. 6:170 BWWerkgevers zijn risico-aansprakelijk voor hun ondergeschikten mits:

· In dienst & werkzaam in beroep of bedrijf (lid 1)

              * fout van een ondergeschikte              * kans op fout vergroot door opgedragen taak              * opdrachtgever moet zeggenschap over gedraging hebben gehad

· In dienst van natuurlijk persoon & niet werkzaam in beroep/bedrijf (lid 2)

* Fout van een ondergeschikte* Ter vervulling van de aan hem opgedragen taak WerkgeversaansprakelijkheidArt. 7:658 BW

· Als werkgever ben je verplicht om maatregelen te treffen om schade bij werknemers te voorkomen > zorgplicht

· Werkgever is aansprakelijk wanneer de werknemer schade lijdt die ontstaat tijdens de uitvoering van werkzaamheden

· Er mag niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken

· Ook als je in opdracht van een ander bent, dus als ZZP’er

 Analyse

1. Zorgplicht van de werkgever

2. Causaal verband tussen schade en ongeval

3. Opzet/ bewuste roekeloosheid

Werknemer bewijst:

· schade

· causaal verband

· tussen schade en ongeval (makkelijk te bewijzen)

· tussen ongeval en schending zorgplicht (wordt snel aangenomen)

· Bedrijfsongeval

 Werkgever kan zich verweren, door te bewijzen dat:

· zorgverplichting is nagekomen

· er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid bij de werknemer

 ProductaansprakelijkheidArt. 6:185 BW

· Producent (art. 6:187 lid 2 t/m 4 BW)

· Product (art. 6:187 lid 1 BW)

· Gebrek (art. 6:186 BW)

· Schade (art. 6:190 BW)

· Consument (tenzij dood- of letselschade, zie art. 6:190 BW)

 Drie verschillende overeenkomsten:

1. Aanneming van werk (art. 7:750 ev BW)

2. Overeenkomst van opdracht (art. 7:400 ev BW)

3. Arbeidsovereenkomst (art. 7:610 ev BW)

 Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd:

· Begin- en einddatum: einde van rechtswege

· 1 maand voor einde informeren (art. 7:668 lid 1 BW)

· Na 2 jaar bepaalde tijd > moet het onbepaalde tijd

· OF het vierde contract > je kan 3 keer een half jaar contract hebben gekregen

 Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd:

· Begindatum (geen einddatum)

· Pensioendatum (AOW) is geen strikte einddatum, maar er kan wel worden opgezegd vanwege pensioengerechtigde leeftijd! (art. 7:669 lid 4 BW)

 Beëindiging van de arbeidsovereenkomstEen arbeidsovereenkomst eindigt door:

· Dood van de werknemer (art. 7:674 BW)

· Opzegging tijdens de proeftijd (art. 7:676 BW)

· Ontslag op staande voet (art. 7:677, 7:678 en 7:679 BW)

· Wederzijds goedvinden (art 7:670b BW)

 Bepaalde tijd:Normaal: einde van rechtswege

· Aanzegplicht: 1 maand voor einde opzeggen

· Sanctie: vergoeding of verlenging contract

· Tussentijds opzeggen niet mogelijk, tenzij afgesproken.

· Sanctie: doorbetalen tot einde contract.

 Onbepaalde tijd:Werkgever en werknemer kunnen beide opzeggen.Opzegging:Werkgever en werknemer kunnen beide opzeggen.Twee mogelijkheden:

1. Werkgever heeft schriftelijke toestemming werknemer nodig. Werknemer kan binnen 14 dagen zonder reden herroepen.

2. Werkgever heeft geen toestemming werknemer nodig bij toestemming UWV of kantonrechter

Omgevingsrecht

· Gaat over bescherming fysieke leefomgeving

· Belang bedrijfsleven: gebonden aan regels

· Maar ook beschermd door regels

 Vergunningplichtige activiteiten

· Omgevingsvergunning nodig voor plaatsgebonden projecten

· Een project bestaat uit een of meer activiteiten

· Artikel 2.1 en 2.2 Wabo beschrijven vergunningplichtige activiteiten

· Artikel 2.1 Wabo regels vanuit centrale overheid, artikel 2.2 regels vanuit gemeente en  provincie

 Vergunning voor activiteit ‘Milieu’

· Vergunningplicht in artikel 2.1 lid 1 onder e WABO

· Voor het oprichten, het veranderen of het in werking hebben van een inrichting

· Indien inrichting nadelige gevolgen voor het milieu heeft

· Categorieën van inrichtingen met nadelige gevolgen staan opgenomen in het Besluit omgevingsrecht

 Toetsingskader voor activiteit ‘Milieu’

· Toetsingskader in artikel 2.14 Wabo

· Algemene weigeringsgrond is belang bescherming milieu

· Uitgangspunt is niet weigering, maar verbinden van voorschriften om nadelige gevolgen milieu te voorkomen.

· Doel- of middelvoorschriften (bijv uitstoot)

 Vergunning voor activiteit ‘Bouwen’

· Geeft het recht een bouwwerk op te richten uit te breiden of te verbouwen

· Bouwwerk

· Constructie

· Enige omvang

· (in)direct verbonden met grond

· Bedoeld om blijvend te functioneren

· ‘Kleine’ bouwwerken uitgesloten van vergunningplicht in Bor

· Vergunningplicht in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo

· Toetsingskader in 2.10, lid 1 Wabo

 Toetsingskader voor activiteit ‘bouwen’

· Strijd met bouwbesluit

· technische toets bouwplan op gebied

· Veiligheid

· Gezondheid

· Bruikbaarheid

· Energiezuinigheid

· Strijd met bouwverordening

· bijv parkeergelegenheid

*Bron: De grondslag van het vermogens- en ondernemingsrecht*Auteur: Mr. A.M.M.M. van Zeijl*ISBN 978-90-01-83163-9

Logistiek

Logistiek concept

· Grondvorm: de inrichting van de omgeving

· Besturingssysteem: hoe stuur je iets aan

· Informatiesysteem: automatisering > ERP-systeem

· Personele organisatie: mensen met bepaalde kennis en ervaring

 ProductiegrondvormContinue fabricage

· Gaat over productieomgeving waar sprake is van veel volume en grote aantallen. Er wordt continue aan het product gewerkt, het product stroomt letterlijk door de productieomgeving. Je stopt niet voordat het klaar is. Je zit dit vaak als bedrijven werken met ploegdiensten

· Productieproces van tevoren vastgesteld en ingericht

· Productie volgens een vaste werkwijze

· generalisten

 Functionele fabricage

· Productieproces is op basis van functies ontworpen en ingericht             

· Hier gaat het om beduidend kleinere aantallen en is er in de serie een tussenvoorraad. Veel complexer om te plannen. Kleinere orders met kleinere aantallen of series. Als je daar een omgeving loopt zie je dat mensen en machines in groepen staan, allemaal kleine groepen die ergens in gespecialiseerd zijn.

· specialisten

 Groepsgewijze fabricage (mengvorm)

· Ontwerp en inrichting van het productieproces volgen de orderstroom

· Werken in teams, verantwoordelijk voor uitvoering van de hele order

· Het product gaat door teamverband veel sneller door de omgeving. Er ontstaan geen tussenvoorraden omdat de producten door het team heen gaan en niet stoppen. Het is beter planbaar hierdoor. Je bent zeker van de snelheid en kwaliteit.

· De voordelen van de eerste twee fabricages in deze.

 BOM: Bill of Materials

· een stuklijst en somt alle grondstoffen en onderdelen op die nodig zijn om één (standaard) eindproduct te maken.

 MRP I

· Het is een set rekenregels in het systeem waarmee de werkelijke toekomstige behoefte aan materiaal en grondstoffen kan worden berekend voor eindproducten

· Onafhankelijke vraag

· Tijdsafrastering

 MRP II

· Geen oneidige capaciteit meer aanwezig bij de berekening

 Push-systeem

· In het westen gebruikt.

· MRP-systemen.

· Om te beginnen kopen we alles in, vervolgens gaan we alles produceren en de eindproducten stoppen we in magazijnen. Als het fout gaat in het systeem dan gaan we magazijnen bouwen of huren. We pushen alles vol, voorraden.

 

Pull-systeem

· In het oosten gebruikt.

· Als je een klantorder hebt, dan zorgt deze ervoor dat er iets wordt geproduceerd. Als er geen klantorder is wordt er ook niks uit de fabriek getrokken, zonder order dus ook geen productie. In principe heb je bij een pull systeem geen tot nauwelijks voorraad, zeker geen voorraad eindproduct. Want eindproduct wordt gemaakt voor de klant en daarvoor heb je een klantorder nodig.

· Alles wat er gebeurd in de fabriek is op basis van een klantorder en dus al besteld en wordt dus meteen verkocht

 Het Just In Time (JIT) concept is gebaseerd op:

· Jidohka

· beslissingsbevoegdheid op de werkvloer

· leg productie stil, spoor fout op en los definitief op

· Pull-productie (Kanban)

 Kanban is een kaartje. Systeem werkt als volgt; ze hebben vaak lege bakken (verpakking) waar kaartjes aan gehangen worden.

· Een kaartje dan zijn voor inhoud (15 keer product A)

· Een kaartje kan zijn voor transport (waar wordt het product gemaakt)

Acht verspillingen van Lean:

1. Overproductie

2. Wachten

3. Transport

4. Overprocessing

5. Voorraad

6. Beweging

7. Fouten

8. Onbenutte kennis

 Theory of Constraints (TOC)

· Doel van ondernemingen: winst (het genereren van geld) en continuïteit

· In een bedrijf wordt de effectiviteit bepaald door dat stuk van het proces waar de grootste bottleneck zit (daar hopen voorraden zich op, het proces loopt niet door, er wordt te weinig geld gegenereerd)

· Los de bottleneck op en ga op zoek naar de volgende

 Stappenplan:

1. Spoor de constraint in het systeem op

2. Benut de constraint optimaal

3. Maak al het overige ondergeschikt aan het vorige

4. Versterk of doorbreek de constraint in het systeem

5. Ga terug naar stap 1, maar vermijd dat er door inertie een nieuwe constraint onstaat

 Informatiesystemen: tegenwoordig is dat meestal bij de iets grotere bedrijven een ERP systeem, Enterprise Resources Planning ERP-systeem:

· Logische uitbreiding op MRP-systemen

· het ERP systeem werkt met geïntegreerde software: gegevens slechts één keer invoeren

· een centrale database met daaromheen een schil van applicaties voor verschillende functionaliteiten

 Distributielogistiek

· Kostenreductie: minder voorraad/ beter benutten capaciteit

· Verbeteren van de flexibiliteit en de leverbetrouwbaarheid

 DRP I

· Het is een set rekenregels in het systeem waarmee de werkelijke toekomstige behoefte aan herbevoorrading van magazijnen (tussenvoorraadpunten) en uiteindelijk winkels in een keten kan worden berekend voor eindproducten

· De onafhankelijke vraag

· Tijdsfasering

 Supply Chain Management: de activiteiten die erop gericht zijn om alle partijen in de keten zodanige te laten samenwerken dat de consument optimaal wordt bediend en waarbij de gezamenlijke kosten zo laag mogelijk zijn Ketenintegratie:Vier vormen van samenwerken, de samenwerking word steeds intenser

1. Simpele manier van samenwerken is fysiek: bijvoorbeeld dezelfde maat pallets. Als je groot genoeg bent kun je afdwingen.

2. Informatie integratie: je bent bereid om met elkaar simpele informatie te delen. EDI, je wisselt op elektronische manier gegevens uit. Beide partijen hebben een ERP-systeem als je met een EDI informatie uitwisselt doe je niets bij de ander in het systeem, het enige is dat je afspreekt dat je elkaar informatie kan sturen via het elektronisch systeem. Maar je eigen mensen kunnen wel zeggen dat het dan in het systeem geplaats wordt, je geeft een akkoord bijvoorbeeld.

3. Nog meer geïntegreerd is besturing: dan beïnvloed je elkaars processen, met informatie. Als een leverancier bijvoorbeeld zicht krijgt op de verkoop van zijn product en hierdoor dus kan inspelen en daarmee de voorraad op tijd kan aanvullen, wil de afnemer korting of voorrang bij levering.

4. Meest intense vorm: inrichtingsinformatie die je met elkaar deelt. 

*Bron: Werken met logistiek*Auteur: Visser & Van Goor*ISBN 978-90-01-84180-5

Kwaliteit

Kwaliteit:De kwaliteit van een product of dienst, zowel intern als extern geleverd, is de mate, waarin het geheel van eigenschappen voldoet aan de gebruiksverwachtingen van de afnemer, begrensd door de prijs, die hij wil betalen en de levertijd, die hij wil accepteren Integrale kwaliteitszorg (IKZ)Alle onderdelen van de organisatie zijn bij kwaliteitszorg betrokken, alle kwaliteitsaspecten hebben invloed op elkaar. Benaderingen:

1. Transcendente benadering: filosofisch: aangeboren uitmuntendheid, imago, gevoel, ervaring, subjectief

2. Productbenadering: rationeel, meetbaar, tastbaar, hoeveelheid, verschillen

3. Gebruiksgerichte benadering: gebruiker bepaalt kwaliteit, niet iedereen dezelfde mening, smaak, eisen

4. Productiegerichte benadering: het maakproces is belangrijk, zo klein mogelijke uitval

5. Waardebenadering: prijs-prestatie

6. Reliability: betrouwbaarheid na levering

Kwalteitsdenker Deming

· Meten is weten en gissen is missen

· Beheersen van organisatorische processen leidend tot structurele kwaliteitsverbetering

· Regelkring (PDCA cirkel)

· Kwaliteit van de medewerker

 Kwalteitsdenker Juran

· Voldoe aan de verwachtingen van de afnemers en focus je op kosten: (kosten-baten)

· Kwaliteitskosten

· preventiekosten

· beoordelingskosten

· faalkosten

 Kwaliteitsdenker Crosby   

· Er bestaat maar één optimaal kwaliteitsniveau, namelijk: zero defects (nul fouten)

· Kwaliteit is preventie

· Kwaliteit is een houding

· Kwaliteitskosten als functie van tijd: Qk = f(T)

· Kwaliteit meten door de kosten van niet voldoen te berekenen

· Zero defects programma

 Kwaliteitsdenker Imai   

· Kaizen methodiek: verbeter en innoveer, zonder ophouden en iedereen erbij betrokken

· kwaliteitszorg: moeizaam, jaren durend en in kleine stappen

· basisprincipes:

· Deming cirkel: regelkring

· Voortdurend meten en terugkoppelen

· Werken met kwaliteitskringen

 Kwaliteitsdenker Taguchi 

· Kwaliteit wordt niet alleen bepaald door het proces, maar ook door het ontwerp

· Een slecht ontwerp leidt tot hoge kosten

 Kritische succesfactoren (KSF):

· Sleutelfactoren, waar de organisatie goed in moet zijn om haar strategische doelstellingen te bereiken. Soms ook wel voorwaarden genoemd.

· De KSF’en komen dus rechtstreeks vanuit doelen en strategie van de organisatie.

· KSF’s moeten vervolgens meetbaar gemaakt worden

 Key-prestatie-indicator

· Afgeleid van een KSF

· Variabelen die sturing op proces mogelijk maken

· Kwantitatief gemaakt door de prestaties te meten met prestatie-indicatoren (PI’s).

· Afgezet tegen vastgestelde normen/targets

· Maken sturing in het proces mogelijk

 Verbetermodellen:

· Servqual model (of gap-model)

· Customer Service Assessment Scale

· Quality Control systems

 Servqual-model: kijkt in de basis naar een waargenomen dienstverlening en de waargenomen dienstverlening. En de afstand die ertussen zit kun je verder uitweren -> dan zit je in het onderste gedeelte van het figuur

· 1 tm 4 zijn de plaatsen waar de gap kan ontstaan, er kunnen er ook meerdere zijn.

· Er kan geen 5de gap zijn als er in 1 tm 4 geen gap is

 Customer Service Assessment ScaleTwee dimensies

· Procedurele dimensie (procedural)

· werkwijze

· Menselijke dimensie (convivial)

· Dienstbetoon

 Verbeterprogramma: Lean

1. Value: waarde voor de klant, wat vind de klant belangrijk: je wilt dit weten omdat je wil weten of het waarde toegevoegde activiteiten zijn of verspillingen

2. Value stream: het proces in kaart brengen

3. Flow: verbeteren, proces moet doorstromen zonder verspillingen. De verspillingen moeten eruit gehaald worden. De doorlooptijd zou hierdoor al korter moeten worden

4. Pull: push en pull, verzeker je van het feit dat er alleen producten en diensten door het proces stromen die de klanten direct willen

5. Perfection: maak hard dat verspillingen niet terugkomen, waarborgen.

 Lean:

· Klantwaarde: meer

· Verspillingen: elimineren

· Noodzakelijke activiteiten: verminderen

 Lean focust zich op het wegnemen van

· Muda (verspillingen)

· Mura (ongelijkmatigheid - flow)

· Muri (overbelasting)

 Deming Cirkel: continue proces

1. Plan

2. Do

3. Act

4. Check

 Procesbeheersing door keuring

· Controle achteraf

· Controle tijdens het proces

· Controle vooraf

 Risico’s

· Producentenrisico: kans, dat partij ten onrechte  wordt afgekeurd

· Consumentenrisico; kans, dat partij ten onrechte wordt goedgekeurd

 Gereedschapkist van Deming:

1. Visgraatdiagram

2. Oorzaak-relatiediagram

3. Lijndiagram

4. Controlekaart

5. Histogram

6. Pareto-analyse

7. Stroomdiagram

8. Spreidingsdiagram

 Certificatie en aansprakelijkheid

· Leverancier aansprakelijk voor product/dienst

· Certificaat: aansprakelijkheid daalt

· Keurmerk: aansprakelijkheid wordt groter

 Soorten certificatie

1. Producten- en dienstencertificatie: initiële keuring, typekeuring, voortbrengings-proces, bv CE-merk: veiligheid, gezondheid, milieu, consumentenbescherming

2. Certificatie van personen: vakbekwaamheid: bv adviseur, keurslager, pilot

3. Procescertificatie: b.v. duurzaam geproduceerd

4. Kwaliteitssysteemcertificatie: inhoud en effect van regels en procedures b.v. ISO

 Drie spelers bij certificering

1. Raad voor de Accreditatie

2. Certificerend bedrijf

3. Te certificeren bedrijf

*Bron: IKZ, integrale kwaliteitszorg en verbetermanagement*Auteur: Els Bakker, Chris Meertens*ISBN 9789001834227

          

HRM

Fombrun-model:

· Het personeel moet passen bij de missie en strategie

· Personeelsplanning: je gaat inspelen op wat je nodig hebt in de toekomst > link met arbeidsmarkt, wat ga je werven.

· Prestatie: doorstroom, het begeleiden en groeien, zorgen dat je op de juiste plek zit

· Wat zijn de vier doorstroominstrumenten:

·       Van prestatie naar beoordeling: functioneringsgesprek, beoordelingsgesprek·       Van beoordeling naar beloning: salaris is ook beloning (ook al presteer je slecht, je krijgt nog steeds salaris). De beloning heeft weer invloed op je prestatie.·       Van beoordeling naar ontwikkeling: kan een cursus zijn van leidinggeven bijvoorbeeld·       Vitaliteits- en gezondheidsbeleid: ARBO-beleid: wat wil je doen met het ziekteverzuim? Kortingen geven op het sporten bijvoorbeeld.

Beheersing van personeelsstromen•       Organisatie:1.       Lifelong employment2.       Up-or-out-systeem3.       In-and-out-systeem4.       Mixed systeem•       Individu: beslissingen over selectie, promotie en ontslag van personeel moeten in overeenstemming zijn met behoeften aan   zekerheid en ontwikkeling van eigen medewerkers.•       Maatschappij: het geheel van sociale waarden en standaarden met betrekking tot het stroombeleid, gaat o.a. over arbeidsethos: men pas volwaardig lid is van de samenleving wanneer het betaald werk heeft.

Doorstroom:·       Van belang is: duurzame inzetbaarheid, employability·       Doel: ervoor zorgen dat iedereen langer, gezonder en productiever aan het werk blijft

Intern en extern managen:  Intern, het managen van:·       Kwalitatieve inzetbaarheid            ·       Functionele mobiliteit·       Geografische mobiliteit·       Kwantitatieve inzetbaarheid·       Opleidingsbereidheid·       Veranderingsbereidheid Extern, het managen van:·       Externe mobiliteit Randvoorwaarden bij inzet van doorstroominstrumenten:1.       Communiceren: Leidinggeven begint met communiceren, werkoverleg2.       Motiveren: Leidinggevenden motiveren medewerkers om:·       Te blijven werken voor de organisatie·       Goed te presteren

Behoeftenhiërarchie van Maslow 1.       Fysiologische behoeften – eten en drinken2.       Veiligheidsbehoeften – behoeften aan zekerheid3.       Sociale acceptatie – doel te worden opgenomen in gemeenschappen en genegehheid te verwerven.4.       Waarderingsbehoeften – verkrijgen van waardering van anderen en gevoel van eigenwaarde.5.       Zelfrealisatie – tot stand brengen van iets watbetekenis heeft naar eigen en andermands opvatting Twee elementen theorie van Herzberg:Herzberg verfijnde de voorgaande theorie van Maslow met het zogeheten motivatie/hygiëne-concept. Herzberg onderscheidt twee hoofdcategorieën:·       Motivatoren of satisfiers (werktevredenheid)·       Hygiënische factoren of disssatisfiers (werkontevredenheid) Empowerment: Je neemt de verantwoordelijkheid om jezelf te ontwikkelen. Als werknemer weet je zelf waarin je je ontwikkelen, eerder dan je leidinggevende. De verantwoordelijkheid komt vanuit de werknemer zelf en de werkgever moet ervoor zorgen dat hij dit stimuleert en faciliteert. (trainingen) Michigan model·       Het selecteren van de mensen die de het beste in staat zijn te presteren in een bepaalde functie of binnen de organisatie.·       Beoordelen van de prestatie van de werknemers om onder meer de belonging en ontwikkeling van de werknemer te bepalen. ·       Medewerkers motiveren/stimuleren door hun belonging (deels) te koppelen een prestatie.·       Stimuleren van ontwikkeling van de medewerkers om hen in staat te stellen nu en in de toekomst beter te presteren.  

Performance Management Cyclus·       Een methode om op systematische wijze de prestatie van de medewerkers te bepalen, te verbeteren, te beoordelen en te belonen. Vier fasen:

1.       Plannen: aan het begin van het kalenderjaar wordt een planningsgesprek gehouden, waarin leidinggevende en medewerker doelstellingen formuleren met betrekking tot te bereiken resultaten en competenties.

2.       Functioneren: belangen van organisatie en medewerker zo goed mogelijk op elkaar af stemmen.

3.       Beoordelen: gesprek van leidinggevende met medewerker over functioneren van medewerker in afgelopen jaar. Doel: evalueren en beoordeling in verband brengen met activiteiten die zijn gericht op ontwikkeling en beloning. 4.       Belonen. Effecten PM-cyclus:·       Meer helderheid in wederzijdse verwachtingen·       Meer transparantie in beoordelen en belonen·       Meer resultaatgericht (samen)werken Competenties·       De combinatie van kennis, vaardigheden, persoonskenmerken en motivatie die iemand nodig heeft voor een succesvolle uitoefening van een functie of taak, uit zich in het gedrag.

Competentiemanagement•       Het managen en beoordelen van de ontwikkeling van de competenties van je medewerkers

Twee benaderingen:·       Statische benadering: gaat vooral om bestaande resources volledig te benutten om op korte termijn concurrentievoordeel op te bouwen.·       Dynamische benadering: primair gericht op het opbouwen van concurrentievoordeel door voortdurend te werken aan uitbreiding van bestaande resources en door nieuwe resources aan te wenden.

Instrumenten Competentiemanagement·       Strategisch ontwikkelingsplan (SOP)·       Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)·       Management Development en van loopbaanontwikkeling·       Mobiliteit en employability·       Demotie en leeftijdsbewust personeelsbeleid Vitaliteits- en gezondheidsbeleid

1. Arbeidsomstandigheden

2. Ziekteverzuim en voorkoming ervan

3. Terugkeer naar het werk na ziekte

 Heeft een directe relatie met:•       Goed werkgeverschap: Employer Branding•       Goed ondernemerschap: Kosten door verzuim zo laag mogelijk houden

Relevante wetgeving•       Arbowet: veiligheid, gezondheid en welzijn•       WIA: wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, voorheen WAO•       Wet Verbetering Poortwachter: wet om de WIA-instroom omlaag te krijgen. D.m.v.:•       Verzuimdrempel omhoog•       Hersteldrempel omlaag•       Leidinggevende casemanager

Arbeidsomstandigheden:Arbo/Arbeidsomstandigheden is een verzamelnaam voor:·       Veiligheid             ·       Gezondheid·       Welzijn

ZiekteverzuimAfwezigheid werknemers om gezondheidsreden

Kosten:•       Loondoorbetaling zonder tegenprestatie•       Hogere belasting van het andere personeel (zelfde werk met minder mensen)•       Indirecte kosten: kennisvermindering, kwaliteitsverlies,  contact met klanten

Werkdruk en werkstress:·       Werkdruk: werkbelasting versus belastbaarheid·       Werbelasting: hoeveelheid werk·       Belastbaarheid: hoeveelheid werk die medewerker aan kan

Terugkeer naar het werk na verzuim•       (Gedeeltelijke) werkhervatting en re-integratie·       WIA•       Of: uitstroom?

Het nieuwe werkenHNW  is een combinatie van vier principes:

1. Tijd- en plaatsonafhankelijk werken

2. Sturen van medewerkers op resultaat

3. Vrij toegang tot en gebruik van kennis, ervaringen en ideeën

4. Flexibele arbeidsrelaties

 Twee dominante stromingen bestaan m.b.t. het nieuwe werken:·       Categorie 1: maakt rationele afweging dat HNW direct moet bijdragen aan een beter organisatieresultaat (eerst zien, dan geloven). ·       Categorie 2: werkt meer vanuit de overtuiging dat HNW bijdraagt aan een duurzame succesvolle organisatieontwikkeling (eerst geloven, dan zien).

De gevolgen voor de medewerkers:Andere competenties:1.       ICT-vaardigheden2.       Solist EN teamplayer3.       Medewerker is ondernemer in eigen organisatie4.       Leren om resultaatgericht te werken5.       Communiceren (ook niet face-to-face)6.       Concentreren en zelfsturend Vraagstukken of dilemma’s voor leidinggevenden:•       Hoe behouden we sociale cohesie binnen de afdeling?•       Hoe bewaken we een gezonde privé/werk-balans?•       Hoe vind je het evenwicht tussen loslaten en controleren?•       Hoe gaan we verantwoord om met ‘de nieuwe vrijheid’?•       Hoe gaan we om met individuele verschillen binnen de afdeling?•       Hoe borgen we dat iedereen verantwoord omgaat met vertrouwelijke informatie en het gebruik van social media? De gevolgen voor het managen van personeel / HRM: Leiderschapsontwikkeling: •       Mens staat centraal, niet het proces of de regels•       Van controleur naar inspirerend leider, coach en verbinder•       Focus op 95% van de medewerkers die ‘ervoor gaan’•       Ruimte voor innovatie/slimme ideeën vanaf de werkvloer•       Leren omgaan met nieuwe vrijheid•       Voorbeeldgedrag cruciaal•        Organisatieontwikkeling: •       Nieuwe organisatievormen / structuur / besturing•       Van regels naar kaders•       Kernwaarden

Werving en selectie: •       Sociale netwerken•       Nieuwe eisen aan medewerkers•       Gericht op generaties / leeftijdsfasen

Arbeidsvoorwaarden: •       Keuzevrijheid (ook werk- en reistijden)•       Aandacht in cao’s•       Nieuwe beloningsvormen: resultaatafhankelijk!•       Flexibele arbeidsrelaties en contracten

Gezondheidsmanagement: •       Arbo thuis•       Work/life-balans

Functioneren en beoordelen: •       Transparantie in (verwachte) performance•       Gesprekscyclus informeler en frequenter•       Globale rolbeschrijvingen•       Functies vervagen en worden breeder

Ontwikkelen van talenten: •       Gericht op brede inzetbaarheid•       Verantwoordelijk voor eigen ontwikkelpad •       Sterke link naar organisatieverbetering•       Horizontaal en verticaal in projecten en ‘communities’ Uitstroom:Drie factoren zijn hierbij van belang:1.       Hoeveelheid en aard van de werkzaamheden die in een organisatie moeten worden uitgevoerd (werkaanbod)•       Markt (vraag naar producten en diensten)•       Zelf gecreëerde (andere) behoefte aan personeel2.       Behoefte aan verandering en vernieuwing•       Veel nieuwe kennis nodig of niet3.       Aard van de functies•       Sleutelfuncties of routinefuncties, leidinggevenden of niet•       Mate van schaarste van competenties Uitstroom managen/sturen:•       Exitgesprek: redenen•       Maatregelen om uitstroom te verminderen•       Inhoud van het werk•       Beloning•       Opleiding•       Studiekostenbeding•       Loopbaanmogelijkheden•       Levensfasenbeleid•       Uitstroom is ook te stimuleren

Bedreigingen:1.       Kosten•       Daling in productiviteit•       Overnemen door anderen•       Zoeken vervanger(s)2.       Verlies van kennis en ervaring•       Vertrekker gaat naar concurrent•       Verdwijnen van ‘unieke’ kennis3.       Traditionele opvatting over arbeidsrelatie•       Lifetime employment4.       Gevoelig onderwerp•       Aanspreken op gedrag, dossieropbouw, vakorganisaties

Kansen:1.       Voor de organisatie:•       Ruimte om te sturen•       Impuls aan vernieuwing en innovatie•       Interne doorstroom•       Kosten drukken2.       Voor het individu:•       Betere baan•       Nieuwe leermogelijkheden•       Nieuwe uitdagingen3.       Voor achterblijvers:•       Doorstroommogelijkheden•       Leermogelijkheden•       Afnemende spanningen

Financiele consequenties:•       Doorbetaling salaris gedurende opzegtermijn•       Kosten verbonden aan outplacement•       Uitbetalen niet opgenomen vakantiedagen•       Ontslaguitkering•       Tegemoetkoming in gederfde pensioenrechten•       Kosten voor inhuur advocaat

Uitstroom redenen1.       Vrijwillig2.        Ziekte of arbeidsongeschiktheid3.        Pensioen4.        Onvrijwillig (niet door ziekte)

Gedwongen (onvrijwillig)•       Individueel of•       Collectief: >20 werknemers in drie maanden Vrijwillig•       Gewenst of ongewenst voor organisatie•       Ongewenst heeft nadelen: kennisverlies, kosten

Overwegingen organisatie:•       Strategisch: welke werkzaamheden doen we wel of niet (meer)?•       Bedrijfseconomisch karakter•       Wel-niet/zelf/anders•       Operationeel: welke medewerker zetten we wel of niet in•       Onvoldoende functioneren of verstoorde arbeidsverhoudingen

Overwegingen individu:•       Gerelateerd aan werk (inhoud)•       Gerelateerd aan persoonlijke situatie•       Conjunctuur•       Krappe of ruime arbeidsmarkt

Bij collectief ontslag:1.       Afspiegelingsbeginsel2.       Ontslagvergoeding: transitievergoeding3.       Sociaal Plan

Afspiegelingsbeginsel: 1.       De werknemers die je wilt ontslaan verdeel je in groepen met uitwisselbare functies:2.       Die verdeel je in vijf leeftijdsgroepen3.       Ontslagen zodanig dat voor en na de ontslagen de leeftijdsopbouw per groep verhoudingsgewijs ongeveer gelijk blijft (afspiegeling gelijk)4.       Per leeftijdscategorie LIFO

Sociaal plan: collectieve regeling met maatregelen die de nadelige gevolgen van ontslag voor het personeel moeten verzachten

Managen van ‘survivorsyndroom’ door:•       Zorgvuldig omgaan met vertrekkers•       Communiceren, uitleggen•       Verwerkingstijd gunnen•       Luisteren en steun bieden•       Visie en structuur bieden

*Bron: HRM voor managers*Auteur: F. Manders, P. Biemans*ISBN 9789462360327

Bedrijfseconomie

Kosten:

· Vast: als de kosten niet veranderen bij een stijging van de productieomvang

· Variabel: kosten die veranderen bij een stijging van de productieomvang

 Kostprijs: c/n + v/w Bij de normale productie is het onderscheid tussen vast en variabel niet van belang

· Directe kosten: dat wat een direct/oorzakelijk verband heeft met het product, bijvoorbeeld het hout voor een stoel

· Indirecte kosten: dat wat niet direct verband heeft met het product, bijvoorbeeld risicokosten van de opslag van het hout van een stoel

 Bij homogene productie is het onderscheid tussen direct en indirect niet van belang. Equivalentiecijfermethode:

· Toerekening van kosten op basis van een bepaalde verhouding

· Een methode om de kostprijs te berekenen van producten die productietechnisch veel op elkaar lijken.

 Directe en indirecte kosten mbv een opslagpercentage toerekenen aan het product

· Enkelvoudig (primitief):

· Alle indirecte kosten worden mbv 1 opslagpercentage opgenomen in de kostprijs

 (Indirecte kosten/Directe kosten)*100% 

· Meervoudig (verfijnd):

Alle indirecte kosten worden mbv meerdere opslagpercentages opgenomen in de kostprijs (Indir.materiaal kosten / Directe materiaal kosten)*100%(Indir. Loon kosten / Directe loonkosten)*100%(Indir. Overige kosten / Directe kosten)*100% Kostenverdeelstaat

1. Creëren van kostenplaatsen

2. Bepalen van de indirecte kosten die horen bij de kostenplaatsen (= eerstverdeelde kosten)

3. Maken van de keuze van systematiek van doorberekening:Directe methodeStep-down methode (indirecte methode)Reciprocal methode

4. Selecteren van verdeelsleutels per hulpkostenplaats

5. Toerekenen van de indirecte kosten aan de hoofdkostenplaats en kostendragers

*Bron: Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties*Auteur: A. Heezen* ISBN: 978-90-01-80949-2

Kennisportfolio H4

Bedrijfseconomie

Beschrijving:

Verschillen in kasstroomoverzichten

Te gebruiken voor:

Binnen welke categorie valt deze kasstroomuitgave of ontvangst?

1. Operationele kasstroom

De operationele kasstroom toont in hoeverre een onderneming de winst over de afgelopen periode in liquide middelen heeft kunnen omzetten, inclusief afschrijvingen en veranderingen in waarde van de vlottende activa en korte-termijnschulden.

2. Investeringskasstroom

Investeringen in machines en andere duurzame activa voor het volle bedrag van de aanschaf. Ook investeringen in de vorm van overnames van andere bedrijven of delen ervan vallen hieronder. De uitgaven voor investeringen zijn voor de kasstroom

negatieve bedragen

Er gaat immers geld het bedrijf uit. 3. Financieringskasstroom

 

Dit beschrijft de manier waarop aan de kapitaalsbehoefte van een bedrijf is voldaan in de loop van het boekjaar. Een emissie van aandelen zorgt voor een geldstroom de onderneming in. Hetzelfde geldt voor het aantrekken van geld door middel van obligaties. Een negatieve financiering: er gaat geld de onderneming uit. Hetzelfde geldt voor aankoop van aandelen. Het aflossen van een langlopende lening is een negatieve geldstroom. Betaling van dividenden wordt gezien als een vorm van

Auteur:

Monique van de Ven

Vakgebied :

Bedrijfseconomie

Beschrijving:

Verschillen in budget verkoopproces

Te gebruiken voor:

Welke verschillen doen zich voor in het verkoopproces en wie kan ik aan de hand van deze verschillen een bonus geven?

Engels 

Beschrijving:

Het maken van een samenvatting

Te gebruiken voor:

Wat moet ik opnemen binnen een samenvatting en hoe is de samenvatting opgebouwd?

Auteur:

Sue Cook

Vakgebied :

Engels

Beschrijving:

Report Writing

Te gebruiken voor:

Hoe kan ik een grafiek beschrijven?

Internationale Marketing

Beschrijving:

Stappenplan exporteren

Te gebruiken voor:

Welke stappen moet een onderneming nemen om een concreet exportplan te kunnen maken?

Auteur:

Roland van Dalen

Vakgebied :

Internationale Marketing

Beschrijving:

Typen of internationalisatie, Perlmutter

Te gebruiken voor:

Hoe staat een bedrijf tegenover internationaal zaken doen?

 

Auteur:

Roland van Dalen

Landenanalyse

Beschrijving:

Het filtermodel

Te gebruiken voor:

De aantrekkelijkheid van een land bepalen aan de hand van het filtermodel en wegingen die aan bepaalde aspecten worden toegekend. Degene met de laagste score is het beste.

Auteur:

Koen van de Sande

Vakgebied :

Landenanalyse

Beschrijving:

Exp

ortrisico’s

Te gebruiken voor:

Welke risico’s kunnen om de hoek komen bij het exporteren naar een bepaald

land? 1.

 

Recht

Auteur:

Niels Willemsen

Vakgebied :

Recht

Beschrijving:

Instrumenten in het recht

Te gebruiken voor:

Welk instrument is een goede oplossing voor het probleem?

Art. 288 EUW

1. Verordening

2. Richtlijn

3. Beschikking/Besluit

4. Aanbeveling/Adviezen